1. expertisecentrum kunst & vormgeving • bool: het nederlandse fotoboek 1940-2010 p1 van 14
Flip Bool
Het Nederlandse fotoboek 1940-2010
zeven decennia, zeven boeken
Lecturislezing
Eindhoven: Van Abbemuseum 27 oktober 2011
Hoewel uitgeverijen, drukkerijen en boekhandelaren in dit
digitale tijdperk moeilijke tijden doormaken, beleeft het fotoboek
hoogtijdagen en is er zelden tevoren internationaal zoveel
aandacht voor geweest. Ik hoef hier slechts te wijzen op:
de dissertatie van Mirelle Thijsen over Het bedrijfsfotoboek
1945-1965 [1] (Uitgeverij 010, Rotterdam 2002);
1 de twee delen The Photobook: A History [2] (Phaidon, Londen/
New York 2004 en 2006) van Martin Parr en Gerry Badger;
het drie en een halve kilo zware, onlangs verschenen
Deutschland im Fotobuch. 287 Fotobücher zum
Thema Deutschland aus der Zeit von 1915 bis 2009 [3]
(Steidl, Göttingen 2011) van Thomas Wiegand;
het bijna even zware Eyes on Paris. Paris im Fotobuch 1890
bis heute [4] (Deichtorhallen/Hirmer Verlag, Hamburg/München
2011) van Hans Michael Koetzle dat mij gisteren voor het
2 eerst onder ogen kwam;
het afgelopen weekeinde in Winterthur gepresenteerde boek
Schweizer Fotobücher 1927 bis heute – eine andere Geschichte
der Fotografie [5] van Peter Pfrunder;
of de komende publicatie over het Nederlandse fotoboek
sinds de Tweede Wereldoorlog onder redactie van Frits Gierstberg
en Rik Suermondt (NAi Uitgevers) die begin volgend jaar zal
verschijnen bij een tentoonstelling in het Nederlands Fotomuseum
in Rotterdam en door Lecturis zal worden gedrukt.
3 Mijn bedoeling is om u vanmiddag in kort bestek uit zeven
decennia steeds één fotoboek te presenteren, dat mijns inziens
typerend is voor het betreffende decennium, kwalitatief een
hoogtepunt vormt in de Nederlandse fotoboekenproductie en
tevens een specifiek genre boek vertegenwoordigt. Dit in de hoop
dat u na afloop een globaal beeld heeft van de ontwikkeling die
het fotoboek en de fotografie in die periode hebben doorgemaakt.
4
5
2. expertisecentrum kunst & vormgeving • bool: het nederlandse fotoboek 1940-2010 p2 van 14
In 1947 publiceerde de Haagse Staatsdrukkerij en -uitgeverij in
opdracht van het Ministerie van Economische Zaken het boek
Roof, restitutie, reparatie [6] over de plunderingen in ons land
door de Duitse bezetter. Vrijwel alles wat los en vast zat werd naar
Duitsland getransporteerd; van mensen, paarden en trams tot
huisraad, kerkklokken en hele fabrieksinterieurs. ‘Het boek werd
vervaardigd door Drukkerij en Uitgeverij G.W. van der Wiel & Co.,
gevestigd in Arnhem’, zo lezen we in het colofon op p. 5, en verder:
‘Deze drukkerij werd in de winter van 1944-1945 zwaar geplunderd.
Van het lettermateriaal bleef niets gespaard, terwijl uit de afdeeling
drukkerij o.m. alle motoren werden geroofd. De nog aanwezige
6 machines werden na de bevrijding zwaar verroest teruggevonden,
terwijl het geheele gebouw de sporen droeg van ergerlijk
vandalisme. Ondanks deze feiten werd de productie reeds
eenige maanden na de bevrijding, zij het aanvankelijk op
bescheiden schaal, hervat.’
Met het oog op eventuele restitutie en reparatie werden de
cijfers van de Duitse plunderingen in dit boek op een rijtje gezet.
7 Die cijfers luidden voor de grafische industrie: 709 machines
voor grafisch werk, waaronder: 47 zetterijmachines; 358
drukkerijmachines waarvan 283 persen; 295 binderijmachines
(linieer-, perforeer-, hecht-, vouw- en snijmachines).
In de eerste jaren na de bevrijding was er aan alles gebrek. Naast
primaire levensbehoeften ook aan hardware en papier. Hiervan
getuigt het eerste boek dat ik wil presenteren, met illegale foto’s
uit de laatste barre winter van de Duitse bezetting in Amsterdam.
1940—1950
Amsterdam tijdens de hongerwinter [7]
Contact/De Bezige Bij, Amsterdam 1947
met foto’s van: Emmy Andriesse, D. de Boer Jr., Charles Breijer, Violet[te] Cornelius,
Dr. C. Faber, C. Holtzapfel, Boris Kowad[t]lo, Frits Lemaire, Marius Meijboom,
Cas Oorthuys, Hans Sibbelee, Kryn Taconis, Ad Windig
8 auteur inleiding: Max Nord
vormgever/foto stofomslag: Dick Elffers/Cas Oorthuys
uitvoering: hardcover met stofomslag
drukkers: Koch en Knuttel, Gouda/N.V. Nederl. Rotogravure Mij., Leiden
druktechniek: boekdruk (tekst), koperdiepdruk (stofomslag en foto’s)
bijzonderheden: ‘De netto-opbrengst van deze uitgave wordt door de uitgevers
ter beschikking gesteld van de Stichting 1940(4)-1945’
Over het algemeen kijken we meestal niet naar de binnenzijden
van stofomslagen, maar in dit geval is dat de moeite waard;
i.v.m. de papierschaarste werd er immers recycled papier voor
gebruikt uit de serie ‘De schoonheid van ons land’ van uitgeverij
Contact.[8] Een bijzonderheid van het stofomslag is bovendien
dat daar sprake is van ‘den hongerwinter’ en in de Franse titel van
‘de hongerwinter’. Het stofomslag is dus mogelijk gedrukt vóór
9 de spellingswijzigingen van begin 1947 en het binnenwerk daarna.
