SlideShare a Scribd company logo
1 of 45
Economische potpourri
Versie januari 2009
Pag 1/45
Inhoudstabel
A. Inleiding p. 3
B. Soorten vennootschappen p. 4
1. De vennootschap onder firma p. 4
2. De gewone commanditaire vennootschap p. 4
3. De commanditaire vennootschap op aandelen p. 5
4. De coöperatieve vennootschap p. 5
5. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid p. 6
6. De naamloze vennootschap p. 7
C. Fiscale optimalisatie bij vennootschappen – enkele technieken p. 10
7. De maatschap – een fiscaal transparante vennootschap p. 10
8. Voordelige tarieven van de vennootschapsbelasting p. 11
9. Geld uit uw vennootschap halen p. 13
D. Beloningen voor werknemers en bedrijfsleiders p. 24
1. Geschenken en cadeaucheques p. 24
2. Enkele andere voordelen in natura p. 27
3. Maaltijdcheques p. 27
4. Aandelenopties p. 28
E. De ratio’s p. 30
1. Voorafgaande bemerkingen p. 30
2. Liquiditeitsratio’s p. 30
3. Solvabiliteit p. 34
4. Rendabiliteit p. 37
5. Verhouding eigen vermogen tegenover het kapitaal p. 38
6. Besluit p. 40
F. Bijlage: uitreksel jaarrekening p. 41
Pag 2/45
A. Inleiding
Het is voor een ondernemer heel belangrijk om aan fiscale optimalisatie te doen. Daarom gaan we
in deze syllabus wat dieper ingaan op een aantal fiscale aspecten bij ondernemingen.
Eén van de belangrijkste keuzes voor een ondernemer is de keuze tussen een vennootschap en een
éénmanszaak. Kiest hij voor een éénmanszaak, dan zal zijn winst worden belast aan de hoge
tarieven van de personenbelasting. Kiest hij daarentegen voor een vennootschap, dan kan hij
genieten van de lagere tarieven binnen de vennootschapsbelasting. Hierbij ontstaat dan echter wel
het probleem dat als hij zijn geld uit zijn vennootschap haalt, dit toch zal belast worden in de
personenbelasting. Er bestaan evenwel verschillende manieren om geld uit uw vennootschap te
halen, die elk een verschillende fiscale behandeling met zich meebrengen. Daarom gaan we enkele
technieken inzake fiscale optimalisatie bij vennootschappen uiteenzetten.
Ook op het vlak van de beloningen die een ondernemer aan zijn werknemers of aan zichzelf toekent
kan er een groot verschil in fiscale behandeling bestaan. Daarom gaan we in hoofdstuk C eens
dieper ingaan op de verschillende soorten beloningen en hun fiscale behandeling.
Ten slotte bestaat de mogelijkheid dat een onderneming niet tijdig - of zelfs helemaal niet - betaald
worden door zijn klanten. In dat geval spreekt men van ‘dubieuze debiteuren’. Het is dan ook aan te
raden om vooraf eens na te gaan hoe het zit met de financiële situatie van potentiële klanten.
Daarom gaan wij in het laatste hoofdstuk ook eens de belangrijkste ratio’s op een rijtje zetten en
nagaan wat deze ratio’s nu precies betekenen.
Pag 3/45
B. De vennootschappen met
rechtspersoonlijkheid
1. De vennootschap onder firma
De vennootschap onder firma is de eenvoudigste vennootschapsvorm met rechtspersoonlijkheid.
Een maatschap kan gemakkelijk een VOF worden door zijn oprichtingsakte neer te leggen. Het is
een zuivere personenvennootschap. Dit betekent dat in principe:
• De vennootschap ontbonden wordt door het overlijden van een vennoot.
• De vennoten hun aandeel niet kunnen verkopen of schenken zonder akkoord van de
medevennoot.
• Alle beslissingen met éénparigheid genomen worden.
Voordelen
• Er is geen minimumkapitaal vereist.
• De oprichting van een V.O.F. kan via een onderhandse akte. Er is een minimum aan formele
regels en men hoeft geen notaris in te schakelen.
• De inbreng van de vennoten kan bestaan uit arbeid.
• De aandelen zijn niet overdraagbaar aan derden zodat het familiaal karakter gewaarborgd
blijft.
• Beperkte verplichtingen inzake openbaarmaking van stukken en boekhouding.
Nadelen
• Alle vennoten zijn hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk voor de schulden van de V.O.F.
• Het faillissement van de V.O.F. brengt eventueel het faillissement van de vennoten met zich
mee.
• Behoudens afwijkende bepalingen wordt iedere vennoot als werkende vennoot beschouwd
en is hij, in die hoedanigheid, zelfstandige. Als de zaakvoerder vennoot is, is hij eveneens
zelfstandige. Aan de V.O.F. kan, in voorkomend geval, een externe zaakvoerder niet-
vennoot toegewezen worden. Als deze laatste een ondergeschikte van de vennootschap is,
zal hij loontrekkende zijn. In het tegenovergestelde geval is hij zelfstandige.
2. De gewone commanditaire vennootschap
De gewone commanditaire vennootschap of Comm.V. verschilt van de V.O.F. omdat er naast de
‘beherende vennoten’ ook ‘stille vennoten’ of geldschieters bestaan. De stille vennoten hebben, in
tegenstelling tot de onbeperkt aansprakelijke beherende vennoten, een beperkte aansprakelijkheid.
Voordelen
• De voordelen zijn dezelfde als bij de V.O.F. (geen minimumkapitaal vereist, weinig formele
verplichtingen, …) met dit verschil dat de stille vennoten enkel aansprakelijk kunnen gesteld
worden voor hun inbreng.
Nadelen
Pag 4/45
• De nadelen zijn dezelfde als bij de V.O.F. met dit verschil dat de stille vennoten zich in
principe niet openlijk kunnen inlaten met het beheer van de vennootschap. Indien zij dit wel
doen, worden zij onbeperkt aansprakelijk.
3. De commanditaire vennootschap op aandelen
De commanditaire vennootschap op aandelen vertoont de volgende kenmerken:
• minstens twee zaakvoerders
• de zaakvoerders moeten vennoten zijn en door de statuten worden aangeduid
• twee soorten vennoten:
o stille vennoten: beperkt aansprakelijk tenzij ze tekenen voor de vennootschap
(anders dan bij volmacht) en tenzij hun naam in de naam van de vennootschap
voorkomt
o beherende vennoten : hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk
• de zaakvoerders hebben een vetorecht in de algemene vergadering
Dit alles heeft tot gevolg dat ouders een commanditaire vennootschap op aandelen kunnen
oprichten waarvan zij zelf zaakvoerder-vennoot worden. Dan kunnen zij 99% van de aandelen reeds
verkopen aan hun kinderen. Dankzij hun vetorecht zullen ze immers hun inspraak in de algemene
vergadering niet verliezen.
De grote nadelen van een commanditaire vennootschap zijn uiteraard dat de beherende vennoten
hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk zullen zijn voor de schulden van de vennootschap en dat er
hoge oprichtingskosten aan verbonden zijn (minimumkapitaal (cfr. NV), notariële akte, …).
Bovendien zijn er ook nog de boekhoudkundige verplichtingen inzake publicatie, … (dus een
dubbele boekhouding voeren).
4. De coöperatieve vennootschap
De wet van 20 juli 1991 maakt een onderscheid tussen de coöperatieve vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid (CVBA) en de coöperatieve vennootschap met onbeperkte en hoofdelijke
aansprakelijkheid (CVOA).
Voordelen
• Alle vennoten zijn slechts aansprakelijk voor het bedrag van hun inbreng in de CVBA.
• De vennoten kunnen gemakkelijk in- en uittreden.
• De aandelen zijn steeds op naam en kunnen slechts beperkt worden overgedragen zodat het
familiaal karakter van deze vennootschap kan gewaarborgd worden.
Nadelen
• Notariële akte nodig voor de oprichting van een C.V. (met beperkte aansprakelijkheid).
• Boekhoudkundige en administratieve verplichtingen.
• Heeft gezien het groot aantal faillissementen een vrij slecht imago.
CVBA of CVOA?
CVBA CVOA
Minimum aantal personen 3 3
Pag 5/45
Minimum in te brengen
kapitaal
18.550 € Geen minimumkapitaal
Te volstorten kapitaal Ten bedrage van 1/4 met een
minimum van 6.200 €
Niet bepaald
De inbreng van kapitaal In geld of in goederen Geen voorschriften
Verificatie bedrijfsrevisor bij
inbreng goederen?
Ja Neen
Oprichtingsakte Notariële akte Onderhandse akte
Aansprakelijkheid Beperkt tot inbreng Onbeperkt en hoofdelijk
Aandelen Op naam Op naam
Mogelijkheden van
overdracht
Niet aan derden overdraagbaar Niet aan derden overdraagbaar
Bestuur 1 bestuurder al dan niet vennoot 1 bestuurder al dan niet vennoot
Boekhoudkundige
verplichtingen
Dubbele boekhouding Dubbele boekhouding
Fiscaliteit Vennootschapsbelasting Vennootschapsbelasting
Financieel plan verplicht? Ja Neen
Fiscale behandeling van de uittreding
In een coöperatieve vennootschap kunnen de vennoten in principe vrij uittreden. Dit kan zeer
voordelig zijn voor een minderheidsaandeelhouder die zijn aandelen wil verkopen maar geen kopers
vindt. Een vennoot die uittreedt uit een coöperatieve vennootschap heeft recht op de betaling van
zijn “scheidingsaandeel”. Dit scheidingsaandeel wordt ten belope van het verschil tussen het
ontvangen scheidingsaandeel en de aanschaffingswaarde van de aandelen (kortom: de
“meerwaarde”) behandeld als een dividend waarop een roerende voorheffing van slechts 10 % van
toepassing is (in plaats van het gewone tarief dat normaal gezien van toepassing is op dividenden
(25 % of 15 %). Dit is minder voordelig dan de behandeling van de meerwaarde die een vennoot
zou verkrijgen in geval van een verkoop van zijn aandelen (die meerwaarde wordt immers niet
belast), maar aangezien een minderheidsaandeelhouder niet gemakkelijk een koper zal vinden van
zijn aandelen kan deze behandeling toch als vrij voordelig worden beschouwd.
5. De besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid
Oorspronkelijk bestonden er belangrijke verschillen tussen de BVBA en de naamloze vennootschap
(NV). Een hele serie wetswijzigingen heeft het onderscheid tussen NV en BVBA echter steeds meer
vervaagd. Het belangrijkste juridisch verschilpunt dat overblijft ligt in het ‘besloten’ karakter van
de BVBA. Dit wil zeggen dat de overdracht van aandelen aan strikte regels gebonden is. Bovendien
is het vereiste minimumkapitaal lager in de BVBA dan in de NV.
Pag 6/45
Iedere handelaar, ondernemer of beoefenaar van een vrij beroep kan ook alleen een vennootschap
oprichten. Deze eenpersoonsvennootschap moet de vorm aannemen van een BVBA. Alle
bepalingen die gelden voor een gewone BVBA blijven in principe gelden voor een eenpersoons-
BVBA.
Voordelen
• Een (E)BVBA kan opgericht worden door 1 vennoot.
• Alle vennoten zijn slechts aansprakelijk ten belope van hun inbreng.
• De aandelen zijn slechts onder zeer strikte voorwaarden overdraagbaar; het familiaal
karakter kan dus gewaarborgd worden.
Nadelen
• Voor de oprichting van (E)BVBA is de tussenkomst van een notaris nodig.
• Boekhoudkundige en administratieve verplichtingen zijn zwaarder.
• Alle ‘verschijners’ bij de oprichtingsakte worden als oprichters beschouwd (van belang voor
de oprichtersaansprakelijkheid!).
6. De naamloze vennootschap
Hoewel de wetgever de vennootschapsvorm van de N.V. had uitgedacht als ondernemingsvorm
voor grotere kapitaalkrachtige ondernemingen, kan de N.V.-vorm ook aangenomen worden door
kleine en middelgrote (familiale) bedrijven.
Belangrijkste verschilpunten met de BVBA zijn:
• De strakkere en meer ingewikkelde bestuursorganisatie:
o Bij een NV bestaat de bedrijfsleiding uit minstens 2 personen: 2 bestuurders die
samen als college optreden. De bestuurders zijn benoemd voor slechts 6 jaar, tenzij
er een hernieuwing is van hun mandaat. De algemene vergadering kan een
bestuurder op elke ogenblik, zonder enige motivering, bij gewone meerderheid
afzetten. Verder kan een bestuurder geen opvolging aanduiden.
o In een BVBA kan de bedrijfsleiding in handen zijn van één persoon, de zaakvoerder.
Bovendien kan men er in een BVBA voor zorgen dat men als zaakvoerder zo goed
als onafzetbaar is, door zichzelf te benoemen tot statutaire zaakvoerder. De
zaakvoerder kan met juridische zekerheid bepalen wie zijn opvolger is door deze
persoon in de statuten te benoemen tot zaakvoerder-opvolger en door deze persoon
bovendien minstens één aandeel te geven. De gewone zaakvoerder kan, net zoals in
een NV, door de algemene vergadering op elk ogenblik, zonder enige motivering, bij
gewone meerderheid afgezet worden.
• Het hogere minimumkapitaal dat wordt vereist (€ 61.500, volledig volgestort). Dit bedrag
moet op een afzonderlijke rekening worden gestort, vóór de oprichting van de vennootschap.
• Ingeval van inbreng in natura moeten de oprichters een bedrijfsrevisor aanduiden. De
bedrijfsrevisor maakt een verslag op waarin hij de toegepaste waarderingsmethode beschrijft
alsook een beschrijving weergeeft van elke inbreng in natura.
• Een belangrijk verschilpunt waren de aandelen aan toonder bij de NV. Deze aandelen
worden echter afgeschaft. Sinds 2008 mogen er geen aandelen aan toonder meer worden
uitgegeven. .
Pag 7/45
• Bij een BVBA worden alle ‘verschijners’ bij de oprichtingsakte als oprichters beschouwd
(van belang voor de oprichtersaansprakelijkheid!). Bij een NV zijn er specifieke oprichters
en bestuurders.
Voordelen
• Alle vennoten zijn slechts aansprakelijk ten belope van hun inbreng.
• Er kunnen winstbewijzen worden uitgegeven.
Nadelen
• Notariële akte nodig voor de oprichting van een NV.
• Minder goede waarborgen voor het behoud van het familiale karakter.
• Vrij ingewikkelde besluitvorming en zware boekhoudkundige verplichtingen.
• Hoog startkapitaal vereist.
NV of BVBA?
NV (E)BVBA
Minimum aantal personen 2 1
Minimum in te brengen
kapitaal
61.500 EUR 18.550 EUR
Te volstorten kapitaal Minimum 61.500 EUR BVBA: Ten bedrage van 1/5
met een minimum van € 6.200
EBVBA: minimum € 12.400
De inbreng van kapitaal In geld of in goederen In geld of in goederen
Verificatie bedrijfsrevisor bij
inbreng goederen?
Ja Ja
Oprichtingsakte Notariële akte Notariële akte
Aansprakelijkheid Beperkt tot de inbreng Beperkt tot de inbreng
Aandelen Op naam of gedematerialiseerd
(sinds 2008)
Enkel op naam
Mogelijkheden van
overdracht van aandelen
Vrij overdraagbaar
(voorkeurrecht mogelijk)
Alleen met eenparige
toestemming van de vennoten
Bestuur Raad van bestuur:
• minimum 3 leden (aan
toonder)
• Minimum 2 leden (op
naam)
1 of meerdere zaakvoerders
Boekhoudkundige
verplichtingen
Dubbele boekhouding Dubbele boekhouding
Pag 8/45
Fiscaliteit Vennootschapsbelasting Vennootschapsbelasting
Financieel plan verplicht? Ja Ja
C. Fiscale optimalisatie bij
vennootschappen – enkele technieken
Pag 9/45
1. De maatschap – een fiscaal transparante vennootschap
a. Probleem bij aftrekbaarheid van beroepskosten
De maatschap is de eenvoudigste vennootschapsvorm en heeft geen rechtspersoonlijkheid. Hierna
gaan we een bepaalde techniek bespreken waarbij de maatschap op fiscaal vlak voordelig kan zijn.
Eén van de voordelen bij die techniek is het feit dat de voorwaarden voor aftrekbaarheid van
beroepskosten niet van toepassing zullen zijn. Daarom gaan we eerst eens kijken wat die
voorwaarden nu specifiek zijn.
Artikel 49 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen stelt de volgende voorwaarden opdat een
beroepskost aftrekbaar zou zijn:
a. De beroepskost moet gedaan of gedragen zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of
te behouden.
b. De beroepskost moet tijdens het belastbare tijdperk gedaan of gedragen zijn.
c. De echtheid en het bedrag van de beroepskost moet verantwoord worden door middel
van bewijsstukken of, indien dat niet mogelijk is, door alle andere door het gemeen recht
toegelaten bewijsmiddelen, behalve de eed.
Het is deze laatste voorwaarde die vaak voor problemen zorgt. Bij wijze van voorbeeld kunnen we
wijzen op de managementvergoeding die een vennootschap aan haar manager uitkeert. Uiteraard zal
deze vennootschap die vergoeding willen aftrekken als beroepskost. Het gebeurt echter vaak dat die
vennootschap deze managementvergoeding zal toekennen voor het leveren van
“managementprestaties”. Het is hierbij echter niet altijd duidelijk wat er wordt verstaan onder
“managementprestaties”. De fiscus wil dan graag weten waarvoor die managementvergoeding
specifiek wordt toegekend. Aangezien dat vaak niet kan worden aangetoond betekent dit dat de
aftrek ervan als beroepskost niet wordt toegelaten en er dus toch een dubbele belasting plaatsvindt.
Tot voor kort kon men deze dubbele belasting omzeilen door middel van de toepassing van het
regime van abnormale of goedgunstige voordelen. Dit regime stelt dat indien een onderneming
dergelijke voordelen verleent, de waarde van die voordelen bij haar belastbare winst wordt gevoegd
tenzij die voordelen in hoofde van de ontvanger in aanmerking komen voor het bepalen van zijn
belastbare winst. Bovendien stelde de fiscale rechtspraak dat de regeling in verband met de
abnormale en goedgunstige voordelen voorrang had op de regeling met betrekking tot de
aftrekbaarheid als beroepskosten. Van zodra de toegekende vergoeding aanleiding had gegeven tot
een belastbaar voordeel in hoofde van de ontvanger, was deze aftrekbaar in hoofde van de
verstrekker.
De wetgever heeft recentelijk echter een wijziging aangebracht in de regeling van de abnormale of
goedgunstige voordelen die voor gevolg heeft dat sinds het aanslagjaar 2008 de regeling inzake
aftrekbaarheid van beroepskosten wél voorrang heeft op deze van de abnormale en goedgunstige
voordelen. Met andere woorden, als de managementvergoeding niet voldoet aan de voorwaarden
voor aftrekbaarheid van beroepskost, dan zal deze zowel belast worden in hoofde van de
verstrekker als in hoofde van de ontvanger. Het is dus aan te raden om de managementvergoeding
die men toekent te kunnen verantwoorden indien men de aftrekbaarheid van die vergoeding niet wil
Pag 10/45
verliezen. Het is dus van het grootste belang dat men kan aantonen waarvoor men nu precies die
vergoeding toekent!
b. Fiscaal voordelig werken met een maatschap
De maatschap kan op fiscaal vlak voordelig zijn aangezien deze vennootschapsvorm “fiscaal
transparant” is. Dit wil zeggen dat de maatschap niet onderworpen is aan de
vennootschapsbelasting. In plaats daarvan worden de winsten of baten van de maatschap
onmiddellijk belastbaar in hoofde van de vennoten (“maten”) overeenkomstig hun aandeel in het
resultaat van de maatschap (welke contractueel bepaald kan worden). Dit gebeurt ongeacht of dit
aandeel in het resultaat al dan niet effectief wordt uitgekeerd.
Dit kan voordelig zijn als een onderneming (A) een investering gaat doen die in het begin
verlieslatend zal zijn, en pas op termijn winst zal opleveren. Deze onderneming kan dan best een
vennootschap oprichten of een lege vennootschap opkopen. Die vennootschap, die de effectieve
investering zal doen, kan dan een (handels)maatschap aangaan met een andere onderneming (B) die
veel winsten heeft. Er kan dan contractueel bepaald worden dat zolang onderneming A geen
winsten maakt boven een bepaald niveau, (een deel van) het verlies toegekend zal worden aan
onderneming B. De hierboven uiteengezette voorwaarden voor aftrekbaarheid van beroepskosten
zullen in dit geval niet van toepassing zijn aangezien het hier beroepsverliezen betreft en geen
beroepskosten.
Er bestaan evenwel beperkingen op deze techniek. Vooreerst moet er rekening gehouden worden
met het verbod van leeuwenbeding. Een beding die de gehele winst of het gehele verlies van een
vennootschap volledig toekent aan één bepaalde vennoot of die een vennoot van elk aandeel in de
winst of het verlies uitsluit is immers nietig. Bovendien moet u er bij de contractuele bepaling van
de winstverdeling rekening mee houden dat de rechten van beide vennoten evenredig moeten zijn
met elkaar. Dit houdt bijvoorbeeld in dat, indien u in een bepaalde situatie 90 % van de verliezen
laat dragen door één bepaalde vennoot, deze vennoot in een andere situatie dan weer 90 % van de
winst moet toegekend krijgen. Tenslotte moet er ook nog worden opgemerkt dat de verliezen van de
maatschap die worden aangerekend aan onderneming B moeten voortvloeien uit een activiteit die
van dezelfde aard is als zijn beroepswerkzaamheid. Anders zal hij op fiscaal vlak deze verliezen
niet mogen aftrekken van zijn winst. Dit heeft bijvoorbeeld voor gevolg dat een dokter, die geld
stopt in een maatschap die als doel heeft “windmolens bouwen aan de Noordzee”, de verliezen van
de maatschap die aan hem worden toegerekend niet mag aftrekken van zijn winst.
2. Voordelige tarieven van de vennootschapsbelasting
Indien men zijn onderneming uitbaat via een éénmanszaak, dan zijn de progressieve tarieven van de
personenbelasting van toepassing. Deze kunnen al snel boven de 40 % gaan! Indien men echter een
vennootschap heeft, gelden de tarieven van de vennootschapsbelasting, die een stuk voordeliger
zijn. In dergelijk geval geldt het algemeen tarief van 33,99 %. Bovendien geldt er voor KMO’s die
een belastbaar inkomen van maximum 322.500 euro hebben en aan de door de wet gestelde
voorwaarden voldoen een verlaagd opklimmend tarief. De volgende voorwaarden zijn het
vermelden waard:
- Deze vennootschappen mogen geen aandelen bezitten waarvan de beleggingswaarde meer
bedraagt dan 50 %, hetzij van de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal, hetzij
van het gestort kapitaal verhoogd met de belaste reserves en de geboekte meerwaarden.
Pag 11/45
Deze voorwaarde is niet van toepassing op de door de Nationale Raad van de coöperatie
erkende coöperatieve vennootschappen.
- Hun aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen mogen niet voor de helft
of meer in het bezit zijn van één of meer vennootschappen. Ook deze voorwaarde is niet van
toepassing op de door de Nationale Raad van de coöperatie erkende coöperatieve
vennootschappen.
- De dividenduitkering van deze vennootschappen mag niet hoger zijn dan 13 % van het
gestorte kapitaal bij het begin van het belastbare tijdperk
- Deze vennootschappen moeten aan ten minste één van hun bedrijfsleiders een bezoldiging
hebben toegekend die gelijk is aan of hoger is dan het belastbare inkomen van de
vennootschap, wanneer die bezoldiging minder bedraagt dan 36.000 euro, tenzij het door de
Nationale Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen betreft. Voordelen
van alle aard worden inbegrepen bij de berekening van die bezoldiging.
De tarieven die op deze KMO’s van toepassing zijn, zijn de volgende:
Belastbaar resultaat vennootschap Tarief vennootschapsbelasting
Van € 0 tot € 25.000 24,98%
Van € 25.000 tot € 90.000 31,93%
Van € 90.000 tot € 322.500 35,54%
Het grootst mogelijke verschil tussen het gewoon tarief en het verlaagd tarief bedraagt 3591,50
euro.
Daarenboven kunnen vennootschappen ook nog eens genieten van de aftrek voor risicokapitaal,
ook wel “notionele interestaftrek” genoemd. Deze aftrek is (voor het aanslagjaar 2010) gelijk aan
4,473 % voor gewone vennootschappen. Voor KMO’s is het tarief 4,973 %. Dit tarief wordt
berekend op het gecorrigeerd eigen vermogen zoals bepaald in het Wetboek van
Inkomstenbelastingen.
 Vanaf welk inkomen is een vennootschap puur fiscaal gezien voordeliger dan
een éénmanszaak ?
Een vennootschap kost in vergelijking minimum € 2.500 meer dan een éénmanszaak (boekhouding,
balans, jaarlijkse sociale bijdrage, …). Deze som moet dus minstens gedekt zijn vooraleer de
vennootschapsbelasting een voordeel kan bieden. Men moet minimum € 32.000 aan belastbare
inkomsten innen om het belastingsverschil van € 2.500 te overschrijden.
Is uw belastbaar jaarinkomen onder de € 25.000 à € 37.000 (afhankelijk van de familiale toestand),
