10. "Waarheen, pelgrims, waarheen
gaat gij,
't oog omhoog en hand in hand?"
Wij gaan op des Konings roepstem
naar ons huis en Vaderland.
Over bergen en door dalen
gaan wij naar die blijde zalen,
11. gaan wij naar die blijde zalen van
Gods huis in ‘t Vaderland.
Gaan wij naar die blijde zalen
van Gods huis in 't Vaderland.
12. "Pelgrims, zegt ons, mogen wij ook
met u trekken naar dat land?"
Komt, weest welkom, volgt ons
allen, 't oog omhoog en hand aan
hand.
Bij der eng'len vreugdezangen
zal ons Jezus Zelf ontvangen,
13. zal ons Jezus Zelf ontvangen,
in Gods huis in 't Vaderland.
zal ons Jezus Zelf ontvangen,
in Gods huis in 't Vaderland.
31. 1 De ouderling aan de
uitverkoren vrouw en aan haar
kinderen, die ik in waarheid
liefheb – en niet alleen ik, maar
ook allen die de waarheid
hebben leren kennen –
2omwille van de waarheid, die
in ons blijft en met ons zal zijn
tot in eeuwigheid:
32. 3genade, barmhartigheid, vrede
zal met u zijn, van God de Vader
en van de Heere Jezus Christus, de
Zoon van de Vader, in waarheid
en liefde.4Ik heb mij zeer verblijd
dat ik er onder uw kinderen
gevonden heb die in de waarheid
wandelen, in overeenstemming
met het gebod dat wij van de
Vader ontvangen hebben.
33. 5En nu vraag ik u, vrouwe,
niet alsof ik u een nieuw gebod
schrijf, maar dat wat wij vanaf het
begin gehad hebben:
laten wij elkaar liefhebben.
6En dit is de liefde, dat wij
wandelen naar Zijn geboden. Dit
is het gebod zoals u vanaf het
begin gehoord hebt dat u daarin
moet wandelen.
34. 7Want er zijn veel misleiders in de
wereld gekomen, die niet belijden
dat Jezus Christus in het vlees
gekomen is. Dat is de misleider en
de antichrist.
8Let op uzelf, opdat wij niet
verliezen waarvoor wij gewerkt
hebben, maar een vol loon mogen
ontvangen.
35. 9Ieder die overtreedt en niet blijft
in de leer van Christus, die heeft
God niet; wie in de leer van
Christus blijft, die heeft zowel de
Vader als de Zoon.
10Als iemand bij u komt en deze
leer niet brengt, ontvang hem niet
in huis en begroet hem niet.
36. 11Want wie hem begroet, die heeft
deel aan zijn slechte werken.
57. Jeruzalem, daar zie ik in
mijn dromen:
de Joden en de volken
samenkomen,
de vrede breekt ten volle
door. Aan tafel klinkt de
lof van één groot koor
voor God, de Heer, hun
Redder en hun Licht;
allen zijn zij op Hem
gericht.
58. Jeruzalem, daar wordt het
glas geheven
met God, de Heer, die
blijdschap geeft en leven,
die trouw is tot in
eeuwigheid.
Door alles heen heeft Hij
zijn volk geleid;
de zegen, die Hij Abram
heeft beloofd,
krijgt ieder die in Hem
gelooft.
59. Jeruzalem, daar zie ik in
mijn dromen:
het groene gras bij frisse
waterstromen;
de stad, waarin het leven
bruist;
de gouden stad, waarin de
vrede huist.
Daar proef ik liefde en de
beste wijn.
Daar is God zelf mijn
zonneschijn.