SlideShare a Scribd company logo
1 of 225
Hoofdstuk 1 fenomenologie
p.31
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
2
Thema ce gerelateerd aan
domein B en domein E
2
2
2
2
PTA 2023-2024
 Kerstmis: epistemologie en wetenschapsfilosofie (25%)
 Pasen: Wat maakt de mens? Onze lichamelijkheid in relatie tot
techniek en wetenschap (15%)
1. p.8-19
2. p.22-52
3. p.53-64
4. p.65-87
5. p.90-109
6. p.110-131
CENTRAAL EXAMEN:
 Ethiek (C)
 Wijsgerige antropologie (B)
 Epistemologie (D)
 Wetenschapsfilosofie (E)
 De vraag naar de mens in relatie tot techniek en wetenschap
https://www.examenblad.nl/system/files/2023/syllabi/syllabus_filosofie_vwo_20
24_versie_4.pdf
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
Inleiding
3
3
Iets NIEUWS Leren, zoals fietsen =
Leren hoe het VOELT vanuit
eerstepersoonsperspectief, wanneer je de
juiste houding aanneemt en op juiste
manier beweegt
En niet zozeer om hoe het er vanuit een
derdepersoonsperspectief UITZIET
Of: een ongekookt ei vastpakken
Je leert niet fietsen door te kijken naar je
lichaam in de spiegel, maar door te
voelen hoe het voelt terwijl je het doet
3
3
3
p.31
3
3
3
3
3
3
3
In paragraaf 1.1: MAXINE SHEETS-
JOHNSTONE legt uit hoe danser
nieuwe dans aanleert
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Zo maakt ze duidelijk
wat een
fenomenologische
benadering inhoudt
En
Hoe een
fenomenologische
benadering ons inzicht
kan geven in hoe wij
nieuwe lichamelijke
bewegingen aanleren
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
6
Sheets-Johnstone:
‘Ontdekken hoe het voelt als we ons lichaam
in de ruimte bewegen is’:
Basis van leren dansen
Sterker nog:
Basis van ALLE vormen van leren
6
6
6
6
6
6
6
6
6
7
Misschien is er geen fundamenteel verschil tussen het
leren van Franse woordjes en leren fietsen
De 4E-cognitiefilosofen (H6) beamen dat:
Geen radicale scheiding tussen DENKEN en DOEN;
GEEST en LICHAAM -> DENKEN is vorm van doen
en alles wat je doet, doe je met je lichaam
De 4E-cognitiefilosofen -> geïnspireerd door
fenomenologische traditie
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Paragraaf 1.2 is uitstapje naar context waarin
fenomenologie is ontstaan
p.32
Fenomenologie en empirische wetenschappen staan
niet tegenover elkaar ->
BEIDE SAMEN staan ten dienste van onderzoek naar
mens
8
8
8
8
8
8
8
8
8
Paragraaf 1.1 Het gevoel van een zelf in beweging
Maxine Sheets-Johnstone (1930)
begon haar carrière als danser, choreograaf en
dansdocent en
ontwikkelde zich vervolgens tot filosoof in de traditie
van de fenomenologie.
9
9 p.32
9
9
9
9
9
9
9
Centraal concept: KINESTHESIS
10
10
10
10
10
10
10
10
10
Kenmerkend voor DANS:
GEVOEL bewegende lichaam dat zowel door danser
als door toeschouwer wordt ervaren
= KINESTHESIS
Deze zintuiglijke
ervaring is de bron van
ons gevoel van zelf
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Sheets-Johnstone leunt aan tegen gedachtegoed
Merleau-Ponty:
Ons BEWEGENDE LICHAAM
 vormt ons denken omdat het onze waarneming
bemiddelt
 ons bewegende lichaam is bovendien zelf vorm van
denken-> DENKEN IN BEWEGING
12
12
12
12
12
12
12
12
12
‘Lichaam als bemiddelaar onze waarneming’
Houdt in:
13
Ons lichaam is MIDDEL waarmee we ons een beeld
van werkelijkheid vormen:
 Via lichaam maakt mens contact met wereld
 Zintuigen en bewegingen bepalen manier waarop
wereld aan mens verschijnt
13
13
13
13
13
13
13
13
14
AL ONZE KENNIS
BEMIDDELD DOOR ONS
LICHAAM
Oftewel:
BELICHAAMD
14
14
14
14
14
14
14
14
15
In filosofie van Sheets-Johnstone herkenbaar:
 Lichaam-subject (corps sujet) van Merleau-Ponty
 De antropologische wet van Plessner: bemiddelde
onmiddellijkheid
15
15
15
15
15
15
15
15
16
Merleau Ponty in traditie westers denken
Fenomenologie (Husserl)
Maakt gebruik inzichten van Plessner
Kritiek op twee dominante tradities of
strategieën in westers denken:
 Empirisme (tabula rasa)
 Intellectualisme (res cogitans) (door ‘meesten’
aangeduid als rationalisme)
Husserl
16
16
16
16
16
16
16
17
Empirisme en intellectualisme:
erfgenamen cartesiaans dualisme:
geest en lichaam twee verschil-
Lende substanties:
De een ‘spiritueel’
De ander ‘materieel’
Geen van beide kan de r e l a t i e denken tussen lichaam
en geest (=bewustzijn)
Noch…
Tussen onszelf en de waargenomen wereld
Interactie-probleem
17
17
17
17
17
17
17
18
Body-
subject
body-
conscious
ness
Thinking
body
motility
Het lichaam denkt
en neemt waar
CORPS-SUJET
(geïncarneerde subject)
 Alternatief voor ‘cogito’
van Descartes
 Kritiek op ‘ cogito’
Het lichaam kan
niet louter object
of een materiële
entiteit van de
wereld zijn.
18
18
18
18
18
18
18
19
Mens niet louter ‘ding’…niet uitsluitend brok materie
De mens is een bewust ‘ik’, een subject
Dit is meest oorspronkelijke ‘is’-zeggen
“Il faut partir de la
subjectivité”
(Sartre)
Mens = existentie
De mens =
een-subject-,
“verzonken–in-zijn-lichaam–en- verwikkeld-in-
de-wereld”
19
19
19
19
19
19
19
Vanuit de excentrische positionaliteit ontwikkelt Plessner
drie antropologische principes of wetten:
20
WET I
‘natuurlijke kunstmatigheid’
WET II
‘bemiddelde
onmiddellijkheid’
WET III
‘utopisch standpunt’
Plessners Drie antropologische wetten
20
20
20
20
20
20
20
tweede antropologische wet:
‘bemiddelde onmiddellijkheid’
kunstmatige door mens geconstrueerde wereld krijgt
eigen gewicht en objectiviteit
WET II
wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028 hoofdstuk 1 deel 3 21
Mens leeft niet direct in natuur, maar
hij wordt gevormd en bepaald door:
zijn eigen geschapen producten, taal en werktuigen.
21
21
21
21
21
21
21
22
In de zogenaamde postfenomenologie wordt lichaam
UITGBREID met ‘verlengde’ zintuigen -> de techniek
22
22
22
22
mens technologie wereld
subjectiviteit
objectiviteit
Perceptie - ervaring
Handeling - praktijken
22
22
22
22
23
Sheets-Johnstone haakt in op
ontwikkelingspsychologische inzichten
MENS DENKT IN BEWEGING:
 Onderzoek omgeving met beweging
 Ontdekking ‘ERVARING van ons eigen
bewegende lichaam’ tijdens ontdekkingstocht
p.33
23
23
23
23
23
23
23
24
HOE KINDEREN
LEREN
Voorbeeld leren van concept BINNEN in
iets zijn
Leerproces begint wanneer ervaring eigen
lichaam betrokken wordt op hanteren
objecten
24
24
24
24
24
24
24
25
Observatie onderzoekers:
Tijdens bezigheden openden en
sloten kinderen herhaaldelijk hun
mond -> niet aangeleerd, maar
spontane beweging
25
25
25
25
25
25
25
26
Openen en sluiten mond -> kinderen leken zo
betekenisvolle relatie te leggen tussen het omgaan
met omgeving en gevoel eigen lichaam
Ervaring eigen lichaam – openen en sluiten mond -
vormt zo basis van kennis van omgeving:
Mogelijkheid om blokjes ergens in te stoppen
26
26
26
26
26
26
26
Hoe eigen lichaam ervaren wordt -> BASIS WAARNEMING
WERELD
Vanuit INTERACTIE lichaam en omgeving -> ontwikkeling
TAAL
Abstracte begrippen gebaseerd op manier waarop wij
met ons bewegende lichaam de omgeving verkennen
27
27
27
27
27
27
27
 DENKEN stuurt niet lichaam
 LICHAAM beïnvloedt niet simpelweg ons denken
p.34
ONS BEWEGENDE LICHAAM IS ONS DENKEN
28
28
28
28
28
28
28
29
Als ons DENKEN voortkomt uit sensomotorische
(bewegende en voelende) lichaam
https://learnsomatics.ie/how-your-brain-sees-your-body/
29
29
29
29
29
29
30
Dan: al onze kennis van wereld is gefundeerd op ons
zelfbewustzijn
30
30
30
30
30
30
31 These figures are called the Sensory and Motor Homonculus Men. They are
proportioned like this to illustrate how much of the sensory cortex and the motor cortex is
devoted to sensing and moving the different areas of the body. So the hands and mouth
are oversized because large areas of the brain are given over to operating the hands
and mouth.
31
31
31
31
31
31
32 Voor Descartes is ‘zelfbewustzijn’ (res cogitans) een
helder en welonderscheiden inzicht: HET-IK-DAT-
DENKT
Ook volgens Descartes vormt DAT DE basis van
kennis – achtereenvolgens – over god en onze kennis
van de werkelijkheid (=res extensa)
32
32
32
32
Voor Sheets-Johnstone is dat ‘zelf’ - net als bij
Descartes – ook uitgangspunt
Echter:
 Dit bewustzijn is BELICHAAMD BEWUSTZIJN en
 Meteen al gericht op de wereld
zelf
32
32
33
Bewustzijn van de fenomenoloog
is GEEN op zichzelf staande res cogitans gescheiden
van de res extensa
33
33
33
33
33
33
34
Het IK is niet IKDENK maar eerder een IKKAN of IKDOE
MERLEAU-Ponty
spreekt over
PRAKTIGNOSIE:
De praktische kenis
van lichaam –
vermogen stelt de
mens in staat om iets
te ondernemen
34
34
34
34
34
34
p.34
Zoveel is nu wel duidelijk geworden:
De fenomenologie heft het substantiedualisme op
Vraag is dan vervolgens:
HOE VOELT HET OM VAN JE ZELF BEWUST TE
ZIJN?
35
35
35
35
35
35
Proprioceptie wordt ook wel positiezin genoemd.
Woord proprioceptie: samengesteld uit Latijnse woorden
proprius (eigen) en perceptie (waarneming):
vermogen van mens of dier om:
 positie eigen lichaam of
 delen ervan waar te nemen
 in de ruimte te ervaren en
 om te registreren hoeveel kracht gebruikt wordt bij een
beweging.
Proprioceptie is lichamelijke grondslag van ons zelfbewustzijn
36
36
36
36
36
36
Proprioceptie
somatische sensaties die samenhangen met fysieke staat van
het lichaam.
Hieronder vallen:
 positiewaarneming,
 waarneming van spier- en peesspanning,
 drukwaarneming van de voetzolen en
 waarneming evenwicht.
Proprioceptie: onderdeel somatosensorische systeem en
samen met aantal andere systemen zorgt dit ervoor dat de
hersenen weten wat de stand van alle lichaamsdelen is.
37
37
37
37
37
37
Proprioceptie zoals tot nu toe omschreven:
Focus op positiezin; gevoel voor verhouding
lichaamsdelen ten opzichte van elkaar
Sheets-Johnstone is het juist de BEWEGING die gevoel
van zelf voortbrengt
Verlegt aandacht van proprioceptie naar kinesthesis ->
vermogen om beweging van eigen lichaam gewaar te
worden
38
38
38
38
proprioceptie kinesthesis
38
38
Sheets-Johnstone:
Wanneer we bewegen merken we wat we kunnen doen
En ervaren we onszelf als een IK, of beter een IKKAN
Ondermijning
Traditioneel beeld van het ZELF als puur bewustzijn dat
onafhankelijk van de wereld bestaat en
Heer en meester is over het lichaam
39
39
39
39
39
39
p.35
Ondermijning
Traditioneel beeld van het ZELF
Er is geen statisch IK dat
 Van tevoren al bestaat
 De omgeving van een afstand waarneemt, daarover
nadenkt en vervolgens beslist hoe te handelen
40
40
40
40
40
40
Er ontstaat pas een IKkan op moment dat
 een bewegend lichaam voelt dat het beweegt
EN
 merkt hoe het dingen in de werkelijkheid teweeg kan
brengen
41
41
41
41
41
41
Vanuit fenomenologisch perspectief is het onmogelijk dat:
DENKEN volkomen
losstaat van het DOEN
Er is pas een denkend
IK OMDAT
het lichaam kan bewegen
42
42
42
42
42
42
Maxine Sheets-Johnstone
In haar tekst legt Sheets-Johnstone uit:
 wat fenomenologie is (geen theorie, maar methode) en
 hoe bewuste reflectie op ons bestaan is gebaseerd op:
 een pre-reflectieve gewaarwording van de ruimtelijkheid
en
 van de bewegingen van ons lichaam.
wij zijn een denkend, bewegend lichaam
43
43
43
43
43
43
In een voorbeeld werkt zij uit hoe
een danser haar bewegingen vormgeeft vanuit haar
bewustzijn van ruimtelijke vormen.
Opvallend is dat de danser niet zozeer reflecteert op hoe de
bewegingen eruitzien voor een toeschouwer, vanuit een
derdepersoonsperspectief,
maar op hoe zij het samenspel van krachten en richtingen
ervaart tijdens het creëren van ruimtelijke vormen met haar
lichaam.
44
44
44
44
44
44
Twee argumenten:
Argument 1: onze gewaarwording van ons bewegende
lichaam in de ruimte gaat vooraf aan bewuste reflectie op
onszelf.
Argument 2: fenomenologie biedt een perspectief op onze
bestaanservaring
45
45
45
45
45
45
Argument 1: onze gewaarwording van ons bewegende
lichaam in de ruimte gaat vooraf aan bewuste reflectie op
onszelf.
Hoe worden wij ons bewust van onszelf?
Sheets-Johnstone illustreert dit met het voorbeeld van
een danser die bezig is om een dans te choreograferen.
46
46
46
46
46
46
Een manier om te kijken naar dans is:
om vanuit het derde-persoons perspectief te beschrijven
welke figuren een danser in de ruimte maakt en welke vormen
en richtingen het lichaam daarbij aanneemt -> dergelijke
objectieve beschrijving ziet lichaam als mechanisch ding dat
door krachten in beweging wordt gezet.
Dit is echter niet hoe een danser te werk gaat wanneer zij
bezig is om een dans te ontwerpen.
47
47
47
47
47
47
Zij reflecteert eerder op
de kracht die zij gebruikt in haar bewegingen, de focus die
haar richting geeft en de scherpe of vloeiende kwaliteit van
haar bewegingen.
Achteraf kan de danser op deze ervaringen reflecteren om
erachter te komen wat de totale vorm is die zij in ruimte en
tijd heeft gemaakt en hoe zij deze verder kan ontwikkelen.
48
48
48
48
48
48
Argument 2: fenomenologie biedt een perspectief op onze
bestaanservaring
Fenomenologie biedt perspectief op pre-reflectieve ervaring
van het bewegende lichaam in de ruimte.
De pre-reflectieve ervaring verwijst naar de zogenaamde
fenomenologische reductie van HUSSERL
49
49
49
49
49
49
fenomenologische insteek verwant met:
‘methodische twijfel’ Descartes
Husserl spreekt echter
over:
50
Fenomenologische reductie:
‘fenomenologische reductie’ of
‘epochè’ (=‘uitstel van geloof’)
50
50
50
50
50
50
elke ervaring ‘tussen haakjes zetten’ en haar beschrijven
alle gebruikelijke vooroordelen over die ervaring worden
opgeschort (epochè).
 vrijwillige en consequente reflexieve instelling,
 onthouding van vooronderstellingen die in dagelijks leven
gebruikelijk zijn
ontstaan wijsgerige antropologie: Scheler en Plessner 51
Fenomenologische reductie =
51
51
51
51
51
51
ontstaan wijsgerige antropologie: Scheler en Plessner 52
De voorwetenschappelijke wereld
Fenomenologie is een methode:
poging uit de wereld van de wetenschappen en de filosofie, uit
de theorieën, de denkbeelden en de meningen de weg terug te
vinden naar de voorwetenschappelijke wereld,
waarin het gewone leven van gewone mensen zich afspeelt.
Het gaat om een terugkeer naar de dingen, ‘die Sachen selbst’.
52
52
52
52
52
52
ontstaan wijsgerige antropologie: Scheler en Plessner 53
53
53
53
53
“de weg terug te
vinden naar
voorweten-
schappelijke
wereld”
Analogie met
Plato's grot:
Verschil echter:
Die Sachen
selbst: voor
PLATO de
Vormen
53
53
Om op deze pre-reflectieve ervaring te kunnen reflecteren,
moeten we haar eerst beleven
De ervaring kunnen we vervolgens proberen op een
fenomenologische manier te beschrijven.
Zo ontdekken we:
 niet alleen hoe we onszelf als bewegend lichaam
ervaren, maar ook
 hoe we in de wereld staan.
54
54
54
54
54
54
Vergelijkbaar met de danser die de dans vormgeeft,
kunnen wij op basis van deze ervaring niet alleen
 reflecteren op hoe we ons tot nu toe door ons leven
hebben bewogen, maar ook
 hoe we ons bestaan verder willen vormgeven.
55
55
55
55
55
55
Primaire tekst 1, Maxine Sheets-Johnstone, passages uit:
Fenomenologie van de Dans (1966)
p.36
56
56
56
56
56
56
Fenomenologie gaat over:
beschrijven van mens en wereld (…) niet als gegeven
structuren die we trachten te leren kennen met behulp van
gecontroleerde studies en experimenten, als observeerbare
en registreerbare gedragspatronen (…).
Nee,
ze beschrijft de mens en de wereld eerder als mens-
temidden-van-de-wereld. Dat wil zeggen: de mens zoals hij
zichzelf en de wereld ervaart, helder en scherp, nog voordat
enige reflectie plaatsvindt. (…)
57
57
57
57
57
57
Fenomenoloog beschouwt de ervaring
niet als een objectieve relatie tussen mens en wereld, maar
onderzoekt de kern van de ervaring zelf:
het onmiddellijke en directe bewustzijn van de mens,
aanwezig in de wereld.
58
58
58
58
58
58
In plaats van
de mens en de wereld als gegeven eenheden te zien,
onafhankelijk van elkaar opgebouwd, met de reflecterende
ervaring daarop als de fundamentele interactie die de mens
aan kan gaan met zijn omgeving,
tracht de fenomenoloog eerder:
fundament of de structuren van het bewustzijn te beschrijven
en
het fundament of de structuren van de wereld die op dat
bewustzijn gebaseerd zijn
59
59
59
59
59
59
Er is een ervaring en die ervaring kan alleen beschreven
worden als hij beleefd is.
De kunst is
om methode te ontwikkelen die:
 geen aannames doet
 het effect van de ervaring zelf niet verkeerd voorstelt
 effect van de ervaring zelf niet beperkt. (…)
60
60
60
60
60
60
Fenomenologie is geen theoretisch systeem.
Het gaat me om het onderscheid tussen:
 systeem dat de relatie tussen mens en wereld beschouwt
als het samenkomen van twee objectieve eenheden en
 systematische methode die de geleefde ervaringen van de
mens-temidden-van-de-wereld verheldert.
61
61
61
61
61
61
Uit de fenomenologie komt geen theorie voort,
want de fenomenologie houdt zich niet bezig met theorieën
over fenomenen,
maar met beschrijvingen van hun bestaan, wat betekent:
het simpele feit dat ze voor het
bewustzijn verschijnen
62
62
62
62
62
62
Wat beschreven wordt is hoe een fenomeen aanwezig is
tot het bewustzijn.
De mens is geen objectieve structuur die gekend kan
worden, maar
uniek existentieel wezen -> eenheid van bewustzijns-
lichaam dat zichzelf kent
p.37
63
63
63
63
63
63
Dat betekent dat elk begrip van de mens in relatie tot de
wereld gebaseerd moet zijn op kennis van zijn
bewustzijns-lichaam in levende samenhang met de wereld.
Fenomenologie is dus meer een
methode dan een systeem, want
het brengt een bepaald gezichtspunt voort, meer dan een
vaststaand stelsel van overtuigingen.
64
64
64
64
64
64
Voor de fenomenoloog begint elke zoektocht naar kennis over
een fenomeen met
de directe intuïtie over het
fenomeen, los van elk vooroordeel, en van elke
verwachting of reflectie.
Deze directe intuïtie is daarom pre-reflectief.
65
65
65
65
65
65
De houding van de fenomenoloog tot fenomeen is niet
objectief of subjectief,
maar eerder een houding van aanwezig-zijn voor het
fenomeen, volledig en geheel.
Zo kan het fenomeen intuïtief waargenomen worden zoals
het zich voordoet,
zonder het op grond van eerdere interpretaties of
overtuigingen op enige wijze voor-te-vormen.
66
66
66
66
66
66
Deze houding leidt de fenomenoloog tot een beschrijving
van de
geleefde ervaring van het fenomeen, van de essentiële
relatie tussen bewustzijn en zijn wereld
67
67
67
67
houding van
fenomenoloog tot
fenomeen
Niet objectief of subjectief
Geleefde ervaring van
fenomeen
Maar:
67
67
Door de geleefde ervaring te beschrijven,
kan de fenomenoloog de gebleken structuren van het
fenomeen verduidelijken->
de vormen die bestaan binnen de totale vorm van het
leven
68
68
68
68
68
68
Als het fenomeen bijvoorbeeld dans is, dan beschrijft de
fenomenoloog
de directe ontmoeting met dans, de geleefde
ervaring van dans, en
van daaruit beschrijft hij
de analyseerbare structuren, zoals tijdelijkheid
en ruimtelijkheid, die inherent zijn aan
de totale ervaring.
69
69
69
69
geheel
delen
69
69
Aangezien het fenomeen beschreven wordt zoals het zichzelf
voordoet aan het bewustzijn, is het duidelijk dat:
a. fenomenoloog naar gebeurtenis kijkt als een verschijning,
verschijning die boven elke twijfel verheven is -> Ook als het
waarom en het hoe van een
verschijning niet feitelijk verklaard kan worden,
kan het feit dát iets verschijnt of bestaat niet
Betwijfeld worden.
70
70
70
70
b. het bewustzijn een bewustzijn is van iets; dat wil zeggen, elk
bewustzijn stelt zich een object voor en is niet louter een blinde
ontvanger van impressies
De
fenomenologie
sluit aan bij
realisme
70
70
Hedendaagse invulling concept intentionaliteit
gaat terug op Franz Brentano
in zijn boek, Psychologie vanuit een empirisch
standpunt (1874):
71
In voorgaande (b) wordt uitgegaan van concept
intentionaliteit
71
71
71 Franz
Brentano
71
71
Mentale fenomenen sluiten iets als object in, in zichzelf
 Present stellen is altijd iets present stellen
 Beoordelen is altijd iets verwerpen of bevestigen
 Verlangen is altijd iets verlangen
 Leren is altijd iets leren
 Haten is altijd iets haten
 Verbeelden is altijd iets verbeelden
Presenteren, beoordelen, verlangen, leren, haten en
verbeelden bestaan niet opzichzelf
Franz
Brentano
72
72
Intentionele insluiting van objecten is exclusief kenmerk van
mentale fenomenen
Fysieke fenomenen worden daardoor helemaal niet
gekenmerkt
MENTAAL FENOMEEN = FENOMEEN DIE EEN OBJECT
INTENTIONEEL BEVAT BINNEN ZICHZELF
Franz
Brentano
73
73
Essentiële eigenschap van intentionaliteit=
Gericht zijn op iets
Het doet er hierbij niet toe of het x waarop gericht wordt
wel of niet bestaat onafhankelijk van de intentionele act
zelf
74
74
74
74
haten
smurfen
spruitjes
Franz
Brentano
74
74
Drie essentiele stellingen Brentano:
I. Constitutief voor fenomeen intentionaliteit, - zoals het wordt getoond in mentale
toestanden zoals liefhebben, haten, verlangen, geloven, oordelen, waarnemen, hopen en vele
andere - dat deze mentale toestanden gericht zijn op dingen die anders
zijn dan zijzelf.
II. Kenmerkend voor de objecten waarop de geest op grond van
intentionaliteit is gericht, dat ze de eigenschap hebben die Brentano
intentioneel ‘inexistence’ (in-bestaan!) noemt.
III. Derde stelling, intentionaliteit is het kenmerk van het mentale: louter
mentale toestanden vertonen intentionaliteit.
75
75
75
75 Franz
Brentano
75
75
76
Het fenomeen geeft zichzelf alleen aan het bewustzijn als
het bewustzijn zich er bewust van is, alleen als er een
directe, pre-reflectieve gewaarwording van is.
Als zodanig brengt de geleefde ervaring een bepaald soort
betekenis met zich mee.
76
76
76
76
76
Het pre-reflectieve, vooringenomen bewustzijn is
geen passieve houder van indrukken,
maar
een bewustzijn van gevoeld belang of gevoelde zin en
betekenis.
77
77
77
77
77
77
De fenomenologische methode is beschrijvend, maar de
methode is tegelijkertijd duidelijk meer dan dat.
Want in het streven het fenomeen te beschrijven,
reflecteert hij terug en
werpt licht op de structuren van het bewustzijn zelf.
78
78
78
78
78
78
De fenomenologische methode gaat voorbij aan alle vragen
over
 de objectiviteit van het subject of
 de subjectiviteit van het object.
Hij verheldert: onmiddellijke wereld van de geleefde ervaring,
wereld zoals deze onmiddellijk en direct gekend wordt door
het pre-reflectieve bewustzijn.
Deze eerste en directe kennis =
fundament waarop alle toekomstige kennis
is gebouwd.
79
79
79
79
79
79
Elke geleefde ervaring van het lichaam veronderstelt
een pre-reflectief bewustzijn van zijn ruimtelijkheid door
een lichaamsschema.(…)
80
80
80
80
80
80
Het lichaamsschema:
 synthetiseert alle ruimtelijke presenties van het lichaam.
 Stelt ons in staat om onze gebaren en bewegingen te
ervaren als een voortdurend en samenhangend ‘hier-zijn’.
(…)
81
De pre-reflectieve kennis van de ruimtelijkheid van het
lichaam is gebaseerd op het lichaamsschema.
81
81
81
81
81
82
Bewustzijns-lichaam
 richt zich naar de wereld en is zich daar al impliciet
gewaar van zijn ruimtelijke aanwezigheid.
 Het strekt zijn ruimtelijkheid uit naar de wereld als een
manier om zich ertoe te verhouden en ermee te
communiceren. (…)
82
82
82
82
82
83Een voorbeeld geleefde ervaring van ruimtelijkheid temidden-van-
de-wereld is alledaagse beweging van het reiken.
Als ik naar een pen op tafel reik, doe ik
