Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Blauwe lucht
1. Blauwe lucht Pag 1 van 2 Erik Raeven
Wanneer ik mijn ogen helemaal naar links beweeg zie ik een lapje blauwe lucht. Die is niet zo
verschillend van de lucht waar we zo vaak naar keken vanuit ons zolderkamertje in Leipzig. Die eerste
lente, toen we het kamertje hadden voorzien van een paar schamele meubeltjes, lapte Gisele het
dakraam en merkte op dat de lucht helemaal leeg was. ‘Leeg?’ Ik ging naast haar staan, mijn arm om
haar smalle middel en keek met haar omhoog door de vierkante opening. ‘Als je goed kijkt is het
blauw niet leeg maar vol schakeringen, intonaties en reflecties. Soms kan je er zelfs sterren in
ontdekken.’ Ik trok haar dichter tegen me aan. ‘De hemel is het canvas waarop God iedere dag
nieuwe beelden schildert. Dichters putten er inspiratie uit voor hun liefdesgedichten en geliefden
vinden er elkaar in terug.’ ‘O ja? Hoe dan?’ had Gisele plagerig gevraagd. ‘Wat God ook op zijn canvas
penseelt,’ antwoordde ik met mijn hoofd ver in mijn hals, ‘als jij ernaar kijkt zie ik het ook, al zijn we
even niet samen. Het volstaat dat we opkijken en in Zijn werk weten we elkaars aanwezigheid.’
Gisele had haar hoofd tegen mijn schouder laten rusten. Toen even later een wolkje het vierkant
indreef, had ze lachend uitgeroepen: ‘Hij is aan het schilderen gegaan!’
Als ik gewoon recht voor mij uit kijk, zijn daar zijn ogen. Ik lees er de vertwijfeling in die
ongetwijfeld ook in mijn ogen woont. Ik ken zijn naam niet, weet niet of hij thuis een meisje heeft dat
op hem wacht of een moeder die vruchteloos zal uitkijken naar zijn volgende brief. In zijn ogen zijn er
ook vragen, niet alleen het waarom van zijn onvermijdelijke sterven, maar ook waarom ik niet heb
gedaan wat ik had kunnen doen, wat ik had moeten doen en wat iedere andere soldaat misschien
had gedaan op dat beslissende moment toen ik over hem heen gebogen stond.
Onze aanval werd uiteengereten toen een mortiergranaat zowat bovenop ons ontplofte.
Schreeuwend gleed ik in een krater die vol water stond en moeizaam trok ik mezelf uit het slijk om
het op een lopen te zetten, in de richting die mijn angst me ingaf. Geen schimmen doken op uit de
mist, Ik ontmoette geen vijanden, alleen het onweer dat de stem van de oorlog was woedde om mij
heen. Met koud staal in mijn handen waadde ik door de kapotgeschoten wereld, me bewust van
iedere seconde leven die hier ontstolen was aan de dood. Tot de modder ineens uit de bodem leek
op te rijzen en ik voorover in een diepe put viel.
De muur van zandzakken deed mijn hart opleven, ik was terug bij mijn kameraden beland, op mijn
punt van vertrek. Even voelde deze sombere, uit de zwarte aarde geschepte gang als thuis. Maar de
angst keerde ijlings terug toen ik overeind krabbelde. Er waren geen houten planken onder mijn
knieën, de bodem was zompig en nat. Dit was geen Duitse loopgraaf.
De mist had zich samen met mij in de tranchee neergelaten, alsof hij de lelijkheid ervan wilde
bedekken. Ik verbeeldde me dat hij me verborg, me in bescherming nam. Met de bajonet voor mij uit
kwam ik in beweging. Rondde omzichtig een bocht, zag achtergebleven spullen, een leeg blik, een
spade, een stuk prikkeldraad. Ik sloop langs zwart-witte bloemen aan een roestige spijker, een ruiker,
van zijn bruid gescheiden. Ik vatte weer wat moed, de loopgraaf leek verlaten.
