Volgens een arrest van het Grondwettelijk Hof kan het Belgische overlevingspensioen zonder probleem verdeeld worden over de meerdere echtgenotes van de overleden man.
Soedanees heeft kritiek op Arabisch van tolkThierry Debels
Verzoeker voert aan dat hij niet op voldoende wijze heeft kunnen antwoorden op de vragen die hem gesteld werden op
20 mei 2019 omdat de aanwezige tolk van Marokkaanse origine niet hetzelfde Arabisch sprak als verzoeker en dat dit de reden is dat hij zijn medische problemen niet heeft kunnen vermelden.
Marokkaanse vrouw wil via schijnhuwelijk verblijf afdwingenThierry Debels
Op 12.12.2013 huwde betrokkene te Marokko met de Spaanse onderdaan. Betrokkene diende te Antwerpen een aanvraag in om dit buitenlands huwelijk ook in België te erkennen. Op 15.06.2018 weigerde de stad Antwerpen dit buitenlands huwelijk te erkennen na negatief advies van het Parket van Antwerpen, nadat was vastgesteld dat betrokkene huwelijk wilde laten erkennen dat niet gericht was op het aangaan van duurzame verbintenis tussen partners maar op het verwerven van een verblijfsrecht. Deze weigering werd op 17.12.2018 bevestigd door de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen.
Uitgewezen Eritreeër wil België niet verlaten Thierry Debels
Een Eritreeër moet het Belgische grondgebied verlaten. Hij tekent beroep aan bij de RvV omdat hij naar Italië uitgewezen zal worden en daar zal moeten werken.
Turkse imam die in België wil preken moet 900 euro betalenThierry Debels
Verzoeker dient op 14 september 2015 bij de Belgische immigratiediensten in Turkije een aanvraag in voor het verkrijgen van een visum voor lang verblijf (type D) op grond van artikel 9 van de wet van 15 december 1980 ‘betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen’ (hierna: de vreemdelingenwet), meer bepaald voor een activiteit als imam bij een moskee.
Illegale Braziliaan met syfilis mag in België blijven van RvVThierry Debels
Betrokkene is op heterdaad betrapt voor aanzetten tot ontucht. (PV TG.37.L6010322/2019 van PZ Carma). Gezien het karakter van deze feiten, kan worden afgeleid dat betrokkene door zijn gedrag geacht wordt de openbare orde te kunnen schaden. Mogelijk lijdt betrokkene aan syfilis.
Illegale zwartwerker wil land niet verlaten en schakelt RvV tevergeefs inThierry Debels
"De betrokkene is niet in het bezit van een geldig visum op het moment van zijn arrestatie. Betrokkene is op heterdaad betrapt voor ZWARTWERK. (PV nummer KO.55.L4.004027/2019 van de politie zone van GRENSLEIE in samenwerking met de sociale inspecite Uit het PV KO.55.L4.004027/2019 van de politie zone van GRENSLEIE blijkt dat betrokkene aan het werk was zonder in het bezit te zijn van een arbeidskaart Gezien het winstgevend karakter van deze feiten kan worden afgeleid dat betrokkene door zijn gedrag geacht wordt de openbare orde te kunnen schaden."
Soedanees heeft kritiek op Arabisch van tolkThierry Debels
Verzoeker voert aan dat hij niet op voldoende wijze heeft kunnen antwoorden op de vragen die hem gesteld werden op
20 mei 2019 omdat de aanwezige tolk van Marokkaanse origine niet hetzelfde Arabisch sprak als verzoeker en dat dit de reden is dat hij zijn medische problemen niet heeft kunnen vermelden.
Marokkaanse vrouw wil via schijnhuwelijk verblijf afdwingenThierry Debels
Op 12.12.2013 huwde betrokkene te Marokko met de Spaanse onderdaan. Betrokkene diende te Antwerpen een aanvraag in om dit buitenlands huwelijk ook in België te erkennen. Op 15.06.2018 weigerde de stad Antwerpen dit buitenlands huwelijk te erkennen na negatief advies van het Parket van Antwerpen, nadat was vastgesteld dat betrokkene huwelijk wilde laten erkennen dat niet gericht was op het aangaan van duurzame verbintenis tussen partners maar op het verwerven van een verblijfsrecht. Deze weigering werd op 17.12.2018 bevestigd door de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen.
Uitgewezen Eritreeër wil België niet verlaten Thierry Debels
Een Eritreeër moet het Belgische grondgebied verlaten. Hij tekent beroep aan bij de RvV omdat hij naar Italië uitgewezen zal worden en daar zal moeten werken.
Turkse imam die in België wil preken moet 900 euro betalenThierry Debels
Verzoeker dient op 14 september 2015 bij de Belgische immigratiediensten in Turkije een aanvraag in voor het verkrijgen van een visum voor lang verblijf (type D) op grond van artikel 9 van de wet van 15 december 1980 ‘betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen’ (hierna: de vreemdelingenwet), meer bepaald voor een activiteit als imam bij een moskee.
Illegale Braziliaan met syfilis mag in België blijven van RvVThierry Debels
Betrokkene is op heterdaad betrapt voor aanzetten tot ontucht. (PV TG.37.L6010322/2019 van PZ Carma). Gezien het karakter van deze feiten, kan worden afgeleid dat betrokkene door zijn gedrag geacht wordt de openbare orde te kunnen schaden. Mogelijk lijdt betrokkene aan syfilis.
Illegale zwartwerker wil land niet verlaten en schakelt RvV tevergeefs inThierry Debels
"De betrokkene is niet in het bezit van een geldig visum op het moment van zijn arrestatie. Betrokkene is op heterdaad betrapt voor ZWARTWERK. (PV nummer KO.55.L4.004027/2019 van de politie zone van GRENSLEIE in samenwerking met de sociale inspecite Uit het PV KO.55.L4.004027/2019 van de politie zone van GRENSLEIE blijkt dat betrokkene aan het werk was zonder in het bezit te zijn van een arbeidskaart Gezien het winstgevend karakter van deze feiten kan worden afgeleid dat betrokkene door zijn gedrag geacht wordt de openbare orde te kunnen schaden."