dat omdat ik me pre-reflectief bewust
ben van mijn ruimtelijke aanwezigheid
in relatie tot de pen. Mijn onmiddellijke ‘hier-zijn’ draagt een notie
van ‘daar-zijn’ bij zich. Omdat ik mijn lichaam in zijn omgeving
begrijp als een ruimtelijke aanwezigheid, ken ik intuïtief de
ruimtelijke aanwezigheid en betekenis van dingen in mijn
omgeving. Het ‘daar-zijn’ van de pen bestaat voor mij alleen omdat
mijn ‘hier-zijn’ voor mij bestaat. Mijn lichaam begrijpt in het gebaar
naar de pen dus de betekenis van mijn ruimtelijke aanwezigheid in
relatie tot de pen. (…)
83
83
83
83
83
Elke geleefde ervaring van bewustzijns-lichaam omvat een
pre-reflectieve gewaarwording van de ruimte en dat geldt dus
ook voor de geleefde ervaring die de danser heeft van de
dans. (…)
Dans is
 niet alleen kinetisch fenomeen dat voor bewustzijn
verschijnt;
 ook levende actieve menselijke ervaring van een
gevormde en uitgevoerde kunst: het is een geleefde
ervaring voor zowel de danser als voor het publiek. (…)
84
84
84
84
84
84
De danser moet, als ze haar dans componeert, de vorm
die ze aan het ontwikkelen is steeds evalueren.
Probleem kritische evaluatie -> de danser kan niet
buiten zichzelf treden om de dans die ze aan het
creëren is, te bekijken.
Het is daarom van belang dat de danser zich gewaar is
van concrete manieren om haar dans te evalueren
terwijl ze hem aan het componeren is.
85
85
85
85
85
85
Kritische standpunt is reflectief standpunt,
maar het kan alleen een reflectief standpunt zijn als de
danser eerst de vorm beleeft die ze creëert en als ze weet wat
ze moet bekritiseren, als ze weet waar ze naartoe werkt.
Als ze toewerkt naar eenheid en samenhang van de vorm die,
in zijn geheel, symbolisch expressief zal zijn, dan zal haar
kritiek zich richten op de eenheid en samenhang van die
vorm.
De eenheid en samenhang van de vorm die ze bekritiseert, is
eigenlijk haar eigen pre-reflectieve bewustzijn van de vorm
86
86
86
86
86
86
Haar intuïtie van de vorm die ze aan het creëren is, =
basis voor haar reflectieve oordelen op basis van die
vorm.
Ook hier gaat de ervaring duidelijk weer vooraf aan elke
reflectie erop of beoordeling ervan.
Vandaar fundamentele belang:
pre-reflectieve gewaarwording van de zuivere beweging
die een gewaarwording is van een dynamische vorm-in-
wording.
87
87
87
87
87
87
88
88
88
88
Als de danser bij het componeren
van de dans het dynamische
geheel niet gewaarwordt en
in plaats daarvan reflecteert op
aspecten van de dans, de aparte
onderdelen van de vorm van de
beweging,
zal ze nooit komen tot een samenhangende en
complete vorm, en zullen haar reflectieve oordelen
op de vorm van de beweging in werkelijkheid reflectieve
beoordelingen zijn van onderdelen van die vorm
Dancers performing a plié (left) and passé (right) using the Super Mirror
89
89
89
89
89
89
Kortom,
de danser zal nooit kunnen reflecteren op de eenheid en
samenhang van de vorm van de beweging in zijn geheel,
in al zijn levendigheid en volledigheid,
tenzij ze die beweging eerst pre-
reflectief gewaarwordt.
90
90
90
90
90
90
De pre-reflectieve gewaarwording van het lichaam-in-
beweging als een dynamische vorm-in-wording is
inherent aan elke geleefde ervaring van de zuivere
lichaamsbeweging.
Het is geen speciale soort gewaarwording die gecultiveerd
hoeft te worden, of die slechts enkelen kunnen bereiken.
Je hoeft alleen maar lang genoeg te stoppen
met reflecteren, analyseren, interpreteren en
oordelen om het te begrijpen.
91
91
91
91
91
91
Par. 1.2 Fenomenologie in context
p.40
Hoe ziet een levensverhaal uit:
 Weergave controleerbare feiten
 In geest van Wiener Kreis -> de logische analyse
 Beperkt tot de facticiteit van het bestaan (Sartre)
Of:
 Weergave hoe subject leven beleefd heeft; subjectieve
zinsdimensie
 In geest van hermeneutiek of fenomenologie
 Mens heeft – immers – ook vermogen tot transcendentie
(Sartre)
92
92
92
92
92
92
De Wiener Kreis zou
vanuit haar visie op
wetenschap die
subjectieve
zinsdimensie
betekenisloos vinden
Ook de huidige
natuurwetenschap kan
niets met de belevingskant
Domein onderzoek beperkt zich immers tot gegevens die
vanuit derdepersoonsperspectief waarneembaar zijn
93
93
93
93
93
93
In de geest van streven naar EENHEIDSWETENSCHAP is
ook in MENSWETENSCHAP de focus:
 Bestudering waarneembaar gedrag
 Statistische gegevens
Menswetenschappen:
 Psychologie (behaviorisme)
 Sociologie
 economie
94
94
94
94
94
94
Wilhelm Dilthey - Duits filosoof (1833–1911)
Bekend geworden door onderscheid dat hij maakte
tussen:
 natuurwetenschappen
En
 menswetenschappen.
95
95
95
95
95
95
Wilhelm
Dilthey
In 1883 introduceert Dilthey de ‘Menswetenschappen’
(Geisteswissenschaften)
Eigen aan menswetenschappen is:
a. historische dimensie
b. centrale rol die is weggelegd voor de mens in socio-
historische wereld.
c. Interactionistische benadering
d. Multidisciplinaire benadering.
96
96
96
96
96
96
Wilhelm
Dilthey
a. Historische dimensie -> Al onze kennis bevindt zich
niet in luchtledige: geen denken onafhankelijk van deze
concrete mens en zijn geschiedenis.
b. Centrale rol mens in socio-historische wereld
Begrijpen individuele mens is in menswetenschappen net zo
belangrijk als verklaringen (in natuurwetenschappen) die
gevonden worden door generalisaties.
Als bewust levende wezens zijn individuen zowel de dragers
als de producten van de geschiedenis-> We worden erdoor
gevormd en we vormen de geschiedenis zelf.
Met individu is het leven van de ander meegegeven, zonder
aan de ander overgeleverd te zijn.
97
97
97
97
97
97
Wilhelm
Dilthey
c. Interactionistische benadering -> Er bestaat geen
puur denken. (René Descartes: de res cogitans.)
Mens belandt in omgeving en geschiedenis die aan die ene
concrete mens vooraf gaat.
Mens beschouwen als feit dat vooraf gaat en losstaat van de
samenleving en de geschiedenis is fictie -> vandaar dat
menswetenschappen (psychologie) die mens in beeld willen
krijgen dat alleen kunnen doen via de mens-verwikkeld-in-
interactie.
Psychologie is derhalve vooral descriptief van aard.
98
98
98
98
98
98
Wilhelm
Dilthey
Psychologische duidingen tonen hoe onze belevingen
gekleurd zijn door onze omgeving.
Onze persoonlijkheid is nooit louter psychologisch.
De menswetenschappen houden zich bezig met de
bestudering van de interactie tussen mensen.
Deze interactie speelt zich af
 tussen mensen onderling en
 op het snijvlak van individueel initiatief en dat wat
gangbaar is (aan tradities) in samenleving.
99
99
99
99
99
99
Wilhelm
Dilthey
d. Samenhangend met voorgaande: multidisciplinaire benadering.
individuele mens -> sleutelfiguur om geschiedenis te begrijpen.
Echter deze individuele mens moet niet gezien worden als een op
zichzelf staand ‘blokje’ uit blokkendoos.
Individuele mens wordt geduid als ‘point of intersection’; hij
bevindt zich op kruispunt. Er komt van alles samen ->
Derhalve: enkel multidisciplinaire benadering doet recht aan
geschiedenis van de mens.
100
100
100
100
100
100
Wilhelm
Dilthey
Sociologie en psychologie laat tot op heden twee kanten
zien:
Het betreft een methodenstrijd met als inzet:
VERKLAREN (logisch empirisme) of BEGRIJPEN
(hermeneutiek)
p.41
101
101
101
101
101
101
De naam hermeneutiek afgeleid van de naam van
de
Griekse god Hermes. ->
de intermediair – soort van tussenfiguur – tussen
goden en mensen, die de boodschappen en vragen
van de een aan de ander overbrengt, en ze waar
nodig aanpast voor de doelgroep.
102
102
102
102
102
102
Hermeneutiek
Gadamer -> theorie hermeneutische ervaring
Deze hermeneutische ervaring is de ervaring van de mens
als ‘interpreterend wezen’.
Een wezen dat geïnteresseerd is in de zin of betekenis.
Hieraan krijgt het wezen deel door zich in te voegen in een
– voorgegeven – traditie
‘altijd maar voortgaand gesprek in/over
interpretaties’.
103
103
103
103
103
103
Hermeneutiek
Gadamer
Hermeneutische cirkel
door Gadamer in zogenoemde ‘dialectische’ termen
uitgelegd.
Dialectische methode :
ervaring die je nu hebt (bijvoorbeeld als je iets leest of
met iemand spreekt) ‘botst’ op een vooronderstelling of
verwachting.
Uit deze botsing vloeit een nieuw begrip voort.
Het circulaire proces van het begrijpen bestaat uit drie
stappen:
104
104
104
104
104
104
Hermeneutiek
Gadamer
 Eerste stap: voorverstaan-> impliciete, alledaagse
begrijpen van de dingen in licht van onze vertrouwdheid
met wereld en overgeleverde interpretatiekaders -> we
begrijpen iets op basis van beelden, ideeën en
vooronderstellingen die we al hadden.
 Tweede stap bestaat uit expliciet interpretatie. -> vereist
het uit elkaar halen van de twee interpretatiehorizonten
die in het geding zijn: horizon traditionele
interpretatiekaders en individuele en actuele
interpretatiehorizon.
 Laatste stap bestaat uit zogenaamde horizonversmelting
-> overgeleverde betekenissen worden dan expliciet
toegeëigend en opnieuw geïnterpreteerd in het licht van
onze nieuwe ervaring.
105
105
105
105
105
105
Hermeneutiek
Gadamer
voorverstaan
interpretatie
horizonversm
elting
Hermeneutische cirkel Hermeneutiek
Gadamer
Hermeneutiek:
antwoord op eenzijdige benadering van wetenschap;
alsof er buiten natuurwetenschap geen wetenschap zou
bestaan. (overeenkomst/verwantschap met
fenomenologie)
Er zijn immers ook zogenaamde geesteswetenschappen
of menswetenschappen; zoals recht, literatuur, sociologie,
economie en psychologie (Zie Dilthey).
Geesteswetenschappen -> andere methode die
ontwikkeld werd in de hermeneutische beweging.
107
107
107
107
107
107
Hermeneutiek
Gadamer
Hermeneutiek hamert op onderscheid tussen Erklären
(=verklaren) en Verstehen (=begrijpen):
 natuurkundige feiten kunnen wel verklaard worden uit
wetmatig verlopende processen (causaliteit),
 maar historische, psychologische en culturele feiten
zullen we vooral moeten proberen te begrijpen.
Dát er, bij voorbeeld, een oorlog woedt kan niet louter uit
causale processen verklaard worden;
nodig voor sociaal-wetenschappelijke analyse zijn de
redenen waaróm hij gevoerd wordt.
108
108
108
108
108
108
Hermeneutiek
Gadamer
109
Begin 20e eeuw: Voorstanders positivistische benadering
(dus in geest WIENER KREIS) heeft strijd gewonnen:
Onderzoeksobject beperkte zich tot empirisch
verifieerbare feiten
109
109
109
109
109
110
In de psychologie zelfde wending naar:
 OBSERVEREN gedrag in controleerbare test-setting
(descriptief)
 Verzamelen gegevens via gestructureerde
vragenlijsten
Geen oog voor persoonlijke verhalen en interpretaties
110
110
110
110
110
111
Deze positivistische (empirische) benadering
deed de wenkbrauwen fronsen bij Edmund Husserl en
Maurice Merleau-Ponty
Wat beide fenomenologen stoorde was niet de
natuurwetenschappelijke benadering als zodanig
Zij hadden probleem met EENZIJDIGHEID van focus op
DERDEPERSOONSPERSPECTIEF: de verwording van
natuurwetenschap tot sciëntisme
SCIENTISME zie je terug in het MANIFEST van de
WIENER KREIS: alle dimensie leven zouden onder
regime LOGISCHE ANALYSE moeten vallen
111
111
111
111
111
Met focus op derdepersonsperspectief van harde
(controleerbare) feitenwetenschap dreigt iets belangrijks
verloren te gaan:
Waarde eerstepersoonsperspectief op ons, op onze
leefwereld.
p.41
112
112
112
112
112
p.42
Edmund Husserl (1859-1938)
Grondlegger van de fenomenologie
Fenomenologie = wetenschap van de verschijnselen.
Roept de vragen op:
"Wat zijn fenomenen?" en
"In welke zin is fenomenologie een wetenschap?".
113
113
113
113
113
Fenomenen = dingen zoals ze aan
mens verschijnen
Er moet niet worden verondersteld dat het relevante
begrip van verschijnen beperkt is tot de zintuiglijke
ervaring.
Experience (or intuition) can indeed be sensory but
can, at least by Husserl’s lights, be understood to
encompass a much broader range of phenomena
114
114
114
114
114
Phenomenology = the study of things as they appear
(phenomena).
It is also often said to be descriptive rather than explanatory:
central task of phenomenology is to provide a clear,
undistorted description of the ways things appear
This can be distinguished from the project of
giving causal or evolutionary explanations, which would be
the job of the natural sciences.
115
115
115
115
115
Most people, philosophers included, think of explanation
in terms of causation
To explain an event or phenomenon is to identify its
cause.
116
116
116
116
116
Fenomenologische reductie
Intentionaliteit
Twee centrale concepten in de fenomenologie van Edmund
Husserl (1859-1938):
117
117
117
117
117
Phenomenological Reduction
In ordinary waking experience we take it for granted that the
world around us exists independently of both us and our
consciousness of it.
This might be put by saying that: we share an implicit belief
in the independent existence of the world, and that this belief
permeates [=doordringt] and informs our everyday
experience.
Husserl refers to this positing of the world and entities within
it as things which transcend our experience of them as “the
natural attitude”
118
118
118
118
118
Husserl introduces “phenomenological epoché,” according
to which, “We put out of action the general positing which
belongs to the essence of the natural attitude;
we parenthesize [=tussen haakjes plaatsen] everything which that
positing encompasses with respect to being:
all judgements that posit the independent existence of the
world or worldly entities, and all judgements that
presuppose such judgements, are to be bracketed and no
use is to be made of them in the course of engaging in
phenomenological analysis
119
119
119
119
119
Epoché
Husserl claims
all of the empirical
sciences posit ->
independent
existence of the
world, and so
the claims of the
sciences must be
“put out of play”
with no use being
made of them
120
120
120
120
120
Epoché most important part of
phenomenological reduction,
purpose : to open us up to the
world of phenomena, how it is
that the world and the entities
within it are given.
The reduction -> that which reveals to us the primary subject
matter of phenomenology=
the world as given and the
givenness of the world; both objects
and acts of consciousness.
121
121
121
121
121
The reduction -> enables to go “back to the ‘things
themselves’”
meaning back to the ways that things are actually given in
experience.
Indeed, it is precisely here, in the realm of phenomena, that
Husserl believes we will find that indubitable evidence that
will ultimately serve as the foundation for every scientific
discipline.
122
122
122
122
122
As such, it is vital that we are able to look beyond the
prejudices of common sense realism, and accept things as
actually given.
It is in this context that Husserl presents his Principle of All
Principles which states that,
“every originary presentive intuition is a legitimizing source of
cognition, that everything originally (so to speak, in its
‘personal’ actuality) offered to us in ‘intuition’ is to be accepted
simply as what it is presented as being, but also only within the
limits in which it is presented there”
123
123
123
123
123
Intentionality
How is it that subjective mental processes (perceptions,
thoughts, etc.) are able to reach beyond the subject and open
us up to an objective world of both worldly entities and
meanings?
This question is one that occupied Husserl perhaps more than
any other, and his account of the intentionality of
consciousness is central to his attempted answer.
124
124
124
124
124
Intentionality is one of the central concepts of
Phenomenology from Husserl onwards
Intentionality is aboutness or directedness as exemplified
by mental states.
For example, the belief that The Smiths were from
Manchester is about both Manchester and The Smiths. One
can also hope, desire, fear, remember, etc. that the Smiths
were from Manchester.
Intentionality is, say many, the way that subjects are “in
touch with” the world.
125
125
125
125
125
Since phenomenology is descriptive, Husserl’s aim is to
describe (rather than explain or reduce) intentionality.
Husserl -> object of an intentional act is a transcendent object.
->
That is, the object of an intentional act is external to the act
itself
126
126
126
126
126
Husserl’s “acts” are not to be thought of as actions, or even as
active -> For example, on Husserl’s view, a visual experience
is a conscious act.
The object of the belief that Paris is the capital of France is
Paris (and France).
This is in keeping with the suggestion above that when
phenomenologists describe phenomena, they describe worldly
things as they are presented in conscious acts, not mental
entities
127
127
127
127
127
Intentionality is not a relation, but rather an intrinsic feature of
intentional acts.
Relations require the existence of their relata (the things
related to one another), but this is not true of intentionality
(conceived as directedness towards a transcendent object).
Object of my belief can fail to exist (if my belief is, for
example, about Father Christmas
128
128
128
128
128
On Husserl’s picture,
every intentional act has an intentional object, an
object that the act is about, but they certainly needn’t
all have a real object
129
129
129
129
129
p.42
Moderne wetenschap vanaf Galileo Galilei (1564-1642):
 Gemodelleerd naar mathematische fysica
 Streeft ernaar: hele wereld vangen in totaalplaatje van
alles wat telbaar en meetbaar is
Ook psychologie werd positief-
wetenschapppelijk -> er ontstond
psychologische variant van
positivisme -> dat wordt
psychologisme genoemd.
130
130
130
130
130
131
Hierdoor verdwijnt domein van menselijke, subjectieve
ervaring uit beeld
Husserl vond dat filosofie de modern wetenschap achterna
liep (filosofie werd psychologisme!)
Hij constateerde streven in filosofie om alle filosofische
kwesties in EEN groots samenhangend systeem onder
te brengen
Dit streven begonnen bij Descartes: ook Descartes
was wiskundige en bepleitte strenge
wetenschappelijke methode (de axiomatische
methode)
131
131
131
131
132
Door domein wetenschap te vereenzelvigen met verzamelen
empirische feiten wordt tweespalt in leven geroepen tussen:
 Wereld zoals ze wordt opgevat door natuurwetenschap
En
 Leefwereld
132
132
132
132
Wereld
natuurwetenschap
leefwereld
133
Wereld natuurwetenschappen
 Onpersoonlijke objecten
 Objectieve oorzakelijkheid
 Natuurwetmatigheid
 Buitenstaanderperspectief – overzicht totaliteit
133
133
133
133
Daartgenover staat concrete wereld zoals wij die persoonlijk
ervaren – de leefwereld
134
De LEEFWERELD -> context (‘Horizon’) waarin we
gevoelens, gedachten, verlangens en angsten hebben,
samen met anderen of alleen
De LEEFWERELD
 context waarin we gevoelens, gedachten, verlangens en
angsten hebben, samen met anderen of alleen
 Staat niet op afstand; we zitten ermiddenin
 Raakt ons voortdurend
 Spreekt ons aan
 Beinvloedt ons (taal->werkelijkheid)
134
134
134
134
Door domein wetenschap te reduceren tot verzamelen
empirische feiten raakt wetenschap vervreemd van de
LEEFWERELD
p.42
wetenschap
leefwereld
135
135
135
135
Leefwereld
- taal -
Objectieve
wereld
LEEFWERELD gaat vooraf aan objectieve wereld:
LEEFWERELD wordt door Merleau-Ponty het
FENOMENALE VELD genoemd
136
136
136
136
Maurice Merleau-Ponty
Maurice Jean Jacques Merleau-Ponty (1908–1961)
French philosopher and public intellectual -> leading
academic proponent of existentialism and
phenomenology in post-war France.
137
137
137
Phénoménologie de la perception
wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028
hoofdstuk 1 deel 3
Uitleg fenomenale veld begint bij kritiek van Merleau-
Ponty op empirisme
138
138
138
138
139
Volgens empirisme:
Perceptie is natuurlijk, fysisch gebeuren met een mentale
component:
Materiële objecten veroorzaken in levende organismen
fysische prikkels, die centraal worden geïntegreerd tot de
waarneming
139
139
139
wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028
hoofdstuk 1 deel 3
Men geeft causale verklaring van menselijk
gedrag
Echter deze verklaring heeft beperkingen
141
141
Receptief gedrag niet zo maar zaak van
geconditioneerde reflexen
Voor zijn kritiek baseert MP zich op
psychologie
141
141
wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028
hoofdstuk 1 deel 3
“De relatie tussen het waarnemende organisme en
zijn milieu
is niet die van een automatische machine
waarvan de vooraf vastgestelde mechanismen in
gang worden gezet
door de werking van een uiterlijke factor”,
aldus MP
142
142
142
142
wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028
hoofdstuk 1 deel 3
Het organisme is immers selectief in zijn
gevoeligheid voor fysische prikkels en
laat zich veeleer leiden door een aandacht
voor Z I N V O L L E S T R U C T U R E N :
143
143
143
143
MP maakt in voorgaande gebruik van
GESTALTPSYCHOLOGIE om
materialisme te ondergraven
Men neemt steeds iets waar tegen een
bepaalde achtergrond:
Het FENOMENALE VELD.
144
144
144
wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028
hoofdstuk 1 deel 3 145
145
145
145
146
obj
ect
obj
ect
Waarnemendsubject
Geen geleefd
onderscheid:
Act
waarnemen +
hetgeen dat
waargenomen
wordt
Body-consciousness:
motiliteit ‘lichaamsubject’
Embodied
inherence
In eerste instantie:
Prospectieve activiteit
Facticiteit van de wereld
146
146
146
147
In tweede instantie
Waarnemendsubject
obje
ct
obj
ect
obje
ct
 Reflectie doet intrede
 Subject wordt
toeschouwer
 Bewustzijn is los komen
te staan van de ‘situatie’
waarin waarnemend
subject zich in eerste
instantie bevond
 Subject - object
drietal illustrerende voorbeelden:
Onderscheid: subject - object
147
147
147
148
boek
bladzijde
bladzijde
bladzijde
bladzijde
bladzijde
bladzijde
Mechanica
Rondom ons zien we dingen veranderen. Alle natuurverschijnselen worden beheerst
door wetten. Elke verandering in de natuur kan worden bestudeerd als een relatie
tussen oorzaak en gevolg. In de mechanica gaat het allereerst om de meest eenvoudige
verandering in de tijd: deze van plaats of positie. Welke wetten liggen aan
de grondslag van de beweging? Bewegen alle voorwerpen volgens dezelfde wetten.
Isaac Newton ontdekte dat de bovenmaanse bewegingen (van hemellichamen) aan
dezelfde natuurwetten voldoen als de ondermaanse. Bij het vallen van een appel
besefte hij opeens dat de beweging van de vallende appel en van de maan of de
planeten allen beschreven moeten worden door dezelfde mechanica. Dat inzicht be-
tekende een belangrijke eerste unificatie in het natuurwetenschappelijk denken. Het
gaat hand in hand met het programma van het reductionisme waarin een grote
verscheidenheid
van natuurfenomenen worden herleid tot en als het ware convergeren
naar een steeds kleinere familie van meer elementaire en unieke fysische principes
en wetten.
Rondom ons zien we dingen
veranderen. Alle
natuurverschijnselen worden
beheerst door wetten.
dingen d i n Samenst
elling
‘inkt’
1100111
0001111
0101111
0011110
0011111
?
1 2 3
4 5 6 7 8
9
Of: 148
148
148
149
Mechanica
Rondom ons zien we dingen veranderen. Alle natuurverschijnselen worden beheerst
door wetten. Elke verandering in de natuur kan worden bestudeerd als een relatie
tussen oorzaak en gevolg. In de mechanica gaat het allereerst om de meest eenvoudige
