1. 1
DE INDRINGER
Ik werd gewekt door vreemde geluiden. Het was in het midden van de nacht en toch scheen er een vreemd
licht door mijn raam naar binnen. Ik dacht onmiddellijk aan het huwelijksfeest van mijn buurman twee
weken geleden. Het was een echt kabaal geweest, er was muziek, gezang en veel geroep en getier aan te pas
gekomen, maar nu hoorde ik enkel geschreeuw. Er was overduidelijk paniek te horen in de stemmen buiten
en dat maakte me bang.
Voorzichtig sloop ik naar mijn raam. Toen ik het raam opende, kwamen de rook en het vuur me
tegemoet. Het zag ernaar uit dat het volledige dorp in vlammen opging. Ik zag mensen rennen in alle
richtingen, het was een totale chaos. Kinderen riepen om hun moeders en vrouwen probeerden hun
kinderen te vinden. Mannen deden hun best om op hun beurt hun gezinnen te helpen. Ze gebruikten
hooivorken, keukenmessen en zelfs stenen om hun families te beschermen tegen de soldaten die ons dorp
waren binnengevallen. Hun acties waren volkomen nutteloos tegen de getrainde soldaten.
Ik herkende de aanvallers aan hun uniformen. Het waren soldaten van koning Garmyr, een
meedogenloze man die zichzelf tot koning had uitgeroepen. Sommige mensen geloofden zelfs dat hij een
demon was, opgestaan uit het diepste van de hel. Dat was natuurlijk klinkklare onzin. Alsof demonen
bestonden.
De rook werd verstikkend en ik sloot mijn raam. Ik hoorde hoe er hard op de voordeur werd gebonkt.
Een man schreeuwde en noemde mijn vader bij naam.
‘Anwar, ik weet dat je er bent! Vandaag is de dag van mijn wraak! De dag dat ik je je leven ontneem!’
De deur begaf het door het brute geweld dat erop werd uitgevoerd. Ik hoorde voetstappen in de gang
beneden. Dit alles leek op een vreselijke nachtmerrie en ik kneep mezelf in de arm. Auw! Ik was wakker.
Dit alles gebeurde echt.
Ik hoorde hoe twee zwaarden op elkaar insloegen. Ik was doodsbang, maar ik kon me toch niet als een
lafaard verstoppen? Ik nam een moedig besluit en greep de dolk die ik altijd onder mijn kussen verborgen
hield. Het was een prachtig en vlijmscherp wapen. Mijn vader had het mij cadeau gedaan voor mijn tiende
verjaardag, zodat ik mezelf kon beschermen. Nu leek het er echter op dat ik het wapen zou moeten
gebruiken om hem te beschermen.
Met de dolk in mijn hand geklemd stapte ik de gang in. Het was hier pikdonker en er waren plekjes
genoeg waareen aanvaller zich verborgenkon houden. Hij kon geduldig zijn tijd afwachten en danplotseling
op het gepaste moment tot de aanval overgaan.
Koude rillingen liepen over mijn ruggengraat. Ik was pas dertien en niet echt groot voor mijn leeftijd. Ik
vroeg me af wat ik zou doen wanneer ik oog in oog zou komen te staan met een getrainde soldaat. Zou ik
hem dan schrik aanjagen met mijn dolk of zou hij gewoon in lachen uitbarsten, net voor hij mij doorboorde
met zijn zwaard? Mijn hart bonkte zo hevig dat ik voor een ogenblik vreesde dat het uit mijn borstkas zou
springen.
‘Je gaat eraan verrader!’ De man klonk alsof hij het meende.
Ik zocht al mijn moed bij elkaar en sloop de gang in. De voordeur stond open en de vlammen afkomstig
van de brandendewoningen wierpeneen onheilspellend licht naar binnen en creëerden vreemdeschaduwen
op de muren, net wezens met uitgestrekte armen. Hun handen grepen gretig om zich heen en voor een
ogenblik vreesde ik dat ik in hun klauwen terecht zou komen.
‘Help ons! Ze zullen ons allemaal vermoorden! Red ons!’ Dit waren de kreten die naar binnen kwamen.
Het waren de mensen uit ons dorp. Ik had echter geen tijd om na te denken over de vreselijke taferelen die
zich buiten afspeelden. Er was toch niets dat ik kon doen. Daarbij, ik moest mijn vader helpen.