Grote Moskee krijgt 161.100 euro van GeensThierry Debels
In het Staatsblad van dinsdag 7 april 2020 verscheen het KB 'tot toekenning van een subsidie van 583.000 euro voor de werking van het Executief van de Moslims van België'.
Liberalen willen verzekeraar laten betalen bij doodstrafThierry Debels
De verzekeringswet bepaalt nog steeds dat de verzekeraar de dood van de verzekerde niet dekt als de dood het gevolg is van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke veroordeling tot de doodstraf. De indieners van Open VLD stellen voor deze bepaling op te heffen.
In De Kamer werd op 1 februari 2017 het ‘wetsontwerp houdende instemming met de overeenkomst betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko, gedaan te Brussel op 18 februari 2014’ gepubliceerd .
Het ontwerp van instemmingswet heeft tot
doel de bekrachtiging mogelijk te maken van de
overeenkomst betreffende de sociale zekerheid tussen
België en Marokko.
Het verdrag regelt, als gevolg van het feit dat een
man in Marokko meerdere vrouwen mag huwen, ook de
verdeling van het (Belgische) overlevingspensioen onder meerdere weduwen.
De Kamer: ‘Deze huwelijken hebben overeenkomstig het
internationaal recht en de Belgische rechtspraak rechtsgevolgen als zij zijn afgesloten tussen personen
die de nationaliteit hebben van een land waar dit toegestaan is en voor zover ze zijn afgesloten in een
dergelijk land.’
In het oude verdrag werd het overlevingspensioen
in gelijke delen over meerdere weduwen verdeeld, wat niet altijd billijk was. In dit verdrag wordt het overlevingspensioen verdeeld tussen de weduwen
rekening houdend met de lengte van het huwelijk.
Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof Thierry Debels
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden heeft Luc Lamine beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 114 van de wet van 5 mei 2019 « houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 mei 2019).
CD&V wil familierechtbank voor kindbruidjesThierry Debels
Het wetsvoorstel strekt ertoe minderjarige vluchtelingen of migranten beter te beschermen bij het erkennen van een in het buitenland gesloten huwelijk. Wanneer één of beide echtgenoten op het ogenblik van het verzoek tot erkenning van het huwelijk nog niet de meerderjarigheid heeft bereikt, kan de erkenning van dat huwelijk voortaan enkel gebeuren door
de familierechtbank.
CD&V wil exceptie van borgstelling van eisende vreemdeling wegThierry Debels
Momenteel is een vreemdeling die als hoofdeiser of tussenkomende partij in een burgerlijk geding optreedt verplicht borg te stellen voor de betaling van gerechtskosten en eventuele schadevergoedingen
Om die redenen,
het Hof,
alvorens uitspraak te doen ten gronde, stelt aan het Hof van Justitie van de Europese Unie de volgende prejudiciële vragen :
1. Dienen de artikelen 2 en 3 van de richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels, in voorkomend geval in samenhang gelezen met de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met het algemene gelijkheidsbeginsel, in die zin te worden geïnterpreteerd dat :
a) zij aan de lidstaten de verplichting opleggen om de aandelen van de erkende coöperatieve vennootschappen die actief zijn in de financiële sector, op dezelfde wijze te waarborgen als de deposito’s ?
b) zij zich ertegen verzetten dat een lidstaat aan de entiteit die gedeeltelijk belast is met de waarborg van de in die richtlijn beoogde deposito’s de opdracht toevertrouwt om eveneens, ten belope van 100 000 euro, de waarde van de aandelen van de vennoten, natuurlijke personen, van een erkende coöperatieve vennootschap die actief is in de financiële sector, te waarborgen ?
2. Is het besluit van de Europese Commissie van 3 juli 2014 « betreffende steunmaatregel SA.33927 (12/C) (ex 11/NN) door België ten uitvoer gelegd -Garantieregeling ter bescherming van de aandelen van individuele leden van financiële coöperaties » verenigbaar met de artikelen 107 en 296 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in zoverre het de waarborgregeling die het voorwerp van dat besluit uitmaakt, kwalificeert als nieuwe staatssteun ?
3. In geval van een ontkennend antwoord op de tweede vraag, dient artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in die zin te worden geïnterpreteerd dat een regeling van staatswaarborg toegekend aan de vennoten, natuurlijke personen, van erkende coöperatieve vennootschappen die actief zijn in de financiële sector, in de zin van artikel 36/24, § 1, eerste lid, 3°, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, nieuwe staatssteun vormt die bij de Europese Commissie moet worden aangemeld ?
4. In geval van een bevestigend antwoord op de tweede vraag, is hetzelfde besluit van de Europese Commissie verenigbaar met artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat daarin wordt geoordeeld dat de in het geding zijnde staatssteun tot uitvoering is gebracht vóór 3 maart 2011 of 1 april 2011 of op
een van beide data, of, omgekeerd, indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat daarin wordt geoordeeld dat de in het geding zijnde staatssteun op een latere datum tot uitvoering is gebracht ?
67
5. Dient artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in die zin te worden geïnterpreteerd dat het een lidstaat verbiedt om een maatregel, zoals die welke is vervat in artikel 36/24, eerste lid, 3°, van de wet van 22 f
Wetsontwerp spijtoptanten neergelegd in De KamerThierry Debels
Voorliggend wetsontwerp beoogt de invoering van een regeling voor spijtoptanten. Een spijtoptant betreft een persoon die in verdenking is gesteld voor, of beklaagde is van, of beschuldigde is van, of veroordeeld is voor gelijk welk misdrijf en die substantiële, onthullende, oprechte en volledige verklaringen
aflegt omtrent de meest maatschappij-ontwrichtende vormen van criminaliteit (misdrijven zoals bedoeld in artikel 90ter, §§ 2, 3 en 4 van het Wetboek van Strafvordering of misdrijven die werden gepleegd in het kader van een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek).