dan is het fiscaal gezien zelden gunstig om een vennootschap op te richten.
Pag 12/45
3. Geld uit uw vennootschap halen
Een belangrijk nadeel van het werken met een vennootschap is het feit dat u niet zomaar aan de
winst van uw vennootschap kan. Het geld dat u uit uw vennootschap haalt zal immers opnieuw
belast worden. De fiscale behandeling zal echter wel afhangen van de verschillende wijzen waarop
u dit geld uit uw vennootschap haalt. Hieronder zullen we enkele van deze technieken bekijken.
a. Bezoldiging
De meest directe manier om als bedrijfsleider geld uit uw vennootschap te halen, is uiteraard via het
loon dat u opneemt. Het is een vergoeding voor uw prestaties, net zoals een werknemer periodiek
wordt vergoed via het loon. Dit loon kan u rechtstreeks op uw privé-rekening storten, of eerst
boeken op de rekening-courant. Fiscaal gezien houdt dit geen verschil in.
U kan zoveel loon opnemen als u wil; er gelden geen minimum- of maximumbedragen. Maar
natuurlijk heeft de hoogte van het loon wel fiscale gevolgen, aangezien dit kan betekenen dat er
hogere tarieven van toepassing zijn in de personenbelasting. Hierbij kan worden verwezen naar wat
hierboven reeds werd uiteengezet.
Sociale bijdragen zijn aftrekbaar
De bezoldiging is onderworpen aan de sociale bijdragen van zelfstandigen. Deze bijdragen worden
berekend op het netto belastbare loon van 3 jaar eerder en zijn fiscaal aftrekbaar. Als starter betaalt
u voorlopige bijdragen en dit gedurende drie volledige kalenderjaren (+ de kwartalen van een
onvolledig startjaar). Deze bijdragen worden later geregulariseerd op basis van de werkelijke
beroepsinkomsten van die jaren. Bij lage inkomsten geldt een minimumbijdrage, welke 22 % van
€ 11824,39 bedraagt .
Pag 13/45
De tarieven voor de sociale bijdragen zijn de volgende (voor 2009):
Bezoldigingen (van 3 jaar eerder) Tarief sociale bijdragen (2009)
€ 11 824,39 tot € 51 059,94 22%
Schijf van € 51 059,95 tot € 75 246,19 14,16%
Schijf hoger dan € 75 246,2 0%
U kan uw sociale bijdragen ook door uw vennootschap laten betalen. Dit zal bij u privé dan wel
beschouwd worden als een bijkomend loon (voordeel van alle aard); u bent er bijgevolg ook
belastingen en sociale bijdragen op verschuldigd. Deze bijdragen zijn op zich wel weer privé
aftrekbaar. Voor uw vennootschap zijn de sociale bijdragen die ze voor u betaalt een vorm van loon
en dus ook volledig aftrekbaar.
Forfaitaire kostenaftrek
Een bedrijfsleider heeft ook beroepskosten, die hij zoveel mogelijk ten laste van zijn . Op uw
bezoldiging kan u dan bijkomend de forfaitaire kostenaftrek van 5% toepassen (met een maximum
van € 3.540, AJ 2010).
Tantième
Een tantième is een bijkomende vergoeding die als een soort commissie wordt toegekend aan de
bedrijfsleider, en is steeds een deel van de winst van de vennootschap. Het zijn de aandeelhouders
die op de algemene vergadering beslissen of het al dan niet wordt toegekend. Deze algemene
vergadering moet plaatsvinden maximum een halfjaar na afsluiting van het boekjaar.
Een tantième is grosso modo te vergelijken met de bezoldiging: het telt mee voor de
minimumbezoldiging van € 36.000, het is volledig aftrekbaar voor de vennootschap, er moet BV op
ingehouden worden, het wordt privé belast aan het progressief tarief van de personenbelasting, u
kan er de kostenaftrek op toepassen, het telt mee voor uw extralegaal pensioenopbouw en u betaalt
er sociale bijdragen op.
Het grote voordeel van een tantième is dat deze voor uw vennootschap aftrekbaar is in het boekjaar
waarop ze betrekking heeft, terwijl het bij u privé pas belastbaar is in het inkomstenjaar waarin het
toegekend wordt (een halfjaar na afsluiting van het boekjaar dus). Uw vennootschap kan m.a.w. als
het boekjaar al is afgesloten de belastbare winst nog wat optimaliseren door het toekennen van een
tantième.
Door de jaarlijkse indexering van de belastingschalen in de personenbelasting betekent dit voor u
privé bovendien een beperkt tariefvoordeel.
b. Verhuren van onroerende of roerende goederen (huurinkomen)
U kan steeds zowel onroerende als roerende goederen verhuren aan uw eigen vennootschap, zolang
deze maar beroepsmatig gebruikt kunnen worden.
 Verhuren van onroerende goederen
Het verhuren van een onroerend goed aan de vennootschap kan ook een interessante manier zijn om
inkomen uit de vennootschap te halen. Het voordeel is dat u dan belast wordt op huurinkomen, wat
veel interessanter is dan op loon. Als u een bvba heeft, maar onder uw privé-naam ook een
handelspand, kantoorruimte, magazijn... bezit kan u deze dus verhuren aan uw bvba.
Pag 14/45
Huurinkomsten worden immers minder belast. Van de ontvangen huur mag u forfaitair 40% kosten
aftrekken en bovendien betaalt u er geen sociale bijdragen op. Let wel: de kosten mogen niet meer
bedragen dan het niet-geïndexeerde KI x 2/3 x 3,75. Dit laatste getal is de revalorisatiecoëfficiënt
en wordt elk jaar geïndexeerd.
Verhuur van onroerende goederen verschilt voor u privé dus met loon op de volgende vlakken:
• Forfaitaire kostenaftrek van 40% mogelijk;
• Geen sociale bijdragen of voorafbetalingen op verschuldigd.
De personenbelasting (bv. 50%) blijft echter wel volledig gelijk (dit in tegenstelling tot verhuur van
roerende goederen).
Beperkingen
Het zou natuurlijk handig zijn als u zoveel huur zou mogen vragen aan uw bvba als u wilt, in de
plaats van nog loon op te nemen, maar daar heeft de wetgever een stokje voor gestoken. Ten eerste
moet de gevraagde huur ‘normaal’ zijn. Dit wil zeggen dat een andere huurder, een onafhankelijke
derde, bereid zou moeten zijn voor een gelijkaardig pand eenzelfde huur te betalen.
Ten tweede: verhuurt u als bedrijfsleider (zaakvoerder of bestuurder) een gebouw aan uw
vennootschap, dan wordt het gedeelte van de huur dat meer bedraagt dan het niet-geïndexeerde KI
x 5/3 x 3,65 als een loon beschouwd. Dit is de zogenaamde herkwalificatie in loon. Dat betekent
dan dat er forfaitair slechts 5% kosten worden afgetrokken en dat er ook sociale lasten verschuldigd
zijn. U zal dus netto heel wat minder overhouden. Voor uw bvba is er echter geen verschil; zowel
huur als loon zijn aftrekbare beroepskosten.
Voorbeeld:
• Voor een gebouw met een niet-geïndexeerd kadastraal inkomen van € 900 mag u derhalve
maximum € 5.625 op jaarbasis vragen (900 x 5/3 x 3,75). Dit is € 469 per maand. Alles
daarboven wordt als belastbaar loon beschouwd.
• Wanneer u slechts 20% van het gebouw verhuurt, kan u ook slechts 20% van het niet-
geïndexeerde KI in rekening brengen. In voorgaand voorbeeld betekent dit dat alles boven
de €91,20 per maand als belastbaar loon wordt beschouwd.
Partner als (mede-)eigenaar?
En toch zijn er methodes om wat meer huur te vragen, vooraleer er sprake kan zijn van
herkwalificatie in loon. Als uw partner mede-eigenaar is van het gebouw dat u aan uw bvba
verhuurt, kan het interessant zijn om meer huur te vragen. Als hij/zij geen zaakvoerder is, geldt de
beperking voor hem/haar immers niet. Dat betekent dan ook dat slechts de helft van de
“overdreven” huur als een bezoldiging zal worden beschouwd.
Is het gebouw dat uw bvba huurt echter de persoonlijke eigendom van uw partner, dan geldt de
beperking niet. De huur wordt dan nooit als een bezoldiging beschouwd, als uw partner tenminste
geen zaakvoerder in uw bvba is. Als u gehuwd bent en als het gebouw mede-eigendom is van uw
echtgeno(o)t(e), kunt u de herkwalificatie volledig vermijden door uw deel te laten overbrengen
naar zijn/haar eigen vermogen. Daarvoor moet u naar de notaris en betaalt u 1% registratierechten.
Ook als het gebouw uw persoonlijke eigendom is, kunt u het overbrengen naar het eigen vermogen
van uw echtgeno(o)t(e). Dat kost u dan wel 10% registratierechten (verkoop). Hou wel rekening
met de gevolgen bij bijvoorbeeld echtscheiding of overlijden.
Verhuren of afschrijven?
Als men de balans opmaakt is verhuren voordeliger dan afschrijven. Naast bovenstaande voordelen
voor de bedrijfsleider (eigenaar van het gebouw) of zijn/haar echtgeno(o)t(e), heeft ook de
vennootschap zelf er baat bij. Deze kan namelijk een hoger kostenbedrag boeken dan bij
afschrijving (m.n. 7% van de waarde van het pand i.p.v. 3% of 5%). Bovendien kan verhuren in
Pag 15/45
principe eeuwig doorgaan, daar waar de afschrijving na 20 of 33 jaar afgelopen is. Tenslotte stelt
men in de praktijk vast dat exploitatiegebonden verbouwingswerken wel degelijk ten laste van de
vennootschap gelegd worden, ook al is het bedrijfspand particuliere eigendom.
Vooruitbetaling
Tenslotte is het ook mogelijk om een deel van de huur vooruitbetaald te krijgen. Uw vennootschap
kan bijvoorbeeld in één keer de huur voor de volgende 5 jaar betalen. Hiervoor gelden dezelfde
regels als bij gewone huur, in die zin dat wordt berekend hoeveel er per jaar wordt gevraagd en in
welke mate dit bedrag ‘normaal’ is of leidt tot eventuele herkwalificatie in loon.
Onderverhuur
Bent u zelf al huurder van een gebouw, dan kan u dit mits toestemming van de eigenaar verder
onderverhuren aan uw vennootschap. In het hoofdhuurcontract mag uiteraard geen verbod tot
onderverhuur staan. Ook mag het contract van onderverhuur niet langer duren dan het
hoofdhuurcontract. Let er ook op dat uw vennootschap effectief aan u betaalt, en u aan de
werkelijke eigenaar.
Er zijn enkele opmerkelijke voordelen aan onderverhuur:
• De inkomsten uit onderverhuur zijn bij u privé belastbaar als diverse inkomsten. Ze worden
met andere woorden niet samen met uw andere inkomsten belast tegen het progressief tarief
van de personenbelasting. Het tarief voor onderverhuur is 15% en dit ongeacht de hoogte
van de ontvangen onderhuur.
• De inkomsten uit onderverhuur kunnen niet geherkwalificeerd worden als loon. Dit is een
groot verschil met gewone verhuur.
• Net zoals bij gewone verhuur moet u geen sociale bijdragen op de inkomsten betalen, geen
voorafbetalingen doen en kan u een vooruitbetaling ontvangen zonder daarvoor fiscaal
afgestraft te worden.
De nadelen zijn dan weer dat de gevraagde onderverhuurprijs ‘normaal’ moet zijn (cfr. gewone
verhuur), dat u enkel tot werkelijk bewezen kostenaftrek kan overgaan (dus geen forfaitaire
kostenaftrek van 40%) en dat u dus toestemming nodig hebt van de eigenaar.
Voorbeeld:
Totaal ontvangen onderhuur: €10.000
Zelf betaalde huur: €8.000
Eigenlijke onderhuur = €2.000
Tarief vennootschapsbelasting: 33,99%
Gemeentebelasting: 6%
Personenbelasting: 15%
• Uw vennootschap betaalt €10.000 huur. Dit is volledig aftrekbaar. De nettokost voor
uw vennootschap is bijgevolg €6.601 aangezien er 33,99% belasting wordt
uitgespaard.
• U ontvangt €10.000 van uw vennootschap. De netto belastbare onderhuur is echter
€2.000 aangezien u zelf al €8.000 heeft betaald aan de eigenaar. U betaalt aan
belastingen 15% personenbelasting + hierop nog eens 6% gemeentebelasting, dus in
totaal €318. Netto houdt u dus €1.682 over (2.000 – 318). Dit is 84,10% van uw
ontvangen huur.
Pag 16/45
 Verhuren van roerende goederen
Het is perfect mogelijk om bepaalde roerende goederen te verhuren aan uw vennootschap. Dit kan
gaan van meubilair over schilderijen tot een wagen. Er zijn enkele opmerkelijke voordelen aan
verbonden:
• De huur die uw vennootschap betaalt is voor uw vennootschap volledig aftrekbaar (net zoals
bij onroerende goederen).
• De inkomsten die u uit de roerende huur verwerft, zijn afzonderlijk belastbaar tegen 15%. Er
zijn geen sociale bijdragen op verschuldigd. Het zijn geen beroepsinkomsten.
• U kan een forfaitair bedrag van 15% op de ontvangen huurgelden aftrekken. U wordt dus
slechts belast op 85% van het ontvangen bedrag.
• In het geval van meubilair kan u zelfs 50% kosten aftrekken.
Uiteraard moet de gevraagde huurprijs conform de normale waarden in de markt zijn.
c. Verkoop van privé-goederen aan de vennootschap
Een bedrijfsleider die geld wenst te onttrekken aan zijn vennootschap kan dat ook doen door aan die
vennootschap privé-vermogensbestanddelen te verkopen.
Indien de verkoop kadert in het normaal beheer van een privé-vermogen dat bestaat uit
onroerende goederen, waarden in portefeuille of roerende voorwerpen, dan zal de verkoopprijs
in hoofde van de verkoper niet worden belast. Dit wil zeggen dat indien de verkoper bij deze
verkoop een meerwaarde realiseert deze meerwaarde onbelast blijft. Indien deze verkoop echter niet
kadert in het normaal beheer van het privé-vermogen, dan zal de gerealiseerde meerwaarde worden
belast aan 33% als diverse inkomsten.
Of een verkoop kadert in het normaal beheer van een privé-vermogen of niet is een feitenkwestie.
Bovendien kunnen meerwaarden op onroerende goederen steeds belast worden indien de verkoop
gebeurt binnen de 5 jaar (indien het gaat om gebouwde onroerende goederen) of binnen de 8 jaar
(indien het ongebouwde onroerende goederen betreft) na de aankoop.
Werden de verkochte activa echter gebruikt in het kader van de beroepswerkzaamheid, dan zullen
deze worden belast als beroepsinkomsten in hoofde van de verkoper. Vraagt hij hierbij een
abnormaal hoge prijs, dan zal het voordeel dat de verkoper hierbij bekomt in zijn hoofde worden
belast als voordeel van alle aard. In dat geval zal de vennootschap niet belast worden voor het
verstrekte voordeel voor zover aan de voorwaarden voor de aftrekbaarheid van beroepskosten is
voldaan (hierop zal later worden teruggekomen in verband met de abnormale en goedgunstige
voordelen).
Voorts kan nog worden vermeld dat ingeval het gaat om goederen met een beperkte levensduur, de
vennootschap deze zal kunnen afschrijven. Indien de vennootschap het goed later nog vervreemdt,
dan zal de meerwaarde die de vennootschap hierbij realiseert ook belast worden.
Ten slotte dient nog te worden opgemerkt dat ingeval het een verkoop van onroerende goederen
betreft het evenredig registratierecht van 10 % moet betaald worden bij de verkoop.
Pag 17/45
d. Dividenduitkering
 Begrip
Een dividend is de vergoeding die de aandeelhouder krijgt op het door hem ingebrachte kapitaal.
Het is een deel van de winst van de vennootschap en is dus alleen uitkeerbaar als de vennootschap
effectief winst heeft geboekt (of gereserveerde winst van vorige jaren heeft staan). Het is de
algemene vergadering van aandeelhouders die beslist tot dividenduitkering over te gaan en de
uitkering geldt voor elke aandeelhouder (in verhouding tot het aantal aandelen dat men bezit). Men
kan dus niet één aandeelhouder een dividend uitkeren en een andere niet. Bent u de enige
aandeelhouder van de vennootschap (bv. in een éénpersoons bvba), dan beslist u uiteraard zelf of u
dividend wil uitkeren. Een bedrijfsleider (bestuurder/zaakvoerder) die geen aandeelhouder is, kan
echter nooit dividend krijgen.
 Fiscale behandeling
Dividenduitkering is een vergoeding op basis van de winst van de vennootschap en is bijgevolg niet
aftrekbaar voor de vennootschap.
Naast te worden onderworpen aan de vennootschapsbelasting zal er op de uitgekeerde dividenden
een roerende voorheffing moeten worden ingehouden. Deze kan 15 % of 25 % bedragen, of 10 %
ingeval van liquidatie van de managementvennootschap.
Voorbeeld
• Belastbare winst in vennootschap: € 100.000
• Vennootschapsbelasting: 33,99%
• Uitgekeerde dividend: € 66.010
• Roerende voorheffing: 15%
• 1 aandeelhouder
 Uw vennootschap betaalt dubbele belasting:
o 33,99% vennootschapsbelasting op de winst  € 66.010 kan als dividend uitgekeerd
worden
o 15% RV op het uitgekeerde dividend  € 56.108,50 blijft over voor u privé
 U ontvangt: € 56.108,50 (dit is 56% van de totale winst in de vennootschap)
Voorwaarden verlaagd tarief roerende voorheffing
Het verlaagd tarief van 15 % is van toepassing op de dividenden die zijn uitgekeerd vanaf 1 januari
1994. Bovendien moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
• De aandelen waarop de dividenden betrekking hebben moeten :
o ofwel het voorwerp hebben uitgemaakt van een inschrijving op naam bij de uitgever,
indien het gaat om aandelen op naam,
o ofwel in België in open bewaargeving zijn gegeven bij een bank, een openbare
kredietinstelling, een beursvennootschap of een spaarkas die aan de controle van de
Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen is onderworpen, indien
het gaat om aandelen aan toonder,
o ofwel in België op een effectenrekening zijn ingeschreven, op naam van de eigenaar
of de houder, bij een vereffeningsinstelling of erkende rekeninghouder die
Pag 18/45
gemachtigd is dergelijke effecten aan te houden, indien het gaat om
gedematerialiseerde aandelen,
• De betrokken aandelen moeten zijn uitgeven ter vergoeding van een inbreng in geld
• De aandelen waarvan sprake mogen geen enkel voorrecht toekennen ten opzichte van de
andere door de vennootschap uitgegeven aandelen
Daarenboven mag de vennootschap geen overname doen van “besmette” activa van “besmette”
personen. De “besmette” activa waarvan sprake zijn:
o goederen die vóór 1 januari 1994 voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid
zijn aangewend door de aandeelhouders, bestuurders, zaakvoerders of vennoten van
de vennootschap die de overdracht verkrijgt (dit zijn de “besmette personen”)
o aandelen die deel hebben uitgemaakt van hun privaat vermogen (hier is geen periode
bepaald)
o goederen die hebben toegehoord aan een vennootschap waarvan zij vóór 1 januari
1994 aandeelhouders, bestuurders, zaakvoerders of vennoten waren.
Ingeval een dergelijke overname toch plaats vindt, dan zal het verlaagd tarief van 15 % enkel van
toepassing zijn op het bedrag van inbreng in geld dat meer bedraagt dan de overdrachtsprijs.
Zo zal in het geval een vennootschap wordt opgericht na 1 januari 1994 door middel van een
inbreng in geld het verlaagd tarief van 15 % toch niet volledig van toepassing zijn indien er een
quasi-inbreng wordt gedaan van goederen die de inbrenger reeds vóór 1 januari 1994 beroepsmatig
had aangewend.
Bijvoorbeeld:
1) In 2005 wordt een vennootschap opgericht. Aandeelhouder A doet een inbreng van 200.000
euro. Indien hij daarna een gebouw dat hij reeds vóór 1 januari 1994 beroepsmatig had
aangewend zou overdragen aan die vennootschap voor een prijs van 150.000 euro, dan zal
de verlaagde voorheffing van 15 % slechts van toepassing zijn wat betreft het bedrag van
inbreng in geld dat meer bedraagt dan de overdrachtsprijs, in casu 50.000 euro of één vierde
van zijn totale inbreng in geld.
2) A is aandeelhouder van de exploïtatievennootschap. Hij heeft een inbreng in geld gedaan in
zijn managementvennootschap van 300.000 euro. Vervolgens verkoopt hij zijn aandelen van
de exploïtatievennootschap aan zijn managementvennootschap voor 100.000 euro. Ook hier
zal het verlaagd tarief van 15 % niet van toepassing zijn in de mate van de prijs van die
overdracht.
 Voordelen
Bij u privé bent u er geen sociale bijdragen of voorafbetalingen op verschuldigd. Bovendien is het
bedrag dat u ontvangt een definitief belast inkomen. U moet het met andere woorden niet meer
aangeven in de personenbelasting. Ten slotte is het een goede manier om de schuld die uw
vennootschap nog heeft op uw rekening-courant af te lossen.
 Beperkingen
• Het maximaal uitkeerbare dividend is gelijk aan de totaal gerealiseerde winst.
Pag 19/45
• Het eigen vermogen van de vennootschap (gestort kapitaal + reserves) mag niet lager zijn
dan het wettelijke minimum:
o Minimumkapitaal: nv: € 61.500
bvba, cvba, ebvba: € 18.550
• De wettelijke reserve (10% van het maatschappelijk kapitaal) mag niet aangetast worden.
• Om van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting te kunnen blijven genieten, mag de
dividenduitkering niet meer dan 13% van het gestort kapitaal (bij begin boekjaar) bedragen.
e. Interesten op lening of op rekening-courant
Heeft u privé een aanzienlijk kapitaal (en heeft dit kapitaal een eerlijke oorsprong), dan kan het
interessant zijn een deel hiervan te lenen aan uw vennootschap. U speelt dan als het ware bank en u
kan dus interesten vragen op het geleende kapitaal. U kan een echte leningsovereenkomst aangaan
of u kan simpelweg met de rekening-courant werken en daarop interesten vragen.
Voordelen
Het grote voordeel om op deze manier geld uit uw vennootschap te halen, is het feit dat u op de
interesten slechts 15% roerende voorheffing moet betalen. Dit gebeurt bovendien al op het niveau
van de vennootschap, waardoor u het geld dat u ontvangt niet meer moet aangeven. Dit is niet
alleen een psychologische opkikker, het heeft ook als gevolg dat er geen gemeentebelasting meer op
geheven kan worden.
Andere voordelen zijn de beperkte formaliteiten die moeten voldaan zijn, de sociale bijdragen of
voorafbetalingen die er niet op verschuldigd zijn (het zijn namelijk geen beroepsinkomsten) en het
feit dat het vaak een betere belegging is dan een termijnrekening. Voor uw vennootschap zijn de
betaalde interesten bovendien volledig aftrekbaar.
Beperkingen
Er zijn twee belangrijke beperkingen op deze vorm van inkomsten.
• De interesten mogen niet hoger liggen dan de rente die uw vennootschap zou moeten betalen
bij een reguliere bank. De marktrente is dus de maatstaf. U kan wel een iets hogere rente
vragen aangezien u geen waarborgen krijgt van uw vennootschap. Waarborgen die een bank
wel eist.
• Het bedrag van de lening mag niet groter zijn dan het gestort kapitaal op het einde van het
boekjaar verhoogd met de belaste reserves bij het begin van het boekjaar.
Gevolgen van de beperkingen
Het gedeelte van de inkomsten dat buiten bovenstaande beperkingen valt, wordt geherkwalificeerd
als dividend en is bijgevolg voor de vennootschap niet meer aftrekbaar (zie boven). Deze
herkwalificatie heeft als gevolg dat er bij u privé 25% roerende voorheffing wordt op geheven. Een
ander gevolg is dat dit voor uw vennootschap meespeelt bij het percentage dividenden dat wordt
uitgekeerd. Is dit percentage hoger dan 13% van het werkelijk gestort kapitaal, dan kan uw
vennootschap niet meer genieten van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting.
Andere nadelen
• De herkwalificatie in dividenden geldt niet alleen voor bedrijfsleiders, maar ook voor
zuivere aandeelhouders en voor de echtgenoten en de minderjarige kinderen de
bedrijfsleiders en aandeelhouders.
Pag 20/45
• U heeft in principe geen enkele waarborg of zekerheid dat de vennootschap de lening of
haar schuld ooit ook effectief zal kunnen terugbetalen.
Voorbeelden
• Ter beschikking gestelde lening: €20.000
Gevraagde interesten: 12%
Marktrente: 10%
Eén beperking wordt overschreden
 ontvangen interesten: 12% van €20.000 = €2.400
 aftrekbare interesten: 10% van €20.000 = €2.000
 €400 (of 2% van €20.000) wordt geherkwalificeerd als dividend
• Ter beschikking gestelde lening: €20.000
Gevraagde interest: 10% (is gelijk aan de markrente, dus op dit vlak geen herkwalificatie)
Gestort kapitaal op einde boekjaar: €14.000
Belaste reserves bij begin boekjaar: €3.000
Totaal: €17.000
Verschil (20.000 – 17.000) = €3.000
 ontvangen interesten: 10% van €20.000 = €2.000
 aftrekbare interesten: 10% van €17.000 = €1.700
