SlideShare a Scribd company logo
Auteur(s)
Francien Bruggink
Henriëtte Metsemakers
Valentine Wijnen
Inlichtingen
088 481 96 93
werkenstudie@hu.nl
supervisorenopleiding.hu.nl
Datum
Juni 2016
Studiegids: Post-bachelor
Supervisorenopleiding
De weg naar meesterschap op het gebied van leren en veranderen van professionals,
vanuit persoonlijke ontwikkeling.
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
2/26
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
3/26
Inhoudsopgave
Inleiding 4
Persoonlijk meesterschap ............................................................ 4
Transitie ....................................................................................... 4
Reflectie ....................................................................................... 4
Uitgangspunten............................................................................ 5
Doelen 6
Doelgroep 9
Toelatingscriteria.......................................................................... 9
Intakegesprek................................................................................. 9
Inhoud van de opleiding 10
MDS I .......................................................................................... 10
MDS II.......................................................................................... 11
Leersupervisie 1 en leersupervisie 2 ............................................... 11
Werkstuk- of artikelbegeleiding...................................................... 11
Didactische uitgangspunten en werkwijze 13
Docenten 14
Toetsing 15
Locatie & Groepsgrootte 16
Literatuur 16
Verplicht: .................................................................................... 16
Aanbevolen: ............................................................................... 16
Lesdagen 17
MDS1 ......................................................................................... 17
MDS2 ......................................................................................... 17
Bijlage: Het competentieprofiel van een supervisor 19
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
4/26
Inleiding
Mensen zover krijgen dat ze hun eigen ontwikkeling in de hand nemen is niet alleen een
vaardigheid, het is een kunst.
Persoonlijk meesterschap
Meesterschap heeft te maken met de hoge graad van beheersing van de meester-vakman. Mensen
met een hoge graad van persoonlijk meesterschap zijn in staat om consistent gestalte te geven aan
de ideeën die zij werkelijk belangrijk vinden – wat zij eigenlijk doen is hun leven aanpakken zoals een
kunstenaar een kunstwerk. Dat doen ze door zichzelf op te dragen hun leven lang te leren. Van
belang hierbij is jezelf te sturen in de zelf gekozen richting.
Een supervisor is een meester op het gebied van het begeleiden van leren en veranderen van
professionals vanuit hun persoonlijke ontwikkeling. In supervisie kan men op zoek naar de
persoonlijk-professionele ruimte en deze een eigen kleur en vorm geven.
Transitie
Wanneer je supervisor wilt worden, ga je dus voor meesterschap in het mensen in beweging
brengen.
Supervisie brengt een transitieproces (veranderingsproces) op gang. De supervisor nodigt de
supervisant uit om uit de comfortzone te stappen in de groeizone en voorkomt zo mogelijk dat deze
in de paniekzone belandt. Iemand kan alleen leren wanneer hij bewust onbekwaam is én wanneer
de situatie veilig is. Tijdens een veranderingsproces laat men het oude (gedrag, vaardigheid,
overtuiging, identiteit) los om te experimenteren met het nieuwe (gedrag, vaardigheid, overtuiging,
identiteit). De liminele fase, de fase waarin het oude wordt losgelaten terwijl het nieuwe nog niet
vast ligt, gaat gepaard met angst en spanning (leerweerstand). Door (h)erkenning, acceptatie, het
creëren van een vrijplaats en het aanboren van zoveel mogelijk hulpbronnen kan de supervisor de
supervisant ondersteunen in het proces en ruimte geven om te experimenteren. Dan is de liminele
fase juist een fase van uitdaging, van mogelijkheden en creativiteit.
Reflectie
Leren in supervisie betekent leren in dialoog met medesupervisanten of individueel middels
reflectie, onder begeleiding van een supervisor.
Leren is individueel, maar kan nooit los gezien worden van de omgeving waarin de lerende zich
beweegt. Reflectie wordt bevorderd door vragen vanuit andere perspectieven, juist een ander kan
deze andere perspectieven goed belichten. Volgens Bateson moet een situatie minstens vanuit drie
verschillende perspectieven bekeken worden om deze te kunnen beoordelen en er betekenis aan te
kunnen geven. Vanuit deze nieuwe betekenis kan men meer mogelijkheden tot samen gaan, samen
werken en effectiever handelen ontdekken.
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
5/26
Uitgangspunten
Binnen onze opleiding wordt m.n. gewerkt vanuit het systeemdenken, het sociaal constructivisme,
het narratieve en het muzische.
We vragen van jou, als supervisor in opleiding (sio), een onderzoekende houding. Onderzoekend
naar je systeem van herkomst. Systeemdenken stelt ons in staat om patronen te zien en daardoor
effectiever te veranderen, vanuit onszelf. Onderzoekend naar je achtergrond (socialisatie en 1e
beroepssocialisatie): hoe socialisatie; cultuur en opvoeding, je heeft gekleurd en gevormd, voor het
aan te leren tweede beroep (dat van supervisor). We nodigen je als sio uit om het eigen verhaal te
onderzoeken: hoe jij je verhalen vertelt en welke taal je eigen is, je te verdiepen in hoe je anders
bent en je eigen leerstijl en leer oriëntatie te onderzoeken en deze onderzoekende houding door te
geven aan je supervisanten. Hen weer uit te nodigen tot middels reflectie van de werkervaring te
leren. Zo bied je ruimte voor eigen vorm en kleur.
Onze supervisoren opleiding karakteriseert zich door kleur ontdekken, geven en bekennen.
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
6/26
Doelen
Uit voorafgaande inleiding vloeit logischerwijs het hoofddoel van de opleiding, t.w.:
Het opleiden van supervisoren tot persoonlijk meesterschap in het in dialoog, middels reflectie,
laten leren van supervisanten van en aan hun beroep. In de opleiding tot supervisor vloeien de
doelen voort uit en hangen samen met het competentieprofiel supervisoren zoals vastgesteld door
de Landelijke Vereniging voor Supervisie en Coaching (LVSC) (bijlage 1), t.w.:
Een bekwaam supervisor kan en zal … waar nodig …
1. samenwerking met supervisant(en) op een productieve wijze vormgeven;
2. omgaan met diversiteit van supervisanten;
3. faseren;
4. een krachtige leeromgeving scheppen;
5. de inbreng van een supervisant tot een supervisievraag ontwikkelen en houden en de
begrensdheid daarvan bewaken;
6. werkcontext, supervisiecontext en andere relevante contexten hanteren;
7. het eigen handelen als supervisor expliciteren en verantwoorden;
8. zelfstandig de eigen professionele ontwikkeling als supervisor vormgeven;
9. de supervisor is in staat om fysieke ervaring als betekenisvolle bron voor eigen functioneren en
als bron bij de supervisanten in te zetten in supervisie.
Gespecificeerd naar concrete doelen, met gebruikmaking van het model van Bateson, zien
bovenstaande doelen er in MDS1 en MDS2 als volgt uit (zie volgende pagina):
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
7/26
MDS1 Inhoud Doelen. De supervisor:
Omgeving:
wanneer, waar en
met wie?
Wat is de
supervisie
context?
1. toont inzicht in de manier waarop hij/zij contact maakt;
2. weet eigen wijze van contact maken flexibel af te stemmen op de
supervisant met behoud van eigenaarschap van de supervisant;
3. kan contact maken, houden en afronden in elke fase van het
supervisieproces;
4. kan de kenmerken benoemen van supervisie en beschrijven hoe deze
verschillen van andere begeleidingsvormen;
5. kan tot een contract komen met de supervisant en eventuele andere
opdrachtgever, waarin de supervisiemethodiek recht gedaan wordt.
Gedrag: wat doe je? Wat doet de
supervisor?
1. kan commitment bewerkstelligen bij de supervisant;
2. brengt een proces van voortdurend reflecteren op gang bij de supervisant;
3. leest ‘tussen de regels door’ en spiegelt op het juiste moment zijn/haar
observaties van het verbale en non-verbale gedrag van de supervisant;
4. kent verschillende interventies en weet deze op de juiste wijze in te zetten
bij de supervisant.
Competenties: wat
kun je?
Welke
vaardigheden en
kwaliteiten heb
je als supervisor
en/ of wil je
ontwikkelen?
1. hanteert de supervisiemethodiek;
2. heeft inzicht in wanneer te volgen en wanneer te sturen;
3. heeft inzicht in leerprocessen en hoe deze tot stand te brengen;
4. heeft inzicht in groepsprocessen en weet zijn / haar interventies hierop af te
stemmen;
5. kan processen van overdracht en tegenoverdracht herkennen, erkennen ,
benoemen en hanteren;
6. kan (meta-)communiceren;
7. kan conflicten hanteren;
8. kan omgaan met weerstand;
9. kan werken met metaforen;
10. kan evalueren en beoordelen.
Waarden en
overtuigingen: wat
vind je, waar geloof
je in?
Wat zijn
belangrijke
waarden voor
jou als
supervisor. Wat
zijn
bevestigende en
belemmerende
overtuigingen?
1. kan voorkeursleerstijl onderkennen, aansluiten en ombuigen;
2. kan (indien aan de orde) socialisatieprocessen functioneel inzetten;
3. kan eigen referentiekader en dat van de supervisant bespreekbaar maken;
4. is zich bewust van (voor-)oordelen en weet deze te hanteren;
5. heeft oog voor diversiteit en benut deze in het supervisieproces.
Identiteit: Wie of
wat ben je?
Hoe zie jij jezelf
als supervisor,
wie ben je als
supervisor?
1. kan de verschillen tussen eigen basisberoep en beroep van supervisor
benoemen;
2. kan vaardigheden uit eigen basisberoep aanwenden voor supervisie;
3. kan voorkeur voor doelgroep expliciteren;
4. kan benoemen wat hem / haar maakt tot beginnend professional.
Betrokkenheid/
zingeving/missie:
waartoe ben je, op
welk grotere geheel
voel jij je
betrokken?
Wat is je missie
als supervisor,
hoe wil je als
supervisor
bijdragen aan
het grotere
geheel?
1. kan doelen van supervisie naleven;
2. heeft inzicht in eigen toekomstperspectief als supervisor;
3. heeft eigen visie ontwikkeld t.a.v. supervisorschap.
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
8/26
MDS2 Inhoud Doelen. De supervisor:
Omgeving:
wanneer, waar en
met wie?
Wat is de supervisie
context?
1. kent verschillen en overeenkomsten in vormen van supervisie
(opleiding/instelling/in opdracht)en gebruikt dit in contractering en
werkwijze;
2. is zich bewust van de kracht en valkuilen van individuele- , triade-, en
groepssupervisie en weet deze bewust in te zetten.
Gedrag: wat doe
je?
Wat doet de
supervisor?
1. kan kleur en vorm geven aan een supervisiereeks;
2. kan werken aan, met en door de groep.
Competenties:
wat kun je?
Welke vaardigheden en
kwaliteiten heb je als
supervisor en/ of wil je
ontwikkelen?
1. weet zichzelf te profileren als supervisor;
2. kan interventies benoemen en verantwoorden vanuit theoretische
en methodische kaders.
3. kan eigen kleur en vorm overdragen aan mede sio’s.
Waarden en
overtuigingen:
wat vind je, waar
geloof je in?
Wat zijn belangrijke
waarden voor jou als
supervisor. Wat zijn
bevestigende en
belemmerende
overtuigingen?
1. is zich bewust van zijn / haar grondhouding en hoe deze wordt
beïnvloed door eigen en gedeelde waarden en normen;
2. handelt vanuit de gedragscode van de supervisor;
3. kan het eigen verhaal naast het verhaal van de supervisant laten
bestaan;
4. kan, vanuit gelijkwaardigheid, onthullingen doen over eigen
gedachten, gevoelens en gedrag ten dienste van het leerproces van
de supervisant;
5. kent basisprincipes van het beroep waarin gesuperviseerd wordt en
weet op adequate wijze de beroepscomponent in supervisie te
hanteren.
Identiteit: Wie of
wat ben je?
Hoe zie jij jezelf als
supervisor, wie ben je
als supervisor?
1. onderkent en belicht eigenheid en diversiteit;
2. onderkent de 1e en 2e beroepssocialisatie van de supervisant en weet
de integratie hiervan te bevorderen;
3. kan de mogelijkheden en beperkingen die de rol van supervisor in
een organisatie met zich meebrengt hanteren;
4. kan zijn rol als supervisor expliciteren en verantwoorden.
Betrokkenheid/
zingeving/missie:
waartoe ben je,
op welk grotere
geheel voel jij je
betrokken?
Wat is je missie als
supervisor, hoe wil je
als supervisor
bijdragen aan het
grotere geheel?
1. levert een bijdrage aan ontwikkeling van supervisiebeleid en kan
daarin het belang van supervisie verantwoorden;
2. kan een eigen supervisiepraktijk vormgeven;
3. kent verschillende stromingen in supervisie en de eigen voorkeur
daarin.
4. kan zijn missie over het voetlicht brengen.
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
9/26
Doelgroep
De opleiding is bestemd voor ervaren beroepsbeoefenaren, die het een uitdaging vinden
professioneel begeleiding te geven aan het beroepsgerichte leerproces van mensen die met mensen
werken. De opleiding staat open voor diegenen, die binnen een organisatie of vanuit een
zelfstandige praktijk supervisie, of andere vormen van leerbegeleiding geven of willen geven.
Gedacht wordt aan sociaal pedagogisch hulpverleners, vaktherapeuten, onderwijzers, docenten,
verpleegkundigen, artsen, managers, geestelijk verzorgers, sociale wetenschappers, maatschappelijk
werkenden, personeelsfunctionarissen etc.
Toelatingscriteria
Deze opleiding volgt de eisen zoals die gesteld zijn door de Beroepsvereniging LVSC.
 U heeft een afgeronde opleiding hbo, vo- of wo-getuigschrift, beschikt over vier jaar
werkervaring op hbo- of wo-niveau, in een mensgericht beroep waar supervisie een relevante
opleidingsmethode is.
 Daarnaast heeft u een supervisie gevolgd van tenminste tien zittingen, gegeven door een LVSC
geregistreerde supervisor. Deze supervisie mag bij aanvang van de opleiding niet langer geleden
zijn dan zes jaar.
 Voor de sio die niet voldoet aan deze ingangseis is voorsupervisie mogelijk. Aan Methodisch
Didactische Scholing (MDS 2) kan worden deelgenomen, indien MDS 1 met goed gevolg is
afgesloten.
Intakegesprek
Vóór de sio tot de supervisoren opleiding aan de HU wordt toegelaten is er een intakegesprek met
één van de docenten supervisiekunde. In het intakegesprek wordt geïnventariseerd of aan de
toelatingscriteria wordt voldaan en worden wederzijdse verwachtingen afgestemd. Op basis van het
intakegesprek volgt een advies met betrekking tot eventuele op te vullen hiaten. Kosten voor het
intakegesprek zijn 75 euro. Deze worden verrekend (afgetrokken van de factuur) bij definitieve
inschrijving.
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
10/26
Inhoud van de opleiding
De opleiding bestaat uit:
 Methodisch didactische scholing (I en II).
 Leersupervisie I(over twee supervisiereeksen).
 Leersupervisie II (facultatief).
 Werkstukbegeleiding (facultatief).
Alle onderdelen van de supervisorenopleiding voldoen aan de criteria, die de LVSC daarvoor stelt (zie
blz. 50/51 van reglement 2005 LVSC ).Voor registratie bij de LVSC zijn de twee laatstgenoemde
(facultatieve ) onderdelen eveneens verplicht. Voor elk onderdeel waaraan voldaan is, ontvangt u
een certificaat.
MDS I
In Methodisch Didactische Scholing I (10 dagen van 10.00 - 17.00 uur):
1. Start u vanuit contractering. Contact is de basis voor elke start. Iedereen moet zich welkom
voelen en het gevoel hebben zijn of haar doelen te kunnen behalen.
2. Kunt u onderscheid maken in de verschillende begeleidingsvormen die er gangbaar zijn, opdat u
grenzen kunt bewaken en grijze gebieden kunt benoemen. En verkrijgt u inzicht in en begrip van
leerprocessen. U bent zich bewust van uw procesmatig denken en handelen als begeleider.
3. Gaat het om leren werken door reflectie op werkervaringen. Omdat het om werkervaringen gaat
betekent dit dat de integratie op het eerste niveau aangevuld moet worden met de integratie op
het tweede niveau én omdat het om leren gaat moet reflecteren ook uitlopen op het
problematiseren van werkervaringen tot leermateriaal. Daarnaast is het belangrijk dat u het
reflecteren bij uw pupillen/studenten/leerlingen op gang kunt brengen en stagnaties weet te
hanteren.
4. Wordt u zich bewust en maakt u gebruik van socialisatieprocessen als deze zich binnen de
gegeven ervaringen aandienen. Ook leert u projectie, overdracht en tegen overdracht
herkennen en erkennen en hoe hiermee om te gaan.
5. Is voor de integratie in de persoon en het omgaan met verschillende doelgroepen diversiteit een
belangrijk item om bij stil te staan.
6. Wordt het gebruik van andere middelen om leerprocessen op gang te brengen en gevoelens en
emoties een plek te geven, verkend aan de hand van metaforen.
7. Is het bewust communiceren en omgaan met conflicten een vaardigheid die u niet kunt missen.
8. Zijn kennis, inzicht en vaardigheden t.a.v. fasen in groepsontwikkeling van belang; hoe u kunt
werken aan en met de groep.
9. Is bewust positie innemen in leiderschap en hanteren van weerstand vanuit een positieve
benadering verrijkend.
10. Evalueert u, beoordeelt u en rondt u af na een begrensd aantal bijeenkomsten. Tenslotte neemt
u afscheid van en met elkaar op bij de groep behorende wijze.
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
11/26
MDS II
In methodisch Didactische Scholing II (10 dagen van 10.00 - 17.00 uur) komen onderstaande thema’s
uitgebreid aan bod:
1. Ethische uitgangspunten, beroepsethiek en het belang van supervisie in deze tijd.
2. Grondhouding, waarden en normen van de supervisor, gedragscode voor supervisoren.
3. Stromingen in supervisie en uw eigen profilering als supervisor.
4. Inzicht in de verhouding tussen beroepsuitoefening van de supervisant en supervisie, het
hanteren van de beroepscomponent in supervisie.
5. Het organiseren van supervisie en het functioneren als supervisor in een organisatie.
6. Contexten van supervisie: organisatie- en beleidsvraagstukken rond supervisie.
7. Het ontwikkelen van supervisiebeleid en het verantwoorden daarvan.
8. Verschillende vormen van supervisie; individuele en groepssupervisie.
9. Eigenheid: integratie 1e en 2e beroepssocialisatie; de mededelende supervisor.
10. Het vormgeven van een eigen praktijk.
Leersupervisie 1 en leersupervisie 2
1. Gedurende het volgen van MDS I en II, volgt u verplicht leersupervisie 1 bestaande uit 15
zittingen met twee mede-supervisanten over de supervisies die u geeft. Voor de uiteindelijke
registratie bij de LVSC moet u een tweede reeks van 15 x leersupervisie volgen.
2. Per leersupervisie dienen twee supervisietrajecten van tenminste tien zittingen door de
