Het is hoofdstuk 1 van het thema 'Wat maakt de mens?' (ce-thema vwo)
Let er aub op: het is onder voortdurende aandacht en finetuning; beslist nog niet af
2. 2
Thema ce gerelateerd aan
domein B en domein E
2
2
2
2
PTA 2023-2024
Kerstmis: epistemologie en wetenschapsfilosofie (25%)
Pasen: Wat maakt de mens? Onze lichamelijkheid in relatie tot
techniek en wetenschap (15%)
1. p.8-19
2. p.22-52
3. p.53-64
4. p.65-87
5. p.90-109
6. p.110-131
CENTRAAL EXAMEN:
Ethiek (C)
Wijsgerige antropologie (B)
Epistemologie (D)
Wetenschapsfilosofie (E)
De vraag naar de mens in relatie tot techniek en wetenschap
https://www.examenblad.nl/system/files/2023/syllabi/syllabus_filosofie_vwo_20
24_versie_4.pdf
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
3. Inleiding
3
3
Iets NIEUWS Leren, zoals fietsen =
Leren hoe het VOELT vanuit
eerstepersoonsperspectief, wanneer je de
juiste houding aanneemt en op juiste
manier beweegt
En niet zozeer om hoe het er vanuit een
derdepersoonsperspectief UITZIET
Of: een ongekookt ei vastpakken
Je leert niet fietsen door te kijken naar je
lichaam in de spiegel, maar door te
voelen hoe het voelt terwijl je het doet
3
3
3
p.31
3
3
3
3
3
3
3
4. In paragraaf 1.1: MAXINE SHEETS-
JOHNSTONE legt uit hoe danser
nieuwe dans aanleert
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
5. Zo maakt ze duidelijk
wat een
fenomenologische
benadering inhoudt
En
Hoe een
fenomenologische
benadering ons inzicht
kan geven in hoe wij
nieuwe lichamelijke
bewegingen aanleren
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
6. 6
Sheets-Johnstone:
‘Ontdekken hoe het voelt als we ons lichaam
in de ruimte bewegen is’:
Basis van leren dansen
Sterker nog:
Basis van ALLE vormen van leren
6
6
6
6
6
6
6
6
6
7. 7
Misschien is er geen fundamenteel verschil tussen het
leren van Franse woordjes en leren fietsen
De 4E-cognitiefilosofen (H6) beamen dat:
Geen radicale scheiding tussen DENKEN en DOEN;
GEEST en LICHAAM -> DENKEN is vorm van doen
en alles wat je doet, doe je met je lichaam
De 4E-cognitiefilosofen -> geïnspireerd door
fenomenologische traditie
7
7
7
7
7
7
7
7
7
8. Paragraaf 1.2 is uitstapje naar context waarin
fenomenologie is ontstaan
p.32
Fenomenologie en empirische wetenschappen staan
niet tegenover elkaar ->
BEIDE SAMEN staan ten dienste van onderzoek naar
mens
8
8
8
8
8
8
8
8
8
9. Paragraaf 1.1 Het gevoel van een zelf in beweging
Maxine Sheets-Johnstone (1930)
begon haar carrière als danser, choreograaf en
dansdocent en
ontwikkelde zich vervolgens tot filosoof in de traditie
van de fenomenologie.
9
9 p.32
9
9
9
9
9
9
9
11. Kenmerkend voor DANS:
GEVOEL bewegende lichaam dat zowel door danser
als door toeschouwer wordt ervaren
= KINESTHESIS
Deze zintuiglijke
ervaring is de bron van
ons gevoel van zelf
11
11
11
11
11
11
11
11
11
12. Sheets-Johnstone leunt aan tegen gedachtegoed
Merleau-Ponty:
Ons BEWEGENDE LICHAAM
vormt ons denken omdat het onze waarneming
bemiddelt
ons bewegende lichaam is bovendien zelf vorm van
denken-> DENKEN IN BEWEGING
12
12
12
12
12
12
12
12
12
13. ‘Lichaam als bemiddelaar onze waarneming’
Houdt in:
13
Ons lichaam is MIDDEL waarmee we ons een beeld
van werkelijkheid vormen:
Via lichaam maakt mens contact met wereld
Zintuigen en bewegingen bepalen manier waarop
wereld aan mens verschijnt
13
13
13
13
13
13
13
13
15. 15
In filosofie van Sheets-Johnstone herkenbaar:
Lichaam-subject (corps sujet) van Merleau-Ponty
De antropologische wet van Plessner: bemiddelde
onmiddellijkheid
15
15
15
15
15
15
15
15
16. 16
Merleau Ponty in traditie westers denken
Fenomenologie (Husserl)
Maakt gebruik inzichten van Plessner
Kritiek op twee dominante tradities of
strategieën in westers denken:
Empirisme (tabula rasa)
Intellectualisme (res cogitans) (door ‘meesten’
aangeduid als rationalisme)
Husserl
16
16
16
16
16
16
16
17. 17
Empirisme en intellectualisme:
erfgenamen cartesiaans dualisme:
geest en lichaam twee verschil-
Lende substanties:
De een ‘spiritueel’
De ander ‘materieel’
Geen van beide kan de r e l a t i e denken tussen lichaam
en geest (=bewustzijn)
Noch…
Tussen onszelf en de waargenomen wereld
Interactie-probleem
17
17
17
17
17
17
17
19. 19
Mens niet louter ‘ding’…niet uitsluitend brok materie
De mens is een bewust ‘ik’, een subject
Dit is meest oorspronkelijke ‘is’-zeggen
“Il faut partir de la
subjectivité”
(Sartre)
Mens = existentie
De mens =
een-subject-,
“verzonken–in-zijn-lichaam–en- verwikkeld-in-
de-wereld”
19
19
19
19
19
19
19
20. Vanuit de excentrische positionaliteit ontwikkelt Plessner
drie antropologische principes of wetten:
20
WET I
‘natuurlijke kunstmatigheid’
WET II
‘bemiddelde
onmiddellijkheid’
WET III
‘utopisch standpunt’
Plessners Drie antropologische wetten
20
20
20
20
20
20
20
21. tweede antropologische wet:
‘bemiddelde onmiddellijkheid’
kunstmatige door mens geconstrueerde wereld krijgt
eigen gewicht en objectiviteit
WET II
wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028 hoofdstuk 1 deel 3 21
Mens leeft niet direct in natuur, maar
hij wordt gevormd en bepaald door:
zijn eigen geschapen producten, taal en werktuigen.
21
21
21
21
21
21
21
22. 22
In de zogenaamde postfenomenologie wordt lichaam
UITGBREID met ‘verlengde’ zintuigen -> de techniek
22
22
22
22
mens technologie wereld
subjectiviteit
objectiviteit
Perceptie - ervaring
Handeling - praktijken
22
22
22
22
23. 23
Sheets-Johnstone haakt in op
ontwikkelingspsychologische inzichten
MENS DENKT IN BEWEGING:
Onderzoek omgeving met beweging
Ontdekking ‘ERVARING van ons eigen
bewegende lichaam’ tijdens ontdekkingstocht
p.33
23
23
23
23
23
23
23
24. 24
HOE KINDEREN
LEREN
Voorbeeld leren van concept BINNEN in
iets zijn
Leerproces begint wanneer ervaring eigen
lichaam betrokken wordt op hanteren
objecten
24
24
24
24
24
24
24
26. 26
Openen en sluiten mond -> kinderen leken zo
betekenisvolle relatie te leggen tussen het omgaan
met omgeving en gevoel eigen lichaam
Ervaring eigen lichaam – openen en sluiten mond -
vormt zo basis van kennis van omgeving:
Mogelijkheid om blokjes ergens in te stoppen
26
26
26
26
26
26
26
27. Hoe eigen lichaam ervaren wordt -> BASIS WAARNEMING
WERELD
Vanuit INTERACTIE lichaam en omgeving -> ontwikkeling
TAAL
Abstracte begrippen gebaseerd op manier waarop wij
met ons bewegende lichaam de omgeving verkennen
27
27
27
27
27
27
27
28. DENKEN stuurt niet lichaam
LICHAAM beïnvloedt niet simpelweg ons denken
p.34
ONS BEWEGENDE LICHAAM IS ONS DENKEN
28
28
28
28
28
28
28
29. 29
Als ons DENKEN voortkomt uit sensomotorische
(bewegende en voelende) lichaam
https://learnsomatics.ie/how-your-brain-sees-your-body/
29
29
29
29
29
29
30. 30
Dan: al onze kennis van wereld is gefundeerd op ons
zelfbewustzijn
30
30
30
30
30
30
31. 31 These figures are called the Sensory and Motor Homonculus Men. They are
proportioned like this to illustrate how much of the sensory cortex and the motor cortex is
devoted to sensing and moving the different areas of the body. So the hands and mouth
are oversized because large areas of the brain are given over to operating the hands
and mouth.
31
31
31
31
31
31
32. 32 Voor Descartes is ‘zelfbewustzijn’ (res cogitans) een
helder en welonderscheiden inzicht: HET-IK-DAT-
DENKT
Ook volgens Descartes vormt DAT DE basis van
kennis – achtereenvolgens – over god en onze kennis
van de werkelijkheid (=res extensa)
32
32
32
32
Voor Sheets-Johnstone is dat ‘zelf’ - net als bij
Descartes – ook uitgangspunt
Echter:
Dit bewustzijn is BELICHAAMD BEWUSTZIJN en
Meteen al gericht op de wereld
zelf
32
32
33. 33
Bewustzijn van de fenomenoloog
is GEEN op zichzelf staande res cogitans gescheiden
van de res extensa
33
33
33
33
33
33
34. 34
Het IK is niet IKDENK maar eerder een IKKAN of IKDOE
MERLEAU-Ponty
spreekt over
PRAKTIGNOSIE:
De praktische kenis
van lichaam –
vermogen stelt de
mens in staat om iets
te ondernemen
34
34
34
34
34
34
35. p.34
Zoveel is nu wel duidelijk geworden:
De fenomenologie heft het substantiedualisme op
Vraag is dan vervolgens:
HOE VOELT HET OM VAN JE ZELF BEWUST TE
ZIJN?