 €300 (of 10% van €3.000 wordt geherkwalificeerd als dividend
• Ter beschikking gestelde lening: €20.000
Gevraagde interesten: 12%
Marktrente: 10%
Gestort kapitaal + belaste reserves: 17.000€
De twee beperkingen zijn overschreden
 Ontvangen interesten: 12% van €20.000= €2.400
 Aftrekbare interesten: 10% op €17.000 = €1.700
 €700 (of 2% van €20.000 + 10% van €3.000) wordt geherkwalificeerd als dividend
f. Groepsverzekering
De groepsverzekering is een interessante techniek om optimaal geld uit uw vennootschap te halen,
aangezien zowel uw vennootschap als uzelf er voordelen uit kan halen. Het principe is simpel: de
vennootschap betaalt jaarlijks de premies van de groepsverzekering en wanneer u met pensioen
gaat, ontvangt u het uiteindelijk opgespaarde bedrag. Indien u sterft voor uw pensioenleeftijd,
ontvangen uw erfgenamen dit bedrag.
Zowel bedrijfsleiders, bestuurders, arbeiders als bedienden kunnen genieten van een
groepsverzekering, op voorwaarde dat het inderdaad collectief is. Bedrijfsleiders van een ebvba
kunnen er echter ook gebruik van maken: de groepsverzekering geldt dan voor ‘alle’ zaakvoerders,
ook al is er maar één.
Het uiteindelijke bedrag dat u ontvangt, wordt verhoogd met een gewaarborgd rendement en een
winstdeelname. Het is namelijk met uw geld dat de verzekeraar jaren aan een stuk heeft kunnen
Pag 21/45
beleggen. Daartegenover staat wel een belasting bij u privé van 16,5% (+ enkele bijkomende
beperkte inhoudingen). Ook mag het totaal uitgekeerde bedrag niet hoger liggen dan 80% van al uw
bruto-beroepsinkomsten.
Voor- en nadelen
• Voor uw vennootschap is de groepsverzekering interessant omdat de premies die ze jaarlijks
betaalt, in principe volledig aftrekbaar zijn (beperkingen: zie verder). Het is dus een vorm
van verloning waarop geen vennootschapsbelasting moet betaald worden.
• Voor uzelf is het grote voordeel de relatief lage personenbelasting van 16,5% + enkele
andere inhoudingen. Netto houdt u ca. 80% van het totaal uitgekeerde bedrag over, hetgeen
lang niet slecht is.
• Een ander voordeel van de groepsverzekering is het feit dat er met terugwerkende kracht kan
gewerkt worden. Wanneer u bijvoorbeeld pas op uw vijftigste een groepsverzekering afsluit,
kan uw vennootschap fiscaal aftrekbare premies betalen voor de voorbije jaren. Deze
zogenaamde backservice is onbeperkt voor de jaren dat u in uw huidige vennootschap werkt,
en beperkt tot 10 jaar voor de eventuele vorige vennootschappen waarin u werkzaam was.
• Het grootste nadeel is uiteraard dat u pas na verloop van tijd uw zuurverdiende centen ziet.
Het is een sterk uitgestelde vorm van verloning. Indien u liever zo snel mogelijk loon naar
werken heeft, dan kiest u beter voor een andere vorm van verloning.
• Er is een 80%-regel die enkele beperkingen oplegt (zie onder). Deze regel heeft als gevolg
dat u verplicht bent om loon op te nemen, wil u van een groepsverzekering genieten. En wil
u op het einde van de rit een hoge uitkering ontvangen, dan moet u in de voorafgaande jaren
ook een hoger loon hebben opgenomen.
Beperkingen
De 80%-regel houdt in dat de premies die uw vennootschap betaalt slechts aftrekbaar zijn indien
aan een aantal voorwaarden zijn voldaan:
• De wettelijke en de extralegale toekenningen (bv. Vrij Aanvullend Pensioen) naar
aanleiding van de pensionering (uitgedrukt in jaarlijkse renten), mogen niet hoger zijn dan
80% van de laatste normale brutobezoldiging.
• De premie moet berekend worden naar de normale duur van de beroepswerkzaamheid (dus
tot aan uw pensioen).
• De bedragen die u aan uw brutobezoldiging (dus vóór aftrek van beroepskosten en sociale
bijdragen) kan toevoegen, moeten minstens maandelijks opgenomen worden. Het gaat met
andere woorden niet om eenmalige bonussen, tantièmes en dergelijke. Een maandelijkse
onkostenvergoeding hoort er dan weer wel bij.
g. Kapitaalvermindering
Kapitaalvermindering is een techniek om geld uit uw vennootschap te halen. U wordt er privé niet
op belast, aangezien het gaat om geld (eventueel in natura) dat u er zelf heeft in gestoken. In die zin
is het dus zeker geen vorm van extra verloning. Het is gewoon een terugbetaling aan de
aandeelhouders van hun eigen investering. Het zijn de aandeelhouders die beslissen tot
kapitaalvermindering en dit moet geacteerd worden in een notariële akte.
Pag 22/45
Mogelijk is uw vennootschap opgericht met het minimumkapitaal (bvba: € 18 550, nv: € 61 500)
(minimum te volstorten kapitaal bvba: € 6.200, ebvba: € 12.400, nv: € 61.500) maar dit is niet altijd
het geval. Stel dat u destijds nog goederen, panden... in de vennootschap inbracht en u beschikt over
een kapitaal van bijvoorbeeld € 80 000. U heeft wettelijk het recht dat kapitaal van € 80 000 te
verlagen tot het minimumkapitaal. Het kapitaal dat hoger is dan dit minimumkapitaal is dus in
principe overbodig.
Het interessante is dat u niet belast wordt op deze kapitaalvermindering, want de terugbetaling van
werkelijk gestort kapitaal is “volledig belastingvrij.” U kunt perfect terugnemen wat bij de
oprichting is ingebracht, dit kapitaal komt bijvoorbeeld niet voort uit gemaakte winst. Als er in de
bvba € 80 000 kapitaal zit, dan kan u er € 61 400 (80 000 – 18 600) uithalen, zonder dat u er op
belast wordt.
Uiteraard wordt het deel van het kapitaal dat voortvloeit uit gemaakte winst (de reserves die in
kapitaal zijn omgezet) fiscaal anders bekeken dan het werkelijk volstort kapitaal. Hierop moet
namelijk een roerende voorheffing van 25% ingehouden worden (cfr. dividenduitkering). Het is dus
minder interessant dit deel van het kapitaal terug te betalen.
Let wel op dat bij een kapitaalvermindering het eigen vermogen van de vennootschap daalt. Dit kan
zowel financiële als fiscale gevolgen hebben. Het eigen vermogen is namelijk van belang voor de
solvabiliteit van uw onderneming. Is deze te laag, dan zal u een minder sterke positie bekleden in
uw onderhandelingen met banken of kredietinstellingen. Ook is het gestorte kapitaal cruciaal bij het
bepalen van de interesten die u kan krijgen als u leent aan uw vennootschap.
h. Forfaitaire onkostenvergoeding
Het is zeker ook verdedigbaar u door de vennootschap een onkostenvergoeding te laten uitbetalen,
als terugbetaling van kosten die u privé deed. Hierbij denken we aan een forfaitaire
onkostenvergoeding van bijvoorbeeld 200 euro, een vast bedrag dat de vennootschap u elke maand
betaalt zonder dat u specifiek die kosten moet aantonen. Dat kunnen kosten zijn voor parking,
verplaatsing per taxi, carwash, bureaumateriaal thuis, telefoonkosten, privé-lidgelden van
verenigingen… Een bedrag van 200 euro mag geen probleem vormen. Verzamel voor een paar
maanden al die kleine kosten, schrijf ze op en hou de ticketjes, bonnetjes enz. bij. Daarna neemt u
elke maand uw 200 euro uit de vennootschap. Als de fiscus dan vragen stelt, kan u aantonen hoe u
aan dit bedrag kwam, door uw overzichtje van de eerste drie maanden. Deze forfaitaire
kostenvergoeding is dus volledig aftrekbaar bij de vennootschap én wordt bij u niet belast.
i. Besluit
Uiteraard is uw maandelijkse bezoldiging de basis om geld uit uw vennootschap te halen. Maar om
uw belastbaar inkomen toch te beperken, kan u gebruik maken van diverse technieken die perfect
legaal zijn. Bovendien zijn sommige van deze technieken ook nog eens voordelig voor uw
vennootschap. Twee vliegen in één klap, dus.
Het doel van de optimalisatietechnieken is: uw netto-inkomen doen stijgen zonder daardoor privé
en/of in uw vennootschap fiscaal afgestraft te worden. Om dit te bereiken kan uw vennootschap de
juiste bezoldiging uitkeren, roerende of onroerende goederen huren van de bedrijfsleider, overgaan
tot dividenduitkering, interesten betalen op het geld dat de bedrijfsleider aan zijn/haar vennootschap
leent, een groepsverzekering afsluiten, een kapitaalvermindering doorvoeren,
onkostenvergoedingen uitbetalen, enzovoort.
Pag 23/45
Pas nooit één enkele techniek toe, maar combineer een aantal technieken die in uw situatie
voordelig uitkomen. Zo haalt u een maximaal rendement uit het feit dat u met een vennootschap
werkt.
D. Beloningen voor werknemers en
bedrijfsleiders
De vraag stelt zich hoe u op voordelige wijze uw werknemers en uzelf als bestuurder van uw
vennootschap kun belonen. Op de uitbetaling van loon moeten er immers sociale
zekerheidsbijdragen worden betaald en bovendien is het loon slechts beperkt aftrekbaar als
beroepskost. Boven werden reeds verschillende technieken uiteengezet over hoe u uzelf als
bedrijfsleider kunt belonen op een fiscaal voordelige wijze.
1. Geschenken en cadeaucheques
a. Behandeling sociale zekerheid
Indien de geschenken of cadeaucheques worden toegekend aan werknemers
Geschenken en cadeaucheques zullen niet als loon worden besluit (en er zullen geen sociale
zekerheidsbijdragen op verschuldigd zijn) onder de volgende voorwaarden:
- de geschenken of de cadeaucheques mogen geen € 35 per jaar per werknemer en € 35 euro
per jaar per kind ten laste van deze werknemer overschrijden én
- de cadeaucheques moeten worden toegekend naar aanleiding van Sinterklaas, Kerstmis of
Nieuwjaar
Voor cadeaucheques specifiek moet bovendien nog aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
- de cadeaucheques kunnen enkel worden ingeruild bij ondernemingen die vooraf een
akkoord hebben gesloten met het bedrijf die de cadeaucheques uitgeeft
- de cadeaucheques moeten een beperkte duurtijd hebben
- de cadeaucheques mogen niet in speciën (geld) worden uitbetaald (ook niet gedeeltelijk)
Aan elk van deze voorwaarden moet voldaan zijn opdat de cadeaucheques niet als loon zouden
worden beschouwd.
De beoordeling van het feit of er al of niet voldaan is aan deze voorwaarden moet volgens de RSZ
worden gedaan aan de hand van het systeem dat de werkgever hanteert voor de toekenning van de
cadeaucheques, en niet volgens het bedrag ervan. Indien een werkgever dus een cadeaucheque van
€ 100 aan elke werknemer zou toekennen, dan zal de RSZ dit voor elke werknemer aanzien als
loon, zelfs al hebben een aantal van deze werknemers 2 of meer kinderen.
Bovendien zijn er een aantal specifieke gevallen die kunnen vermeld worden:
Pag 24/45
- De geschenken die in geld of onder de vorm van cheques worden toegekend aan een
werknemer die een eervolle onderscheiding ontvangt zullen niet als loon worden aanzien
indien ze totaal bedrag van € 105 per jaar en per werknemer niet overschrijden.
- Geschenken of cadeaucheques overhandigd ter gelegenheid van pensioen zullen ook niet als
loon worden beschouwd voor zover deze niet groter zijn dan € 35 per volledig dienstjaar
dat de werknemer bij de betrokken werkgever in dienst is met een minimum van € 105 en
een maximum van € 875.
Indien niet aan de bovenstaande voorwaarden is voldaan zullen de geschenken of de cadeaucheques
voor hun volledig bedrag als loon worden beschouwd.
Daarenboven worden de volgende geschenken als echte giften beschouwd:
- Voordelen die de werkgever spontaan toekent naar aanleiding van een bijzondere
gebeurtenis in de onderneming of in het persoonlijke leven van de werknemer maar:
 Er mag in de onderneming geen traditie bestaan om dergelijke voordelen toe
te kennen
 De werknemer mag er geen recht op hebben
 De voordelen mogen niet in rechtstreeks verband met de dienstbetrekking
staan
- Ongeacht of de werknemer er recht op heeft, een huwelijkspremie:
 Hierbij geldt een maximum van € 200
 Indien dit maximum wordt overschreden, zijn er enkel bijdragen verschuldigd
op het gedeelte boven het maximum.
- Ongeacht of de werknemer er recht op heeft, een anciënniteitspremie:
 Deze kan maximaal 2 maal tijdens de loopbaan worden toegekend: éénmaal
bij 25 jaar dienst en éénmaal bij 35 jaar dienst. Om te bepalen of een
werknemer reeds 25 of 35 jaar in dienst is kijkt men naar de periode waarin hij
in dienst is geweest bij werkgevers van dezelfde groep of dezelfde technische
bedrijfseenheid.
 De anciënniteitspremie mag maximum éénmaal het bruto belastbaar
maandwedde bedragen wanneer deze bij 25 jaar dienst wordt uitgekeerd.
 De anciënniteitspremie mag maximum tweemaal het bruto belastbaar
maandwedde bedragen wanneer deze bij 35 jaar dienst wordt uitgekeerd.
 Indien de bovenstaande maxima worden overschreden zijn er bijdragen
verschuldigd op het totale bedrag van de anciënniteitspremie
Indien de geschenken of cadeaucheques worden toegekend aan een zelfstandige bedrijfsleider :
Pag 25/45
Hij moet sociale bijdragen betalen die worden berekend op zijn netto-belastbaar inkomen (dewelke
door de fiscus worden meegedeeld aan zijn sociaal verzekeringsfonds). Of er sociale bijdragen gaan
moeten betaald worden op de cadeaucheques zal dus afhangen van het feit of deze in aanmerking
zullen komen of niet voor de berekening van het netto-belastbaar inkomen. De voorwaarden
waaronder cadeaucheques fiscaal zijn vrijgesteld worden hieronder besproken.
b. Fiscale behandeling
In hoofde van de ontvanger
Cadeaucheques van geringe waarde (35 euro is zeker een geringe waarde) zijn vrijgestelde
inkomsten indien ze worden verkregen uit hoofde of naar aanleiding van gebeurtenissen die niet
rechtstreeks in verband staan met de beroepswerkzaamheid. Kerstmis en Nieuwjaar staan niet
rechtstreeks in verband met de beroepswerkzaamheid, dus daaraan zal voldaan zijn.
Indien niet aan bovenstaande voorwaarden is voldaan zullen de cadeaucheques voor hun volledig
bedrag belast worden
Een huwelijkspremie zal bij de werknemer als een vrijgesteld sociaal voordeel worden
aangemerkt, indien deze maximum € 200 bedraagt. Dit is het geval ongeacht of deze
huwelijkspremie in natura, in speciën of onder de vorm van cheques wordt toegekend.
In hoofde van de verstrekker
Geschenken in natura, in speciën (geld) of onder de vorm van cheques zullen echter niet
aftrekbaar zijn voor de verstrekker wanneer deze niet belastbaar zijn bij de ontvanger tenzij aan
elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
– alle personeelsleden dienen hetzelfde voordeel te krijgen;
– wanneer de toekenning gebeurt naar aanleiding van het Sinterklaasfeest, Kerstmis,
Nieuwjaar of van een ander in het beroep gebruikelijk patroonsfeest op voorwaarde dat het
feest hetzelfde sociaal oogmerk nastreeft als het Sinterklaasfeest, mag het toegekende totale
bedrag niet hoger zijn dan 35 euro per jaar en per werknemer en 35 euro voor elk kind ten
laste van de werknemer;
Voor cadeaucheques specifiek moet bovendien nog aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
– de cadeaucheques kunnen enkel worden ingeruild bij ondernemingen die vooraf een
akkoord hebben gesloten met het bedrijf die de cadeaucheques uitgeeft
– de cadeaucheques moeten een beperkte duurtijd hebben
– de cadeaucheques mogen niet in speciën (geld) worden uitbetaald
Ook bij de fiscale behandeling kunnen we de volgende specifieke gevallen vermelden:
- Als de geschenken worden toegekend ter gelegenheid van een eervolle onderscheiding mag
het totale bedrag per jaar en per werknemer € 105 niet overschrijden.
Pag 26/45
- Wanneer de geschenken worden toegekend ter gelegenheid van het pensioen van een
werknemer, mag het totale bedrag per jaar niet meer bedragen dan € 35 euro per volledig
dienstjaar, met een minimum van € 105.
- Huwelijkspremies zijn fiscaal aftrekbaar voor de verstrekker, voor zover het bedrag van het
voordeel op de passende individuele fiche wordt opgenomen.
- Anciënniteitspremies zijn niet fiscaal aftrekbaar in hoofde van de werkgever omdat ze een
vrijgesteld sociaal voordeel uitmaken in hoofde van de werknemer.
De fiscale behandeling is hetzelfde indien een vennootschap geschenken of cadeaucheques uitdeelt
aan zijn zaakvoerder.
2. Enkele andere voordelen in natura
Bedrijfswagen (gratis auto)
Het grote voordeel van een bedrijfswagen is uiteraard het feit dat u zelf geen grote aankoop hoeft te
doen. Uw vennootschap doet dit voor u. De kosten die ze hierbij maakt (en ook de kosten voor het
onderhoud e.d.) zijn aftrekbaar volgens het nieuw ingevoerde systeem dat rekening houdt met de
CO2-uitstoot. De ‘properste’ wagens zijn voor 90% kostenaftrekbaar, terwijl de ‘vuilste’
bedrijfswagens slechts voor 60% kostenaftrekbaar zijn. Brandstof-, financierings- en
mobilofoonkosten blijven echter voor 100% aftrekbaar. De btw is daarentegen slechts voor 50%
aftrekbaar.
De bedrijfswagen is voor u privé een voordeel van alle aard (voordeel gratis auto) en u wordt er dan
ook op belast aan het zelfde tarief als uw loon. Dit heeft ook als gevolg dat u er sociale bijdragen op
verschuldigd bent en dat u aan voorafbetalingen moet doen. Uw vennootschap moet er ten slotte
ook bedrijfsvoorheffing op inhouden. Het voordeel alle aard is echter relatief klein in vergelijking
met het werkelijke voordeel dat u realiseert, aangezien het niet wordt berekend op basis van de
aankoopprijs, maar wel op basis van 5000 of 7500 km en de fiscale pk.
PC & internet
In het kader van een PC-privé plan kan de werkgever een deel van de pc en internetkosten betalen
voor de werknemer. Het moet dan wel gaan om materieel in nieuwe staat. Deze
werkgeverstussenkomst zal worden uitgesloten van het loonbegrip voor de berekening van de
sociale zekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing ten belope van maximaal 60% van de
aankoopprijs (exclusief BTW) die de werknemer moet betalen. Bovendien geldt er een maximum
van € 1730. Binnen deze grenzen is het bedrag ook aftrekbaar voor de werkgever.
Huishulp
Uw vennootschap kan een werkvrouw/klusjesman/chauffeur/… in dienst nemen die voltijds of
deeltijds voor u privé werkt. Voor uw vennootschap zijn dit reguliere personeelskosten. U wordt
privé belast op een voordeel gratis huishulp. Dit voordeel wordt forfaitair bepaald en telt dus mee
bij uw beroepsinkomsten (met sociale bijdragen en voorafbetalingen als gevolg). Het forfaitair
bedrag (ca. € 6 000 per jaar) kan verminderd worden indien de huishulp deeltijds werkt, zowel voor
de vennootschap als voor u privé werkt, of indien hij/zij pas in het midden van het jaar in dienst
werd genomen. Het mag duidelijk zijn dat het forfaitair bedrag waarop u privé wordt belast, veel
lager is dan de werkelijke kosten die u zou maken mocht u zelf een huishulp in dienst nemen.
Pag 27/45
3. Maaltijdcheques
Maaltijdcheques zijn in hoofde van de ontvanger (werknemer of bestuurder) vrijgesteld van RSZ
en personenbelasting indien aan de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
- De werkgever moet maximum 4,91 EUR per maaltijdcheque voor zijn rekening nemen.
- De ontvanger moet minimum 1,09 EUR per maaltijdcheque voor zijn rekening nemen.
- De uitkering van maaltijdcheques moet voorzien zijn in een collectieve
arbeidsovereenkomst of in de individuele overeenkomst als er geen CAO is.
- Er mag slechts 1 maaltijdcheque per gepresteerde werkdag worden uitgekeerd Dit kan
worden bij bedrijven met verschillende werkregimes worden berekend op basis van het
werkelijk gepresteerd aantal uren.
- De maaltijdcheques moeten maandelijks worden uitgekeerd
- Ze kunnen slechts worden gebruikt voor de betaling van een eetmaal of de aankoop van
voedingsmiddelen. Dit moet worden vermeld op de cheque.
- Ze zijn 3 maanden geldig. Dit moet worden vermeld op de cheque.
- De maaltijdcheques mogen het loon of een ander voordeel niet vervangen.
Nadeel is wel dat de maaltijdcheques voor de werkgever een fiscaal niet aftrekbare kost vormen.
4. Aandelenopties
Een andere mogelijkheid om uw werknemers te belonen is hen verhandelbare aandelenopties toe te
kennen. Het kan hierbij gaan om aandelen van uw bedrijf zelf of van aandelen in een
beleggingsfonds (een Bevek).
a. Opties op aandelen van uw bedrijf
Behandeling op fiscaal vlak
Indien het gaat om aandelen van uw bedrijf zullen deze opties in hoofde van de werknemer slechts
belastbaar zijn op 15 % van de waarde van de aandelen waarop de opties slaan. Dit wordt verhoogd
met 1 % per jaar dat de uitoefenperiode van de opties langer duurt dan 5 jaar. De bedoelde waarde
is de werkelijke waarde op het ogenblik van het aanbod, zoals deze is vastgesteld door de
commissaris-revisor van de vennootschap die betrokken aandelen uitgeeft of door de accountant of
bedrijfsrevisor die door die vennootschap is aangeduid. Indien de aandelen echter worden
verhandeld op de beurs, dan zal de waarde gelijk zijn aan de slotkoers op de dag van het aanbod.
Indien de optie evenwel bedingen bevat die tot doel hebben aan de begunstigde van de optie een
zeker voordeel toe te kennen, dan zal dit zeker voordeel wel aanzien worden als belastbaar
beroepsinkomen in de mate dat het meer bedraagt dan het toepasselijk percentage zoals hierboven
uiteengezet.
Pag 28/45
De werknemer zal 60 dagen hebben na het aanbod om de opties te aanvaarden. Deze opties zullen
dan belastbaar zijn op die zestigste dag na het aanbod.
Behandeling op sociaal vlak
Aandelenopties zijn uitgesloten van het loonbegrip en zodoende zijn er geen sociale
zekerheidsbijdragen op verschuldigd. Indien de prijs van de uitoefening van de optie echter lager is
dan de waarde (op het ogenblik van het aanbod) van de aandelen waarop de optie betrekking heeft,
dan zal dat verschil toch als loon aangemerkt worden voor de berekening van de sociale
zekerheidsbijdragen. Het “zeker voordeel” dat hierboven werd uiteengezet wordt echter wel aanzien
als loon.
b. Opties op aandelen van een beleggingsfonds
Concreet betekent dit dat u als werkgever bij de bank opties in een beleggingsfonds aankoopt met
een bepaalde waarde met een bepaalde looptijd. Vervolgens biedt u ze aan aan uw werknemers, die
ze na verloop van tijd terug verkopen aan de bank.
In hoofde van de werknemer zal de fiscale behandeling dezelfde zijn als bij opties op aandelen van
uw bedrijf. Ook zijn er geen sociale zekerheidsbijdragen op verschuldigd. In hoofde van de
werkgever is de kost van aankoop van de opties volledig fiscaal aftrekbaar.
De banken waarbij de werkgever dergelijke opties kan aankopen hebben hiervoor een ruling
verkregen, waardoor deze opties onder de “aandelenoptiewet” vallen. Het is die wet die het
hierboven uiteengezet fiscaal regime bepaalt. Aan een dergelijke ruling zijn wel strenge
voorwaarden verbonden. Dit heeft de volgende gevolgen:
- de opties en het onderliggende beleggingsfonds dragen het beursrisico
- de opties mogen pas vervreemd worden na minstens één jaar blokkeringperiode;
- de werkgever of verbonden groepsvennootschap mag de opties niet overnemen
- bij ontslag (ongeacht of het een vrijwillig ontslag is of een ontslag wegens dringende
redenen) heeft de werknemer geen recht meer op de opties
- de begunstigden aanvaarden alle risico’s en zullen geen terugbetaling krijgen van de reeds
betaalde belasting.
Indien aan deze voorwaarden niet wordt voldaan dan zullen de opties worden aanzien als een
gewone bezoldiging. Dit zal ook het geval zijn indien er sprake is van “oneigenlijk gebruik”. Dit is
het geval als:
- de opties werden toegekend ter vervanging van een bezoldiging of een ander voordeel
