1. Ellen White
Beschamende mislukte profetieën
By Brother Anderson
Vertaling Maikel Veldkamp
Mevrouw White deed een aantal mislukte voorspellingen over de spoedige wederkomst van Christus,
vooral in haar vroege jaren. De meest spectaculaire daarvan was een specifieke voorspelling die werd
gedaan tijdens een conferentie van gelovigen in 1856. Deze verklaring werd later gepubliceerd in het
boek Testimonies en kreeg brede aandacht binnen de SDA-kerk. Mevrouw White beweerde dat haar
was verteld dat enkele van de aanwezigen op de conferentie van 1856 zouden worden verheerlijkt:
“Mij werd het gezelschap getoond dat op de conferentie aanwezig was. De engel
zei:' Sommigen voedsel voor wormen, sommigen voor de zeven laatste plagen, en
anderen zullen leven en op aarde blijven om te worden verheerlijkt bij de komst
van Jezus.”¹
Analyse
Mevrouw White had naar verluidt een visioen waarbij ze het lot liet zag van de mensen die op de
conferentie waren. Ze stelt specifiek dat sommigen van hen de zeven laatste plagen zouden ondergaan,
en sommigen zouden nog leven als Jezus terugkeerde. De White’s hadden zoveel vertrouwen in dit
'visioen' dat het in Mevr. White's Testimonies to the Church werd gepubliceerd en wijd werd verspreid.
Aan het begin van de twintigste eeuw waren echter al degenen die de conferentie bijwoonden,
overleden. Dit gaf de ZDA-kerk het dilemma om te proberen erachter te komen hoe ze een dergelijke
prominente profetische mislukking konden verklaren.
De Bijbel laat er geen twijfel over bestaan dat wanneer een profeet een voorspelling doet die niet
uitkomt, die profeet niet namens God spreekt:
“als een profeet spreekt in de naam des Heren en zijn woord wordt niet vervuld en
komt niet uit, dan is dit een woord, dat de Here niet gesproken heeft; in overmoed
heeft de profeet het gesproken, gij zult voor hem niet vrezen.” (Deut. 18:22)
Liegen Gods engelen?
Om de verklaring van Ellen White te geloven, moet men concluderen dat de engelen leugenaars zijn.
Waarom? Let op wat Jezus zei over Zijn terugkeer:
“Doch van die dag en van die ure weet niemand, ook de engelen der hemelen niet,
ook de Zoon niet, maar de Vader alleen.” (Matt. 24:36)
Jezus zei dat alleen de Vader de dag kent. De engelen kennen de dag van de wederkomst van Christus
niet! De wederkomstdatum is een geheim dat alleen God kent. Het eigenlijke doel van Christus die
deze verklaring aflegt, is ons te waarschuwen geen mens of engel te geloven die beweert de dag van
Christus 'wederkomst’ te kennen.
Als de engelen de dag van de wederkomst van Christus niet kennen, hoe konden ze dan Ellen White
vertellen dat sommige van de aanwezigen op de conferentie van 1856 zouden worden verheerlijkt?
Ging God tegen het Woord van Christus in om de engelen het geheim te vertellen? Overweeg dit:
2. God is alwetend. Hij kent de toekomst. God kent de exacte dag en het exacte uur dat Hij naar de
aarde terugkeert (Matt. 24:36). Hij heeft die exacte dag en exact uur gekend sinds de wereld
werd geschapen.
God "kan niet liegen" (Titus 1: 2). Daarom is het absoluut onmogelijk dat God tegen Zijn
engelen had kunnen zeggen dat Hij terugkeerde binnen de levensduur van de mensen op de
conferentie van 1856. Als Hij zijn engelen had verteld dat hij terugkeerde in de jaren 1800,
terwijl hij al die tijd wist dat de dag en het uur nog ver in de toekomst lagen, dan zou Hij een
leugenaar zijn.
Dus waarom zou God dan - terwijl hij de hele tijd van van Jezus’ terugkeer wist - Zijn engel toestaan
om Zijn profeet iets te vertellen waarvan Hij wist dat het NIET zou gebeuren?
Eén ding is zeker: als een engel wel aan Ellen White gezegd had Christ zou terugkomen wanneer
sommigen op die conferentie nog leefden, was het niet een engel van God!