35
35
35
35
35
35
36. Proprioceptie wordt ook wel positiezin genoemd.
Woord proprioceptie: samengesteld uit Latijnse woorden
proprius (eigen) en perceptie (waarneming):
vermogen van mens of dier om:
positie eigen lichaam of
delen ervan waar te nemen
in de ruimte te ervaren en
om te registreren hoeveel kracht gebruikt wordt bij een
beweging.
Proprioceptie is lichamelijke grondslag van ons zelfbewustzijn
36
36
36
36
36
36
37. Proprioceptie
somatische sensaties die samenhangen met fysieke staat van
het lichaam.
Hieronder vallen:
positiewaarneming,
waarneming van spier- en peesspanning,
drukwaarneming van de voetzolen en
waarneming evenwicht.
Proprioceptie: onderdeel somatosensorische systeem en
samen met aantal andere systemen zorgt dit ervoor dat de
hersenen weten wat de stand van alle lichaamsdelen is.
37
37
37
37
37
37
38. Proprioceptie zoals tot nu toe omschreven:
Focus op positiezin; gevoel voor verhouding
lichaamsdelen ten opzichte van elkaar
Sheets-Johnstone is het juist de BEWEGING die gevoel
van zelf voortbrengt
Verlegt aandacht van proprioceptie naar kinesthesis ->
vermogen om beweging van eigen lichaam gewaar te
worden
38
38
38
38
proprioceptie kinesthesis
38
38
39. Sheets-Johnstone:
Wanneer we bewegen merken we wat we kunnen doen
En ervaren we onszelf als een IK, of beter een IKKAN
Ondermijning
Traditioneel beeld van het ZELF als puur bewustzijn dat
onafhankelijk van de wereld bestaat en
Heer en meester is over het lichaam
39
39
39
39
39
39
40. p.35
Ondermijning
Traditioneel beeld van het ZELF
Er is geen statisch IK dat
Van tevoren al bestaat
De omgeving van een afstand waarneemt, daarover
nadenkt en vervolgens beslist hoe te handelen
40
40
40
40
40
40
41. Er ontstaat pas een IKkan op moment dat
een bewegend lichaam voelt dat het beweegt
EN
merkt hoe het dingen in de werkelijkheid teweeg kan
brengen
41
41
41
41
41
41
42. Vanuit fenomenologisch perspectief is het onmogelijk dat:
DENKEN volkomen
losstaat van het DOEN
Er is pas een denkend
IK OMDAT
het lichaam kan bewegen
42
42
42
42
42
42
43. Maxine Sheets-Johnstone
In haar tekst legt Sheets-Johnstone uit:
wat fenomenologie is (geen theorie, maar methode) en
hoe bewuste reflectie op ons bestaan is gebaseerd op:
een pre-reflectieve gewaarwording van de ruimtelijkheid
en
van de bewegingen van ons lichaam.
wij zijn een denkend, bewegend lichaam
43
43
43
43
43
43
44. In een voorbeeld werkt zij uit hoe
een danser haar bewegingen vormgeeft vanuit haar
bewustzijn van ruimtelijke vormen.
Opvallend is dat de danser niet zozeer reflecteert op hoe de
bewegingen eruitzien voor een toeschouwer, vanuit een
derdepersoonsperspectief,
maar op hoe zij het samenspel van krachten en richtingen
ervaart tijdens het creëren van ruimtelijke vormen met haar
lichaam.
44
44
44
44
44
44
45. Twee argumenten:
Argument 1: onze gewaarwording van ons bewegende
lichaam in de ruimte gaat vooraf aan bewuste reflectie op
onszelf.
Argument 2: fenomenologie biedt een perspectief op onze
bestaanservaring
45
45
45
45
45
45
46. Argument 1: onze gewaarwording van ons bewegende
lichaam in de ruimte gaat vooraf aan bewuste reflectie op
onszelf.
Hoe worden wij ons bewust van onszelf?
Sheets-Johnstone illustreert dit met het voorbeeld van
een danser die bezig is om een dans te choreograferen.
46
46
46
46
46
46
47. Een manier om te kijken naar dans is:
om vanuit het derde-persoons perspectief te beschrijven
welke figuren een danser in de ruimte maakt en welke vormen
en richtingen het lichaam daarbij aanneemt -> dergelijke
objectieve beschrijving ziet lichaam als mechanisch ding dat
door krachten in beweging wordt gezet.
Dit is echter niet hoe een danser te werk gaat wanneer zij
bezig is om een dans te ontwerpen.
47
47
47
47
47
47
48. Zij reflecteert eerder op
de kracht die zij gebruikt in haar bewegingen, de focus die
haar richting geeft en de scherpe of vloeiende kwaliteit van
haar bewegingen.
Achteraf kan de danser op deze ervaringen reflecteren om
erachter te komen wat de totale vorm is die zij in ruimte en
tijd heeft gemaakt en hoe zij deze verder kan ontwikkelen.
48
48
48
48
48
48
49. Argument 2: fenomenologie biedt een perspectief op onze
bestaanservaring
Fenomenologie biedt perspectief op pre-reflectieve ervaring
van het bewegende lichaam in de ruimte.
De pre-reflectieve ervaring verwijst naar de zogenaamde
fenomenologische reductie van HUSSERL
49
49
49
49
49
49
50. fenomenologische insteek verwant met:
‘methodische twijfel’ Descartes
Husserl spreekt echter
over:
50
Fenomenologische reductie:
‘fenomenologische reductie’ of
‘epochè’ (=‘uitstel van geloof’)
50
50
50
50
50
50
51. elke ervaring ‘tussen haakjes zetten’ en haar beschrijven
alle gebruikelijke vooroordelen over die ervaring worden
opgeschort (epochè).
vrijwillige en consequente reflexieve instelling,
onthouding van vooronderstellingen die in dagelijks leven
gebruikelijk zijn
ontstaan wijsgerige antropologie: Scheler en Plessner 51
Fenomenologische reductie =
51
51
51
51
51
51
52. ontstaan wijsgerige antropologie: Scheler en Plessner 52
De voorwetenschappelijke wereld
Fenomenologie is een methode:
poging uit de wereld van de wetenschappen en de filosofie, uit
de theorieën, de denkbeelden en de meningen de weg terug te
vinden naar de voorwetenschappelijke wereld,
waarin het gewone leven van gewone mensen zich afspeelt.
Het gaat om een terugkeer naar de dingen, ‘die Sachen selbst’.
52
52
52
52
52
52
53. ontstaan wijsgerige antropologie: Scheler en Plessner 53
53
53
53
53
“de weg terug te
vinden naar
voorweten-
schappelijke
wereld”
Analogie met
Plato's grot:
Verschil echter:
Die Sachen
selbst: voor
PLATO de
Vormen
53
53
54. Om op deze pre-reflectieve ervaring te kunnen reflecteren,
moeten we haar eerst beleven
De ervaring kunnen we vervolgens proberen op een
fenomenologische manier te beschrijven.
Zo ontdekken we:
niet alleen hoe we onszelf als bewegend lichaam
ervaren, maar ook
hoe we in de wereld staan.
54
54
54
54
54
54
55. Vergelijkbaar met de danser die de dans vormgeeft,
kunnen wij op basis van deze ervaring niet alleen
reflecteren op hoe we ons tot nu toe door ons leven
hebben bewogen, maar ook
hoe we ons bestaan verder willen vormgeven.
55
55
55
55
55
55
56. Primaire tekst 1, Maxine Sheets-Johnstone, passages uit:
Fenomenologie van de Dans (1966)
p.36
56
56
56
56
56
56
57. Fenomenologie gaat over:
beschrijven van mens en wereld (…) niet als gegeven
structuren die we trachten te leren kennen met behulp van
gecontroleerde studies en experimenten, als observeerbare
en registreerbare gedragspatronen (…).
Nee,
ze beschrijft de mens en de wereld eerder als mens-
temidden-van-de-wereld. Dat wil zeggen: de mens zoals hij
zichzelf en de wereld ervaart, helder en scherp, nog voordat
enige reflectie plaatsvindt. (…)
57
57
57
57
57
57
58. Fenomenoloog beschouwt de ervaring
niet als een objectieve relatie tussen mens en wereld, maar
onderzoekt de kern van de ervaring zelf:
het onmiddellijke en directe bewustzijn van de mens,
aanwezig in de wereld.
58
58
58
58
58
58
59. In plaats van
de mens en de wereld als gegeven eenheden te zien,
onafhankelijk van elkaar opgebouwd, met de reflecterende
ervaring daarop als de fundamentele interactie die de mens
aan kan gaan met zijn omgeving,
tracht de fenomenoloog eerder:
fundament of de structuren van het bewustzijn te beschrijven
en
het fundament of de structuren van de wereld die op dat
bewustzijn gebaseerd zijn
59
59
59
59
59
59
60. Er is een ervaring en die ervaring kan alleen beschreven
worden als hij beleefd is.