waarop de werknemer recht heeft, in overtreding van de hiërarchie van de bronnen der
verbintenissen in de arbeidsbetrekkingen tussen werkgevers en werknemers.
- de opties zijn toegekend ter vervanging van een bezoldiging of een ander voordeel waarop
de werknemer recht heeft en waarvan hij afstand heeft gedaan op een ogenblik waarop de
bezoldiging of het voordeel effectief verschuldigd was.
- de opties geheel of gedeeltelijk in de plaats komen van de maandelijkse basisbezoldiging,
vakantiegeld of een eindejaarspremie die overeenstemt met een 13e
maand.
- de opties in de plaats komen van de maandelijkse bezoldiging, vakantiegeld of een
eindejaarspremie die overeenstemt met een 13e
maand die gewoonlijk wordt toegekend
binnen de personeelscategorie waartoe de begunstigde geheel of gedeeltelijk behoort, indien
het om nieuwe arbeidsovereenkomsten gaat.
Pag 29/45
Kortom kan men dus stellen dat er geen vervanging mag zijn van bestaande onderdelen van het
salarispakket of van onderdelen van het pakket die gewoonlijk worden toegekend binnen de
personeelscategorie waartoe de begunstigde geheel of gedeeltelijk behoort.
E. De ratio’s
1. Voorafgaande bemerkingen
Aan de hand van een analyse van de jaarrekening kan men de kredietwaardigheid van een
onderneming bepalen. Traditioneel worden hiervoor drie soorten ratio’s berekend: de liquiditeit (is
de onderneming in staat haar schulden op korte termijn te betalen?), de solvabiliteit (is de financiële
structuur van de onderneming gezond?) en de rendabiliteit (hoeveel kan de onderneming uit haar
activiteiten overhouden?).
Let op!
De juiste (en voorzichtige) interpretatie van deze ratio’s is onontbeerlijk om van
interessante gegevens te spreken. De ratio’s moeten vergeleken worden met concurrenten
uit dezelfde sector en moeten geëvalueerd worden volgens hun evolutie over de tijd. De
jaarrekening is een ‘foto van het verleden.’ De huidige situatie dient dus ook gekend te zijn.
Verder is het van cruciaal belang niet enkel de ratio’s te bestuderen. Hou ook rekening met
algemene, meer subjectieve inlichtingen en met niet-boekhoudkundige knipperlichten wanneer u
een onderneming wil doorlichten. Ratio’s zijn niet heilig, maar ze geven u wel een relevant beeld
van een onderneming. Laat u uiteraard ook bijstaan door uw boekhouder of accountant.
Alle gebruikte termen in onderstaande berekeningen zijn letterlijk terug te vinden in de
jaarrekening, type verkorte versie (VKT). Ook maken we telkens een terugkoppeling naar deze
jaarrekening, zodat u een praktische handleiding heeft om eventueel zelf ratio’s te berekenen.
2. Liquiditeitsratio’s
Liquiditeitsratio’s geven aan in hoeverre de leeftijdsstructuren van activa en passiva met elkaar
overeenstemmen. De schulden op korte termijn worden vergeleken met de geldmiddelen en de
kortlopende beleggingen. Daaruit kan afgeleid worden of een onderneming in staat is om haar
betalingsverplichtingen (schuldeisers) op korte termijn na te komen door middel van beschikbare
liquiditeiten. Als de onderneming hier niet meer in slaagt, ontstaat in principe een feitelijke toestand
van faillissement.
a. Current ratio
De liquiditeit in ruime zin (of current ratio) wordt als volgt berekend:
Vlottende activa
Schulden op ten hoogste 1 jaar
Pag 30/45
Hoe groter de current ratio, hoe groter de liquiditeit van de onderneming. Algemeen wordt
aangenomen dat een current ratio van ca. 1,2 of 1,3 optimaal is. Uiteraard hangt dit getal af van de
specifieke sector waarin de onderneming zich bevindt. Een current ratio lager dan 1 is voor de
meeste ondernemingen een ongezonde situatie. Een te hoge current ratio kan er dan weer op wijzen
dat een onderneming te veel investeert in vlottende activa, waardoor de rendabiliteit afneemt.
Als de vlottende activa precies de vreemde middelen dekken, is de current ratio gelijk aan 1 en het
nettobedrijfskapitaal, zijnde het verschil tussen teller en noemer, gelijk aan nul. Een current ratio
die kleiner is dan 1 wijst dus op een negatief nettobedrijfskapitaal en een current ratio die groter is
dan 1 betekent dat het nettobedrijfskapitaal positief is.
Het nettobedrijfskapitaal (en dus de current ratio) is de liquiditeitsbuffer van de onderneming en
stelt deze in staat om onvoorziene omstandigheden (bv. faillissement van een grote klant) op te
vangen.
• Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 2.1 en 2.2)
b. Acid ratio
Naast de current ratio kan men ook de acid ratio berekenen (liquiditeit in enge zin). Het verschil
bestaat erin dat voor de acid ratio de voorraden en bestellingen in uitvoering niet in rekening
worden gebracht. Zo bekomt men de liquiditeitspositie zonder de voorraden te moeten aanspreken.
Voorraden zijn namelijk minder snel om te zetten in cash. Blijft de acid ratio boven 1, dan is er
sprake van een comfortabele liquiditeitspositie.
• Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 2.1 en 2.2)
c. Klantenkrediet (in dagen)
Het aantal dagen klantenkrediet kan beschouwd worden als een liquiditeitsratio, aangezien de
gemiddelde inningperiode van handelsvorderingen mee de liquiditeit van de onderneming bepaalt.
Het klantenkrediet wordt als volgt bepaald:
Handelsvorderingen < 1 jaar (x 365 dagen)
Omzet
Pag 31/45
Noot: In de literatuur wordt de omzet genomen exclusief BTW. Wij opteren er echter voor
om de BTW ook bij de omzet te tellen. U moet de BTW namelijk zelf voorschieten.
Elke onderneming speelt bankier voor zijn klanten, aangezien (praktisch) nooit direct moet betaald
worden voor de geleverde dienst. Het is dan wel van groot belang om de periode waarin niet betaald
wordt, zo kort mogelijk te houden. Het klantenkrediet mag met andere woorden u niet verplichten
bij de bank kortlopende kredieten op te nemen. De liquiditeit van de onderneming wordt er negatief
door beïnvloed.
Langs de andere kant mag het klantenkrediet geen economische rem zijn om bij uw onderneming te
kopen. Eisen van uw klanten dat ze bijvoorbeeld binnen de week betalen, is te veel gevraagd en zal
veel mensen afschrikken. Het komt er dus op aan om een periode vast te leggen (na te streven) waar
uw onderneming optimaal in functioneert en haar eigen schulden zelf tijdig kan afbetalen.
Het klantenkrediet legt u theoretisch vast door de betalings-voorwaarden op de factuur. Elke factuur
moet bijvoorbeeld binnen de 30 dagen betaald worden. Het reële krediet hangt onder andere af van
de mate waarin uw onderneming haar facturen opvolgt en wanbetalers aanspoort toch te betalen.
• Voorbeeld
-omzet op jaarbasis: 100.000 euro
-handelsvorderingen < 1 jaar: 15.000 euro
 klantenkrediet = 15.000/100.000 x 365 = 55 dagen
Dit klantenkrediet moet, voor een onderbouwde interpretatie ervan, vergeleken worden met de
belangrijkste concurrenten en de evolutie over de tijd (vermindert het krediet vergeleken met de
vorige jaren, of vermeerdert het juist?).
In bepaalde gevallen kan het voordelig zijn om tot contante betaling aan te sporen (door het
verlenen van korting voor contant bv 1% voor betaling binnen de 8 dagen), waardoor het
klantenkrediet gevoelig verlaagt en de liquiditeit van uw onderneming bijgevolg toeneemt.
• Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 2.1 en 3)
De omzet moet in het verkort schema niet vermeld worden. Deze kan dus niet zomaar achterhaald
worden. In het volledig schema is de vermelding ervan wel verplicht.
Enkel grote en beursgenoteerde vennootschappen moeten het volledig schema invullen. Een
vennootschap is “klein” wanneer ze niet meer dan één van de volgende criteria overschrijdt:
- jaargemiddelde personeel: 50 voltijdse werknemers
Pag 32/45
- jaaromzet (excl. btw): € 7 300 000
- balanstotaal: € 3 650 000.
d. Leverancierskrediet (in dagen)
Het leverancierskrediet is eigenlijk net het tegenovergestelde van het klantenkrediet. Het is de
gemiddelde termijn waarbinnen uw onderneming haar leveranciers betaalt. Het is met andere
woorden een bron van financiële middelen en bepaalt daarom ook de liquiditeitspositie van uw
onderneming.
Het leverancierskrediet wordt als volgt berekend:
Handelsschulden < 1 jaar (x 365 dagen)
Kostprijs van de goederen en diensten
Noot: In de literatuur is de post “kostprijs van de goederen en diensten” exclusief BTW.
Ook hier raden wij echter aan de BTW erbij te tellen.
Een hoog aantal dagen leverancierskrediet kan op twee zaken wijzen: ofwel hebben de leveranciers
veel vertrouwen in uw onderneming en staan ze een lange uitstellen van betaling toe, ofwel is uw
onderneming niet in staat om de handelsschulden te betalen. In dit tweede geval hebben we te
maken met een onderneming met liquiditeitsproblemen.
Sowieso mag het gemiddeld aantal dagen leverancierskrediet niet meer bedragen dan wat gangbaar
is in de sector. Heeft u een kwalijke reputatie hieromtrent, dan zullen uw leveranciers vragen enkel
nog contant te betalen, waardoor u een belangrijke bron van goedkoop krediet verliest.
Omgekeerd dient u als leverancier bij uw toekomstige klanten na te gaan wat hun gemiddeld aantal
dagen leverancierskrediet bedraagt. Is dit overdreven hoog (vergeleken met de gangbare waarden in
de sector), dan dient u vooraf schriftelijke betalingsafspraken te maken.
• Voorbeeld
Handelsschulden op ten hoogste 1 jaar: 20.000 euro
Kostprijs van de goederen en diensten: 120.000 euro
Leverancierskrediet = 20.000/120.000 x 365 = 61 dagen
• Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 2.2 en 3)
Opnieuw zitten we hier met het gegeven dat in het verkort jaarschema de kostprijs van goederen en
diensten niet verplicht moet weergegeven worden.
Pag 33/45
Het klanten- en leverancierskrediet is dus enkel te berekenen bij ondernemingen die het volledig
jaarschema moeten invullen (de grote en de beursgenoteerde vennootschappen).
3. Solvabiliteit
De solvabiliteit wordt berekend om de financiële structuur van een onderneming te onderzoeken.
Het toont de mate van financiële onafhankelijkheid aan. In tegenstelling tot de liquiditeit, heeft de
solvabiliteit zowel betrekking op lange als korte termijn.
a. Algemene schuldgraad
De meest evidente solvabiliteitsratio is de algemene schuldgraad en wordt als volgt berekend:
Eigen vermogen x 100
Totaal vermogen of totaal passief
Deze vorm van solvabiliteit (uitgedrukt in een bepaald percentage) toont aan in welke mate een
onderneming financieel onafhankelijk is. Hoe hoger het eigen vermogen, hoe hoger de solvabiliteit
zal zijn. Een onderneming hangt dan minder af van haar schuldeisers en bevindt zich in een
comfortabele positie. Een positie die de banken graag zullen zien wanneer u kredieten aanvraagt.
Als richtlijn wordt een percentage van ca. 30% als financieel gezond beschouwd. Uiteraard hangt
dit percentage af van de specifieke sector waarin de onderneming werkzaam is. Opnieuw moet
daarom gekeken worden naar de belangrijkste concurrenten en de evolutie over de tijd.
Hoe hoger het percentage, hoe beter. Het is echter ook weer niet voordelig als de solvabiliteit boven
de 50% bedraagt. Dit wijst er namelijk op dat te weinig wordt gebruik gemaakt van de voordelen
van financieringsmogelijkheden met vreemd vermogen. Een percentage onder de 20% mag dan
weer als financieel ongezond aanzien worden.
• Voorbeeld
Eigen vermogen: 250.000 euro
Totale passiva: 780.000 euro
Solvabiliteit = 250.000 x 100 / 780.000 = 32%
• Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 2.2)
Het totaal vermogen bestaat uit het eigen vermogen + het vreemd vermogen en vindt u terug in de
rubriek 10/49: het totaal van de passiva.
Pag 34/45
b. Lange-termijnschuldgraad
De lange-termijnschuldgraad is een solvabiliteitsratio die specifiek polst naar de mate van schulden
op lange termijn van een onderneming. Of: hoe wordt de onderneming op lange termijn
gefinancierd? Deze ratio wordt dan ook altijd berekend door de banken.
Schulden > 1 jaar
Eigen vermogen
Hoe hoger deze ratio, hoe meer afhankelijk de onderneming is van haar schuldeisers (hoofdzakelijk
banken) en hoe meer financiële kosten onder de vorm van interesten zullen moeten betaald worden.
Een waarde tussen 1 en 2 komt vaak voor. Zorg er echter voor dat deze ratio in de loop der jaren
niet exponentieel stijgt. Banken zullen hier rekening mee houden bij de evaluatie van nieuwe
kredietaanvragen. Het belang van een positief eigen vermogen is niet te onderschatten, zowel op het
economisch vlak als op het vlak van de mogelijke persoonlijke aansprakelijkheid van de
bedrijfsleider of aandeelhouder bij faillissement.
• Voorbeeld
Eigen vermogen: 250.000 euro
Schulden op lange termijn: 300.000 euro
Lange-termijnschuldgraad = 300.000/250.000 = 1,2
• Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 2.2)
c. Dekkingsratio
De dekkingsratio (of debt coverage) van het vreemd vermogen op lange termijn geeft weer in welke
mate een onderneming haar schulden op lange termijn kan terugbetalen aan de hand van de
gerealiseerde cashflow. Er wordt met andere woorden onderzocht of de onderneming het lopende
jaar niet in financiële problemen zal komen.
Pag 35/45
Cashflow = winst van het boekjaar voor belastingen + afschrijvingen + waardeverminderingen +
voorzieningen voor risico’s en kosten.
De dekkingsratio wordt dan als volgt berekend:
Cashflow
Schulden op meer dan 1 jaar
Hoe groter deze ratio, hoe groter het deel van de schulden op lange termijn dat door de
gerealiseerde cashflow van het lopende jaar kan afgelost worden. Ook betekent een hoge
dekkingsratio dat bijkomende schulden zonder al te veel problemen kunnen aangegaan worden.
Om theoretisch te weten te komen hoeveel jaar men nodig heeft om de lange-termijnschulden af te
betalen met de cashflow, dient men de ratio simpelweg om te keren.
• Voorbeeld
Cashflow: 60.000 euro
Schulden op lange termijn: 300.000 euro
Dekkingsratio = 60.000/300.000 = 0,20
Jaren nodig om de lange-termijnschulden af te betalen: 5 jaar (omgekeerde verhouding van 0,20)
• Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 3 en 2.2)
Om de cashflow te berekenen, heeft u dus verschillende gegevens uit de jaarrekening nodig. Deze
zijn allemaal verplicht in te vullen, ook in het verkort schema. De schulden op meer dan één jaar
staan daarentegen letterlijk in één post op de jaarrekening vermeld.
Pag 36/45
4. Rendabiliteit
Het begrip rendabiliteit is een oude bekende voor elke bedrijfsleider en aandeelhouder. Het gaat er
met name om of en in welke mate er winst wordt gemaakt. Winst maken is uiteindelijk het doel van
elke onderneming, ook al gebeurt dit vaak pas na enkele jaren. Zonder winst is er geen
levensvatbaarheid.
We bespreken twee soorten rendabiliteitsratio’s: de rendabiliteit van de omzet en de rendabiliteit
van het eigen vermogen.
a. Rendabiliteit van de omzet (commerciële rendabiliteit)
Om de rendabiliteit van de omzet (of de verkopen) te berekenen, wordt het bedrijfsresultaat gedeeld
door de bedrijfsopbrengsten. We meten met andere woorden hoe efficiënt een bedrijf werkt, zonder
rekening te houden met de financiële structuur van de onderneming.
Om de rendabiliteit van de omzet na te gaan, kunnen we twee ratio’s berekenen: de brutomarge en
de nettomarge. Bij de brutomarge wordt rekening gehouden met de niet-kaskosten die opgenomen
zijn in de resultatenrekening (afschrijvingen en voorzieningen). De cashflow (winst + niet-
kaskosten) wordt gedeeld door de omzet. Bij de nettomarge worden de niet-kaskosten (bv
afschrijvingen) daarentegen buiten beschouwing gelaten.
Voor een optimale vergelijking tussen bedrijven gebruikt men best de nettomarge, aangezien de
niet-kaskosten nogal vatbaar zijn voor creatieve boekhoudkundige praktijken. Beide marges worden
in percentages weergegeven en moeten vergeleken worden met gemiddelden uit de sector waarin de
onderneming actief is.
De nettomarge wordt als volgt berekend:
winst x 100
omzet (exclusief btw)
• Voorbeeld
Winst: 40.000 euro
Omzet: 500.000 euro
Nettomarge = 8% (per 100 euro omzet wordt een netto winst van 8 euro gemaakt)
• Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 3)
Pag 37/45
Let op bij de berekening van de nettomarge: er zijn diverse posten in de jaarrekening die de winst
aanduiden. Het zijn echter telkens andere bedragen. Als u dus de nettomarge tussen ondernemingen
of in de loop der jaren vergelijkt, moet u steeds dezelfde winstpost gebruiken.
De brutomarge wordt in elke jaarrekening verplicht weergegeven. Dit wordt louter berekend door
de opbrengsten te verminderen met de kosten van klasse 60 en 61 (kan dus een negatief bedrag
zijn). Aangezien het geen percentage betreft is deze marge niet handig om verschillende
ondernemingen met elkaar te vergelijken.
b. Rendabiliteit van het ingezette vermogen (return on equity)
De rendabiliteit van het ingezette vermogen bekomt men door de winst of het verlies van het
boekjaar te delen door het eigen vermogen. Deze ratio geeft een indicatie van de rendabiliteit die de
onderneming behaalt ten opzichte van het door de aandeelhouders ingezette vermogen.
(Toekomstige) aandeelhouders kunnen op die manier nagaan hoeveel een investering opbrengt.
De rendabiliteit van het ingezette vermogen wordt als volgt berekend:
Winst of verlies van het boekjaar x 100
Eigen vermogen
• Voorbeeld
Winst: 40.000 euro
Eigen vermogen: 250.000 euro
Rendabiliteit ingezette vermogen = 16% (voor elke geïnvesteerde 100 euro is er een winst van 16
euro)
• Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 3 en 2.2)
De winst (of verlies) van het boekjaar (post 9904) is de winst na aftrek van de belastingen. Het is
dus de zuivere winst van een onderneming.
De evolutie van de rendabiliteitsratio’s moet zeker goed opgevolgd worden. Indien de ratio’s na
verloop van tijd dalen, moet onderzocht worden waaraan dit ligt en vervolgens ingegrepen worden.
5. Verhouding eigen vermogen tegenover het kapitaal
a. Verklaring van de begrippen
Pag 38/45
Het eigen vermogen is het deel van het vermogen dat tot de ondernemer zelf toebehoort. Het eigen
vermogen staat rechts op de balans, bij de passiva en bestaat uit kapitaal, uitgiftepremies,
herwaarderingsmeerwaarden, reserves, overgedragen winst of verlies en kapitaalsubsidies.
Het kapitaal is dat deel van het eigen vermogen dat door de ondernemer/aandeelhouders zelf is
ingebracht. Voor de meeste vennootschappen geldt er een wettelijk minimumkapitaal. Het kapitaal
van een dergelijke onderneming mag derhalve nooit onder dit minimumkapitaal komen. Een hoger
kapitaal is uiteraard wel mogelijk, en dit via kapitaalsverhoging. Minimumkapitaal bvba en cvba: €
18.550 (volstort ten belope van € 6.200. Bij éénpersoons bvba volstort ten belope van € 12.400),
minimumkapitaal nv en comm.va: € 61.500 (volledig volstort).
Het eigen vermogen dat zakt tot onder 50% van het kapitaal of onder het wettelijk minimumkapitaal
is een bekend en belangrijk knipperlicht. In dit geval moet de alarmbelprocedure ingezet worden
b. Relevantie
Bedrijven met een eigen vermogen lager dan de helft van het kapitaal of lager dan het
minimumkapitaal hebben een erg grote kans om tegen het faillissement aan te lopen. Meer bepaald
had 43% van alle gefailleerde bedrijven uit 2007 dit gebrek aan eigen vermogen
(gezondheidsbarometer van de Belgische ondernemingen, situatie op 30/04/2008).
c. Gevolgen
De alarmbelprocedure, die verplicht moet ingezet worden vanaf het eigen vermogen kleiner is dan
de helft van het kapitaal of kleiner dan het wettelijk minimumkapitaal, is bedoeld om een nakend
faillissement tegen te gaan, of de gevolgen van een faillissement voor derden zo beperkt mogelijk te
houden.
Procedure: De raad van bestuur, of de zaakvoerder roept de algemene vergadering bijeen binnen
een periode van ten hoogste twee maanden nadat het verlies is vastgesteld of krachtens een
wettelijke of statutaire bepaling had moeten vastgesteld worden
– n.a.v. maandelijkse interne rapportering
– n.a.v. de toepassing van een wettelijke of statutaire bepaling
– n.a.v. de halfjaarlijkse staat aan commissaris
– n.a.v. het verschaffen van inlichtingen aan de ondernemingsraad
– n.a.v. vennootschapsrechtelijke operaties waarbij staat van actief en passief vereist is
(wijziging doel, omzetting, …)
Tip
Eenmaal per jaar een Raad van Bestuur houden is dus niet voldoende, Om de zes maanden een
tussentijdse balans opstellen en bespreken zal de bedrijfsleiding helpen om snel bij te sturen.
Voorafgaand aan de Algemene vergadering maakt de Raad van bestuur of de zaakvoerder een
bijzonder verslag op:
– Ofwel met voorstel tot ontbinding
– Ofwel met voorstel tot voortzetting van de activiteiten met maatregelen tot herstel van de
financiële toestand. Dergelijke maatregelen kunnen zijn:
 Aanzuivering van het verlies met de wettelijke reserve
 Reorganisatie door fusie, splitsing of sluiting verlieslatende afdeling
 Herziening van de kostenstructuur
 Heronderhandelen kredietstructuur van onderneming
Pag 39/45
 Wijziging management
 Zoeken van nieuwe financiële partners
 Gerechtelijk akkoord aanvragen
De algemene vergadering beraadslaagt en beslist over de ontbinding:
– i.g.v. daling tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal: beslissing bij 3/4de
meerderheid van de uitgebrachte stemmen
– i.g.v. daling tot minder dan een vierde van het maatschappelijk kapitaal: beslissing bij 1/4de
meerderheid van de uitgebrachte stemmen
– Andere mogelijke beslissing: goedkeuring van de maatregelen tot herstel van de financiële
toestand
Wat als er op de vergadering niet voldoende aandelen aanwezig of vertegenwoordigd zijn?
De beslissing (tot ontbinding of voortzetting van de activiteiten) moet genomen worden volgens de
regels die gelden voor een gewone statutenwijziging:
- Op de eerste vergadering moet de helft van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigd
zijn en is er een meerderheid nodig van ¾ van de uitgebrachte stemmen.
- Indien op de eerste vergadering de aanwezige aandeelhouders niet de helft van het
maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigden, moet er een tweede vergadering gehouden
worden.
- Tijdens de tweede vergadering is er geen aanwezigheidsvereiste. De vereiste meerderheid
blijft ¾.
6. Besluit
Bij de interpretatie van ratio’s moet steeds naar de context gekeken worden: hoe zit het met de
evolutie van de onderneming (gaat het bergaf of juist in de goede richting?), hoe zit het met de
gemiddelde cijfers uit de sector waarin de onderneming actief is, hoe zit het met de bestuurder(s)
van de onderneming en zijn (of hun) verleden of nevenactiviteiten, …?
Voor een degelijke analyse van de reële kredietwaardigheid van bedrijven moet met andere
woorden met zoveel mogelijk factoren rekening gehouden worden. Vergeet ook niet dat u enkel een
beeld krijgt van hoe het met de onderneming gesteld was tot en met het vorige boekjaar. Hoe het er
vandaag mee gesteld is, kan u niet aan de hand van de jaarrekening nagaan.
Staar u dus nooit blind op ratio’s. Ze zijn niet heilig en mogen nooit een doel op zich worden. Het
zijn echter wel handige instrumenten bij de beoordeling van een onderneming.
Pag 40/45
Pag 41/45
Pag 42/45
Pag 43/45
Pag 44/45
Pag 45/45