supervisor in opleiding (sio) te worden ingebracht, van de start tot de afronding.
3. Leersupervisie wordt verzorgd door een leersupervisor (i.o.).
4. Leersupervisie 1 is in de opleiding opgenomen, individueel, in een twee- of drietal.
5. U dient zelf voor twee supervisietrajecten te zorgen per leersupervisie.
6. U kunt voor leersupervisie 2 kiezen dat op individuele basis te doen en zelf uw leersupervisor te
kiezen en te bekostigen. Dit valt buiten de supervisorenopleiding.
7. Er zijn echter ook stagemogelijkheden om leersupervisie 2 te volgen bij de HU. Dit is een
constructie met ‘gesloten beurzen’; u geeft zelf supervisie aan studenten en in ruil voor deze
activiteit ontvangt u leersupervisie van een HU-leersupervisor. Er is, bij ISW Utrecht/Amersfoort
(instituut Social Work) en IvR Utrecht (Instituut voor Recht) een mogelijkheid om in aanmerking
te komen voor deze stageplaatsen.
8. Om LVSC geregistreerd supervisor te worden moeten twee trajecten leersupervisie afgerond
worden, waarin u in totaal over twee verschillende typen supervisietrajecten (individu, twee-
en/of drietal) supervisie werkinbrengen doet.
Werkstuk- of artikelbegeleiding
Het laatste onderdeel om geregistreerd te kunnen worden bij de LVSC is het werkstuk of artikel (te
publiceren of gepubliceerd) van tenminste 20 pagina’s, over een thema dat betrekking heeft op het
geven van supervisie. Het heeft daarmee een open karakter. De sio laat hierin zien dat hij/zij in staat
is om schriftelijk te communiceren over een supervisievraagstuk en de eigen praktijk en
supervisietheorie betekenisvol met elkaar te kunnen verbinden. Ook dit onderdeel wordt apart door
ons aangeboden maar kunt u ook zelf organiseren door een docent supervisiekunde van uw keuze
voor begeleiding en beoordeling te benaderen.
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
12/26
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
13/26
Didactische uitgangspunten en werkwijze
Een praktijkgerichte aanpak staat centraal tijdens deze
opleiding. Dat houdt in dat de theorie wordt gekoppeld aan
de beroepspraktijk. Tijdens de opleidingsonderdelen geeft u
ook zelf supervisie.
Theoretische verdieping, vaardigheidstraining en discussies
worden afgewisseld met werkinbreng van eigen ervaringen,
oefenen met aangereikte tools, reflectie op het eigen leer –
en werkproces en het zelf invullen, organiseren en
presenteren van workshops. Er is een evenredige verdeling
tussen theoretische scholing en praktische vaardigheden
(50% theorie en 50% praktische vaardigheden.)
Eén en ander vraagt een didactisch, pedagogisch klimaat
waarin bovenstaande tot zijn recht kan komen.
Onze werkwijze kenmerkt zich dan ook door een diversiteit aan aanbod. Dit wordt onderbouwd met
theoretische kaders vanuit onder andere Systemisch Werken, Neuro Linguïstisch Programmeren
(NLP), de Transactionele Analyse (TA) en oplossingsgericht werken. Naast de gesproken taal wordt
aandacht besteed aan beeldtaal, metaforen, symbolen, klank, toon en lichaamstaal. De sio wordt
hierbij zoveel mogelijk aangesproken op de rol van supervisor. In MDS 2 ligt het accent op wat u als
sio uw mede cursisten te bieden heeft in de zoektocht naar een eigen kleur als supervisor. We
scheppen voorwaarden om volgens het expeditiemodel (zie hoofdstuk 12 lesdagen, MDSII) te
kunnen werken en creëren ruimte voor het onderzoeken en (h)erkennen van de eigen en elkanders
drijfveren, kwaliteiten, passies en waarden, samen met (gast-)docenten en supervisoren die kunnen
aanschuiven.
Parallel aan MDS 1 en 2 loopt leersupervisie. Uitgangspunt in de opleiding is de wisselwerking tussen
eigen supervisiepraktijk en de aangereikte inhoud.
De werkvormen zijn:
 literatuurstudie;
Theorie en praktijk worden verbonden door:
 onderwijsleergesprek;
 training / praktische oefeningen;
 discussie;
 verwerkings- en reflectieopdrachten.
Voor de supervisorenopleiding geldt een aanwezigheidsplicht. We gaan uit van 100% aanwezigheid.
Aanwezigheid van 80% van de onderwijsactiviteiten wordt als toereikend beschouwd, mits voldaan
is aan de vervangende opdracht, omschreven in de betreffende studiehandleiding.
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
14/26
Docenten
Francien Bruggink heeft de Lerarenopleiding gevolgd en studeerde
vervolgens aan de Academie voor Beeldende Vorming. Zij heeft zich
verder ontwikkeld in professionele communicatie, Transactionele
Analyse, Systemisch werken en opstellingenwerk en is gecertificeerd
trainer NLP en master Contextuele Hulpverlening. Zij is docent
supervisiekunde, leersupervisor en hogeschooldocent Social Work
aan de Hogeschool Utrecht. Hiernaast heeft ze sinds 1995 een eigen
praktijk als (leer)supervisor, trainer en coach. Registratienummers
LS1228H/2, S10592H/3, D1234.
Drs. V.M. (Valentine) Wijnen studeerde sociale en
organisatiepsychologie in Groningen, met als nevenrichting arbeid-
en personeelspsychologie, vooraf gegaan door de hogere
beroepsopleiding inrichtingswerk te Enschede. Zij heeft zich
geschoold in systemisch werken en werken met opstellingen. Zij is
docent supervisiekunde en leersupervisor en als hogeschooldocent
verbonden aan de opleiding Social Work van de Hogeschool Utrecht.
Als supervisor is zij verbonden aan de opleidingen Sociaal
Pedagogische Hulpverlening (SPH) en Creatieve Therapie (CT). Sinds
2011 heeft zij een eigen praktijk als supervisor en coach.
Registratienummers: S 11680 H/2 en LS 1268H, D1233.
Coördinator leersupervisie
Drs. (Henriëtte) Metsemakers studeerde andragologie aan de Rijksuniversiteit
Utrecht, afstudeerrichting samenlevingsopbouw. Daarnaast deed ze bijvakken
docentenopleiding maatschappijleer, taalexpressie en opleidingskunde. Ze heeft
zich middels bij- en nascholing verder toegelegd op krachtgericht en
oplossingsgericht werken. Zij is leersupervisor, hogeschooldocent Social Work
en als vertrouwenspersoon werkzaam binnen de Faculteit Maatschappij en
Recht. Hiernaast heeft ze een eigen praktijk voor supervisie en leersupervisie.
Registratienummers LS 1263, S 11535 H
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
15/26
Toetsing
1. Zelf assessment op kennis, attitude en vaardigheden n.a.v. de door de opleiding geformuleerde
doelen. Door dit zelf assessment toont de sio aan welke competenties hij/zij al beheerst en
selecteert de sio welke doelen voor hem/haar een accent moeten krijgen in de opleiding. Dit
accent mondt uit in een door hem van te voren opgesteld plan van aanpak.
2. Drie videofragmenten: één aan het begin van de opleiding (0 meting), één aan het eind van MDS
1 en één aan het eind van MDS 2. De fragmenten worden uitgeschreven in een verbatim en
geanalyseerd op kennis, attitude en vaardigheden die genoemd zijn in het plan van aanpak n.a.v.
het zelf assessment en monden uit in alternatieven en ontwikkelpunten.
Videofragment 1: Demonstratie van de beginsituatie van de sio; welke competenties krijgen
accent om zich tot supervisor te ontwikkelen.
Video fragment 2: Demonstratie van de ontwikkeling op de geformuleerde doelen n.a.v.
fragment 1.
Video fragment 3: Demonstratie van de ontwikkeling op de geformuleerde doelen n.a.v.
fragment 2.
3. Proeve van meesterschap, waarin de sio vorm, klank en kleur geeft aan zijn/haar persoonlijk –
professionele identiteit als supervisor.
Criteria:
 Er is een analyse gemaakt op supervisiekundige kennis, attitude en vaardigheden van de aan het
begin opgestelde leerdoelen in het plan van aanpak.
 Er zijn ontwikkelpunten geformuleerd ten behoeve van de verdere profilering van de supervisor
in opleiding.
 Er zijn alternatieven geformuleerd gericht op het zo zelfstandig mogelijk leren van de
supervisant binnen supervisie.
 De eigen vorm, klank en kleur worden onderbouwd met een theoretisch kader.
 Videofragmenten dienen op USB-stick aangeleverd te worden bij de beoordelende docent. Deze
worden ná voldoende beoordeling geretourneerd.
 De schriftelijke producten worden hardcopy ingeleverd bij de docent en digitaal bij het
secretariaat. De producten worden 5 jaar bewaard en vervolgens vernietigd.
NB. Aan de toets van MDS1 moet voldaan zijn om deel te kunnen nemen aan MDS2.
Herkansingen:
Eén herkansing is bij de opleidingsprijs inbegrepen. Voor extra herkansingen hanteren wij een tarief
van € 175,- per herkansing.
Indien men instroomt aan het begin van MDS 2 wordt gestart met het opnemen van een
videofragment (voor de overige supervisoren gelijk aan videofragment 2), op basis waarvan een
verbatim wordt uitgeschreven en aan de hand waarvan men doelen formuleert voor MDS 2. U loopt
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
16/26
nu gelijk met de supervisor in opleiding die MDS 1 direct voorafgaand aan MDS 2 aan de HU heeft
gevolgd.
Locatie & Groepsgrootte
De opleiding vindt plaats in Utrecht. De groep bestaat uit minimaal 10 tot maximaal 18 deelnemers.
Literatuur
Verplicht:
Bannink, F.(2012) Positieve supervisie en intervisie. Amsterdam: Hogrefe uitgevers.
Jagt, N., Leufkens, N. en Rombout, T. (2006). Supervisie praktisch gezien, kritisch bekeken. Houten:
Bohnn Stafleu van Loghum.
Praag- van Asperen, H. van en Praag, P. van (Eds.) (2001). Handboek supervisie en intervisie.
Leusden: De Tijdstroom.
Ruiters, M. (2007). Liefde voor leren; Over diversiteit van leren en ontwikkelen in en van
organisaties. Deventer: Kluwer.
Aanbevolen:
Banning, H. en Banning-Mul, M. (2010). Narratieve begeleidingskunde; Hoe het gebroken verhaal
professioneel te waarderen. Soest: Nelissen.
Boer, M., Hoonhout, M. en Oosting, J. (Red.) (2015). Supervisiekunde meerperspectivisch. Deventer:
Vakmedianet.
Budde, E. (2008). Wat woorden niet kunnen zeggen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Körver, S. en Regouin, W. (Red.) (2007). Professionele begeleiding en spiritualiteit; Pastorale
supervisie nader verkend. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Tjin A Djie, K. en Zwaan, I. (2010). Beschermjassen, transculturele hulp aan families. Assen:
Koninklijke Van Gorcum.
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
17/26
Lesdagen
De opleiding wordt aangeboden op woensdagen van 10.00 uur tot 17.00 uur.
MDS1
Dag Thema
1. Contact-contract; afspraken, regels, procedures en materiaal; de startfase van een supervisieproces.
2. Verschillende begeleidingsvormen, leren, leerstijlen, leerprocessen leerklimaat scheppen.
Procesmatig denken en handelen.
3. Reflecteren op werkervaringen en problematiseren tot leermateriaal.
Integratie op 1e en 2e niveau.
De leerweg in supervisie.
4. Socialisatieprocessen, projectie, identificatie, parallel processen, overdracht en tegenoverdracht herkennen en
erkennen.
De werking van het referentiekader van supervisor en supervisant.
5. Diversiteit vanuit caleidoscopisch perspectief.
Omgaan met diversiteit binnen supervisie.
6. Gevoelens, emoties, lichamelijk gewaarzijn, focussen.
Het gebruik van metaforen.
7. Bewust communiceren.
handelingsrepertoire als supervisor: luisteren, samenvatten, vragen stellen, leerklimaat scheppen.
interactie in supervisie: sturen, volgen, confronteren, non-verbale vormen, strategisch en communicatief handelen
en omgaan met conflicten in de bemiddelingsrol.
8. Fasen in groepsontwikkeling; het werken aan en met de groep.
9. Positie innemen en hanteren van weerstand.
De roos van Leary.
10. Evalueren, beoordelen en afsluiten.
MDS2
Tijdens MDS 2 hanteren we een werkwijze uitgaande van het sociaal constructivisme.
“Leren volgens het sociaal constructivisme is het ontwikkelen van het eigen kennissysteem op basis
van de interactie met de eigen omgeving. Kennis wordt door constructivisten gezien als een
individueel en uniek bezit van ieder mens, dat zich voortdurend ontwikkeld op basis van de interactie
met zijn omgeving.”1
De kerngedachte van het constructivisme is dat leren altijd begint met de
verkenning, bewustwording en activering van eigen voorkennis en kijk op de beroepspraktijk. Dat
leren vindt plaats wanneer iemand in een voor hem betekenisvolle situatie een frictie ervaart tussen
de eigen voorkennis en percepties en die van anderen en vervolgens gemotiveerd is die frictie op te
lossen door doelgericht te leren, samen met medestudenten en docenten. Deze vorm van leren is
cumulatief en de student geeft zelf sturing aan zijn leerproces. Leren is een ontdekkingstocht waarin
je stap voor stap verder komt, stil staat bij wat je ontdekt en daarmee rekening houdt op je verdere
tocht. We spreken daarom wel van een expeditiemodel.2
1
Gertjan Sinke http://www.competentonderwijs.nl/Anderslerenandersorganiseren.htm
2 Sanden, J.M.M. van der (2001) Opleiden vanuit een constructivistisch perspectief. In: Kessels, J.W.M. & Poell, R.F. (Red) Human Resource
Development: organiseren van het leren, Uitgeverij Samson, pp. 53-66
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
18/26
Thema’s en onderwerpen die aan de orde zullen komen:
 ethische uitgangspunten en beroepsethiek;
 het belang van supervisie in deze tijd;
 grondhouding, waarden en normen van de supervisor; gedragscode voor supervisoren;
 stromingen in supervisie en uw eigen profilering als supervisor;
 inzicht in de verhouding tussen beroepsuitoefening van de supervisant en supervisie, het
hanteren van de beroepscomponent in supervisie;
 het organiseren van supervisie en het functioneren als supervisor in een organisatie;
 contexten van supervisie: organisatie- en beleidsvraagstukken rond supervisie; het ontwikkelen
van supervisiebeleid en het verantwoorden daarvan;
 verschillende vormen van supervisie; individuele en groepssupervisie;
 eigenheid: integratie 1e en 2e beroepssocialisatie; de mededelende supervisor;
 het vormgeven van een eigen praktijk.
Hiernaast bieden we de mogelijkheid voor een ieder om zich verder te ontwikkelen in specifieke
supervisiekundige vaardigheden en methoden. (Hierbij valt te denken aan focussen, TA, NLP,
Opstellingenwerk, Mindfulness, Metaforisch werken, de Oplossingsgerichte en de Narratieve
benadering, etc.)
De ‘expeditie’ aanpak:
Vooraf worden n.a.v. de thema’s vragen, behoeftes en wensen geïnventariseerd. Op basis daarvan
worden bijeenkomsten en/of workshops/ateliers georganiseerd. De deelnemers worden uitgenodigd
om deze te organiseren en hieraan deel te nemen. Daarin krijgt iedereen de gelegenheid zijn
persoonlijke talenten te tonen en nieuwe ervaringen op te doen. Openheid, betrokkenheid,
gedeelde verantwoordelijkheid en zelfsturing kenmerken de werksfeer, waarin speelruimte ontstaat
voor dialoog en het uitwisselen van ervaringen in een informele en inspirerende sfeer. De workshops
duren gemiddeld twee uur waarna de resultaten, producten en/of werkstukken op een centrale
plek gepresenteerd kunnen worden. Desgewenst wordt een toelichting gegeven op het eigen werk
of wordt er feedback gegeven op dat van een ander.
Het ‘expeditie’ proces wordt per thema ondersteund door experts, gastdocenten en/of acteurs.
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
19/26
Bijlage: Het competentieprofiel van een supervisor3
Het beroepsprofiel van de supervisor is uitgedrukt in competenties.
Het profiel benadrukt de contextafhankelijkheid en moet gelezen en begrepen worden in het licht
van de omschrijving van supervisie, met als uitgangspunt ‘waardegebonden handelen’. Het profiel is
hiermee/door onlosmakelijk verbonden aan de bijlage, waarin de omschrijving van supervisie en de
verantwoording is opgenomen. In deze context kan het competentieprofiel begrepen, gebruikt en
gedragen worden.
Het supervisorschap kan als één samenhangende competentie weergegeven worden:
een bekwaam supervisor kan zelfstandig op een professionele wijze supervisie geven. De kunst van
het superviseren wordt hierbij opgevat als het bij voortduring behartigen van een achttal aspecten,
die altijd in supervisie aan de orde zijn. Deze aspecten worden door de supervisor steeds op een bij
de context passende wijze, meer op de voor- of juist meer op de achtergrond geplaatst. Aansluitend
op bovenstaande omschrijving gaat het om de volgende deelaspecten die aan de samenhangende
competentie 'supervisorschap' zijn te onderscheiden:
Een bekwaam supervisor kan en zal … waar nodig …
1. samenwerking met supervisant(en) op een productieve wijze vormgeven;
2. omgaan met diversiteit van supervisanten;
3. faseren;
4. een krachtige leeromgeving scheppen;
5. de inbreng van een supervisant tot een supervisievraag ontwikkelen en houden en de
begrensdheid daarvan ook bewaken;
6. werkcontext, supervisiecontext en andere relevante contexten hanteren;
7. het eigen handelen als supervisor expliciteren en verantwoorden;
8. zelfstandig de eigen professionele ontwikkeling als supervisor vormgeven.
In het vervolg van deze paragraaf worden de competentieomschrijving en de onderscheiden
deelaspecten verder toegelicht. Deze aspecten zijn vooral nodig bij het gesprek over de
kwaliteit van een bepaald supervisoroptreden.
Deelaspect 1. De supervisor kan samenwerking met supervisant(en) op een productieve wijze
vormgeven. De supervisor kan functionele samenwerking – d.w.z. op een contract en kader
gebaseerde interactie - tot stand brengen en onderhouden. De supervisor schept voor die
samenwerking de passende werksfeer, waar nodig empatisch en waar nodig confronterend. Hij/zij
creëert de benodigde condities, maakt expliciet hoe een heldere wederzijdse taakverdeling tussen
supervisor en supervisant eruit ziet in deze context en zorgt voor een passende omgeving om de
door de supervisant beoogde doelen te bereiken. De supervisor is – waar nodig – in staat om wat er
relationeel tussen supervisor en supervisant(en) gebeurt aan de orde te stellen
(metacommunicatie). De supervisor onderzoekt en stimuleert, waar nodig, het commitment van de
supervisant om aan het afgesprokene in het contract te (blijven) werken en ook de begrensdheid
3
(Bron http://www.lvsc.eu/)
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
20/26
daarvan te respecteren. Hij/zij kan grenzen trekken wanneer samenwerking (nog) binnen een
supervisiekader niet zinvol of haalbaar is en kan ook de eigen beperkingen aangeven om bepaalde
supervisierelaties (contracten) al dan niet aan te gaan. Waar nodig kan de supervisor wat zich
aandient in de hier-en-nu situatie van een supervisiebijeenkomst benutten om de supervisievraag te
actualiseren (kan daarbij gebruik maken van mogelijkheden tot ‘parallelprocessen’). Het hanteren
van interactionele opgaven behoort vaak ook tot de werkcontext en taak van de supervisant. De