Een ononderbroken reeks mislukte profetieën over de wederkomst van Christus
De voorspelling van 1856 was slechts één van een lange reeks niet-succesvolle voorspellingen van de
terugkeer van Christus door Ellen White. Lucinda Burdick, een vriendin van mevrouw White in de
jaren 1840, legt uit hoe mevrouw White vaak de wederkomst van Christus voorspelde:
'Ik maakte begin 1845 kennis met James White en Ellen Harmon (nu mevrouw White). ... Ze
deed alsof God haar dingen liet zien die niet gebeurden. Eens zag ze dat de Heer in Juni 1845 de
tweede keer zou komen. De profetie werd besproken in alle kerken, en in een kleine 'gesloten
deur krant' gepubliceerd in Portland, Me. Tijdens de zomer, na het verstrijken van juni, hoorde
ik een vriend haar vragen hoe ze het visioen verklaarde? Ze antwoordde dat 'zij het haar
vertelden in de taal van Kanaän, en zij de taal niet verstond; dat de Heer de volgende september
zou komen, en de tweede groei van gras in plaats van de eerste in juni'. September ging voorbij,
en er zijn er nog vele maanden meer voorbijgegaan, en we hebben de Heer nog niet gezien. Het
werd al snel voor alle openhartige personen duidelijk dat veel dingen 'verteld moesten zijn in
de taal van Kanaän', of iets anders waardoor ze het niet kon begrijpen, aangezien er
herhaaldelijk mislukkingen waren. Ik kon er vele noemen waarvan ik zelf wist.
'Op een keer, toen ze op weg waren naar het oostelijke deel van Maine, zag ze dat ze grote
problemen zouden hebben met de goddelozen, gevangen gezet zouden worden, enz. Dit
vertelden ze in de kerken toen ze die langsgingen. Toen ze terugkwamen, zeiden ze dat ze een
heerlijke tijd hadden. Vrienden vroegen of ze problemen bij de goddelozen – de gevangenen -
moeilijkheden had opgemerkt? Ze antwoordden: 'Helemaal geen.' Mensen in alle kerken
begonnen al snel hun ogen te openen en namen een ferm standpunt tegen haar visioenen; en
zodra men dat deed, zag ze die mensen 'met vlekken op hun kleding', zoals ze het vaak
uitdrukte. Ik was persoonlijk bekend met verschillende predikanten, die ze in het koninkrijk zag
gaan met 'O, zulke schitterende kronen, VOL sterren'. Zodra ze tegen de visioenen opkwamen,
zag ze diezelfde mensen 'ten dode opgeschreven, verdoemd en voor altijd verloren, zonder
hoop.’²
Ondanks haar mislukkingen in 1844 en 1845 bleef mevrouw White de aanstaande terugkeer van
Christus voorspellen. Ze had een visioen op 18 november 1848 in Dorchester en Joseph Bates
publiceerde in 1849 een transcript daarvan in zijn boek The Seal of the Living God. In dat visioen zei
Ellen White:
'De tijd van benauwdheden is begonnen, de reden waarom de vier winden niet zijn
losgelaten, is omdat de heiligen nog niet allemaal verzegeld zijn ...'
3. Bates voegde zijn stem bij die van Ellen White en kondigde aan dat de 'tijd van benauwdheid is
begonnen'.
In de zomer van 1849 trof een cholera-epidemie Amerikaanse steden, waarbij honderden doden vielen.
Mevrouw White zag deze gebeurtenis blijkbaar als een vervulling in de eindtijd van Jezus' profetie van
"pestilenties" en andere gebeurtenissen die het "begin van weeën" waren (Matt. 24: 7-8). Ze bezorgt
haar lezers angst met een grafische voorspelling dat ze binnenkort met lijken omringd zullen zijn:
'Wat we hebben gezien en gehoord van de pestilentie, is nog maar het begin van wat
we zullen zien en horen. Spoedig zullen de doden en stervenden overal om ons heen
zijn.'³
Niet lang nadat deze profetie was opgetekend, eindigde de epidemie en kwamen de Verenigde Staten
terecht in een periode van relatieve vrede en welvaart die vele jaren duurde. Het bovenstaande citaat
werd verwijderd toen dat passage 33 jaar later opnieuw in Early Writings (1882) werd gepubliceerd.
Dankzij de vooruitziende blik van degenen die het stilletjes hebben verwijderd, zijn maar weinig
adventisten zich bewust van deze 'geïnspireerde' profetie.
In maart 1849 schreef mevrouw White aan zuster Hastings:
'Nog een paar dagen hier zwoegen en dan zijn we vrij.
De tijd is kort; laten we vasthouden tot het einde.' ⁴
Op 24 maart 1849 kreeg mevrouw White een visioen over een naamloze man:
'Ik zag dat deze persoon een vat van toorn was dat geschikt was voor vernietiging, gereserveerd voor
de zeven laatste plagen ...'⁵
Die man stierf lang geleden zonder ooit de 'zeven laatste plagen' te hebben meegemaakt, zoals
mevrouw White voorspelde op basis van wat ze 'zag' in een visioen. Dit is nog een definitief bewijs dat
haar visioenen vals zijn.
