2. Door een tikje op de deur van mijn
slaapkamer word ik gewekt uit mijn lichte
slaap. Ik kreun.
“Lynn? Mag ik binnenkomen?”
Ik trek de deken van mijn hoofd af en
antwoord niet, wetend dat Dagmar toch
wel binnenkomt. Fel licht stroomt door de
ramen mijn kamer binnen, de dag is
alweer een poosje aan de gang.
3. Dagmar opent voorzichtig de deur en
komt binnen. “Zou je zo niet eens uit bed
komen, Lynn? Het is al bijna half één.”
Ik haal mijn schouders op. De behoefte
om uit mijn bed te komen heb ik namelijk
totaal niet. Het is zaterdag, een van de
weinige dagen dat ik in bed kan blijven
liggen, dus van die mogelijkheid neem ik
het liefst volop gebruik. Zin om iets anders
te doen dan slapen heb ik toch niet.
4. Ik draai me om, en hoor Dagmar achter
me zuchten. Na een paar seconden hoor ik
de deur sluiten, wat betekent dat ik weer
alleen ben met mijn gedachten. Ik voel
een steekje van schuld in mijn buik. Het is
niet makkelijk voor Dagmar om zowel voor
Mariska als voor mij te zorgen. Voor
Mariska weer bij ons woonde was ik al
niet erg vrolijk, maar het is er alleen maar
erger op geworden, en dat doet Dagmar
pijn.
5. Ze denkt dat het haar schuld is, omdat
Mariska nu weer bij ons woont. Dat mijn
somberheid daardoor komt. Maar dat is
natuurlijk niet zo. Nu het uit is met Danny
en ik Tirza niet meer spreek kan het me
echt niets schelen waar Mariska zich
bevindt, al is het in de kamer naast me,
zoals nu. En het is niet alsof ik veel last van
haar heb. Integendeel, ze zegt amper nog
een woord.
6. Sinds ze weer bij ons woont komt ze haar
kamer niet meer uit. Dagmar brengt haar
haar eten, en haalt het vuile servies weer
op. De enige keren dat ik haar
slaapkamerdeur hoor, is als ze naar de
badkamer gaat, verder niet. Ze weet nog
steeds niet wat ze met de baby wil doen,
volgens Dagmar, die er naar gevraagd
heeft. Het enige wat ze doet is rouwen om
Alexander en slapen, heel veel slapen.
7. Dagmar maakt zich zorgen om haar, en
natuurlijk ook om de baby. Ze wil Mariska
meenemen naar het ziekenhuis, om haar
te laten onderzoeken, maar dat is haar tot
nu toe nog niet gelukt. En dan heeft ze
ook nog haar depressieve nichtje als een
zombie door het huis lopen. Nee, Dagmar
heeft het niet makkelijk.
8. Ik zucht. Me schuldig voelen kan er ook
nog wel even bij. Ondanks mijn
voornemen om niet te gaan zwelgen in
zelfmedelijden, ben ik dat toch gaan doen.
Daarom draai ik me nu ook weer om en
sluit ik mijn ogen. Slapen, dat is de enige
remedie tegen alle ellende.
~*~
9. Helaas eindigt elk weekend wel een keer,
en op maandagochtend moet ik me
alweer vroeg mijn bed uit slepen. Elke dag
kost het me meer moeite, maar tot nu toe
is het me elke keer gelukt. Op de
automatische piloot kleed ik me aan en
pak ik mijn spullen in, en met een broodje
pindakaas in mijn hand loop ik naar de
bushalte. Onderweg gooi ik het broodje in
de bosjes. Honger heb ik niet.
10. Op school spreekt niemand me al meer
aan, en ook de leraren hebben het
ondertussen opgegeven om mij bij hun
lessen te betrekken. Tirza zit nog wel
naast me, maar praten doen we niet. De
dag lijkt eindeloos lang te duren, maar
uiteindelijk gaat dan toch de laatste bel,
en haast ik me naar de bushalte om de
bus te halen. Als ik thuis kom staat
Dagmars auto niet op zijn vaste plek.
Verbaasd loop ik naar binnen. Ik kan me
niet herinneren dat Dagmar me heeft
verteld dat ze vanmiddag weg zou gaan.