More Related Content

Viewers also liked

Vergelijking eenmanszaak met een vennootschap OFFICIEEL
Vergelijking eenmanszaak met een vennootschap OFFICIEELVergelijking eenmanszaak met een vennootschap OFFICIEEL
Vergelijking eenmanszaak met een vennootschap OFFICIEELneeltjd
 
Fiscaalvriendelijk gelden opnemen uit je venootschap
Fiscaalvriendelijk gelden opnemen uit je venootschapFiscaalvriendelijk gelden opnemen uit je venootschap
Fiscaalvriendelijk gelden opnemen uit je venootschapsyntraab
 
2 pengurusandanperkembangankurikulum-090610200150-phpapp02 (1)
2 pengurusandanperkembangankurikulum-090610200150-phpapp02 (1)2 pengurusandanperkembangankurikulum-090610200150-phpapp02 (1)
2 pengurusandanperkembangankurikulum-090610200150-phpapp02 (1)Noorhayatie Yahya
 
Implikasi falsafah pendidikan kebangsaan & falsafah pendidikan guru
Implikasi falsafah pendidikan kebangsaan & falsafah pendidikan guruImplikasi falsafah pendidikan kebangsaan & falsafah pendidikan guru
Implikasi falsafah pendidikan kebangsaan & falsafah pendidikan guruMegala Silva Raju
 
Wawasan 2020
Wawasan 2020Wawasan 2020
Wawasan 2020Mis Sem
 
Wawasan 2020
Wawasan 2020Wawasan 2020
Wawasan 2020aimm reka
 
32 Ways a Digital Marketing Consultant Can Help Grow Your Business
32 Ways a Digital Marketing Consultant Can Help Grow Your Business32 Ways a Digital Marketing Consultant Can Help Grow Your Business
32 Ways a Digital Marketing Consultant Can Help Grow Your BusinessBarry Feldman
 

Viewers also liked (7)

Vergelijking eenmanszaak met een vennootschap OFFICIEEL
Vergelijking eenmanszaak met een vennootschap OFFICIEELVergelijking eenmanszaak met een vennootschap OFFICIEEL
Vergelijking eenmanszaak met een vennootschap OFFICIEEL
 
Fiscaalvriendelijk gelden opnemen uit je venootschap
Fiscaalvriendelijk gelden opnemen uit je venootschapFiscaalvriendelijk gelden opnemen uit je venootschap
Fiscaalvriendelijk gelden opnemen uit je venootschap
 
2 pengurusandanperkembangankurikulum-090610200150-phpapp02 (1)
2 pengurusandanperkembangankurikulum-090610200150-phpapp02 (1)2 pengurusandanperkembangankurikulum-090610200150-phpapp02 (1)
2 pengurusandanperkembangankurikulum-090610200150-phpapp02 (1)
 
Implikasi falsafah pendidikan kebangsaan & falsafah pendidikan guru
Implikasi falsafah pendidikan kebangsaan & falsafah pendidikan guruImplikasi falsafah pendidikan kebangsaan & falsafah pendidikan guru
Implikasi falsafah pendidikan kebangsaan & falsafah pendidikan guru
 
Wawasan 2020
Wawasan 2020Wawasan 2020
Wawasan 2020
 
Wawasan 2020
Wawasan 2020Wawasan 2020
Wawasan 2020
 
32 Ways a Digital Marketing Consultant Can Help Grow Your Business
32 Ways a Digital Marketing Consultant Can Help Grow Your Business32 Ways a Digital Marketing Consultant Can Help Grow Your Business
32 Ways a Digital Marketing Consultant Can Help Grow Your Business
 

Similar to Economische Pot Pourri

21. negen essentiële onderdelen van de aandeelhoudersovereenkomst
21. negen essentiële onderdelen van de aandeelhoudersovereenkomst21. negen essentiële onderdelen van de aandeelhoudersovereenkomst
21. negen essentiële onderdelen van de aandeelhoudersovereenkomstFruytier Lawyers in Business
 
Fiscale optimalisatiemogelijkheden vennootschap anno 2015
Fiscale optimalisatiemogelijkheden vennootschap anno 2015Fiscale optimalisatiemogelijkheden vennootschap anno 2015
Fiscale optimalisatiemogelijkheden vennootschap anno 2015Kelly Goelens
 
Presentatie Zelfstandigen
Presentatie ZelfstandigenPresentatie Zelfstandigen
Presentatie Zelfstandigenjeroenmichiels
 
Handelsrecht les 4
Handelsrecht les 4Handelsrecht les 4
Handelsrecht les 4ShariRogiers
 
Stappen om uw onderneming te creëren
Stappen om uw onderneming te creërenStappen om uw onderneming te creëren
Stappen om uw onderneming te creërenSecurex
 
M&r belasting adviseurs ebook
M&r belasting adviseurs ebookM&r belasting adviseurs ebook
M&r belasting adviseurs ebookEric van Hall
 
Ondernemingsvormen
OndernemingsvormenOndernemingsvormen
OndernemingsvormenJohanAlberts
 
Avi Totaal Nieuwsbrief September 2011
Avi Totaal Nieuwsbrief September 2011Avi Totaal Nieuwsbrief September 2011
Avi Totaal Nieuwsbrief September 2011andrevisser
 
M pauwer advies-ebook
M pauwer advies-ebookM pauwer advies-ebook
M pauwer advies-ebookEric van Hall
 
FDSeminar Legal Update
FDSeminar Legal UpdateFDSeminar Legal Update
FDSeminar Legal UpdateFDMagazine
 
P sw joost_verbeest_p1
P sw joost_verbeest_p1P sw joost_verbeest_p1
P sw joost_verbeest_p1ocwest
 
Presentatie Rabobank Rotterdam - Startersworkshop Administratie
Presentatie Rabobank Rotterdam - Startersworkshop AdministratiePresentatie Rabobank Rotterdam - Startersworkshop Administratie
Presentatie Rabobank Rotterdam - Startersworkshop AdministratieRabobank Rotterdam
 
Crop nwsbrief-201101
Crop nwsbrief-201101Crop nwsbrief-201101
Crop nwsbrief-201101kjschouten
 
Prinsjesdagspecial Belastingplan 2016 Van Geen
Prinsjesdagspecial Belastingplan 2016 Van GeenPrinsjesdagspecial Belastingplan 2016 Van Geen
Prinsjesdagspecial Belastingplan 2016 Van GeenArie Van Geen
 
Slimmer Financieren Overzicht
Slimmer Financieren OverzichtSlimmer Financieren Overzicht
Slimmer Financieren OverzichtMirror Wise
 

Similar to Economische Pot Pourri (20)

Deficitaire vereffening
Deficitaire vereffeningDeficitaire vereffening
Deficitaire vereffening
 
Vennootschapsvormen
VennootschapsvormenVennootschapsvormen
Vennootschapsvormen
 
Rechtsvormen en contracten
Rechtsvormen en contractenRechtsvormen en contracten
Rechtsvormen en contracten
 
21. negen essentiële onderdelen van de aandeelhoudersovereenkomst
21. negen essentiële onderdelen van de aandeelhoudersovereenkomst21. negen essentiële onderdelen van de aandeelhoudersovereenkomst
21. negen essentiële onderdelen van de aandeelhoudersovereenkomst
 
Meerwaarde op aandelen
Meerwaarde op aandelenMeerwaarde op aandelen
Meerwaarde op aandelen
 
Fiscale optimalisatiemogelijkheden vennootschap anno 2015
Fiscale optimalisatiemogelijkheden vennootschap anno 2015Fiscale optimalisatiemogelijkheden vennootschap anno 2015
Fiscale optimalisatiemogelijkheden vennootschap anno 2015
 
Presentatie Zelfstandigen
Presentatie ZelfstandigenPresentatie Zelfstandigen
Presentatie Zelfstandigen
 
Handelsrecht les 4
Handelsrecht les 4Handelsrecht les 4
Handelsrecht les 4
 
Stappen om uw onderneming te creëren
Stappen om uw onderneming te creërenStappen om uw onderneming te creëren
Stappen om uw onderneming te creëren
 
M&r belasting adviseurs ebook
M&r belasting adviseurs ebookM&r belasting adviseurs ebook
M&r belasting adviseurs ebook
 
Ondernemingsvormen
OndernemingsvormenOndernemingsvormen
Ondernemingsvormen
 
Avi Totaal Nieuwsbrief September 2011
Avi Totaal Nieuwsbrief September 2011Avi Totaal Nieuwsbrief September 2011
Avi Totaal Nieuwsbrief September 2011
 
M pauwer advies-ebook
M pauwer advies-ebookM pauwer advies-ebook
M pauwer advies-ebook
 
FDSeminar Legal Update
FDSeminar Legal UpdateFDSeminar Legal Update
FDSeminar Legal Update
 
P sw joost_verbeest_p1
P sw joost_verbeest_p1P sw joost_verbeest_p1
P sw joost_verbeest_p1
 
Presentatie Rabobank Rotterdam - Startersworkshop Administratie
Presentatie Rabobank Rotterdam - Startersworkshop AdministratiePresentatie Rabobank Rotterdam - Startersworkshop Administratie
Presentatie Rabobank Rotterdam - Startersworkshop Administratie
 
Crop nwsbrief-201101
Crop nwsbrief-201101Crop nwsbrief-201101
Crop nwsbrief-201101
 
CROP Nieuwsbrief 1 2011
CROP Nieuwsbrief 1 2011CROP Nieuwsbrief 1 2011
CROP Nieuwsbrief 1 2011
 
Prinsjesdagspecial Belastingplan 2016 Van Geen
Prinsjesdagspecial Belastingplan 2016 Van GeenPrinsjesdagspecial Belastingplan 2016 Van Geen
Prinsjesdagspecial Belastingplan 2016 Van Geen
 
Slimmer Financieren Overzicht
Slimmer Financieren OverzichtSlimmer Financieren Overzicht
Slimmer Financieren Overzicht
 

