1. Checklist Kwaliteit Digitale Opdracht
Beoordelingscriteria Score (0/1) Score (0/1)
Opdracht 1 Opdracht 2
Rembrandt Geschiedenis
voor kinderen
Autonomie
1. Er is keuze binnen de leertaak op gebied van inhoud
2. Er is keuze binnen de leertaak op gebied van informatieverwerving (bronnen)
3. Er is keuze binnen de leertaak op gebied van verwerking
4. Er wordt een zinvolle uitleg gegeven over het nut van de opdracht
5. Het taalgebruik is niet-directief
Structuur
1. Het is duidelijk aan welke leerdoelen wordt gewerkt
2. Er is duidelijk aangegeven wat er van de leerlingen wordt verwacht en waarop ze
beoordeeld worden
3. De leerlingen kunnen gebruik maken van een stappenplan, of de stappen zijn
aangegeven
4. Het is voor leerlingen bekend hoe lang ze aan de opdracht kunnen werken
5. Het is voor leerlingen duidelijk dat als ze er zelf niet meer uitkomen ze om hulp
kunnen vragen
Totaal autonomie
Totaal structuur
Totaal autonomie en structuur
0 = niet aanwezig
1 = aanwezig
Ruimte voor
opmerkingen
Opdracht 1:
Ruimte voor
opmerkingen
Opdracht 2:
2. Extra informatie bij de checklist
Uitleg Wat zie je in de opdracht?
Autonomie
1. Leerlingen mogen zelf kiezen voor een bepaald onderwerp of uit een ‘Je kunt kiezen uit verschillende
aantal voorbeelden. voorbeelden’
2. Leerlingen mogen (uit aanbevolen bronnen) zelf kiezen welke bronnen ‘Je kunt kiezen uit verschillende/
ze gebruiken. de volgende bronnen’
3. Leerlingen mogen zelf kiezen hoe zij de opdracht verwerken, ‘Je mag de opdracht verwerken in
bijvoorbeeld een presentatie of verslag maken. Powerpoint of in Word’
4. In de opdracht staat beschreven waarom de opdracht zinvol is. ‘Hierdoor leer je.../ kun je…’
5. Er worden niet-directieve termen gebruikt zoals ‘je mag’ en ‘je kunt’. ‘Je mag deze opdracht maken’
‘Je kunt hierbij gebruik maken van’
Structuur
1. Doelen worden genoemd. ‘Na het maken van deze opdracht
kun je..’
‘Het doel is…’
‘De bedoeling is..’
2. Verwachtingen worden kenbaar gemaakt. Ook wordt benoemd waarop ‘Je gaat zo … maken’
beoordeeld of naar gekeken wordt. ‘ Er wordt gelet op …’
‘ Je krijgt een waardering voor ‘
3. Stappenplan wat aangeeft welke stappen doorlopen kunnen worden om ‘Je kunt hierbij de volgende
de taak tot een succesvol einde te brengen. De tussenliggende stappen stappen gebruiken’
naar het einddoel worden aangegeven. ‘Stap 1’ ‘Als eerste kun je…’
4. De tijd die leerlingen krijgen om aan de opdracht te werken is bekend. ‘Je hebt hiervoor 20 minuten’
Logo voor tijdsaanduiding
5. Beschreven dat wanneer leerlingen hulp nodig hebben ze bij de ‘Voor extra informatie kun je
leerkracht, bij elkaar of bij een andere hulpbron terecht kunnen. terecht bij…’ ‘Je kunt de leerkracht
om hulp vragen’.