2. Gelijkwaardige uitruil toegevoegde waarden / belangen Organisatie A Organisatie C Organisatie B Bedrijfsspecifieke kennis loyaliteit inzetbaarheid / flexibiliteit omzet en / of klanten zicht op de markt commitment Bedrijfsspecifieke kennis; loyaliteit inzetbaarheid / flexibiliteit; omzet en / of klanten; zicht op de markt; commitment Voorbeeld essentie van genetwerkt organiseren idem idem Klant
3. TROEP GROEP GESLOTEN OPEN Productie Competentie Moreel Betrokkenheid hoog laag Leiden Faciliteren Steunen Delegeren Oriëntatie Onvrede Oplossing Productiviteit Een van hen ZELFSTUREN Stabiliteit Wijze van “STURING” op “ Affectie / Binden” Evolutiefasen richting een genetwerkte organisatie
4. “ Sturing op affectie, in de vorm van: leiden / directief / initiatief door een Kristallisatie kern Eerste fase van een genetwerkte organisatie (ver)binden uitruil Halen en brengen