11. Eenmaal binnen zie ik dat Dagmar op de
bank ligt te slapen. Hè? Waarom is haar
auto dan weg? Zou Mariska haar kamer
uit zijn gekomen? Dat lijkt me niet erg
waarschijnlijk, maar het zou natuurlijk
best kunnen. Even blijf ik twijfelend staan,
maar dan wint mijn nieuwsgierigheid het,
en loop ik de trap op naar boven.
12. Ik klop op de deur van de logeerkamer,
maar krijg geen gehoor. Na nog een keer
kloppen zonder antwoord open ik de deur
voorzichtig. De kamer is leeg, Mariska is
nergens te bekennen. Ik check de
badkamer – ook leeg. Waar zou ze dan
heen zijn? Iets zegt me dat dit niets goeds
kan betekenen, en ik loop weer naar
beneden.
13. “Dagmar,” zeg ik zachtjes als ik de trap af
stap. Ik loop om de bank heen en raak
Dagmar voorzichtig op haar schouder aan.
“Dagmar, wakker worden.”
“Huh?” Dagmar schrikt op en kijkt me
slaperig aan. “Wat is er?”
“Mariska is weg,” zeg ik.
Dagmar komt overeind. “Wát zeg je?”
14. Ik plof naast Dagmar neer op de bank. “Je
auto is weg, en ze is niet op haar kamer of
in de badkamer. Dus ze is weg. En ik heb
er geen goed gevoel over.”
“Nee, ik ook niet…” zegt Dagmar, en ze
heeft een ongeruste blik op haar gezicht.
“Waar kan ze in ’s hemelsnaam zijn?”
vraag ik.
15. Dagmar denkt even na, maar dan worden
haar ogen groot. “De abortuskliniek!”
“Wát?” zegt ik verbaasd.
“Ze had het vanochtend over een abortus.
Ze zat voor zich uit te staren op het bed en
zei dat ze een abortus wilde. Dat
Alexander haar het nooit zou vergeven als
ze het kindje zou laten komen.”
“Wat een onzin!” roep ik uit.
16. Dagmar knikt. “Ik dacht dat ze weer
gewoon wat riep, zoals ze de hele tijd
doet, maar kennelijk niet. Ik durf er heel
wat om te verwedden dat ze nu in het
ziekenhuis is.”
“Jeetje,” zeg ik met een zucht.
“We moeten er heen, Lynn, we kunnen
haar niet zo maar een abortus laten
plegen.”
“Ik denk niet dat ze haar dat zomaar laten
doen,” zeg ik.
17. “Misschien niet, maar ze is ook in geen
staat om naar huis te rijden, zeker niet als
ze haar die abortus weigeren.” Dagmar
staat op. “Ga je mee?” vraagt ze, en ze
kijkt me smekend aan.
Ik zucht. “Oké. Maar hoe gaan we? Want
Mariska heeft jouw auto meegenomen, en
die van haar staat bij het appartement.”
Een week geleden heeft Dagmar hem daar
naar terug gebracht, omdat hij bij ons niet
op een parkeerplek stond, en Mariska dus
een boete zou kunnen krijgen.
18. “Met de bus dan maar,” zegt Dagmar en
ze kijkt op haar horloge. “Kom gauw, dan
kunnen we de bus van half vier nog
halen.”
Ik zucht nog een keer en loop achter
Dagmar aan de deur uit. Op een drafje
komen we bij de bushalte aan, waar de
bus net aan komt. We stappen in, en de
bus rijdt weg. De hele reis zit Dagmar
ongeduldig met haar vingers te spelen.
19. Als we eindelijk bij het ziekenhuis zijn,
sleurt Dagmar me mee naar binnen,
richting de balie. Ik herken de
receptioniste van de tijd dat Mariska hier
lag. Ze heeft nog steeds hetzelfde irritante
glimlachje op haar gezicht.
“Waar zit de abortuskliniek?” vraagt
Dagmar buiten adem.
“Op de derde etage, in de westelijke
vleugel,” antwoordt de receptioniste.
20. Dagmar rent al naar de liften, en ik wil
achter haar aan rennen als ik Tirza zie
zitten op een van de bankjes in de hal. Ze
kijkt Dagmar verbaasd na. Ik blijf stokstijf
staan als ze me aankijkt. Moet ik naar haar
toe gaan? Ik voel een enorme drang om
dat wel te doen, en dus loop ik langzaam
op haar af.
21. “Hoi,” zeg ik ongemakkelijk als ik bij het
bankje tot stilstand kom.
“Hee,” antwoordt Tirza. “Wat is er aan de
hand?” voegt ze er ongerust aan toe.