De kunst is
om methode te ontwikkelen die:
geen aannames doet
het effect van de ervaring zelf niet verkeerd voorstelt
effect van de ervaring zelf niet beperkt. (…)
60
60
60
60
60
60
61. Fenomenologie is geen theoretisch systeem.
Het gaat me om het onderscheid tussen:
systeem dat de relatie tussen mens en wereld beschouwt
als het samenkomen van twee objectieve eenheden en
systematische methode die de geleefde ervaringen van de
mens-temidden-van-de-wereld verheldert.
61
61
61
61
61
61
62. Uit de fenomenologie komt geen theorie voort,
want de fenomenologie houdt zich niet bezig met theorieën
over fenomenen,
maar met beschrijvingen van hun bestaan, wat betekent:
het simpele feit dat ze voor het
bewustzijn verschijnen
62
62
62
62
62
62
63. Wat beschreven wordt is hoe een fenomeen aanwezig is
tot het bewustzijn.
De mens is geen objectieve structuur die gekend kan
worden, maar
uniek existentieel wezen -> eenheid van bewustzijns-
lichaam dat zichzelf kent
p.37
63
63
63
63
63
63
64. Dat betekent dat elk begrip van de mens in relatie tot de
wereld gebaseerd moet zijn op kennis van zijn
bewustzijns-lichaam in levende samenhang met de wereld.
Fenomenologie is dus meer een
methode dan een systeem, want
het brengt een bepaald gezichtspunt voort, meer dan een
vaststaand stelsel van overtuigingen.
64
64
64
64
64
64
65. Voor de fenomenoloog begint elke zoektocht naar kennis over
een fenomeen met
de directe intuïtie over het
fenomeen, los van elk vooroordeel, en van elke
verwachting of reflectie.
Deze directe intuïtie is daarom pre-reflectief.
65
65
65
65
65
65
66. De houding van de fenomenoloog tot fenomeen is niet
objectief of subjectief,
maar eerder een houding van aanwezig-zijn voor het
fenomeen, volledig en geheel.
Zo kan het fenomeen intuïtief waargenomen worden zoals
het zich voordoet,
zonder het op grond van eerdere interpretaties of
overtuigingen op enige wijze voor-te-vormen.
66
66
66
66
66
66
67. Deze houding leidt de fenomenoloog tot een beschrijving
van de
geleefde ervaring van het fenomeen, van de essentiële
relatie tussen bewustzijn en zijn wereld
67
67
67
67
houding van
fenomenoloog tot
fenomeen
Niet objectief of subjectief
Geleefde ervaring van
fenomeen
Maar:
67
67
68. Door de geleefde ervaring te beschrijven,
kan de fenomenoloog de gebleken structuren van het
fenomeen verduidelijken->
de vormen die bestaan binnen de totale vorm van het
leven
68
68
68
68
68
68
69. Als het fenomeen bijvoorbeeld dans is, dan beschrijft de
fenomenoloog
de directe ontmoeting met dans, de geleefde
ervaring van dans, en
van daaruit beschrijft hij
de analyseerbare structuren, zoals tijdelijkheid
en ruimtelijkheid, die inherent zijn aan
de totale ervaring.
69
69
69
69
geheel
delen
69
69
70. Aangezien het fenomeen beschreven wordt zoals het zichzelf
voordoet aan het bewustzijn, is het duidelijk dat:
a. fenomenoloog naar gebeurtenis kijkt als een verschijning,
verschijning die boven elke twijfel verheven is -> Ook als het
waarom en het hoe van een
verschijning niet feitelijk verklaard kan worden,
kan het feit dát iets verschijnt of bestaat niet
Betwijfeld worden.
70
70
70
70
b. het bewustzijn een bewustzijn is van iets; dat wil zeggen, elk
bewustzijn stelt zich een object voor en is niet louter een blinde
ontvanger van impressies
De
fenomenologie
sluit aan bij
realisme
70
70
71. Hedendaagse invulling concept intentionaliteit
gaat terug op Franz Brentano
in zijn boek, Psychologie vanuit een empirisch
standpunt (1874):
71
In voorgaande (b) wordt uitgegaan van concept
intentionaliteit
71
71
71 Franz
Brentano
71
71
72. Mentale fenomenen sluiten iets als object in, in zichzelf
Present stellen is altijd iets present stellen
Beoordelen is altijd iets verwerpen of bevestigen
Verlangen is altijd iets verlangen
Leren is altijd iets leren
Haten is altijd iets haten
Verbeelden is altijd iets verbeelden
Presenteren, beoordelen, verlangen, leren, haten en
verbeelden bestaan niet opzichzelf
Franz
Brentano
72
72
73. Intentionele insluiting van objecten is exclusief kenmerk van
mentale fenomenen
Fysieke fenomenen worden daardoor helemaal niet
gekenmerkt
MENTAAL FENOMEEN = FENOMEEN DIE EEN OBJECT
INTENTIONEEL BEVAT BINNEN ZICHZELF
Franz
Brentano
73
73
74. Essentiële eigenschap van intentionaliteit=
Gericht zijn op iets
Het doet er hierbij niet toe of het x waarop gericht wordt
wel of niet bestaat onafhankelijk van de intentionele act
zelf
74
74
74
74
haten
smurfen
spruitjes
Franz
Brentano
74
74
75. Drie essentiele stellingen Brentano:
I. Constitutief voor fenomeen intentionaliteit, - zoals het wordt getoond in mentale
toestanden zoals liefhebben, haten, verlangen, geloven, oordelen, waarnemen, hopen en vele
andere - dat deze mentale toestanden gericht zijn op dingen die anders
zijn dan zijzelf.
II. Kenmerkend voor de objecten waarop de geest op grond van
intentionaliteit is gericht, dat ze de eigenschap hebben die Brentano
intentioneel ‘inexistence’ (in-bestaan!) noemt.
III. Derde stelling, intentionaliteit is het kenmerk van het mentale: louter
mentale toestanden vertonen intentionaliteit.
75
75
75
75 Franz
Brentano
75
75
76. 76
Het fenomeen geeft zichzelf alleen aan het bewustzijn als
het bewustzijn zich er bewust van is, alleen als er een
directe, pre-reflectieve gewaarwording van is.
Als zodanig brengt de geleefde ervaring een bepaald soort
betekenis met zich mee.
76
76
76
76
76
77. Het pre-reflectieve, vooringenomen bewustzijn is
geen passieve houder van indrukken,
maar
een bewustzijn van gevoeld belang of gevoelde zin en
betekenis.
77
77
77
77
77
77
78. De fenomenologische methode is beschrijvend, maar de
methode is tegelijkertijd duidelijk meer dan dat.
Want in het streven het fenomeen te beschrijven,
reflecteert hij terug en
werpt licht op de structuren van het bewustzijn zelf.
78
78
78
78
78
78
79. De fenomenologische methode gaat voorbij aan alle vragen
over
de objectiviteit van het subject of
de subjectiviteit van het object.
Hij verheldert: onmiddellijke wereld van de geleefde ervaring,
wereld zoals deze onmiddellijk en direct gekend wordt door
het pre-reflectieve bewustzijn.
Deze eerste en directe kennis =
fundament waarop alle toekomstige kennis
is gebouwd.
79
79
79
79
79
79
80. Elke geleefde ervaring van het lichaam veronderstelt
een pre-reflectief bewustzijn van zijn ruimtelijkheid door
een lichaamsschema.(…)
80
80
80
80
80
80
81. Het lichaamsschema:
synthetiseert alle ruimtelijke presenties van het lichaam.
Stelt ons in staat om onze gebaren en bewegingen te
ervaren als een voortdurend en samenhangend ‘hier-zijn’.
(…)
81
De pre-reflectieve kennis van de ruimtelijkheid van het
lichaam is gebaseerd op het lichaamsschema.
81
81
81
81
81
82. 82
Bewustzijns-lichaam
richt zich naar de wereld en is zich daar al impliciet
gewaar van zijn ruimtelijke aanwezigheid.
Het strekt zijn ruimtelijkheid uit naar de wereld als een
manier om zich ertoe te verhouden en ermee te
communiceren. (…)
82
82
82
82
82
83. 83Een voorbeeld geleefde ervaring van ruimtelijkheid temidden-van-
de-wereld is alledaagse beweging van het reiken.
Als ik naar een pen op tafel reik, doe ik
dat omdat ik me pre-reflectief bewust
ben van mijn ruimtelijke aanwezigheid
in relatie tot de pen. Mijn onmiddellijke ‘hier-zijn’ draagt een notie
van ‘daar-zijn’ bij zich. Omdat ik mijn lichaam in zijn omgeving
begrijp als een ruimtelijke aanwezigheid, ken ik intuïtief de
ruimtelijke aanwezigheid en betekenis van dingen in mijn
omgeving. Het ‘daar-zijn’ van de pen bestaat voor mij alleen omdat
mijn ‘hier-zijn’ voor mij bestaat. Mijn lichaam begrijpt in het gebaar
naar de pen dus de betekenis van mijn ruimtelijke aanwezigheid in
relatie tot de pen. (…)
83
83
83
83
83
84. Elke geleefde ervaring van bewustzijns-lichaam omvat een
pre-reflectieve gewaarwording van de ruimte en dat geldt dus
ook voor de geleefde ervaring die de danser heeft van de
dans. (…)
Dans is
niet alleen kinetisch fenomeen dat voor bewustzijn
verschijnt;
ook levende actieve menselijke ervaring van een
gevormde en uitgevoerde kunst: het is een geleefde
ervaring voor zowel de danser als voor het publiek. (…)
84
84
84
84
84
84
85. De danser moet, als ze haar dans componeert, de vorm
die ze aan het ontwikkelen is steeds evalueren.