De foto op dit door Dick Elffers ontworpen stofomslag behoort
tot een van de bekendste reportages uit de geschiedenis van de
Nederlandse fotografie en werd in de hongerwinter van 1944-
1945 gemaakt door Cas Oorthuys. Onderwerp van deze reportage
was een jongeman die in erbarmelijke omstandigheden aan de
Kleine Wittenburgerstraat woonde en vanwege hongeroedeem op
een handkar naar het Burgerziekenhuis moest worden vervoerd.
En passant fotografeerde Oorthuys de moeder van deze jongeman
en een buurtgenote op de deurdorpel van een nabijgelegen huis.
Door honger uitgemergeld lijken de twee vrouwen sprekend op
elkaar, maar op een dubbele pagina in het boek is duidelijk te zien
dat er sprake is van twee verschillende vrouwen [9] en dat blijkt
ook uit het blad met contactafdrukken van de 6 × 6 opnamen.[10]
Uiteindelijk werd niet de op het stofomslag gereproduceerde
opname wereldberoemd, maar het beeld dat in het binnenwerk
is afgebeeld.
10
3. expertisecentrum kunst & vormgeving • bool: het nederlandse fotoboek 1940-2010 p3 van 14
Dezelfde foto werd kort na de bevrijding voor het eerst
gereproduceerd op de – eveneens door Elffers ontworpen – omslag
van het speciale nummer ‘Er moet veel strijd gestreden zijn…’ van
het weekblad De Vrije Katheder.[11] Deze laatste opname werd in
1955 ook door Edward Steichen geselecteerd voor zijn fameuze
tentoonstelling The Family of Man en de gelijknamige publicatie
die in gigantische aantallen over de wereld werd verspreid.[12]
Over de context van deze serie foto’s van Oorthuys lezen we naast
de Franse titel in Amsterdam tijdens de hongerwinter onder meer:
11 ‘Op initiatief van Fritz Kahlenberg vormde zich in het laatste jaar
van de oorlog een groep van fotografen, vaklieden en amateurs,
met het doel de gevolgen van de bezetting fotografisch vast te
leggen. Daar fotograferen door den bezetter verboden was, werkten
de leden van deze groep, “De Ondergedoken Camera” geheten,
onder de moeilijkst denkbare omstandigheden zonder elkaar te
kennen. (…) De medewerkers hadden hun toestel in boodschappen-
of actetassen of onder hun jas verborgen, maar ergens bevond zich
wel een gaatje waar de lens doorheen kon gluren. (…) De resultaten
van hun werk, enige duizenden fotografische documenten, werden
reeds twee weken na de bevrijding voor het Nederlandse publiek
tentoongesteld.’
Tot de medewerkers van het ‘Nederland Archief’ – later bekend
12 geworden als ‘De Ondergedoken Camera’ – behoorden naast
Oorthuys onder anderen: Emmy Andriesse [13], Charles Breijer,
Kryn Taconis en Ad Windig. Zij vormden ook de kern van de
GKf, een kort na de bevrijding opgericht fotografencollectief dat
een sleutelrol zou spelen in de naoorlogse geschiedenis van de
Nederlandse fotografie. Amsterdam tijdens de hongerwinter
bevat ook enkele beelden die eerder tijdens de Duitse bezetting
werden gemaakt.[14] Dit geldt onder andere voor de reportage die
Violette Cornelius al in 1942 maakte van de eerste vervalsingen
voor persoonsbewijzen door de verzetsgroep rond het illegale
tijdschrift De Vrije Kunstenaar, met Gerrit van der Veen als een van
de later gefusilleerde sleutelfiguren. Het valse watermerk was zelfs
voor Duitse specialisten nauwelijks van het echte te onderscheiden
en werd ontworpen door Willem Sandberg – de latere directeur
van het Amsterdamse Stedelijk Museum. Sandberg noemde dit
achteraf ‘... de grootste lof die ik ooit voor typografisch werk
gekregen heb.’ Om veiligheidsredenen werden de negatieven van
13 Violette Cornelius door derden op een onbekende plek begraven
en doken zij tot verrassing van de fotografe na de bevrijding
weer op.
Een bijzonder detail van Amsterdam tijdens de hongerwinter
is tenslotte dat de netto-opbrengst door de uitgevers ter
beschikking werd gesteld aan de Stichting 1940-1945.
Dit voorbeeld vond in 1953 navolging bij de uitgave van
de ramp met een oplage van maar liefst 675.000 exemplaren,
waarvan de opbrengst geheel ten goede kwam aan het
Nationaal Rampenfonds.