verandering in de tijd: deze van plaats of positie. Welke wetten liggen aan
de grondslag van de beweging? Bewegen alle voorwerpen volgens dezelfde wetten.
Isaac Newton ontdekte dat de bovenmaanse bewegingen (van hemellichamen) aan
dezelfde natuurwetten voldoen als de ondermaanse. Bij het vallen van een appel
besefte hij opeens dat de beweging van de vallende appel en van de maan of de
planeten allen beschreven moeten worden door dezelfde mechanica. Dat inzicht be-
tekende een belangrijke eerste unificatie in het natuurwetenschappelijk denken. Het
gaat hand in hand met het programma van het reductionisme waarin een grote verscheidenheid
van natuurfenomenen worden herleid tot en als het ware convergeren
naar een steeds kleinere familie van meer elementaire en unieke fysische principes
en wetten.
Het vervulde Einstein met ontzag:
Welk een diepe overtuiging van de rationaliteit van het universum en welk een drang
om te begrijpen [,..]. moeten Kepler en Newton niet gevoeld hebben om vele jaren
van eenzame arbeid te besteden aan het ontrafelen van de principes van de hemel-
mechanica.
Dat geloof in de wetmatigheid en de coherentie van ogenschijnlijk ongerelateerde
en wildvreemde verschijnselen blijft het programma van de fysicus anno 2005.
Zoals bij elke fysische theorie liggen empirische waarnemingen aan de basis van de
mechanica. Er is eerst het intuitieve beeld van ruimte en tijd. In de klassieke fysica
zijn ruimte en tijd absoluut. Zij vormen de arena van alle gebeurtenissen. Voor dat
onveranderende decor gebruik je de meetkunde zoals die sinds Euclides op school
wordt geleerd.
Ten tweede is de beweging volledig gedetermineerd. Als je de snelheden en posities
van alle deeltjes in het universum op ´e´en bepaald ogenblik kent, kan je de hele
toekomst daaruit afleiden. Onder identieke condities verloopt de beweging van een
bepaald voorwerp reproduceerbaar eenduidig als we het maar telkens dezelfde beginpositie
en beginsnelheid geven. Zo kunnen we bijvoorbeeld leren hoe we een bal
moeten gooien naar iemand anders.
1
Semantiek: betekenisleer
2
Syntaxis: zinsconstructie
 Wat betekent wet in de
mechanica?
 Wat is bovenmaans?
“Alle
natuurverschijnselen
worden beheerst door
wetten.”
 Wat is het onderwerp in
deze zin?
 Wat is de
persoonsvorm in deze
zin? 149
149
149
tenten
gras
150
Het bezoek aan een mega-festival:
mensen
geluid
Waarnemend
subject
150
150
150
Leefwereld
Objectieve
wereld
Objectief beeld van wereld pas mogelijk omdat (nadat) we
eerst al verzonken zijn in LEEFWERELD
Objectieve idee visuele ervaring veroorzaakt door (objecten
in) buitenwereld:
Pas mogelijk omdat (nadat) mens buitenwereld ‘belichaamd’
verkend en aangeraakt heeft met ogen, handen, huid, kortom
met lichaam.
151
151
151
151
Mens is allereerst wezen die VOELT, BEWEEGT, HANDELT
in LEEFWERELD (GEHEEL)
Pas dan is het mogelijk onderzoek
te doen naar:
Hoe komt voelen, bewegen,
handelen tot stand (DELEN)
Pas dan is het mogelijk onderzoek te
doen naar:
Hoe kan het subjectieve ervaren
begrepen worden als iets dat plaatsvindt
in dezelfde wereld
vanuit natuurwetenschappelijke
invalshoek
leefwereld
subjectobj
ectobjects
ubject
leefw
ereld
subj
ect
object
152
152
152
MP Introduceerde LICHAAMSSCHEMA
153
Een concept waar Sheets-
Johnstone ook gebruik van
maakt
MPstaat in de traditie
 fenomenologie (Husserl).
 structuralisme -> pas tegen de achtergrond van het
geheel – hij spreekt over het fenomenale veld – kun je
de delen kennen.
153
153
154
Waar MP verschilt van Husserl:
MP richt aandacht consequent op GELEEFDE ERVARING
en wijst op
rol LICHAAM in onze perceptie (waarneming)
154
154
Waarneming:
Contact tussen het bewuste subject en de wereld
fenomenologie - merleau ponty - geurts 155
Vragen hierbij:
 wat is bewustzijn
 wat is natuur
 Hoe moet relatie tussen bewustzijn en natuur
gedacht worden
155
155
156
Voordat structuur wereld geanalyseerd wordt, buigt
MP zich eerst over:
Vraag naar het subject van de waarneming
156
Dat subject van de waarneming is:
Het beleefde lichaam
Lichaam is dus geen ‘object’…geen res extensa…
156
157
De perceptie vindt zijn oorsprong in:
de vitale band tussen:
degene die waarneemt enerzijds
en
zijn lichaam en wereld anderzijds
157
157
fenomenologie - merleau ponty - geurts 158
Perceptie niet resultaat van bewuste, intentionele
daad
Perceptie is mij van nature eigen
158
Mijn organisme is oorspronkelijk een voor-persoonlijk
toebehoren aan de wereld
Lichaam wordt dus niet ervaren als een object
158
159
lichaamsschema
159
In de psychologie wordt deze
lichaamservaring verhelderd middels:
lichaamsschema
159
Op elk moment hebben wij
globaal, praktisch en impliciet besef van
eigen lichaam,
van zijn houding en zijn relatie tot de dingen
160
Ik ervaar lichaam daarbij als dynamisch:
Als een ‘ik-kan’
vermogen om bepaalde zaken te ondernemen
160
161
MP spreekt van ‘praktische kennis van het lichaam’, die
geen representatieve kennis is:
Hij noemt dat heel sjiek:
prak tignos ie
161
161
fenomenologie - merleau ponty - geurts 162
Mensen leren fietsen…zwemmen…kortom:
Leren iets te doen
162
Maar in werkelijkheid kunnen wij het slechts
doen omdat:
Ons lijf zich die bewegingen heeft
eigengemaakt Het ritme van de schoolslag is voor ons dan
zozeer een lijfelijke vanzelfsprekendheid
geworden, dat wij zonder na te denken de
slag uitvoeren
162
163
Wanneer wij zeggen ‘ik kan’…betekent deze
uitdrukking heel vaak dat mijn ‘lijf’
eenmaal door mij in werking gesteld, kan
handelen
163
163
164
Perceptie -> oorspronkelijk pact tussen:
zelfbewuste ‘lichaam-subject’ en wereld,
die beide in deze eenheid impliciet gegeven
zijn
164
164
fenomenologie - merleau ponty - geurts 165
Als existentie kleeft de mens vast aan de
wereld,
zodat ook de wereld aan de mens vastkleeft
165
165
fenomenologie - merleau ponty - geurts 166
De waargenomen wereld is noodzakelijk
georiënteerd vanuit dit subject
Vanuit verankering van dit subject in de
wereld
166
166
fenomenologie - merleau ponty - geurts 167
Perceptie [waarneming] =
‘irréfléchi’…dat in reflectieve ervaring verhelderd kan
worden
perceptie is de dragende grond
Perceptie gaat vooraf aan alle vormen van
reflectie/begripsvorming…
167
167
fenomenologie - merleau ponty - geurts 168
Deze reflectieve analyse van de waarneming
legt de mogelijkheidsvoorwaarden van de wereld als
correlaat van de waarneming bloot
168
168
fenomenologie - merleau ponty - geurts 169
MP spreekt over de fenomenologie van de
fenomenologie
die moet terugkeren naar het oorspronkelijke cogito
dat de eigenlijke logos, de eigenlijke
mogelijkheidsvoorwaarde van het verschijnen van het
fenomenale veld is
169
169
fenomenologie - merleau ponty - geurts 170
Dit vindt MP in het contingente bestaan van het
geïncarneerde subject
170
Het in de lichamelijkheid geimpliceerde cogito kwalificeert
MP als:
Voor-zich-zijn
En
In-de-wereld-zijn
170
171
dit intentionele (zelf-)bewustzijn is een stilzwijgend
cogito
dat helemaal verworteld is in de lichamelijkheid
Het gaat vooraf aan de zelfbewuste intentionele
gerichtheid van het denkende subject
171
171
Het oorspronkelijk pact tussen:
het lichaam-subject en de wereld maakt kennis mogelijk
172
Zo is het subject een letterlijk te nemen
gezichtspunt van waaruit gezien wordt
Zo moet het subject verondersteld worden om de
waarneming – de eerste modus van kennis – mogelijk te maken
172
172
173
Ook de zin van de waarneming – het object in
al zijn dimensies, -
is gecorreleerd met o o r s p r o n k e l i j k e
intentionaliteit van beweeglijk lichaam
173
173
fenomenologie - merleau ponty - geurts 174
De ‘andere’ zijde is mede gegeven als
mogelijk object van waarneming, omdat ik
(= het lichaam-subject) me kan bewegen
driedimensionaliteit
174
174
fenomenologie - merleau ponty - geurts 175
De zin van perceptie wordt dus niet intellectualistisch geconstrueerd, maar is
mogelijk doordat we van nature deel
uitmaken van een wereld die waargenomen
kan worden
Omdat we:
lichamelijk zijn.
175
175
fenomenologie - merleau ponty - geurts 176
Tussen het lichaam en de wereld bestaat familiariteit
omdat ik lichamelijk ben is de wereld helemaal in mij
en ben ik helemaal buiten mezelf
De wereld bevindt zich in het hart van het subject
176
Nb
Vergelijk Plato: ziel is verwant met ideeënwereld
176
fenomenologie - merleau ponty - geurts 177
Mogelijkheid van kennis
177
177
We kunnen kennen omdat we als
lichamelijke wezens een zicht op de wereld
zijn
Daarbij:
fenomenologie - merleau ponty - geurts 178
De gerichtheid op de wereld waarin het
lichaam zich bevindt, is meteen ook een
‘oerdoxa’:
Een fundamentele bevestiging van het
bestaan van die wereld zelf
178
178
fenomenologie - merleau ponty - geurts 179
De oorsprong van de waarheid ligt in dit
impliciete cogito dat overtuigd is van het
bestaan van die wereld
L’être brut
179
179
fenomenologie - merleau ponty - geurts 180
L’être brut – het ruwe zijn
De wereld waarin ‘ik’ ben als lichaam-
subject
180
180
Van daaruit ontspruit in tweede instantie:
Bewustzijn – cogito
Subject – intellectualisme
Object – empirisme
Taal
fenomenologie - merleau ponty - geurts 181
“In werkelijkheid is veeleer het lichaam het
subject van mijn waarneming en niet een
lichaamloze geest.”
181
181
182
p.43
Uitwerking geleefde ervaring en rol lichaam
aan de hand van CAMERA en OOG
Beide vormen beeld
buitenwereld
Functioneel lijken werking oog
en werking camera op elkaar
182
183
Grote verschil tussen werking oog en werking camera
Betreft de BELEVING (ervaring) van het zien:
 Camera registreert
 Oog heeft zienbeleving
Verschil wordt begrepen door ONS LICHAAM
Zowel DAT we waarnemen als HOE we waarnemen wordt
bepaald door wat we met ons lichaam (in de omgeving)
kunnen doen
183
p.44
184
Volgens MP zoekt Cezanne naar verenigen twee
perspectieven:
1. Cezanne's painting denies neither science nor tradition. He went to the Louvre every day when he was in
Paris. He believed that one must learn how to paint and that the geometric study of planes and forms is a
necessary part of this learning process. (…)
2. But what motivates the painter's movement can never be simply perspective or geometry or the laws
governing the breakdown of color, or, for that matter, any particular knowledge. Motivating all the movements
from which a picture gradually emerges there can be only one thing: the landscape in its totality and in its
absolute fullness, precisely what Cezanne called a "motif."
He would start by discovering the geological foundations of the landscape; then, according to Mme Cezanne,
he would halt and look at everything with widened eyes, "germinating" with the countryside. The task before
him was, first, to forget all he had ever learned from science and, second, through these sciences to recapture
the structure of the landscape as an emerging organism. Then he began to paint all parts of the painting at the
same time, using patches of color to surround his original charcoal sketch of the geological skeleton. The
picture took on fullness and density; it grew in structure and balance; it came to maturity all at once. "The
landscape thinks itself in me," he would say, "and I am its consciousness." Nothing could be farther from
naturalism than this intuitive science.
Cezanne's Doubt
Maurice Merleau-Ponty https://faculty.uml.edu/rinnis/cezannedoubt.pdf
184
185
Art is not imitation, nor is it something manufactured according to the wishes of instinct or good
taste. It is a process of expression. Just as the function of words is to name—that is, to grasp the
nature of what appears to us in a confused way and to place it before us as a recognizable object—
so it is up to the painter, said Gasquet, to "objectify," "project," and "arrest." Words do not look like
the things they designate; and a picture is not a trompe-l'oeil. Cezanne, in his own words, "writes in
painting what had never yet been painted, and turns it into painting once and for all." We, forgetting
the viscous, equivocal appearances, go through them straight to the things they present. The
painter recaptures and converts into visible objects what would, without him, remain walled up in
the separate life of each consciousness: the vibration of appearances which is the cradle of things.
Only one emotion is possible for this painter—the feeling of strangeness— and only one lyricism—
that of the continual rebirth of existence.
In bovenstaande citaten toont
MP dat Cezanne past bij
streven fenomenologie om
subjectieve ervaring (het
‘motief’) en wetenschappelijk
wereldbeeld met elkaar te
verenigen
185
p.48
Motorische intentionaliteit en lichaamsschema
Intentionaliteit = het mentale is altijd meteen
gericht op iets
186
Volgens MP heeft ons lichaam een specifieke
intentionaliteit: motorische intentionaliteit
Examples of motor intentionality from MP:
 ‘I go through a door without comparing the width of the door to that of my body’;
‘Without any calculation, a woman maintains a safe distance between the feather in
her hat and objects that might damage it’;
 ‘Knowing how to type … is not the same as knowing the location of each letter on
the keyboard, nor even having acquired a conditioned reflex for each letter that is
triggered upon seeing it. But if habit is neither a form of knowledge nor an automatic
reflex, then what it is? It is a question of a knowledge in our hands’;
 ‘If I am seated at my desk and want to pick up the telephone, the movement of my
hand toward the object, the straightening of my torso, and the contraction of my leg
muscles envelop each other; I desire a certain result and the tasks divide
themselves up among the segments in question’.
 Passing through the door, protecting the feather in one's hat, typing on a keyboard,
and reaching for a telephone.
187
What these examples seem to have in common is that they
are
instances of everyday skillful action—what we might also
call habitual practices
They are bodily activities that fall somewhere between the
poles of
reflective actions (viz., movements caused by prior
intentions) and
reflexive reactions (viz., mere bodily behaviors).
188
motorische intentionaliteit =
Lichamelijke vaardigheid die het ons mogelijk maakt
 de wereld waar te nemen
 In de wereld te handelen/bewegen
189
 Prereflecief (irréfléchi)of prereflectief = manier van
gericht zijn op de wereld die vooraf gaat aan een
theoretisch of intellectueel begrip
Motorische intentionaliteit
 Vooronderstelt vertrouwdheid met omgeving
 Vooronderstelt vertrouwdheid met eigen lichaam
Lichaamsschema: vertrouwdheid met eigen
lichaam en de waaier aan mogelijkheden
190
Lichaamsschema is:
 Veranderlijk/vloeiend
 Kan tijdelijk met attributen worden uitgebreid (de hoed; de
blindenstok; de fiets)
Deze gedachte komt ook naar voren in:
a. De 4E cognitive filosofie (Chalmers/Clark)
Denkvermogen uitgebreid met objecten in de wereld
b. Harraway: Natural born cyborgs -> mens is hybride tussen
vlees en machine
c. Plessner: De mens is naturbedingte Unnatur.
p.49
191
Een lichaam zijn en een lichaam hebben
p.49
 Er ist ein Körper (‚Körperding‘ neben anderen)
 Er ist im Körper (Innenwelt, Empfinden – Leib)
 Er ist außerhalb des Körpers (Reflexion – den Körper
haben und ihn beherrschen)
Ding naast andere
dingen
De mens is zijn
lichaam
De mens heeft een
lichaam
192
Zoals objecten deel kunnen gaan uitmaken van het lichaam,
Kan andersom het eigen lichaam op afstandelijke wijze
verschijnen
193
194
Lichaam
Object
Blindenstok –
pen – hoed-
met-veer
integratie
Lichaam
Object
Lichaam – arm
- hand
vervreemding
Objecten
kunnen
geintegreerd
raken in het
lichaam(s-
schema)
Net zo goed
kan eigen
lichaam – of
deel daarvan
– op
afstandelijke
wijze
verschijnen
Uitleg met voorbeeld van de ene hand die de andere hand
aanraakt
Indien ik met LH
(=linkerhand) mijn RH
(=rechterhand) betast is
LH het explorerend
lichaam en RH
verschijnt als object van
aanraking
Lichaam
Linker hand
subject
Lichaam
Rechter hand
Object
betast
TOCH: In onze ervaring kunnen we altijd
onderscheid maken tussen wat bij ons lichaam hoort
en wat niet
Ik voel niet alleen mijn RH met de tastzin
van mijn LH,
Maar ervaar ook het tasten van LH met
de RH
Het voorbeeld toont/leert
a. Waarneming eigen lichaam kan dus niet worden
opgevat als het waarnemen van een object dat
simpelweg heel dichtbij staat
b. Het subject (ik) beweeg mijn lichaam niet zoals ik
een object beweeg Ik verplaats een object
MET mijn lichaam als
middel maar ik
verplaats mijn lichaam
ONMIDDELLIJK
Er is dus een verschil tussen:
Manier waarop we ons
eigen lichaam ervaren
Manier waarop de rest van de
wereld aan ons verschijnt
Kenmerkend voor
manier waarop IK
eigen lichaam ervaar
(iets dat ontbreekt bij
ervaren van objecten
buiten mijn lichaam) is:
EIGENAARDIGE
DUBBELHEID
en
EIGENAARDIGE DUBBELHEID
Er ist im Körper (Innenwelt, Empfinden – Leib).
Er ist außerhalb des Körpers (Reflexion – den Körper
haben und ihn beherrschen)
cethemawatmaaktdemens?HOOFDSTUK2 199
De mens is zijn lichaam
De mens heeft een lichaam
Ik ben het lichaam dat voelt wanneer het wordt
aangeraakt: het geleefde LIJF (Leib)
Ik heb een lichaam dat ik kan betasten: het objectieve
lichaam (Körper)
p.50
Ervaring eigen lichaam heeft dubbel
karakter
‘Ik’ voelt lichaam van binnenuit op levende/intieme
manier (bij aanraking van RH door LH)
tegelijkertijd
‘Ik’ voelt lichaam van buitenkant als een object dat
‘ik’ kan aanraken en vastpakken
Körper
Leib
Het objectieve lichaam
(Körper) en het
geleefde lijf (Leib)
Zijn beide kanten van
de ervaring die nooit
los van elkaar
voorkomen
Toch: uitzondering ->
slapende hand/arm
Het objectieve lichaam
(Körper) kann
voorwerp van denken
zijn
Hedendaagse cognitie
filosofen – geïnspireerd
door fenomenologie - :
Verzet/Antwoord
tegen/op eenzijdige
focus op Körper ten
koste van Leib
Wat is de mens nu in fenomenologisch opzicht?
p.51
203
Verschil:
Poging wereld te beschrijven vanuit objectief
standpunt dat zichzelf als het ware buiten de ‘geest’,
lichaam, empirie bevindt (VIEW FROM NOWHERE-
Nagel)
Poging wereld te beschrijven vanuit sociohistorisch
en lichaamsgebonden perspectief
(eerstepersoonsperspectief)
Belang eerstepersoonsperspectief in filosofisch
onderzoek naar de mens
- tegenwicht focus op eendimensionale mens -
Combinatie eerste- en derdepersoonsperspectief
Wellicht nog beter te spreken over combinatie van
eerste-, tweede- en derde persoonsperspectief ->
dat zou in lijn zijn met de fenomenologie van
Merleau-Ponty
tweedepersoonsperspectief -> de gedeelde wereld
subject object
subject subject
Subject/
object
tweedepersoonsp
erspectief
derdepersoonsper
pectief
Het
fenomenologisch
perspectief
subject
eerstepersoonspe
rspectief
Het fenomenologisch perspectief
Alternatief en aanvullend perspectief op puur logisch-
empiristische benadering
De fenomenologie benadrukt:
Ons bewegende/voelende lichaam ontsluit in onze
waarneming niet alleen onze binnenwereld maar ook de
buitenwereld
Het fenomenologisch perspectief
Alternatief en aanvullend perspectief op puur logisch-
empiristische benadering
Echter:
1. Bij het innemen van een objectief standpunt laten we de
geleefde zelfervaring buiten beschouwing
Waarneming verliest hierdoor contact met zichzelf ->
De zelfwaarneming wordt namelijk genegeerd; op een
zijspoor gezet.
2. Derdepersoonsperspectief heeft moeite met BELEEFDE
ERVARING (perceptie) als bron van gedrag
Derdepersoonsperspectief Houdt vast aan:
Mens als wezen waarvan
gedrag begrepen kan
worden als iets wat
voortkomt uit:
 Zuiver ratiole
overwegingen
 Door natuur
gedetermineerd lichaam
3. Een zuiver objectief wetenschappelijke
zienswijze/methode negeert of ontkent de ZIN-DIMENSIE
(Husserl)
Doet daarmee geen recht aan de mens volgens
Plessner:
De derde antropologische wet luidt immers het
‘UTOPISCH STANDPUNT’ -> dit standpunt alles te
maken met zingeving
Sciëntistisch wereld- en
mensbeeld negeert al dat
wat dagelijks leven
betekenisvol en waardevol
maakt
Sciëntistisch wereld- en mensbeeld zo fel
verdedigd door de WIENER KREIS in hun
manifest WISSENTSCHAFTLICHE
WELTAUFFASSUNG tegelijk ponerend dat
zogenaamde metafysische kwesties vanuit
wetenschapsperspectief betekenisloos zijn->
dat is zaak voor kunst en religie
Wetenschap dichtte zichzelf een op zichzelf
staande, onafhankelijke sfeer toe
(…)common-sense view of science, which is
linked to the idea of science as a neutral and
independent institution
(Views of science, Edwin Koster and Frank Kupper )
No external infuences are thought to have any bearing on the results of
scientifc research, and that is why science should be:
 autonomous (politics and industry do not determine the direction the
research goes),
 neutral (scientists are not guided by religious beliefs, political views,
or fnancial interests),
 independent (moral judgements, ideological and other views and
interests play no role in the acceptance of scientifc research),
 free of social value (scientists are not involved in any way in how
knowledge is applied), and
 not normative (scientists do not speak positively or negatively about
the social consequences of the knowledge acquired by them)
science as a neutral and independent institution
De ethische vraag naar zingeving doet er simpelweg
niet toe
de ethische vraag naar hoe kunnen en moeten we
leven is een non-issue
Sciëntistische kijk op wetenschap ook doorgedrongen in de
zogenaamde menswetenschappen:
 Studie naar koop- en stemgedrag
 Kwantitatieve methode
 Handelen vanuit winstmaximalisatie
 De gelukscalculus (van de utilitarist Bentham)
 Focus op neurologische activiteit
 Goed is wat pleasure doet toenemen en pijn vermijdt of
vermindert; slecht is wat pleasure dwarsboomt en pijn in
stand houdt of doet toenemen
 Enz.
Sciëntistische kijk op wetenschap in menswetenschappen:
Heeft eenzijdige invloed op onze zelfervaring waarmee we
waarden en zin geven aan ons bestaan -> weggemoffeld
onder statistieken, meetbare zaken
Vandaar:
Onderzoek naar/van mens vanuit derdepersoonsperspectief
moet aangevuld worden met
onderzoek vanuit eerstepersoonsperspectief
Voorbeeld:
Onderzoek
naar/van mens
vanuit
derdepersoonsper
s-pectief
(kwantitatief)
aangevuld met
onderzoek vanuit
eerstepersoonspe
rs-pectief
(kwalitatief)
Fenomenologische benadering van VRAAG NAAR MENS is:
 Aanvullend
 Tegenwicht biedend
 Alternatief
Als het gaat om eenzijdige focus op eendimensionale mens
vanuit derdepersoonsperspectief
Plessner biedt fenomenologie van onze ervaring een
existentiele lading
Uit typische kwaliteit deze ervaring trekt PLESSNER
conclusies over:
 Hoe mens in leven staat
 Hoe mens reflecteert op bestaan als mens
p.52
Beschrijving mens plaveit de weg naar de ETHIEK
Beschouwing bestaan impliceert beschouwing over we
zouden moeten bestaan
RATIONEEL
MENSBEELD
ETHIEK
POLITIEK
DIER
ETHIEK
MARCHANDEREND
WEZEN ETHIEK
MENSBEELD: ETHIEK:
BELICHAAMD WEZEN WIER
ERVARING BEMIDDELD
WORDT DOOR
WETENSCHAPPELIJK
DISCOURS (“ WOORDEN” )
EN TECHNIEKEN EN
TECHNOLOGIE DIE MENS
GEBRUIKT
ETHIEK
HET alternatief vanuit een fenomenologische invalshoek:
MENSBEELD: ETHIEK:

More Related Content

Similar to Hoodstuk1-cethemawatmaaktdemens (ce-thema vwo)

Pps. special presentation
Pps. special presentationPps. special presentation
Pps. special presentationtaofmdtrf
 
CE-Thema (VWO): Wat maakt de mens? - De Opmaat
CE-Thema (VWO): Wat maakt de mens? - De OpmaatCE-Thema (VWO): Wat maakt de mens? - De Opmaat
CE-Thema (VWO): Wat maakt de mens? - De OpmaatJan Geurts
 
Tussenruimtes
TussenruimtesTussenruimtes
TussenruimtesJo Caimo
 
De optiekentheorie - Jurgen Marechal
De optiekentheorie - Jurgen MarechalDe optiekentheorie - Jurgen Marechal
De optiekentheorie - Jurgen MarechalJurgen Marechal
 
cethema2024-2028-boek-DEINLEIDINGleerling.pdf
cethema2024-2028-boek-DEINLEIDINGleerling.pdfcethema2024-2028-boek-DEINLEIDINGleerling.pdf
cethema2024-2028-boek-DEINLEIDINGleerling.pdfJan Geurts
 
Ego management & intuïtieve kennis
Ego management & intuïtieve kennisEgo management & intuïtieve kennis
Ego management & intuïtieve kennisFrits de Vries
 
Presentatie activiteiten praktijk
Presentatie activiteiten praktijkPresentatie activiteiten praktijk
Presentatie activiteiten praktijkkathleenserroyen
 
Business Ethics Lecture 2 (Dutch)
Business Ethics Lecture 2 (Dutch)Business Ethics Lecture 2 (Dutch)
Business Ethics Lecture 2 (Dutch)Claudio Missier
 
Actor-netwerk theorie in de sociale wetenschappen
Actor-netwerk theorie in de sociale wetenschappenActor-netwerk theorie in de sociale wetenschappen
Actor-netwerk theorie in de sociale wetenschappenErnst Thoutenhoofd
 
Hc 20 a presentatie levenskunst - oudheid
Hc 20 a presentatie levenskunst - oudheidHc 20 a presentatie levenskunst - oudheid
Hc 20 a presentatie levenskunst - oudheidAdri Martens
 
L16 revalidatietechnologie voor het lopen erik prinsen
L16 revalidatietechnologie voor het lopen   erik prinsenL16 revalidatietechnologie voor het lopen   erik prinsen
L16 revalidatietechnologie voor het lopen erik prinsenTycho Malmberg
 
Bessensap2014_Harold Bekkering
Bessensap2014_Harold BekkeringBessensap2014_Harold Bekkering
Bessensap2014_Harold BekkeringNWOBessensap
 
Compassion for care Julius Centrum 19 december 2013 training - Compassion in ...
Compassion for care Julius Centrum 19 december 2013 training - Compassion in ...Compassion for care Julius Centrum 19 december 2013 training - Compassion in ...
Compassion for care Julius Centrum 19 december 2013 training - Compassion in ...Peter Vermeiren
 