Probleem kritische evaluatie -> de danser kan niet
buiten zichzelf treden om de dans die ze aan het
creëren is, te bekijken.
Het is daarom van belang dat de danser zich gewaar is
van concrete manieren om haar dans te evalueren
terwijl ze hem aan het componeren is.
85
85
85
85
85
85
86. Kritische standpunt is reflectief standpunt,
maar het kan alleen een reflectief standpunt zijn als de
danser eerst de vorm beleeft die ze creëert en als ze weet wat
ze moet bekritiseren, als ze weet waar ze naartoe werkt.
Als ze toewerkt naar eenheid en samenhang van de vorm die,
in zijn geheel, symbolisch expressief zal zijn, dan zal haar
kritiek zich richten op de eenheid en samenhang van die
vorm.
De eenheid en samenhang van de vorm die ze bekritiseert, is
eigenlijk haar eigen pre-reflectieve bewustzijn van de vorm
86
86
86
86
86
86
87. Haar intuïtie van de vorm die ze aan het creëren is, =
basis voor haar reflectieve oordelen op basis van die
vorm.
Ook hier gaat de ervaring duidelijk weer vooraf aan elke
reflectie erop of beoordeling ervan.
Vandaar fundamentele belang:
pre-reflectieve gewaarwording van de zuivere beweging
die een gewaarwording is van een dynamische vorm-in-
wording.
87
87
87
87
87
87
88. 88
88
88
88
Als de danser bij het componeren
van de dans het dynamische
geheel niet gewaarwordt en
in plaats daarvan reflecteert op
aspecten van de dans, de aparte
onderdelen van de vorm van de
beweging,
zal ze nooit komen tot een samenhangende en
complete vorm, en zullen haar reflectieve oordelen
op de vorm van de beweging in werkelijkheid reflectieve
beoordelingen zijn van onderdelen van die vorm
89. Dancers performing a plié (left) and passé (right) using the Super Mirror
89
89
89
89
89
89
90. Kortom,
de danser zal nooit kunnen reflecteren op de eenheid en
samenhang van de vorm van de beweging in zijn geheel,
in al zijn levendigheid en volledigheid,
tenzij ze die beweging eerst pre-
reflectief gewaarwordt.
90
90
90
90
90
90
91. De pre-reflectieve gewaarwording van het lichaam-in-
beweging als een dynamische vorm-in-wording is
inherent aan elke geleefde ervaring van de zuivere
lichaamsbeweging.
Het is geen speciale soort gewaarwording die gecultiveerd
hoeft te worden, of die slechts enkelen kunnen bereiken.
Je hoeft alleen maar lang genoeg te stoppen
met reflecteren, analyseren, interpreteren en
oordelen om het te begrijpen.
91
91
91
91
91
91
92. Par. 1.2 Fenomenologie in context
p.40
Hoe ziet een levensverhaal uit:
Weergave controleerbare feiten
In geest van Wiener Kreis -> de logische analyse
Beperkt tot de facticiteit van het bestaan (Sartre)
Of:
Weergave hoe subject leven beleefd heeft; subjectieve
zinsdimensie
In geest van hermeneutiek of fenomenologie
Mens heeft – immers – ook vermogen tot transcendentie
(Sartre)
92
92
92
92
92
92
93. De Wiener Kreis zou
vanuit haar visie op
wetenschap die
subjectieve
zinsdimensie
betekenisloos vinden
Ook de huidige
natuurwetenschap kan
niets met de belevingskant
Domein onderzoek beperkt zich immers tot gegevens die
vanuit derdepersoonsperspectief waarneembaar zijn
93
93
93
93
93
93
94. In de geest van streven naar EENHEIDSWETENSCHAP is
ook in MENSWETENSCHAP de focus:
Bestudering waarneembaar gedrag
Statistische gegevens
Menswetenschappen:
Psychologie (behaviorisme)
Sociologie
economie
94
94
94
94
94
94
95. Wilhelm Dilthey - Duits filosoof (1833–1911)
Bekend geworden door onderscheid dat hij maakte
tussen:
natuurwetenschappen
En
menswetenschappen.
95
95
95
95
95
95
Wilhelm
Dilthey
96. In 1883 introduceert Dilthey de ‘Menswetenschappen’
(Geisteswissenschaften)
Eigen aan menswetenschappen is:
a. historische dimensie
b. centrale rol die is weggelegd voor de mens in socio-
historische wereld.
c. Interactionistische benadering
d. Multidisciplinaire benadering.
96
96
96
96
96
96
Wilhelm
Dilthey
97. a. Historische dimensie -> Al onze kennis bevindt zich
niet in luchtledige: geen denken onafhankelijk van deze
concrete mens en zijn geschiedenis.
b. Centrale rol mens in socio-historische wereld
Begrijpen individuele mens is in menswetenschappen net zo
belangrijk als verklaringen (in natuurwetenschappen) die
gevonden worden door generalisaties.
Als bewust levende wezens zijn individuen zowel de dragers
als de producten van de geschiedenis-> We worden erdoor
gevormd en we vormen de geschiedenis zelf.
Met individu is het leven van de ander meegegeven, zonder
aan de ander overgeleverd te zijn.
97
97
97
97
97
97
Wilhelm
Dilthey
98. c. Interactionistische benadering -> Er bestaat geen
puur denken. (René Descartes: de res cogitans.)
Mens belandt in omgeving en geschiedenis die aan die ene
concrete mens vooraf gaat.
Mens beschouwen als feit dat vooraf gaat en losstaat van de
samenleving en de geschiedenis is fictie -> vandaar dat
menswetenschappen (psychologie) die mens in beeld willen
krijgen dat alleen kunnen doen via de mens-verwikkeld-in-
interactie.
Psychologie is derhalve vooral descriptief van aard.
98
98
98
98
98
98
Wilhelm
Dilthey
99. Psychologische duidingen tonen hoe onze belevingen
gekleurd zijn door onze omgeving.
Onze persoonlijkheid is nooit louter psychologisch.
De menswetenschappen houden zich bezig met de
bestudering van de interactie tussen mensen.
Deze interactie speelt zich af
tussen mensen onderling en
op het snijvlak van individueel initiatief en dat wat
gangbaar is (aan tradities) in samenleving.
99
99
99
99
99
99
Wilhelm
Dilthey
100. d. Samenhangend met voorgaande: multidisciplinaire benadering.
individuele mens -> sleutelfiguur om geschiedenis te begrijpen.
Echter deze individuele mens moet niet gezien worden als een op
zichzelf staand ‘blokje’ uit blokkendoos.
Individuele mens wordt geduid als ‘point of intersection’; hij
bevindt zich op kruispunt. Er komt van alles samen ->
Derhalve: enkel multidisciplinaire benadering doet recht aan
geschiedenis van de mens.
100
100
100
100
100
100
Wilhelm
Dilthey
101. Sociologie en psychologie laat tot op heden twee kanten
zien:
Het betreft een methodenstrijd met als inzet:
VERKLAREN (logisch empirisme) of BEGRIJPEN
(hermeneutiek)
p.41
101
101
101
101
101
101
102. De naam hermeneutiek afgeleid van de naam van
de
Griekse god Hermes. ->
de intermediair – soort van tussenfiguur – tussen
goden en mensen, die de boodschappen en vragen
van de een aan de ander overbrengt, en ze waar
nodig aanpast voor de doelgroep.
102
102
102
102
102
102
Hermeneutiek
103. Gadamer -> theorie hermeneutische ervaring
Deze hermeneutische ervaring is de ervaring van de mens
als ‘interpreterend wezen’.
Een wezen dat geïnteresseerd is in de zin of betekenis.
Hieraan krijgt het wezen deel door zich in te voegen in een
– voorgegeven – traditie
‘altijd maar voortgaand gesprek in/over
interpretaties’.
103
103
103
103
103
103
Hermeneutiek
Gadamer
104. Hermeneutische cirkel
door Gadamer in zogenoemde ‘dialectische’ termen
uitgelegd.
Dialectische methode :
ervaring die je nu hebt (bijvoorbeeld als je iets leest of
met iemand spreekt) ‘botst’ op een vooronderstelling of
verwachting.
Uit deze botsing vloeit een nieuw begrip voort.
Het circulaire proces van het begrijpen bestaat uit drie
stappen:
104
104
104
104
104
104
Hermeneutiek
Gadamer
105. Eerste stap: voorverstaan-> impliciete, alledaagse
begrijpen van de dingen in licht van onze vertrouwdheid
met wereld en overgeleverde interpretatiekaders -> we
begrijpen iets op basis van beelden, ideeën en
vooronderstellingen die we al hadden.
Tweede stap bestaat uit expliciet interpretatie. -> vereist
het uit elkaar halen van de twee interpretatiehorizonten
die in het geding zijn: horizon traditionele
interpretatiekaders en individuele en actuele
interpretatiehorizon.
Laatste stap bestaat uit zogenaamde horizonversmelting
-> overgeleverde betekenissen worden dan expliciet
toegeëigend en opnieuw geïnterpreteerd in het licht van
onze nieuwe ervaring.
105
105
105
105
105
105
Hermeneutiek
Gadamer
107. Hermeneutiek:
antwoord op eenzijdige benadering van wetenschap;
alsof er buiten natuurwetenschap geen wetenschap zou
bestaan. (overeenkomst/verwantschap met
fenomenologie)
Er zijn immers ook zogenaamde geesteswetenschappen
of menswetenschappen; zoals recht, literatuur, sociologie,
economie en psychologie (Zie Dilthey).
Geesteswetenschappen -> andere methode die
ontwikkeld werd in de hermeneutische beweging.
