Organisaties zetten burgers en klanten steeds meer op digitale afstand. Dit geldt niet alleen voor gemeenten en UWV, maar ook voor bedrijven en verzekeringsmaatschappijen. Laat digitalisering tijd opleveren voor persoonlijk contact.
2. Achtergrond van het onderzoek
• Aanleiding
• Geschiedens
• Onderzoeksvraag
• Ambities voor vandaag
3. Wat weten we van klantcontacten?
3
Het wetenschappelijke bewijs is in het algemeen
positief
e.g. Pedersen et al. (2012)
Het effect groeit met het aantal gesprekken
e.g. Heyma & Werf (2014)
Effecten doven ongeveer 10 weken na het gesprek uit
e.g. Berg et al. (2012)
Demonstreert het belang van frequente gesprekken
4. Klantcontacten voor langdurig werklozen
Work-first
(Sol &
Hoogtanders,
2005)
Skill-first
(Lindsay et al.,
2007)
Life-first
(Dean, 2013)
Centraal
onderwerp
Zoeken van
werk
Scholing en
het zoeken
van werk
Barrières en
intrinsieke
motivatie
Assumptie Werkloosheid
ontstaat door
inadequaat
zoekgedrag
Werkloosheid
ontstaat door
mismatch in
opleiding
Werkloosheid
ontstaat door
persoonlijke
barrières
4
5. De FIP-methode
• Persoonlijk
• Face – 2 – face
• Karakter van de gesprekken
• Vaste consulent
• Frequent = 4 keer per jaar
• Intensief = 6 leefgebieden
5
Wonen
Financiën
RelatiesGezondheid
Werk, opleiding
& activiteit
Zingeving
6. Opzet van het onderzoek
6
IJsselgemeenten
KM: 2
LU (I): 360
LU (C): 668
12 maanden
Amersfoort
KM: 6
LU (I): 191
12 maanden
Brabantse Wal
KM: 5
LU (I): ± 550
36 maanden
NV Schade
KM: 11
LU (I): ± 6550
48 maanden
Rotterdam
KM: 20
LU (I): 2890
LU (C): 1366
10 maanden
Eerdere pilots in
Oegstgeest en
Brabantse Wal
7. Resultaten (1)
7
• Effecten op uitstroom: zeer beperkt en niet significant
Gemeente
Rotterdam
ID
IJsselgemeenten
Gemeente
Amersfoort
% I-
groep
% C-
groep
% I-
groep
% C-
groep
% I-
groep
% C-
groep
Uitstroom (algeheel) 7 6 16 17 14 0
Arbeidsmatige
uitstroom
1 2 1 3 1 O
Uitstroom wegens
geen inlichtingen
1* 0* 0 0 1 0
Gedeeltelijke
uitstroom
- - 3 1
8. Gemeente
Rotterdam
ID
IJsselgemeenten
Gemeente Amersfoort
I-groep C-groep I-groep C-groep I-groep C-groep
PL begin 3.61 3.68 2.29 2.25
PL eind 3.69 3.68 2.49 ** 2.29 2.58* 2.56
Starten VW/ MZ 6% * 4% 8%* 4%* 12% ?
Uitbreiden van
VW/ MZ
0% 0% - -
Aantal ingezette
trajecten
0.31 *** 0.10 0.10 ** 0.04 19.4%
Doorstroom 8% *** 2% - -
8
Resultaten (2)
9. Resultaten: algemeen beeld
• Gemeenten ontwikkelen een helder beeld van de (vaak complexe)
problemen van de doelgroep langdurig uitkeringsgerechtigden
• Uitstroom een (kleine) bijvangst en afhankelijk van toevallige factoren
• In alle projecten een aantoonbare vooruitgang op maatschappelijke
participatie
• Mantelzorg
• Vrijwilligerswerk
• Trajecten
• Lidmaatschap verenigingen
9
10. Voor de klant
• Kleine stappen
• Gemeente 2.0
• Blije klanten
10
“Voor klanten is het soms een grote stap, voor ons minder…Maar door
die stappen te ondernemen merk je wel dat het voor de klant heel veel
waard is, want dan gaan ze uiteindelijk verder […] Je merkt dat ze
uiteindelijk steeds meer durven”
“Sommige klanten zitten een jaar of soms langer in de wachtstand en
dan wordt er niets met ze gedaan. Nu geven klant aan dat ze het leuk
vinden dat ze toch weer de aandacht krijgen. […] Ze zien van hé, ik ben
toch niet vergeten, de gemeente gaat het weer met mij proberen”
“We gaan naar een soort 2.0 versie binnen de gemeente, waarin we
werkzoekenden het gevoel geven we doen weer mee, we zijn weer
onderdeel van de bewegende maatschappij. Nu wordt daadwerkelijk
potentieel besproken”