supervisor kan in geval van groepssupervisie de interactie van de supervisanten onderling en met de
supervisor inzetten ten behoeve van gestelde doelen t.a.v. de werkcontext en heeft daartoe zelf
heldere sturingsregels ter oriëntatie. Een supervisor kan de eigen sturingsregels ook desgewenst in
communicatie brengen (transparantie bieden).
Voorbeelden waaraan bij dit deelaspect gedacht kan worden:
De supervisor kan en zal waar nodig...
 de taakverdeling van supervisor en supervisant verhelderen;
 contact maken, d.w.z. wisselend met zichzelf (introspectie) en met de supervisant;
 de verwachtingen en het contract verhelderen;
 de eigen grenzen aangeven;
 de dubbele contractering met supervisant en opdrachtgever hanteren;
 aangesproken worden - vooraf dan wel achteraf - op overwegingen, keuzes en handelen als
supervisor (transparantie);
 de eigen reflection in action als supervisor expliciet maken;
 gespreksvaardigheden inzetten (o.a. gebruikmaken van – uitnodigingen tot -
metacommunicatie);
 afwisselend inzetten op bestendigen en nuanceren;
 structuur en ruimte bieden (soepelheid voor het onverwachte);
 gebruikmaken van empathie;
 kunnen confronteren;
 selectief en authentiek teruggeven aan supervisanten wat ‘verschil kan maken, wat er toe doet’
gebaseerd op eigen gewaarwording van wat zich afspeelt in de interactie met supervisanten;
 de interactie gebruiken om de supervisievraag te bewerken;
 veelzijdige partijdigheid vormgeven;
 voorstellen doen en gelegenheid bieden aan supervisanten om mee te sturen;
 onderscheid maken tussen inhoud, procedure en betrekkingsaspecten;
 bij meerdere supervisanten de onderlinge interactie stimuleren, gericht op leren van
werkervaringen;
 afwisselend kunnen luisteren en initiëren (receptief - actief);
 samenvatten of de supervisant(en) daartoe zelf uitnodigen;
 relevante vragen stellen en ruimte bieden tot reflecteren op interactie;
 afstand en nabijheid hanteren;
 feedback geven en ontvangen;
 zelf afspraken nakomen en erop toezien/signaleren dat de supervisant dat ook doet;
 concepten over weerstand herkennen, bekritiseren en die fenomenen zelf hanteren;
 concepten over overdracht en tegenoverdracht herkennen, bekritiseren en die fenomenen zelf
als supervisor hanteren;
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
21/26
 zelf model staan in interactie als het gaat om contact maken en de 'ontmoeting met de vreemde
Ander'.
Deelaspect 2. De supervisor kan omgaan met diversiteit van supervisanten. De supervisor kan
zijn/haar optreden variëren naargelang de individualiteit van supervisanten. Hij/zij kan de
bijzonderheden, grenzen en mogelijkheden van supervisanten herkennen vanuit hun achtergrond
naar cultuur, sekse, klasse, leerstijl, gender, leeftijdsfase, ervaring, religie/levensbeschouwing. Een
supervisor kan supervisanten ook stimuleren zelf met deze diversiteitbril op te leren kijken en hun
waarnemingen te verdisconteren in hun handelen. Een belangrijk onderscheid is ook het kunnen
hanteren van het verschil tussen aandacht voor het individu en voor het functioneren van de groep
als geheel binnen supervisie.
Voorbeelden waaraan bij dit deelaspect gedacht kan worden:
De supervisor kan en zal waar nodig…
 onderscheid maken tussen individu en groep en de eigen dynamiek ervan herkennen;
 overeenkomsten en verschillen zien tussen supervisanten;
 manieren van omgaan met verschil en overeenkomst herkennen en hanteren;
 verschil in leerstijl, cultuur, sexe, klasse, generatie, levensbeschouwing/religie, ervaring,
opleidingsniveau herkennen en hanteren;
 kunnen onderhandelen;
 verschillende belangen en standpunten naast elkaar laten bestaan;
 eigen grenzen aangeven;
 onderscheid maken in meningen, belangen en principes;
 meta-communiceren over verschillen;
 het verschil tussen debat en dialoog onderscheiden en hanteren;
 eigen mate van affiniteit met werkvelden en vraagstukken herkennen om met vragen van een
supervisant wel of juist niet ‘in zee te gaan’.
Deelaspect 3. De supervisor kan faseren De supervisor kan variëren naar gelang de fasen van het
supervisieproces (begin, midden, eind). Zowel voor het supervisietraject als geheel als per
bijeenkomst. Onderdelen daarvan zijn o.a. het structureren van de tijd en van het leerproces; dit
loopt van de timing van de volgende bijeenkomst en het structureren van de afzonderlijke
bijeenkomsten tot een samenhangend geheel, tot keuzen van thema’s en stappen die nu het beste
gedaan kunnen worden om het beoogde resultaat te kunnen behalen. De bedoeling van dit alles is
dat de supervisant het belang van deze structurering in de supervisiebijeenkomsten en ook in het
eigen werk herkent en onderkent en steeds meer zelf ook voor zijn/haar rekening gaat nemen.
Voorbeelden waaraan bij dit deelaspect gedacht kan worden:
De supervisor kan en zal waar nodig...
 de opgave wat er per fase te doen staat herkennen en hanteren;
 structuur geven (begin, midden en eind) aan het traject en per bijeenkomst beginnen;
 de verbinding van de ene bijeenkomst naar de volgende maken;
 het ritme van bijeenkomsten bewaken;
 afronden;
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
22/26
 plannen en beslismomenten daarin markeren;
 onderscheid maken in langere en kortere termijn;
Deelaspect 4. De supervisor kan een krachtige leeromgeving scheppen. Het is de taak van een
supervisor om zoveel als mogelijk beoogde leerprocessen te faciliteren en daarnaast ook oog te
hebben voor ‘ongezochte vondsten’ ( als resultaten van onbedoeld leren). De supervisor stimuleert
het supervisieleren en daaraan zijn de volgende aspecten te onderscheiden.
De supervisor…
 biedt waar nodig zijn/haar begeleidingsexpertise aan, om de supervisant(en) zinvol zijn doelen te
kunnen laten expliciteren en aan relevante praktijkmomenten te kunnen koppelen, om van
daaruit aan te kunnen laten werken;
 kan de supervisant stimuleren om het eigen leerproces op een dominant ervaringsgerichte
manier aan te pakken;
 stimuleert zoveel als mogelijk de zelfregulering van de supervisant t.a.v. het eigen leren van
werkervaringen en past daar de eigen externe sturing op aan;
 houdt ook rekening met contextsturing die relevant is en is er op gericht dat de supervisant dit in
toenemende mate ook steeds zelf voor zijn/haar rekening neemt alsdeze dat nog niet zelf doet;
 houdt het leren van de supervisant gericht op leren van diens werkervaringen met het oog op
optimalisering van diens kwaliteit van professionele werkuitvoering. Een supervisor zoekt ook
naar passende manieren om de supervisant uit te nodigen in zijn/haar eigen werkcontext het
eigen functioneren te onderzoeken en nodigt uit om mogelijkheden te vinden om in die praktijk
te oefenen met dat wat beoogd wordt om te leren;
 stimuleert het leren van en aan anderen (in supervisie en werk);
 kan opties voorleggen voor een mogelijk passend ontwikkeltraject (ontwerpen van stappen);
 kan input leveren op het punt van nuttige werkvormen die bij het leerproces bruikbaar zijn;
 kan waar nodig stimuleren tot ‘leren van binnen naar buiten’, d.w.z. leren met behulp van
reflectie middels vragen / confrontaties support etc.;
 blijft met regelmaat aandacht schenken aan de leeractiviteiten van de supervisant om
gaandeweg de ontwikkelroute te blijven evalueren, bijstellen en monitoren van de voortgang
van het leren en van kwaliteitsverbetering van werken in de richting van het beoogde resultaat;
 kan uitnodigen om in groepsverband de interactie in de supervisiesituatie zelf te benutten ten
behoeve van het leren van alle betrokkenen (leren van elkaar bevorderen).
Voorbeelden waaraan bij dit deelaspect gedacht kan worden:
De supervisor kan en zal waar nodig...
 werkvormen aandragen die uitnodigen tot leren;
 voorstellen doen om een leerweg in stappen te kunnen verdelen;
 reflectie richten op gender, waardenoriëntatie en multiculturaliteit;
 reflectie richten: op bijvoorbeeld persoonlijke normen en waarden, op eisen en verwachtingen
vanuit de werksituatie en op druk en appel vanuit beroeps- en maatschappelijke ontwikkelingen;
 reflectie richten op het kritisch bekijken van eigen functioneren van de supervisant(en) op het
maken van verantwoorde professionele keuzes;
 behulpzame oefeningen bedenken en voor leggen;
 de aandacht richten op het consolideren van leerresultaten;
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
23/26
 hulp bieden om leervragen smart te maken;
 het leren van fouten faciliteren;
 tegenslag hanteren;
 de wil tot veranderen en angst voor verandering er beiden laten zijn;
 leeractiviteiten van een supervisant onderkennen (o.a. de motor aanzetten);
 een reflectieverslag lezen er mee werken en weet wanneer dit nodig is;
 verschil naar leerstijlen hanteren;
 variëren naar externe sturing gezien de mate van zelfsturing van de supervisant;
 voorbeeldgedrag laten zien;
 onderscheid maken naar single loop, double loop en triple loop leren en kan dat herkennen in de
vraag van de supervisant;
 supervisie op leren gericht houden eventueel naast oplossingsgericht werken;
 beoogde resultaten concretiseren en werkbaar maken;
 teleurstellingen herkennen en functioneel maken;
 onderscheid maken tussen doelen/resultaten en processen;
 stimuleren van zelfsturing als belangrijk kenmerk van dat resultaat;
 een helder onderscheid maken tussen externe sturing als supervisor en zelfsturing van de
supervisant;
 resultaten monitoren (controle op de voortgang, eventueel bijsturen);
 evalueren en beoordelen;
 resultaten zichtbaar maken;
 onderscheid maken in resultaat en wijze waarop dat behaald wordt;
 hoofd- en bijzaken onderscheiden en daarop sturen;
 realistisch beoordelen wat haalbaar is.
Deelaspect 5. De supervisor kan de inbreng van de supervisant in een supervisiecontext tot een
supervisievraag maken en houden Het gaat hier om het kunnen taxeren welke vraagstellingen
gebaat zijn bij een benadering via de methode supervisie. De vraag van de (a.s.) supervisant moet
gerelateerd worden aan supervisie en/of andere begeleidingsvormen. Als supervisie als
begeleidingsvorm zinvol is of geboden is (vanuit de context) moet bewaakt worden dat de geboden
begeleidingsvorm supervisie blijft en zeker niet onbereflecteerd een overgang gemaakt wordt naar
andere vormen van begeleiding. Bewaken dat het gaat over werk en (ervaringsgericht) leren van
werk en zelfregulering daarin door de supervisant zelf. Het is hierbij nodig dat de supervisor zelf
helder voor ogen heeft staan hoe supervisie ten opzichte van andere vormen van begeleiding
afgebakend wordt.
Voorbeelden waaraan bij dit deelaspect gedacht kan worden:
De supervisor kan en zal waar nodig...
 herkennen of de vraag van een (potentiële) supervisant een vraag is die zinvol m.b.v. de
methode supervisie valt te bewerken;
 als de context aangeeft dat supervisie geboden is, ervoor zorg dragen dat het ook supervisie
blijft (grenzen aangeven en eventueel doorverwijzen);
 voortdurende gericht zijn op het onderzoeken van de wijze van waarnemen en betekenisgeving
van de supervisant en de invloed daarvan op diens professionele handelen;
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
24/26
 stimuleren dat de supervisant het onderzoek van het eigen ‘raster’ zelfstandig ter hand neemt
en komt tot handelingsalternatieven die als een verbetering van het eigen professionele
handelen kunnen worden gewaardeerd;
 de basiscondities van supervisie verzorgen, zoals frequentie, pendel tussen leren en werken,
aantal bijeenkomsten en ervaringsgericht, werkgeoriënteerd en reflectiegericht leren van
werkervaringen;
 eigen beperkingen en mogelijkheden als begeleider/supervisor inschatten en eventueel in
gesprek brengen;
 omgaan met life-events en inschatten wat de plek daarvan kan zijn ;
 uitleggen en laten ervaren wat supervisie is in vergelijking tot andere vormen van begeleiding.
Deelaspect 6. De supervisor kan de werkcontext, de supervisiecontext en eventueel andere
relevante contexten in de supervisie hanteren De supervisor betrekt - vanuit een onafhankelijke of
meerzijdig partijdige positie – aspecten die in verschillende contexten meespelen bij het
supervisieleerproces van de supervisant. Van groot belang is hier de functie/organisatie en
beroepscontext van de supervisant(en). Hij/zij nodigt de supervisant uit deze contextgevoeligheid
vooral ook zelf te ontwikkelen, gericht op de beroeps-, opleidings- en organisatiecontext en de
politiek/maatschappelijke context van de supervisant en zijn werk. Mochten in de loop van het
leerproces ‘uitstapjes’ naar de privé-context van de supervisant nodig zijn, dan starten die vanuit
een gerichtheid op werk- en leerdoelen. De bewerking van deze niet-werkervaringen geschiedt ook
met het oog op verheldering van het functioneren in de werkcontext en verbetering van het
handelingsrepertoire daarin of op het behartigen van de leercondities in supervisie zelf. De
supervisor dient ook supervisie te kunnen organiseren en daarvoor de benodigde randvoorwaarden
te kunnen creëren. Tevens dient een supervisor een bijdrage te leveren aan het verankeren van
supervisie in het organisatiebeleid. De supervisor ziet supervisie ook in zijn eigen context
(contractering in relatie tot de opdrachtgever). Hij/zij heeft oog voor beleidsaspecten en
randvoorwaarden wat betreft de inzet van begeleiding - in het bijzonder van supervisie - en is in
staat die zaken onder de aandacht te brengen van beslissers.
Het komt er op neer dat de supervisor…
 kan werken met het relevante beroepsprofiel in de werkcontext van een supervisant en de
daarmee samenhangende ethische implicaties;
 kan werken met het beroepsprofiel van een supervisor;
 oog heeft voor de discrepanties tussen het eigen ‘beroep van oorsprong’ en de invloed daarvan
op het functioneren als supervisor en de invloeden daarvan kan hanteren ;
 oog heeft voor beoordelingscriteria op basis van opleidings- en/of functie dan wel
beroepsprofielen;
 de supervisant uitnodigt om de supervisievraag ook te plaatsen binnen diens totale omgeving
(systematisch kijken); dit laatste punt betekent o.a. dat de supervisant gestimuleerd wordt om -
naast de eigen drijfveren, missies emoties, overtuigingen en normen/waarden - ook relevante
omgevingsfactoren (organisatie, culturen, beroep en maatschappij) te betrekken bij de eigen
waarneming en betekenisgeving en de implicaties voor feitelijk en gewenst professioneel
handelen;
 bewaakt dat er door middel van tussentijdse opdrachten geoefend wordt in de concrete
werkcontext: de werkcontext als bron van te onderzoeken ervaringen en als oefenmogelijkheid
met nieuw gedrag.
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
25/26
Voorbeelden waaraan bij dit deelaspect gedacht kan worden:
De supervisor kan en zal waar nodig...
 organisatorische en maatschappelijke ontwikkelingen signaleren;
 een actorgerichte en systeemgerichte manier van kijken hanteren;
 oefenmogelijkheden in de werkpraktijk bedenken;
 randvoorwaarden zien om resultaat van supervisie te consolideren in de organisatie;
 adviseren aan beslissers in de organisatie met betrekking tot de inzet van begeleiding;
 de grens bewaken van begeleiding en leidinggeven;
 als professional acquisitie plegen;
 contracteren met supervisanten en opdrachtgever;
 rekening houden met posities, communicatielijnen en procedures;
 de supervisant niet in loyaliteitsconflict met de organisatie brengen;
 de rapportage van resultaat van supervisie (liefst door de supervisant zelf) stimuleren;
 randvoorwaarden voor supervisie organiseren.
Deelaspect 7. De supervisor kan het eigen handelen expliciteren en verantwoorden De supervisor is
bereid en in staat om zijn eigen intenties te onderzoeken en in staat om, waar nodig, gemaakte
keuzes en interventies duidelijk te maken en te verantwoorden. De supervisor kan expliciteren en
verantwoorden en daarbij variëren - in taal/referentiekader - naargelang de gesprekspartner. De
transparantie geldt vooral in de richting van de supervisant, zodat deze de kans krijgt zo optimaal
mogelijk mee te sturen op inhoud en vormgeving van het supervisietraject, maar transparantie is
ook nodig naar opdrachtgevers, collega’s en het ‘forum van professionals’.
Voorbeelden waaraan bij dit deelaspect gedacht kan worden:
De supervisor kan en zal waar nodig...
 uitgangspunten van het vakgebied betrekken bij keuzes en handelen;
 alertheid en sensitiviteit laten zien voor gevolgen van eigen handelen op anderen;
 overwegingen, keuzes en handelen voorleggen;
 vooraf en achteraf aanspreekbaar zijn op eigen handelen;
 eigen overwegingen en optreden verantwoorden;
 overwegingen expliciet maken passend bij de gesprekspartner;
 eigen ‘normatief professionele‘ keuzes expliciteren en verantwoorden;
 reflecteren;
 open staan voor feedback;
 zorgvuldig omgaan met informatie;
 zich houden aan relevante codes;
 de eigen ‘organiserende principes’ benoemen.
Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding
© Hogeschool Utrecht, juni 2016
26/26
Deelaspect 8. De supervisor kan zelfstandig de eigen professionele ontwikkeling vormgeven
De supervisor kan een reële zelfbeoordeling maken en is in staat om keuzes te maken
omtrent de eigen ontwikkelpunten, daar zelfstandig een ontwikkelweg voor te ontwerpen en ook
daadwerkelijk verbeteracties te ondernemen. De eigen ‘doorgroeibekwaamheid’ wordt hiermee
vormgegeven. Naar de mate van senioriteit van de supervisor kan dit ook uitmonden in het leveren
van een bijdrage aan de beroepsgemeenschap van supervisoren (methodiekontwikkeling). Een
supervisor is ook in staat zelf actief te participeren in een intervisiegroep met collega-supervisoren.
Hij/zij is in staat daar een positie als lerende in te nemen en voor collega’s een leerzame omgeving te
bieden.
Voorbeelden waaraan bij dit deelaspect gedacht kan worden:
De supervisor kan en zal waar nodig...
 tijd maken voor eigen ontwikkeling;
 eigen verwachtingen expliciet maken m.b.t. eigen ontwikkeling;
 een reële zelfbeoordeling maken;
 prioriteren m.b.t. de eerstvolgende stappen;
 concrete afspraken maken en die ook daadwerkelijk vormgeven;
 anderen, waar nodig, inschakelen (netwerken);
 weloverwogen risico’s nemen;
 kritisch zijn t.a.v. eigen prestaties;
 een passende leeromgeving voor zichzelf scheppen;
 eigen ervaringen en die van anderen benutten voor ontwikkeling;
 vragen om feedback en daar iets mee doen;
 zich op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen op zijn vakgebied;
 deelnemen aan een intervisiegroep van supervisoren.