107
107
107
107
107
107
Hermeneutiek
Gadamer
108. Hermeneutiek hamert op onderscheid tussen Erklären
(=verklaren) en Verstehen (=begrijpen):
natuurkundige feiten kunnen wel verklaard worden uit
wetmatig verlopende processen (causaliteit),
maar historische, psychologische en culturele feiten
zullen we vooral moeten proberen te begrijpen.
Dát er, bij voorbeeld, een oorlog woedt kan niet louter uit
causale processen verklaard worden;
nodig voor sociaal-wetenschappelijke analyse zijn de
redenen waaróm hij gevoerd wordt.
108
108
108
108
108
108
Hermeneutiek
Gadamer
109. 109
Begin 20e eeuw: Voorstanders positivistische benadering
(dus in geest WIENER KREIS) heeft strijd gewonnen:
Onderzoeksobject beperkte zich tot empirisch
verifieerbare feiten
109
109
109
109
109
110. 110
In de psychologie zelfde wending naar:
OBSERVEREN gedrag in controleerbare test-setting
(descriptief)
Verzamelen gegevens via gestructureerde
vragenlijsten
Geen oog voor persoonlijke verhalen en interpretaties
110
110
110
110
110
111. 111
Deze positivistische (empirische) benadering
deed de wenkbrauwen fronsen bij Edmund Husserl en
Maurice Merleau-Ponty
Wat beide fenomenologen stoorde was niet de
natuurwetenschappelijke benadering als zodanig
Zij hadden probleem met EENZIJDIGHEID van focus op
DERDEPERSOONSPERSPECTIEF: de verwording van
natuurwetenschap tot sciëntisme
SCIENTISME zie je terug in het MANIFEST van de
WIENER KREIS: alle dimensie leven zouden onder
regime LOGISCHE ANALYSE moeten vallen
111
111
111
111
111
112. Met focus op derdepersonsperspectief van harde
(controleerbare) feitenwetenschap dreigt iets belangrijks
verloren te gaan:
Waarde eerstepersoonsperspectief op ons, op onze
leefwereld.
p.41
112
112
112
112
112
113. p.42
Edmund Husserl (1859-1938)
Grondlegger van de fenomenologie
Fenomenologie = wetenschap van de verschijnselen.
Roept de vragen op:
"Wat zijn fenomenen?" en
"In welke zin is fenomenologie een wetenschap?".
113
113
113
113
113
114. Fenomenen = dingen zoals ze aan
mens verschijnen
Er moet niet worden verondersteld dat het relevante
begrip van verschijnen beperkt is tot de zintuiglijke
ervaring.
Experience (or intuition) can indeed be sensory but
can, at least by Husserl’s lights, be understood to
encompass a much broader range of phenomena
114
114
114
114
114
115. Phenomenology = the study of things as they appear
(phenomena).
It is also often said to be descriptive rather than explanatory:
central task of phenomenology is to provide a clear,
undistorted description of the ways things appear
This can be distinguished from the project of
giving causal or evolutionary explanations, which would be
the job of the natural sciences.
115
115
115
115
115
116. Most people, philosophers included, think of explanation
in terms of causation
To explain an event or phenomenon is to identify its
cause.
116
116
116
116
116
118. Phenomenological Reduction
In ordinary waking experience we take it for granted that the
world around us exists independently of both us and our
consciousness of it.
This might be put by saying that: we share an implicit belief
in the independent existence of the world, and that this belief
permeates [=doordringt] and informs our everyday
experience.
Husserl refers to this positing of the world and entities within
it as things which transcend our experience of them as “the
natural attitude”
118
118
118
118
118
119. Husserl introduces “phenomenological epoché,” according
to which, “We put out of action the general positing which
belongs to the essence of the natural attitude;
we parenthesize [=tussen haakjes plaatsen] everything which that
positing encompasses with respect to being:
all judgements that posit the independent existence of the
world or worldly entities, and all judgements that
presuppose such judgements, are to be bracketed and no
use is to be made of them in the course of engaging in
phenomenological analysis
119
119
119
119
119
Epoché
120. Husserl claims
all of the empirical
sciences posit ->
independent
existence of the
world, and so
the claims of the
sciences must be
“put out of play”
with no use being
made of them
120
120
120
120
120
121. Epoché most important part of
phenomenological reduction,
purpose : to open us up to the
world of phenomena, how it is
that the world and the entities
within it are given.
The reduction -> that which reveals to us the primary subject
matter of phenomenology=
the world as given and the
givenness of the world; both objects
and acts of consciousness.
121
121
121
121
121
122. The reduction -> enables to go “back to the ‘things
themselves’”
meaning back to the ways that things are actually given in
experience.
Indeed, it is precisely here, in the realm of phenomena, that
Husserl believes we will find that indubitable evidence that
will ultimately serve as the foundation for every scientific
discipline.
122
122
122
122
122
123. As such, it is vital that we are able to look beyond the
prejudices of common sense realism, and accept things as
actually given.
It is in this context that Husserl presents his Principle of All
Principles which states that,
“every originary presentive intuition is a legitimizing source of
cognition, that everything originally (so to speak, in its
‘personal’ actuality) offered to us in ‘intuition’ is to be accepted
simply as what it is presented as being, but also only within the
limits in which it is presented there”
123
123
123
123
123
124. Intentionality
How is it that subjective mental processes (perceptions,
thoughts, etc.) are able to reach beyond the subject and open
us up to an objective world of both worldly entities and
meanings?
This question is one that occupied Husserl perhaps more than
any other, and his account of the intentionality of
consciousness is central to his attempted answer.
124
124
124
124
124
125. Intentionality is one of the central concepts of
Phenomenology from Husserl onwards
Intentionality is aboutness or directedness as exemplified
by mental states.
For example, the belief that The Smiths were from
Manchester is about both Manchester and The Smiths. One
can also hope, desire, fear, remember, etc. that the Smiths
were from Manchester.
Intentionality is, say many, the way that subjects are “in
touch with” the world.
125
125
125
125
125
126. Since phenomenology is descriptive, Husserl’s aim is to
describe (rather than explain or reduce) intentionality.
Husserl -> object of an intentional act is a transcendent object.
->
That is, the object of an intentional act is external to the act
itself
126
126
126
126
126
127. Husserl’s “acts” are not to be thought of as actions, or even as
active -> For example, on Husserl’s view, a visual experience
is a conscious act.
The object of the belief that Paris is the capital of France is
Paris (and France).
This is in keeping with the suggestion above that when
phenomenologists describe phenomena, they describe worldly
things as they are presented in conscious acts, not mental
entities
127
127
127
127
127
128. Intentionality is not a relation, but rather an intrinsic feature of
intentional acts.
Relations require the existence of their relata (the things
related to one another), but this is not true of intentionality
(conceived as directedness towards a transcendent object).
Object of my belief can fail to exist (if my belief is, for
example, about Father Christmas
128
128
128
128
128
129. On Husserl’s picture,
every intentional act has an intentional object, an
object that the act is about, but they certainly needn’t
all have a real object
129
129
129
129
129
130. p.42
Moderne wetenschap vanaf Galileo Galilei (1564-1642):
Gemodelleerd naar mathematische fysica
Streeft ernaar: hele wereld vangen in totaalplaatje van
alles wat telbaar en meetbaar is
Ook psychologie werd positief-
wetenschapppelijk -> er ontstond
psychologische variant van
positivisme -> dat wordt
psychologisme genoemd.
130
130
130
130
130
131. 131
Hierdoor verdwijnt domein van menselijke, subjectieve
ervaring uit beeld
Husserl vond dat filosofie de modern wetenschap achterna
liep (filosofie werd psychologisme!)
Hij constateerde streven in filosofie om alle filosofische
kwesties in EEN groots samenhangend systeem onder
te brengen
Dit streven begonnen bij Descartes: ook Descartes
was wiskundige en bepleitte strenge
wetenschappelijke methode (de axiomatische
methode)
131
131
131
131
132. 132
Door domein wetenschap te vereenzelvigen met verzamelen
empirische feiten wordt tweespalt in leven geroepen tussen:
Wereld zoals ze wordt opgevat door natuurwetenschap
En
Leefwereld
132
132
132
132
Wereld
natuurwetenschap
leefwereld
133. 133
Wereld natuurwetenschappen
Onpersoonlijke objecten
Objectieve oorzakelijkheid
Natuurwetmatigheid
Buitenstaanderperspectief – overzicht totaliteit
133
133
133
133
Daartgenover staat concrete wereld zoals wij die persoonlijk
ervaren – de leefwereld
134. 134
De LEEFWERELD -> context (‘Horizon’) waarin we
gevoelens, gedachten, verlangens en angsten hebben,
samen met anderen of alleen
De LEEFWERELD
context waarin we gevoelens, gedachten, verlangens en
angsten hebben, samen met anderen of alleen
Staat niet op afstand; we zitten ermiddenin
Raakt ons voortdurend
Spreekt ons aan
Beinvloedt ons (taal->werkelijkheid)
134
134
134
134
135. Door domein wetenschap te reduceren tot verzamelen
empirische feiten raakt wetenschap vervreemd van de
LEEFWERELD
p.42
wetenschap
leefwereld
135
135
135
135
137. Maurice Merleau-Ponty
Maurice Jean Jacques Merleau-Ponty (1908–1961)
French philosopher and public intellectual -> leading
academic proponent of existentialism and
phenomenology in post-war France.
