2. De past simple in vragen
• als je vraagt naar iets dat in het verleden gebeurd is
• dan ziet de vraag er (heel vaak) zo uit:
– DID + onderwerp + HELE WERKWOORD (+ rest van de zin)
– (Denk erom! Wanneer iets gebeurd is, moet helemaal achteraan!)
• Voorbeeld:
– Did you do your homework last night?
– Did your grandfather give you that book on your birthday?
• Dus:
– Ben je vanmorgen met de bus naar school gegaan?
– Did you go to school by bus this morning?
3. Maar dus niet altijd met ‘did’?
• als je een ander hulpwerkwoord gebruikt, dan zet je dat vooraan
(bijv. could, would of should)
• je vraag ziet er dan zo uit:
– HULPWW + onderwerp + HELE WERKWOORD
• Voorbeeld:
– Could you pass me the sugar, please?
– Should I bring those papers over?
• Dus:
– Zou je dat voor me willen doen
– Would you do that for me.
4. Wanneer nog meer niet?
• Je maakt een vraag niet met ‘did’ als je werkwoord was of were is.
• Je vraag ziet er dan zo uit:
– WAS of WERE + onderwerp (+ rest van de zin)
– Je zet dus gewoon was of were vooraan! (net als in het Nederlands)
• Voorbeeld:
– Was he a really good dancer?
– Were you there on time?
• Dus:
– Waren jullie gisteren thuis?
– Were you at home yesterday?
6. De past simple in ontkennende zinnen
• Als je wilt zeggen dat iets niet is gebeurd in het verleden:
– Onderwerp + didn’t + hele werkwoord (+ rest van de zin)
– didn’t = did not
• Voorbeeld:
– You didn’t do your homework last night.
– Your grandfather didn’t give you that book on your birthday.
• Dus:
– Ik ben vanmorgen niet met de bus naar school gegaan.
– I didn’t go to school by bus this morning.
7. Geen didn’t als …
• Je een ander hulpwerkwoord gebruikt (bijv. would, should of could)
• In dat geval zet je not achter het hulpww.:
– Onderwerp + HULPWERKWOORD + NOT + HELE WERKWOORD
– Vaak kort je af tot: wouldn’t, shouldn’t of couldn’t
• Voorbeeld:
– You couldn’t pass me the sugar.
– I shouldn’t bring those papers over.
• Dus:
– Zou je dat voor me willen doen
– Would you do that for me.
8. Tenslotte …
• Als je werkwoord was of were is, gebruik je ook geen did.
• Zet dan gewoon not àchter was of were
• Voorbeeld:
– He wasn’t a really good dancer.
– You weren’t there on time.
• Dus:
– Waren jullie gisteren thuis?
– Were you at home yesterday?