Ik twijfel. “Lang verhaal.”
“O,” zegt Tirza teleurgesteld en ze kijkt
weg.
22. Even ben ik verbaasd, maar dan snap ik
dat ze denkt dat ik haar weer wil
buitensluiten. Ik voel dat mijn hart een
sprongetje maakt. Ik wil helemaal niet dat
ze dat denkt. Ik wil haar helemaal niet
meer buitensluiten. Ik heb er schoon
genoeg van.
“Waarom ben jij hier?” vraag ik, terwijl ik
naast Tirza op het bankje ga zitten.
23. Ze kijkt me verbaasd aan. “Wil je dat echt
weten?”
Ik knik. “Ja.”
“Oké.” Tirza is even stil, en ik voel haar
ogen op mijn gezicht terwijl ze me
bestudeerd. “Mijn broertje heeft z’n been
gebroken met voetballen. Mijn ouders zijn
nog met hem bij orthopedie, hij moest z’n
been in het gips hebben.”
24. “Tjonge. Dat zal hij vast niet leuk vinden,”
zeg ik. “Nu kan hij zaterdag niet mee
doen.”
Tirza lacht, een geluid waar ik gelijk een
beetje van opfleur. “Nee joh, hij vindt het
geweldig! Hij praatte net al over wie er
allemaal op z’n gips mogen tekenen. Ik
kon het gewoon even niet meer aanhoren,
daarom ben ik hier gaan zitten.”
Ik lach ook, en ik ben er zelf verbaasd
over. Ik heb al in geen dagen meer
gelachen.
25. Dan ben ik ineens weer serieus. “Het spijt
me zo, Tirza,” zeg ik, en mijn stem begint
te trillen. “Ik – ik weet niet wat ik moet
zeggen. Ik had je niet zo buiten moeten
sluiten. Maar… Ik zag jou gelukkig zijn met
Martijn, en met je familie en ik kon het
gewoon niet meer aan. Ik was zo jaloers,
en daardoor haatte ik mezelf. Het deed
gewoon zo’n pijn.” Ik haal even diep
adem. “Maar nu zie ik in dat het stom was.
Denk je dat we het weer goed kunnen
maken?”
26. Tirza kijkt me aan, en ik zie bij haar ook
tranen in haar ooghoeken glinsteren.
“Ik snap het als je het niet wilt,” zeg ik, en
ik kijk weer weg. “Ik ben echt een trut
geweest.”
Tirza schudt haar hoofd. “Natuurlijk niet.
Je had het gewoon moeilijk. Ik kan me
echt niet voorstellen wat ik gedaan had als
ik jou was geweest. Natuurlijk wil ik het
goedmaken, gek wijf.”
27. Ik glimlach door mijn tranen heen. “Oké.
Het spijt me echt, Tirza. Ik had ze gewoon
allemaal even niet meer op een rijtje denk
ik.”
Tirza lacht. “Is dat ooit anders geweest?”
“Pfft.” Ik geeft Tirza lachend een stomp
tegen haar schouder.
“Maar even serieus,” zegt Tirza dan. “Wat
is er aan de hand? Waarom ben je hier en
waarom rende Dagmar zo snel naar de
liften?”
28. “Zoals ik al zei, dat is een lang verhaal,”
zeg.
“Ik heb alle tijd,” antwoordt Tirza, en haar
gezicht zie ik dat ze het meent.
“Oké. Maar hou je vast, hoor, je zult denk
ik wel schrikken,” zeg ik. Dan haal ik diep
adem en vertel ik Tirza alles wat er de
afgelopen tijd is gebeurd. Van het
moment dat ik besloot om haar buiten te
sluiten tot nu, hier in het ziekenhuis.
29. Als ik klaar ben met mijn verhaal knippert
Tirza even met haar ogen. “Wow,” zegt ze
dan.
Ik knik. “Zeg dat wel.”
“Zwanger? Serieus? Van Robert? God, wat
erg voor je,” zegt Tirza.
Ik voel iets warms binnenin me. Dit heb ik
gemist. Tirza, die alleen maar denkt aan
hoe ik me eronder voel, en alleen mij
troost. Ik ben blij dat ik haar weer terug
heb.
30. Op dat moment hoor ik Dagmars stem, en
ik kijk op. Samen met Mariska loopt ze
naar ons toe. Tirza en ik staan tegelijk op.