137
137
137
Phénoménologie de la perception
138. wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028
hoofdstuk 1 deel 3
Uitleg fenomenale veld begint bij kritiek van Merleau-
Ponty op empirisme
138
138
138
138
139. 139
Volgens empirisme:
Perceptie is natuurlijk, fysisch gebeuren met een mentale
component:
Materiële objecten veroorzaken in levende organismen
fysische prikkels, die centraal worden geïntegreerd tot de
waarneming
139
139
139
140.
141. wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028
hoofdstuk 1 deel 3
Men geeft causale verklaring van menselijk
gedrag
Echter deze verklaring heeft beperkingen
141
141
Receptief gedrag niet zo maar zaak van
geconditioneerde reflexen
Voor zijn kritiek baseert MP zich op
psychologie
141
141
142. wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028
hoofdstuk 1 deel 3
“De relatie tussen het waarnemende organisme en
zijn milieu
is niet die van een automatische machine
waarvan de vooraf vastgestelde mechanismen in
gang worden gezet
door de werking van een uiterlijke factor”,
aldus MP
142
142
142
142
143. wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028
hoofdstuk 1 deel 3
Het organisme is immers selectief in zijn
gevoeligheid voor fysische prikkels en
laat zich veeleer leiden door een aandacht
voor Z I N V O L L E S T R U C T U R E N :
143
143
143
143
144. MP maakt in voorgaande gebruik van
GESTALTPSYCHOLOGIE om
materialisme te ondergraven
Men neemt steeds iets waar tegen een
bepaalde achtergrond:
Het FENOMENALE VELD.
144
144
144
145. wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028
hoofdstuk 1 deel 3 145
145
145
145
147. 147
In tweede instantie
Waarnemendsubject
obje
ct
obj
ect
obje
ct
Reflectie doet intrede
Subject wordt
toeschouwer
Bewustzijn is los komen
te staan van de ‘situatie’
waarin waarnemend
subject zich in eerste
instantie bevond
Subject - object
drietal illustrerende voorbeelden:
Onderscheid: subject - object
147
147
147
148. 148
boek
bladzijde
bladzijde
bladzijde
bladzijde
bladzijde
bladzijde
Mechanica
Rondom ons zien we dingen veranderen. Alle natuurverschijnselen worden beheerst
door wetten. Elke verandering in de natuur kan worden bestudeerd als een relatie
tussen oorzaak en gevolg. In de mechanica gaat het allereerst om de meest eenvoudige
verandering in de tijd: deze van plaats of positie. Welke wetten liggen aan
de grondslag van de beweging? Bewegen alle voorwerpen volgens dezelfde wetten.
Isaac Newton ontdekte dat de bovenmaanse bewegingen (van hemellichamen) aan
dezelfde natuurwetten voldoen als de ondermaanse. Bij het vallen van een appel
besefte hij opeens dat de beweging van de vallende appel en van de maan of de
planeten allen beschreven moeten worden door dezelfde mechanica. Dat inzicht be-
tekende een belangrijke eerste unificatie in het natuurwetenschappelijk denken. Het
gaat hand in hand met het programma van het reductionisme waarin een grote
verscheidenheid
van natuurfenomenen worden herleid tot en als het ware convergeren
naar een steeds kleinere familie van meer elementaire en unieke fysische principes
en wetten.
Rondom ons zien we dingen
veranderen. Alle
natuurverschijnselen worden
beheerst door wetten.
dingen d i n Samenst
elling
‘inkt’
1100111
0001111
0101111
0011110
0011111
?
1 2 3
4 5 6 7 8
9
Of: 148
148
148
149. 149
Mechanica
Rondom ons zien we dingen veranderen. Alle natuurverschijnselen worden beheerst
door wetten. Elke verandering in de natuur kan worden bestudeerd als een relatie
tussen oorzaak en gevolg. In de mechanica gaat het allereerst om de meest eenvoudige
verandering in de tijd: deze van plaats of positie. Welke wetten liggen aan
de grondslag van de beweging? Bewegen alle voorwerpen volgens dezelfde wetten.
Isaac Newton ontdekte dat de bovenmaanse bewegingen (van hemellichamen) aan
dezelfde natuurwetten voldoen als de ondermaanse. Bij het vallen van een appel
besefte hij opeens dat de beweging van de vallende appel en van de maan of de
planeten allen beschreven moeten worden door dezelfde mechanica. Dat inzicht be-
tekende een belangrijke eerste unificatie in het natuurwetenschappelijk denken. Het
gaat hand in hand met het programma van het reductionisme waarin een grote verscheidenheid
van natuurfenomenen worden herleid tot en als het ware convergeren
naar een steeds kleinere familie van meer elementaire en unieke fysische principes
en wetten.
Het vervulde Einstein met ontzag:
Welk een diepe overtuiging van de rationaliteit van het universum en welk een drang
om te begrijpen [,..]. moeten Kepler en Newton niet gevoeld hebben om vele jaren
van eenzame arbeid te besteden aan het ontrafelen van de principes van de hemel-
mechanica.
Dat geloof in de wetmatigheid en de coherentie van ogenschijnlijk ongerelateerde
en wildvreemde verschijnselen blijft het programma van de fysicus anno 2005.
Zoals bij elke fysische theorie liggen empirische waarnemingen aan de basis van de
mechanica. Er is eerst het intuitieve beeld van ruimte en tijd. In de klassieke fysica
zijn ruimte en tijd absoluut. Zij vormen de arena van alle gebeurtenissen. Voor dat
onveranderende decor gebruik je de meetkunde zoals die sinds Euclides op school
wordt geleerd.
Ten tweede is de beweging volledig gedetermineerd. Als je de snelheden en posities
van alle deeltjes in het universum op ´e´en bepaald ogenblik kent, kan je de hele
toekomst daaruit afleiden. Onder identieke condities verloopt de beweging van een
bepaald voorwerp reproduceerbaar eenduidig als we het maar telkens dezelfde beginpositie
en beginsnelheid geven. Zo kunnen we bijvoorbeeld leren hoe we een bal
moeten gooien naar iemand anders.
1
Semantiek: betekenisleer
2
Syntaxis: zinsconstructie
Wat betekent wet in de
mechanica?
Wat is bovenmaans?
“Alle
natuurverschijnselen
worden beheerst door
wetten.”
Wat is het onderwerp in
deze zin?
Wat is de
persoonsvorm in deze
zin? 149
149
149
151. Leefwereld
Objectieve
wereld
Objectief beeld van wereld pas mogelijk omdat (nadat) we
eerst al verzonken zijn in LEEFWERELD
Objectieve idee visuele ervaring veroorzaakt door (objecten
in) buitenwereld:
Pas mogelijk omdat (nadat) mens buitenwereld ‘belichaamd’
verkend en aangeraakt heeft met ogen, handen, huid, kortom
met lichaam.
151
151
151
151
152. Mens is allereerst wezen die VOELT, BEWEEGT, HANDELT
in LEEFWERELD (GEHEEL)
Pas dan is het mogelijk onderzoek
te doen naar:
Hoe komt voelen, bewegen,
handelen tot stand (DELEN)
Pas dan is het mogelijk onderzoek te
doen naar:
Hoe kan het subjectieve ervaren
begrepen worden als iets dat plaatsvindt
in dezelfde wereld
vanuit natuurwetenschappelijke
invalshoek
leefwereld
subjectobj
ectobjects
ubject
leefw
ereld
subj
ect
object
152
152
152
153. MP Introduceerde LICHAAMSSCHEMA
153
Een concept waar Sheets-
Johnstone ook gebruik van
maakt
MPstaat in de traditie
fenomenologie (Husserl).
structuralisme -> pas tegen de achtergrond van het
geheel – hij spreekt over het fenomenale veld – kun je
de delen kennen.