PVDA-PTB wil een drastische wijziging van het Consulair Wetboek. Krachtens de vigerende regels kan een Belgische onderdaan die tevens de nationaliteit van een ander land heeft en zich in dat laatste land bevindt geen aanspraak maken op bijstand door de Belgische diplomatieke diensten wanneer de instemming van de lokale overheid vereist is.
Grote Moskee krijgt 161.100 euro van GeensThierry Debels
In het Staatsblad van dinsdag 7 april 2020 verscheen het KB 'tot toekenning van een subsidie van 583.000 euro voor de werking van het Executief van de Moslims van België'.
Liberalen willen verzekeraar laten betalen bij doodstrafThierry Debels
De verzekeringswet bepaalt nog steeds dat de verzekeraar de dood van de verzekerde niet dekt als de dood het gevolg is van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke veroordeling tot de doodstraf. De indieners van Open VLD stellen voor deze bepaling op te heffen.
In De Kamer werd op 1 februari 2017 het ‘wetsontwerp houdende instemming met de overeenkomst betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko, gedaan te Brussel op 18 februari 2014’ gepubliceerd .
Het ontwerp van instemmingswet heeft tot
doel de bekrachtiging mogelijk te maken van de
overeenkomst betreffende de sociale zekerheid tussen
België en Marokko.
Het verdrag regelt, als gevolg van het feit dat een
man in Marokko meerdere vrouwen mag huwen, ook de
verdeling van het (Belgische) overlevingspensioen onder meerdere weduwen.
De Kamer: ‘Deze huwelijken hebben overeenkomstig het
internationaal recht en de Belgische rechtspraak rechtsgevolgen als zij zijn afgesloten tussen personen
die de nationaliteit hebben van een land waar dit toegestaan is en voor zover ze zijn afgesloten in een
dergelijk land.’
In het oude verdrag werd het overlevingspensioen
in gelijke delen over meerdere weduwen verdeeld, wat niet altijd billijk was. In dit verdrag wordt het overlevingspensioen verdeeld tussen de weduwen
rekening houdend met de lengte van het huwelijk.
Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof Thierry Debels
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden heeft Luc Lamine beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 114 van de wet van 5 mei 2019 « houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 mei 2019).
CD&V wil familierechtbank voor kindbruidjesThierry Debels
Het wetsvoorstel strekt ertoe minderjarige vluchtelingen of migranten beter te beschermen bij het erkennen van een in het buitenland gesloten huwelijk. Wanneer één of beide echtgenoten op het ogenblik van het verzoek tot erkenning van het huwelijk nog niet de meerderjarigheid heeft bereikt, kan de erkenning van dat huwelijk voortaan enkel gebeuren door
de familierechtbank.
CD&V wil exceptie van borgstelling van eisende vreemdeling wegThierry Debels
Momenteel is een vreemdeling die als hoofdeiser of tussenkomende partij in een burgerlijk geding optreedt verplicht borg te stellen voor de betaling van gerechtskosten en eventuele schadevergoedingen
Om die redenen,
het Hof,
alvorens uitspraak te doen ten gronde, stelt aan het Hof van Justitie van de Europese Unie de volgende prejudiciële vragen :
1. Dienen de artikelen 2 en 3 van de richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels, in voorkomend geval in samenhang gelezen met de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met het algemene gelijkheidsbeginsel, in die zin te worden geïnterpreteerd dat :
a) zij aan de lidstaten de verplichting opleggen om de aandelen van de erkende coöperatieve vennootschappen die actief zijn in de financiële sector, op dezelfde wijze te waarborgen als de deposito’s ?
b) zij zich ertegen verzetten dat een lidstaat aan de entiteit die gedeeltelijk belast is met de waarborg van de in die richtlijn beoogde deposito’s de opdracht toevertrouwt om eveneens, ten belope van 100 000 euro, de waarde van de aandelen van de vennoten, natuurlijke personen, van een erkende coöperatieve vennootschap die actief is in de financiële sector, te waarborgen ?
2. Is het besluit van de Europese Commissie van 3 juli 2014 « betreffende steunmaatregel SA.33927 (12/C) (ex 11/NN) door België ten uitvoer gelegd -Garantieregeling ter bescherming van de aandelen van individuele leden van financiële coöperaties » verenigbaar met de artikelen 107 en 296 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in zoverre het de waarborgregeling die het voorwerp van dat besluit uitmaakt, kwalificeert als nieuwe staatssteun ?
3. In geval van een ontkennend antwoord op de tweede vraag, dient artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in die zin te worden geïnterpreteerd dat een regeling van staatswaarborg toegekend aan de vennoten, natuurlijke personen, van erkende coöperatieve vennootschappen die actief zijn in de financiële sector, in de zin van artikel 36/24, § 1, eerste lid, 3°, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, nieuwe staatssteun vormt die bij de Europese Commissie moet worden aangemeld ?
4. In geval van een bevestigend antwoord op de tweede vraag, is hetzelfde besluit van de Europese Commissie verenigbaar met artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat daarin wordt geoordeeld dat de in het geding zijnde staatssteun tot uitvoering is gebracht vóór 3 maart 2011 of 1 april 2011 of op
een van beide data, of, omgekeerd, indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat daarin wordt geoordeeld dat de in het geding zijnde staatssteun op een latere datum tot uitvoering is gebracht ?
67
5. Dient artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in die zin te worden geïnterpreteerd dat het een lidstaat verbiedt om een maatregel, zoals die welke is vervat in artikel 36/24, eerste lid, 3°, van de wet van 22 f
Wetsontwerp spijtoptanten neergelegd in De KamerThierry Debels
Voorliggend wetsontwerp beoogt de invoering van een regeling voor spijtoptanten. Een spijtoptant betreft een persoon die in verdenking is gesteld voor, of beklaagde is van, of beschuldigde is van, of veroordeeld is voor gelijk welk misdrijf en die substantiële, onthullende, oprechte en volledige verklaringen
aflegt omtrent de meest maatschappij-ontwrichtende vormen van criminaliteit (misdrijven zoals bedoeld in artikel 90ter, §§ 2, 3 en 4 van het Wetboek van Strafvordering of misdrijven die werden gepleegd in het kader van een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek).