Anders Kijken naar Anders Denken: Op naar een participatiesamenleving via onz...
Anders Kijken naar Anders Denken: Op naar een participatiesamenleving via onz...Anders Kijken naar Anders Denken: Op naar een participatiesamenleving via onz...
Anders Kijken naar Anders Denken: Op naar een participatiesamenleving via onz...Frisse Blik Advies
 

Similar to Hoodstuk1-cethemawatmaaktdemens (ce-thema vwo) (20)

Het Veld, Feit of Fictie
Het Veld, Feit of FictieHet Veld, Feit of Fictie
Het Veld, Feit of Fictie
 
Pps. special presentation
Pps. special presentationPps. special presentation
Pps. special presentation
 
CE-Thema (VWO): Wat maakt de mens? - De Opmaat
CE-Thema (VWO): Wat maakt de mens? - De OpmaatCE-Thema (VWO): Wat maakt de mens? - De Opmaat
CE-Thema (VWO): Wat maakt de mens? - De Opmaat
 
Tussenruimtes
TussenruimtesTussenruimtes
Tussenruimtes
 
Driegeleding
DriegeledingDriegeleding
Driegeleding
 
De optiekentheorie - Jurgen Marechal
De optiekentheorie - Jurgen MarechalDe optiekentheorie - Jurgen Marechal
De optiekentheorie - Jurgen Marechal
 
cethema2024-2028-boek-DEINLEIDINGleerling.pdf
cethema2024-2028-boek-DEINLEIDINGleerling.pdfcethema2024-2028-boek-DEINLEIDINGleerling.pdf
cethema2024-2028-boek-DEINLEIDINGleerling.pdf
 
Ego management & intuïtieve kennis
Ego management & intuïtieve kennisEgo management & intuïtieve kennis
Ego management & intuïtieve kennis
 
Presentatie activiteiten praktijk
Presentatie activiteiten praktijkPresentatie activiteiten praktijk
Presentatie activiteiten praktijk
 
Business Ethics Lecture 2 (Dutch)
Business Ethics Lecture 2 (Dutch)Business Ethics Lecture 2 (Dutch)
Business Ethics Lecture 2 (Dutch)
 
Actor-netwerk theorie in de sociale wetenschappen
Actor-netwerk theorie in de sociale wetenschappenActor-netwerk theorie in de sociale wetenschappen
Actor-netwerk theorie in de sociale wetenschappen
 
Vragenfilo
VragenfiloVragenfilo
Vragenfilo
 
Evolutie en natuurkunde
Evolutie en natuurkundeEvolutie en natuurkunde
Evolutie en natuurkunde
 
Hc 20 a presentatie levenskunst - oudheid
Hc 20 a presentatie levenskunst - oudheidHc 20 a presentatie levenskunst - oudheid
Hc 20 a presentatie levenskunst - oudheid
 
L16 revalidatietechnologie voor het lopen erik prinsen
L16 revalidatietechnologie voor het lopen   erik prinsenL16 revalidatietechnologie voor het lopen   erik prinsen
L16 revalidatietechnologie voor het lopen erik prinsen
 
Bessensap2014_Harold Bekkering
Bessensap2014_Harold BekkeringBessensap2014_Harold Bekkering
Bessensap2014_Harold Bekkering
 
Psychosynthese Typologie - Roberto Assagioli
Psychosynthese Typologie - Roberto AssagioliPsychosynthese Typologie - Roberto Assagioli
Psychosynthese Typologie - Roberto Assagioli
 
Compassion for care Julius Centrum 19 december 2013 training - Compassion in ...
Compassion for care Julius Centrum 19 december 2013 training - Compassion in ...Compassion for care Julius Centrum 19 december 2013 training - Compassion in ...
Compassion for care Julius Centrum 19 december 2013 training - Compassion in ...
 
Viergeleding
ViergeledingViergeleding
Viergeleding
 
Anders Kijken naar Anders Denken: Op naar een participatiesamenleving via onz...
Anders Kijken naar Anders Denken: Op naar een participatiesamenleving via onz...Anders Kijken naar Anders Denken: Op naar een participatiesamenleving via onz...
Anders Kijken naar Anders Denken: Op naar een participatiesamenleving via onz...
 

Hoodstuk1-cethemawatmaaktdemens (ce-thema vwo)

