SlideShare a Scribd company logo
Vragende voornaamwoorden
Vragende voornaamwoorden zijn in het Nederlands de W-
woorden waarmee je een vraag kan beginnen. In het
Engels beginnen ze ook bijna allemaal met een W...

Who (zeg /hoe/)            Wie
What                       Wat
Which                      Welke
Where                      Waar
Why                        Waarom
When                       Wanneer
How (zeg /hauw/)           Hoe

De woordjes who en how zijn lastig uit elkaar te houden.
Tip: kijk naar de eerste letter in het Nederlands, die is
hetzelfde als in het Engels
What en which
Ook what en which worden makkelijk door elkaar gehaald,
  maar er zijn duidelijke regels wanneer je wat moet
  gebruiken:

What:       als er een onbeperkte keuze is, je kan dus
            van alles antwoorden.
            What is your favourite colour?
            What is your name?

Which:      als er een beperkte keuze is. In dit soort
            zinnen zie je vaak het woordje or.
            Which colour do you like better, red or green?
            Which is the best car, BMW or Mercedes?
Show that you know
Begin deze vragen telkens met een ander vragend
    voornaamwoord.

1.   _____ is your name?
2.   _____ are you not at school?
3.   _____ is my mobile phone?
4.   _____ old are you?
5.   _____ wants to play football with me?
6.   _____ are we going to London?
7.   _____ colour do you like?
8.   _____ vegetables do you like best, spinach or broccoli?
Answers
1.   What
2.   Why
3.   Where
4.   How
5.   Who
6.   When
7.   What
8.   Which

More Related Content

More from missie_maes

Vragen maken h4
Vragen maken h4Vragen maken h4
Vragen maken h4
missie_maes
 
Present continuous voor toekomst
Present continuous voor toekomstPresent continuous voor toekomst
Present continuous voor toekomstmissie_maes
 
Oefening past continuous
Oefening past continuousOefening past continuous
Oefening past continuous
missie_maes
 
Past continuous
Past continuousPast continuous
Past continuous
missie_maes
 
Lidwoorden
LidwoordenLidwoorden
Lidwoorden
missie_maes
 
Extra oefening met aangeplakte vragen
Extra oefening met aangeplakte vragenExtra oefening met aangeplakte vragen
Extra oefening met aangeplakte vragen
missie_maes
 
Voorzetsels van tijd
Voorzetsels van tijdVoorzetsels van tijd
Voorzetsels van tijdmissie_maes
 
Aangeplakte vragen
Aangeplakte vragenAangeplakte vragen
Aangeplakte vragen
missie_maes
 
Future
FutureFuture
Future
missie_maes
 
Telwoorden
TelwoordenTelwoorden
Telwoorden
missie_maes
 
Alphabet days-months-the clock
Alphabet days-months-the clockAlphabet days-months-the clock
Alphabet days-months-the clock
missie_maes
 
Wanneer gebruik je the
Wanneer gebruik je theWanneer gebruik je the
Wanneer gebruik je the
missie_maes
 
One
OneOne
Wanneer gebruik je the
Wanneer gebruik je theWanneer gebruik je the
Wanneer gebruik je themissie_maes
 
S om bezit aan te geven
S om bezit aan te gevenS om bezit aan te geven
S om bezit aan te gevenmissie_maes
 
Ontkenningen met to have got
Ontkenningen met to have gotOntkenningen met to have got
Ontkenningen met to have got
missie_maes
 
Vragen maken met to be en can
Vragen maken met to be en canVragen maken met to be en can
Vragen maken met to be en can
missie_maes
 
Shouldmust
ShouldmustShouldmust
Shouldmust
missie_maes
 
Ontkenningen maken in de verleden tijd
Ontkenningen maken in de verleden tijdOntkenningen maken in de verleden tijd
Ontkenningen maken in de verleden tijd
missie_maes
 

More from missie_maes (20)

Vragen maken h4
Vragen maken h4Vragen maken h4
Vragen maken h4
 
Present continuous voor toekomst
Present continuous voor toekomstPresent continuous voor toekomst
Present continuous voor toekomst
 
Oefening past continuous
Oefening past continuousOefening past continuous
Oefening past continuous
 
Past continuous
Past continuousPast continuous
Past continuous
 
Lidwoorden
LidwoordenLidwoorden
Lidwoorden
 
Extra oefening met aangeplakte vragen
Extra oefening met aangeplakte vragenExtra oefening met aangeplakte vragen
Extra oefening met aangeplakte vragen
 
Voorzetsels van tijd
Voorzetsels van tijdVoorzetsels van tijd
Voorzetsels van tijd
 
Aangeplakte vragen
Aangeplakte vragenAangeplakte vragen
Aangeplakte vragen
 
Future
FutureFuture
Future
 
Telwoorden
TelwoordenTelwoorden
Telwoorden
 
Alphabet days-months-the clock
Alphabet days-months-the clockAlphabet days-months-the clock
Alphabet days-months-the clock
 
Wanneer gebruik je the
Wanneer gebruik je theWanneer gebruik je the
Wanneer gebruik je the
 
One
OneOne
One
 
Wanneer gebruik je the
Wanneer gebruik je theWanneer gebruik je the
Wanneer gebruik je the
 
One
OneOne
One
 
S om bezit aan te geven
S om bezit aan te gevenS om bezit aan te geven
S om bezit aan te geven
 
Ontkenningen met to have got
Ontkenningen met to have gotOntkenningen met to have got
Ontkenningen met to have got
 
Vragen maken met to be en can
Vragen maken met to be en canVragen maken met to be en can
Vragen maken met to be en can
 
Shouldmust
ShouldmustShouldmust
Shouldmust
 
Ontkenningen maken in de verleden tijd
Ontkenningen maken in de verleden tijdOntkenningen maken in de verleden tijd
Ontkenningen maken in de verleden tijd
 

Vragende voornaamwoorden

  • 1. Vragende voornaamwoorden Vragende voornaamwoorden zijn in het Nederlands de W- woorden waarmee je een vraag kan beginnen. In het Engels beginnen ze ook bijna allemaal met een W... Who (zeg /hoe/) Wie What Wat Which Welke Where Waar Why Waarom When Wanneer How (zeg /hauw/) Hoe De woordjes who en how zijn lastig uit elkaar te houden. Tip: kijk naar de eerste letter in het Nederlands, die is hetzelfde als in het Engels
  • 2. What en which Ook what en which worden makkelijk door elkaar gehaald, maar er zijn duidelijke regels wanneer je wat moet gebruiken: What: als er een onbeperkte keuze is, je kan dus van alles antwoorden. What is your favourite colour? What is your name? Which: als er een beperkte keuze is. In dit soort zinnen zie je vaak het woordje or. Which colour do you like better, red or green? Which is the best car, BMW or Mercedes?
  • 3. Show that you know Begin deze vragen telkens met een ander vragend voornaamwoord. 1. _____ is your name? 2. _____ are you not at school? 3. _____ is my mobile phone? 4. _____ old are you? 5. _____ wants to play football with me? 6. _____ are we going to London? 7. _____ colour do you like? 8. _____ vegetables do you like best, spinach or broccoli?
  • 4. Answers 1. What 2. Why 3. Where 4. How 5. Who 6. When 7. What 8. Which