PVDA-PTB wil een drastische wijziging van het Consulair Wetboek. Krachtens de vigerende regels kan een Belgische onderdaan die tevens de nationaliteit van een ander land heeft en zich in dat laatste land bevindt geen aanspraak maken op bijstand door de Belgische diplomatieke diensten wanneer de instemming van de lokale overheid vereist is.
Similar to Belgisch overlevingspensioen verdeeld over meerdere vrouwen (11)
Het kabinet spreekt alsnog grote waardering uit voor leden en nabestaanden van de Stay Behind-organisatie, een ultrageheime verzetsgroep die tijdens de Koude Oorlog klaarstond om het gewapend verzet te gaan vormen. Het is voor het eerst dat de Nederlandse regering publiekelijk de organisatie prijst.
List of meetings Bill & Melinda Gates Foundation has held with Commissioners,...Thierry Debels
List of meetings Bill & Melinda Gates Foundation has held with Commissioners, Members of their Cabinet or
Director-Generals since 01/12/2014 under its current ID number in the Transparency Register:
371567915480-41.
Belgisch overlevingspensioen verdeeld over meerdere vrouwen
1. Rolnummer 4510
Arrest nr. 96/2009
van 4 juni 2009
A R R E S T
__________
In zake : de prejudiciële vragen over artikel 24, § 2, van het Algemeen Verdrag betreffende
de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko, ondertekend te
Rabat op 24 juni 1968 en goedgekeurd bij de wet van 20 juli 1970, gesteld door het Arbeidshof
te Antwerpen.
Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechters P. Martens,
R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke,
J. Spreutels en T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder
voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt,
wijst na beraad het volgende arrest :
*
* *
2. 2
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging
Bij arrest van 11 september 2008 in zake de Rijksdienst voor Pensioenen tegen Ahlalia
El Haddouchi, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 16 september
2008, heeft het Arbeidshof te Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld :
1. « Is artikel 24, § 2, van het Algemeen Verdrag betreffende de sociale zekerheid tussen
het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko, ondertekend te Rabat op 24 juni 1968 en
goedgekeurd bij de wet van 20 juli 1970, in strijd met het grondwettelijk beginsel van
gelijkheid en niet-discriminatie verankerd in de artikelen 11 en 11bis van de gecoördineerde
grondwet (1994), alsook met artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de
rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en met de artikelen 2, § 1, en 26 van het
V.N.-Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, met art. 147 B.W. en met de
Belgische en/of internationale openbare [orde], in zoverre het van toepassing is op een
weduwe met de Belgische nationaliteit ? »;
2. « Is artikel 24, § 2, van het Algemeen Verdrag betreffende de sociale zekerheid tussen
het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko, ondertekend te Rabat op 24 juni 1968 en
goedgekeurd bij de wet van 20 juli 1970, in overeenstemming met het grondwettelijk beginsel
van gelijkheid en niet-discriminatie verankerd in de artikelen 11 en 11bis van de
gecoördineerde grondwet (1994), alsook met artikel 14 van het Europees Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en met de artikelen 2,
§ 1, en 26 van het V.N.-Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, in zoverre het een
verschil in behandeling inhoudt tussen de Belgische weduwe getrouwd met een Marokkaanse
bigamische of polygame overleden echtgenoot en een Belgische echtgenoot dewelke niet [is]
getrouwd met een Marokkaanse bigamische of polygame overleden echtgenoot ? ».
Memories en memories van antwoord zijn ingediend door :
- Ahlalia El Haddouchi, wonende te 3600 Genk, Spoorwegstraat 117;
- de Ministerraad en de Rijksdienst voor Pensioenen, met zetel te 1060 Brussel,
Zuidertoren.
Op de openbare terechtzitting van 28 april 2009 :
- zijn verschenen :
. Mr. M. Fransen loco Mr. J. Geukens, advocaten bij de balie te Tongeren, voor
Ahlalia El Haddouchi;
. Mr. M. Sahin, advocaat bij de balie te Hasselt, loco Mr. P. Vanagt en Mr. E. Pools,
advocaten bij de balie te Tongeren, voor de Ministerraad en de Rijksdienst voor Pensioenen;
- hebben de rechters-verslaggevers T. Merckx-Van Goey en P. Martens verslag
uitgebracht;
3. 3
- zijn de voornoemde advocaten gehoord;
- is de zaak in beraad genomen.
De bepalingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989 met betrekking tot de
rechtspleging en het gebruik van de talen werden toegepast.
II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil
Voor het verwijzende rechtscollege is het hoger beroep aanhangig dat de Rijksdienst voor Pensioenen heeft
ingesteld tegen een vonnis van de Arbeidsrechtbank te Tongeren. Bij dat vonnis werd de Rijksdienst veroordeeld
om aan Ahlalia El Haddouchi het volledige wettelijke overlevingspensioen uit te keren vanaf de maand volgend
op het overlijden, op 7 januari 2005, van haar echtgenoot, die op dat ogenblik een gezinspensioen als gewezen
werknemer genoot.
De Rijksdienst voor Pensioenen had de geïntimeerde slechts de helft van dat pensioen toegekend,
aangezien wijlen haar Marokkaanse echtgenoot na zijn huwelijk in Marokko in 1957 met geïntimeerde – die toen
ook de Marokkaanse nationaliteit had maar die sinds 2004 zowel de Belgische als de Marokkaanse nationaliteit
heeft - een tweede huwelijk met een Marokkaanse vrouw had gesloten in Marokko in 1975. Volgens de
Rijksdienst voor Pensioenen moet in dat geval het overlevingspensioen gelijk worden verdeeld tussen de beide
weduwen overeenkomstig artikel 24, § 2, van het Algemeen Verdrag betreffende de sociale zekerheid tussen het
Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko, ondertekend te Rabat op 24 juni 1968 en goedgekeurd bij de wet van
20 juli 1970.