  • 2. 2 Thema ce gerelateerd aan domein B en domein E 2 2 2 2 PTA 2023-2024  Kerstmis: epistemologie en wetenschapsfilosofie (25%)  Pasen: Wat maakt de mens? Onze lichamelijkheid in relatie tot techniek en wetenschap (15%) 1. p.8-19 2. p.22-52 3. p.53-64 4. p.65-87 5. p.90-109 6. p.110-131 CENTRAAL EXAMEN:  Ethiek (C)  Wijsgerige antropologie (B)  Epistemologie (D)  Wetenschapsfilosofie (E)  De vraag naar de mens in relatie tot techniek en wetenschap https://www.examenblad.nl/system/files/2023/syllabi/syllabus_filosofie_vwo_20 24_versie_4.pdf 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
  • 3. Inleiding 3 3 Iets NIEUWS Leren, zoals fietsen = Leren hoe het VOELT vanuit eerstepersoonsperspectief, wanneer je de juiste houding aanneemt en op juiste manier beweegt En niet zozeer om hoe het er vanuit een derdepersoonsperspectief UITZIET Of: een ongekookt ei vastpakken Je leert niet fietsen door te kijken naar je lichaam in de spiegel, maar door te voelen hoe het voelt terwijl je het doet 3 3 3 p.31 3 3 3 3 3 3 3
  • 4. In paragraaf 1.1: MAXINE SHEETS- JOHNSTONE legt uit hoe danser nieuwe dans aanleert 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4
  • 5. Zo maakt ze duidelijk wat een fenomenologische benadering inhoudt En Hoe een fenomenologische benadering ons inzicht kan geven in hoe wij nieuwe lichamelijke bewegingen aanleren 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
  • 6. 6 Sheets-Johnstone: ‘Ontdekken hoe het voelt als we ons lichaam in de ruimte bewegen is’: Basis van leren dansen Sterker nog: Basis van ALLE vormen van leren 6 6 6 6 6 6 6 6 6
  • 7. 7 Misschien is er geen fundamenteel verschil tussen het leren van Franse woordjes en leren fietsen De 4E-cognitiefilosofen (H6) beamen dat: Geen radicale scheiding tussen DENKEN en DOEN; GEEST en LICHAAM -> DENKEN is vorm van doen en alles wat je doet, doe je met je lichaam De 4E-cognitiefilosofen -> geïnspireerd door fenomenologische traditie 7 7 7 7 7 7 7 7 7
  • 8. Paragraaf 1.2 is uitstapje naar context waarin fenomenologie is ontstaan p.32 Fenomenologie en empirische wetenschappen staan niet tegenover elkaar -> BEIDE SAMEN staan ten dienste van onderzoek naar mens 8 8 8 8 8 8 8 8 8
  • 9. Paragraaf 1.1 Het gevoel van een zelf in beweging Maxine Sheets-Johnstone (1930) begon haar carrière als danser, choreograaf en dansdocent en ontwikkelde zich vervolgens tot filosoof in de traditie van de fenomenologie. 9 9 p.32 9 9 9 9 9 9 9
  • 11. Kenmerkend voor DANS: GEVOEL bewegende lichaam dat zowel door danser als door toeschouwer wordt ervaren = KINESTHESIS Deze zintuiglijke ervaring is de bron van ons gevoel van zelf 11 11 11 11 11 11 11 11 11
  • 12. Sheets-Johnstone leunt aan tegen gedachtegoed Merleau-Ponty: Ons BEWEGENDE LICHAAM  vormt ons denken omdat het onze waarneming bemiddelt  ons bewegende lichaam is bovendien zelf vorm van denken-> DENKEN IN BEWEGING 12 12 12 12 12 12 12 12 12
  • 13. ‘Lichaam als bemiddelaar onze waarneming’ Houdt in: 13 Ons lichaam is MIDDEL waarmee we ons een beeld van werkelijkheid vormen:  Via lichaam maakt mens contact met wereld  Zintuigen en bewegingen bepalen manier waarop wereld aan mens verschijnt 13 13 13 13 13 13 13 13
  • 14. 14 AL ONZE KENNIS BEMIDDELD DOOR ONS LICHAAM Oftewel: BELICHAAMD 14 14 14 14 14 14 14 14
  • 15. 15 In filosofie van Sheets-Johnstone herkenbaar:  Lichaam-subject (corps sujet) van Merleau-Ponty  De antropologische wet van Plessner: bemiddelde onmiddellijkheid 15 15 15 15 15 15 15 15
  • 16. 16 Merleau Ponty in traditie westers denken Fenomenologie (Husserl) Maakt gebruik inzichten van Plessner Kritiek op twee dominante tradities of strategieën in westers denken:  Empirisme (tabula rasa)  Intellectualisme (res cogitans) (door ‘meesten’ aangeduid als rationalisme) Husserl 16 16 16 16 16 16 16
  • 17. 17 Empirisme en intellectualisme: erfgenamen cartesiaans dualisme: geest en lichaam twee verschil- Lende substanties: De een ‘spiritueel’ De ander ‘materieel’ Geen van beide kan de r e l a t i e denken tussen lichaam en geest (=bewustzijn) Noch… Tussen onszelf en de waargenomen wereld Interactie-probleem 17 17 17 17 17 17 17
  • 18. 18 Body- subject body- conscious ness Thinking body motility Het lichaam denkt en neemt waar CORPS-SUJET (geïncarneerde subject)  Alternatief voor ‘cogito’ van Descartes  Kritiek op ‘ cogito’ Het lichaam kan niet louter object of een materiële entiteit van de wereld zijn. 18 18 18 18 18 18 18
  • 19. 19 Mens niet louter ‘ding’…niet uitsluitend brok materie De mens is een bewust ‘ik’, een subject Dit is meest oorspronkelijke ‘is’-zeggen “Il faut partir de la subjectivité” (Sartre) Mens = existentie De mens = een-subject-, “verzonken–in-zijn-lichaam–en- verwikkeld-in- de-wereld” 19 19 19 19 19 19 19
  • 20. Vanuit de excentrische positionaliteit ontwikkelt Plessner drie antropologische principes of wetten: 20 WET I ‘natuurlijke kunstmatigheid’ WET II ‘bemiddelde onmiddellijkheid’ WET III ‘utopisch standpunt’ Plessners Drie antropologische wetten 20 20 20 20 20 20 20
  • 21. tweede antropologische wet: ‘bemiddelde onmiddellijkheid’ kunstmatige door mens geconstrueerde wereld krijgt eigen gewicht en objectiviteit WET II wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028 hoofdstuk 1 deel 3 21 Mens leeft niet direct in natuur, maar hij wordt gevormd en bepaald door: zijn eigen geschapen producten, taal en werktuigen. 21 21 21 21 21 21 21
  • 22. 22 In de zogenaamde postfenomenologie wordt lichaam UITGBREID met ‘verlengde’ zintuigen -> de techniek 22 22 22 22 mens technologie wereld subjectiviteit objectiviteit Perceptie - ervaring Handeling - praktijken 22 22 22 22
  • 23. 23 Sheets-Johnstone haakt in op ontwikkelingspsychologische inzichten MENS DENKT IN BEWEGING:  Onderzoek omgeving met beweging  Ontdekking ‘ERVARING van ons eigen bewegende lichaam’ tijdens ontdekkingstocht p.33 23 23 23 23 23 23 23
  • 24. 24 HOE KINDEREN LEREN Voorbeeld leren van concept BINNEN in iets zijn Leerproces begint wanneer ervaring eigen lichaam betrokken wordt op hanteren objecten 24 24 24 24 24 24 24
  • 25. 25 Observatie onderzoekers: Tijdens bezigheden openden en sloten kinderen herhaaldelijk hun mond -> niet aangeleerd, maar spontane beweging 25 25 25 25 25 25 25
  • 26. 26 Openen en sluiten mond -> kinderen leken zo betekenisvolle relatie te leggen tussen het omgaan met omgeving en gevoel eigen lichaam Ervaring eigen lichaam – openen en sluiten mond - vormt zo basis van kennis van omgeving: Mogelijkheid om blokjes ergens in te stoppen 26 26 26 26 26 26 26
  • 27. Hoe eigen lichaam ervaren wordt -> BASIS WAARNEMING WERELD Vanuit INTERACTIE lichaam en omgeving -> ontwikkeling TAAL Abstracte begrippen gebaseerd op manier waarop wij met ons bewegende lichaam de omgeving verkennen 27 27 27 27 27 27 27
  • 28.  DENKEN stuurt niet lichaam  LICHAAM beïnvloedt niet simpelweg ons denken p.34 ONS BEWEGENDE LICHAAM IS ONS DENKEN 28 28 28 28 28 28 28
  • 29. 29 Als ons DENKEN voortkomt uit sensomotorische (bewegende en voelende) lichaam https://learnsomatics.ie/how-your-brain-sees-your-body/ 29 29 29 29 29 29
  • 30. 30 Dan: al onze kennis van wereld is gefundeerd op ons zelfbewustzijn 30 30 30 30 30 30
  • 31. 31 These figures are called the Sensory and Motor Homonculus Men. They are proportioned like this to illustrate how much of the sensory cortex and the motor cortex is devoted to sensing and moving the different areas of the body. So the hands and mouth are oversized because large areas of the brain are given over to operating the hands and mouth. 31 31 31 31 31 31
  • 32. 32 Voor Descartes is ‘zelfbewustzijn’ (res cogitans) een helder en welonderscheiden inzicht: HET-IK-DAT- DENKT Ook volgens Descartes vormt DAT DE basis van kennis – achtereenvolgens – over god en onze kennis van de werkelijkheid (=res extensa) 32 32 32 32 Voor Sheets-Johnstone is dat ‘zelf’ - net als bij Descartes – ook uitgangspunt Echter:  Dit bewustzijn is BELICHAAMD BEWUSTZIJN en  Meteen al gericht op de wereld zelf 32 32
  • 33. 33 Bewustzijn van de fenomenoloog is GEEN op zichzelf staande res cogitans gescheiden van de res extensa 33 33 33 33 33 33
  • 34. 34 Het IK is niet IKDENK maar eerder een IKKAN of IKDOE MERLEAU-Ponty spreekt over PRAKTIGNOSIE: De praktische kenis van lichaam – vermogen stelt de mens in staat om iets te ondernemen 34 34 34 34 34 34
  • 35. p.34 Zoveel is nu wel duidelijk geworden: De fenomenologie heft het substantiedualisme op Vraag is dan vervolgens: HOE VOELT HET OM VAN JE ZELF BEWUST TE ZIJN? 35 35 35 35 35 35
  • 36. Proprioceptie wordt ook wel positiezin genoemd. Woord proprioceptie: samengesteld uit Latijnse woorden proprius (eigen) en perceptie (waarneming): vermogen van mens of dier om:  positie eigen lichaam of  delen ervan waar te nemen  in de ruimte te ervaren en  om te registreren hoeveel kracht gebruikt wordt bij een beweging. Proprioceptie is lichamelijke grondslag van ons zelfbewustzijn 36 36 36 36 36 36
  • 37. Proprioceptie somatische sensaties die samenhangen met fysieke staat van het lichaam. Hieronder vallen:  positiewaarneming,  waarneming van spier- en peesspanning,  drukwaarneming van de voetzolen en  waarneming evenwicht. Proprioceptie: onderdeel somatosensorische systeem en samen met aantal andere systemen zorgt dit ervoor dat de hersenen weten wat de stand van alle lichaamsdelen is. 37 37 37 37 37 37
  • 38. Proprioceptie zoals tot nu toe omschreven: Focus op positiezin; gevoel voor verhouding lichaamsdelen ten opzichte van elkaar Sheets-Johnstone is het juist de BEWEGING die gevoel van zelf voortbrengt Verlegt aandacht van proprioceptie naar kinesthesis -> vermogen om beweging van eigen lichaam gewaar te worden 38 38 38 38 proprioceptie kinesthesis 38 38
  • 39. Sheets-Johnstone: Wanneer we bewegen merken we wat we kunnen doen En ervaren we onszelf als een IK, of beter een IKKAN Ondermijning Traditioneel beeld van het ZELF als puur bewustzijn dat onafhankelijk van de wereld bestaat en Heer en meester is over het lichaam 39 39 39 39 39 39
  • 40. p.35 Ondermijning Traditioneel beeld van het ZELF Er is geen statisch IK dat  Van tevoren al bestaat  De omgeving van een afstand waarneemt, daarover nadenkt en vervolgens beslist hoe te handelen 40 40 40 40 40 40
  • 41. Er ontstaat pas een IKkan op moment dat  een bewegend lichaam voelt dat het beweegt EN  merkt hoe het dingen in de werkelijkheid teweeg kan brengen 41 41 41 41 41 41
  • 42. Vanuit fenomenologisch perspectief is het onmogelijk dat: DENKEN volkomen losstaat van het DOEN Er is pas een denkend IK OMDAT het lichaam kan bewegen 42 42 42 42 42 42
  • 43. Maxine Sheets-Johnstone In haar tekst legt Sheets-Johnstone uit:  wat fenomenologie is (geen theorie, maar methode) en  hoe bewuste reflectie op ons bestaan is gebaseerd op:  een pre-reflectieve gewaarwording van de ruimtelijkheid en  van de bewegingen van ons lichaam. wij zijn een denkend, bewegend lichaam 43 43 43 43 43 43
  • 44. In een voorbeeld werkt zij uit hoe een danser haar bewegingen vormgeeft vanuit haar bewustzijn van ruimtelijke vormen. Opvallend is dat de danser niet zozeer reflecteert op hoe de bewegingen eruitzien voor een toeschouwer, vanuit een derdepersoonsperspectief, maar op hoe zij het samenspel van krachten en richtingen ervaart tijdens het creëren van ruimtelijke vormen met haar lichaam. 44 44 44 44 44 44
  • 45. Twee argumenten: Argument 1: onze gewaarwording van ons bewegende lichaam in de ruimte gaat vooraf aan bewuste reflectie op onszelf. Argument 2: fenomenologie biedt een perspectief op onze bestaanservaring 45 45 45 45 45 45
  • 46. Argument 1: onze gewaarwording van ons bewegende lichaam in de ruimte gaat vooraf aan bewuste reflectie op onszelf. Hoe worden wij ons bewust van onszelf? Sheets-Johnstone illustreert dit met het voorbeeld van een danser die bezig is om een dans te choreograferen. 46 46 46 46 46 46
  • 47. Een manier om te kijken naar dans is: om vanuit het derde-persoons perspectief te beschrijven welke figuren een danser in de ruimte maakt en welke vormen en richtingen het lichaam daarbij aanneemt -> dergelijke objectieve beschrijving ziet lichaam als mechanisch ding dat door krachten in beweging wordt gezet. Dit is echter niet hoe een danser te werk gaat wanneer zij bezig is om een dans te ontwerpen. 47 47 47 47 47 47
  • 48. Zij reflecteert eerder op de kracht die zij gebruikt in haar bewegingen, de focus die haar richting geeft en de scherpe of vloeiende kwaliteit van haar bewegingen. Achteraf kan de danser op deze ervaringen reflecteren om erachter te komen wat de totale vorm is die zij in ruimte en tijd heeft gemaakt en hoe zij deze verder kan ontwikkelen. 48 48 48 48 48 48
  • 49. Argument 2: fenomenologie biedt een perspectief op onze bestaanservaring Fenomenologie biedt perspectief op pre-reflectieve ervaring van het bewegende lichaam in de ruimte. De pre-reflectieve ervaring verwijst naar de zogenaamde fenomenologische reductie van HUSSERL 49 49 49 49 49 49
  • 50. fenomenologische insteek verwant met: ‘methodische twijfel’ Descartes Husserl spreekt echter over: 50 Fenomenologische reductie: ‘fenomenologische reductie’ of ‘epochè’ (=‘uitstel van geloof’) 50 50 50 50 50 50
  • 51. elke ervaring ‘tussen haakjes zetten’ en haar beschrijven alle gebruikelijke vooroordelen over die ervaring worden opgeschort (epochè).  vrijwillige en consequente reflexieve instelling,  onthouding van vooronderstellingen die in dagelijks leven gebruikelijk zijn ontstaan wijsgerige antropologie: Scheler en Plessner 51 Fenomenologische reductie = 51 51 51 51 51 51
  • 52. ontstaan wijsgerige antropologie: Scheler en Plessner 52 De voorwetenschappelijke wereld Fenomenologie is een methode: poging uit de wereld van de wetenschappen en de filosofie, uit de theorieën, de denkbeelden en de meningen de weg terug te vinden naar de voorwetenschappelijke wereld, waarin het gewone leven van gewone mensen zich afspeelt. Het gaat om een terugkeer naar de dingen, ‘die Sachen selbst’. 52 52 52 52 52 52
  • 53. ontstaan wijsgerige antropologie: Scheler en Plessner 53 53 53 53 53 “de weg terug te vinden naar voorweten- schappelijke wereld” Analogie met Plato's grot: Verschil echter: Die Sachen selbst: voor PLATO de Vormen 53 53
  • 54. Om op deze pre-reflectieve ervaring te kunnen reflecteren, moeten we haar eerst beleven De ervaring kunnen we vervolgens proberen op een fenomenologische manier te beschrijven. Zo ontdekken we:  niet alleen hoe we onszelf als bewegend lichaam ervaren, maar ook  hoe we in de wereld staan. 54 54 54 54 54 54
  • 55. Vergelijkbaar met de danser die de dans vormgeeft, kunnen wij op basis van deze ervaring niet alleen  reflecteren op hoe we ons tot nu toe door ons leven hebben bewogen, maar ook  hoe we ons bestaan verder willen vormgeven. 55 55 55 55 55 55
  • 56. Primaire tekst 1, Maxine Sheets-Johnstone, passages uit: Fenomenologie van de Dans (1966) p.36 56 56 56 56 56 56
  • 57. Fenomenologie gaat over: beschrijven van mens en wereld (…) niet als gegeven structuren die we trachten te leren kennen met behulp van gecontroleerde studies en experimenten, als observeerbare en registreerbare gedragspatronen (…). Nee, ze beschrijft de mens en de wereld eerder als mens- temidden-van-de-wereld. Dat wil zeggen: de mens zoals hij zichzelf en de wereld ervaart, helder en scherp, nog voordat enige reflectie plaatsvindt. (…) 57 57 57 57 57 57
  • 58. Fenomenoloog beschouwt de ervaring niet als een objectieve relatie tussen mens en wereld, maar onderzoekt de kern van de ervaring zelf: het onmiddellijke en directe bewustzijn van de mens, aanwezig in de wereld. 58 58 58 58 58 58
  • 59. In plaats van de mens en de wereld als gegeven eenheden te zien, onafhankelijk van elkaar opgebouwd, met de reflecterende ervaring daarop als de fundamentele interactie die de mens aan kan gaan met zijn omgeving, tracht de fenomenoloog eerder: fundament of de structuren van het bewustzijn te beschrijven en het fundament of de structuren van de wereld die op dat bewustzijn gebaseerd zijn 59 59 59 59 59 59
  • 60. Er is een ervaring en die ervaring kan alleen beschreven worden als hij beleefd is. De kunst is om methode te ontwikkelen die:  geen aannames doet  het effect van de ervaring zelf niet verkeerd voorstelt  effect van de ervaring zelf niet beperkt. (…) 60 60 60 60 60 60
  • 61. Fenomenologie is geen theoretisch systeem. Het gaat me om het onderscheid tussen:  systeem dat de relatie tussen mens en wereld beschouwt als het samenkomen van twee objectieve eenheden en  systematische methode die de geleefde ervaringen van de mens-temidden-van-de-wereld verheldert. 61 61 61 61 61 61
  • 62. Uit de fenomenologie komt geen theorie voort, want de fenomenologie houdt zich niet bezig met theorieën over fenomenen, maar met beschrijvingen van hun bestaan, wat betekent: het simpele feit dat ze voor het bewustzijn verschijnen 62 62 62 62 62 62
  • 63. Wat beschreven wordt is hoe een fenomeen aanwezig is tot het bewustzijn. De mens is geen objectieve structuur die gekend kan worden, maar uniek existentieel wezen -> eenheid van bewustzijns- lichaam dat zichzelf kent p.37 63 63 63 63 63 63
  • 64. Dat betekent dat elk begrip van de mens in relatie tot de wereld gebaseerd moet zijn op kennis van zijn bewustzijns-lichaam in levende samenhang met de wereld. Fenomenologie is dus meer een methode dan een systeem, want het brengt een bepaald gezichtspunt voort, meer dan een vaststaand stelsel van overtuigingen. 64 64 64 64 64 64
  • 65. Voor de fenomenoloog begint elke zoektocht naar kennis over een fenomeen met de directe intuïtie over het fenomeen, los van elk vooroordeel, en van elke verwachting of reflectie. Deze directe intuïtie is daarom pre-reflectief. 65 65 65 65 65 65
  • 66. De houding van de fenomenoloog tot fenomeen is niet objectief of subjectief, maar eerder een houding van aanwezig-zijn voor het fenomeen, volledig en geheel. Zo kan het fenomeen intuïtief waargenomen worden zoals het zich voordoet, zonder het op grond van eerdere interpretaties of overtuigingen op enige wijze voor-te-vormen. 66 66 66 66 66 66
  • 67. Deze houding leidt de fenomenoloog tot een beschrijving van de geleefde ervaring van het fenomeen, van de essentiële relatie tussen bewustzijn en zijn wereld 67 67 67 67 houding van fenomenoloog tot fenomeen Niet objectief of subjectief Geleefde ervaring van fenomeen Maar: 67 67
  • 68. Door de geleefde ervaring te beschrijven, kan de fenomenoloog de gebleken structuren van het fenomeen verduidelijken-> de vormen die bestaan binnen de totale vorm van het leven 68 68 68 68 68 68
  • 69. Als het fenomeen bijvoorbeeld dans is, dan beschrijft de fenomenoloog de directe ontmoeting met dans, de geleefde ervaring van dans, en van daaruit beschrijft hij de analyseerbare structuren, zoals tijdelijkheid en ruimtelijkheid, die inherent zijn aan de totale ervaring. 69 69 69 69 geheel delen 69 69
  • 70. Aangezien het fenomeen beschreven wordt zoals het zichzelf voordoet aan het bewustzijn, is het duidelijk dat: a. fenomenoloog naar gebeurtenis kijkt als een verschijning, verschijning die boven elke twijfel verheven is -> Ook als het waarom en het hoe van een verschijning niet feitelijk verklaard kan worden, kan het feit dát iets verschijnt of bestaat niet Betwijfeld worden. 70 70 70 70 b. het bewustzijn een bewustzijn is van iets; dat wil zeggen, elk bewustzijn stelt zich een object voor en is niet louter een blinde ontvanger van impressies De fenomenologie sluit aan bij realisme 70 70
  • 71. Hedendaagse invulling concept intentionaliteit gaat terug op Franz Brentano in zijn boek, Psychologie vanuit een empirisch standpunt (1874): 71 In voorgaande (b) wordt uitgegaan van concept intentionaliteit 71 71 71 Franz Brentano 71 71
  • 72. Mentale fenomenen sluiten iets als object in, in zichzelf  Present stellen is altijd iets present stellen  Beoordelen is altijd iets verwerpen of bevestigen  Verlangen is altijd iets verlangen  Leren is altijd iets leren  Haten is altijd iets haten  Verbeelden is altijd iets verbeelden Presenteren, beoordelen, verlangen, leren, haten en verbeelden bestaan niet opzichzelf Franz Brentano 72 72
  • 73. Intentionele insluiting van objecten is exclusief kenmerk van mentale fenomenen Fysieke fenomenen worden daardoor helemaal niet gekenmerkt MENTAAL FENOMEEN = FENOMEEN DIE EEN OBJECT INTENTIONEEL BEVAT BINNEN ZICHZELF Franz Brentano 73 73
  • 74. Essentiële eigenschap van intentionaliteit= Gericht zijn op iets Het doet er hierbij niet toe of het x waarop gericht wordt wel of niet bestaat onafhankelijk van de intentionele act zelf 74 74 74 74 haten smurfen spruitjes Franz Brentano 74 74
  • 75. Drie essentiele stellingen Brentano: I. Constitutief voor fenomeen intentionaliteit, - zoals het wordt getoond in mentale toestanden zoals liefhebben, haten, verlangen, geloven, oordelen, waarnemen, hopen en vele andere - dat deze mentale toestanden gericht zijn op dingen die anders zijn dan zijzelf. II. Kenmerkend voor de objecten waarop de geest op grond van intentionaliteit is gericht, dat ze de eigenschap hebben die Brentano intentioneel ‘inexistence’ (in-bestaan!) noemt. III. Derde stelling, intentionaliteit is het kenmerk van het mentale: louter mentale toestanden vertonen intentionaliteit. 75 75 75 75 Franz Brentano 75 75
  • 76. 76 Het fenomeen geeft zichzelf alleen aan het bewustzijn als het bewustzijn zich er bewust van is, alleen als er een directe, pre-reflectieve gewaarwording van is. Als zodanig brengt de geleefde ervaring een bepaald soort betekenis met zich mee. 76 76 76 76 76
  • 77. Het pre-reflectieve, vooringenomen bewustzijn is geen passieve houder van indrukken, maar een bewustzijn van gevoeld belang of gevoelde zin en betekenis. 77 77 77 77 77 77
  • 78. De fenomenologische methode is beschrijvend, maar de methode is tegelijkertijd duidelijk meer dan dat. Want in het streven het fenomeen te beschrijven, reflecteert hij terug en werpt licht op de structuren van het bewustzijn zelf. 78 78 78 78 78 78
  • 79. De fenomenologische methode gaat voorbij aan alle vragen over  de objectiviteit van het subject of  de subjectiviteit van het object. Hij verheldert: onmiddellijke wereld van de geleefde ervaring, wereld zoals deze onmiddellijk en direct gekend wordt door het pre-reflectieve bewustzijn. Deze eerste en directe kennis = fundament waarop alle toekomstige kennis is gebouwd. 79 79 79 79 79 79
  • 80. Elke geleefde ervaring van het lichaam veronderstelt een pre-reflectief bewustzijn van zijn ruimtelijkheid door een lichaamsschema.(…) 80 80 80 80 80 80
  • 81. Het lichaamsschema:  synthetiseert alle ruimtelijke presenties van het lichaam.  Stelt ons in staat om onze gebaren en bewegingen te ervaren als een voortdurend en samenhangend ‘hier-zijn’. (…) 81 De pre-reflectieve kennis van de ruimtelijkheid van het lichaam is gebaseerd op het lichaamsschema. 81 81 81 81 81
  • 82. 82 Bewustzijns-lichaam  richt zich naar de wereld en is zich daar al impliciet gewaar van zijn ruimtelijke aanwezigheid.  Het strekt zijn ruimtelijkheid uit naar de wereld als een manier om zich ertoe te verhouden en ermee te communiceren. (…) 82 82 82 82 82