Uit de interviews met klantmanagers
11. Hoe werkt FIP?
Frequente gespreksvoering
• “Flow” / “doorpakken”/ “opvolging geven”
• Bekend blijven met dossier
• Tussentijds contact
• Beter in staat te monitoren en aan te spreken
• Verder dan sociaal wenselijke antwoorden en algemeenheden
11
12. Hoe werkt FIP (2)?
Intensief
• Controlerend > Stimulerend
• Beter zicht op situatie en barrières
(prioriteiten bepalen)
• Aansluiten intrinsieke motivatie
• Meer begrip voor gedrag
• Structuur
Persoonlijk
• Laagdrempeliger (vaste klantmanager)
• Morele support
12
“Het draagt bij aan het verder kijken dan
alleen maar het stukje het gaat goed of het
gaat niet goed, het stukje ik doe iets terug
voor de uitkering […] Door de vraagstelling,
door meer de diepte in te gaan […] En
werkzoekenden gaan zelf ook ontdekken,
vaak weten ze niet goed hoe ze invulling
moeten geven aan ontwikkeling”
“Ik merk in de eerste gesprekken vaak dat
klanten met van alles bezig zijn, gestrest
zijn, niet meer weten hoe ze dingen moeten
regelen […] Ik geef een stukje structuur
mee, waardoor ze weer ruimte krijgen om
verdere stappen te maken.”
13. Conclusies
1. Gemeenten kunnen zonder extra kosten hun langdurig
uitkeringsgerechtigden vaker spreken
2. Als ze dat doen, levert dat een goed inzicht in de problematiek waar
individuele werkzoekenden mee te maken hebben
3. En het draagt aantoonbaar bij aan de maatschappelijke activering
4. Zonder dat het direct leidt tot verhoogde uitstroom uit de uitkering
13
14. Er zijn geen
goede redenen
om er niet aan
te beginnen
Persoonlijk contact
heeft positieve
effecten
Menno Fenger Sanne van der Valk
fenger@essb.eur.nl vandervalk@essb.eur.nl
Meer weten?
Editor's Notes
De volgende vraag is dan al snel, wat weten we over klantcontacten? Samengevat weten we het volgende:
Het wetenschappelijk bewijs is overweldigend positief
Het effect groeit met het aantal gesprekken (al moet er wel informatie uit te wisselen zijn, te veel van het goede/ too much of a good thing)
Effecten doven na ongeveer 10 weken na het gesprek uit
Deze onderzoeken richten zich echter – net als het leeuwendeel van het wetenschappelijk onderzoek – op kortdurend werklozen. Mensen die net instromen of maximaal een half jaar tot één jaar werkloos zijn. De vraag blijft dan dus bestaan hoe langdurig werklozen door klantcontacten geactiveerd kunnen worden.
Work-first werkt goed voor mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt. Er wordt veronderstelt dat mensen eigenlijk geen barrières hebben om de arbeidsmarkt te betreden en gesprekken zijn dan ook gericht op het zoeken van werk.
Binnen skill-first wordt veronderstelt dat de enige barrière die tussen een werkloze en diens participatie op de arbeidsmarkt is dat iemand bepaalde kennis of vaardigheden mist. Door middel van scholing wordt iemand geholpen aan een baan.
Binnen life-first wordt veronderstelt dat er meerdere barrières zijn tussen een werkloze en diens participatie op de arbeidsmarkt. Daarbij is het belangrijk dat er eerst richting job-readiness gewerkt wordt.
Traditioneel gezien zijn sociale diensten voor work- en skill-first, maar wat wij aanmoedigen is juist om breed te kijken, omdat voor vooral langdurig-werklozen problemen verder reiken dan werk of opleiding barrières.
De FIP-methode
Daartoe stellen wij voor om binnen gemeenten de FIP-klantcontacten te introduceren. Wat staat voor: frequente, intensieve en persoonlijke klantcontacten. Klantcontacten zijn daarbij geen nieuw concept, veel gemeenten zijn er al bekend mee.
Met het frequent spreken van klanten wordt bedoeld dat klanten 4 keer per jaar een face-to-face gesprek ontvangen op de gemeente locatie met een sociaal consulent; dit komt neer op 1 gesprek iedere 3 maanden.