14
4. expertisecentrum kunst & vormgeving • bool: het nederlandse fotoboek 1940-2010 p4 van 14
1950—1960
Ed van der Elsken
Bagara. Foto’s uit Equatoriaal Afrika [15]
De Bezige Bij, Amsterdam 1958
buitenlandse edities:
Das echte Afrika. Fotos aus Äquatorial-Afrika, Hoffmann und Campe, Hamburg 1959;
Bagara, H.A.U.M., Kaapstad ±1960;
Bagara. Photographs of Equatorial Africa, Abelard-Schuman, Londen/New York/
Toronto 1961;
l’Afrique Centrale vivante, Les Éditions Guy le Prat, Parijs 1961
auteur: Jan Vrijman
vormgever: Jurriaan Schrofer
oplage: 20.000
uitvoering: hardcover met stofomslag
drukker: NV Rotogravure Mij., Leiden
druktechniek: koperdiepdruk (stofomslagen Duitse editie en Zuid-Afrikaanse: offset)
15 taal tekstkatern: Nederlands, Engels, Frans, Duits
Kort nadat Ed van der Elsken internationaal furore had gemaakt
met zijn beeldroman Een liefdesgeschiedenis in Saint Germain
des Prés (1956), begon voor hem een periode van reizen.
Met concrete plannen voor een tweede boek en financiële steun
van zijn uitgever De Bezige Bij vertrok hij in de loop van december
1956 voor drie maanden naar Frans Equatoriaal Afrika. Geen
toevallige bestemming, want de Franse ethnoloog/socioloog
Emile (‘Milou’) Leynaud was getrouwd met zijn oudere zuster
Maria (‘Rie’) en werkte als districtshoofd van Oubangi-Chari.
Van der Elsken vertrok met het idee vooral tegenstellingen te
fotograferen zoals die tussen blank en zwart, rijk en arm, modern
en primitief. ‘En alles was zoals ik me had voorgesteld – maar
volslagen anders’, aldus Van der Elsken zelf. Het werd uiteindelijk
dan ook een heel ander boek onder de titel Bagara (‘buffel’).[15, 16]
16
Beginnend en eindigend met zwarte schutbladen laten de door
Jurriaan Schofer vorm gegeven boekpagina’s zich lezen als een
film waarin kleurenfoto’s de overheersende zwart-wit beelden
verrassend afwisselen. Het eerste deel van Bagara is een verslag
van de belevenissen tijdens de jaarlijkse inspectietocht van zijn
zwager Milou. Blanken ontbreken nagenoeg op de uiteindelijk
gereproduceerde kleinbeeldopnamen, die getuigen van
verwondering over ‘het echte Afrika’ met dansrituelen rond de
besnijdenis en de dood. Omdat hij de vrouwenbesnijdenis zelf
niet kon fotograferen, vroeg Van der Elsken kinderen om die te
tekenen. Een van die kindertekeningen is in de Zuid-Afrikaanse
editie – met een afwijkend stofomslag [17] – gecensureerd (p. 61)
[vergelijk 18 en 19] en hetzelfde geldt voor de jongetjes die zich
kostelijk vermaken met twee vrijende trekpoppetjes van hout
18 (p. 54).[vergelijk 20 en 21]
Ook muurschilderingen spelen een bijzondere rol in Bagara.[22]
Naast de in sommige edities opgenomen ondertitel en colofon
bevat Bagara slechts één ander woord: ‘Safari’ en dit ter
introductie van het tweede gedeelte van het boek over de jacht,
met huiveringwekkende beelden van een gedode drachtige olifant
en haar jong. Fotobijschriften ontbreken in Bagara. In plaats
daarvan bevat een deel van de oplage achterin een uitvouwbaar
en toelichtend tekstboekje gebaseerd op interviews met Van der
Elsken door Jan Vrijman. Van der Elsken droeg Bagara op aan de
safarileider en jager Henri Quintard, een kennis van zijn zwager.
Als tegenprestatie voor de gratis deelname aan een wildsafari
van drie weken maakte Van der Elsken een promotiefilm voor
Quintard. De film zelf ging verloren, maar een tweetal stills eruit
is opgenomen in het boek.[23] Bagara eindigt met een aangrijpend
20 kleurenbeeld van een uiterst pijnlijke vergissing van de Europese
jagers: het doden van de genoemde drachtige olifant.[24]
5. expertisecentrum kunst & vormgeving • bool: het nederlandse fotoboek 1940-2010 p5 van 14
17
22
23
19
24
21
6. expertisecentrum kunst & vormgeving • bool: het nederlandse fotoboek 1940-2010 p6 van 14
Kort voor Van der Elskens overlijden verscheen in 1990 een
Japanse editie onder de titel Africa 1957. In tegenstelling tot
het oorspronkelijke boek bevat deze editie toelichtende teksten
naast de foto’s.