  • 83. 83Een voorbeeld geleefde ervaring van ruimtelijkheid temidden-van- de-wereld is alledaagse beweging van het reiken. Als ik naar een pen op tafel reik, doe ik dat omdat ik me pre-reflectief bewust ben van mijn ruimtelijke aanwezigheid in relatie tot de pen. Mijn onmiddellijke ‘hier-zijn’ draagt een notie van ‘daar-zijn’ bij zich. Omdat ik mijn lichaam in zijn omgeving begrijp als een ruimtelijke aanwezigheid, ken ik intuïtief de ruimtelijke aanwezigheid en betekenis van dingen in mijn omgeving. Het ‘daar-zijn’ van de pen bestaat voor mij alleen omdat mijn ‘hier-zijn’ voor mij bestaat. Mijn lichaam begrijpt in het gebaar naar de pen dus de betekenis van mijn ruimtelijke aanwezigheid in relatie tot de pen. (…) 83 83 83 83 83
  • 84. Elke geleefde ervaring van bewustzijns-lichaam omvat een pre-reflectieve gewaarwording van de ruimte en dat geldt dus ook voor de geleefde ervaring die de danser heeft van de dans. (…) Dans is  niet alleen kinetisch fenomeen dat voor bewustzijn verschijnt;  ook levende actieve menselijke ervaring van een gevormde en uitgevoerde kunst: het is een geleefde ervaring voor zowel de danser als voor het publiek. (…) 84 84 84 84 84 84
  • 85. De danser moet, als ze haar dans componeert, de vorm die ze aan het ontwikkelen is steeds evalueren. Probleem kritische evaluatie -> de danser kan niet buiten zichzelf treden om de dans die ze aan het creëren is, te bekijken. Het is daarom van belang dat de danser zich gewaar is van concrete manieren om haar dans te evalueren terwijl ze hem aan het componeren is. 85 85 85 85 85 85
  • 86. Kritische standpunt is reflectief standpunt, maar het kan alleen een reflectief standpunt zijn als de danser eerst de vorm beleeft die ze creëert en als ze weet wat ze moet bekritiseren, als ze weet waar ze naartoe werkt. Als ze toewerkt naar eenheid en samenhang van de vorm die, in zijn geheel, symbolisch expressief zal zijn, dan zal haar kritiek zich richten op de eenheid en samenhang van die vorm. De eenheid en samenhang van de vorm die ze bekritiseert, is eigenlijk haar eigen pre-reflectieve bewustzijn van de vorm 86 86 86 86 86 86
  • 87. Haar intuïtie van de vorm die ze aan het creëren is, = basis voor haar reflectieve oordelen op basis van die vorm. Ook hier gaat de ervaring duidelijk weer vooraf aan elke reflectie erop of beoordeling ervan. Vandaar fundamentele belang: pre-reflectieve gewaarwording van de zuivere beweging die een gewaarwording is van een dynamische vorm-in- wording. 87 87 87 87 87 87
  • 88. 88 88 88 88 Als de danser bij het componeren van de dans het dynamische geheel niet gewaarwordt en in plaats daarvan reflecteert op aspecten van de dans, de aparte onderdelen van de vorm van de beweging, zal ze nooit komen tot een samenhangende en complete vorm, en zullen haar reflectieve oordelen op de vorm van de beweging in werkelijkheid reflectieve beoordelingen zijn van onderdelen van die vorm
  • 89. Dancers performing a plié (left) and passé (right) using the Super Mirror 89 89 89 89 89 89
  • 90. Kortom, de danser zal nooit kunnen reflecteren op de eenheid en samenhang van de vorm van de beweging in zijn geheel, in al zijn levendigheid en volledigheid, tenzij ze die beweging eerst pre- reflectief gewaarwordt. 90 90 90 90 90 90
  • 91. De pre-reflectieve gewaarwording van het lichaam-in- beweging als een dynamische vorm-in-wording is inherent aan elke geleefde ervaring van de zuivere lichaamsbeweging. Het is geen speciale soort gewaarwording die gecultiveerd hoeft te worden, of die slechts enkelen kunnen bereiken. Je hoeft alleen maar lang genoeg te stoppen met reflecteren, analyseren, interpreteren en oordelen om het te begrijpen. 91 91 91 91 91 91
  • 92. Par. 1.2 Fenomenologie in context p.40 Hoe ziet een levensverhaal uit:  Weergave controleerbare feiten  In geest van Wiener Kreis -> de logische analyse  Beperkt tot de facticiteit van het bestaan (Sartre) Of:  Weergave hoe subject leven beleefd heeft; subjectieve zinsdimensie  In geest van hermeneutiek of fenomenologie  Mens heeft – immers – ook vermogen tot transcendentie (Sartre) 92 92 92 92 92 92
  • 93. De Wiener Kreis zou vanuit haar visie op wetenschap die subjectieve zinsdimensie betekenisloos vinden Ook de huidige natuurwetenschap kan niets met de belevingskant Domein onderzoek beperkt zich immers tot gegevens die vanuit derdepersoonsperspectief waarneembaar zijn 93 93 93 93 93 93
  • 94. In de geest van streven naar EENHEIDSWETENSCHAP is ook in MENSWETENSCHAP de focus:  Bestudering waarneembaar gedrag  Statistische gegevens Menswetenschappen:  Psychologie (behaviorisme)  Sociologie  economie 94 94 94 94 94 94
  • 95. Wilhelm Dilthey - Duits filosoof (1833–1911) Bekend geworden door onderscheid dat hij maakte tussen:  natuurwetenschappen En  menswetenschappen. 95 95 95 95 95 95 Wilhelm Dilthey
  • 96. In 1883 introduceert Dilthey de ‘Menswetenschappen’ (Geisteswissenschaften) Eigen aan menswetenschappen is: a. historische dimensie b. centrale rol die is weggelegd voor de mens in socio- historische wereld. c. Interactionistische benadering d. Multidisciplinaire benadering. 96 96 96 96 96 96 Wilhelm Dilthey
  • 97. a. Historische dimensie -> Al onze kennis bevindt zich niet in luchtledige: geen denken onafhankelijk van deze concrete mens en zijn geschiedenis. b. Centrale rol mens in socio-historische wereld Begrijpen individuele mens is in menswetenschappen net zo belangrijk als verklaringen (in natuurwetenschappen) die gevonden worden door generalisaties. Als bewust levende wezens zijn individuen zowel de dragers als de producten van de geschiedenis-> We worden erdoor gevormd en we vormen de geschiedenis zelf. Met individu is het leven van de ander meegegeven, zonder aan de ander overgeleverd te zijn. 97 97 97 97 97 97 Wilhelm Dilthey
  • 98. c. Interactionistische benadering -> Er bestaat geen puur denken. (René Descartes: de res cogitans.) Mens belandt in omgeving en geschiedenis die aan die ene concrete mens vooraf gaat. Mens beschouwen als feit dat vooraf gaat en losstaat van de samenleving en de geschiedenis is fictie -> vandaar dat menswetenschappen (psychologie) die mens in beeld willen krijgen dat alleen kunnen doen via de mens-verwikkeld-in- interactie. Psychologie is derhalve vooral descriptief van aard. 98 98 98 98 98 98 Wilhelm Dilthey
  • 99. Psychologische duidingen tonen hoe onze belevingen gekleurd zijn door onze omgeving. Onze persoonlijkheid is nooit louter psychologisch. De menswetenschappen houden zich bezig met de bestudering van de interactie tussen mensen. Deze interactie speelt zich af  tussen mensen onderling en  op het snijvlak van individueel initiatief en dat wat gangbaar is (aan tradities) in samenleving. 99 99 99 99 99 99 Wilhelm Dilthey
  • 100. d. Samenhangend met voorgaande: multidisciplinaire benadering. individuele mens -> sleutelfiguur om geschiedenis te begrijpen. Echter deze individuele mens moet niet gezien worden als een op zichzelf staand ‘blokje’ uit blokkendoos. Individuele mens wordt geduid als ‘point of intersection’; hij bevindt zich op kruispunt. Er komt van alles samen -> Derhalve: enkel multidisciplinaire benadering doet recht aan geschiedenis van de mens. 100 100 100 100 100 100 Wilhelm Dilthey
  • 101. Sociologie en psychologie laat tot op heden twee kanten zien: Het betreft een methodenstrijd met als inzet: VERKLAREN (logisch empirisme) of BEGRIJPEN (hermeneutiek) p.41 101 101 101 101 101 101
  • 102. De naam hermeneutiek afgeleid van de naam van de Griekse god Hermes. -> de intermediair – soort van tussenfiguur – tussen goden en mensen, die de boodschappen en vragen van de een aan de ander overbrengt, en ze waar nodig aanpast voor de doelgroep. 102 102 102 102 102 102 Hermeneutiek
  • 103. Gadamer -> theorie hermeneutische ervaring Deze hermeneutische ervaring is de ervaring van de mens als ‘interpreterend wezen’. Een wezen dat geïnteresseerd is in de zin of betekenis. Hieraan krijgt het wezen deel door zich in te voegen in een – voorgegeven – traditie ‘altijd maar voortgaand gesprek in/over interpretaties’. 103 103 103 103 103 103 Hermeneutiek Gadamer
  • 104. Hermeneutische cirkel door Gadamer in zogenoemde ‘dialectische’ termen uitgelegd. Dialectische methode : ervaring die je nu hebt (bijvoorbeeld als je iets leest of met iemand spreekt) ‘botst’ op een vooronderstelling of verwachting. Uit deze botsing vloeit een nieuw begrip voort. Het circulaire proces van het begrijpen bestaat uit drie stappen: 104 104 104 104 104 104 Hermeneutiek Gadamer
  • 105.  Eerste stap: voorverstaan-> impliciete, alledaagse begrijpen van de dingen in licht van onze vertrouwdheid met wereld en overgeleverde interpretatiekaders -> we begrijpen iets op basis van beelden, ideeën en vooronderstellingen die we al hadden.  Tweede stap bestaat uit expliciet interpretatie. -> vereist het uit elkaar halen van de twee interpretatiehorizonten die in het geding zijn: horizon traditionele interpretatiekaders en individuele en actuele interpretatiehorizon.  Laatste stap bestaat uit zogenaamde horizonversmelting -> overgeleverde betekenissen worden dan expliciet toegeëigend en opnieuw geïnterpreteerd in het licht van onze nieuwe ervaring. 105 105 105 105 105 105 Hermeneutiek Gadamer
  • 107. Hermeneutiek: antwoord op eenzijdige benadering van wetenschap; alsof er buiten natuurwetenschap geen wetenschap zou bestaan. (overeenkomst/verwantschap met fenomenologie) Er zijn immers ook zogenaamde geesteswetenschappen of menswetenschappen; zoals recht, literatuur, sociologie, economie en psychologie (Zie Dilthey). Geesteswetenschappen -> andere methode die ontwikkeld werd in de hermeneutische beweging. 107 107 107 107 107 107 Hermeneutiek Gadamer
  • 108. Hermeneutiek hamert op onderscheid tussen Erklären (=verklaren) en Verstehen (=begrijpen):  natuurkundige feiten kunnen wel verklaard worden uit wetmatig verlopende processen (causaliteit),  maar historische, psychologische en culturele feiten zullen we vooral moeten proberen te begrijpen. Dát er, bij voorbeeld, een oorlog woedt kan niet louter uit causale processen verklaard worden; nodig voor sociaal-wetenschappelijke analyse zijn de redenen waaróm hij gevoerd wordt. 108 108 108 108 108 108 Hermeneutiek Gadamer
  • 109. 109 Begin 20e eeuw: Voorstanders positivistische benadering (dus in geest WIENER KREIS) heeft strijd gewonnen: Onderzoeksobject beperkte zich tot empirisch verifieerbare feiten 109 109 109 109 109
  • 110. 110 In de psychologie zelfde wending naar:  OBSERVEREN gedrag in controleerbare test-setting (descriptief)  Verzamelen gegevens via gestructureerde vragenlijsten Geen oog voor persoonlijke verhalen en interpretaties 110 110 110 110 110
  • 111. 111 Deze positivistische (empirische) benadering deed de wenkbrauwen fronsen bij Edmund Husserl en Maurice Merleau-Ponty Wat beide fenomenologen stoorde was niet de natuurwetenschappelijke benadering als zodanig Zij hadden probleem met EENZIJDIGHEID van focus op DERDEPERSOONSPERSPECTIEF: de verwording van natuurwetenschap tot sciëntisme SCIENTISME zie je terug in het MANIFEST van de WIENER KREIS: alle dimensie leven zouden onder regime LOGISCHE ANALYSE moeten vallen 111 111 111 111 111
  • 112. Met focus op derdepersonsperspectief van harde (controleerbare) feitenwetenschap dreigt iets belangrijks verloren te gaan: Waarde eerstepersoonsperspectief op ons, op onze leefwereld. p.41 112 112 112 112 112
  • 113. p.42 Edmund Husserl (1859-1938) Grondlegger van de fenomenologie Fenomenologie = wetenschap van de verschijnselen. Roept de vragen op: "Wat zijn fenomenen?" en "In welke zin is fenomenologie een wetenschap?". 113 113 113 113 113
  • 114. Fenomenen = dingen zoals ze aan mens verschijnen Er moet niet worden verondersteld dat het relevante begrip van verschijnen beperkt is tot de zintuiglijke ervaring. Experience (or intuition) can indeed be sensory but can, at least by Husserl’s lights, be understood to encompass a much broader range of phenomena 114 114 114 114 114
  • 115. Phenomenology = the study of things as they appear (phenomena). It is also often said to be descriptive rather than explanatory: central task of phenomenology is to provide a clear, undistorted description of the ways things appear This can be distinguished from the project of giving causal or evolutionary explanations, which would be the job of the natural sciences. 115 115 115 115 115
  • 116. Most people, philosophers included, think of explanation in terms of causation To explain an event or phenomenon is to identify its cause. 116 116 116 116 116
  • 117. Fenomenologische reductie Intentionaliteit Twee centrale concepten in de fenomenologie van Edmund Husserl (1859-1938): 117 117 117 117 117
  • 118. Phenomenological Reduction In ordinary waking experience we take it for granted that the world around us exists independently of both us and our consciousness of it. This might be put by saying that: we share an implicit belief in the independent existence of the world, and that this belief permeates [=doordringt] and informs our everyday experience. Husserl refers to this positing of the world and entities within it as things which transcend our experience of them as “the natural attitude” 118 118 118 118 118
  • 119. Husserl introduces “phenomenological epoché,” according to which, “We put out of action the general positing which belongs to the essence of the natural attitude; we parenthesize [=tussen haakjes plaatsen] everything which that positing encompasses with respect to being: all judgements that posit the independent existence of the world or worldly entities, and all judgements that presuppose such judgements, are to be bracketed and no use is to be made of them in the course of engaging in phenomenological analysis 119 119 119 119 119 Epoché
  • 120. Husserl claims all of the empirical sciences posit -> independent existence of the world, and so the claims of the sciences must be “put out of play” with no use being made of them 120 120 120 120 120
  • 121. Epoché most important part of phenomenological reduction, purpose : to open us up to the world of phenomena, how it is that the world and the entities within it are given. The reduction -> that which reveals to us the primary subject matter of phenomenology= the world as given and the givenness of the world; both objects and acts of consciousness. 121 121 121 121 121
  • 122. The reduction -> enables to go “back to the ‘things themselves’” meaning back to the ways that things are actually given in experience. Indeed, it is precisely here, in the realm of phenomena, that Husserl believes we will find that indubitable evidence that will ultimately serve as the foundation for every scientific discipline. 122 122 122 122 122
  • 123. As such, it is vital that we are able to look beyond the prejudices of common sense realism, and accept things as actually given. It is in this context that Husserl presents his Principle of All Principles which states that, “every originary presentive intuition is a legitimizing source of cognition, that everything originally (so to speak, in its ‘personal’ actuality) offered to us in ‘intuition’ is to be accepted simply as what it is presented as being, but also only within the limits in which it is presented there” 123 123 123 123 123
  • 124. Intentionality How is it that subjective mental processes (perceptions, thoughts, etc.) are able to reach beyond the subject and open us up to an objective world of both worldly entities and meanings? This question is one that occupied Husserl perhaps more than any other, and his account of the intentionality of consciousness is central to his attempted answer. 124 124 124 124 124
  • 125. Intentionality is one of the central concepts of Phenomenology from Husserl onwards Intentionality is aboutness or directedness as exemplified by mental states. For example, the belief that The Smiths were from Manchester is about both Manchester and The Smiths. One can also hope, desire, fear, remember, etc. that the Smiths were from Manchester. Intentionality is, say many, the way that subjects are “in touch with” the world. 125 125 125 125 125
  • 126. Since phenomenology is descriptive, Husserl’s aim is to describe (rather than explain or reduce) intentionality. Husserl -> object of an intentional act is a transcendent object. -> That is, the object of an intentional act is external to the act itself 126 126 126 126 126
  • 127. Husserl’s “acts” are not to be thought of as actions, or even as active -> For example, on Husserl’s view, a visual experience is a conscious act. The object of the belief that Paris is the capital of France is Paris (and France). This is in keeping with the suggestion above that when phenomenologists describe phenomena, they describe worldly things as they are presented in conscious acts, not mental entities 127 127 127 127 127
  • 128. Intentionality is not a relation, but rather an intrinsic feature of intentional acts. Relations require the existence of their relata (the things related to one another), but this is not true of intentionality (conceived as directedness towards a transcendent object). Object of my belief can fail to exist (if my belief is, for example, about Father Christmas 128 128 128 128 128
  • 129. On Husserl’s picture, every intentional act has an intentional object, an object that the act is about, but they certainly needn’t all have a real object 129 129 129 129 129
  • 130. p.42 Moderne wetenschap vanaf Galileo Galilei (1564-1642):  Gemodelleerd naar mathematische fysica  Streeft ernaar: hele wereld vangen in totaalplaatje van alles wat telbaar en meetbaar is Ook psychologie werd positief- wetenschapppelijk -> er ontstond psychologische variant van positivisme -> dat wordt psychologisme genoemd. 130 130 130 130 130
  • 131. 131 Hierdoor verdwijnt domein van menselijke, subjectieve ervaring uit beeld Husserl vond dat filosofie de modern wetenschap achterna liep (filosofie werd psychologisme!) Hij constateerde streven in filosofie om alle filosofische kwesties in EEN groots samenhangend systeem onder te brengen Dit streven begonnen bij Descartes: ook Descartes was wiskundige en bepleitte strenge wetenschappelijke methode (de axiomatische methode) 131 131 131 131
  • 132. 132 Door domein wetenschap te vereenzelvigen met verzamelen empirische feiten wordt tweespalt in leven geroepen tussen:  Wereld zoals ze wordt opgevat door natuurwetenschap En  Leefwereld 132 132 132 132 Wereld natuurwetenschap leefwereld
  • 133. 133 Wereld natuurwetenschappen  Onpersoonlijke objecten  Objectieve oorzakelijkheid  Natuurwetmatigheid  Buitenstaanderperspectief – overzicht totaliteit 133 133 133 133 Daartgenover staat concrete wereld zoals wij die persoonlijk ervaren – de leefwereld
  • 134. 134 De LEEFWERELD -> context (‘Horizon’) waarin we gevoelens, gedachten, verlangens en angsten hebben, samen met anderen of alleen De LEEFWERELD  context waarin we gevoelens, gedachten, verlangens en angsten hebben, samen met anderen of alleen  Staat niet op afstand; we zitten ermiddenin  Raakt ons voortdurend  Spreekt ons aan  Beinvloedt ons (taal->werkelijkheid) 134 134 134 134
  • 135. Door domein wetenschap te reduceren tot verzamelen empirische feiten raakt wetenschap vervreemd van de LEEFWERELD p.42 wetenschap leefwereld 135 135 135 135
  • 136. Leefwereld - taal - Objectieve wereld LEEFWERELD gaat vooraf aan objectieve wereld: LEEFWERELD wordt door Merleau-Ponty het FENOMENALE VELD genoemd 136 136 136 136
  • 137. Maurice Merleau-Ponty Maurice Jean Jacques Merleau-Ponty (1908–1961) French philosopher and public intellectual -> leading academic proponent of existentialism and phenomenology in post-war France. 137 137 137 Phénoménologie de la perception
  • 138. wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028 hoofdstuk 1 deel 3 Uitleg fenomenale veld begint bij kritiek van Merleau- Ponty op empirisme 138 138 138 138
  • 139. 139 Volgens empirisme: Perceptie is natuurlijk, fysisch gebeuren met een mentale component: Materiële objecten veroorzaken in levende organismen fysische prikkels, die centraal worden geïntegreerd tot de waarneming 139 139 139
  • 140.
  • 141. wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028 hoofdstuk 1 deel 3 Men geeft causale verklaring van menselijk gedrag Echter deze verklaring heeft beperkingen 141 141 Receptief gedrag niet zo maar zaak van geconditioneerde reflexen Voor zijn kritiek baseert MP zich op psychologie 141 141
  • 142. wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028 hoofdstuk 1 deel 3 “De relatie tussen het waarnemende organisme en zijn milieu is niet die van een automatische machine waarvan de vooraf vastgestelde mechanismen in gang worden gezet door de werking van een uiterlijke factor”, aldus MP 142 142 142 142
  • 143. wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028 hoofdstuk 1 deel 3 Het organisme is immers selectief in zijn gevoeligheid voor fysische prikkels en laat zich veeleer leiden door een aandacht voor Z I N V O L L E S T R U C T U R E N : 143 143 143 143
  • 144. MP maakt in voorgaande gebruik van GESTALTPSYCHOLOGIE om materialisme te ondergraven Men neemt steeds iets waar tegen een bepaalde achtergrond: Het FENOMENALE VELD. 144 144 144
  • 145. wat maakt de mens? ce-thema 2024-2028 hoofdstuk 1 deel 3 145 145 145 145
  • 146. 146 obj ect obj ect Waarnemendsubject Geen geleefd onderscheid: Act waarnemen + hetgeen dat waargenomen wordt Body-consciousness: motiliteit ‘lichaamsubject’ Embodied inherence In eerste instantie: Prospectieve activiteit Facticiteit van de wereld 146 146 146
  • 147. 147 In tweede instantie Waarnemendsubject obje ct obj ect obje ct  Reflectie doet intrede  Subject wordt toeschouwer  Bewustzijn is los komen te staan van de ‘situatie’ waarin waarnemend subject zich in eerste instantie bevond  Subject - object drietal illustrerende voorbeelden: Onderscheid: subject - object 147 147 147
  • 148. 148 boek bladzijde bladzijde bladzijde bladzijde bladzijde bladzijde Mechanica Rondom ons zien we dingen veranderen. Alle natuurverschijnselen worden beheerst door wetten. Elke verandering in de natuur kan worden bestudeerd als een relatie tussen oorzaak en gevolg. In de mechanica gaat het allereerst om de meest eenvoudige verandering in de tijd: deze van plaats of positie. Welke wetten liggen aan de grondslag van de beweging? Bewegen alle voorwerpen volgens dezelfde wetten. Isaac Newton ontdekte dat de bovenmaanse bewegingen (van hemellichamen) aan dezelfde natuurwetten voldoen als de ondermaanse. Bij het vallen van een appel besefte hij opeens dat de beweging van de vallende appel en van de maan of de planeten allen beschreven moeten worden door dezelfde mechanica. Dat inzicht be- tekende een belangrijke eerste unificatie in het natuurwetenschappelijk denken. Het gaat hand in hand met het programma van het reductionisme waarin een grote verscheidenheid van natuurfenomenen worden herleid tot en als het ware convergeren naar een steeds kleinere familie van meer elementaire en unieke fysische principes en wetten. Rondom ons zien we dingen veranderen. Alle natuurverschijnselen worden beheerst door wetten. dingen d i n Samenst elling ‘inkt’ 1100111 0001111 0101111 0011110 0011111 ? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Of: 148 148 148