More Related Content

Viewers also liked

WhitePaper_LoadSpreadingandSeafastening
WhitePaper_LoadSpreadingandSeafasteningWhitePaper_LoadSpreadingandSeafastening
WhitePaper_LoadSpreadingandSeafastening
Leah Martinez
 
Autenticação baseada em token com jwt
Autenticação baseada em token com jwtAutenticação baseada em token com jwt
Autenticação baseada em token com jwt
GDGFoz
 
Desenvolvimento aplicações Android e Google Maps
Desenvolvimento aplicações Android e Google MapsDesenvolvimento aplicações Android e Google Maps
Desenvolvimento aplicações Android e Google Maps
GDGFoz
 
SMARTDEK-Brochure
SMARTDEK-BrochureSMARTDEK-Brochure
SMARTDEK-Brochure
Jasneet Singh Anand
 
La vida es sueño
La vida es sueñoLa vida es sueño
La vida es sueño
victoriasr99
 
「バブみ」から読み解く現代社会
「バブみ」から読み解く現代社会「バブみ」から読み解く現代社会
「バブみ」から読み解く現代社会
RegiOriodd
 
Material Design Android - Rodrigo Garcete
Material Design Android - Rodrigo GarceteMaterial Design Android - Rodrigo Garcete
Material Design Android - Rodrigo Garcete
GDGFoz
 
Pensiones de sobreviviente en la ley 19990 exponer hoy
Pensiones   de sobreviviente  en   la   ley   19990 exponer hoyPensiones   de sobreviviente  en   la   ley   19990 exponer hoy
Pensiones de sobreviviente en la ley 19990 exponer hoy
sofia1902
 

Viewers also liked (8)

WhitePaper_LoadSpreadingandSeafastening
WhitePaper_LoadSpreadingandSeafasteningWhitePaper_LoadSpreadingandSeafastening
WhitePaper_LoadSpreadingandSeafastening
 
Autenticação baseada em token com jwt
Autenticação baseada em token com jwtAutenticação baseada em token com jwt
Autenticação baseada em token com jwt
 
Desenvolvimento aplicações Android e Google Maps
Desenvolvimento aplicações Android e Google MapsDesenvolvimento aplicações Android e Google Maps
Desenvolvimento aplicações Android e Google Maps
 
SMARTDEK-Brochure
SMARTDEK-BrochureSMARTDEK-Brochure
SMARTDEK-Brochure
 
La vida es sueño
La vida es sueñoLa vida es sueño
La vida es sueño
 
「バブみ」から読み解く現代社会
「バブみ」から読み解く現代社会「バブみ」から読み解く現代社会
「バブみ」から読み解く現代社会
 
Material Design Android - Rodrigo Garcete
Material Design Android - Rodrigo GarceteMaterial Design Android - Rodrigo Garcete
Material Design Android - Rodrigo Garcete
 
Pensiones de sobreviviente en la ley 19990 exponer hoy
Pensiones   de sobreviviente  en   la   ley   19990 exponer hoyPensiones   de sobreviviente  en   la   ley   19990 exponer hoy
Pensiones de sobreviviente en la ley 19990 exponer hoy
 

Similar to 2016-06-29 Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding

Vanaerschot
VanaerschotVanaerschot
Vanaerschot
Ellen Excelmans
 
Werk maken van de morele competentie - Werk in uitvoering
Werk maken van de morele competentie - Werk in uitvoeringWerk maken van de morele competentie - Werk in uitvoering
Werk maken van de morele competentie - Werk in uitvoering
Jurgen Marechal
 
Zoleerik! visieontwerp
Zoleerik! visieontwerpZoleerik! visieontwerp
Zoleerik! visieontwerp
Kennisnet
 
Opstart ontwikkeling managers
Opstart ontwikkeling managersOpstart ontwikkeling managers
Opstart ontwikkeling managersevanhove
 
Vandamme De leraar en zijn identiteit VELON VELOV 2015 becommentarieerde pres...
Vandamme De leraar en zijn identiteit VELON VELOV 2015 becommentarieerde pres...Vandamme De leraar en zijn identiteit VELON VELOV 2015 becommentarieerde pres...
Vandamme De leraar en zijn identiteit VELON VELOV 2015 becommentarieerde pres...
Deep Evolvement Institute
 
INACT IO1 Module 5.pptx
INACT IO1 Module 5.pptxINACT IO1 Module 5.pptx
INACT IO1 Module 5.pptx
caniceconsulting
 