In ‘Review’ van 1 augustus 1849 geeft mevrouw White aan dat men zich toen in de verzegelingstijd
bevonden:
"Satan gebruikt nu elk middel in deze verzegelperiode ... Ik zag dat Satan op deze
manieren aan het werk was om Gods volk af te leiden, te misleiden en weg te
trekken, juist nu in deze verzegelperiode."
In april 1850 beweerde mevrouw White dat de laatste zifting was begonnen:
'De machtige zifting is begonnen.' ⁶
Ondertussen beweerde haar man James dat het vertrek van Gods volk uit Babylon (Openbaring 18: 4)
al was voltooid:
'Babylon, de nominale kerk is gevallen. Gods volk is uit haar gekomen. Ze is nu de' synagoge van
Satan (Openbaring 3: 9).' ‘…zij is geworden een woonplaats van duivelen, een schuilplaats van alle
onreine geesten en een schuilplaats van alle onrein en verfoeid gevogelte (Openbaring 18: 2).' ⁷
Op 27 juni 1850 schreef mevrouw White dat de mensen zich nog maar een paar maanden moesten
voorbereiden:
'Mijn begeleidende engel zei:' De tijd is bijna voorbij. Maak je klaar, maak je klaar, maak je klaar. ' (...)
nu is de tijd bijna voorbij ... en wat we jaren hebben geleerd, zullen ze in een paar maanden moeten
leren. '⁸
Dit is een zeer belangrijke verklaring. Mevrouw White zei dat de waarheden die zij en haar
medewerkers vijf jaar hadden geleerd, door nieuwe bekeerlingen binnen een paar maanden zouden
moeten worden geleerd.
4. In september 1850 waarschuwde mevrouw White dat Jezus bijna klaar was met zijn werk in het
Allerheiligste:
'Ik zag dat de tijd dat Jezus in het heilige der heilige moest zijn, bijna voorbij was, en die tijd kan
maar heel weinig langer duren. (...) De verzegelingstijd is erg kort en zal spoedig voorbij zijn.'⁹
Mevrouw White beweerde in 1854: 'Ik werd getoond hoe kort de tijd is.'¹⁰ Wie zou haar iets hebben
laten zien dat volkomen vals bleek te zijn? Niet God!
Toen Christus in de jaren 1850 niet zoals verwacht terugkeerde, stopte mevrouw White geleidelijk met
het maken van specifieke voorspellingen over zijn terugkeer. Haar verklaring op de conferentie van
1856 was een van de laatste keren dat ze een specifieke voorspelling deed over de tijd van de
wederkomst van Christus. De laatst bekende stamt uit 1888:
‘Het uur zal komen; het is niet ver weg, en sommigen van ons die nu geloven,
zullen op aarde in leven zijn en zullen de voorspelling bevestigd zien worden, de
stem van de aartsengel en de bazuin van God horen die galmt door berg en vlakte
en zee naar de uiterste delen van de aarde.’ ¹¹
Het is 132 jaar geleden dat Ellen White deze valse profetie deed, en iedereen die deel uitmaakte van de
'sommigen van ons' die ze toesprak, is nu overleden. Net als al haar eerdere profetieën over de
wederkomst van Christus, heeft de tijd bewezen dat haar visioenen vals zijn.
Zie ook
o Your Questions Answered - Was Ellen White like Jonah?
o Mrs. White's failed predictions about people
Citaten
1. Ellen White, Testimonies, Vol. 1, p. 131.
2. Miles Grant, An Examination of Mrs. Ellen White's Visions (Boston, Massachusetts: Advent Christian
Publication Society, 1877).
3. Ellen White, Present Truth, Sept. 1849.
4. Ellen White, Letter 4, 1849 to Brother and Sister Hastings, March 22 from Topsham, Maine.
5. Ellen White, Manuscript 7, 1849, written March 24, at Topsham, Maine.
6. Ellen White, Present Truth, April, 1850. Ellen White said in 1861, "...we believe the shaking time has come."
(Letter 5b, 1861, to Lucinda Hall) Letter 5b, 1861, to Lucinda Hall
7. James White, Present Truth, April, 1850.
8. Ellen White, Early Writings, pp. 64-67. In Letter 30, 1850, to Brother and Sister Loveland, in a section as of yet
unreleased by the White Estate (as of Dec. 26, 2018), Ellen White wrote: "Time is almost finished."
9. Ellen White, Experience & Views, pp. 46-47.
10. Ellen White, Manuscript 6, 1854, para. 2.
11. Ellen White, Review and Herald, July 31, 1888, para. 9.