Economische Pot Pourri

  • 2. Inhoudstabel A. Inleiding p. 3 B. Soorten vennootschappen p. 4 1. De vennootschap onder firma p. 4 2. De gewone commanditaire vennootschap p. 4 3. De commanditaire vennootschap op aandelen p. 5 4. De coöperatieve vennootschap p. 5 5. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid p. 6 6. De naamloze vennootschap p. 7 C. Fiscale optimalisatie bij vennootschappen – enkele technieken p. 10 7. De maatschap – een fiscaal transparante vennootschap p. 10 8. Voordelige tarieven van de vennootschapsbelasting p. 11 9. Geld uit uw vennootschap halen p. 13 D. Beloningen voor werknemers en bedrijfsleiders p. 24 1. Geschenken en cadeaucheques p. 24 2. Enkele andere voordelen in natura p. 27 3. Maaltijdcheques p. 27 4. Aandelenopties p. 28 E. De ratio’s p. 30 1. Voorafgaande bemerkingen p. 30 2. Liquiditeitsratio’s p. 30 3. Solvabiliteit p. 34 4. Rendabiliteit p. 37 5. Verhouding eigen vermogen tegenover het kapitaal p. 38 6. Besluit p. 40 F. Bijlage: uitreksel jaarrekening p. 41 Pag 2/45
  • 3. A. Inleiding Het is voor een ondernemer heel belangrijk om aan fiscale optimalisatie te doen. Daarom gaan we in deze syllabus wat dieper ingaan op een aantal fiscale aspecten bij ondernemingen. Eén van de belangrijkste keuzes voor een ondernemer is de keuze tussen een vennootschap en een éénmanszaak. Kiest hij voor een éénmanszaak, dan zal zijn winst worden belast aan de hoge tarieven van de personenbelasting. Kiest hij daarentegen voor een vennootschap, dan kan hij genieten van de lagere tarieven binnen de vennootschapsbelasting. Hierbij ontstaat dan echter wel het probleem dat als hij zijn geld uit zijn vennootschap haalt, dit toch zal belast worden in de personenbelasting. Er bestaan evenwel verschillende manieren om geld uit uw vennootschap te halen, die elk een verschillende fiscale behandeling met zich meebrengen. Daarom gaan we enkele technieken inzake fiscale optimalisatie bij vennootschappen uiteenzetten. Ook op het vlak van de beloningen die een ondernemer aan zijn werknemers of aan zichzelf toekent kan er een groot verschil in fiscale behandeling bestaan. Daarom gaan we in hoofdstuk C eens dieper ingaan op de verschillende soorten beloningen en hun fiscale behandeling. Ten slotte bestaat de mogelijkheid dat een onderneming niet tijdig - of zelfs helemaal niet - betaald worden door zijn klanten. In dat geval spreekt men van ‘dubieuze debiteuren’. Het is dan ook aan te raden om vooraf eens na te gaan hoe het zit met de financiële situatie van potentiële klanten. Daarom gaan wij in het laatste hoofdstuk ook eens de belangrijkste ratio’s op een rijtje zetten en nagaan wat deze ratio’s nu precies betekenen. Pag 3/45
  • 4. B. De vennootschappen met rechtspersoonlijkheid 1. De vennootschap onder firma De vennootschap onder firma is de eenvoudigste vennootschapsvorm met rechtspersoonlijkheid. Een maatschap kan gemakkelijk een VOF worden door zijn oprichtingsakte neer te leggen. Het is een zuivere personenvennootschap. Dit betekent dat in principe: • De vennootschap ontbonden wordt door het overlijden van een vennoot. • De vennoten hun aandeel niet kunnen verkopen of schenken zonder akkoord van de medevennoot. • Alle beslissingen met éénparigheid genomen worden. Voordelen • Er is geen minimumkapitaal vereist. • De oprichting van een V.O.F. kan via een onderhandse akte. Er is een minimum aan formele regels en men hoeft geen notaris in te schakelen. • De inbreng van de vennoten kan bestaan uit arbeid. • De aandelen zijn niet overdraagbaar aan derden zodat het familiaal karakter gewaarborgd blijft. • Beperkte verplichtingen inzake openbaarmaking van stukken en boekhouding. Nadelen • Alle vennoten zijn hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk voor de schulden van de V.O.F. • Het faillissement van de V.O.F. brengt eventueel het faillissement van de vennoten met zich mee. • Behoudens afwijkende bepalingen wordt iedere vennoot als werkende vennoot beschouwd en is hij, in die hoedanigheid, zelfstandige. Als de zaakvoerder vennoot is, is hij eveneens zelfstandige. Aan de V.O.F. kan, in voorkomend geval, een externe zaakvoerder niet- vennoot toegewezen worden. Als deze laatste een ondergeschikte van de vennootschap is, zal hij loontrekkende zijn. In het tegenovergestelde geval is hij zelfstandige. 2. De gewone commanditaire vennootschap De gewone commanditaire vennootschap of Comm.V. verschilt van de V.O.F. omdat er naast de ‘beherende vennoten’ ook ‘stille vennoten’ of geldschieters bestaan. De stille vennoten hebben, in tegenstelling tot de onbeperkt aansprakelijke beherende vennoten, een beperkte aansprakelijkheid. Voordelen • De voordelen zijn dezelfde als bij de V.O.F. (geen minimumkapitaal vereist, weinig formele verplichtingen, …) met dit verschil dat de stille vennoten enkel aansprakelijk kunnen gesteld worden voor hun inbreng. Nadelen Pag 4/45
  • 5. • De nadelen zijn dezelfde als bij de V.O.F. met dit verschil dat de stille vennoten zich in principe niet openlijk kunnen inlaten met het beheer van de vennootschap. Indien zij dit wel doen, worden zij onbeperkt aansprakelijk. 3. De commanditaire vennootschap op aandelen De commanditaire vennootschap op aandelen vertoont de volgende kenmerken: • minstens twee zaakvoerders • de zaakvoerders moeten vennoten zijn en door de statuten worden aangeduid • twee soorten vennoten: o stille vennoten: beperkt aansprakelijk tenzij ze tekenen voor de vennootschap (anders dan bij volmacht) en tenzij hun naam in de naam van de vennootschap voorkomt o beherende vennoten : hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk • de zaakvoerders hebben een vetorecht in de algemene vergadering Dit alles heeft tot gevolg dat ouders een commanditaire vennootschap op aandelen kunnen oprichten waarvan zij zelf zaakvoerder-vennoot worden. Dan kunnen zij 99% van de aandelen reeds verkopen aan hun kinderen. Dankzij hun vetorecht zullen ze immers hun inspraak in de algemene vergadering niet verliezen. De grote nadelen van een commanditaire vennootschap zijn uiteraard dat de beherende vennoten hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk zullen zijn voor de schulden van de vennootschap en dat er hoge oprichtingskosten aan verbonden zijn (minimumkapitaal (cfr. NV), notariële akte, …). Bovendien zijn er ook nog de boekhoudkundige verplichtingen inzake publicatie, … (dus een dubbele boekhouding voeren). 4. De coöperatieve vennootschap De wet van 20 juli 1991 maakt een onderscheid tussen de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (CVBA) en de coöperatieve vennootschap met onbeperkte en hoofdelijke aansprakelijkheid (CVOA). Voordelen • Alle vennoten zijn slechts aansprakelijk voor het bedrag van hun inbreng in de CVBA. • De vennoten kunnen gemakkelijk in- en uittreden. • De aandelen zijn steeds op naam en kunnen slechts beperkt worden overgedragen zodat het familiaal karakter van deze vennootschap kan gewaarborgd worden. Nadelen • Notariële akte nodig voor de oprichting van een C.V. (met beperkte aansprakelijkheid). • Boekhoudkundige en administratieve verplichtingen. • Heeft gezien het groot aantal faillissementen een vrij slecht imago. CVBA of CVOA? CVBA CVOA Minimum aantal personen 3 3 Pag 5/45
  • 6. Minimum in te brengen kapitaal 18.550 € Geen minimumkapitaal Te volstorten kapitaal Ten bedrage van 1/4 met een minimum van 6.200 € Niet bepaald De inbreng van kapitaal In geld of in goederen Geen voorschriften Verificatie bedrijfsrevisor bij inbreng goederen? Ja Neen Oprichtingsakte Notariële akte Onderhandse akte Aansprakelijkheid Beperkt tot inbreng Onbeperkt en hoofdelijk Aandelen Op naam Op naam Mogelijkheden van overdracht Niet aan derden overdraagbaar Niet aan derden overdraagbaar Bestuur 1 bestuurder al dan niet vennoot 1 bestuurder al dan niet vennoot Boekhoudkundige verplichtingen Dubbele boekhouding Dubbele boekhouding Fiscaliteit Vennootschapsbelasting Vennootschapsbelasting Financieel plan verplicht? Ja Neen Fiscale behandeling van de uittreding In een coöperatieve vennootschap kunnen de vennoten in principe vrij uittreden. Dit kan zeer voordelig zijn voor een minderheidsaandeelhouder die zijn aandelen wil verkopen maar geen kopers vindt. Een vennoot die uittreedt uit een coöperatieve vennootschap heeft recht op de betaling van zijn “scheidingsaandeel”. Dit scheidingsaandeel wordt ten belope van het verschil tussen het ontvangen scheidingsaandeel en de aanschaffingswaarde van de aandelen (kortom: de “meerwaarde”) behandeld als een dividend waarop een roerende voorheffing van slechts 10 % van toepassing is (in plaats van het gewone tarief dat normaal gezien van toepassing is op dividenden (25 % of 15 %). Dit is minder voordelig dan de behandeling van de meerwaarde die een vennoot zou verkrijgen in geval van een verkoop van zijn aandelen (die meerwaarde wordt immers niet belast), maar aangezien een minderheidsaandeelhouder niet gemakkelijk een koper zal vinden van zijn aandelen kan deze behandeling toch als vrij voordelig worden beschouwd. 5. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Oorspronkelijk bestonden er belangrijke verschillen tussen de BVBA en de naamloze vennootschap (NV). Een hele serie wetswijzigingen heeft het onderscheid tussen NV en BVBA echter steeds meer vervaagd. Het belangrijkste juridisch verschilpunt dat overblijft ligt in het ‘besloten’ karakter van de BVBA. Dit wil zeggen dat de overdracht van aandelen aan strikte regels gebonden is. Bovendien is het vereiste minimumkapitaal lager in de BVBA dan in de NV. Pag 6/45
  • 7. Iedere handelaar, ondernemer of beoefenaar van een vrij beroep kan ook alleen een vennootschap oprichten. Deze eenpersoonsvennootschap moet de vorm aannemen van een BVBA. Alle bepalingen die gelden voor een gewone BVBA blijven in principe gelden voor een eenpersoons- BVBA. Voordelen • Een (E)BVBA kan opgericht worden door 1 vennoot. • Alle vennoten zijn slechts aansprakelijk ten belope van hun inbreng. • De aandelen zijn slechts onder zeer strikte voorwaarden overdraagbaar; het familiaal karakter kan dus gewaarborgd worden. Nadelen • Voor de oprichting van (E)BVBA is de tussenkomst van een notaris nodig. • Boekhoudkundige en administratieve verplichtingen zijn zwaarder. • Alle ‘verschijners’ bij de oprichtingsakte worden als oprichters beschouwd (van belang voor de oprichtersaansprakelijkheid!). 6. De naamloze vennootschap Hoewel de wetgever de vennootschapsvorm van de N.V. had uitgedacht als ondernemingsvorm voor grotere kapitaalkrachtige ondernemingen, kan de N.V.-vorm ook aangenomen worden door kleine en middelgrote (familiale) bedrijven. Belangrijkste verschilpunten met de BVBA zijn: • De strakkere en meer ingewikkelde bestuursorganisatie: o Bij een NV bestaat de bedrijfsleiding uit minstens 2 personen: 2 bestuurders die samen als college optreden. De bestuurders zijn benoemd voor slechts 6 jaar, tenzij er een hernieuwing is van hun mandaat. De algemene vergadering kan een bestuurder op elke ogenblik, zonder enige motivering, bij gewone meerderheid afzetten. Verder kan een bestuurder geen opvolging aanduiden. o In een BVBA kan de bedrijfsleiding in handen zijn van één persoon, de zaakvoerder. Bovendien kan men er in een BVBA voor zorgen dat men als zaakvoerder zo goed als onafzetbaar is, door zichzelf te benoemen tot statutaire zaakvoerder. De zaakvoerder kan met juridische zekerheid bepalen wie zijn opvolger is door deze persoon in de statuten te benoemen tot zaakvoerder-opvolger en door deze persoon bovendien minstens één aandeel te geven. De gewone zaakvoerder kan, net zoals in een NV, door de algemene vergadering op elk ogenblik, zonder enige motivering, bij gewone meerderheid afgezet worden. • Het hogere minimumkapitaal dat wordt vereist (€ 61.500, volledig volgestort). Dit bedrag moet op een afzonderlijke rekening worden gestort, vóór de oprichting van de vennootschap. • Ingeval van inbreng in natura moeten de oprichters een bedrijfsrevisor aanduiden. De bedrijfsrevisor maakt een verslag op waarin hij de toegepaste waarderingsmethode beschrijft alsook een beschrijving weergeeft van elke inbreng in natura. • Een belangrijk verschilpunt waren de aandelen aan toonder bij de NV. Deze aandelen worden echter afgeschaft. Sinds 2008 mogen er geen aandelen aan toonder meer worden uitgegeven. . Pag 7/45
  • 8. • Bij een BVBA worden alle ‘verschijners’ bij de oprichtingsakte als oprichters beschouwd (van belang voor de oprichtersaansprakelijkheid!). Bij een NV zijn er specifieke oprichters en bestuurders. Voordelen • Alle vennoten zijn slechts aansprakelijk ten belope van hun inbreng. • Er kunnen winstbewijzen worden uitgegeven. Nadelen • Notariële akte nodig voor de oprichting van een NV. • Minder goede waarborgen voor het behoud van het familiale karakter. • Vrij ingewikkelde besluitvorming en zware boekhoudkundige verplichtingen. • Hoog startkapitaal vereist. NV of BVBA? NV (E)BVBA Minimum aantal personen 2 1 Minimum in te brengen kapitaal 61.500 EUR 18.550 EUR Te volstorten kapitaal Minimum 61.500 EUR BVBA: Ten bedrage van 1/5 met een minimum van € 6.200 EBVBA: minimum € 12.400 De inbreng van kapitaal In geld of in goederen In geld of in goederen Verificatie bedrijfsrevisor bij inbreng goederen? Ja Ja Oprichtingsakte Notariële akte Notariële akte Aansprakelijkheid Beperkt tot de inbreng Beperkt tot de inbreng Aandelen Op naam of gedematerialiseerd (sinds 2008) Enkel op naam Mogelijkheden van overdracht van aandelen Vrij overdraagbaar (voorkeurrecht mogelijk) Alleen met eenparige toestemming van de vennoten Bestuur Raad van bestuur: • minimum 3 leden (aan toonder) • Minimum 2 leden (op naam) 1 of meerdere zaakvoerders Boekhoudkundige verplichtingen Dubbele boekhouding Dubbele boekhouding Pag 8/45
  • 9. Fiscaliteit Vennootschapsbelasting Vennootschapsbelasting Financieel plan verplicht? Ja Ja C. Fiscale optimalisatie bij vennootschappen – enkele technieken Pag 9/45
  • 10. 1. De maatschap – een fiscaal transparante vennootschap a. Probleem bij aftrekbaarheid van beroepskosten De maatschap is de eenvoudigste vennootschapsvorm en heeft geen rechtspersoonlijkheid. Hierna gaan we een bepaalde techniek bespreken waarbij de maatschap op fiscaal vlak voordelig kan zijn. Eén van de voordelen bij die techniek is het feit dat de voorwaarden voor aftrekbaarheid van beroepskosten niet van toepassing zullen zijn. Daarom gaan we eerst eens kijken wat die voorwaarden nu specifiek zijn. Artikel 49 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen stelt de volgende voorwaarden opdat een beroepskost aftrekbaar zou zijn: a. De beroepskost moet gedaan of gedragen zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. b. De beroepskost moet tijdens het belastbare tijdperk gedaan of gedragen zijn. c. De echtheid en het bedrag van de beroepskost moet verantwoord worden door middel van bewijsstukken of, indien dat niet mogelijk is, door alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, behalve de eed. Het is deze laatste voorwaarde die vaak voor problemen zorgt. Bij wijze van voorbeeld kunnen we wijzen op de managementvergoeding die een vennootschap aan haar manager uitkeert. Uiteraard zal deze vennootschap die vergoeding willen aftrekken als beroepskost. Het gebeurt echter vaak dat die vennootschap deze managementvergoeding zal toekennen voor het leveren van “managementprestaties”. Het is hierbij echter niet altijd duidelijk wat er wordt verstaan onder “managementprestaties”. De fiscus wil dan graag weten waarvoor die managementvergoeding specifiek wordt toegekend. Aangezien dat vaak niet kan worden aangetoond betekent dit dat de aftrek ervan als beroepskost niet wordt toegelaten en er dus toch een dubbele belasting plaatsvindt. Tot voor kort kon men deze dubbele belasting omzeilen door middel van de toepassing van het regime van abnormale of goedgunstige voordelen. Dit regime stelt dat indien een onderneming dergelijke voordelen verleent, de waarde van die voordelen bij haar belastbare winst wordt gevoegd tenzij die voordelen in hoofde van de ontvanger in aanmerking komen voor het bepalen van zijn belastbare winst. Bovendien stelde de fiscale rechtspraak dat de regeling in verband met de abnormale en goedgunstige voordelen voorrang had op de regeling met betrekking tot de aftrekbaarheid als beroepskosten. Van zodra de toegekende vergoeding aanleiding had gegeven tot een belastbaar voordeel in hoofde van de ontvanger, was deze aftrekbaar in hoofde van de verstrekker. De wetgever heeft recentelijk echter een wijziging aangebracht in de regeling van de abnormale of goedgunstige voordelen die voor gevolg heeft dat sinds het aanslagjaar 2008 de regeling inzake aftrekbaarheid van beroepskosten wél voorrang heeft op deze van de abnormale en goedgunstige voordelen. Met andere woorden, als de managementvergoeding niet voldoet aan de voorwaarden voor aftrekbaarheid van beroepskost, dan zal deze zowel belast worden in hoofde van de verstrekker als in hoofde van de ontvanger. Het is dus aan te raden om de managementvergoeding die men toekent te kunnen verantwoorden indien men de aftrekbaarheid van die vergoeding niet wil Pag 10/45
  • 11. verliezen. Het is dus van het grootste belang dat men kan aantonen waarvoor men nu precies die vergoeding toekent! b. Fiscaal voordelig werken met een maatschap De maatschap kan op fiscaal vlak voordelig zijn aangezien deze vennootschapsvorm “fiscaal transparant” is. Dit wil zeggen dat de maatschap niet onderworpen is aan de vennootschapsbelasting. In plaats daarvan worden de winsten of baten van de maatschap onmiddellijk belastbaar in hoofde van de vennoten (“maten”) overeenkomstig hun aandeel in het resultaat van de maatschap (welke contractueel bepaald kan worden). Dit gebeurt ongeacht of dit aandeel in het resultaat al dan niet effectief wordt uitgekeerd. Dit kan voordelig zijn als een onderneming (A) een investering gaat doen die in het begin verlieslatend zal zijn, en pas op termijn winst zal opleveren. Deze onderneming kan dan best een vennootschap oprichten of een lege vennootschap opkopen. Die vennootschap, die de effectieve investering zal doen, kan dan een (handels)maatschap aangaan met een andere onderneming (B) die veel winsten heeft. Er kan dan contractueel bepaald worden dat zolang onderneming A geen winsten maakt boven een bepaald niveau, (een deel van) het verlies toegekend zal worden aan onderneming B. De hierboven uiteengezette voorwaarden voor aftrekbaarheid van beroepskosten zullen in dit geval niet van toepassing zijn aangezien het hier beroepsverliezen betreft en geen beroepskosten. Er bestaan evenwel beperkingen op deze techniek. Vooreerst moet er rekening gehouden worden met het verbod van leeuwenbeding. Een beding die de gehele winst of het gehele verlies van een vennootschap volledig toekent aan één bepaalde vennoot of die een vennoot van elk aandeel in de winst of het verlies uitsluit is immers nietig. Bovendien moet u er bij de contractuele bepaling van de winstverdeling rekening mee houden dat de rechten van beide vennoten evenredig moeten zijn met elkaar. Dit houdt bijvoorbeeld in dat, indien u in een bepaalde situatie 90 % van de verliezen laat dragen door één bepaalde vennoot, deze vennoot in een andere situatie dan weer 90 % van de winst moet toegekend krijgen. Tenslotte moet er ook nog worden opgemerkt dat de verliezen van de maatschap die worden aangerekend aan onderneming B moeten voortvloeien uit een activiteit die van dezelfde aard is als zijn beroepswerkzaamheid. Anders zal hij op fiscaal vlak deze verliezen niet mogen aftrekken van zijn winst. Dit heeft bijvoorbeeld voor gevolg dat een dokter, die geld stopt in een maatschap die als doel heeft “windmolens bouwen aan de Noordzee”, de verliezen van de maatschap die aan hem worden toegerekend niet mag aftrekken van zijn winst. 2. Voordelige tarieven van de vennootschapsbelasting Indien men zijn onderneming uitbaat via een éénmanszaak, dan zijn de progressieve tarieven van de personenbelasting van toepassing. Deze kunnen al snel boven de 40 % gaan! Indien men echter een vennootschap heeft, gelden de tarieven van de vennootschapsbelasting, die een stuk voordeliger zijn. In dergelijk geval geldt het algemeen tarief van 33,99 %. Bovendien geldt er voor KMO’s die een belastbaar inkomen van maximum 322.500 euro hebben en aan de door de wet gestelde voorwaarden voldoen een verlaagd opklimmend tarief. De volgende voorwaarden zijn het vermelden waard: - Deze vennootschappen mogen geen aandelen bezitten waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50 %, hetzij van de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal, hetzij van het gestort kapitaal verhoogd met de belaste reserves en de geboekte meerwaarden. Pag 11/45
  • 12. Deze voorwaarde is niet van toepassing op de door de Nationale Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen. - Hun aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen mogen niet voor de helft of meer in het bezit zijn van één of meer vennootschappen. Ook deze voorwaarde is niet van toepassing op de door de Nationale Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen. - De dividenduitkering van deze vennootschappen mag niet hoger zijn dan 13 % van het gestorte kapitaal bij het begin van het belastbare tijdperk - Deze vennootschappen moeten aan ten minste één van hun bedrijfsleiders een bezoldiging hebben toegekend die gelijk is aan of hoger is dan het belastbare inkomen van de vennootschap, wanneer die bezoldiging minder bedraagt dan 36.000 euro, tenzij het door de Nationale Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen betreft. Voordelen van alle aard worden inbegrepen bij de berekening van die bezoldiging. De tarieven die op deze KMO’s van toepassing zijn, zijn de volgende: Belastbaar resultaat vennootschap Tarief vennootschapsbelasting Van € 0 tot € 25.000 24,98% Van € 25.000 tot € 90.000 31,93% Van € 90.000 tot € 322.500 35,54% Het grootst mogelijke verschil tussen het gewoon tarief en het verlaagd tarief bedraagt 3591,50 euro. Daarenboven kunnen vennootschappen ook nog eens genieten van de aftrek voor risicokapitaal, ook wel “notionele interestaftrek” genoemd. Deze aftrek is (voor het aanslagjaar 2010) gelijk aan 4,473 % voor gewone vennootschappen. Voor KMO’s is het tarief 4,973 %. Dit tarief wordt berekend op het gecorrigeerd eigen vermogen zoals bepaald in het Wetboek van Inkomstenbelastingen.  Vanaf welk inkomen is een vennootschap puur fiscaal gezien voordeliger dan een éénmanszaak ? Een vennootschap kost in vergelijking minimum € 2.500 meer dan een éénmanszaak (boekhouding, balans, jaarlijkse sociale bijdrage, …). Deze som moet dus minstens gedekt zijn vooraleer de vennootschapsbelasting een voordeel kan bieden. Men moet minimum € 32.000 aan belastbare inkomsten innen om het belastingsverschil van € 2.500 te overschrijden. Is uw belastbaar jaarinkomen onder de € 25.000 à € 37.000 (afhankelijk van de familiale toestand), dan is het fiscaal gezien zelden gunstig om een vennootschap op te richten. Pag 12/45
  • 13. 3. Geld uit uw vennootschap halen Een belangrijk nadeel van het werken met een vennootschap is het feit dat u niet zomaar aan de winst van uw vennootschap kan. Het geld dat u uit uw vennootschap haalt zal immers opnieuw belast worden. De fiscale behandeling zal echter wel afhangen van de verschillende wijzen waarop u dit geld uit uw vennootschap haalt. Hieronder zullen we enkele van deze technieken bekijken. a. Bezoldiging De meest directe manier om als bedrijfsleider geld uit uw vennootschap te halen, is uiteraard via het loon dat u opneemt. Het is een vergoeding voor uw prestaties, net zoals een werknemer periodiek wordt vergoed via het loon. Dit loon kan u rechtstreeks op uw privé-rekening storten, of eerst boeken op de rekening-courant. Fiscaal gezien houdt dit geen verschil in. U kan zoveel loon opnemen als u wil; er gelden geen minimum- of maximumbedragen. Maar natuurlijk heeft de hoogte van het loon wel fiscale gevolgen, aangezien dit kan betekenen dat er hogere tarieven van toepassing zijn in de personenbelasting. Hierbij kan worden verwezen naar wat hierboven reeds werd uiteengezet. Sociale bijdragen zijn aftrekbaar De bezoldiging is onderworpen aan de sociale bijdragen van zelfstandigen. Deze bijdragen worden berekend op het netto belastbare loon van 3 jaar eerder en zijn fiscaal aftrekbaar. Als starter betaalt u voorlopige bijdragen en dit gedurende drie volledige kalenderjaren (+ de kwartalen van een onvolledig startjaar). Deze bijdragen worden later geregulariseerd op basis van de werkelijke beroepsinkomsten van die jaren. Bij lage inkomsten geldt een minimumbijdrage, welke 22 % van € 11824,39 bedraagt . Pag 13/45