De Arbeidsrechtbank te Tongeren was van oordeel dat de tweede echtgenote geen voldoende aanwijsbare band
heeft met België en dat zij derhalve geen aanspraak kan maken op Belgische pensioenrechten omdat de erkenning
van de gevolgen van een polygaam huwelijk in dit geval te ernstig afwijkt van wat naar Belgische normen
aanvaardbaar is. Naar het oordeel van de eerste rechter was artikel 24, § 2, van het bovenvermelde Verdrag
betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko niet ter zake dienend.
In het verwijzingsarrest volgt het Arbeidshof te Antwerpen daarentegen de stelling van de Rijksdienst voor
Pensioenen dat er voor beide polygame huwelijken een betekenisvolle band was met België en dat derhalve rekening
moet worden gehouden met de bovenvermelde verdragsbepaling. Het verwijzende rechtscollege is anderzijds van
oordeel dat de geïntimeerde terecht doet opmerken dat zij inmiddels ook de Belgische nationaliteit heeft verkregen.
Volgens de geïntimeerde is haar situatie in dit opzicht wezenlijk verschillend van die in de zaak waarover het Hof bij
zijn arrest nr. 84/2005 van 4 mei 2005 uitspraak deed en met name oordeelde dat de prejudiciële vragen naar de
bestaanbaarheid van de bij wet goedgekeurde verdragsbepaling met het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en
niet-discriminatie geen antwoord behoefden omdat de aangevoerde verschillen in behandeling louter uit het
Marokkaanse recht voortvloeien.
Het Arbeidshof te Antwerpen besluit daarop de door de geïntimeerde gesuggereerde prejudiciële vragen te
stellen.
III. In rechte
- A -
A.1.1. Ahlalia El Haddouchi is van mening dat artikel 24, § 2, van het Algemeen Verdrag betreffende de
sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko, ondertekend te Rabat op 24 juni 1968 en
goedgekeurd bij de wet van 20 juli 1970, een discriminatie inhoudt in zoverre het wordt toegepast op een weduwe
met de Belgische nationaliteit.
4. 4
Wanneer een Marokkaanse werknemer met verschillende echtgenotes tegelijkertijd was gehuwd, kan elk van
de weduwes overeenkomstig het Marokkaanse recht dat zijn statuut regelde, aanspraak maken op een deel van het
overlevingspensioen. De toepassing van de in het geding zijnde bepaling ten aanzien van een Belgische weduwe
houdt een discriminatie in op basis van haar geslacht, aangezien die situatie zich niet kan voordoen bij een Belgische
weduwnaar.
Er is eveneens een verschil in behandeling tussen een Belgische weduwe van een Marokkaanse werknemer die
met verschillende vrouwen tegelijk was gehuwd en een Belgische weduwe van een Marokkaanse werknemer die niet
met verschillende vrouwen tegelijk was gehuwd. De Belgische weduwe van een Marokkaanse werknemer die
tegelijk was gehuwd met verschillende vrouwen, wordt eveneens anders behandeld dan een Belgische weduwe,
onafhankelijk of deze was gehuwd met een Marokkaanse werknemer die met verschillende vrouwen was gehuwd.
A.1.2. Ahlalia El Haddouchi doet opmerken dat artikel 147 van het Burgerlijk Wetboek bigamie verbiedt
en dat de toepassing van het Marokkaanse recht op een Belgische rechtsonderhorige in strijd is met het Belgische
recht. Bigamie kan als een feit dat voortvloeit uit een vreemd rechtsstelsel misschien wel worden aanvaard, maar
niet wanneer een van de betrokken partijen de Belgische nationaliteit heeft.
Volgens de geïntimeerde voor het verwijzende rechtscollege is de in het geding zijnde bepaling bovendien
in strijd met de Belgische en internationale openbare orde in zoverre zij van toepassing is op een weduwe met de
Belgische nationaliteit.
A.1.3. Ahlalia El Haddouchi is voorts van oordeel dat de in het geding zijnde bepaling een discriminatie
inhoudt tussen de Belgische weduwe die was gehuwd met een Marokkaanse bigamische of polygame echtgenoot
en een Belgische echtgenoot die niet was gehuwd met een Marokkaanse bigamische of polygame overleden
echtgenoot en dat derhalve ook de tweede prejudiciële vraag positief moet worden beantwoord.
De situatie waarbij het overlevingspensioen moet worden gehalveerd of verdeeld tussen nog meer
echtgenotes, kan immers enkel de Belgische weduwe overkomen die was gehuwd met een Marokkaanse
bigamische of polygame echtgenoot.
Zulks kan een Belgische weduwnaar nooit overkomen omdat, enerzijds, bigamie in het Belgische recht niet
is toegestaan en, anderzijds, volgens het Marokkaanse recht enkel de man meer dan één huwelijk kan aangaan.
Die situatie kan een Marokkaanse weduwnaar nooit overkomen, omdat volgens het Marokkaanse recht de
man meer dan één huwelijk kan aangaan en de vrouw niet. Het is niet uitgesloten dat een Marokkaanse man die
is gehuwd met meer dan één vrouw die pensioenrechten heeft opgebouwd, overlevingspensioenen van al zijn
echtgenotes ontvangt.
Een Belgische echtgenote die niet was gehuwd met een Marokkaanse bigamische of polygame overleden
echtgenoot, zal haar volledige pensioenrechten behouden, en met name de weduwe die was gehuwd met een
Marokkaanse echtgenoot die niet was gehuwd met een tweede vrouw.
Een Belgische echtgenote die was gehuwd met een bigamische of polygame overleden echtgenoot van een
andere nationaliteit dan de Marokkaanse, valt niet onder de toepassing van het Algemeen Verdrag betreffende de
sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko. Die situatie is niet ter zake dienend.