1950—1960
Cas Oorthuys
De draad van het verhaal [25]
Meijer’s Industriële Uitgeverij, Wormerveer 1960
auteur: Bert Schierbeek
vormgeving: Jurriaan Schrofer
oplage: onbekend
uitvoering: gebonden met een stofomslag van doorzichtige kunststof
drukker: Meijer, Wormerveer
25 druktechniek: boekdruk
bijzonderheden: uitsluitend verspreid als relatiegeschenk van de Koninklijke
Textielfabrieken Nijverdal-Ten Cate N.V. bij het tweehonderdjarig bestaan
en honderd jaar na de introductie van het mechanisch weven
Decennia-, zo niet eeuwenlang leidde de textielindustrie met
name in Twente een bloeiend bestaan. Een groot deel ervan is
inmiddels verplaatst naar lage lonen landen – het onderwerp
bij uitstek voor de recente boeken van de fotograaf Bart
Sorgedrager. Maar Nijverdal-Ten Cate bestaat nog steeds en
bloeit mede dankzij het kunstgras, waar rond 1960 nog geen
sprake van was. Bij het 200-jarig bestaan van Nijverdal Ten Cate
en honderd jaar na de introductie van het mechanisch weven,
produceerde Meijer’s Industriële Uitgeverij in Wormerveer een
wonderschoon bedrijfsfotoboek voor deze jubilerende firma met
foto’s van Cas Oorthuys, teksten van Bert Schierbeek en vorm
gegeven door Jurriaan Schrofer.[26] Meijer’s Industriële Uitgeverij
werd in 1956 opgericht door Dirk Boon – schoonzoon van de
eind december 1955 overleden Dirk Meijer van de gelijknamige
drukkerij – en Wiet Groenenberg, met Max Dendermonde, de
grafisch ontwerper Mart Kempers en later Wim Alings als adviseurs.
Vanaf de oprichting tot midden jaren zestig had Meijers’ Industriële
Uitgeverij zo ongeveer het patent op bedrijfsfotoboeken. Deze
bedrijfsfotoboeken verschenen veelal bij jubilea van bedrijven en
werden buiten de boekhandel onder relaties verspreid. Het geheim
van deze uitgeverij school voor elk boekproject in een zorgvuldig
samengesteld team, bestaande uit een of meer fotografen, een
gerenommeerde auteur en dito ontwerper. De werkwijze van
26 Meijer’s Industriële Uitgeverij is in 1988 door Max Dendermonde
op hilarische wijze beschreven in zijn sleutelroman De laatste
beeldschone zwendel.[27] De drukkerij/uitgeverij heet in deze
sleutelroman Boneberg & Co, is gevestigd in Zutphen en wordt
geleid door Reinder Boneberg – een samentrekking van Dirk Boon
en Wiet Groenenberg. Hoofdpersoon in De laatste beeldschone
zwendel is de student neerlandistiek Gabri Bastiaanse, die voor de
bekende auteur Axel Rodermond – vermoedelijk een samentrekking
van Paul Rodenko en Max Dendermonde – research gaat verrichten
voor het jubileumboek van een provinciale elektriciteitscentrale
bij haar 50-jarig bestaan. Ik citeer met plezier enkele passages
uit De laatste beeldschone zwendel:
‘“Verrek,” zei Axel [Rodermond] ineens, “kijk es wat daar
staat. De Zaanstroom. Alles in hout sinds 1867.” Ze hingen
achter een grote, gesloten vrachtauto. “Dat is die internationale
deurenfabriek,” zei Axel. “Honderd jaar! Grote belangen in
Suriname. Ze maken parketvloeren, potloden, keukenblokken,
alles. Het gaat ze geweldig goed. Met al dat bouwen. Daar kan
best een groot gedenkboek af in 1967.”’
De voortgang met betrekking tot het boek voor de jubilerende
elektriciteitscentrale verloopt gesmeerd, mede omdat Axel
Rodermond er vroegtijdig een fraaie titel voor heeft bedacht,
want zo stelt hij in de roman:
7. expertisecentrum kunst & vormgeving • bool: het nederlandse fotoboek 1940-2010 p7 van 14
‘“Het mooimaken begint al met een fijne titel. Daar verkoop je
een boek op ... Als je bij een directeur met een goeie titel komt,
is de zaak voor driekwart verkocht. Dan moet je als de donder een
dummy laten maken, met die titel er groot op, dan kan die man
het komende boek wezenlijk in de hand houden. Dan bestaat het
eigenlijk al.”’
De student Gabri Bastiaanse leert als volgt van Axel Rodermond
hoe hij snel aan de gewenste informatie over een jubilerend bedrijf
kan komen:
‘“Je eerste taak is om te ontdekken wie het boek eigenlijk al heeft
geschreven. (...) In ieder groot bedrijf zit wel een verborgen gek die
het allemaal heeft bijgehouden. Wat er in 1926 gebeurde, in 1938,
28 in 1948, ga maar door. Ieder bedrijf heeft zo’n geheime auteur.
De grote kunst is om hem te vinden. En om dan het manuscript
uit zijn vingers te lullen.”’
Tenslotte schrijft Max Dendermonde in De laatste beeldschone
zwendel het volgende over bedrijfsfotoboeken in het algemeen:
‘“Je hebt maar één lezer, en dat is je volgende opdrachtgever. (...)
Voor de opdrachtgever is het een groot spel van ijdelheden, zo’n
gedenkboek. Hij wil een schitterend boek. Want het is zijn boek,
Hij is het boek. Zijn ijdelheid is boek geworden. Hij ligt daarin vast
voor de eeuwen.”’