Leadership journey voor managers: FOCUS x ACTIE
Leadership journey voor managers: FOCUS x ACTIELeadership journey voor managers: FOCUS x ACTIE
Leadership journey voor managers: FOCUS x ACTIEaz groeninge
 
Proteus leergang 2010 2011
Proteus leergang 2010 2011Proteus leergang 2010 2011
Proteus leergang 2010 2011
Jouke Post
 
Op samenwerking staat geen leeftijd
Op samenwerking staat geen leeftijdOp samenwerking staat geen leeftijd
Op samenwerking staat geen leeftijd
ETION
 
Https _www.canva.com_design_da_dx_f0cqoss_whkld8ehlv8_w6ugeuipqa_view_utm_co...
Https  _www.canva.com_design_da_dx_f0cqoss_whkld8ehlv8_w6ugeuipqa_view_utm_co...Https  _www.canva.com_design_da_dx_f0cqoss_whkld8ehlv8_w6ugeuipqa_view_utm_co...
Https _www.canva.com_design_da_dx_f0cqoss_whkld8ehlv8_w6ugeuipqa_view_utm_co...
evdheijden84
 
In de praktijk (2)
In de praktijk (2)In de praktijk (2)
In de praktijk (2)
evdheijden84
 
Intervisie anders
Intervisie andersIntervisie anders
Intervisie anders
Jumbo Klercq
 
Het gebruik van Spiral Dynamics binnen de Supervisie
Het gebruik van Spiral Dynamics binnen de SupervisieHet gebruik van Spiral Dynamics binnen de Supervisie
Het gebruik van Spiral Dynamics binnen de Supervisie
BIZZFOCUS
 
Leaflet Empowering Female Talent
Leaflet Empowering Female TalentLeaflet Empowering Female Talent
Leaflet Empowering Female TalentOpportunity Advies
 
Change Agents traject 2015-2016
Change Agents traject 2015-2016 Change Agents traject 2015-2016
Change Agents traject 2015-2016
CIC Company
 
Bo modules april 2008 sioo
Bo modules april 2008 siooBo modules april 2008 sioo
Bo modules april 2008 siooGeert Buzeman
 
Esw2(Versie2)
Esw2(Versie2)Esw2(Versie2)
Esw2(Versie2)HvdB
 

Similar to 2016-06-29 Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding (20)

Vanaerschot
VanaerschotVanaerschot
Vanaerschot
 
A opmaak basisreader
A opmaak basisreaderA opmaak basisreader
A opmaak basisreader
 
Werk maken van de morele competentie - Werk in uitvoering
Werk maken van de morele competentie - Werk in uitvoeringWerk maken van de morele competentie - Werk in uitvoering
Werk maken van de morele competentie - Werk in uitvoering
 
Thesis Nicole Doornbos
Thesis Nicole DoornbosThesis Nicole Doornbos
Thesis Nicole Doornbos
 
Zoleerik! visieontwerp
Zoleerik! visieontwerpZoleerik! visieontwerp
Zoleerik! visieontwerp
 
Opstart ontwikkeling managers
Opstart ontwikkeling managersOpstart ontwikkeling managers
Opstart ontwikkeling managers
 
Vandamme De leraar en zijn identiteit VELON VELOV 2015 becommentarieerde pres...
Vandamme De leraar en zijn identiteit VELON VELOV 2015 becommentarieerde pres...Vandamme De leraar en zijn identiteit VELON VELOV 2015 becommentarieerde pres...
Vandamme De leraar en zijn identiteit VELON VELOV 2015 becommentarieerde pres...
 
INACT IO1 Module 5.pptx
INACT IO1 Module 5.pptxINACT IO1 Module 5.pptx
INACT IO1 Module 5.pptx
 
Leadership journey voor managers: FOCUS x ACTIE
Leadership journey voor managers: FOCUS x ACTIELeadership journey voor managers: FOCUS x ACTIE
Leadership journey voor managers: FOCUS x ACTIE
 
Kenteq tvp
Kenteq tvpKenteq tvp
Kenteq tvp
 
Proteus leergang 2010 2011
Proteus leergang 2010 2011Proteus leergang 2010 2011
Proteus leergang 2010 2011
 
Op samenwerking staat geen leeftijd
Op samenwerking staat geen leeftijdOp samenwerking staat geen leeftijd
Op samenwerking staat geen leeftijd
 
Https _www.canva.com_design_da_dx_f0cqoss_whkld8ehlv8_w6ugeuipqa_view_utm_co...
Https  _www.canva.com_design_da_dx_f0cqoss_whkld8ehlv8_w6ugeuipqa_view_utm_co...Https  _www.canva.com_design_da_dx_f0cqoss_whkld8ehlv8_w6ugeuipqa_view_utm_co...
Https _www.canva.com_design_da_dx_f0cqoss_whkld8ehlv8_w6ugeuipqa_view_utm_co...
 
In de praktijk (2)
In de praktijk (2)In de praktijk (2)
In de praktijk (2)
 
Intervisie anders
Intervisie andersIntervisie anders
Intervisie anders
 
Het gebruik van Spiral Dynamics binnen de Supervisie
Het gebruik van Spiral Dynamics binnen de SupervisieHet gebruik van Spiral Dynamics binnen de Supervisie
Het gebruik van Spiral Dynamics binnen de Supervisie
 
Leaflet Empowering Female Talent
Leaflet Empowering Female TalentLeaflet Empowering Female Talent
Leaflet Empowering Female Talent
 
Change Agents traject 2015-2016
Change Agents traject 2015-2016 Change Agents traject 2015-2016
Change Agents traject 2015-2016
 
Bo modules april 2008 sioo
Bo modules april 2008 siooBo modules april 2008 sioo
Bo modules april 2008 sioo
 
Esw2(Versie2)
Esw2(Versie2)Esw2(Versie2)
Esw2(Versie2)
 