Ten slotte wordt de Belgische weduwe van een Marokkaanse bigamische of polygame echtgenoot ook
gediscrimineerd ten aanzien van de Belgische weduwe die was gehuwd met een echtgenoot van Belgische
nationaliteit en die beiden zijn onderworpen aan de in België geldende nationale en internationale regelgeving.
A.2.1. De Ministerraad en de Rijksdienst voor Pensioenen, die samen een memorie hebben ingediend, zijn
van oordeel dat de in de prejudiciële vragen aangeklaagde verschillen voortvloeien uit het Marokkaanse recht,
waarover het Hof zich niet kan uitspreken. De vragen behoeven derhalve geen antwoord.
Zij verwijzen dienaangaande naar het arrest nr. 84/2005 van 4 mei 2005, waarin het Hof een soortgelijke
zaak heeft beslecht.
Zij doen opmerken dat Ahlalia El Haddouchi de Belgische nationaliteit pas in 2004 heeft verkregen en de
Marokkaanse nationaliteit heeft behouden.
5. 5
Het verschil in behandeling vloeit dus voort uit het persoonlijk statuut van de betrokkene, zijnde het
Marokkaanse recht, waarover het Hof zich niet kan uitspreken.
A.2.2. In ondergeschikte orde zijn de Ministerraad en de Rijksdienst voor Pensioenen van mening dat de
prejudiciële vragen ontkennend moeten worden beantwoord.
Ook in het Belgische stelsel onder Belgische onderdanen wordt slechts één overlevingspensioen uitgekeerd,
dat in voorkomend geval eveneens moet worden verdeeld tussen meer dan één persoon.
Indien er twee rechthebbenden zijn, bijvoorbeeld een uit de echt gescheiden echtgenote en een weduwe,
wordt in de openbare sector het overlevingspensioen verdeeld in verhouding tot de duur van het huwelijk met de
uit de echt gescheiden echtgenote, waarbij de weduwe het resterende bedrag verkrijgt.
Volgens de Ministerraad en de Rijksdienst voor Pensioenen is artikel 147 van het Burgerlijk Wetboek,
waarnaar in de prejudiciële vragen wordt verwezen, niet ter zake dienend wanneer de beide huwelijken
rechtsgeldig in Marokko zijn afgesloten en in België zijn erkend op grond van het persoonlijk statuut van alle
betrokkenen van Marokkaanse nationaliteit.
De in het geding zijnde bepaling houdt geen discriminatie in, nu die bepaling tot gevolg heeft dat het
Belgische stelsel dat inzake overlevingspensioenen van toepassing is op de Belgen, eveneens kan worden
toegepast om de rechthebbenden van werknemers die de Marokkaanse nationaliteit hebben. Het bedrag van het
uitgekeerde pensioen is hetzelfde.
De in het geding zijnde bepaling is een toepassing van de regel, overgenomen in artikel 21 van de wet van
16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht, volgens welke in België de gevolgen van in
het buitenland aangegane huwelijken kunnen worden erkend overeenkomstig het persoonlijk statuut van de
echtgenote en onder het voorbehoud dat die gevolgen de Belgische internationale openbare orde niet verstoren.
Of dat in de onderhavige zaak het geval is, zal de verwijzende rechter moeten bepalen.
De Ministerraad en de Rijksdienst voor Pensioenen besluiten dat de prejudiciële vragen ontkennend moeten
worden beantwoord, aangezien het feit dat rekening wordt gehouden met het persoonlijk statuut van de
Marokkaanse werknemer bij de toepassing van artikel 24, § 2, van het Algemeen Verdrag betreffende de sociale
zekerheid tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko een objectieve maatstaf uitmaakt, die een
eventueel verschil in behandeling kan verantwoorden. Zulks is des te meer het geval daar door die uitkering het
stelsel van het overlevingspensioen dat van toepassing is op Belgen, kan worden toegepast op rechthebbenden van
werknemers die de Marokkaanse nationaliteit hebben.
A.3.1. Ahlalia El Haddouchi neemt in haar memorie van antwoord grotendeels de argumentatie van haar
eerste memorie over.
Zij antwoordt inzonderheid dat de Ministerraad en de Rijksdienst voor Pensioenen voorbijgaan aan het
bijzondere gegeven dat is vermeld in de thans aan het Hof gestelde vragen, namelijk dat er te dezen een
Belgische onderdaan is betrokken.
Het wezenlijke verschil met de zaak die door het Hof werd beslecht bij het arrest nr. 84/2005 is dat er in de
huidige zaak niet enkel rekening moet worden gehouden met het Marokkaanse recht maar ook met het
Belgische. Bovendien worden juridische gevolgen gegeven aan de bigamie, terwijl de pensioengerechtigde op
het ogenblik van de beslissing van de Rijksdienst de Belgische nationaliteit had.
Een Belgische weduwnaar kan zich nooit in de aangeklaagde situatie bevinden, aangezien de Marokkaanse
wet vrouwen verbiedt om meer dan één echtgenoot te hebben.
A.3.2. Ahlalia El Haddouchi antwoordt voorts dat de situatie die de Ministerraad en de Rijksdienst voor
Pensioenen aanhalen in verband met de verdeling van het overlevingspensioen in de openbare sector tussen de
gewezen echtgenote van een ambtenaar en diens weduwe, niet vergelijkbaar is.
Die situatie kan zich immers zowel voordoen voor een Belgische weduwe als voor een Belgische
weduwnaar. In de huidige zaak is de situatie fundamenteel verschillend. Er kan in geen enkel geval een verdeling
zijn om dezelfde reden als die welke het voorwerp is van de prejudiciële vraag, namelijk dat de overleden
6. 6
echtgenoot met meer dan één partner was gehuwd. De discriminatie van een Belgische weduwe in de huidige
situatie die voortvloeit uit de bigamie of polygamie, is specifiek voor de huidige zaak.