Na dit intermezzo over de fictieve gang van zaken bij Meijer’s
Industriële Uitgeverij terug naar het werkelijk verschenen
bedrijfsfotoboek De draad van het verhaal van Oorthuys,
Schierbeek en Schrofer. De titel is spreekwoordelijk en moet
29 de directie van Nijverdal Ten Cate zeker hebben aangesproken.
Naast een drietal, ietwat saaie pagina’s over weven in het
algemeen en de specifieke bedrijfsgeschiedenis in het bijzonder,
is een poëtische tekst van Schierbeek tussen de zwart-wit foto’s
van Oorthuys geweven.[28] Daarin lezen we onder meer:
‘mens en machine maakten de draad
zij stonden in dienst van de draad
nu vervolgt de draad haar weg
in dienst van de mens
over de wereld verzonden verscheept
in alle kleuren en soorten
speelt, werkt, weent, lacht
danst en zwemt de mens
omsponnen en gesierd door de draad
de draad was de draad van dit verhaal’
30
Fotograaf, auteur en ontwerper hebben duidelijk zeer veel vrijheid
van de directie gekregen. Ook al bleef het aantal pagina’s met
kleurenfoto’s – vermoedelijk om financiële redenen – beperkt
tot twee.[29] Begeleid door kleiner gezette, toelichtende teksten
worden het productieproces, de machines in imposante industriële
hallen, het basismateriaal, eindproduct en de mensen achter de
machines in beeld gebracht. De draad van het verhaal besluit met
de cruciale rol die textiel in onze samenleving speelt. Oorthuys
putte voor dit beeldessay foto’s uit zijn rijke archief; variërend
van Louis Armstrong met een zakdoekje om het zweet van zijn
voorhoofd te wissen naast een baby in de luiers [30], tot een
oudere man die zichzelf een servet in een restaurant voorknoopt.
De schutbladen openen met transport over ijs in 1760 en eindigen
met dat per vliegtuig in 1960. Het boek besluit met een summary
in het Engels, Frans en Duits en beknopte omschrijvingen van de
foto’s over de productie van Nijverdal Ten Cate.
27
8. expertisecentrum kunst & vormgeving • bool: het nederlandse fotoboek 1940-2010 p8 van 14
1970—1980
Koen Wessing
Chili, september 1973 [31]
De Bezige Bij, Amsterdam 1973
auteur: Jan Vrijman
vormgeving: Koen Wessing
oplage: onbekend
uitvoering: geniet
drukker: onbekend
druktechniek: offset
Voor oudere generaties roept de datum 11 september niet alleen
herinneringen op aan de aanslag van 2001 op de Twin Towers,
maar evenzeer aan de coup in Chili van 1973 die het leven kostte
31 aan de democratisch gekozen president Salvador Allende. Deze
staatsgreep leidde internationaal in brede kring tot een golf van
verontwaardiging en protest. Op de dag van de coup zelf waren in
de hoofdstad Santiago slechts enkele fotografen aanwezig. Een van
hen was de Nederlandse fotograaf Chas Gerretsen, die voor zijn
foto’s van die dag de Robert Capa Gold Medal Award ontving.
Maar zijn bekendste foto maakte Chas Gerretsen acht dagen later
van Pinochet en zijn trawanten na de Heilige Mis ter ere van Chili’s
Onafhankelijkheidsdag in de kathedraal van Santiago. Daarvan
twee toepassingen op Spaanstalige boekpublicaties.[32]
Direct nadat het nieuws over de coup wereldkundig was geworden,
nam Koen Wessing het eerste het beste vliegtuig naar Santiago.
Na een tiendaags verblijf met zijn kleinbeeldcamera in Santiago,
maakte Wessing thuis zelf een dummy [33] voor de sobere
33 publicatie, met grofkorrelige foto’s gereproduceerd op dun papier.
Een interessant detail is dat deze dummy ooit in bezit was van
Joop den Uyl en sinds kort deel uitmaakt van de collectie van
het Nederlands Fotomuseum. Wessing beoogde geen chique
fotoboek, maar een visueel document van gebeurtenissen die
niet mogen worden vergeten. Op het omslag van iets dikker,
beige getint papier is de titel, naam van de fotograaf en uitgever
aangebracht met behulp van rubberen stempelletters. Mogelijk
geïnspireerd door het boek Bagara (1958) van Ed van der Elsken
bevat Chili, september 1973 geen tekst of bijschriften. De liggende
foto’s zijn aflopend afgedrukt op dubbele pagina’s, de staande
naast een witte of zwarte pagina. Na een zwarte openingspagina
begint het boekje met een verbranding van boeken uit de
bibliotheek van Jan van der Putten [34], jarenlang Latijns-Amerika
correspondent voor talloze Nederlandstalige bladen en auteur
van Chili ’71-’74. Analyse en voorlopige conclusies (Van Gennep,
32 Amsterdam 1974) met een foto van Koen Wessing op de omslag.[35]
De droom van Allende gaat letterlijk en figuurlijk in vlammen op.
De volgende en laatste pagina in het fotoboekje van Wessing tonen
hoe gewapende militairen deze boekverbranding ervaren.[36]
Na beelden van demonstraties en een dodelijk slachtoffer, wordt
de militaire repressie indringend verbeeld. Een tiental hiervan is
gemaakt in en rond het Nationaal Stadion waar – vermeende –
aanhangers van Allende massaal naar toe werden getransporteerd,
verhoord, gemarteld en vermoord.[37] Fotografen en journalisten
kregen er op 22 september 1973 kortstondig toegang en naast
Wessing documenteerde ook David Burnett dit tijdelijke getto.