  • 14. De tarieven voor de sociale bijdragen zijn de volgende (voor 2009): Bezoldigingen (van 3 jaar eerder) Tarief sociale bijdragen (2009) € 11 824,39 tot € 51 059,94 22% Schijf van € 51 059,95 tot € 75 246,19 14,16% Schijf hoger dan € 75 246,2 0% U kan uw sociale bijdragen ook door uw vennootschap laten betalen. Dit zal bij u privé dan wel beschouwd worden als een bijkomend loon (voordeel van alle aard); u bent er bijgevolg ook belastingen en sociale bijdragen op verschuldigd. Deze bijdragen zijn op zich wel weer privé aftrekbaar. Voor uw vennootschap zijn de sociale bijdragen die ze voor u betaalt een vorm van loon en dus ook volledig aftrekbaar. Forfaitaire kostenaftrek Een bedrijfsleider heeft ook beroepskosten, die hij zoveel mogelijk ten laste van zijn . Op uw bezoldiging kan u dan bijkomend de forfaitaire kostenaftrek van 5% toepassen (met een maximum van € 3.540, AJ 2010). Tantième Een tantième is een bijkomende vergoeding die als een soort commissie wordt toegekend aan de bedrijfsleider, en is steeds een deel van de winst van de vennootschap. Het zijn de aandeelhouders die op de algemene vergadering beslissen of het al dan niet wordt toegekend. Deze algemene vergadering moet plaatsvinden maximum een halfjaar na afsluiting van het boekjaar. Een tantième is grosso modo te vergelijken met de bezoldiging: het telt mee voor de minimumbezoldiging van € 36.000, het is volledig aftrekbaar voor de vennootschap, er moet BV op ingehouden worden, het wordt privé belast aan het progressief tarief van de personenbelasting, u kan er de kostenaftrek op toepassen, het telt mee voor uw extralegaal pensioenopbouw en u betaalt er sociale bijdragen op. Het grote voordeel van een tantième is dat deze voor uw vennootschap aftrekbaar is in het boekjaar waarop ze betrekking heeft, terwijl het bij u privé pas belastbaar is in het inkomstenjaar waarin het toegekend wordt (een halfjaar na afsluiting van het boekjaar dus). Uw vennootschap kan m.a.w. als het boekjaar al is afgesloten de belastbare winst nog wat optimaliseren door het toekennen van een tantième. Door de jaarlijkse indexering van de belastingschalen in de personenbelasting betekent dit voor u privé bovendien een beperkt tariefvoordeel. b. Verhuren van onroerende of roerende goederen (huurinkomen) U kan steeds zowel onroerende als roerende goederen verhuren aan uw eigen vennootschap, zolang deze maar beroepsmatig gebruikt kunnen worden.  Verhuren van onroerende goederen Het verhuren van een onroerend goed aan de vennootschap kan ook een interessante manier zijn om inkomen uit de vennootschap te halen. Het voordeel is dat u dan belast wordt op huurinkomen, wat veel interessanter is dan op loon. Als u een bvba heeft, maar onder uw privé-naam ook een handelspand, kantoorruimte, magazijn... bezit kan u deze dus verhuren aan uw bvba. Pag 14/45
  • 15. Huurinkomsten worden immers minder belast. Van de ontvangen huur mag u forfaitair 40% kosten aftrekken en bovendien betaalt u er geen sociale bijdragen op. Let wel: de kosten mogen niet meer bedragen dan het niet-geïndexeerde KI x 2/3 x 3,75. Dit laatste getal is de revalorisatiecoëfficiënt en wordt elk jaar geïndexeerd. Verhuur van onroerende goederen verschilt voor u privé dus met loon op de volgende vlakken: • Forfaitaire kostenaftrek van 40% mogelijk; • Geen sociale bijdragen of voorafbetalingen op verschuldigd. De personenbelasting (bv. 50%) blijft echter wel volledig gelijk (dit in tegenstelling tot verhuur van roerende goederen). Beperkingen Het zou natuurlijk handig zijn als u zoveel huur zou mogen vragen aan uw bvba als u wilt, in de plaats van nog loon op te nemen, maar daar heeft de wetgever een stokje voor gestoken. Ten eerste moet de gevraagde huur ‘normaal’ zijn. Dit wil zeggen dat een andere huurder, een onafhankelijke derde, bereid zou moeten zijn voor een gelijkaardig pand eenzelfde huur te betalen. Ten tweede: verhuurt u als bedrijfsleider (zaakvoerder of bestuurder) een gebouw aan uw vennootschap, dan wordt het gedeelte van de huur dat meer bedraagt dan het niet-geïndexeerde KI x 5/3 x 3,65 als een loon beschouwd. Dit is de zogenaamde herkwalificatie in loon. Dat betekent dan dat er forfaitair slechts 5% kosten worden afgetrokken en dat er ook sociale lasten verschuldigd zijn. U zal dus netto heel wat minder overhouden. Voor uw bvba is er echter geen verschil; zowel huur als loon zijn aftrekbare beroepskosten. Voorbeeld: • Voor een gebouw met een niet-geïndexeerd kadastraal inkomen van € 900 mag u derhalve maximum € 5.625 op jaarbasis vragen (900 x 5/3 x 3,75). Dit is € 469 per maand. Alles daarboven wordt als belastbaar loon beschouwd. • Wanneer u slechts 20% van het gebouw verhuurt, kan u ook slechts 20% van het niet- geïndexeerde KI in rekening brengen. In voorgaand voorbeeld betekent dit dat alles boven de €91,20 per maand als belastbaar loon wordt beschouwd. Partner als (mede-)eigenaar? En toch zijn er methodes om wat meer huur te vragen, vooraleer er sprake kan zijn van herkwalificatie in loon. Als uw partner mede-eigenaar is van het gebouw dat u aan uw bvba verhuurt, kan het interessant zijn om meer huur te vragen. Als hij/zij geen zaakvoerder is, geldt de beperking voor hem/haar immers niet. Dat betekent dan ook dat slechts de helft van de “overdreven” huur als een bezoldiging zal worden beschouwd. Is het gebouw dat uw bvba huurt echter de persoonlijke eigendom van uw partner, dan geldt de beperking niet. De huur wordt dan nooit als een bezoldiging beschouwd, als uw partner tenminste geen zaakvoerder in uw bvba is. Als u gehuwd bent en als het gebouw mede-eigendom is van uw echtgeno(o)t(e), kunt u de herkwalificatie volledig vermijden door uw deel te laten overbrengen naar zijn/haar eigen vermogen. Daarvoor moet u naar de notaris en betaalt u 1% registratierechten. Ook als het gebouw uw persoonlijke eigendom is, kunt u het overbrengen naar het eigen vermogen van uw echtgeno(o)t(e). Dat kost u dan wel 10% registratierechten (verkoop). Hou wel rekening met de gevolgen bij bijvoorbeeld echtscheiding of overlijden. Verhuren of afschrijven? Als men de balans opmaakt is verhuren voordeliger dan afschrijven. Naast bovenstaande voordelen voor de bedrijfsleider (eigenaar van het gebouw) of zijn/haar echtgeno(o)t(e), heeft ook de vennootschap zelf er baat bij. Deze kan namelijk een hoger kostenbedrag boeken dan bij afschrijving (m.n. 7% van de waarde van het pand i.p.v. 3% of 5%). Bovendien kan verhuren in Pag 15/45
  • 16. principe eeuwig doorgaan, daar waar de afschrijving na 20 of 33 jaar afgelopen is. Tenslotte stelt men in de praktijk vast dat exploitatiegebonden verbouwingswerken wel degelijk ten laste van de vennootschap gelegd worden, ook al is het bedrijfspand particuliere eigendom. Vooruitbetaling Tenslotte is het ook mogelijk om een deel van de huur vooruitbetaald te krijgen. Uw vennootschap kan bijvoorbeeld in één keer de huur voor de volgende 5 jaar betalen. Hiervoor gelden dezelfde regels als bij gewone huur, in die zin dat wordt berekend hoeveel er per jaar wordt gevraagd en in welke mate dit bedrag ‘normaal’ is of leidt tot eventuele herkwalificatie in loon. Onderverhuur Bent u zelf al huurder van een gebouw, dan kan u dit mits toestemming van de eigenaar verder onderverhuren aan uw vennootschap. In het hoofdhuurcontract mag uiteraard geen verbod tot onderverhuur staan. Ook mag het contract van onderverhuur niet langer duren dan het hoofdhuurcontract. Let er ook op dat uw vennootschap effectief aan u betaalt, en u aan de werkelijke eigenaar. Er zijn enkele opmerkelijke voordelen aan onderverhuur: • De inkomsten uit onderverhuur zijn bij u privé belastbaar als diverse inkomsten. Ze worden met andere woorden niet samen met uw andere inkomsten belast tegen het progressief tarief van de personenbelasting. Het tarief voor onderverhuur is 15% en dit ongeacht de hoogte van de ontvangen onderhuur. • De inkomsten uit onderverhuur kunnen niet geherkwalificeerd worden als loon. Dit is een groot verschil met gewone verhuur. • Net zoals bij gewone verhuur moet u geen sociale bijdragen op de inkomsten betalen, geen voorafbetalingen doen en kan u een vooruitbetaling ontvangen zonder daarvoor fiscaal afgestraft te worden. De nadelen zijn dan weer dat de gevraagde onderverhuurprijs ‘normaal’ moet zijn (cfr. gewone verhuur), dat u enkel tot werkelijk bewezen kostenaftrek kan overgaan (dus geen forfaitaire kostenaftrek van 40%) en dat u dus toestemming nodig hebt van de eigenaar. Voorbeeld: Totaal ontvangen onderhuur: €10.000 Zelf betaalde huur: €8.000 Eigenlijke onderhuur = €2.000 Tarief vennootschapsbelasting: 33,99% Gemeentebelasting: 6% Personenbelasting: 15% • Uw vennootschap betaalt €10.000 huur. Dit is volledig aftrekbaar. De nettokost voor uw vennootschap is bijgevolg €6.601 aangezien er 33,99% belasting wordt uitgespaard. • U ontvangt €10.000 van uw vennootschap. De netto belastbare onderhuur is echter €2.000 aangezien u zelf al €8.000 heeft betaald aan de eigenaar. U betaalt aan belastingen 15% personenbelasting + hierop nog eens 6% gemeentebelasting, dus in totaal €318. Netto houdt u dus €1.682 over (2.000 – 318). Dit is 84,10% van uw ontvangen huur. Pag 16/45
  • 17.  Verhuren van roerende goederen Het is perfect mogelijk om bepaalde roerende goederen te verhuren aan uw vennootschap. Dit kan gaan van meubilair over schilderijen tot een wagen. Er zijn enkele opmerkelijke voordelen aan verbonden: • De huur die uw vennootschap betaalt is voor uw vennootschap volledig aftrekbaar (net zoals bij onroerende goederen). • De inkomsten die u uit de roerende huur verwerft, zijn afzonderlijk belastbaar tegen 15%. Er zijn geen sociale bijdragen op verschuldigd. Het zijn geen beroepsinkomsten. • U kan een forfaitair bedrag van 15% op de ontvangen huurgelden aftrekken. U wordt dus slechts belast op 85% van het ontvangen bedrag. • In het geval van meubilair kan u zelfs 50% kosten aftrekken. Uiteraard moet de gevraagde huurprijs conform de normale waarden in de markt zijn. c. Verkoop van privé-goederen aan de vennootschap Een bedrijfsleider die geld wenst te onttrekken aan zijn vennootschap kan dat ook doen door aan die vennootschap privé-vermogensbestanddelen te verkopen. Indien de verkoop kadert in het normaal beheer van een privé-vermogen dat bestaat uit onroerende goederen, waarden in portefeuille of roerende voorwerpen, dan zal de verkoopprijs in hoofde van de verkoper niet worden belast. Dit wil zeggen dat indien de verkoper bij deze verkoop een meerwaarde realiseert deze meerwaarde onbelast blijft. Indien deze verkoop echter niet kadert in het normaal beheer van het privé-vermogen, dan zal de gerealiseerde meerwaarde worden belast aan 33% als diverse inkomsten. Of een verkoop kadert in het normaal beheer van een privé-vermogen of niet is een feitenkwestie. Bovendien kunnen meerwaarden op onroerende goederen steeds belast worden indien de verkoop gebeurt binnen de 5 jaar (indien het gaat om gebouwde onroerende goederen) of binnen de 8 jaar (indien het ongebouwde onroerende goederen betreft) na de aankoop. Werden de verkochte activa echter gebruikt in het kader van de beroepswerkzaamheid, dan zullen deze worden belast als beroepsinkomsten in hoofde van de verkoper. Vraagt hij hierbij een abnormaal hoge prijs, dan zal het voordeel dat de verkoper hierbij bekomt in zijn hoofde worden belast als voordeel van alle aard. In dat geval zal de vennootschap niet belast worden voor het verstrekte voordeel voor zover aan de voorwaarden voor de aftrekbaarheid van beroepskosten is voldaan (hierop zal later worden teruggekomen in verband met de abnormale en goedgunstige voordelen). Voorts kan nog worden vermeld dat ingeval het gaat om goederen met een beperkte levensduur, de vennootschap deze zal kunnen afschrijven. Indien de vennootschap het goed later nog vervreemdt, dan zal de meerwaarde die de vennootschap hierbij realiseert ook belast worden. Ten slotte dient nog te worden opgemerkt dat ingeval het een verkoop van onroerende goederen betreft het evenredig registratierecht van 10 % moet betaald worden bij de verkoop. Pag 17/45
  • 18. d. Dividenduitkering  Begrip Een dividend is de vergoeding die de aandeelhouder krijgt op het door hem ingebrachte kapitaal. Het is een deel van de winst van de vennootschap en is dus alleen uitkeerbaar als de vennootschap effectief winst heeft geboekt (of gereserveerde winst van vorige jaren heeft staan). Het is de algemene vergadering van aandeelhouders die beslist tot dividenduitkering over te gaan en de uitkering geldt voor elke aandeelhouder (in verhouding tot het aantal aandelen dat men bezit). Men kan dus niet één aandeelhouder een dividend uitkeren en een andere niet. Bent u de enige aandeelhouder van de vennootschap (bv. in een éénpersoons bvba), dan beslist u uiteraard zelf of u dividend wil uitkeren. Een bedrijfsleider (bestuurder/zaakvoerder) die geen aandeelhouder is, kan echter nooit dividend krijgen.  Fiscale behandeling Dividenduitkering is een vergoeding op basis van de winst van de vennootschap en is bijgevolg niet aftrekbaar voor de vennootschap. Naast te worden onderworpen aan de vennootschapsbelasting zal er op de uitgekeerde dividenden een roerende voorheffing moeten worden ingehouden. Deze kan 15 % of 25 % bedragen, of 10 % ingeval van liquidatie van de managementvennootschap. Voorbeeld • Belastbare winst in vennootschap: € 100.000 • Vennootschapsbelasting: 33,99% • Uitgekeerde dividend: € 66.010 • Roerende voorheffing: 15% • 1 aandeelhouder  Uw vennootschap betaalt dubbele belasting: o 33,99% vennootschapsbelasting op de winst  € 66.010 kan als dividend uitgekeerd worden o 15% RV op het uitgekeerde dividend  € 56.108,50 blijft over voor u privé  U ontvangt: € 56.108,50 (dit is 56% van de totale winst in de vennootschap) Voorwaarden verlaagd tarief roerende voorheffing Het verlaagd tarief van 15 % is van toepassing op de dividenden die zijn uitgekeerd vanaf 1 januari 1994. Bovendien moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: • De aandelen waarop de dividenden betrekking hebben moeten : o ofwel het voorwerp hebben uitgemaakt van een inschrijving op naam bij de uitgever, indien het gaat om aandelen op naam, o ofwel in België in open bewaargeving zijn gegeven bij een bank, een openbare kredietinstelling, een beursvennootschap of een spaarkas die aan de controle van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen is onderworpen, indien het gaat om aandelen aan toonder, o ofwel in België op een effectenrekening zijn ingeschreven, op naam van de eigenaar of de houder, bij een vereffeningsinstelling of erkende rekeninghouder die Pag 18/45
  • 19. gemachtigd is dergelijke effecten aan te houden, indien het gaat om gedematerialiseerde aandelen, • De betrokken aandelen moeten zijn uitgeven ter vergoeding van een inbreng in geld • De aandelen waarvan sprake mogen geen enkel voorrecht toekennen ten opzichte van de andere door de vennootschap uitgegeven aandelen Daarenboven mag de vennootschap geen overname doen van “besmette” activa van “besmette” personen. De “besmette” activa waarvan sprake zijn: o goederen die vóór 1 januari 1994 voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid zijn aangewend door de aandeelhouders, bestuurders, zaakvoerders of vennoten van de vennootschap die de overdracht verkrijgt (dit zijn de “besmette personen”) o aandelen die deel hebben uitgemaakt van hun privaat vermogen (hier is geen periode bepaald) o goederen die hebben toegehoord aan een vennootschap waarvan zij vóór 1 januari 1994 aandeelhouders, bestuurders, zaakvoerders of vennoten waren. Ingeval een dergelijke overname toch plaats vindt, dan zal het verlaagd tarief van 15 % enkel van toepassing zijn op het bedrag van inbreng in geld dat meer bedraagt dan de overdrachtsprijs. Zo zal in het geval een vennootschap wordt opgericht na 1 januari 1994 door middel van een inbreng in geld het verlaagd tarief van 15 % toch niet volledig van toepassing zijn indien er een quasi-inbreng wordt gedaan van goederen die de inbrenger reeds vóór 1 januari 1994 beroepsmatig had aangewend. Bijvoorbeeld: 1) In 2005 wordt een vennootschap opgericht. Aandeelhouder A doet een inbreng van 200.000 euro. Indien hij daarna een gebouw dat hij reeds vóór 1 januari 1994 beroepsmatig had aangewend zou overdragen aan die vennootschap voor een prijs van 150.000 euro, dan zal de verlaagde voorheffing van 15 % slechts van toepassing zijn wat betreft het bedrag van inbreng in geld dat meer bedraagt dan de overdrachtsprijs, in casu 50.000 euro of één vierde van zijn totale inbreng in geld. 2) A is aandeelhouder van de exploïtatievennootschap. Hij heeft een inbreng in geld gedaan in zijn managementvennootschap van 300.000 euro. Vervolgens verkoopt hij zijn aandelen van de exploïtatievennootschap aan zijn managementvennootschap voor 100.000 euro. Ook hier zal het verlaagd tarief van 15 % niet van toepassing zijn in de mate van de prijs van die overdracht.  Voordelen Bij u privé bent u er geen sociale bijdragen of voorafbetalingen op verschuldigd. Bovendien is het bedrag dat u ontvangt een definitief belast inkomen. U moet het met andere woorden niet meer aangeven in de personenbelasting. Ten slotte is het een goede manier om de schuld die uw vennootschap nog heeft op uw rekening-courant af te lossen.  Beperkingen • Het maximaal uitkeerbare dividend is gelijk aan de totaal gerealiseerde winst. Pag 19/45
  • 20. • Het eigen vermogen van de vennootschap (gestort kapitaal + reserves) mag niet lager zijn dan het wettelijke minimum: o Minimumkapitaal: nv: € 61.500 bvba, cvba, ebvba: € 18.550 • De wettelijke reserve (10% van het maatschappelijk kapitaal) mag niet aangetast worden. • Om van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting te kunnen blijven genieten, mag de dividenduitkering niet meer dan 13% van het gestort kapitaal (bij begin boekjaar) bedragen. e. Interesten op lening of op rekening-courant Heeft u privé een aanzienlijk kapitaal (en heeft dit kapitaal een eerlijke oorsprong), dan kan het interessant zijn een deel hiervan te lenen aan uw vennootschap. U speelt dan als het ware bank en u kan dus interesten vragen op het geleende kapitaal. U kan een echte leningsovereenkomst aangaan of u kan simpelweg met de rekening-courant werken en daarop interesten vragen. Voordelen Het grote voordeel om op deze manier geld uit uw vennootschap te halen, is het feit dat u op de interesten slechts 15% roerende voorheffing moet betalen. Dit gebeurt bovendien al op het niveau van de vennootschap, waardoor u het geld dat u ontvangt niet meer moet aangeven. Dit is niet alleen een psychologische opkikker, het heeft ook als gevolg dat er geen gemeentebelasting meer op geheven kan worden. Andere voordelen zijn de beperkte formaliteiten die moeten voldaan zijn, de sociale bijdragen of voorafbetalingen die er niet op verschuldigd zijn (het zijn namelijk geen beroepsinkomsten) en het feit dat het vaak een betere belegging is dan een termijnrekening. Voor uw vennootschap zijn de betaalde interesten bovendien volledig aftrekbaar. Beperkingen Er zijn twee belangrijke beperkingen op deze vorm van inkomsten. • De interesten mogen niet hoger liggen dan de rente die uw vennootschap zou moeten betalen bij een reguliere bank. De marktrente is dus de maatstaf. U kan wel een iets hogere rente vragen aangezien u geen waarborgen krijgt van uw vennootschap. Waarborgen die een bank wel eist. • Het bedrag van de lening mag niet groter zijn dan het gestort kapitaal op het einde van het boekjaar verhoogd met de belaste reserves bij het begin van het boekjaar. Gevolgen van de beperkingen Het gedeelte van de inkomsten dat buiten bovenstaande beperkingen valt, wordt geherkwalificeerd als dividend en is bijgevolg voor de vennootschap niet meer aftrekbaar (zie boven). Deze herkwalificatie heeft als gevolg dat er bij u privé 25% roerende voorheffing wordt op geheven. Een ander gevolg is dat dit voor uw vennootschap meespeelt bij het percentage dividenden dat wordt uitgekeerd. Is dit percentage hoger dan 13% van het werkelijk gestort kapitaal, dan kan uw vennootschap niet meer genieten van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting. Andere nadelen • De herkwalificatie in dividenden geldt niet alleen voor bedrijfsleiders, maar ook voor zuivere aandeelhouders en voor de echtgenoten en de minderjarige kinderen de bedrijfsleiders en aandeelhouders. Pag 20/45
  • 21. • U heeft in principe geen enkele waarborg of zekerheid dat de vennootschap de lening of haar schuld ooit ook effectief zal kunnen terugbetalen. Voorbeelden • Ter beschikking gestelde lening: €20.000 Gevraagde interesten: 12% Marktrente: 10% Eén beperking wordt overschreden  ontvangen interesten: 12% van €20.000 = €2.400  aftrekbare interesten: 10% van €20.000 = €2.000  €400 (of 2% van €20.000) wordt geherkwalificeerd als dividend • Ter beschikking gestelde lening: €20.000 Gevraagde interest: 10% (is gelijk aan de markrente, dus op dit vlak geen herkwalificatie) Gestort kapitaal op einde boekjaar: €14.000 Belaste reserves bij begin boekjaar: €3.000 Totaal: €17.000 Verschil (20.000 – 17.000) = €3.000  ontvangen interesten: 10% van €20.000 = €2.000  aftrekbare interesten: 10% van €17.000 = €1.700  €300 (of 10% van €3.000 wordt geherkwalificeerd als dividend • Ter beschikking gestelde lening: €20.000 Gevraagde interesten: 12% Marktrente: 10% Gestort kapitaal + belaste reserves: 17.000€ De twee beperkingen zijn overschreden  Ontvangen interesten: 12% van €20.000= €2.400  Aftrekbare interesten: 10% op €17.000 = €1.700  €700 (of 2% van €20.000 + 10% van €3.000) wordt geherkwalificeerd als dividend f. Groepsverzekering De groepsverzekering is een interessante techniek om optimaal geld uit uw vennootschap te halen, aangezien zowel uw vennootschap als uzelf er voordelen uit kan halen. Het principe is simpel: de vennootschap betaalt jaarlijks de premies van de groepsverzekering en wanneer u met pensioen gaat, ontvangt u het uiteindelijk opgespaarde bedrag. Indien u sterft voor uw pensioenleeftijd, ontvangen uw erfgenamen dit bedrag. Zowel bedrijfsleiders, bestuurders, arbeiders als bedienden kunnen genieten van een groepsverzekering, op voorwaarde dat het inderdaad collectief is. Bedrijfsleiders van een ebvba kunnen er echter ook gebruik van maken: de groepsverzekering geldt dan voor ‘alle’ zaakvoerders, ook al is er maar één. Het uiteindelijke bedrag dat u ontvangt, wordt verhoogd met een gewaarborgd rendement en een winstdeelname. Het is namelijk met uw geld dat de verzekeraar jaren aan een stuk heeft kunnen Pag 21/45
  • 22. beleggen. Daartegenover staat wel een belasting bij u privé van 16,5% (+ enkele bijkomende beperkte inhoudingen). Ook mag het totaal uitgekeerde bedrag niet hoger liggen dan 80% van al uw bruto-beroepsinkomsten. Voor- en nadelen • Voor uw vennootschap is de groepsverzekering interessant omdat de premies die ze jaarlijks betaalt, in principe volledig aftrekbaar zijn (beperkingen: zie verder). Het is dus een vorm van verloning waarop geen vennootschapsbelasting moet betaald worden. • Voor uzelf is het grote voordeel de relatief lage personenbelasting van 16,5% + enkele andere inhoudingen. Netto houdt u ca. 80% van het totaal uitgekeerde bedrag over, hetgeen lang niet slecht is. • Een ander voordeel van de groepsverzekering is het feit dat er met terugwerkende kracht kan gewerkt worden. Wanneer u bijvoorbeeld pas op uw vijftigste een groepsverzekering afsluit, kan uw vennootschap fiscaal aftrekbare premies betalen voor de voorbije jaren. Deze zogenaamde backservice is onbeperkt voor de jaren dat u in uw huidige vennootschap werkt, en beperkt tot 10 jaar voor de eventuele vorige vennootschappen waarin u werkzaam was. • Het grootste nadeel is uiteraard dat u pas na verloop van tijd uw zuurverdiende centen ziet. Het is een sterk uitgestelde vorm van verloning. Indien u liever zo snel mogelijk loon naar werken heeft, dan kiest u beter voor een andere vorm van verloning. • Er is een 80%-regel die enkele beperkingen oplegt (zie onder). Deze regel heeft als gevolg dat u verplicht bent om loon op te nemen, wil u van een groepsverzekering genieten. En wil u op het einde van de rit een hoge uitkering ontvangen, dan moet u in de voorafgaande jaren ook een hoger loon hebben opgenomen. Beperkingen De 80%-regel houdt in dat de premies die uw vennootschap betaalt slechts aftrekbaar zijn indien aan een aantal voorwaarden zijn voldaan: • De wettelijke en de extralegale toekenningen (bv. Vrij Aanvullend Pensioen) naar aanleiding van de pensionering (uitgedrukt in jaarlijkse renten), mogen niet hoger zijn dan 80% van de laatste normale brutobezoldiging. • De premie moet berekend worden naar de normale duur van de beroepswerkzaamheid (dus tot aan uw pensioen). • De bedragen die u aan uw brutobezoldiging (dus vóór aftrek van beroepskosten en sociale bijdragen) kan toevoegen, moeten minstens maandelijks opgenomen worden. Het gaat met andere woorden niet om eenmalige bonussen, tantièmes en dergelijke. Een maandelijkse onkostenvergoeding hoort er dan weer wel bij. g. Kapitaalvermindering Kapitaalvermindering is een techniek om geld uit uw vennootschap te halen. U wordt er privé niet op belast, aangezien het gaat om geld (eventueel in natura) dat u er zelf heeft in gestoken. In die zin is het dus zeker geen vorm van extra verloning. Het is gewoon een terugbetaling aan de aandeelhouders van hun eigen investering. Het zijn de aandeelhouders die beslissen tot kapitaalvermindering en dit moet geacteerd worden in een notariële akte. Pag 22/45