A.4.1. De Ministerraad en de Rijksdienst voor Pensioenen repliceren dat Ahlalia El Haddouchi voorbijgaat
aan het gegeven dat de beide huwelijken van de overledene rechtsgeldig zijn en in België kunnen worden
erkend. Zij gaat ook voorbij aan het gegeven dat zij, zelfs op het ogenblik van de beslissing van de Rijksdienst
voor Pensioenen, nog steeds de Marokkaanse nationaliteit had, naast de Belgische.
De echtgenotes van de overledene verbleven om beurten in Marokko en in België, zodat niet kan worden
gesteld dat het tweede polygame huwelijk onvoldoende binding zou hebben gehad met België. Het argument dat
het tweede huwelijk ongeldig zou zijn omdat Ahlalia El Haddouchi ook de Belgische nationaliteit heeft
verkregen, is onjuist.
A.4.2. De Ministerraad en de Rijksdienst voor Pensioenen doen nog opmerken dat het totaalbedrag van het
overlevingspensioen in ieder geval hetzelfde blijft, ofwel voor één weduwe, ofwel voor meerdere weduwes,
naargelang de Belgische wet of het Verdrag van toepassing is.
De Ministerraad en de Rijksdienst voor Pensioenen betwisten ten slotte dat een Marokkaanse weduwnaar
die was gehuwd met verschillende echtgenotes die elk pensioenrechten hebben opgebouwd,
overlevingspensioenen zou ontvangen van al zijn echtgenotes : hij kan alleen het voordeligste
overlevingspensioen verkrijgen.
- B –
B.1.1. Het Arbeidshof te Antwerpen stelt twee prejudiciële vragen over de
bestaanbaarheid met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie van artikel 24, § 2, van
het Algemeen Verdrag betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en het
Koninkrijk Marokko, ondertekend te Rabat op 24 juni 1968 en goedgekeurd bij de wet van
20 juli 1970.
B.1.2. Het enige artikel van de wet van 20 juli 1970 houdende goedkeuring van het
Algemeen Verdrag betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en het
Koninkrijk Marokko, ondertekend te Rabat op 24 juni 1968, bepaalt dat het voormelde Verdrag
« volkomen uitwerking [zal] hebben ».
B.1.3. Het voormelde Algemeen Verdrag heeft tot doel het genot van de in Marokko en
België geldende wetgevingen inzake sociale zekerheid te waarborgen ten aanzien van de
personen op wie die wetgevingen van toepassing zijn. Uit dat Verdrag vloeit voort dat, in
België, de Belgische wetgeving betreffende het overlevingspensioen van werknemers wordt
toegepast op de werknemers van Marokkaanse nationaliteit die waren aangesloten bij het
Belgische stelsel van de overlijdensverzekering.
7. 7
Artikel 24, § 2, van dat Verdrag bepaalt :
« Het weduwenpensioen wordt eventueel, gelijkelijk en definitief, verdeeld onder de
gerechtigden, in de voorwaarden die zijn bepaald in het persoonlijk statuut van de
verzekerde ».
Indien de werknemer Marokkaan was en met verschillende vrouwen tegelijk was
gehuwd, overeenkomstig het Marokkaanse recht dat zijn persoonlijk statuut regelde, kan elk
van zijn weduwen derhalve aanspraak maken op een deel van het weduwenpensioen, thans
overlevingspensioen genoemd.
B.2.1. De zaak ten gronde betreft de toewijzing van een overlevingspensioen ten gevolge
van het overlijden, in 2005, van een man van Marokkaanse nationaliteit die in België als
werknemer pensioenrechten heeft opgebouwd.
Die man trad in 1957 in Marokko in het huwelijk met de geïntimeerde voor het
verwijzende rechtscollege, die toen enkel de Marokkaanse nationaliteit had maar die in 2004
ook de Belgische nationaliteit heeft verkregen. Dezelfde man huwde in 1975 in Marokko
nogmaals met een vrouw van Marokkaanse nationaliteit.
B.2.2. De geïntimeerde voor het verwijzende rechtscollege betwist de beslissing van de
Rijksdienst voor Pensioenen om het overlevingspensioen te verdelen tussen de beide
weduwen, met toepassing van artikel 24, § 2, van het voormelde Algemeen Verdrag
betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko.
B.3. Artikel 11 van de Grondwet waarborgt dat het genot van de rechten en vrijheden
zonder discriminatie wordt verzekerd. Artikel 11bis van de Grondwet preciseert in het
bijzonder dat die waarborg geldt voor vrouwen en mannen.
B.4.1. Met de eerste prejudiciële vraag, zoals gesuggereerd door de geïntimeerde voor
het verwijzende rechtscollege, wordt gevraagd of het discriminerend is om het
overlevingspensioen ten gevolge van het overlijden van een persoon van Marokkaanse
nationaliteit die in België heeft gewerkt, op grond van het voormelde artikel 24, § 2, te
verdelen over twee gerechtigden, « in zoverre het van toepassing is op een weduwe met de
Belgische nationaliteit ».
8. 8
B.4.2. De tweede prejudiciële vraag betreft inzonderheid het verschil in behandeling
tussen « de Belgische weduwe getrouwd met een Marokkaanse bigamische of polygame
overleden echtgenoot en een Belgische echtgenoot dewelke niet [is] getrouwd met een
Marokkaanse bigamische of polygame overleden echtgenoot ». De Belgische weduwe van
een Marokkaanse bigamische of polygame man die in België pensioenrechten heeft
opgebouwd, zou in voorkomend geval het overlevingspensioen moeten delen met een of zelfs
meer andere weduwen van dezelfde echtgenoot, terwijl een Belgische echtgenoot die gehuwd
was met een andere dan een polygame Marokkaan normaliter het eventuele
overlevingspensioen niet moet delen.
In het verwijzingsarrest preciseert het Arbeidshof te Antwerpen : « het gaat […] niet over
de vraag of er een schending is door een verschillende behandeling van geïntimeerde ten
aanzien van andere Marokkaanse vrouwen maar wel ten aanzien van andere Belgische
vrouwen ».