[38] Gedetineerden en militaire bewakers hebben gemeen dat zij
een toegeworpen sigaret niet versmaden.[39] Een van de meest
sprekende en gereproduceerde Chili-foto’s van Koen Wessing
toont hoe burgers onder militair toezicht worden gedwongen
onwelgevallige muurteksten over te kalken.[40]
Mede door publicatie in The Photobook: A History, volume I (2004)
van Martin Parr en Gerry Badger is Chili, september 1973 inmiddels
een schaars en kostbaar verzamelobject, maar dankzij de reprint
ervan in de reeks ‘Books on Books’ (Errata Editions, New York
2010) kan een breder publiek er nog steeds kennis van nemen.
9. expertisecentrum kunst & vormgeving • bool: het nederlandse fotoboek 1940-2010 p9 van 14
34
35
36
37
38
39
40
10. expertisecentrum kunst & vormgeving • bool: het nederlandse fotoboek 1940-2010 p10 van 14
41
41
42
1980—1990
Hans Aarsman
Hollandse taferelen [41]
Fragment Uitgeverij, Amsterdam 1989
auteur: Hans Aarsman
vormgeving: Klaus Baumgärtner
oplage: 2000
uitvoering: gebonden met stofomslag
drukker: Rosbeek bv, Nuth
druktechniek: offset
bijzonderheden: gebaseerd op columns met foto’s die in 1988-1989 wekelijks
in Trouw en maandelijks in Foto verschenen
43
Van maart 1988 tot februari 1989 trok Aarsman met een Citroën
kampeerbus en een Linhof 4 × 5 inch camera door Nederland.
In dagblad Trouw publiceerde hij wekelijks reisberichten onder de
titel ‘Hier op aarde’ en maandelijks in het tijdschrift Foto onder de
titel ‘Hollandse Taferelen’. Het hierop gebaseerde boek is inmiddels
zelfs antiquarisch een zeldzaamheid.[41, 42, 43]
Wie er een exemplaar van bezit mag in zijn of haar handjes knijpen,
want de prijs inclusief stofomslag ligt zelden onder de € 750,-.
Waarom is dit (boek)project van Hans Aarsman nu zo belangrijk?
Voor een antwoord op deze vraag kunnen we te rade gaan
bij nummer 41 van het helaas ter ziele gegane tijdschrift
Perspektief uit 1991, getiteld ‘Repositioning documentary’.
Hierin betoogt Hripsimé Visser als conservator fotografie van
het Stedelijk Museum Amsterdam dat musea alternatieve podia
zijn voor nieuwe vormen van documentaire fotografie, waarvoor
de traditionele gedrukte media geen ruimte bieden. Naast
Seiichi Furuya, Karen Knorr, Alfredo Jaar, Julian Germain en
Nan Goldin is Hans Aarsman als enige Nederlandse fotograaf in het
genoemde nummer van Perspektief vertegenwoordigd met een
serie van vier foto’s uit 1990 over het voormalige Oost-Duitsland,
gemaakt in opdracht van de Technische Universiteit Eindhoven.[44]
De door Linda Roodenburg uit de mond van Aarsman opgetekende
kanttekeningen bij deze serie laten zich lezen als een manifest:
‘Iedere suggestie van opzettelijkheid in het beeld dient te worden
vermeden. Dat luistert heel nauw. Voordat je het weet heb je een
mooie compositie of een bijzonder moment te pakken. Of een
symbool, want de kijkers zijn inmiddels ook zodanig geoefend
in het interpreteren van foto’s, dat achter ieder beeldelement
wel iets gezocht en gevonden wordt. De positie van de camera is
daarbij van groot belang. De afstand moet groot, maar niet té
groot zijn. De mensen, in verhouding tot de gebouwen, niet te
klein en niet te groot. Hun aanwezigheid moet vanzelfsprekend
zijn. (…) Niet alleen het standpunt van de camera dient zorgvuldig
te worden gekozen. Ook de compositie en de belichting luisteren
nauw. Een ideale belichting is een gelijkmatige belichting. Licht
is nodig voor de scherptediepte, maar schaduwen zijn uit den
boze. Er moeten kleurcontrasten zijn, opdat alle elementen zoveel
mogelijk op zichzelf blijven staan en dus niet in contact komen
met andere beeldelementen. De compositie is weloverwogen en
eveneens zo onopvallend mogelijk. Niet rommelig, dat valt op,
maar uitgebalanceerd …’
11. expertisecentrum kunst & vormgeving • bool: het nederlandse fotoboek 1940-2010 p11 van 14
De techniek optimaal beheersend deed Aarsman er dus alles
aan om zichzelf als maker zoveel mogelijk weg te cijferen.
De uiterste consequentie van Aarsman’s keuze om als fotograaf
zo onzichtbaar mogelijk te zijn, was stoppen met fotograferen.
Dat is ook precies wat hij uiteindelijk heeft gedaan door de camera
te verruilen voor de pen en de computer om te reflecteren op de
mogelijkheden en onmogelijkheden van het medium fotografie.
