18. Stil gebed
Votum en groet
Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,
En van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Amen.
20. Genade toezegging
Jesaja 1 : 18
18 De HEER zegt: Laten we zien wie er in
zijn recht staat.
Al zijn je zonden rood als scharlaken, ze
worden wit als sneeuw,
24. Lezing van de wet
Leviticus 19: 1 t/m 4 en 11 t/m 18
25. 191 De HEER zei tegen Mozes: 2 ‘Zeg tegen
de gemeenschap van Israël: “Wees heilig,
want ik, de HEER, jullie God, ben heilig.
3 Toon ontzag voor je moeder en je vader,
en neem steeds mijn sabbat in acht. Ik
ben de HEER, jullie God.
4 Laat je niet in met afgoden en maak
geen godenbeelden. Ik ben de HEER, jullie
God.
26. 11 Steel niet, lieg niet en bedrieg je naaste
niet. 12 Leg geen valse eed af als je bij mijn
naam zweert, want daarmee ontwijd je de
naam van je God. Ik ben de HEER.
13 Beroof niemand en pers een ander niet
af. Betaal een dagloner zijn loon nog op
dezelfde dag uit.
27. 14 Spreek geen vloek uit over een dove en
plaats geen obstakel voor de voeten van
een blinde. Toon ontzag voor je God. Ik
ben de HEER.
15 Wees niet partijdig wanneer je
rechtspreekt. Trek onaanzienlijken niet
voor en zie machthebbers niet naar de
ogen. Spreek rechtvaardig recht over je
naasten.
28. 16 Breng het leven van een ander niet in
gevaar door lasterpraat over hem rond te
strooien. Ik ben de HEER.
17 Wees niet haatdragend. Als je iemand
iets te verwijten hebt, roep hem dan ter
verantwoording en laad niet omwille van
een ander schuld op je 18 door je te
wreken of wrok te blijven koesteren. Heb
je naaste lief als jezelf. Ik ben de HEER.
43. 4 hoewel ik redenen genoeg zou hebben
om op mezelf te vertrouwen. Als anderen
menen dat te kunnen doen, dan kan ik dat
zeker. 5 Ik werd besneden toen ik acht
dagen oud was en behoor tot het volk van
Israël, tot de stam Benjamin, ik ben een
geboren Hebreeër met de wetsopvatting
van een farizeeër
44. 6 en heb de gemeente fanatiek vervolgd.
Aan wat er in de wet over gerechtigheid
staat, voldeed ik volledig. 7 Maar wat voor
mij winst was, ben ik omwille van Christus
als verlies gaan beschouwen. 8 Sterker
nog, alles beschouw ik als verlies. Het
kennen van Christus Jezus, mijn Heer,
overtreft immers alles. Omwille van hem
heb ik alles prijsgegeven; ik heb alles als
afval weggegooid. Ik wilde Christus
winnen
45. 9 en één met hem zijn – niet door mijn
eigen rechtvaardigheid omdat ik de wet
naleef, maar door die van God, de
rechtvaardigheid die er is door het geloof
in Christus. 10 Ik wil Christus kennen en de
kracht van zijn opstanding ervaren, ik wil
delen in zijn lijden en aan hem gelijk
worden in zijn dood, 11 in de hoop
misschien ook zelf uit de dood op te
staan.
56. 9 Hij vertelde de menigte de volgende
gelijkenis: ‘Een man legde een wijngaard
aan en verpachtte die aan wijnbouwers,
waarna hij voor geruime tijd op reis ging.
10 Na verloop van tijd stuurde hij een
knecht naar de wijnbouwers, die het deel
van de oogst dat de eigenaar toekwam in
ontvangst moest nemen. Maar de
wijnbouwers ranselden hem af en
stuurden hem met lege handen weg.
57. 11 Daarna stuurde hij een andere knecht.
Ook die werd afgeranseld, en nadat ze
hem hadden vernederd stuurden ze ook
hem met lege handen weg. 12 De eigenaar
stuurde toen een derde knecht, maar ook
die werd afgetuigd en de wijngaard
uitgegooid. 13 Toen zei de eigenaar van de
wijngaard: “Wat moet ik doen? Ik zal mijn
geliefde zoon naar hen toe sturen, voor
hem zullen ze toch wel ontzag hebben.”
58. 14 Toen de wijnbouwers hem zagen,
overlegden ze met elkaar en zeiden: “Dat
is de erfgenaam! Laten we hem doden,
dan is de erfenis voor ons.” 15 En ze
gooiden hem de wijngaard uit en doodden
hem. Wat zal de eigenaar van de
wijngaard nu met hen doen?