2016-06-29 Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding

  • 1. Auteur(s) Francien Bruggink Henriëtte Metsemakers Valentine Wijnen Inlichtingen 088 481 96 93 werkenstudie@hu.nl supervisorenopleiding.hu.nl Datum Juni 2016 Studiegids: Post-bachelor Supervisorenopleiding De weg naar meesterschap op het gebied van leren en veranderen van professionals, vanuit persoonlijke ontwikkeling.
  • 2. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 2/26
  • 3. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 3/26 Inhoudsopgave Inleiding 4 Persoonlijk meesterschap ............................................................ 4 Transitie ....................................................................................... 4 Reflectie ....................................................................................... 4 Uitgangspunten............................................................................ 5 Doelen 6 Doelgroep 9 Toelatingscriteria.......................................................................... 9 Intakegesprek................................................................................. 9 Inhoud van de opleiding 10 MDS I .......................................................................................... 10 MDS II.......................................................................................... 11 Leersupervisie 1 en leersupervisie 2 ............................................... 11 Werkstuk- of artikelbegeleiding...................................................... 11 Didactische uitgangspunten en werkwijze 13 Docenten 14 Toetsing 15 Locatie & Groepsgrootte 16 Literatuur 16 Verplicht: .................................................................................... 16 Aanbevolen: ............................................................................... 16 Lesdagen 17 MDS1 ......................................................................................... 17 MDS2 ......................................................................................... 17 Bijlage: Het competentieprofiel van een supervisor 19
  • 4. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 4/26 Inleiding Mensen zover krijgen dat ze hun eigen ontwikkeling in de hand nemen is niet alleen een vaardigheid, het is een kunst. Persoonlijk meesterschap Meesterschap heeft te maken met de hoge graad van beheersing van de meester-vakman. Mensen met een hoge graad van persoonlijk meesterschap zijn in staat om consistent gestalte te geven aan de ideeën die zij werkelijk belangrijk vinden – wat zij eigenlijk doen is hun leven aanpakken zoals een kunstenaar een kunstwerk. Dat doen ze door zichzelf op te dragen hun leven lang te leren. Van belang hierbij is jezelf te sturen in de zelf gekozen richting. Een supervisor is een meester op het gebied van het begeleiden van leren en veranderen van professionals vanuit hun persoonlijke ontwikkeling. In supervisie kan men op zoek naar de persoonlijk-professionele ruimte en deze een eigen kleur en vorm geven. Transitie Wanneer je supervisor wilt worden, ga je dus voor meesterschap in het mensen in beweging brengen. Supervisie brengt een transitieproces (veranderingsproces) op gang. De supervisor nodigt de supervisant uit om uit de comfortzone te stappen in de groeizone en voorkomt zo mogelijk dat deze in de paniekzone belandt. Iemand kan alleen leren wanneer hij bewust onbekwaam is én wanneer de situatie veilig is. Tijdens een veranderingsproces laat men het oude (gedrag, vaardigheid, overtuiging, identiteit) los om te experimenteren met het nieuwe (gedrag, vaardigheid, overtuiging, identiteit). De liminele fase, de fase waarin het oude wordt losgelaten terwijl het nieuwe nog niet vast ligt, gaat gepaard met angst en spanning (leerweerstand). Door (h)erkenning, acceptatie, het creëren van een vrijplaats en het aanboren van zoveel mogelijk hulpbronnen kan de supervisor de supervisant ondersteunen in het proces en ruimte geven om te experimenteren. Dan is de liminele fase juist een fase van uitdaging, van mogelijkheden en creativiteit. Reflectie Leren in supervisie betekent leren in dialoog met medesupervisanten of individueel middels reflectie, onder begeleiding van een supervisor. Leren is individueel, maar kan nooit los gezien worden van de omgeving waarin de lerende zich beweegt. Reflectie wordt bevorderd door vragen vanuit andere perspectieven, juist een ander kan deze andere perspectieven goed belichten. Volgens Bateson moet een situatie minstens vanuit drie verschillende perspectieven bekeken worden om deze te kunnen beoordelen en er betekenis aan te kunnen geven. Vanuit deze nieuwe betekenis kan men meer mogelijkheden tot samen gaan, samen werken en effectiever handelen ontdekken.
  • 5. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 5/26 Uitgangspunten Binnen onze opleiding wordt m.n. gewerkt vanuit het systeemdenken, het sociaal constructivisme, het narratieve en het muzische. We vragen van jou, als supervisor in opleiding (sio), een onderzoekende houding. Onderzoekend naar je systeem van herkomst. Systeemdenken stelt ons in staat om patronen te zien en daardoor effectiever te veranderen, vanuit onszelf. Onderzoekend naar je achtergrond (socialisatie en 1e beroepssocialisatie): hoe socialisatie; cultuur en opvoeding, je heeft gekleurd en gevormd, voor het aan te leren tweede beroep (dat van supervisor). We nodigen je als sio uit om het eigen verhaal te onderzoeken: hoe jij je verhalen vertelt en welke taal je eigen is, je te verdiepen in hoe je anders bent en je eigen leerstijl en leer oriëntatie te onderzoeken en deze onderzoekende houding door te geven aan je supervisanten. Hen weer uit te nodigen tot middels reflectie van de werkervaring te leren. Zo bied je ruimte voor eigen vorm en kleur. Onze supervisoren opleiding karakteriseert zich door kleur ontdekken, geven en bekennen.
  • 6. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 6/26 Doelen Uit voorafgaande inleiding vloeit logischerwijs het hoofddoel van de opleiding, t.w.: Het opleiden van supervisoren tot persoonlijk meesterschap in het in dialoog, middels reflectie, laten leren van supervisanten van en aan hun beroep. In de opleiding tot supervisor vloeien de doelen voort uit en hangen samen met het competentieprofiel supervisoren zoals vastgesteld door de Landelijke Vereniging voor Supervisie en Coaching (LVSC) (bijlage 1), t.w.: Een bekwaam supervisor kan en zal … waar nodig … 1. samenwerking met supervisant(en) op een productieve wijze vormgeven; 2. omgaan met diversiteit van supervisanten; 3. faseren; 4. een krachtige leeromgeving scheppen; 5. de inbreng van een supervisant tot een supervisievraag ontwikkelen en houden en de begrensdheid daarvan bewaken; 6. werkcontext, supervisiecontext en andere relevante contexten hanteren; 7. het eigen handelen als supervisor expliciteren en verantwoorden; 8. zelfstandig de eigen professionele ontwikkeling als supervisor vormgeven; 9. de supervisor is in staat om fysieke ervaring als betekenisvolle bron voor eigen functioneren en als bron bij de supervisanten in te zetten in supervisie. Gespecificeerd naar concrete doelen, met gebruikmaking van het model van Bateson, zien bovenstaande doelen er in MDS1 en MDS2 als volgt uit (zie volgende pagina):
  • 7. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 7/26 MDS1 Inhoud Doelen. De supervisor: Omgeving: wanneer, waar en met wie? Wat is de supervisie context? 1. toont inzicht in de manier waarop hij/zij contact maakt; 2. weet eigen wijze van contact maken flexibel af te stemmen op de supervisant met behoud van eigenaarschap van de supervisant; 3. kan contact maken, houden en afronden in elke fase van het supervisieproces; 4. kan de kenmerken benoemen van supervisie en beschrijven hoe deze verschillen van andere begeleidingsvormen; 5. kan tot een contract komen met de supervisant en eventuele andere opdrachtgever, waarin de supervisiemethodiek recht gedaan wordt. Gedrag: wat doe je? Wat doet de supervisor? 1. kan commitment bewerkstelligen bij de supervisant; 2. brengt een proces van voortdurend reflecteren op gang bij de supervisant; 3. leest ‘tussen de regels door’ en spiegelt op het juiste moment zijn/haar observaties van het verbale en non-verbale gedrag van de supervisant; 4. kent verschillende interventies en weet deze op de juiste wijze in te zetten bij de supervisant. Competenties: wat kun je? Welke vaardigheden en kwaliteiten heb je als supervisor en/ of wil je ontwikkelen? 1. hanteert de supervisiemethodiek; 2. heeft inzicht in wanneer te volgen en wanneer te sturen; 3. heeft inzicht in leerprocessen en hoe deze tot stand te brengen; 4. heeft inzicht in groepsprocessen en weet zijn / haar interventies hierop af te stemmen; 5. kan processen van overdracht en tegenoverdracht herkennen, erkennen , benoemen en hanteren; 6. kan (meta-)communiceren; 7. kan conflicten hanteren; 8. kan omgaan met weerstand; 9. kan werken met metaforen; 10. kan evalueren en beoordelen. Waarden en overtuigingen: wat vind je, waar geloof je in? Wat zijn belangrijke waarden voor jou als supervisor. Wat zijn bevestigende en belemmerende overtuigingen? 1. kan voorkeursleerstijl onderkennen, aansluiten en ombuigen; 2. kan (indien aan de orde) socialisatieprocessen functioneel inzetten; 3. kan eigen referentiekader en dat van de supervisant bespreekbaar maken; 4. is zich bewust van (voor-)oordelen en weet deze te hanteren; 5. heeft oog voor diversiteit en benut deze in het supervisieproces. Identiteit: Wie of wat ben je? Hoe zie jij jezelf als supervisor, wie ben je als supervisor? 1. kan de verschillen tussen eigen basisberoep en beroep van supervisor benoemen; 2. kan vaardigheden uit eigen basisberoep aanwenden voor supervisie; 3. kan voorkeur voor doelgroep expliciteren; 4. kan benoemen wat hem / haar maakt tot beginnend professional. Betrokkenheid/ zingeving/missie: waartoe ben je, op welk grotere geheel voel jij je betrokken? Wat is je missie als supervisor, hoe wil je als supervisor bijdragen aan het grotere geheel? 1. kan doelen van supervisie naleven; 2. heeft inzicht in eigen toekomstperspectief als supervisor; 3. heeft eigen visie ontwikkeld t.a.v. supervisorschap.
  • 8. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 8/26 MDS2 Inhoud Doelen. De supervisor: Omgeving: wanneer, waar en met wie? Wat is de supervisie context? 1. kent verschillen en overeenkomsten in vormen van supervisie (opleiding/instelling/in opdracht)en gebruikt dit in contractering en werkwijze; 2. is zich bewust van de kracht en valkuilen van individuele- , triade-, en groepssupervisie en weet deze bewust in te zetten. Gedrag: wat doe je? Wat doet de supervisor? 1. kan kleur en vorm geven aan een supervisiereeks; 2. kan werken aan, met en door de groep. Competenties: wat kun je? Welke vaardigheden en kwaliteiten heb je als supervisor en/ of wil je ontwikkelen? 1. weet zichzelf te profileren als supervisor; 2. kan interventies benoemen en verantwoorden vanuit theoretische en methodische kaders. 3. kan eigen kleur en vorm overdragen aan mede sio’s. Waarden en overtuigingen: wat vind je, waar geloof je in? Wat zijn belangrijke waarden voor jou als supervisor. Wat zijn bevestigende en belemmerende overtuigingen? 1. is zich bewust van zijn / haar grondhouding en hoe deze wordt beïnvloed door eigen en gedeelde waarden en normen; 2. handelt vanuit de gedragscode van de supervisor; 3. kan het eigen verhaal naast het verhaal van de supervisant laten bestaan; 4. kan, vanuit gelijkwaardigheid, onthullingen doen over eigen gedachten, gevoelens en gedrag ten dienste van het leerproces van de supervisant; 5. kent basisprincipes van het beroep waarin gesuperviseerd wordt en weet op adequate wijze de beroepscomponent in supervisie te hanteren. Identiteit: Wie of wat ben je? Hoe zie jij jezelf als supervisor, wie ben je als supervisor? 1. onderkent en belicht eigenheid en diversiteit; 2. onderkent de 1e en 2e beroepssocialisatie van de supervisant en weet de integratie hiervan te bevorderen; 3. kan de mogelijkheden en beperkingen die de rol van supervisor in een organisatie met zich meebrengt hanteren; 4. kan zijn rol als supervisor expliciteren en verantwoorden. Betrokkenheid/ zingeving/missie: waartoe ben je, op welk grotere geheel voel jij je betrokken? Wat is je missie als supervisor, hoe wil je als supervisor bijdragen aan het grotere geheel? 1. levert een bijdrage aan ontwikkeling van supervisiebeleid en kan daarin het belang van supervisie verantwoorden; 2. kan een eigen supervisiepraktijk vormgeven; 3. kent verschillende stromingen in supervisie en de eigen voorkeur daarin. 4. kan zijn missie over het voetlicht brengen.
  • 9. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 9/26 Doelgroep De opleiding is bestemd voor ervaren beroepsbeoefenaren, die het een uitdaging vinden professioneel begeleiding te geven aan het beroepsgerichte leerproces van mensen die met mensen werken. De opleiding staat open voor diegenen, die binnen een organisatie of vanuit een zelfstandige praktijk supervisie, of andere vormen van leerbegeleiding geven of willen geven. Gedacht wordt aan sociaal pedagogisch hulpverleners, vaktherapeuten, onderwijzers, docenten, verpleegkundigen, artsen, managers, geestelijk verzorgers, sociale wetenschappers, maatschappelijk werkenden, personeelsfunctionarissen etc. Toelatingscriteria Deze opleiding volgt de eisen zoals die gesteld zijn door de Beroepsvereniging LVSC.  U heeft een afgeronde opleiding hbo, vo- of wo-getuigschrift, beschikt over vier jaar werkervaring op hbo- of wo-niveau, in een mensgericht beroep waar supervisie een relevante opleidingsmethode is.  Daarnaast heeft u een supervisie gevolgd van tenminste tien zittingen, gegeven door een LVSC geregistreerde supervisor. Deze supervisie mag bij aanvang van de opleiding niet langer geleden zijn dan zes jaar.  Voor de sio die niet voldoet aan deze ingangseis is voorsupervisie mogelijk. Aan Methodisch Didactische Scholing (MDS 2) kan worden deelgenomen, indien MDS 1 met goed gevolg is afgesloten. Intakegesprek Vóór de sio tot de supervisoren opleiding aan de HU wordt toegelaten is er een intakegesprek met één van de docenten supervisiekunde. In het intakegesprek wordt geïnventariseerd of aan de toelatingscriteria wordt voldaan en worden wederzijdse verwachtingen afgestemd. Op basis van het intakegesprek volgt een advies met betrekking tot eventuele op te vullen hiaten. Kosten voor het intakegesprek zijn 75 euro. Deze worden verrekend (afgetrokken van de factuur) bij definitieve inschrijving.
  • 10. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 10/26 Inhoud van de opleiding De opleiding bestaat uit:  Methodisch didactische scholing (I en II).  Leersupervisie I(over twee supervisiereeksen).  Leersupervisie II (facultatief).  Werkstukbegeleiding (facultatief). Alle onderdelen van de supervisorenopleiding voldoen aan de criteria, die de LVSC daarvoor stelt (zie blz. 50/51 van reglement 2005 LVSC ).Voor registratie bij de LVSC zijn de twee laatstgenoemde (facultatieve ) onderdelen eveneens verplicht. Voor elk onderdeel waaraan voldaan is, ontvangt u een certificaat. MDS I In Methodisch Didactische Scholing I (10 dagen van 10.00 - 17.00 uur): 1. Start u vanuit contractering. Contact is de basis voor elke start. Iedereen moet zich welkom voelen en het gevoel hebben zijn of haar doelen te kunnen behalen. 2. Kunt u onderscheid maken in de verschillende begeleidingsvormen die er gangbaar zijn, opdat u grenzen kunt bewaken en grijze gebieden kunt benoemen. En verkrijgt u inzicht in en begrip van leerprocessen. U bent zich bewust van uw procesmatig denken en handelen als begeleider. 3. Gaat het om leren werken door reflectie op werkervaringen. Omdat het om werkervaringen gaat betekent dit dat de integratie op het eerste niveau aangevuld moet worden met de integratie op het tweede niveau én omdat het om leren gaat moet reflecteren ook uitlopen op het problematiseren van werkervaringen tot leermateriaal. Daarnaast is het belangrijk dat u het reflecteren bij uw pupillen/studenten/leerlingen op gang kunt brengen en stagnaties weet te hanteren. 4. Wordt u zich bewust en maakt u gebruik van socialisatieprocessen als deze zich binnen de gegeven ervaringen aandienen. Ook leert u projectie, overdracht en tegen overdracht herkennen en erkennen en hoe hiermee om te gaan. 5. Is voor de integratie in de persoon en het omgaan met verschillende doelgroepen diversiteit een belangrijk item om bij stil te staan. 6. Wordt het gebruik van andere middelen om leerprocessen op gang te brengen en gevoelens en emoties een plek te geven, verkend aan de hand van metaforen. 7. Is het bewust communiceren en omgaan met conflicten een vaardigheid die u niet kunt missen. 8. Zijn kennis, inzicht en vaardigheden t.a.v. fasen in groepsontwikkeling van belang; hoe u kunt werken aan en met de groep. 9. Is bewust positie innemen in leiderschap en hanteren van weerstand vanuit een positieve benadering verrijkend. 10. Evalueert u, beoordeelt u en rondt u af na een begrensd aantal bijeenkomsten. Tenslotte neemt u afscheid van en met elkaar op bij de groep behorende wijze.
