4. Keuze
• Wie heeft er al een keuze gemaakt voor een
onderwerp?
– Waarom wel/niet?
– Wat heb je nodig om een goede keuze te kunnen
maken?
– Wat ze je kunnen hinderen?
6. Wat is de DSM?
• 19e eeuw opkomst wetenschappelijk
onderzoek in de geneeskunde
• Later ook opstellen systematische indelingen
psychische stoornissen
• Jaren ’50
– Iedere onderzoeker eigen invulling diagnostische
termen
– Vergelijkingen van uitkomsten van onderzoek
bemoeilijkt
– In het ene land slaat een behandeling aan, in andere
landen niet
– Roep om orde in de chaos te scheppen
7. DSM
• 1952: DSM-I
– Mn biologische insteek
– Classificatiesysteem van psychische aandoeningen
– Doel = onderlinge vergelijking van groepen patiënten
mogelijk te maken door duidelijke defnities waaraan
iemand moet voldoen om in een bepaalde groep te
vallen.
• Jaren ‘60-’70
– Kritiek op lage onderlinge betrouwbaarheid van
diagnoses en te strikte afbakening tussen ‘normaal
en abnormaal’.
• Gaandeweg de jaren verdere verbetering en
verfijning
8. Classificeren
• Ordenen van menselijk gedrag, ervaringen,
belevingen en eigenschappen
• Indeling maakt verschil tussen symptomen en
syndromen
9. Soorten classificeren
1. Categoriaal vs. Dimensioneel
2. Monothetisch vs. Polythetisch
3. Symptomen vs pathogene
mechanismen
4. Nevenschikkende vs. hiërarchisch
12. Soorten classificaties
monothetisch
Leden van een klasse hebben één (of meer)
kenmerken met elkaar gemeen.
Bijvoorbeeld: Mensen die in deze klas zitten
Kenmerken:
1.Mensen met een studentennummer van Saxion
2.Langer dan 1 jaar studeren
3.Minder dan 99 jaar oud
4.Niets beters te doen
13. Soorten classificaties
polythetisch
Leden van een klasse hebben zo veel mogelijk
kenmerken gemeen maar hoeven niet noodzakelijk
een specifiek kenmerk te delen
Bijvoorbeeld: Docenten van Saxion
Kenmerken:
1. Mensen met een werkcontract van Saxion
2. Mensen met een afgeronde HBO of WO opleiding
3. Mensen ouder dan 20 jaar
4. Mensen die geen betere baan hebben gevonden
14. Soorten classificatie
Op basis van symptomen:
Psychische stoornissen kan men beschrijven
in termen van symptomen die aan de
buitenkant waarneembaar zijn of die een
cliënt zelf aangeeft = manier van
beschrijvende (descriptieve) classificatie.
15. Soorten classificatie
Op basis van pathogene mechanismen:
• De indeling op basis van ziekmakende
(pathogene) mechanismen houdt in dat
psychische stoornissen ingedeeld worden
op grond van de processen die de
symptomen veroorzaken (biologisch,
psychologisch of sociale processen)
16. Hiërarchisch
• Systemen waarin sommige klassen een
hogere rang hebben dan anderen klassen
Nevenschikkend
• Systemen waarin alle klassen hebben
dezelfde rang
17. Nevenschikkend vs.
hiërarchisch
Voorbeeld:
binnen oudere diagnostische systemen ( bijv DSM-I)
zijn organische stoornissen van hoogste rang
1. organisch
2. psychotisch
3. neurotisch
4. persoonlijkheid
Bij een diagnose is er geen verdere diagnose
mogelijk van lagere rang
18. DSM-IV-TR
DSM-IV-TR
Diagnostic Statistical manual of mental disorders 4de
editie text revision
Uitgever: APA
DSM-IV-TR is categoriaal en polythetisch
Doet uitspraken over belemmeringen in het
dagelijks functioneren (persoonlijk,
relationeel, sociaal en beroepsmatig
20. DSM-IV-TR: 5 assen
I Klinische stoornissen
II Persoonlijkheidsstoornissen
III Somatische aandoeningen
IV Psychosociale en omgevingsproblemen
V Algehele beoordeling van het
functioneren
21. Kritiek op DSM-IV-TR
• Begrippen zijn sterk gerelateerd aan de
tijdgeest waarin geleefd wordt. Dit geeft
problemen met afgrenzing ziek/niet ziek.
