Werken met traditionele volkssprookjes in de klas, 26 november 2015. Volksspr...
Bezoek aan de bibliotheek naam
1. Bezoekaan de bibliotheek naam: …………………… datum: ……………………
Welkom! Samen gaan we vandaag een aantal opdrachten uitvoeren in de bibliotheek. We
maken er een leerrijke dag van! Lees telkens goed wat je moet doen en veel succes.
Opdracht 1: fictie ennon-fictie onderscheiden +genre bepalen (klassikaal)
Instructies:
Eens aangekomen in de bibliotheek, doen we ter plaatse een opfrissing van de leerinhoud:
Kenmerken fictie: fantasie, verzonnen, nadruk op emotioneel meeleven met
personages, in spanning houden
Kenmerken non-fictie: waargebeurd/echt, letterlijke feiten, nadruk op overbrengen
van informatie, antwoorden duidelijk.
Nu ga ik jullie een aantal (willekeurige) boeken tonen die hier te vinden zijn. Op de
achterflap van een boek kunnen we een samenvatting van de inhoud terugvinden. Ik lees
deze telkens voor en vervolgens ook een paar pagina’s uit het boek. We gaan samen
bespreken of het fictie/non-fictie is en waarom je dat denkt. Ten slotte gaan we bepalen
welk genre bij het boek past. (sprookje, avonturenverhaal, heldenverhaal…)
Vul in.
Titel boek 1: …………………………………………………………
Fictie/non-fictie? ……………………………………………………………………………………………………………………
Waarom? ……………………………………………………………………………………………………………………………….
Genre? ……………………………………………………………………………………………………………………………………
Titel boek2: …………………………………………………………...
Fictie/non-fictie? ……………………………………………………………………………………………………………………
Waarom? ……………………………………………………………………………………………………………………………….
Genre? ……………………………………………………………………………………………………………………………………
2. Opdracht 2: eenboek vindendat je voorkeur heeft (per 2)
Instructies:
De bibliotheek is zoals we al besproken hebben een plaats waar we veel verschillende
boeken kunnen vinden. Nu is het aan jullie om een boek dat je aanspreekt te zoeken, je doet
dit per 2. Ik heb de groepjes voor jullie al gemaakt. Je kiest samen één boek dat je beiden
aanspreekt. Je bespreekt samen of het boek fictie of non-fictie is. Je vult telkens ook in
waarom je dat denkt aan de hand van de geziene kenmerken. Lees samen rustig de
achterflap van het boek en blader er zeker eens door.
Vul in.
De titel van het gekozen boek
……………………………………………………………
……………………………………………………………
Is het fictie of non-fictie? …………………………………………………………….
Waarom denk je dat? Gebruik de
kenmerken! (zie opdracht 1)
…………………………………………………………….
…………………………………………………………….
…………………………………………………………….
…………………………………………………………….
3. Opdracht 3: zelfstandigenaamwoorden, bijvoeglijkenaamwoorden,
eigennamen, verkleinwoordenzoeken inboeken (per 2)
Instructies:
In de klas hebben we al gezien wat de begrippen zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk
naamwoord, eigennaam, verkleinwoord inhouden. Nu ga je in het boek dat je daarnet per 2
gekozen hebt zoveel mogelijk zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden,
eigennamen en verkleinwoorden zoeken en vervolgens noteren. Lees een stukje in het boek,
doorblader… Hieronder kan je wat meer uitleg vinden als houvast:
Zelfstandig naamwoord: zelfstandige naamwoorden zijn woorden waar je een
lidwoord (de, het, een) voor kunt zetten. Het zijn woorden die dus slaan op een
bepaald 'iets' zoals planten, dieren, personen en dingen.
Bijvoeglijk naamwoord: een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig
naamwoord. Het geeft een eigenschap, kenmerk of toestand aan van een zelfstandig
naamwoord.
Eigennaam: een eigennaam is een zelfstandig naamwoord dat een persoon of zaak
als een individu, iets unieks benoemt. In de meeste gevallen worden eigennamen
met een hoofdletter geschreven.
Verkleinwoord: van veel zelfstandige naamwoorden kunnen we een verkleinwoord
maken met een achtervoegsel -je, -tje, -etje of -pje. Dat schrijven we vast aan het
grondwoord.
De zelfstandige naamwoorden die ik heb
gevonden
………………………………………………………………….
………………………………………………………………….
………………………………………………………………….
………………………………………………………………….
De bijvoeglijke naamwoorden die ik heb
gevonden
………………………………………………………………….
………………………………………………………………….
………………………………………………………………….
………………………………………………………………….
De eigennamen die ik heb gevonden
………………………………………………………………….
………………………………………………………………….
………………………………………………………………….
………………………………………………………………….
De verkleinwoorden die ik heb gevonden
………………………………………………………………….
………………………………………………………………….
………………………………………………………………….
………………………………………………………………….