  • 11. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 11/26 MDS II In methodisch Didactische Scholing II (10 dagen van 10.00 - 17.00 uur) komen onderstaande thema’s uitgebreid aan bod: 1. Ethische uitgangspunten, beroepsethiek en het belang van supervisie in deze tijd. 2. Grondhouding, waarden en normen van de supervisor, gedragscode voor supervisoren. 3. Stromingen in supervisie en uw eigen profilering als supervisor. 4. Inzicht in de verhouding tussen beroepsuitoefening van de supervisant en supervisie, het hanteren van de beroepscomponent in supervisie. 5. Het organiseren van supervisie en het functioneren als supervisor in een organisatie. 6. Contexten van supervisie: organisatie- en beleidsvraagstukken rond supervisie. 7. Het ontwikkelen van supervisiebeleid en het verantwoorden daarvan. 8. Verschillende vormen van supervisie; individuele en groepssupervisie. 9. Eigenheid: integratie 1e en 2e beroepssocialisatie; de mededelende supervisor. 10. Het vormgeven van een eigen praktijk. Leersupervisie 1 en leersupervisie 2 1. Gedurende het volgen van MDS I en II, volgt u verplicht leersupervisie 1 bestaande uit 15 zittingen met twee mede-supervisanten over de supervisies die u geeft. Voor de uiteindelijke registratie bij de LVSC moet u een tweede reeks van 15 x leersupervisie volgen. 2. Per leersupervisie dienen twee supervisietrajecten van tenminste tien zittingen door de supervisor in opleiding (sio) te worden ingebracht, van de start tot de afronding. 3. Leersupervisie wordt verzorgd door een leersupervisor (i.o.). 4. Leersupervisie 1 is in de opleiding opgenomen, individueel, in een twee- of drietal. 5. U dient zelf voor twee supervisietrajecten te zorgen per leersupervisie. 6. U kunt voor leersupervisie 2 kiezen dat op individuele basis te doen en zelf uw leersupervisor te kiezen en te bekostigen. Dit valt buiten de supervisorenopleiding. 7. Er zijn echter ook stagemogelijkheden om leersupervisie 2 te volgen bij de HU. Dit is een constructie met ‘gesloten beurzen’; u geeft zelf supervisie aan studenten en in ruil voor deze activiteit ontvangt u leersupervisie van een HU-leersupervisor. Er is, bij ISW Utrecht/Amersfoort (instituut Social Work) en IvR Utrecht (Instituut voor Recht) een mogelijkheid om in aanmerking te komen voor deze stageplaatsen. 8. Om LVSC geregistreerd supervisor te worden moeten twee trajecten leersupervisie afgerond worden, waarin u in totaal over twee verschillende typen supervisietrajecten (individu, twee- en/of drietal) supervisie werkinbrengen doet. Werkstuk- of artikelbegeleiding Het laatste onderdeel om geregistreerd te kunnen worden bij de LVSC is het werkstuk of artikel (te publiceren of gepubliceerd) van tenminste 20 pagina’s, over een thema dat betrekking heeft op het geven van supervisie. Het heeft daarmee een open karakter. De sio laat hierin zien dat hij/zij in staat is om schriftelijk te communiceren over een supervisievraagstuk en de eigen praktijk en supervisietheorie betekenisvol met elkaar te kunnen verbinden. Ook dit onderdeel wordt apart door ons aangeboden maar kunt u ook zelf organiseren door een docent supervisiekunde van uw keuze voor begeleiding en beoordeling te benaderen.
  • 12. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 12/26
  • 13. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 13/26 Didactische uitgangspunten en werkwijze Een praktijkgerichte aanpak staat centraal tijdens deze opleiding. Dat houdt in dat de theorie wordt gekoppeld aan de beroepspraktijk. Tijdens de opleidingsonderdelen geeft u ook zelf supervisie. Theoretische verdieping, vaardigheidstraining en discussies worden afgewisseld met werkinbreng van eigen ervaringen, oefenen met aangereikte tools, reflectie op het eigen leer – en werkproces en het zelf invullen, organiseren en presenteren van workshops. Er is een evenredige verdeling tussen theoretische scholing en praktische vaardigheden (50% theorie en 50% praktische vaardigheden.) Eén en ander vraagt een didactisch, pedagogisch klimaat waarin bovenstaande tot zijn recht kan komen. Onze werkwijze kenmerkt zich dan ook door een diversiteit aan aanbod. Dit wordt onderbouwd met theoretische kaders vanuit onder andere Systemisch Werken, Neuro Linguïstisch Programmeren (NLP), de Transactionele Analyse (TA) en oplossingsgericht werken. Naast de gesproken taal wordt aandacht besteed aan beeldtaal, metaforen, symbolen, klank, toon en lichaamstaal. De sio wordt hierbij zoveel mogelijk aangesproken op de rol van supervisor. In MDS 2 ligt het accent op wat u als sio uw mede cursisten te bieden heeft in de zoektocht naar een eigen kleur als supervisor. We scheppen voorwaarden om volgens het expeditiemodel (zie hoofdstuk 12 lesdagen, MDSII) te kunnen werken en creëren ruimte voor het onderzoeken en (h)erkennen van de eigen en elkanders drijfveren, kwaliteiten, passies en waarden, samen met (gast-)docenten en supervisoren die kunnen aanschuiven. Parallel aan MDS 1 en 2 loopt leersupervisie. Uitgangspunt in de opleiding is de wisselwerking tussen eigen supervisiepraktijk en de aangereikte inhoud. De werkvormen zijn:  literatuurstudie; Theorie en praktijk worden verbonden door:  onderwijsleergesprek;  training / praktische oefeningen;  discussie;  verwerkings- en reflectieopdrachten. Voor de supervisorenopleiding geldt een aanwezigheidsplicht. We gaan uit van 100% aanwezigheid. Aanwezigheid van 80% van de onderwijsactiviteiten wordt als toereikend beschouwd, mits voldaan is aan de vervangende opdracht, omschreven in de betreffende studiehandleiding.
  • 14. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 14/26 Docenten Francien Bruggink heeft de Lerarenopleiding gevolgd en studeerde vervolgens aan de Academie voor Beeldende Vorming. Zij heeft zich verder ontwikkeld in professionele communicatie, Transactionele Analyse, Systemisch werken en opstellingenwerk en is gecertificeerd trainer NLP en master Contextuele Hulpverlening. Zij is docent supervisiekunde, leersupervisor en hogeschooldocent Social Work aan de Hogeschool Utrecht. Hiernaast heeft ze sinds 1995 een eigen praktijk als (leer)supervisor, trainer en coach. Registratienummers LS1228H/2, S10592H/3, D1234. Drs. V.M. (Valentine) Wijnen studeerde sociale en organisatiepsychologie in Groningen, met als nevenrichting arbeid- en personeelspsychologie, vooraf gegaan door de hogere beroepsopleiding inrichtingswerk te Enschede. Zij heeft zich geschoold in systemisch werken en werken met opstellingen. Zij is docent supervisiekunde en leersupervisor en als hogeschooldocent verbonden aan de opleiding Social Work van de Hogeschool Utrecht. Als supervisor is zij verbonden aan de opleidingen Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) en Creatieve Therapie (CT). Sinds 2011 heeft zij een eigen praktijk als supervisor en coach. Registratienummers: S 11680 H/2 en LS 1268H, D1233. Coördinator leersupervisie Drs. (Henriëtte) Metsemakers studeerde andragologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht, afstudeerrichting samenlevingsopbouw. Daarnaast deed ze bijvakken docentenopleiding maatschappijleer, taalexpressie en opleidingskunde. Ze heeft zich middels bij- en nascholing verder toegelegd op krachtgericht en oplossingsgericht werken. Zij is leersupervisor, hogeschooldocent Social Work en als vertrouwenspersoon werkzaam binnen de Faculteit Maatschappij en Recht. Hiernaast heeft ze een eigen praktijk voor supervisie en leersupervisie. Registratienummers LS 1263, S 11535 H
  • 15. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 15/26 Toetsing 1. Zelf assessment op kennis, attitude en vaardigheden n.a.v. de door de opleiding geformuleerde doelen. Door dit zelf assessment toont de sio aan welke competenties hij/zij al beheerst en selecteert de sio welke doelen voor hem/haar een accent moeten krijgen in de opleiding. Dit accent mondt uit in een door hem van te voren opgesteld plan van aanpak. 2. Drie videofragmenten: één aan het begin van de opleiding (0 meting), één aan het eind van MDS 1 en één aan het eind van MDS 2. De fragmenten worden uitgeschreven in een verbatim en geanalyseerd op kennis, attitude en vaardigheden die genoemd zijn in het plan van aanpak n.a.v. het zelf assessment en monden uit in alternatieven en ontwikkelpunten. Videofragment 1: Demonstratie van de beginsituatie van de sio; welke competenties krijgen accent om zich tot supervisor te ontwikkelen. Video fragment 2: Demonstratie van de ontwikkeling op de geformuleerde doelen n.a.v. fragment 1. Video fragment 3: Demonstratie van de ontwikkeling op de geformuleerde doelen n.a.v. fragment 2. 3. Proeve van meesterschap, waarin de sio vorm, klank en kleur geeft aan zijn/haar persoonlijk – professionele identiteit als supervisor. Criteria:  Er is een analyse gemaakt op supervisiekundige kennis, attitude en vaardigheden van de aan het begin opgestelde leerdoelen in het plan van aanpak.  Er zijn ontwikkelpunten geformuleerd ten behoeve van de verdere profilering van de supervisor in opleiding.  Er zijn alternatieven geformuleerd gericht op het zo zelfstandig mogelijk leren van de supervisant binnen supervisie.  De eigen vorm, klank en kleur worden onderbouwd met een theoretisch kader.  Videofragmenten dienen op USB-stick aangeleverd te worden bij de beoordelende docent. Deze worden ná voldoende beoordeling geretourneerd.  De schriftelijke producten worden hardcopy ingeleverd bij de docent en digitaal bij het secretariaat. De producten worden 5 jaar bewaard en vervolgens vernietigd. NB. Aan de toets van MDS1 moet voldaan zijn om deel te kunnen nemen aan MDS2. Herkansingen: Eén herkansing is bij de opleidingsprijs inbegrepen. Voor extra herkansingen hanteren wij een tarief van € 175,- per herkansing. Indien men instroomt aan het begin van MDS 2 wordt gestart met het opnemen van een videofragment (voor de overige supervisoren gelijk aan videofragment 2), op basis waarvan een verbatim wordt uitgeschreven en aan de hand waarvan men doelen formuleert voor MDS 2. U loopt
  • 16. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 16/26 nu gelijk met de supervisor in opleiding die MDS 1 direct voorafgaand aan MDS 2 aan de HU heeft gevolgd. Locatie & Groepsgrootte De opleiding vindt plaats in Utrecht. De groep bestaat uit minimaal 10 tot maximaal 18 deelnemers. Literatuur Verplicht: Bannink, F.(2012) Positieve supervisie en intervisie. Amsterdam: Hogrefe uitgevers. Jagt, N., Leufkens, N. en Rombout, T. (2006). Supervisie praktisch gezien, kritisch bekeken. Houten: Bohnn Stafleu van Loghum. Praag- van Asperen, H. van en Praag, P. van (Eds.) (2001). Handboek supervisie en intervisie. Leusden: De Tijdstroom. Ruiters, M. (2007). Liefde voor leren; Over diversiteit van leren en ontwikkelen in en van organisaties. Deventer: Kluwer. Aanbevolen: Banning, H. en Banning-Mul, M. (2010). Narratieve begeleidingskunde; Hoe het gebroken verhaal professioneel te waarderen. Soest: Nelissen. Boer, M., Hoonhout, M. en Oosting, J. (Red.) (2015). Supervisiekunde meerperspectivisch. Deventer: Vakmedianet. Budde, E. (2008). Wat woorden niet kunnen zeggen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Körver, S. en Regouin, W. (Red.) (2007). Professionele begeleiding en spiritualiteit; Pastorale supervisie nader verkend. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Tjin A Djie, K. en Zwaan, I. (2010). Beschermjassen, transculturele hulp aan families. Assen: Koninklijke Van Gorcum.
  • 17. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 17/26 Lesdagen De opleiding wordt aangeboden op woensdagen van 10.00 uur tot 17.00 uur. MDS1 Dag Thema 1. Contact-contract; afspraken, regels, procedures en materiaal; de startfase van een supervisieproces. 2. Verschillende begeleidingsvormen, leren, leerstijlen, leerprocessen leerklimaat scheppen. Procesmatig denken en handelen. 3. Reflecteren op werkervaringen en problematiseren tot leermateriaal. Integratie op 1e en 2e niveau. De leerweg in supervisie. 4. Socialisatieprocessen, projectie, identificatie, parallel processen, overdracht en tegenoverdracht herkennen en erkennen. De werking van het referentiekader van supervisor en supervisant. 5. Diversiteit vanuit caleidoscopisch perspectief. Omgaan met diversiteit binnen supervisie. 6. Gevoelens, emoties, lichamelijk gewaarzijn, focussen. Het gebruik van metaforen. 7. Bewust communiceren. handelingsrepertoire als supervisor: luisteren, samenvatten, vragen stellen, leerklimaat scheppen. interactie in supervisie: sturen, volgen, confronteren, non-verbale vormen, strategisch en communicatief handelen en omgaan met conflicten in de bemiddelingsrol. 8. Fasen in groepsontwikkeling; het werken aan en met de groep. 9. Positie innemen en hanteren van weerstand. De roos van Leary. 10. Evalueren, beoordelen en afsluiten. MDS2 Tijdens MDS 2 hanteren we een werkwijze uitgaande van het sociaal constructivisme. “Leren volgens het sociaal constructivisme is het ontwikkelen van het eigen kennissysteem op basis van de interactie met de eigen omgeving. Kennis wordt door constructivisten gezien als een individueel en uniek bezit van ieder mens, dat zich voortdurend ontwikkeld op basis van de interactie met zijn omgeving.”1 De kerngedachte van het constructivisme is dat leren altijd begint met de verkenning, bewustwording en activering van eigen voorkennis en kijk op de beroepspraktijk. Dat leren vindt plaats wanneer iemand in een voor hem betekenisvolle situatie een frictie ervaart tussen de eigen voorkennis en percepties en die van anderen en vervolgens gemotiveerd is die frictie op te lossen door doelgericht te leren, samen met medestudenten en docenten. Deze vorm van leren is cumulatief en de student geeft zelf sturing aan zijn leerproces. Leren is een ontdekkingstocht waarin je stap voor stap verder komt, stil staat bij wat je ontdekt en daarmee rekening houdt op je verdere tocht. We spreken daarom wel van een expeditiemodel.2 1 Gertjan Sinke http://www.competentonderwijs.nl/Anderslerenandersorganiseren.htm 2 Sanden, J.M.M. van der (2001) Opleiden vanuit een constructivistisch perspectief. In: Kessels, J.W.M. & Poell, R.F. (Red) Human Resource Development: organiseren van het leren, Uitgeverij Samson, pp. 53-66
  • 18. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 18/26 Thema’s en onderwerpen die aan de orde zullen komen:  ethische uitgangspunten en beroepsethiek;  het belang van supervisie in deze tijd;  grondhouding, waarden en normen van de supervisor; gedragscode voor supervisoren;  stromingen in supervisie en uw eigen profilering als supervisor;  inzicht in de verhouding tussen beroepsuitoefening van de supervisant en supervisie, het hanteren van de beroepscomponent in supervisie;  het organiseren van supervisie en het functioneren als supervisor in een organisatie;  contexten van supervisie: organisatie- en beleidsvraagstukken rond supervisie; het ontwikkelen van supervisiebeleid en het verantwoorden daarvan;  verschillende vormen van supervisie; individuele en groepssupervisie;  eigenheid: integratie 1e en 2e beroepssocialisatie; de mededelende supervisor;  het vormgeven van een eigen praktijk. Hiernaast bieden we de mogelijkheid voor een ieder om zich verder te ontwikkelen in specifieke supervisiekundige vaardigheden en methoden. (Hierbij valt te denken aan focussen, TA, NLP, Opstellingenwerk, Mindfulness, Metaforisch werken, de Oplossingsgerichte en de Narratieve benadering, etc.) De ‘expeditie’ aanpak: Vooraf worden n.a.v. de thema’s vragen, behoeftes en wensen geïnventariseerd. Op basis daarvan worden bijeenkomsten en/of workshops/ateliers georganiseerd. De deelnemers worden uitgenodigd om deze te organiseren en hieraan deel te nemen. Daarin krijgt iedereen de gelegenheid zijn persoonlijke talenten te tonen en nieuwe ervaringen op te doen. Openheid, betrokkenheid, gedeelde verantwoordelijkheid en zelfsturing kenmerken de werksfeer, waarin speelruimte ontstaat voor dialoog en het uitwisselen van ervaringen in een informele en inspirerende sfeer. De workshops duren gemiddeld twee uur waarna de resultaten, producten en/of werkstukken op een centrale plek gepresenteerd kunnen worden. Desgewenst wordt een toelichting gegeven op het eigen werk of wordt er feedback gegeven op dat van een ander. Het ‘expeditie’ proces wordt per thema ondersteund door experts, gastdocenten en/of acteurs.
  • 19. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 19/26 Bijlage: Het competentieprofiel van een supervisor3 Het beroepsprofiel van de supervisor is uitgedrukt in competenties. Het profiel benadrukt de contextafhankelijkheid en moet gelezen en begrepen worden in het licht van de omschrijving van supervisie, met als uitgangspunt ‘waardegebonden handelen’. Het profiel is hiermee/door onlosmakelijk verbonden aan de bijlage, waarin de omschrijving van supervisie en de verantwoording is opgenomen. In deze context kan het competentieprofiel begrepen, gebruikt en gedragen worden. Het supervisorschap kan als één samenhangende competentie weergegeven worden: een bekwaam supervisor kan zelfstandig op een professionele wijze supervisie geven. De kunst van het superviseren wordt hierbij opgevat als het bij voortduring behartigen van een achttal aspecten, die altijd in supervisie aan de orde zijn. Deze aspecten worden door de supervisor steeds op een bij de context passende wijze, meer op de voor- of juist meer op de achtergrond geplaatst. Aansluitend op bovenstaande omschrijving gaat het om de volgende deelaspecten die aan de samenhangende competentie 'supervisorschap' zijn te onderscheiden: Een bekwaam supervisor kan en zal … waar nodig … 1. samenwerking met supervisant(en) op een productieve wijze vormgeven; 2. omgaan met diversiteit van supervisanten; 3. faseren; 4. een krachtige leeromgeving scheppen; 5. de inbreng van een supervisant tot een supervisievraag ontwikkelen en houden en de begrensdheid daarvan ook bewaken; 6. werkcontext, supervisiecontext en andere relevante contexten hanteren; 7. het eigen handelen als supervisor expliciteren en verantwoorden; 8. zelfstandig de eigen professionele ontwikkeling als supervisor vormgeven. In het vervolg van deze paragraaf worden de competentieomschrijving en de onderscheiden deelaspecten verder toegelicht. Deze aspecten zijn vooral nodig bij het gesprek over de kwaliteit van een bepaald supervisoroptreden. Deelaspect 1. De supervisor kan samenwerking met supervisant(en) op een productieve wijze vormgeven. De supervisor kan functionele samenwerking – d.w.z. op een contract en kader gebaseerde interactie - tot stand brengen en onderhouden. De supervisor schept voor die samenwerking de passende werksfeer, waar nodig empatisch en waar nodig confronterend. Hij/zij creëert de benodigde condities, maakt expliciet hoe een heldere wederzijdse taakverdeling tussen supervisor en supervisant eruit ziet in deze context en zorgt voor een passende omgeving om de door de supervisant beoogde doelen te bereiken. De supervisor is – waar nodig – in staat om wat er relationeel tussen supervisor en supervisant(en) gebeurt aan de orde te stellen (metacommunicatie). De supervisor onderzoekt en stimuleert, waar nodig, het commitment van de supervisant om aan het afgesprokene in het contract te (blijven) werken en ook de begrensdheid 3 (Bron http://www.lvsc.eu/)