• Komt mn ook door categoriale insteek. Dat
geeft een mate van willekeur bij bijv normale
persoonlijkheid, -trekken, -opmaak en -
stoornissen
• Vooral een opsomming van ziektebeelden,
zonder iets te zeggen over de zwaarte of
noodzaak om te behandelen.
• De categorieën doen geen recht aan de
complexiteit van het ziektebeeld in de praktijk
22. Sinds 2002
• Gewerkt aan DSM-V
• Invoering in 2013, maar niet in NL!
• Mn wegens administratie zorgverzekeraars
en zorgverleners
• In januari 2017; wel invoering.
– Zie NIP site: http://www.psynip.nl/het-
nip/nieuws/dsm-5-vanaf-2017-leidend-bij-de-
bepaling-van-verzekerde-
zorg.html?pageId=975155
23. Belangrijkste wijzigingen
• Doel = Wetenschappelijke onderbouwing en
een betere beschrijving van stoornissen
• Sommige stoornissen zijn verdwenen
• Anderen bijeengevoegd tot 1 stoornis,
waarbij mate van ernst aangegeven wordt
• Indeling in Assen is verdwenen
• Nu: naast classificatie ook diagnostische
beschrijving op rubrieken
24. Verschillende insteken voor
essay
• NIPsite
• https://www.boompsychologie.nl/themas/d
sm5/whitepapers_dsm5
• http://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl/iss
ues/477/articles/10299
• Verschillende columns etc.
• Mag stoornis specifiek, hoeft niet!
26. WMO
• Wet maatschappelijke ondersteuning
• Bestaat sinds 2007
• In 2015 een aanpassing
• Doel = burgers zo goed mogelijk in staat
stellen deel te nemen aan de samenleving;
mn gericht op zelfredzaamheid
• Uitgevoerd door gemeenten
• Vormt samen met Wet langdurige zorg
(WLZ) en Zorgverzekeringswet (ZVW) het
stelsel zorg en welzijn
28. Voor wie?
• Voor:
– Mensen die hulp nodig hebben om thuis te
blijven wonen
– Hulp nodig hebben om mensen te ontmoeten
– Hulp nodig hebben om mee te doen in de
samenleving
• Mn voor:
– Ouderen
– Mensen met een beperking
(psychisch/lichamelijk)
29. Uitvoering door gemeenten
• Elke gemeente heeft een WMO-loket
• De burger krijgt via dit loket toegang tot
alle voorzieningen die onder de WMO vallen.
• Veel beleidsvrijheid om de uitvoering zelf
vorm te geven
– Aanbesteden hulp bij huishouden
– Vergoeding mantelzorgers
– Hoogte eigen bijdrage
30. Na aanvraag
• Wordt er gekeken naar:
– Persoonlijke situatie
– Krijg je hulp uit eigen omgeving?
– Heb je voldoende aan algemene voorzieningen?
– Krijg je al ondersteuning uit participatiewet?
– Of Wet langdurige zorg?
• Dan:
– Maatwerkvoorziening => afgesloten contracten
of PGB
32. Na invoering
• Veel vragen
• Veel onduidelijkheden
• Rechtzaken tussen cliënt en gemeente
• Mensen die tussen wal en schip lijken te
vallen
• Mooie initiatieven en kansen en
mogelijkheden
• Media staat er vol mee!
33. Mogelijke insteken Essay
• Gemeenten houden miljoenen zorggeld over
http://nos.nl/l/2103303
• http://www.zorgverandertmee.nl/gevolgen-
verandering-awbz/
• https://www.skipr.nl/actueel/id23683-
transitie-wmo-leidt-tot-problemen-voor-n-
achter-voordeur-ggz.html
• www.nieuwewegenggzenopvang.nl noodzaak
van samenwerken tussen instanties
• Inzet van zorgmakelaars
35. Formeer werkgroepen
• Maak een definitieve keuze uit de
onderwerpen
– DSM IV TR DSM V
– WMO
• Ga per onderwerp bijeen zitten
• Bespreek mogelijke ideeën en insteken
• Meld je aan voor de betreffende werkgroep
op BB
36.