Dagmar kijkt even verbaasd naar Tirza,
maar ze heeft geen tijd om te vragen wat
Tirza hier doet.
“Wat is er gebeurd?” vraag ik. Ik kijk
Mariska even aan, maar die staart alleen
maar voor zich uit.
31. “Ze wilde inderdaad een abortus plegen,
maar zoals jij al verwachtte lieten ze dat
niet toe. De procedure is dat ze je eerst
weer naar huis sturen voor een paar
dagen bedenktijd, en sowieso wilden ze
Mariska in deze staat niet behandelen. Ze
hebben wel een baarmoederonderzoek
gedaan.”
Ik knik. “Oké. En nu?”
32. “Nu gaan we naar huis, en gaan we eens
goed praten over hoe het nu verder moet.
Zo kan het niet langer, dat zei de dokter
ook.”
Ik knik weer. “Ja. Dat snap ik.”
“Zullen we dan maar gaan?” vraagt
Dagmar. “Leuk om je even te zien
trouwens, Tirza, al is het onder deze
omstandigheden,” voegt ze er aan toe.
33. Tirza knikt, nog steeds verbijsterd over
alles wat ze net gehoord heeft.
“Nou, ik moet er weer vandoor, geloof ik.
Zie ik je morgen op school?” vraag ik
hoopvol.
“Natuurlijk,” antwoordt Tirza, en ze slaat
haar armen om me heen.
Ik glimlach als ze me weer los laat. “Ik ben
blij dat alles weer goed tussen ons is.”
“Ik ook,” zegt Tirza.
Daarna loop ik met Dagmar en Mariska
naar de parkeerplaats, en rijden we in
stilte terug naar huis.
34. De volgende dag kom ik redelijk vrolijk
terug uit school. Nu alles weer goed is
tussen Tirza en mij voel ik me al een stuk
beter. Natuurlijk is nog niet alles goed, ik
mis Danny nog enorm, en thuis is alles ook
nog een puinhoop, maar dat ik er weer
met mijn beste vriendin over kan praten
helpt een hoop. Als ik het huis binnen kom
zie ik Dagmar en Mariska allebei op de
bank zitten.
35. Dagmar kijkt op als ze me hoort. “Hee,”
zegt ze. “We hebben nieuws.”
“Nieuws?” vraag ik, en ik loop om de bank
heen. “Zijn de uitslagen van het onderzoek
binnen gekomen?”
Dagmar knikt. “Ja.” Ze kijkt even naar
Mariska. “Zeg jij het of zeg ik het?”
“Zeg jij het maar,” antwoordt Mariska
zachtjes.
Ik kijk van de een naar de ander. “Wat is
er aan de hand? Is het zo erg?”
36. “De dokter zei dat Mariska door het auto-
ongeluk schade aan haar baarmoeder
heeft opgelopen, iets wat ze toen niet
hebben onderzocht. Ze kan zwanger
worden – zoals nu wel is bewezen – maar
ze kan de baby niet negen maanden lang
dragen. De baby zou dat niet overleven,
en voor haarzelf zou dat ook erg gevaarlijk
zijn,” vertelt Dagmar.
37. “Wow,” zeg ik. “Dan wordt het zeker
weggehaald?”
Dagmar knikt. “Dat is de enige
mogelijkheid.”
Ik kijk naar Mariska, maar ik kan geen
verandering aan haar zien. Nog steeds de
emotieloze zombie die ze nu al is sinds ze
hier woont. Zou ze de uitslag van het
onderzoek erg vinden? Vast niet, nu krijgt
ze haar abortus tenminste.
38. “Wanneer gaat het gebeuren?” vraag ik.
“Morgenochtend om elf uur.”
Ik knik. “Oké. Wow. Dat is al best snel.”
Dagmar knikt en daarna is het even stil.
“Ik ga naar boven,” zeg ik dan, en zonder
nog iets te zeggen loop ik de trap op.
39. Op mijn kamer ga ik met opgetrokken
benen op mijn bed zitten. Een abortus,
dus. Ik krijg geen broertje of zusje. Ik zal
niet de zus van het nichtje van Danny
worden. Na die gedachten voel ik me
enorm schuldig, want ik besef me dat ik de
uitslag van het onderzoek absoluut niet
erg vind. Integendeel, ik ben er blij om.
Wat voor vreselijk mens ben je dan? Ik
laat me achterover op mijn bed vallen en
sluit mijn ogen. Wat een gedoe.