153
153
154. 154
Waar MP verschilt van Husserl:
MP richt aandacht consequent op GELEEFDE ERVARING
en wijst op
rol LICHAAM in onze perceptie (waarneming)
154
154
155. Waarneming:
Contact tussen het bewuste subject en de wereld
fenomenologie - merleau ponty - geurts 155
Vragen hierbij:
wat is bewustzijn
wat is natuur
Hoe moet relatie tussen bewustzijn en natuur
gedacht worden
155
155
156. 156
Voordat structuur wereld geanalyseerd wordt, buigt
MP zich eerst over:
Vraag naar het subject van de waarneming
156
Dat subject van de waarneming is:
Het beleefde lichaam
Lichaam is dus geen ‘object’…geen res extensa…
156
157. 157
De perceptie vindt zijn oorsprong in:
de vitale band tussen:
degene die waarneemt enerzijds
en
zijn lichaam en wereld anderzijds
157
157
158. fenomenologie - merleau ponty - geurts 158
Perceptie niet resultaat van bewuste, intentionele
daad
Perceptie is mij van nature eigen
158
Mijn organisme is oorspronkelijk een voor-persoonlijk
toebehoren aan de wereld
Lichaam wordt dus niet ervaren als een object
158
160. Op elk moment hebben wij
globaal, praktisch en impliciet besef van
eigen lichaam,
van zijn houding en zijn relatie tot de dingen
160
Ik ervaar lichaam daarbij als dynamisch:
Als een ‘ik-kan’
vermogen om bepaalde zaken te ondernemen
160
161. 161
MP spreekt van ‘praktische kennis van het lichaam’, die
geen representatieve kennis is:
Hij noemt dat heel sjiek:
prak tignos ie
161
161
162. fenomenologie - merleau ponty - geurts 162
Mensen leren fietsen…zwemmen…kortom:
Leren iets te doen
162
Maar in werkelijkheid kunnen wij het slechts
doen omdat:
Ons lijf zich die bewegingen heeft
eigengemaakt Het ritme van de schoolslag is voor ons dan
zozeer een lijfelijke vanzelfsprekendheid
geworden, dat wij zonder na te denken de
slag uitvoeren
162
163. 163
Wanneer wij zeggen ‘ik kan’…betekent deze
uitdrukking heel vaak dat mijn ‘lijf’
eenmaal door mij in werking gesteld, kan
handelen
163
163
164. 164
Perceptie -> oorspronkelijk pact tussen:
zelfbewuste ‘lichaam-subject’ en wereld,
die beide in deze eenheid impliciet gegeven
zijn
164
164
165. fenomenologie - merleau ponty - geurts 165
Als existentie kleeft de mens vast aan de
wereld,
zodat ook de wereld aan de mens vastkleeft
165
165
166. fenomenologie - merleau ponty - geurts 166
De waargenomen wereld is noodzakelijk
georiënteerd vanuit dit subject
Vanuit verankering van dit subject in de
wereld
166
166
167. fenomenologie - merleau ponty - geurts 167
Perceptie [waarneming] =
‘irréfléchi’…dat in reflectieve ervaring verhelderd kan
worden
perceptie is de dragende grond
Perceptie gaat vooraf aan alle vormen van
reflectie/begripsvorming…
167
167
168. fenomenologie - merleau ponty - geurts 168
Deze reflectieve analyse van de waarneming
legt de mogelijkheidsvoorwaarden van de wereld als
correlaat van de waarneming bloot
168
168
169. fenomenologie - merleau ponty - geurts 169
MP spreekt over de fenomenologie van de
fenomenologie
die moet terugkeren naar het oorspronkelijke cogito
dat de eigenlijke logos, de eigenlijke
mogelijkheidsvoorwaarde van het verschijnen van het
fenomenale veld is
169
169
170. fenomenologie - merleau ponty - geurts 170
Dit vindt MP in het contingente bestaan van het
geïncarneerde subject
170
Het in de lichamelijkheid geimpliceerde cogito kwalificeert
MP als:
Voor-zich-zijn
En
In-de-wereld-zijn
170
171. 171
dit intentionele (zelf-)bewustzijn is een stilzwijgend
cogito
dat helemaal verworteld is in de lichamelijkheid
Het gaat vooraf aan de zelfbewuste intentionele
gerichtheid van het denkende subject
171
171
Het oorspronkelijk pact tussen:
het lichaam-subject en de wereld maakt kennis mogelijk
172. 172
Zo is het subject een letterlijk te nemen
gezichtspunt van waaruit gezien wordt
Zo moet het subject verondersteld worden om de
waarneming – de eerste modus van kennis – mogelijk te maken
172
172
173. 173
Ook de zin van de waarneming – het object in
al zijn dimensies, -
is gecorreleerd met o o r s p r o n k e l i j k e
intentionaliteit van beweeglijk lichaam
173
173
174. fenomenologie - merleau ponty - geurts 174
De ‘andere’ zijde is mede gegeven als
mogelijk object van waarneming, omdat ik
(= het lichaam-subject) me kan bewegen
driedimensionaliteit
174
174
175. fenomenologie - merleau ponty - geurts 175
De zin van perceptie wordt dus niet intellectualistisch geconstrueerd, maar is
mogelijk doordat we van nature deel
uitmaken van een wereld die waargenomen
kan worden
Omdat we:
lichamelijk zijn.
175
175
176. fenomenologie - merleau ponty - geurts 176
Tussen het lichaam en de wereld bestaat familiariteit
omdat ik lichamelijk ben is de wereld helemaal in mij
en ben ik helemaal buiten mezelf
De wereld bevindt zich in het hart van het subject
176
Nb
Vergelijk Plato: ziel is verwant met ideeënwereld
176
177. fenomenologie - merleau ponty - geurts 177
Mogelijkheid van kennis
177
177
We kunnen kennen omdat we als
lichamelijke wezens een zicht op de wereld
zijn
Daarbij:
178. fenomenologie - merleau ponty - geurts 178
De gerichtheid op de wereld waarin het
lichaam zich bevindt, is meteen ook een
‘oerdoxa’:
Een fundamentele bevestiging van het
bestaan van die wereld zelf
178
178
179. fenomenologie - merleau ponty - geurts 179
De oorsprong van de waarheid ligt in dit
impliciete cogito dat overtuigd is van het
bestaan van die wereld
L’être brut
179
179
180. fenomenologie - merleau ponty - geurts 180
L’être brut – het ruwe zijn
De wereld waarin ‘ik’ ben als lichaam-
subject
180
180
Van daaruit ontspruit in tweede instantie:
Bewustzijn – cogito
Subject – intellectualisme
Object – empirisme
Taal
181. fenomenologie - merleau ponty - geurts 181
“In werkelijkheid is veeleer het lichaam het
subject van mijn waarneming en niet een
lichaamloze geest.”
181
181
182. 182
p.43
Uitwerking geleefde ervaring en rol lichaam
aan de hand van CAMERA en OOG
Beide vormen beeld
buitenwereld
Functioneel lijken werking oog
en werking camera op elkaar
182
183. 183
Grote verschil tussen werking oog en werking camera
Betreft de BELEVING (ervaring) van het zien:
Camera registreert
Oog heeft zienbeleving
Verschil wordt begrepen door ONS LICHAAM
Zowel DAT we waarnemen als HOE we waarnemen wordt
bepaald door wat we met ons lichaam (in de omgeving)
kunnen doen
183
p.44
184. 184
Volgens MP zoekt Cezanne naar verenigen twee
perspectieven:
1. Cezanne's painting denies neither science nor tradition. He went to the Louvre every day when he was in
Paris. He believed that one must learn how to paint and that the geometric study of planes and forms is a
necessary part of this learning process. (…)
2. But what motivates the painter's movement can never be simply perspective or geometry or the laws
governing the breakdown of color, or, for that matter, any particular knowledge. Motivating all the movements
from which a picture gradually emerges there can be only one thing: the landscape in its totality and in its
absolute fullness, precisely what Cezanne called a "motif."
He would start by discovering the geological foundations of the landscape; then, according to Mme Cezanne,
he would halt and look at everything with widened eyes, "germinating" with the countryside. The task before
him was, first, to forget all he had ever learned from science and, second, through these sciences to recapture
the structure of the landscape as an emerging organism. Then he began to paint all parts of the painting at the
same time, using patches of color to surround his original charcoal sketch of the geological skeleton. The
picture took on fullness and density; it grew in structure and balance; it came to maturity all at once. "The
landscape thinks itself in me," he would say, "and I am its consciousness." Nothing could be farther from
naturalism than this intuitive science.
Cezanne's Doubt
Maurice Merleau-Ponty https://faculty.uml.edu/rinnis/cezannedoubt.pdf
184
185. 185
Art is not imitation, nor is it something manufactured according to the wishes of instinct or good
taste. It is a process of expression. Just as the function of words is to name—that is, to grasp the
nature of what appears to us in a confused way and to place it before us as a recognizable object—
so it is up to the painter, said Gasquet, to "objectify," "project," and "arrest." Words do not look like
the things they designate; and a picture is not a trompe-l'oeil. Cezanne, in his own words, "writes in
painting what had never yet been painted, and turns it into painting once and for all." We, forgetting
the viscous, equivocal appearances, go through them straight to the things they present. The
painter recaptures and converts into visible objects what would, without him, remain walled up in
the separate life of each consciousness: the vibration of appearances which is the cradle of things.
Only one emotion is possible for this painter—the feeling of strangeness— and only one lyricism—
that of the continual rebirth of existence.
In bovenstaande citaten toont
MP dat Cezanne past bij
streven fenomenologie om
subjectieve ervaring (het
‘motief’) en wetenschappelijk
wereldbeeld met elkaar te
verenigen
185
187. Volgens MP heeft ons lichaam een specifieke
intentionaliteit: motorische intentionaliteit
Examples of motor intentionality from MP:
‘I go through a door without comparing the width of the door to that of my body’;
‘Without any calculation, a woman maintains a safe distance between the feather in
her hat and objects that might damage it’;
‘Knowing how to type … is not the same as knowing the location of each letter on
the keyboard, nor even having acquired a conditioned reflex for each letter that is
triggered upon seeing it. But if habit is neither a form of knowledge nor an automatic
reflex, then what it is? It is a question of a knowledge in our hands’;
‘If I am seated at my desk and want to pick up the telephone, the movement of my
hand toward the object, the straightening of my torso, and the contraction of my leg
muscles envelop each other; I desire a certain result and the tasks divide
themselves up among the segments in question’.
Passing through the door, protecting the feather in one's hat, typing on a keyboard,
and reaching for a telephone.
187
188. What these examples seem to have in common is that they
are
instances of everyday skillful action—what we might also
call habitual practices
They are bodily activities that fall somewhere between the
poles of
reflective actions (viz., movements caused by prior
intentions) and
reflexive reactions (viz., mere bodily behaviors).
