2. Hoe ziet deze dag er uit
• Voorstellen
• Algemene Forensische Psychiatrie.
• Inleiding onderwerp
• Observeren en interpreteren
• Vroegsignaleren
• Casus en interactief gedeelte
• Wat er nog ter tafel komt
3. • Ik werk als teamleider/SPV binnen de
Forensische Psychiatrische Polikliniek (FPP)
van de Reinier van Arkel groep.
• De hoofdlocatie is ‘s-Hertogenbosch en de twee
satelliet afdelingen zijn Helmond en Oss.
• De laatst genoemde zal medio juli 2010
operationeel worden.
• Ik werk naast het teamleider schap ook als SPV
• Als extra expertise richt ik me op de agressie
gerelateerde delicten. Denk aan impulscontrole
verlies, huiselijk geweld en relatie problematiek.
In dit kader heb ik zitting in de twee
veiligheidshuizen. ( de casus overleggen
Huiselijk geweld, Veelplegers, Inrichting voor
Stelselmatige Daders (ISD maatregel), Nazorg
en resocialisatie.
4. Doel van vandaag
• Na het volgen van dit college is de student instaat;
• Een vroegsignaleringsplan te maken.
• Kan vroege interventies inzetten en aanleren.
• Kent de risico verhogende factoren die tot agressie
kunnen leiden.
• Heeft inzicht in de factoren, binnen de verschillende
leeftijdsgroepen die, die een aanzet geven tot
agressie.
• Heeft van de forensische signalen.
• Levert als SPV een bijdrage aan de forensische
preventie.
7. “Vroegsignalering bij adolescenten met
aressiehanteringsproblemen binnen de ambulante sociale psychiatrie”
Je nadert een risicovolle situatieJe nadert een risicovolle situatie
8. Het zijn de risicofactoren die tevens
de beschermende factoren kunnen
zijn
• Gezinssamenstelling en
gezinsontwikkeling (socialisatie ouders,
milieu, KOPP, traumatische ervaringen)
• Vrienden (Peergroep), kennissen,
Onderwijs en vrije tijd contacten
(sportvereniging).
• Psychiatrische stoornissen die tot agressie
kunnen leiden.
13. Er zijn drie modellen
signaleringsplannen te
onderscheiden
• Het basis model
• Het fasen model
• Het ‘omvattende’ model
14. Het preventief werken zit de SPV
in het bloed
• De SPV moet overtuigd zijn van het nut van
herkenning en monitoring van vroege
voortekenen.
• De SPV accepteert de gepresenteerde
richtlijnen.
• De SPV is competent in het uitvoeren hiervan.
• Als de cliënt gebruikt maakt van een organisatie
moeten deze de randvoorwaarden in termen van
tijd en deskundigheidsbevordering waarborgen
15. De methodiek moet voldoen aan de
volgende voorwaarde
• De methodiek moet eenduidig zijn.
• De methodiek moet gemakkelijk inpasbaar zijn
in de reguliere werkwijze van de hulpverlener.
• De methodiek moet eenvoudig zijn en goed te
begrijpen door de specifieke doelgroep.
• De methodiek moet evalueerbaar zijn.
• De methodiek moet uiteindelijk gaan voldoen
aan de eisen van de evidence-based
16. de belevingswereld van de cliënt
als het vertrekpunt
• de dagelijkse realiteit van de cliënt.
• de doelen die de cliënt zichzelf stelt.
• de ontwikkelingsfase waarin de cliënt
zich bevindt.
• het spreken van de taal van de cliënt
17. • Het vroegsignaleringsplan is opgebouwd
in 5 fasen.
• de voorbereidingsfase
• de inventarisatiefase
• de monitoring
• actiefase
• evaluatie en bijstellingsfase
18.
19. Fase 1 de voorbereidingsfase
Kenmerken van de client en het sociale netwerk
• Doel: het beschrijven en analyseren van een
aantal specifieke kenmerken van de cliënt en het
sociale netwerk. Deze kenmerken zijn van
invloed op een effectieve toepassing van het
vroegsignaleren en vroege interventies.
• Werkwijze: het interview en de intake van de
cliënt, interview van het sociaal netwerk of leden
van het onderwijs of politie, dossierstudie, en
multidisciplinair overleg tijdens de patiënten
bespreking
21. Factoren uit het sociale netwerk
• Het is belangrijk bij het opstellen van een
vroegsignaleringsplan dat bij de
hulpverlener bekend is wie en hoe het
sociale netwerk er van de cliënt uitziet
22. Fase 2 de inventarisatiefase van
vroege voortekenen
• Doel: Het opstellen van een beschrijving van de
belangrijkste vroege voortekenen
• Werkwijze: Bij de inventarisatie van de vroege
voortekenen wordt gebruik gemaakt van meerdere
informatiebronnen; n.l. Informatie van de cliënt zelf,
informatie van het sociale netwerk, informatie van
de hulpverlening.Belangrijk hierbij is dat het tempo
van de cliënt gevolgd word, geef op de persoon
afgestemde
• Voorlichting, daar waar kennis en inzicht ontbreekt Maak
waar nodig gebruik van huiswerkopdrachten
indien de zelfwerkzaamheid van de cliënt en de andere
betrokkenen dit toelaat
23. Het interview met de cliënt
o Wat wordt er verstaat onder
risicogedrag:
o gedrag dat door de omgeving als
bedreigend of schadelijk wordt ervaren.
24. • Het interview met de cliënt
• Het interview met het sociale netwerk
• Gegevens van andere hulpverleners
(verwijzer)
• Inventarisatie van de vijf benoemde
vroege voortekenen
25.
26. Fase 3 de monitoring van de
vroege voortekenen
• Doel: Het periodiek inschatten van de aan-
of afwezigheid van de geïnventariseerde
vroege voortekenen.
27. Fase 4 het opstellen van een
actieplan
• Doel: het formuleren van de acties die
uitgevoerd kunnen worden wanneer
vroege voortekenen optreden.
• acties die door de cliënt zelf uitgevoerd
worden,
• acties die door leden van het sociale
netwerk uitgevoerd worden.
• acties die door de hulpverlening worden
uitgevoerd.
28. Fase 5 evaluatie en bijstellingsfase
• Evaluatie
• Bijstellen
• Verfijnen
• Nieuwe afspraken
• Netwerkoverleg