Achter de volgende bocht struikelde ik over de soldaat. Op zijn rechterzij, rug tegen de zandzakken,
lag hij half weggezakt in het water. Ik herkende de blauwe jas van de Belgen. Zijn ogen keken op naar
mij, smekend. Het gezicht onder de smurrie was jong, in zijn haar had het vieze water blonde pieken
gewassen. Mijn bajonet wees onzeker naar zijn borst, ik zocht in het puin van mijn geest naar moed
en volharding. In plaats daarvan vond ik een gedachte, helder als de lichtflitsen die de horizon
hadden gekleurd op onze geforceerde marsen. Niet deze jongen was de vijand, nee. Het was dat
donkere, van water doortrokken uniform, dat symbool van een kant die anderen voor ons hadden
2. Blauwe lucht Pag 2 van 2 Erik Raeven
gekozen, die identiteit van een volk waarin iedereen zichzelf als individu was kwijtgeraakt. Hijgend,
plotseling barstensvol van dat nieuwe begrip, wilde ik het uniform van hem losrukken, hem helpen in
dit leven te blijven dat voor hem even waardevol moest zijn als voor mij. Te laat hoorde ik het geplas
achter mij, te laat scheurde ik me weg uit mijn denkwereld die niet verenigbaar was met het
ondenkbare om mij heen. Mijn rug vlamde op toen het staal in mij binnendrong. Alles kantelde.
Kon ik me maar bewegen. Dichter naar die vreemde, om te proberen met wat er overblijft van onze
lichaamswarmte iets van de kou te verdrijven. In de tijd dat ik hier lig – hoe lang? – is de stem van de
oorlog tot bedaren gekomen en de lucht opgeklaard. Dat is goed, want nu kan ik Gisele opzoeken en
haar vertellen wat er is gebeurd. Ik vertel haar dat zijn ogen mijn eigen droefheid spiegelen. Het zijn
stemmige, ronde ogen die mij doen denken aan een kind. Hij is geen kind meer, maar het leven had
nog niet de gelegenheid om hem hard te raken, deze jongen, voor hij trots en met moedige glimlach
van huis ging om onze troepen tot omkeren te dwingen. Ik vraag Gisele of ze boos is, of
teleurgesteld. Had ik een held moeten zijn en mijn bajonet in de borst van de jongen ploffen om mij
dan om te keren en mijn belager te doden voor hij mij kon doden, vraag ik haar. Dan zou ik nu
onderweg zijn. Door dit land van onbegraven doden, door de lelijkheid die dan aan mij zou hebben
gekleefd en zelfs mijn binnenkant zou hebben besmeurd. Dan zou ik de oorlog hebben ingehaald om
nog meer heldendaden te verrichten.
Kou heeft mijn bloed vervangen, mijn hart pompt dikke, stroperige kou door mijn lijf. Ik vertel
Gisele dat ze niet verdrietig moet zijn. Ik ben tenslotte niet alleen om te sterven. Mijn onbekende
vriend en ik zullen samen uit deze loopgraaf vertrekken. Ik wissel een blik van verstandhouding met
de jongen. Ook als in Gods paradijs nog talen bestaan zullen we elkaar begrijpen. Victor Hugo leerde
mij het Frans en net als voor Virginie Loveling zijn voor mij Vlaams en Duits grenzeloos.
Ik verlaat even zijn ogen, heel even maar, om terug te keren naar Gisele. Vanuit het blauw kijk ik
neer op de wereld en zie haar staan, haar bleke gezichtje opgeheven naar de vierkante glasplaat,
haar handen verstrengeld, misschien in gebed. Mijn eigen handen zullen haar nooit meer aanraken,
haar nooit meer een kus toewerpen. Ik ben ze kwijt, mijn handen, ze horen tot het stuk van mezelf
dat in de loopgraaf achterblijft bij de spulletjes, de rommel, de bruidsruiker.
Wanneer ik naar hem terugkeer zijn zijn ogen dof, gebroken. Ik voel mij verraden onder de starre
blik waaruit het leven is geweken. Boven mij wordt het blauw gesmoord in donker.
Boven mij is de lucht leeg.