Met betrekking tot de foto Waterhuizen [45] verdient het volgende
enige aandacht. Toen het Nederlands Fotomuseum in 2005 een
groep toevallig opgedoken originele afdrukken uit Hollandse
Taferelen van Aarsman wilde verwerven en daarover met hem in
gesprek raakte, wees hij dit idee rigoreus van de hand – mede
omdat de afdrukken nogal waren verkleurd. Hierdoor ontstond
het idee zijn originele negatieven op hoge resolutie te laten
scannen, er goed houdbare digitale prints van te maken en deze
scans via het internet toegankelijk te maken. Tot A3-formaat kan
de hele wereld sindsdien thuis prints van zijn belangrijkste foto’s
maken. Gezien zijn afkeur van de fotografie als kunstobject, stelde
Aarsman gebruikers van het internet bovendien gedurende een
beperkte periode in de gelegenheid om op de eigen printer twee
afdrukken van Waterhuizen te maken en deze op te sturen naar
het Nederlands Fotomuseum. Dit met de toezegging dat er één
gesigneerd zou worden geretourneerd en één in de collectie van
het museum zou blijven. Circa 140 mensen maakten gebruik van
deze mogelijkheid en ontvingen inderdaad een gesigneerde, door
henzelf gemaakte afdruk. De fotografische galeriewereld stond op
haar achterste benen omdat de handel in afdrukken in beperkte
44 oplage hierdoor zou worden ondermijnd. Maar dit gevreesde effect
liet op zich wachten en de handel in fotografische afdrukken als
kunstobject is er geenszins door ingestort.
45
12. expertisecentrum kunst & vormgeving • bool: het nederlandse fotoboek 1940-2010 p12 van 14
1990—2000
Bertien van Manen
A hundred summers, a hundred winters [46]
De Verbeelding, Amsterdam 1994
auteur: Ryszard Kapuscinski, Bertien van Manen
vormgeving: Menno Landstra
oplage: 2000
uitvoering: genaaid
drukker: Lecturis bv, Eindhoven
druktechniek: offset
bijzonderheden: eerste druk oktober 1994, tweede druk november 1995.
In 1995 bekroond met de Kees Scherer en Maria Austria prijs
46
Bertien van Manen (geb. 1942) begon haar fotografische carrière
als modefotograaf. Mede geïnspireerd door Robert Frank kwam
zij echter al snel op het spoor van een meer geëngageerde vorm
van fotografie. In 1979 publiceerde zij haar eerste fotoboek over
allochtone vrouwen onder de titel Vrouwen te gast [47], met als
inspiratiebron het boek A Seventh Man: A Book of Images and
Words about the Experience of Migrant Workers in Europe van
John Berger (1975). De foto’s in Vrouwen te gast zijn tamelijk
formeel en afstandelijk. Dit in tegenstelling tot de bewust anti-
esthetische beelden die zij samen met Catrien Ariëns in opdracht
van het Rijksmuseum maakte en bundelde in Zelfportret.
Vrouwenbeweging in de jaren tachtig (1982).
Als ware het een drieluik publiceerde Bertien van Manen in 1985
– opnieuw samen met Catrien Ariëns – Dienstmaagd des Heren
(1985) over het kloosterleven van nonnen. Geleidelijk rezen bij
haar echter twijfels over deze vorm van sociale betrokkenheid.
‘Ik heb altijd een beetje de pest gehad aan dat etiket sociaal
fotograaf. Op een gegeven moment wil je wat anders en heb je
het gevoel: ik kan nu wel tot mijn dood laten zien hoe ellendig
mensen het hebben, maar er verandert toch zo weinig’, stelde
zij in een interview (Vrij Nederland, 19 november 1988). Door in
de Verenigde Staten en de voormalige Sovjet-Unie bij mensen
thuis te gaan wonen en met een simpele amateur camera in
kleur te gaan werken ontwikkelde zij een heel nieuwe vorm van
geëngageerde fotografie. Een belangrijke inspiratiebron daarbij
vormde de snapshot-esthetiek van de fotografe Nan Goldin, die
in 1986 internationaal naam had gemaakt door het cultboek
The Ballad of Sexual Dependency [48] met zeer directe en bewogen
beelden uit haar eigen turbulente leven en dat van haar vrienden.
Nadat Bertien van Manen Russisch had geleerd verbleef zij begin
49 jaren negentig langdurig in verschillende delen van de toenmalige
Sovjet-Unie. Gecombineerd met eigen teksten publiceerde zij een
keuze uit deze foto’s in het boek A hundred summers, a hundred
winters (1994) 49]. Het boek sloeg in als een bom, viel meermaals
[
in de prijzen en beleefde in 1995 een herdruk – een zeldzaamheid
voor fotoboeken in Nederland. De foto’s zijn door hun directheid
en ongekunsteldheid van een betoverende schoonheid en werpen
een geheel nieuw licht op het alledaagse leven in de voormalige
Sovjet-Unie. Bertien van Manen hanteerde een vergelijkbare
werkwijze voor haar project over China dat na veertien reizen
als boek verscheen onder de titel East Wind West Wind (2001).
Daarna begon zij aan het project Give me your Image (2005) over
de rol die familiefoto’s spelen in Europese interieurs. Hiermee
47 onderzoekt zij de herinneringsfunctie van de fotografie in de
samenleving.