  • 149. 149 Mechanica Rondom ons zien we dingen veranderen. Alle natuurverschijnselen worden beheerst door wetten. Elke verandering in de natuur kan worden bestudeerd als een relatie tussen oorzaak en gevolg. In de mechanica gaat het allereerst om de meest eenvoudige verandering in de tijd: deze van plaats of positie. Welke wetten liggen aan de grondslag van de beweging? Bewegen alle voorwerpen volgens dezelfde wetten. Isaac Newton ontdekte dat de bovenmaanse bewegingen (van hemellichamen) aan dezelfde natuurwetten voldoen als de ondermaanse. Bij het vallen van een appel besefte hij opeens dat de beweging van de vallende appel en van de maan of de planeten allen beschreven moeten worden door dezelfde mechanica. Dat inzicht be- tekende een belangrijke eerste unificatie in het natuurwetenschappelijk denken. Het gaat hand in hand met het programma van het reductionisme waarin een grote verscheidenheid van natuurfenomenen worden herleid tot en als het ware convergeren naar een steeds kleinere familie van meer elementaire en unieke fysische principes en wetten. Het vervulde Einstein met ontzag: Welk een diepe overtuiging van de rationaliteit van het universum en welk een drang om te begrijpen [,..]. moeten Kepler en Newton niet gevoeld hebben om vele jaren van eenzame arbeid te besteden aan het ontrafelen van de principes van de hemel- mechanica. Dat geloof in de wetmatigheid en de coherentie van ogenschijnlijk ongerelateerde en wildvreemde verschijnselen blijft het programma van de fysicus anno 2005. Zoals bij elke fysische theorie liggen empirische waarnemingen aan de basis van de mechanica. Er is eerst het intuitieve beeld van ruimte en tijd. In de klassieke fysica zijn ruimte en tijd absoluut. Zij vormen de arena van alle gebeurtenissen. Voor dat onveranderende decor gebruik je de meetkunde zoals die sinds Euclides op school wordt geleerd. Ten tweede is de beweging volledig gedetermineerd. Als je de snelheden en posities van alle deeltjes in het universum op ´e´en bepaald ogenblik kent, kan je de hele toekomst daaruit afleiden. Onder identieke condities verloopt de beweging van een bepaald voorwerp reproduceerbaar eenduidig als we het maar telkens dezelfde beginpositie en beginsnelheid geven. Zo kunnen we bijvoorbeeld leren hoe we een bal moeten gooien naar iemand anders. 1 Semantiek: betekenisleer 2 Syntaxis: zinsconstructie  Wat betekent wet in de mechanica?  Wat is bovenmaans? “Alle natuurverschijnselen worden beheerst door wetten.”  Wat is het onderwerp in deze zin?  Wat is de persoonsvorm in deze zin? 149 149 149
  • 150. tenten gras 150 Het bezoek aan een mega-festival: mensen geluid Waarnemend subject 150 150 150
  • 151. Leefwereld Objectieve wereld Objectief beeld van wereld pas mogelijk omdat (nadat) we eerst al verzonken zijn in LEEFWERELD Objectieve idee visuele ervaring veroorzaakt door (objecten in) buitenwereld: Pas mogelijk omdat (nadat) mens buitenwereld ‘belichaamd’ verkend en aangeraakt heeft met ogen, handen, huid, kortom met lichaam. 151 151 151 151
  • 152. Mens is allereerst wezen die VOELT, BEWEEGT, HANDELT in LEEFWERELD (GEHEEL) Pas dan is het mogelijk onderzoek te doen naar: Hoe komt voelen, bewegen, handelen tot stand (DELEN) Pas dan is het mogelijk onderzoek te doen naar: Hoe kan het subjectieve ervaren begrepen worden als iets dat plaatsvindt in dezelfde wereld vanuit natuurwetenschappelijke invalshoek leefwereld subjectobj ectobjects ubject leefw ereld subj ect object 152 152 152
  • 153. MP Introduceerde LICHAAMSSCHEMA 153 Een concept waar Sheets- Johnstone ook gebruik van maakt MPstaat in de traditie  fenomenologie (Husserl).  structuralisme -> pas tegen de achtergrond van het geheel – hij spreekt over het fenomenale veld – kun je de delen kennen. 153 153
  • 154. 154 Waar MP verschilt van Husserl: MP richt aandacht consequent op GELEEFDE ERVARING en wijst op rol LICHAAM in onze perceptie (waarneming) 154 154
  • 155. Waarneming: Contact tussen het bewuste subject en de wereld fenomenologie - merleau ponty - geurts 155 Vragen hierbij:  wat is bewustzijn  wat is natuur  Hoe moet relatie tussen bewustzijn en natuur gedacht worden 155 155
  • 156. 156 Voordat structuur wereld geanalyseerd wordt, buigt MP zich eerst over: Vraag naar het subject van de waarneming 156 Dat subject van de waarneming is: Het beleefde lichaam Lichaam is dus geen ‘object’…geen res extensa… 156
  • 157. 157 De perceptie vindt zijn oorsprong in: de vitale band tussen: degene die waarneemt enerzijds en zijn lichaam en wereld anderzijds 157 157
  • 158. fenomenologie - merleau ponty - geurts 158 Perceptie niet resultaat van bewuste, intentionele daad Perceptie is mij van nature eigen 158 Mijn organisme is oorspronkelijk een voor-persoonlijk toebehoren aan de wereld Lichaam wordt dus niet ervaren als een object 158
  • 159. 159 lichaamsschema 159 In de psychologie wordt deze lichaamservaring verhelderd middels: lichaamsschema 159
  • 160. Op elk moment hebben wij globaal, praktisch en impliciet besef van eigen lichaam, van zijn houding en zijn relatie tot de dingen 160 Ik ervaar lichaam daarbij als dynamisch: Als een ‘ik-kan’ vermogen om bepaalde zaken te ondernemen 160
  • 161. 161 MP spreekt van ‘praktische kennis van het lichaam’, die geen representatieve kennis is: Hij noemt dat heel sjiek: prak tignos ie 161 161
  • 162. fenomenologie - merleau ponty - geurts 162 Mensen leren fietsen…zwemmen…kortom: Leren iets te doen 162 Maar in werkelijkheid kunnen wij het slechts doen omdat: Ons lijf zich die bewegingen heeft eigengemaakt Het ritme van de schoolslag is voor ons dan zozeer een lijfelijke vanzelfsprekendheid geworden, dat wij zonder na te denken de slag uitvoeren 162
  • 163. 163 Wanneer wij zeggen ‘ik kan’…betekent deze uitdrukking heel vaak dat mijn ‘lijf’ eenmaal door mij in werking gesteld, kan handelen 163 163
  • 164. 164 Perceptie -> oorspronkelijk pact tussen: zelfbewuste ‘lichaam-subject’ en wereld, die beide in deze eenheid impliciet gegeven zijn 164 164
  • 165. fenomenologie - merleau ponty - geurts 165 Als existentie kleeft de mens vast aan de wereld, zodat ook de wereld aan de mens vastkleeft 165 165
  • 166. fenomenologie - merleau ponty - geurts 166 De waargenomen wereld is noodzakelijk georiënteerd vanuit dit subject Vanuit verankering van dit subject in de wereld 166 166
  • 167. fenomenologie - merleau ponty - geurts 167 Perceptie [waarneming] = ‘irréfléchi’…dat in reflectieve ervaring verhelderd kan worden perceptie is de dragende grond Perceptie gaat vooraf aan alle vormen van reflectie/begripsvorming… 167 167
  • 168. fenomenologie - merleau ponty - geurts 168 Deze reflectieve analyse van de waarneming legt de mogelijkheidsvoorwaarden van de wereld als correlaat van de waarneming bloot 168 168
  • 169. fenomenologie - merleau ponty - geurts 169 MP spreekt over de fenomenologie van de fenomenologie die moet terugkeren naar het oorspronkelijke cogito dat de eigenlijke logos, de eigenlijke mogelijkheidsvoorwaarde van het verschijnen van het fenomenale veld is 169 169
  • 170. fenomenologie - merleau ponty - geurts 170 Dit vindt MP in het contingente bestaan van het geïncarneerde subject 170 Het in de lichamelijkheid geimpliceerde cogito kwalificeert MP als: Voor-zich-zijn En In-de-wereld-zijn 170
  • 171. 171 dit intentionele (zelf-)bewustzijn is een stilzwijgend cogito dat helemaal verworteld is in de lichamelijkheid Het gaat vooraf aan de zelfbewuste intentionele gerichtheid van het denkende subject 171 171 Het oorspronkelijk pact tussen: het lichaam-subject en de wereld maakt kennis mogelijk
  • 172. 172 Zo is het subject een letterlijk te nemen gezichtspunt van waaruit gezien wordt Zo moet het subject verondersteld worden om de waarneming – de eerste modus van kennis – mogelijk te maken 172 172
  • 173. 173 Ook de zin van de waarneming – het object in al zijn dimensies, - is gecorreleerd met o o r s p r o n k e l i j k e intentionaliteit van beweeglijk lichaam 173 173
  • 174. fenomenologie - merleau ponty - geurts 174 De ‘andere’ zijde is mede gegeven als mogelijk object van waarneming, omdat ik (= het lichaam-subject) me kan bewegen driedimensionaliteit 174 174
  • 175. fenomenologie - merleau ponty - geurts 175 De zin van perceptie wordt dus niet intellectualistisch geconstrueerd, maar is mogelijk doordat we van nature deel uitmaken van een wereld die waargenomen kan worden Omdat we: lichamelijk zijn. 175 175
  • 176. fenomenologie - merleau ponty - geurts 176 Tussen het lichaam en de wereld bestaat familiariteit omdat ik lichamelijk ben is de wereld helemaal in mij en ben ik helemaal buiten mezelf De wereld bevindt zich in het hart van het subject 176 Nb Vergelijk Plato: ziel is verwant met ideeënwereld 176
  • 177. fenomenologie - merleau ponty - geurts 177 Mogelijkheid van kennis 177 177 We kunnen kennen omdat we als lichamelijke wezens een zicht op de wereld zijn Daarbij:
  • 178. fenomenologie - merleau ponty - geurts 178 De gerichtheid op de wereld waarin het lichaam zich bevindt, is meteen ook een ‘oerdoxa’: Een fundamentele bevestiging van het bestaan van die wereld zelf 178 178
  • 179. fenomenologie - merleau ponty - geurts 179 De oorsprong van de waarheid ligt in dit impliciete cogito dat overtuigd is van het bestaan van die wereld L’être brut 179 179
  • 180. fenomenologie - merleau ponty - geurts 180 L’être brut – het ruwe zijn De wereld waarin ‘ik’ ben als lichaam- subject 180 180 Van daaruit ontspruit in tweede instantie: Bewustzijn – cogito Subject – intellectualisme Object – empirisme Taal
  • 181. fenomenologie - merleau ponty - geurts 181 “In werkelijkheid is veeleer het lichaam het subject van mijn waarneming en niet een lichaamloze geest.” 181 181
  • 182. 182 p.43 Uitwerking geleefde ervaring en rol lichaam aan de hand van CAMERA en OOG Beide vormen beeld buitenwereld Functioneel lijken werking oog en werking camera op elkaar 182
  • 183. 183 Grote verschil tussen werking oog en werking camera Betreft de BELEVING (ervaring) van het zien:  Camera registreert  Oog heeft zienbeleving Verschil wordt begrepen door ONS LICHAAM Zowel DAT we waarnemen als HOE we waarnemen wordt bepaald door wat we met ons lichaam (in de omgeving) kunnen doen 183 p.44
  • 184. 184 Volgens MP zoekt Cezanne naar verenigen twee perspectieven: 1. Cezanne's painting denies neither science nor tradition. He went to the Louvre every day when he was in Paris. He believed that one must learn how to paint and that the geometric study of planes and forms is a necessary part of this learning process. (…) 2. But what motivates the painter's movement can never be simply perspective or geometry or the laws governing the breakdown of color, or, for that matter, any particular knowledge. Motivating all the movements from which a picture gradually emerges there can be only one thing: the landscape in its totality and in its absolute fullness, precisely what Cezanne called a "motif." He would start by discovering the geological foundations of the landscape; then, according to Mme Cezanne, he would halt and look at everything with widened eyes, "germinating" with the countryside. The task before him was, first, to forget all he had ever learned from science and, second, through these sciences to recapture the structure of the landscape as an emerging organism. Then he began to paint all parts of the painting at the same time, using patches of color to surround his original charcoal sketch of the geological skeleton. The picture took on fullness and density; it grew in structure and balance; it came to maturity all at once. "The landscape thinks itself in me," he would say, "and I am its consciousness." Nothing could be farther from naturalism than this intuitive science. Cezanne's Doubt Maurice Merleau-Ponty https://faculty.uml.edu/rinnis/cezannedoubt.pdf 184
  • 185. 185 Art is not imitation, nor is it something manufactured according to the wishes of instinct or good taste. It is a process of expression. Just as the function of words is to name—that is, to grasp the nature of what appears to us in a confused way and to place it before us as a recognizable object— so it is up to the painter, said Gasquet, to "objectify," "project," and "arrest." Words do not look like the things they designate; and a picture is not a trompe-l'oeil. Cezanne, in his own words, "writes in painting what had never yet been painted, and turns it into painting once and for all." We, forgetting the viscous, equivocal appearances, go through them straight to the things they present. The painter recaptures and converts into visible objects what would, without him, remain walled up in the separate life of each consciousness: the vibration of appearances which is the cradle of things. Only one emotion is possible for this painter—the feeling of strangeness— and only one lyricism— that of the continual rebirth of existence. In bovenstaande citaten toont MP dat Cezanne past bij streven fenomenologie om subjectieve ervaring (het ‘motief’) en wetenschappelijk wereldbeeld met elkaar te verenigen 185
  • 186. p.48 Motorische intentionaliteit en lichaamsschema Intentionaliteit = het mentale is altijd meteen gericht op iets 186
  • 187. Volgens MP heeft ons lichaam een specifieke intentionaliteit: motorische intentionaliteit Examples of motor intentionality from MP:  ‘I go through a door without comparing the width of the door to that of my body’; ‘Without any calculation, a woman maintains a safe distance between the feather in her hat and objects that might damage it’;  ‘Knowing how to type … is not the same as knowing the location of each letter on the keyboard, nor even having acquired a conditioned reflex for each letter that is triggered upon seeing it. But if habit is neither a form of knowledge nor an automatic reflex, then what it is? It is a question of a knowledge in our hands’;  ‘If I am seated at my desk and want to pick up the telephone, the movement of my hand toward the object, the straightening of my torso, and the contraction of my leg muscles envelop each other; I desire a certain result and the tasks divide themselves up among the segments in question’.  Passing through the door, protecting the feather in one's hat, typing on a keyboard, and reaching for a telephone. 187
  • 188. What these examples seem to have in common is that they are instances of everyday skillful action—what we might also call habitual practices They are bodily activities that fall somewhere between the poles of reflective actions (viz., movements caused by prior intentions) and reflexive reactions (viz., mere bodily behaviors). 188
  • 189. motorische intentionaliteit = Lichamelijke vaardigheid die het ons mogelijk maakt  de wereld waar te nemen  In de wereld te handelen/bewegen 189  Prereflecief (irréfléchi)of prereflectief = manier van gericht zijn op de wereld die vooraf gaat aan een theoretisch of intellectueel begrip
  • 190. Motorische intentionaliteit  Vooronderstelt vertrouwdheid met omgeving  Vooronderstelt vertrouwdheid met eigen lichaam Lichaamsschema: vertrouwdheid met eigen lichaam en de waaier aan mogelijkheden 190
  • 191. Lichaamsschema is:  Veranderlijk/vloeiend  Kan tijdelijk met attributen worden uitgebreid (de hoed; de blindenstok; de fiets) Deze gedachte komt ook naar voren in: a. De 4E cognitive filosofie (Chalmers/Clark) Denkvermogen uitgebreid met objecten in de wereld b. Harraway: Natural born cyborgs -> mens is hybride tussen vlees en machine c. Plessner: De mens is naturbedingte Unnatur. p.49 191
  • 192. Een lichaam zijn en een lichaam hebben p.49  Er ist ein Körper (‚Körperding‘ neben anderen)  Er ist im Körper (Innenwelt, Empfinden – Leib)  Er ist außerhalb des Körpers (Reflexion – den Körper haben und ihn beherrschen) Ding naast andere dingen De mens is zijn lichaam De mens heeft een lichaam 192
  • 193. Zoals objecten deel kunnen gaan uitmaken van het lichaam, Kan andersom het eigen lichaam op afstandelijke wijze verschijnen 193
  • 194. 194 Lichaam Object Blindenstok – pen – hoed- met-veer integratie Lichaam Object Lichaam – arm - hand vervreemding Objecten kunnen geintegreerd raken in het lichaam(s- schema) Net zo goed kan eigen lichaam – of deel daarvan – op afstandelijke wijze verschijnen
  • 195. Uitleg met voorbeeld van de ene hand die de andere hand aanraakt Indien ik met LH (=linkerhand) mijn RH (=rechterhand) betast is LH het explorerend lichaam en RH verschijnt als object van aanraking Lichaam Linker hand subject Lichaam Rechter hand Object betast
  • 196. TOCH: In onze ervaring kunnen we altijd onderscheid maken tussen wat bij ons lichaam hoort en wat niet Ik voel niet alleen mijn RH met de tastzin van mijn LH, Maar ervaar ook het tasten van LH met de RH
  • 197. Het voorbeeld toont/leert a. Waarneming eigen lichaam kan dus niet worden opgevat als het waarnemen van een object dat simpelweg heel dichtbij staat b. Het subject (ik) beweeg mijn lichaam niet zoals ik een object beweeg Ik verplaats een object MET mijn lichaam als middel maar ik verplaats mijn lichaam ONMIDDELLIJK
  • 198. Er is dus een verschil tussen: Manier waarop we ons eigen lichaam ervaren Manier waarop de rest van de wereld aan ons verschijnt Kenmerkend voor manier waarop IK eigen lichaam ervaar (iets dat ontbreekt bij ervaren van objecten buiten mijn lichaam) is: EIGENAARDIGE DUBBELHEID en
  • 199. EIGENAARDIGE DUBBELHEID Er ist im Körper (Innenwelt, Empfinden – Leib). Er ist außerhalb des Körpers (Reflexion – den Körper haben und ihn beherrschen) cethemawatmaaktdemens?HOOFDSTUK2 199 De mens is zijn lichaam De mens heeft een lichaam Ik ben het lichaam dat voelt wanneer het wordt aangeraakt: het geleefde LIJF (Leib) Ik heb een lichaam dat ik kan betasten: het objectieve lichaam (Körper)
  • 200. p.50 Ervaring eigen lichaam heeft dubbel karakter ‘Ik’ voelt lichaam van binnenuit op levende/intieme manier (bij aanraking van RH door LH) tegelijkertijd ‘Ik’ voelt lichaam van buitenkant als een object dat ‘ik’ kan aanraken en vastpakken
  • 201. Körper Leib Het objectieve lichaam (Körper) en het geleefde lijf (Leib) Zijn beide kanten van de ervaring die nooit los van elkaar voorkomen Toch: uitzondering -> slapende hand/arm
  • 202. Het objectieve lichaam (Körper) kann voorwerp van denken zijn Hedendaagse cognitie filosofen – geïnspireerd door fenomenologie - : Verzet/Antwoord tegen/op eenzijdige focus op Körper ten koste van Leib
  • 203. Wat is de mens nu in fenomenologisch opzicht? p.51 203 Verschil:
  • 204. Poging wereld te beschrijven vanuit objectief standpunt dat zichzelf als het ware buiten de ‘geest’, lichaam, empirie bevindt (VIEW FROM NOWHERE- Nagel)
  • 205. Poging wereld te beschrijven vanuit sociohistorisch en lichaamsgebonden perspectief (eerstepersoonsperspectief)
  • 206. Belang eerstepersoonsperspectief in filosofisch onderzoek naar de mens - tegenwicht focus op eendimensionale mens - Combinatie eerste- en derdepersoonsperspectief Wellicht nog beter te spreken over combinatie van eerste-, tweede- en derde persoonsperspectief -> dat zou in lijn zijn met de fenomenologie van Merleau-Ponty tweedepersoonsperspectief -> de gedeelde wereld
  • 208. Het fenomenologisch perspectief Alternatief en aanvullend perspectief op puur logisch- empiristische benadering De fenomenologie benadrukt: Ons bewegende/voelende lichaam ontsluit in onze waarneming niet alleen onze binnenwereld maar ook de buitenwereld
  • 209. Het fenomenologisch perspectief Alternatief en aanvullend perspectief op puur logisch- empiristische benadering Echter:
  • 210. 1. Bij het innemen van een objectief standpunt laten we de geleefde zelfervaring buiten beschouwing Waarneming verliest hierdoor contact met zichzelf -> De zelfwaarneming wordt namelijk genegeerd; op een zijspoor gezet.
  • 211. 2. Derdepersoonsperspectief heeft moeite met BELEEFDE ERVARING (perceptie) als bron van gedrag Derdepersoonsperspectief Houdt vast aan: Mens als wezen waarvan gedrag begrepen kan worden als iets wat voortkomt uit:  Zuiver ratiole overwegingen  Door natuur gedetermineerd lichaam
  • 212. 3. Een zuiver objectief wetenschappelijke zienswijze/methode negeert of ontkent de ZIN-DIMENSIE (Husserl) Doet daarmee geen recht aan de mens volgens Plessner: De derde antropologische wet luidt immers het ‘UTOPISCH STANDPUNT’ -> dit standpunt alles te maken met zingeving
  • 213. Sciëntistisch wereld- en mensbeeld negeert al dat wat dagelijks leven betekenisvol en waardevol maakt Sciëntistisch wereld- en mensbeeld zo fel verdedigd door de WIENER KREIS in hun manifest WISSENTSCHAFTLICHE WELTAUFFASSUNG tegelijk ponerend dat zogenaamde metafysische kwesties vanuit wetenschapsperspectief betekenisloos zijn-> dat is zaak voor kunst en religie
  • 214. Wetenschap dichtte zichzelf een op zichzelf staande, onafhankelijke sfeer toe (…)common-sense view of science, which is linked to the idea of science as a neutral and independent institution (Views of science, Edwin Koster and Frank Kupper ) No external infuences are thought to have any bearing on the results of scientifc research, and that is why science should be:  autonomous (politics and industry do not determine the direction the research goes),  neutral (scientists are not guided by religious beliefs, political views, or fnancial interests),  independent (moral judgements, ideological and other views and interests play no role in the acceptance of scientifc research),  free of social value (scientists are not involved in any way in how knowledge is applied), and  not normative (scientists do not speak positively or negatively about the social consequences of the knowledge acquired by them)
  • 215. science as a neutral and independent institution De ethische vraag naar zingeving doet er simpelweg niet toe de ethische vraag naar hoe kunnen en moeten we leven is een non-issue
  • 216. Sciëntistische kijk op wetenschap ook doorgedrongen in de zogenaamde menswetenschappen:  Studie naar koop- en stemgedrag  Kwantitatieve methode  Handelen vanuit winstmaximalisatie  De gelukscalculus (van de utilitarist Bentham)  Focus op neurologische activiteit  Goed is wat pleasure doet toenemen en pijn vermijdt of vermindert; slecht is wat pleasure dwarsboomt en pijn in stand houdt of doet toenemen  Enz.
  • 217. Sciëntistische kijk op wetenschap in menswetenschappen: Heeft eenzijdige invloed op onze zelfervaring waarmee we waarden en zin geven aan ons bestaan -> weggemoffeld onder statistieken, meetbare zaken
  • 218. Vandaar: Onderzoek naar/van mens vanuit derdepersoonsperspectief moet aangevuld worden met onderzoek vanuit eerstepersoonsperspectief
  • 220. Fenomenologische benadering van VRAAG NAAR MENS is:  Aanvullend  Tegenwicht biedend  Alternatief Als het gaat om eenzijdige focus op eendimensionale mens vanuit derdepersoonsperspectief
  • 221. Plessner biedt fenomenologie van onze ervaring een existentiele lading Uit typische kwaliteit deze ervaring trekt PLESSNER conclusies over:  Hoe mens in leven staat  Hoe mens reflecteert op bestaan als mens p.52
  • 222.
  • 223. Beschrijving mens plaveit de weg naar de ETHIEK Beschouwing bestaan impliceert beschouwing over we zouden moeten bestaan
  • 225. BELICHAAMD WEZEN WIER ERVARING BEMIDDELD WORDT DOOR WETENSCHAPPELIJK DISCOURS (“ WOORDEN” ) EN TECHNIEKEN EN TECHNOLOGIE DIE MENS GEBRUIKT ETHIEK HET alternatief vanuit een fenomenologische invalshoek: MENSBEELD: ETHIEK:

Editor's Notes

  1. Wie een megafestival bezoekt en daar met vrienden heeft afgesproken ziet als eerste dat drukbezochte festival, mensen, hoort de muziek, voelt het gras enz.