Met het intensief spreken van klanten wordt bedoeld dat klanten gesproken worden over onderwerpen die verder reiken dan werk- en opleiding gerelateerde vraagstukken. Hierbij gaat het om: wonen, financiën, sociale relaties, (fysieke en psychische) gezondheid, zingeving, en werk en activiteit.
Met het persoonlijke spreken van klanten word allereerst bedoeld dat klanten een vaste consulent krijgen gedurende de looptijd van het FIP-traject, daarnaast geldt dat klantmanagers een persoonlijk karakter geven aan het gesprek. Waarbij de wijze van communiceren wordt aangepast aan de individuele klant.
KM = klantmanagers
LU = langdurig uitkeringsgerechtigden
= interventiegroep
(C) = controlegroep
Dataverzameling - locaties
Deze vragen hebben wij in 2 – bijna 3 - gemeente beantwoord: Gemeente Rotterdam en de ID IJsselgemeenten (bestaande uit de gemeenten Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel en Zuidplas) en gemeente Amersfoort.
We gaan ons onderzoek verder uitbreiden bij de Intergemeentelijke Sociale Dienst Brabantse Wal, arbeidsongeschiktheidsverzekeraar NV Schade.
Effecten op uitstroom: in de ene casus zien we net wat meer uitstroom, in de andere casus net wat minder. Beide casussen laten echter geen significant verschil zien.
Dit geldt ook als we kijken naar arbeidsmatige activatie. Gezien de geschatte tijd tot de arbeidsmarkt (24 maanden) en de relatief korte evaluatieperiode van het onderzoek (10 en 18 maanden) is het echter wellicht ook niet te verwachten dat we hier een significant verschil op vinden.
De verschillende indicatoren die we hiervoor hebben gehanteerd wijzen allen in een positieve richting. Er zijn meer mensen in de interventiegroep geactiveerd dan mensen in de controlegroep.
Waar we hierbij naar gekeken hebben is: het gaan verrichten van MZ/VW, deelname aan trajecten, de participatieladder, en doorstroom van de ene naar de andere afdeling.
& ander soort vrijwilligerswerk
“Ik heb een mevrouw in mijn caseload die al VW deed, maar met Marokkaanse vrouwen. Speerpunt is dat zij de Nederlandse taal goed gaat beheersen. Dan maak je kleine stapjes door haar naar Nederlands vrijwilligerswerk toe te begeleiden waar ze Nederlands kan leren praten. Daar heb je nu de ruimte voor.”
Uit de interviews en intervisiemomenten blijken ook effecten die zich lastig in cijfers laten uitdrukken.
Hierbij heb ik geprobeerd een onderscheid te maken tussen voordelen voor de klant en voor de klantmanagers en gemeente, maar sommige van deze punten waren daarbij nog lastig te plaatsen, omdat ze zowel voordelig zijn voor de gemeente als ook voor de klant.
Hierbij gaat het allereerst om de kleine stappen die mensen zetten zoals een afspraak maken bij de huisarts, stoppen met roken, starten met sporten, een stap zetten richting hulpverlening of het überhaupt verschijnen op gesprek. Zo vertelde een van de consulenten over een klant met sociale vrees, die met paniekaanvallen naar de gemeente kwam. Een half jaar later had ze nog steeds moeite, maar het ging wel al een stuk beter.
Het werken aan die kleine stappen is volgens de consulenten vooral van belang in het kader van zelfvertrouwen. Als ze eerste stappen zetten, dan worden vervolgstappen mogelijk door het toenemend vertrouwen in het eigen kunnen, en ook door de positieve ervaring met een verandering.
Daarnaast om het andere beeld dat klanten hebben van de gemeenten. Een van de consulenten verwoordde dit als de “Gemeente 2.0”, waarin de gemeente weer iets gaat verwachten van de werkzoekenden en hiervoor handvatten biedt. Klanten hebben hierbij het gevoel dat ze weer een kans krijgen en zij waarderen gaandeweg ook de beweging die zij doormaken. Daarbij geven consulenten aan dat de tendens door de manier van spreken ook verandert van een controlerende naar een stimulerende tendens. Contact is daarbij ook laagdrempeliger, omdat klanten hun consulent vaker zien.
Dit resulteert in blijere klanten. Enerzijds omdat zij de aandacht krijgen en handvatten van de gemeente om ontwikkeling mogelijk te maken = passende dienstverlening. Anderzijds omdat zij wel degelijk stappen zetten, misschien niet naar sociale of arbeidsmatige activatie, maar wel in bijvoorbeeld hun eigen welzijn!