37. Huiswerk
• Verdiep je in het (gekozen) onderwerp:
trechtermodel
• Meld je aan voor de werkgroep op BB
• Bedenk alvast wie je zou kunnen benaderen
voor het interview
• Bedenk wat je te weten zou willen komen
tijdens het interview
38. Volgende week
• Informatie over:
– Schrijven Essay (docent NL)
– Opzet en uitvoering interview
– Analyse interview
Tot volgende week!
Ordening (classificatie) stelt ons in staat te communiceren over ons vakgebied en maakt dat we ons vakgebied beter leren kennen.
Classificeren van psychopathologie gaat over het ordenen van menselijke gedragingen, ervaringen, belevingen of eigenschappen
Symptomen zijn losse verschijnselen zoals slaapproblemen, verminderde eetlust, lusteloosheid
Syndroom: een groep van symptomen die bij elkaar een stoornis vormen
Categoriaall = indeling in afzonderlijke klassen die duidelijk van elkaar zijn afgegrensd
Wel/niet
Differentiële diagnostiek
Denken in prototypen: een patiënt hoeft niet aan alle kenmerken van een stoornis te voldoen om toch een bepaalde diagnose te krijgen; trekken is voldoende.
Eendimensioneel: op een dimensie
Meerdimensioneel: meer continiuum (b.v. gradatie blauw en grote driehoek)
Dimensioneel: de mate waarin iemand een klacht vertoont, bepaalt de plaats in het classificatiesysteem
Voordeel dimensioneel = nuances of ernst van de stoornis is beter aan te geven
Monothetisch = meerdere specifieke kenmerken komen overeen + de kenmerken zijn een voorwaarde voor het ‘klassenlidmaatschap’.
De leden hebben ten minste 1 gemeenschappelijk kenmerk
Polythetisch = de leden hebben een groot aantal kenmerken gemeen, maar hoeven niet noodzakelijk een specifiek kenmerk te delen
Bijv. ADHD
Een kind met bijvoorbeeld de ontwikkelingsstoornis ADHD deelt de gemeenschappelijke kenmerken ‘hyperactief’, ‘aandachtstekort’ en ‘impulsiviteit’ met een ander kind met ADHD, maar zij hoeven niet de specifieke kenmerken te delen die onderdeel zijn van de drie gemeenschappelijke kenmerken.
Hier gaat het om de verhouding tussen de verschillende klassen. Wanneer de klassen in rang van elkaar verschillen in termen van belangrijkheid, dan wordt er gesproken van een hiërarchische classificatie. Wanneer de indeling met klassen van gelijke rang is dan spreekt men van nevenschikkende classificatie
Als mensen psychotisch waren (b.v. schizofreen) en verder ook nog veel alcohol nuttigden was een mogelijke diagnose afhankelijkheid niet meer mogelijk
Ontwikkeld om de betrouwbaarheid van psychische diagnoses te vergroten
Apa 1952: DSM-I tot DSM-IV TR (2000)
Ontwikkeling van hiërarchisch systeem tot een nevenschikkend systeem
Huidige DSM = categorieel polythetisch systeem: de indeling veronderstelt afzonderlijke klassen, waarbinnen verschillende combinaties van symptomen tot dezelfde diagnosen kunnen leiden.
As I: klinische stoornissen / andere die reden voor zorg kunnen zijn (p. 373 ev)
As II: Persoonlijkheidsstoornissen en zwakzinnigheid
As III: Somatische aandoeningen
As IV: psychosociale en omgevingsproblemen
As V: Algehele beoordeling van het functioneren (GAF)
Hoofddiagnose = het probleem dat de belangrijkste aanleiding is voor hulpvraag, bij meerdere diagnosen
= primaire diagnose
Secundaire diagnose =problemen die tijdens het diagnostisch proces of de behandeling aan het licht komen.
Kijk of je tijd hebt om opdracht twee te doen, geef deze anders als huiswerk mee.
As I: klinische stoornissen / andere die reden voor zorg kunnen zijn (p. 373 ev)
As II: Persoonlijkheidsstoornissen en zwakzinnigheid
As III: Somatische aandoeningen
As IV: psychosociale en omgevingsproblemen
As V: Algehele beoordeling van het functioneren (GAF)
Hoofddiagnose = het probleem dat de belangrijkste aanleiding is voor hulpvraag, bij meerdere diagnosen
= primaire diagnose
Secundaire diagnose =problemen die tijdens het diagnostisch proces of de behandeling aan het licht komen.