188
189. motorische intentionaliteit =
Lichamelijke vaardigheid die het ons mogelijk maakt
de wereld waar te nemen
In de wereld te handelen/bewegen
189
Prereflecief (irréfléchi)of prereflectief = manier van
gericht zijn op de wereld die vooraf gaat aan een
theoretisch of intellectueel begrip
190. Motorische intentionaliteit
Vooronderstelt vertrouwdheid met omgeving
Vooronderstelt vertrouwdheid met eigen lichaam
Lichaamsschema: vertrouwdheid met eigen
lichaam en de waaier aan mogelijkheden
190
191. Lichaamsschema is:
Veranderlijk/vloeiend
Kan tijdelijk met attributen worden uitgebreid (de hoed; de
blindenstok; de fiets)
Deze gedachte komt ook naar voren in:
a. De 4E cognitive filosofie (Chalmers/Clark)
Denkvermogen uitgebreid met objecten in de wereld
b. Harraway: Natural born cyborgs -> mens is hybride tussen
vlees en machine
c. Plessner: De mens is naturbedingte Unnatur.
p.49
191
192. Een lichaam zijn en een lichaam hebben
p.49
Er ist ein Körper (‚Körperding‘ neben anderen)
Er ist im Körper (Innenwelt, Empfinden – Leib)
Er ist außerhalb des Körpers (Reflexion – den Körper
haben und ihn beherrschen)
Ding naast andere
dingen
De mens is zijn
lichaam
De mens heeft een
lichaam
192
193. Zoals objecten deel kunnen gaan uitmaken van het lichaam,
Kan andersom het eigen lichaam op afstandelijke wijze
verschijnen
193
194. 194
Lichaam
Object
Blindenstok –
pen – hoed-
met-veer
integratie
Lichaam
Object
Lichaam – arm
- hand
vervreemding
Objecten
kunnen
geintegreerd
raken in het
lichaam(s-
schema)
Net zo goed
kan eigen
lichaam – of
deel daarvan
– op
afstandelijke
wijze
verschijnen
195. Uitleg met voorbeeld van de ene hand die de andere hand
aanraakt
Indien ik met LH
(=linkerhand) mijn RH
(=rechterhand) betast is
LH het explorerend
lichaam en RH
verschijnt als object van
aanraking
Lichaam
Linker hand
subject
Lichaam
Rechter hand
Object
betast
196. TOCH: In onze ervaring kunnen we altijd
onderscheid maken tussen wat bij ons lichaam hoort
en wat niet
Ik voel niet alleen mijn RH met de tastzin
van mijn LH,
Maar ervaar ook het tasten van LH met
de RH
197. Het voorbeeld toont/leert
a. Waarneming eigen lichaam kan dus niet worden
opgevat als het waarnemen van een object dat
simpelweg heel dichtbij staat
b. Het subject (ik) beweeg mijn lichaam niet zoals ik
een object beweeg Ik verplaats een object
MET mijn lichaam als
middel maar ik
verplaats mijn lichaam
ONMIDDELLIJK
198. Er is dus een verschil tussen:
Manier waarop we ons
eigen lichaam ervaren
Manier waarop de rest van de
wereld aan ons verschijnt
Kenmerkend voor
manier waarop IK
eigen lichaam ervaar
(iets dat ontbreekt bij
ervaren van objecten
buiten mijn lichaam) is:
EIGENAARDIGE
DUBBELHEID
en
199. EIGENAARDIGE DUBBELHEID
Er ist im Körper (Innenwelt, Empfinden – Leib).
Er ist außerhalb des Körpers (Reflexion – den Körper
haben und ihn beherrschen)
cethemawatmaaktdemens?HOOFDSTUK2 199
De mens is zijn lichaam
De mens heeft een lichaam
Ik ben het lichaam dat voelt wanneer het wordt
aangeraakt: het geleefde LIJF (Leib)
Ik heb een lichaam dat ik kan betasten: het objectieve
lichaam (Körper)
200. p.50
Ervaring eigen lichaam heeft dubbel
karakter
‘Ik’ voelt lichaam van binnenuit op levende/intieme
manier (bij aanraking van RH door LH)
tegelijkertijd
‘Ik’ voelt lichaam van buitenkant als een object dat
‘ik’ kan aanraken en vastpakken
201. Körper
Leib
Het objectieve lichaam
(Körper) en het
geleefde lijf (Leib)
Zijn beide kanten van
de ervaring die nooit
los van elkaar
voorkomen
Toch: uitzondering ->
slapende hand/arm
202. Het objectieve lichaam
(Körper) kann
voorwerp van denken
zijn
Hedendaagse cognitie
filosofen – geïnspireerd
door fenomenologie - :
Verzet/Antwoord
tegen/op eenzijdige
focus op Körper ten
koste van Leib
203. Wat is de mens nu in fenomenologisch opzicht?
p.51
203
Verschil:
204. Poging wereld te beschrijven vanuit objectief
standpunt dat zichzelf als het ware buiten de ‘geest’,
lichaam, empirie bevindt (VIEW FROM NOWHERE-
Nagel)
205. Poging wereld te beschrijven vanuit sociohistorisch
en lichaamsgebonden perspectief
(eerstepersoonsperspectief)
206. Belang eerstepersoonsperspectief in filosofisch
onderzoek naar de mens
- tegenwicht focus op eendimensionale mens -
Combinatie eerste- en derdepersoonsperspectief
Wellicht nog beter te spreken over combinatie van
eerste-, tweede- en derde persoonsperspectief ->
dat zou in lijn zijn met de fenomenologie van
Merleau-Ponty
tweedepersoonsperspectief -> de gedeelde wereld
208. Het fenomenologisch perspectief
Alternatief en aanvullend perspectief op puur logisch-
empiristische benadering
De fenomenologie benadrukt:
Ons bewegende/voelende lichaam ontsluit in onze
waarneming niet alleen onze binnenwereld maar ook de
buitenwereld
210. 1. Bij het innemen van een objectief standpunt laten we de
geleefde zelfervaring buiten beschouwing
Waarneming verliest hierdoor contact met zichzelf ->
De zelfwaarneming wordt namelijk genegeerd; op een
zijspoor gezet.
211. 2. Derdepersoonsperspectief heeft moeite met BELEEFDE
ERVARING (perceptie) als bron van gedrag
Derdepersoonsperspectief Houdt vast aan:
Mens als wezen waarvan
gedrag begrepen kan
worden als iets wat
voortkomt uit:
Zuiver ratiole
overwegingen
Door natuur
gedetermineerd lichaam
212. 3. Een zuiver objectief wetenschappelijke
zienswijze/methode negeert of ontkent de ZIN-DIMENSIE
(Husserl)
Doet daarmee geen recht aan de mens volgens
Plessner:
De derde antropologische wet luidt immers het
‘UTOPISCH STANDPUNT’ -> dit standpunt alles te
maken met zingeving
213. Sciëntistisch wereld- en
mensbeeld negeert al dat
wat dagelijks leven
betekenisvol en waardevol
maakt
Sciëntistisch wereld- en mensbeeld zo fel
verdedigd door de WIENER KREIS in hun
manifest WISSENTSCHAFTLICHE
WELTAUFFASSUNG tegelijk ponerend dat
zogenaamde metafysische kwesties vanuit
wetenschapsperspectief betekenisloos zijn->
dat is zaak voor kunst en religie
214. Wetenschap dichtte zichzelf een op zichzelf
staande, onafhankelijke sfeer toe
(…)common-sense view of science, which is
linked to the idea of science as a neutral and
independent institution
(Views of science, Edwin Koster and Frank Kupper )
No external infuences are thought to have any bearing on the results of
scientifc research, and that is why science should be:
autonomous (politics and industry do not determine the direction the
research goes),
neutral (scientists are not guided by religious beliefs, political views,
or fnancial interests),
independent (moral judgements, ideological and other views and
interests play no role in the acceptance of scientifc research),
free of social value (scientists are not involved in any way in how
knowledge is applied), and
not normative (scientists do not speak positively or negatively about
the social consequences of the knowledge acquired by them)
215. science as a neutral and independent institution
De ethische vraag naar zingeving doet er simpelweg
niet toe
de ethische vraag naar hoe kunnen en moeten we
leven is een non-issue
216. Sciëntistische kijk op wetenschap ook doorgedrongen in de
zogenaamde menswetenschappen:
Studie naar koop- en stemgedrag
Kwantitatieve methode
Handelen vanuit winstmaximalisatie
De gelukscalculus (van de utilitarist Bentham)
Focus op neurologische activiteit
Goed is wat pleasure doet toenemen en pijn vermijdt of
vermindert; slecht is wat pleasure dwarsboomt en pijn in
stand houdt of doet toenemen
Enz.
217. Sciëntistische kijk op wetenschap in menswetenschappen:
Heeft eenzijdige invloed op onze zelfervaring waarmee we
waarden en zin geven aan ons bestaan -> weggemoffeld
onder statistieken, meetbare zaken
218. Vandaar:
Onderzoek naar/van mens vanuit derdepersoonsperspectief
moet aangevuld worden met
onderzoek vanuit eerstepersoonsperspectief
220. Fenomenologische benadering van VRAAG NAAR MENS is:
Aanvullend
Tegenwicht biedend
Alternatief
Als het gaat om eenzijdige focus op eendimensionale mens
vanuit derdepersoonsperspectief
221. Plessner biedt fenomenologie van onze ervaring een
existentiele lading
Uit typische kwaliteit deze ervaring trekt PLESSNER
conclusies over:
Hoe mens in leven staat
Hoe mens reflecteert op bestaan als mens
p.52
222.
223. Beschrijving mens plaveit de weg naar de ETHIEK
Beschouwing bestaan impliceert beschouwing over we
zouden moeten bestaan
225. BELICHAAMD WEZEN WIER
ERVARING BEMIDDELD
WORDT DOOR
WETENSCHAPPELIJK
DISCOURS (“ WOORDEN” )
EN TECHNIEKEN EN
TECHNOLOGIE DIE MENS
GEBRUIKT
ETHIEK
HET alternatief vanuit een fenomenologische invalshoek:
MENSBEELD: ETHIEK:
Editor's Notes
Wie een megafestival bezoekt en daar met vrienden heeft afgesproken ziet als eerste dat drukbezochte festival, mensen, hoort de muziek, voelt het gras enz.