48
13. expertisecentrum kunst & vormgeving • bool: het nederlandse fotoboek 1940-2010 p13 van 14
2000—2010
Geert van Kesteren
Baghdad Calling. Reportages uit Turkije, Syrië, Jordanië en Irak [50]
Episode Publishers, Rotterdam 2008
auteurs: Jan Gruiters (voorwoord), Brigitte Lardinois (inleiding),
51 Geert van Kesteren (interviews)
vormgeving: Mevis & Van Deursen
oplage: 3500
uitvoering: genaaid
drukker: Dijkman offset, Amsterdam
druktechniek: offset
bijzonderheden: Nederlandse en Engelse editie
50
Nadat Geert van Kesteren aanvankelijk vooral in zwart-wit in
conflictgebieden had gefotografeerd, ging hij in 2003-2004
naar Irak en fotografeerde daar als ‘embedded’ fotograaf digitaal.
Zijn boek Why Mister, Why? Iraq 2003-2004 (2004) [51] – met
een voorwoord van reisgenoot Michael Hirsh, senior editor
van Newsweek – trok direct na verschijning internationaal veel
aandacht en leidde ertoe dat Van Kesteren werd uitgenodigd
voor een aspirant-lidmaatschap van het fameuze foto-agentschap
Magnum. Maar uiteindelijk leidde dit niet tot een definitief
lidmaatschap. Vermoedelijk mede omdat hij door zijn tweede
boek Baghdad Calling een te radicale nieuwe weg insloeg.
In Baghad Calling [50] laat Van Kesteren door een beperkt aantal
eigen opnamen zien hoe Iraakse vluchtelingen leven in Jordanië,
Syrië en Turkije.[52] Deze eigen opnamen zijn gereproduceeerd
op glanzend papier in inspringende katernen. Maar het grootste
deel van het boek bestaat uit beelden van de Irakezen zelf en
zijn gereproduceerd op krantenpapier: een team rond Van
Kesteren verzamelde honderden foto’s uit mobiele telefoons en
digitale camera’s van Iraakse burgers die plekken laten zien waar
journalisten zich om veiligheidsredenen niet konden begeven.[53]
Ontploffende granaten, familiefeesten, etnische zuivering, dansen
in het park, een stukgeslagen infrastructuur en hoop op betere
tijden wisselen elkaar af. Ik raad u ten stelligste aan om deze
beelden zelf in het boek te gaan bekijken. Koop het snel, want het
is binnenkort uitverkocht en wordt zeker een verzamelaarsitem.
De combinatie van professionele foto’s, amateurbeelden
en interviews met vluchtelingen – getuigenissen van de
verschrikkingen die hen zijn overkomen – geven een indringende
kijk op de situatie waarin de Iraakse burgers zich bevonden en nog
steeds bevinden. Zoals bekend verkeert het land immers in een
staat van burgeroorlog na de inval in 2003 door een coalitie van
westerse landen. Baghad Calling is een oproep aan die landen om
52 hun verantwoordelijkheid te nemen en de Irakezen niet aan hun
lot over te laten.
Baghad Calling is – net als Why Mister, Why? – niet alleen een
beeldschoon boek, maar laat ook zien hoe de opkomst van de
camphone en burgerjournalistiek professionele fotografen in dit
tijdsgewricht voor nieuwe opgaven stelt.
14. expertisecentrum kunst & vormgeving • bool: het nederlandse fotoboek 1940-2010 p14 van 14
Fotografisch, camera- en boektechnisch trokken er in het voor
deze lezing gegeven tijdsbestek heel verschillende boeken
aan u voorbij. Te beginnen met een prachtig in koperdiepdruk
uitgevoerd boek uit 1947 waarvoor de meeste zwart-wit foto’s
met een 6 × 6 camera werden gemaakt. Het tweede boek van
Ed van der Elsken uit 1958 verscheen eveneens in koperdiepdruk
en de foto’s hiervoor werden – naast een tweetal filmstills –
in zwart-wit en kleur met Leica camera’s gemaakt. De draad
van het verhaal vormt een van de hoogtepunten uit de fraaie
Nederlandse bedrijfsfotoboeken die in deze periode veelal op een
offsetpers werden gedrukt. Geheel in de geest van de strijdcultuur
in de jaren zeventig koos Koen Wessing voor een pamflettistische
presentatie van zijn visuele aanklacht tegen het dictoriale bewind
in Chili. In aansluiting op de Amerikaanse fotografen die in 1975
vertegenwoordigd waren in de tentoonstelling New Topographics.
Photographs of a Man-altered Landscape reisde Aarsman
eind jaren tachtig als een visuele ontdekkingsreiziger met een
zware 4 × 5 inch camera door ons land. Min of meer als een
reactie hierop koos Bertien van Manen juist voor een heel
simpele amateurcamera om mensen in de voormalige Sovjet-
Unie zo dicht mogelijk op de huid te kunnen zitten. Tenslotte
maakte Van Kesteren een deugd van de nood dat hij zelf niet
53 opnieuw in Irak kon fotograferen en verzamelde hij digitaal
gemaakte en verzonden amateurfoto’s bij vluchtelingen in de
omringende landen.
Flip Bool
Flip Bool is lector fotografie aan AKV|St.Joost, Avans Hogeschool, Breda en
Senior Collecties & Onderzoek van het Nederlands Fotomuseum, Rotterdam.