B.4.3. De twee prejudiciële vragen, die uitgaan van diverse invalshoeken maar die
eenzelfde verschil in behandeling betreffen, kunnen samen worden behandeld.
B.5. Wanneer de toetsing van het Hof betrekking heeft op een wet waarbij instemming is
verleend aan een internationaal verdrag - zoals te dezen - dient het Hof ermee rekening te
houden dat het niet gaat om een eenzijdige soevereiniteitsakte, maar om een verdragsnorm
waartoe België zich ten aanzien van een andere Staat volkenrechtelijk heeft verbonden.
B.6. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet houdende goedkeuring van het
voormelde Algemeen Verdrag blijkt dat het inzonderheid de bedoeling was om hinderpalen
tegen de tewerkstelling van werknemers van Marokkaanse nationaliteit in België weg te
nemen en om regels te bepalen voor het toekennen van socialezekerheidsprestaties aan
Marokkaanse werknemers wier tewerkstelling aanleiding is geweest tot het innen van
socialezekerheidsbijdragen in België (Parl. St., Kamer, 1968-1969, nr. 480-1, p. 1, en
Parl. St., Senaat, 1969-1970, nr. 364, p. 1).
9. 9
Met de in het geding zijnde bepaling heeft de wetgever, enerzijds, rekening gehouden met
de hypothese waarbij op basis van de Marokkaanse nationaliteit van de verzekerde - en meer
bepaald vanwege de mogelijkheid van polygamie in het Marokkaanse recht - meerdere weduwen
simultaan recht kunnen hebben op een overlevingspensioen en, anderzijds, vermeden dat die
hypothese aanleiding zou geven tot een integrale uitkering van dat pensioen aan meer dan één
persoon.
B.7.1. Op basis van die doelstelling is het niet onverantwoord dat, enerzijds, de
langstlevende huwelijkspartner die als enige tot het overlevingspensioen is geroepen,
aanspraak kan maken op het integrale pensioenbedrag, en dat, anderzijds, twee of meer
langstlevenden die gezamenlijk tot een overlevingspensioen zijn geroepen, slechts aanspraak
kunnen maken op een deel daarvan.
B.7.2. Het gegeven, te dezen, dat een van de weduwen inmiddels ook de Belgische
nationaliteit heeft verworven, ontneemt de maatregel niet zijn verantwoording. Ook naar
intern recht zijn er situaties waarin rekening wordt gehouden met meerdere rechthebbenden
op een overlevingspensioen.
Zo kunnen in de pensioenregeling voor de openbare sector een uit de echt gescheiden
nabestaande samen met de langstlevende huwelijkspartner elk voor een deel op het
overlevingspensioen aanspraak maken, in verhouding tot de respectieve periodes van hun
huwelijk met de rechtgevende. In het stelsel van de werknemers hebben uit de echt gescheiden
personen geen recht op een overlevingspensioen. Wanneer zij recht hebben op een
rustpensioen, wordt dat laatste berekend naar rata van de duur van het huwelijk.
Zo ook vloeit uit artikel 201 van het Burgerlijk Wetboek voort dat een in België nietig
verklaard huwelijk toch gevolgen heeft ten aanzien van de te goeder trouw zijnde echtgenoot
of echtgenoten, zodat ook in die context van het putatief huwelijk in voorkomend geval
rekening moet worden gehouden met meerdere aanspraken op een overlevingspensioen.
B.8. Krachtens de in het geding zijnde bepaling, waarbij België zich ten aanzien van een
andere Staat volkenrechtelijk heeft verbonden, wordt op het stuk van het overlevingspensioen
rekening gehouden met gevolgen van de mogelijkheid van polygamie naar Marokkaans recht en
wordt vooropgesteld dat in dat geval de verschillende nabestaande huwelijkspartners op een
10. 10
gelijk gedeelte van dat pensioen aanspraak kunnen maken, veeleer dan dat iemand daarvan wordt
uitgesloten.
Bovendien ermee rekening houdend dat het wettelijke pensioenstelsel niet erin voorziet dat
het integraal kan worden uitgekeerd aan meerdere begunstigden, is het niet onevenredig dat, ook
wanneer het erop aankomt rekening te houden met de gevolgen van een polygame situatie ten
aanzien van het overlevingspensioen, niet voor elk van de nabestaande huwelijkspartners een
integraal overlevingspensioen wordt uitgekeerd.
B.9.1. Uit wat voorafgaat, volgt dat de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar is met de
artikelen 11 en 11bis van de Grondwet.
B.9.2. De toetsing aan de voormelde grondwetsbepalingen, in samenhang gelezen met de
artikelen 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en 2, lid 1, en 26 van het
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten waartoe de prejudiciële
vragen voorts uitnodigen, leidt niet tot een andere conclusie.
B.9.3. Voor het overige vermag het Hof, dat bevoegd is om bij wijze van prejudiciële
beslissing uitspraak te doen over de bestaanbaarheid van wetskrachtige normen met de in
artikel 142 van de Grondwet en in artikel 26 van de bijzondere wet van 6 januari 1989
bedoelde referentienormen, niet in te gaan op de eerste prejudiciële vraag in zoverre die
uitnodigt tot een rechtstreekse toetsing aan de Belgische internationale openbare orde.
Hetzelfde geldt voor de toetsing aan artikel 147 van het Burgerlijk Wetboek.
B.10. De prejudiciële vragen dienen ontkennend te worden beantwoord.
11. 11
Om die redenen,
het Hof
zegt voor recht :
Het enige artikel van de wet van 20 juli 1970 houdende goedkeuring van het Algemeen
Verdrag betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk
Marokko, ondertekend te Rabat op 24 juni 1968, schendt de artikelen 11 en 11bis van de
Grondwet niet in zoverre daarbij goedkeuring is gegeven aan artikel 24, § 2, van dat Algemeen
Verdrag.
Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de
bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 4 juni 2009.
De griffier, De voorzitter,
P.-Y. Dutilleux M. Bossuyt