  • 20. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 20/26 daarvan te respecteren. Hij/zij kan grenzen trekken wanneer samenwerking (nog) binnen een supervisiekader niet zinvol of haalbaar is en kan ook de eigen beperkingen aangeven om bepaalde supervisierelaties (contracten) al dan niet aan te gaan. Waar nodig kan de supervisor wat zich aandient in de hier-en-nu situatie van een supervisiebijeenkomst benutten om de supervisievraag te actualiseren (kan daarbij gebruik maken van mogelijkheden tot ‘parallelprocessen’). Het hanteren van interactionele opgaven behoort vaak ook tot de werkcontext en taak van de supervisant. De supervisor kan in geval van groepssupervisie de interactie van de supervisanten onderling en met de supervisor inzetten ten behoeve van gestelde doelen t.a.v. de werkcontext en heeft daartoe zelf heldere sturingsregels ter oriëntatie. Een supervisor kan de eigen sturingsregels ook desgewenst in communicatie brengen (transparantie bieden). Voorbeelden waaraan bij dit deelaspect gedacht kan worden: De supervisor kan en zal waar nodig...  de taakverdeling van supervisor en supervisant verhelderen;  contact maken, d.w.z. wisselend met zichzelf (introspectie) en met de supervisant;  de verwachtingen en het contract verhelderen;  de eigen grenzen aangeven;  de dubbele contractering met supervisant en opdrachtgever hanteren;  aangesproken worden - vooraf dan wel achteraf - op overwegingen, keuzes en handelen als supervisor (transparantie);  de eigen reflection in action als supervisor expliciet maken;  gespreksvaardigheden inzetten (o.a. gebruikmaken van – uitnodigingen tot - metacommunicatie);  afwisselend inzetten op bestendigen en nuanceren;  structuur en ruimte bieden (soepelheid voor het onverwachte);  gebruikmaken van empathie;  kunnen confronteren;  selectief en authentiek teruggeven aan supervisanten wat ‘verschil kan maken, wat er toe doet’ gebaseerd op eigen gewaarwording van wat zich afspeelt in de interactie met supervisanten;  de interactie gebruiken om de supervisievraag te bewerken;  veelzijdige partijdigheid vormgeven;  voorstellen doen en gelegenheid bieden aan supervisanten om mee te sturen;  onderscheid maken tussen inhoud, procedure en betrekkingsaspecten;  bij meerdere supervisanten de onderlinge interactie stimuleren, gericht op leren van werkervaringen;  afwisselend kunnen luisteren en initiëren (receptief - actief);  samenvatten of de supervisant(en) daartoe zelf uitnodigen;  relevante vragen stellen en ruimte bieden tot reflecteren op interactie;  afstand en nabijheid hanteren;  feedback geven en ontvangen;  zelf afspraken nakomen en erop toezien/signaleren dat de supervisant dat ook doet;  concepten over weerstand herkennen, bekritiseren en die fenomenen zelf hanteren;  concepten over overdracht en tegenoverdracht herkennen, bekritiseren en die fenomenen zelf als supervisor hanteren;
  • 21. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 21/26  zelf model staan in interactie als het gaat om contact maken en de 'ontmoeting met de vreemde Ander'. Deelaspect 2. De supervisor kan omgaan met diversiteit van supervisanten. De supervisor kan zijn/haar optreden variëren naargelang de individualiteit van supervisanten. Hij/zij kan de bijzonderheden, grenzen en mogelijkheden van supervisanten herkennen vanuit hun achtergrond naar cultuur, sekse, klasse, leerstijl, gender, leeftijdsfase, ervaring, religie/levensbeschouwing. Een supervisor kan supervisanten ook stimuleren zelf met deze diversiteitbril op te leren kijken en hun waarnemingen te verdisconteren in hun handelen. Een belangrijk onderscheid is ook het kunnen hanteren van het verschil tussen aandacht voor het individu en voor het functioneren van de groep als geheel binnen supervisie. Voorbeelden waaraan bij dit deelaspect gedacht kan worden: De supervisor kan en zal waar nodig…  onderscheid maken tussen individu en groep en de eigen dynamiek ervan herkennen;  overeenkomsten en verschillen zien tussen supervisanten;  manieren van omgaan met verschil en overeenkomst herkennen en hanteren;  verschil in leerstijl, cultuur, sexe, klasse, generatie, levensbeschouwing/religie, ervaring, opleidingsniveau herkennen en hanteren;  kunnen onderhandelen;  verschillende belangen en standpunten naast elkaar laten bestaan;  eigen grenzen aangeven;  onderscheid maken in meningen, belangen en principes;  meta-communiceren over verschillen;  het verschil tussen debat en dialoog onderscheiden en hanteren;  eigen mate van affiniteit met werkvelden en vraagstukken herkennen om met vragen van een supervisant wel of juist niet ‘in zee te gaan’. Deelaspect 3. De supervisor kan faseren De supervisor kan variëren naar gelang de fasen van het supervisieproces (begin, midden, eind). Zowel voor het supervisietraject als geheel als per bijeenkomst. Onderdelen daarvan zijn o.a. het structureren van de tijd en van het leerproces; dit loopt van de timing van de volgende bijeenkomst en het structureren van de afzonderlijke bijeenkomsten tot een samenhangend geheel, tot keuzen van thema’s en stappen die nu het beste gedaan kunnen worden om het beoogde resultaat te kunnen behalen. De bedoeling van dit alles is dat de supervisant het belang van deze structurering in de supervisiebijeenkomsten en ook in het eigen werk herkent en onderkent en steeds meer zelf ook voor zijn/haar rekening gaat nemen. Voorbeelden waaraan bij dit deelaspect gedacht kan worden: De supervisor kan en zal waar nodig...  de opgave wat er per fase te doen staat herkennen en hanteren;  structuur geven (begin, midden en eind) aan het traject en per bijeenkomst beginnen;  de verbinding van de ene bijeenkomst naar de volgende maken;  het ritme van bijeenkomsten bewaken;  afronden;
  • 22. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 22/26  plannen en beslismomenten daarin markeren;  onderscheid maken in langere en kortere termijn; Deelaspect 4. De supervisor kan een krachtige leeromgeving scheppen. Het is de taak van een supervisor om zoveel als mogelijk beoogde leerprocessen te faciliteren en daarnaast ook oog te hebben voor ‘ongezochte vondsten’ ( als resultaten van onbedoeld leren). De supervisor stimuleert het supervisieleren en daaraan zijn de volgende aspecten te onderscheiden. De supervisor…  biedt waar nodig zijn/haar begeleidingsexpertise aan, om de supervisant(en) zinvol zijn doelen te kunnen laten expliciteren en aan relevante praktijkmomenten te kunnen koppelen, om van daaruit aan te kunnen laten werken;  kan de supervisant stimuleren om het eigen leerproces op een dominant ervaringsgerichte manier aan te pakken;  stimuleert zoveel als mogelijk de zelfregulering van de supervisant t.a.v. het eigen leren van werkervaringen en past daar de eigen externe sturing op aan;  houdt ook rekening met contextsturing die relevant is en is er op gericht dat de supervisant dit in toenemende mate ook steeds zelf voor zijn/haar rekening neemt alsdeze dat nog niet zelf doet;  houdt het leren van de supervisant gericht op leren van diens werkervaringen met het oog op optimalisering van diens kwaliteit van professionele werkuitvoering. Een supervisor zoekt ook naar passende manieren om de supervisant uit te nodigen in zijn/haar eigen werkcontext het eigen functioneren te onderzoeken en nodigt uit om mogelijkheden te vinden om in die praktijk te oefenen met dat wat beoogd wordt om te leren;  stimuleert het leren van en aan anderen (in supervisie en werk);  kan opties voorleggen voor een mogelijk passend ontwikkeltraject (ontwerpen van stappen);  kan input leveren op het punt van nuttige werkvormen die bij het leerproces bruikbaar zijn;  kan waar nodig stimuleren tot ‘leren van binnen naar buiten’, d.w.z. leren met behulp van reflectie middels vragen / confrontaties support etc.;  blijft met regelmaat aandacht schenken aan de leeractiviteiten van de supervisant om gaandeweg de ontwikkelroute te blijven evalueren, bijstellen en monitoren van de voortgang van het leren en van kwaliteitsverbetering van werken in de richting van het beoogde resultaat;  kan uitnodigen om in groepsverband de interactie in de supervisiesituatie zelf te benutten ten behoeve van het leren van alle betrokkenen (leren van elkaar bevorderen). Voorbeelden waaraan bij dit deelaspect gedacht kan worden: De supervisor kan en zal waar nodig...  werkvormen aandragen die uitnodigen tot leren;  voorstellen doen om een leerweg in stappen te kunnen verdelen;  reflectie richten op gender, waardenoriëntatie en multiculturaliteit;  reflectie richten: op bijvoorbeeld persoonlijke normen en waarden, op eisen en verwachtingen vanuit de werksituatie en op druk en appel vanuit beroeps- en maatschappelijke ontwikkelingen;  reflectie richten op het kritisch bekijken van eigen functioneren van de supervisant(en) op het maken van verantwoorde professionele keuzes;  behulpzame oefeningen bedenken en voor leggen;  de aandacht richten op het consolideren van leerresultaten;
  • 23. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 23/26  hulp bieden om leervragen smart te maken;  het leren van fouten faciliteren;  tegenslag hanteren;  de wil tot veranderen en angst voor verandering er beiden laten zijn;  leeractiviteiten van een supervisant onderkennen (o.a. de motor aanzetten);  een reflectieverslag lezen er mee werken en weet wanneer dit nodig is;  verschil naar leerstijlen hanteren;  variëren naar externe sturing gezien de mate van zelfsturing van de supervisant;  voorbeeldgedrag laten zien;  onderscheid maken naar single loop, double loop en triple loop leren en kan dat herkennen in de vraag van de supervisant;  supervisie op leren gericht houden eventueel naast oplossingsgericht werken;  beoogde resultaten concretiseren en werkbaar maken;  teleurstellingen herkennen en functioneel maken;  onderscheid maken tussen doelen/resultaten en processen;  stimuleren van zelfsturing als belangrijk kenmerk van dat resultaat;  een helder onderscheid maken tussen externe sturing als supervisor en zelfsturing van de supervisant;  resultaten monitoren (controle op de voortgang, eventueel bijsturen);  evalueren en beoordelen;  resultaten zichtbaar maken;  onderscheid maken in resultaat en wijze waarop dat behaald wordt;  hoofd- en bijzaken onderscheiden en daarop sturen;  realistisch beoordelen wat haalbaar is. Deelaspect 5. De supervisor kan de inbreng van de supervisant in een supervisiecontext tot een supervisievraag maken en houden Het gaat hier om het kunnen taxeren welke vraagstellingen gebaat zijn bij een benadering via de methode supervisie. De vraag van de (a.s.) supervisant moet gerelateerd worden aan supervisie en/of andere begeleidingsvormen. Als supervisie als begeleidingsvorm zinvol is of geboden is (vanuit de context) moet bewaakt worden dat de geboden begeleidingsvorm supervisie blijft en zeker niet onbereflecteerd een overgang gemaakt wordt naar andere vormen van begeleiding. Bewaken dat het gaat over werk en (ervaringsgericht) leren van werk en zelfregulering daarin door de supervisant zelf. Het is hierbij nodig dat de supervisor zelf helder voor ogen heeft staan hoe supervisie ten opzichte van andere vormen van begeleiding afgebakend wordt. Voorbeelden waaraan bij dit deelaspect gedacht kan worden: De supervisor kan en zal waar nodig...  herkennen of de vraag van een (potentiële) supervisant een vraag is die zinvol m.b.v. de methode supervisie valt te bewerken;  als de context aangeeft dat supervisie geboden is, ervoor zorg dragen dat het ook supervisie blijft (grenzen aangeven en eventueel doorverwijzen);  voortdurende gericht zijn op het onderzoeken van de wijze van waarnemen en betekenisgeving van de supervisant en de invloed daarvan op diens professionele handelen;
  • 24. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 24/26  stimuleren dat de supervisant het onderzoek van het eigen ‘raster’ zelfstandig ter hand neemt en komt tot handelingsalternatieven die als een verbetering van het eigen professionele handelen kunnen worden gewaardeerd;  de basiscondities van supervisie verzorgen, zoals frequentie, pendel tussen leren en werken, aantal bijeenkomsten en ervaringsgericht, werkgeoriënteerd en reflectiegericht leren van werkervaringen;  eigen beperkingen en mogelijkheden als begeleider/supervisor inschatten en eventueel in gesprek brengen;  omgaan met life-events en inschatten wat de plek daarvan kan zijn ;  uitleggen en laten ervaren wat supervisie is in vergelijking tot andere vormen van begeleiding. Deelaspect 6. De supervisor kan de werkcontext, de supervisiecontext en eventueel andere relevante contexten in de supervisie hanteren De supervisor betrekt - vanuit een onafhankelijke of meerzijdig partijdige positie – aspecten die in verschillende contexten meespelen bij het supervisieleerproces van de supervisant. Van groot belang is hier de functie/organisatie en beroepscontext van de supervisant(en). Hij/zij nodigt de supervisant uit deze contextgevoeligheid vooral ook zelf te ontwikkelen, gericht op de beroeps-, opleidings- en organisatiecontext en de politiek/maatschappelijke context van de supervisant en zijn werk. Mochten in de loop van het leerproces ‘uitstapjes’ naar de privé-context van de supervisant nodig zijn, dan starten die vanuit een gerichtheid op werk- en leerdoelen. De bewerking van deze niet-werkervaringen geschiedt ook met het oog op verheldering van het functioneren in de werkcontext en verbetering van het handelingsrepertoire daarin of op het behartigen van de leercondities in supervisie zelf. De supervisor dient ook supervisie te kunnen organiseren en daarvoor de benodigde randvoorwaarden te kunnen creëren. Tevens dient een supervisor een bijdrage te leveren aan het verankeren van supervisie in het organisatiebeleid. De supervisor ziet supervisie ook in zijn eigen context (contractering in relatie tot de opdrachtgever). Hij/zij heeft oog voor beleidsaspecten en randvoorwaarden wat betreft de inzet van begeleiding - in het bijzonder van supervisie - en is in staat die zaken onder de aandacht te brengen van beslissers. Het komt er op neer dat de supervisor…  kan werken met het relevante beroepsprofiel in de werkcontext van een supervisant en de daarmee samenhangende ethische implicaties;  kan werken met het beroepsprofiel van een supervisor;  oog heeft voor de discrepanties tussen het eigen ‘beroep van oorsprong’ en de invloed daarvan op het functioneren als supervisor en de invloeden daarvan kan hanteren ;  oog heeft voor beoordelingscriteria op basis van opleidings- en/of functie dan wel beroepsprofielen;  de supervisant uitnodigt om de supervisievraag ook te plaatsen binnen diens totale omgeving (systematisch kijken); dit laatste punt betekent o.a. dat de supervisant gestimuleerd wordt om - naast de eigen drijfveren, missies emoties, overtuigingen en normen/waarden - ook relevante omgevingsfactoren (organisatie, culturen, beroep en maatschappij) te betrekken bij de eigen waarneming en betekenisgeving en de implicaties voor feitelijk en gewenst professioneel handelen;  bewaakt dat er door middel van tussentijdse opdrachten geoefend wordt in de concrete werkcontext: de werkcontext als bron van te onderzoeken ervaringen en als oefenmogelijkheid met nieuw gedrag.
  • 25. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 25/26 Voorbeelden waaraan bij dit deelaspect gedacht kan worden: De supervisor kan en zal waar nodig...  organisatorische en maatschappelijke ontwikkelingen signaleren;  een actorgerichte en systeemgerichte manier van kijken hanteren;  oefenmogelijkheden in de werkpraktijk bedenken;  randvoorwaarden zien om resultaat van supervisie te consolideren in de organisatie;  adviseren aan beslissers in de organisatie met betrekking tot de inzet van begeleiding;  de grens bewaken van begeleiding en leidinggeven;  als professional acquisitie plegen;  contracteren met supervisanten en opdrachtgever;  rekening houden met posities, communicatielijnen en procedures;  de supervisant niet in loyaliteitsconflict met de organisatie brengen;  de rapportage van resultaat van supervisie (liefst door de supervisant zelf) stimuleren;  randvoorwaarden voor supervisie organiseren. Deelaspect 7. De supervisor kan het eigen handelen expliciteren en verantwoorden De supervisor is bereid en in staat om zijn eigen intenties te onderzoeken en in staat om, waar nodig, gemaakte keuzes en interventies duidelijk te maken en te verantwoorden. De supervisor kan expliciteren en verantwoorden en daarbij variëren - in taal/referentiekader - naargelang de gesprekspartner. De transparantie geldt vooral in de richting van de supervisant, zodat deze de kans krijgt zo optimaal mogelijk mee te sturen op inhoud en vormgeving van het supervisietraject, maar transparantie is ook nodig naar opdrachtgevers, collega’s en het ‘forum van professionals’. Voorbeelden waaraan bij dit deelaspect gedacht kan worden: De supervisor kan en zal waar nodig...  uitgangspunten van het vakgebied betrekken bij keuzes en handelen;  alertheid en sensitiviteit laten zien voor gevolgen van eigen handelen op anderen;  overwegingen, keuzes en handelen voorleggen;  vooraf en achteraf aanspreekbaar zijn op eigen handelen;  eigen overwegingen en optreden verantwoorden;  overwegingen expliciet maken passend bij de gesprekspartner;  eigen ‘normatief professionele‘ keuzes expliciteren en verantwoorden;  reflecteren;  open staan voor feedback;  zorgvuldig omgaan met informatie;  zich houden aan relevante codes;  de eigen ‘organiserende principes’ benoemen.
  • 26. Studiegids Post-bachelor Supervisorenopleiding © Hogeschool Utrecht, juni 2016 26/26 Deelaspect 8. De supervisor kan zelfstandig de eigen professionele ontwikkeling vormgeven De supervisor kan een reële zelfbeoordeling maken en is in staat om keuzes te maken omtrent de eigen ontwikkelpunten, daar zelfstandig een ontwikkelweg voor te ontwerpen en ook daadwerkelijk verbeteracties te ondernemen. De eigen ‘doorgroeibekwaamheid’ wordt hiermee vormgegeven. Naar de mate van senioriteit van de supervisor kan dit ook uitmonden in het leveren van een bijdrage aan de beroepsgemeenschap van supervisoren (methodiekontwikkeling). Een supervisor is ook in staat zelf actief te participeren in een intervisiegroep met collega-supervisoren. Hij/zij is in staat daar een positie als lerende in te nemen en voor collega’s een leerzame omgeving te bieden. Voorbeelden waaraan bij dit deelaspect gedacht kan worden: De supervisor kan en zal waar nodig...  tijd maken voor eigen ontwikkeling;  eigen verwachtingen expliciet maken m.b.t. eigen ontwikkeling;  een reële zelfbeoordeling maken;  prioriteren m.b.t. de eerstvolgende stappen;  concrete afspraken maken en die ook daadwerkelijk vormgeven;  anderen, waar nodig, inschakelen (netwerken);  weloverwogen risico’s nemen;  kritisch zijn t.a.v. eigen prestaties;  een passende leeromgeving voor zichzelf scheppen;  eigen ervaringen en die van anderen benutten voor ontwikkeling;  vragen om feedback en daar iets mee doen;  zich op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen op zijn vakgebied;  deelnemen aan een intervisiegroep van supervisoren.