  • 23. Mogelijk is uw vennootschap opgericht met het minimumkapitaal (bvba: € 18 550, nv: € 61 500) (minimum te volstorten kapitaal bvba: € 6.200, ebvba: € 12.400, nv: € 61.500) maar dit is niet altijd het geval. Stel dat u destijds nog goederen, panden... in de vennootschap inbracht en u beschikt over een kapitaal van bijvoorbeeld € 80 000. U heeft wettelijk het recht dat kapitaal van € 80 000 te verlagen tot het minimumkapitaal. Het kapitaal dat hoger is dan dit minimumkapitaal is dus in principe overbodig. Het interessante is dat u niet belast wordt op deze kapitaalvermindering, want de terugbetaling van werkelijk gestort kapitaal is “volledig belastingvrij.” U kunt perfect terugnemen wat bij de oprichting is ingebracht, dit kapitaal komt bijvoorbeeld niet voort uit gemaakte winst. Als er in de bvba € 80 000 kapitaal zit, dan kan u er € 61 400 (80 000 – 18 600) uithalen, zonder dat u er op belast wordt. Uiteraard wordt het deel van het kapitaal dat voortvloeit uit gemaakte winst (de reserves die in kapitaal zijn omgezet) fiscaal anders bekeken dan het werkelijk volstort kapitaal. Hierop moet namelijk een roerende voorheffing van 25% ingehouden worden (cfr. dividenduitkering). Het is dus minder interessant dit deel van het kapitaal terug te betalen. Let wel op dat bij een kapitaalvermindering het eigen vermogen van de vennootschap daalt. Dit kan zowel financiële als fiscale gevolgen hebben. Het eigen vermogen is namelijk van belang voor de solvabiliteit van uw onderneming. Is deze te laag, dan zal u een minder sterke positie bekleden in uw onderhandelingen met banken of kredietinstellingen. Ook is het gestorte kapitaal cruciaal bij het bepalen van de interesten die u kan krijgen als u leent aan uw vennootschap. h. Forfaitaire onkostenvergoeding Het is zeker ook verdedigbaar u door de vennootschap een onkostenvergoeding te laten uitbetalen, als terugbetaling van kosten die u privé deed. Hierbij denken we aan een forfaitaire onkostenvergoeding van bijvoorbeeld 200 euro, een vast bedrag dat de vennootschap u elke maand betaalt zonder dat u specifiek die kosten moet aantonen. Dat kunnen kosten zijn voor parking, verplaatsing per taxi, carwash, bureaumateriaal thuis, telefoonkosten, privé-lidgelden van verenigingen… Een bedrag van 200 euro mag geen probleem vormen. Verzamel voor een paar maanden al die kleine kosten, schrijf ze op en hou de ticketjes, bonnetjes enz. bij. Daarna neemt u elke maand uw 200 euro uit de vennootschap. Als de fiscus dan vragen stelt, kan u aantonen hoe u aan dit bedrag kwam, door uw overzichtje van de eerste drie maanden. Deze forfaitaire kostenvergoeding is dus volledig aftrekbaar bij de vennootschap én wordt bij u niet belast. i. Besluit Uiteraard is uw maandelijkse bezoldiging de basis om geld uit uw vennootschap te halen. Maar om uw belastbaar inkomen toch te beperken, kan u gebruik maken van diverse technieken die perfect legaal zijn. Bovendien zijn sommige van deze technieken ook nog eens voordelig voor uw vennootschap. Twee vliegen in één klap, dus. Het doel van de optimalisatietechnieken is: uw netto-inkomen doen stijgen zonder daardoor privé en/of in uw vennootschap fiscaal afgestraft te worden. Om dit te bereiken kan uw vennootschap de juiste bezoldiging uitkeren, roerende of onroerende goederen huren van de bedrijfsleider, overgaan tot dividenduitkering, interesten betalen op het geld dat de bedrijfsleider aan zijn/haar vennootschap leent, een groepsverzekering afsluiten, een kapitaalvermindering doorvoeren, onkostenvergoedingen uitbetalen, enzovoort. Pag 23/45
  • 24. Pas nooit één enkele techniek toe, maar combineer een aantal technieken die in uw situatie voordelig uitkomen. Zo haalt u een maximaal rendement uit het feit dat u met een vennootschap werkt. D. Beloningen voor werknemers en bedrijfsleiders De vraag stelt zich hoe u op voordelige wijze uw werknemers en uzelf als bestuurder van uw vennootschap kun belonen. Op de uitbetaling van loon moeten er immers sociale zekerheidsbijdragen worden betaald en bovendien is het loon slechts beperkt aftrekbaar als beroepskost. Boven werden reeds verschillende technieken uiteengezet over hoe u uzelf als bedrijfsleider kunt belonen op een fiscaal voordelige wijze. 1. Geschenken en cadeaucheques a. Behandeling sociale zekerheid Indien de geschenken of cadeaucheques worden toegekend aan werknemers Geschenken en cadeaucheques zullen niet als loon worden besluit (en er zullen geen sociale zekerheidsbijdragen op verschuldigd zijn) onder de volgende voorwaarden: - de geschenken of de cadeaucheques mogen geen € 35 per jaar per werknemer en € 35 euro per jaar per kind ten laste van deze werknemer overschrijden én - de cadeaucheques moeten worden toegekend naar aanleiding van Sinterklaas, Kerstmis of Nieuwjaar Voor cadeaucheques specifiek moet bovendien nog aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: - de cadeaucheques kunnen enkel worden ingeruild bij ondernemingen die vooraf een akkoord hebben gesloten met het bedrijf die de cadeaucheques uitgeeft - de cadeaucheques moeten een beperkte duurtijd hebben - de cadeaucheques mogen niet in speciën (geld) worden uitbetaald (ook niet gedeeltelijk) Aan elk van deze voorwaarden moet voldaan zijn opdat de cadeaucheques niet als loon zouden worden beschouwd. De beoordeling van het feit of er al of niet voldaan is aan deze voorwaarden moet volgens de RSZ worden gedaan aan de hand van het systeem dat de werkgever hanteert voor de toekenning van de cadeaucheques, en niet volgens het bedrag ervan. Indien een werkgever dus een cadeaucheque van € 100 aan elke werknemer zou toekennen, dan zal de RSZ dit voor elke werknemer aanzien als loon, zelfs al hebben een aantal van deze werknemers 2 of meer kinderen. Bovendien zijn er een aantal specifieke gevallen die kunnen vermeld worden: Pag 24/45
  • 25. - De geschenken die in geld of onder de vorm van cheques worden toegekend aan een werknemer die een eervolle onderscheiding ontvangt zullen niet als loon worden aanzien indien ze totaal bedrag van € 105 per jaar en per werknemer niet overschrijden. - Geschenken of cadeaucheques overhandigd ter gelegenheid van pensioen zullen ook niet als loon worden beschouwd voor zover deze niet groter zijn dan € 35 per volledig dienstjaar dat de werknemer bij de betrokken werkgever in dienst is met een minimum van € 105 en een maximum van € 875. Indien niet aan de bovenstaande voorwaarden is voldaan zullen de geschenken of de cadeaucheques voor hun volledig bedrag als loon worden beschouwd. Daarenboven worden de volgende geschenken als echte giften beschouwd: - Voordelen die de werkgever spontaan toekent naar aanleiding van een bijzondere gebeurtenis in de onderneming of in het persoonlijke leven van de werknemer maar:  Er mag in de onderneming geen traditie bestaan om dergelijke voordelen toe te kennen  De werknemer mag er geen recht op hebben  De voordelen mogen niet in rechtstreeks verband met de dienstbetrekking staan - Ongeacht of de werknemer er recht op heeft, een huwelijkspremie:  Hierbij geldt een maximum van € 200  Indien dit maximum wordt overschreden, zijn er enkel bijdragen verschuldigd op het gedeelte boven het maximum. - Ongeacht of de werknemer er recht op heeft, een anciënniteitspremie:  Deze kan maximaal 2 maal tijdens de loopbaan worden toegekend: éénmaal bij 25 jaar dienst en éénmaal bij 35 jaar dienst. Om te bepalen of een werknemer reeds 25 of 35 jaar in dienst is kijkt men naar de periode waarin hij in dienst is geweest bij werkgevers van dezelfde groep of dezelfde technische bedrijfseenheid.  De anciënniteitspremie mag maximum éénmaal het bruto belastbaar maandwedde bedragen wanneer deze bij 25 jaar dienst wordt uitgekeerd.  De anciënniteitspremie mag maximum tweemaal het bruto belastbaar maandwedde bedragen wanneer deze bij 35 jaar dienst wordt uitgekeerd.  Indien de bovenstaande maxima worden overschreden zijn er bijdragen verschuldigd op het totale bedrag van de anciënniteitspremie Indien de geschenken of cadeaucheques worden toegekend aan een zelfstandige bedrijfsleider : Pag 25/45
  • 26. Hij moet sociale bijdragen betalen die worden berekend op zijn netto-belastbaar inkomen (dewelke door de fiscus worden meegedeeld aan zijn sociaal verzekeringsfonds). Of er sociale bijdragen gaan moeten betaald worden op de cadeaucheques zal dus afhangen van het feit of deze in aanmerking zullen komen of niet voor de berekening van het netto-belastbaar inkomen. De voorwaarden waaronder cadeaucheques fiscaal zijn vrijgesteld worden hieronder besproken. b. Fiscale behandeling In hoofde van de ontvanger Cadeaucheques van geringe waarde (35 euro is zeker een geringe waarde) zijn vrijgestelde inkomsten indien ze worden verkregen uit hoofde of naar aanleiding van gebeurtenissen die niet rechtstreeks in verband staan met de beroepswerkzaamheid. Kerstmis en Nieuwjaar staan niet rechtstreeks in verband met de beroepswerkzaamheid, dus daaraan zal voldaan zijn. Indien niet aan bovenstaande voorwaarden is voldaan zullen de cadeaucheques voor hun volledig bedrag belast worden Een huwelijkspremie zal bij de werknemer als een vrijgesteld sociaal voordeel worden aangemerkt, indien deze maximum € 200 bedraagt. Dit is het geval ongeacht of deze huwelijkspremie in natura, in speciën of onder de vorm van cheques wordt toegekend. In hoofde van de verstrekker Geschenken in natura, in speciën (geld) of onder de vorm van cheques zullen echter niet aftrekbaar zijn voor de verstrekker wanneer deze niet belastbaar zijn bij de ontvanger tenzij aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan: – alle personeelsleden dienen hetzelfde voordeel te krijgen; – wanneer de toekenning gebeurt naar aanleiding van het Sinterklaasfeest, Kerstmis, Nieuwjaar of van een ander in het beroep gebruikelijk patroonsfeest op voorwaarde dat het feest hetzelfde sociaal oogmerk nastreeft als het Sinterklaasfeest, mag het toegekende totale bedrag niet hoger zijn dan 35 euro per jaar en per werknemer en 35 euro voor elk kind ten laste van de werknemer; Voor cadeaucheques specifiek moet bovendien nog aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: – de cadeaucheques kunnen enkel worden ingeruild bij ondernemingen die vooraf een akkoord hebben gesloten met het bedrijf die de cadeaucheques uitgeeft – de cadeaucheques moeten een beperkte duurtijd hebben – de cadeaucheques mogen niet in speciën (geld) worden uitbetaald Ook bij de fiscale behandeling kunnen we de volgende specifieke gevallen vermelden: - Als de geschenken worden toegekend ter gelegenheid van een eervolle onderscheiding mag het totale bedrag per jaar en per werknemer € 105 niet overschrijden. Pag 26/45
  • 27. - Wanneer de geschenken worden toegekend ter gelegenheid van het pensioen van een werknemer, mag het totale bedrag per jaar niet meer bedragen dan € 35 euro per volledig dienstjaar, met een minimum van € 105. - Huwelijkspremies zijn fiscaal aftrekbaar voor de verstrekker, voor zover het bedrag van het voordeel op de passende individuele fiche wordt opgenomen. - Anciënniteitspremies zijn niet fiscaal aftrekbaar in hoofde van de werkgever omdat ze een vrijgesteld sociaal voordeel uitmaken in hoofde van de werknemer. De fiscale behandeling is hetzelfde indien een vennootschap geschenken of cadeaucheques uitdeelt aan zijn zaakvoerder. 2. Enkele andere voordelen in natura Bedrijfswagen (gratis auto) Het grote voordeel van een bedrijfswagen is uiteraard het feit dat u zelf geen grote aankoop hoeft te doen. Uw vennootschap doet dit voor u. De kosten die ze hierbij maakt (en ook de kosten voor het onderhoud e.d.) zijn aftrekbaar volgens het nieuw ingevoerde systeem dat rekening houdt met de CO2-uitstoot. De ‘properste’ wagens zijn voor 90% kostenaftrekbaar, terwijl de ‘vuilste’ bedrijfswagens slechts voor 60% kostenaftrekbaar zijn. Brandstof-, financierings- en mobilofoonkosten blijven echter voor 100% aftrekbaar. De btw is daarentegen slechts voor 50% aftrekbaar. De bedrijfswagen is voor u privé een voordeel van alle aard (voordeel gratis auto) en u wordt er dan ook op belast aan het zelfde tarief als uw loon. Dit heeft ook als gevolg dat u er sociale bijdragen op verschuldigd bent en dat u aan voorafbetalingen moet doen. Uw vennootschap moet er ten slotte ook bedrijfsvoorheffing op inhouden. Het voordeel alle aard is echter relatief klein in vergelijking met het werkelijke voordeel dat u realiseert, aangezien het niet wordt berekend op basis van de aankoopprijs, maar wel op basis van 5000 of 7500 km en de fiscale pk. PC & internet In het kader van een PC-privé plan kan de werkgever een deel van de pc en internetkosten betalen voor de werknemer. Het moet dan wel gaan om materieel in nieuwe staat. Deze werkgeverstussenkomst zal worden uitgesloten van het loonbegrip voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing ten belope van maximaal 60% van de aankoopprijs (exclusief BTW) die de werknemer moet betalen. Bovendien geldt er een maximum van € 1730. Binnen deze grenzen is het bedrag ook aftrekbaar voor de werkgever. Huishulp Uw vennootschap kan een werkvrouw/klusjesman/chauffeur/… in dienst nemen die voltijds of deeltijds voor u privé werkt. Voor uw vennootschap zijn dit reguliere personeelskosten. U wordt privé belast op een voordeel gratis huishulp. Dit voordeel wordt forfaitair bepaald en telt dus mee bij uw beroepsinkomsten (met sociale bijdragen en voorafbetalingen als gevolg). Het forfaitair bedrag (ca. € 6 000 per jaar) kan verminderd worden indien de huishulp deeltijds werkt, zowel voor de vennootschap als voor u privé werkt, of indien hij/zij pas in het midden van het jaar in dienst werd genomen. Het mag duidelijk zijn dat het forfaitair bedrag waarop u privé wordt belast, veel lager is dan de werkelijke kosten die u zou maken mocht u zelf een huishulp in dienst nemen. Pag 27/45
  • 28. 3. Maaltijdcheques Maaltijdcheques zijn in hoofde van de ontvanger (werknemer of bestuurder) vrijgesteld van RSZ en personenbelasting indien aan de onderstaande voorwaarden wordt voldaan: - De werkgever moet maximum 4,91 EUR per maaltijdcheque voor zijn rekening nemen. - De ontvanger moet minimum 1,09 EUR per maaltijdcheque voor zijn rekening nemen. - De uitkering van maaltijdcheques moet voorzien zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst of in de individuele overeenkomst als er geen CAO is. - Er mag slechts 1 maaltijdcheque per gepresteerde werkdag worden uitgekeerd Dit kan worden bij bedrijven met verschillende werkregimes worden berekend op basis van het werkelijk gepresteerd aantal uren. - De maaltijdcheques moeten maandelijks worden uitgekeerd - Ze kunnen slechts worden gebruikt voor de betaling van een eetmaal of de aankoop van voedingsmiddelen. Dit moet worden vermeld op de cheque. - Ze zijn 3 maanden geldig. Dit moet worden vermeld op de cheque. - De maaltijdcheques mogen het loon of een ander voordeel niet vervangen. Nadeel is wel dat de maaltijdcheques voor de werkgever een fiscaal niet aftrekbare kost vormen. 4. Aandelenopties Een andere mogelijkheid om uw werknemers te belonen is hen verhandelbare aandelenopties toe te kennen. Het kan hierbij gaan om aandelen van uw bedrijf zelf of van aandelen in een beleggingsfonds (een Bevek). a. Opties op aandelen van uw bedrijf Behandeling op fiscaal vlak Indien het gaat om aandelen van uw bedrijf zullen deze opties in hoofde van de werknemer slechts belastbaar zijn op 15 % van de waarde van de aandelen waarop de opties slaan. Dit wordt verhoogd met 1 % per jaar dat de uitoefenperiode van de opties langer duurt dan 5 jaar. De bedoelde waarde is de werkelijke waarde op het ogenblik van het aanbod, zoals deze is vastgesteld door de commissaris-revisor van de vennootschap die betrokken aandelen uitgeeft of door de accountant of bedrijfsrevisor die door die vennootschap is aangeduid. Indien de aandelen echter worden verhandeld op de beurs, dan zal de waarde gelijk zijn aan de slotkoers op de dag van het aanbod. Indien de optie evenwel bedingen bevat die tot doel hebben aan de begunstigde van de optie een zeker voordeel toe te kennen, dan zal dit zeker voordeel wel aanzien worden als belastbaar beroepsinkomen in de mate dat het meer bedraagt dan het toepasselijk percentage zoals hierboven uiteengezet. Pag 28/45
  • 29. De werknemer zal 60 dagen hebben na het aanbod om de opties te aanvaarden. Deze opties zullen dan belastbaar zijn op die zestigste dag na het aanbod. Behandeling op sociaal vlak Aandelenopties zijn uitgesloten van het loonbegrip en zodoende zijn er geen sociale zekerheidsbijdragen op verschuldigd. Indien de prijs van de uitoefening van de optie echter lager is dan de waarde (op het ogenblik van het aanbod) van de aandelen waarop de optie betrekking heeft, dan zal dat verschil toch als loon aangemerkt worden voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen. Het “zeker voordeel” dat hierboven werd uiteengezet wordt echter wel aanzien als loon. b. Opties op aandelen van een beleggingsfonds Concreet betekent dit dat u als werkgever bij de bank opties in een beleggingsfonds aankoopt met een bepaalde waarde met een bepaalde looptijd. Vervolgens biedt u ze aan aan uw werknemers, die ze na verloop van tijd terug verkopen aan de bank. In hoofde van de werknemer zal de fiscale behandeling dezelfde zijn als bij opties op aandelen van uw bedrijf. Ook zijn er geen sociale zekerheidsbijdragen op verschuldigd. In hoofde van de werkgever is de kost van aankoop van de opties volledig fiscaal aftrekbaar. De banken waarbij de werkgever dergelijke opties kan aankopen hebben hiervoor een ruling verkregen, waardoor deze opties onder de “aandelenoptiewet” vallen. Het is die wet die het hierboven uiteengezet fiscaal regime bepaalt. Aan een dergelijke ruling zijn wel strenge voorwaarden verbonden. Dit heeft de volgende gevolgen: - de opties en het onderliggende beleggingsfonds dragen het beursrisico - de opties mogen pas vervreemd worden na minstens één jaar blokkeringperiode; - de werkgever of verbonden groepsvennootschap mag de opties niet overnemen - bij ontslag (ongeacht of het een vrijwillig ontslag is of een ontslag wegens dringende redenen) heeft de werknemer geen recht meer op de opties - de begunstigden aanvaarden alle risico’s en zullen geen terugbetaling krijgen van de reeds betaalde belasting. Indien aan deze voorwaarden niet wordt voldaan dan zullen de opties worden aanzien als een gewone bezoldiging. Dit zal ook het geval zijn indien er sprake is van “oneigenlijk gebruik”. Dit is het geval als: - de opties werden toegekend ter vervanging van een bezoldiging of een ander voordeel waarop de werknemer recht heeft, in overtreding van de hiërarchie van de bronnen der verbintenissen in de arbeidsbetrekkingen tussen werkgevers en werknemers. - de opties zijn toegekend ter vervanging van een bezoldiging of een ander voordeel waarop de werknemer recht heeft en waarvan hij afstand heeft gedaan op een ogenblik waarop de bezoldiging of het voordeel effectief verschuldigd was. - de opties geheel of gedeeltelijk in de plaats komen van de maandelijkse basisbezoldiging, vakantiegeld of een eindejaarspremie die overeenstemt met een 13e maand. - de opties in de plaats komen van de maandelijkse bezoldiging, vakantiegeld of een eindejaarspremie die overeenstemt met een 13e maand die gewoonlijk wordt toegekend binnen de personeelscategorie waartoe de begunstigde geheel of gedeeltelijk behoort, indien het om nieuwe arbeidsovereenkomsten gaat. Pag 29/45
  • 30. Kortom kan men dus stellen dat er geen vervanging mag zijn van bestaande onderdelen van het salarispakket of van onderdelen van het pakket die gewoonlijk worden toegekend binnen de personeelscategorie waartoe de begunstigde geheel of gedeeltelijk behoort. E. De ratio’s 1. Voorafgaande bemerkingen Aan de hand van een analyse van de jaarrekening kan men de kredietwaardigheid van een onderneming bepalen. Traditioneel worden hiervoor drie soorten ratio’s berekend: de liquiditeit (is de onderneming in staat haar schulden op korte termijn te betalen?), de solvabiliteit (is de financiële structuur van de onderneming gezond?) en de rendabiliteit (hoeveel kan de onderneming uit haar activiteiten overhouden?). Let op! De juiste (en voorzichtige) interpretatie van deze ratio’s is onontbeerlijk om van interessante gegevens te spreken. De ratio’s moeten vergeleken worden met concurrenten uit dezelfde sector en moeten geëvalueerd worden volgens hun evolutie over de tijd. De jaarrekening is een ‘foto van het verleden.’ De huidige situatie dient dus ook gekend te zijn. Verder is het van cruciaal belang niet enkel de ratio’s te bestuderen. Hou ook rekening met algemene, meer subjectieve inlichtingen en met niet-boekhoudkundige knipperlichten wanneer u een onderneming wil doorlichten. Ratio’s zijn niet heilig, maar ze geven u wel een relevant beeld van een onderneming. Laat u uiteraard ook bijstaan door uw boekhouder of accountant. Alle gebruikte termen in onderstaande berekeningen zijn letterlijk terug te vinden in de jaarrekening, type verkorte versie (VKT). Ook maken we telkens een terugkoppeling naar deze jaarrekening, zodat u een praktische handleiding heeft om eventueel zelf ratio’s te berekenen. 2. Liquiditeitsratio’s Liquiditeitsratio’s geven aan in hoeverre de leeftijdsstructuren van activa en passiva met elkaar overeenstemmen. De schulden op korte termijn worden vergeleken met de geldmiddelen en de kortlopende beleggingen. Daaruit kan afgeleid worden of een onderneming in staat is om haar betalingsverplichtingen (schuldeisers) op korte termijn na te komen door middel van beschikbare liquiditeiten. Als de onderneming hier niet meer in slaagt, ontstaat in principe een feitelijke toestand van faillissement. a. Current ratio De liquiditeit in ruime zin (of current ratio) wordt als volgt berekend: Vlottende activa Schulden op ten hoogste 1 jaar Pag 30/45
  • 31. Hoe groter de current ratio, hoe groter de liquiditeit van de onderneming. Algemeen wordt aangenomen dat een current ratio van ca. 1,2 of 1,3 optimaal is. Uiteraard hangt dit getal af van de specifieke sector waarin de onderneming zich bevindt. Een current ratio lager dan 1 is voor de meeste ondernemingen een ongezonde situatie. Een te hoge current ratio kan er dan weer op wijzen dat een onderneming te veel investeert in vlottende activa, waardoor de rendabiliteit afneemt. Als de vlottende activa precies de vreemde middelen dekken, is de current ratio gelijk aan 1 en het nettobedrijfskapitaal, zijnde het verschil tussen teller en noemer, gelijk aan nul. Een current ratio die kleiner is dan 1 wijst dus op een negatief nettobedrijfskapitaal en een current ratio die groter is dan 1 betekent dat het nettobedrijfskapitaal positief is. Het nettobedrijfskapitaal (en dus de current ratio) is de liquiditeitsbuffer van de onderneming en stelt deze in staat om onvoorziene omstandigheden (bv. faillissement van een grote klant) op te vangen. • Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 2.1 en 2.2) b. Acid ratio Naast de current ratio kan men ook de acid ratio berekenen (liquiditeit in enge zin). Het verschil bestaat erin dat voor de acid ratio de voorraden en bestellingen in uitvoering niet in rekening worden gebracht. Zo bekomt men de liquiditeitspositie zonder de voorraden te moeten aanspreken. Voorraden zijn namelijk minder snel om te zetten in cash. Blijft de acid ratio boven 1, dan is er sprake van een comfortabele liquiditeitspositie. • Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 2.1 en 2.2) c. Klantenkrediet (in dagen) Het aantal dagen klantenkrediet kan beschouwd worden als een liquiditeitsratio, aangezien de gemiddelde inningperiode van handelsvorderingen mee de liquiditeit van de onderneming bepaalt. Het klantenkrediet wordt als volgt bepaald: Handelsvorderingen < 1 jaar (x 365 dagen) Omzet Pag 31/45
  • 32. Noot: In de literatuur wordt de omzet genomen exclusief BTW. Wij opteren er echter voor om de BTW ook bij de omzet te tellen. U moet de BTW namelijk zelf voorschieten. Elke onderneming speelt bankier voor zijn klanten, aangezien (praktisch) nooit direct moet betaald worden voor de geleverde dienst. Het is dan wel van groot belang om de periode waarin niet betaald wordt, zo kort mogelijk te houden. Het klantenkrediet mag met andere woorden u niet verplichten bij de bank kortlopende kredieten op te nemen. De liquiditeit van de onderneming wordt er negatief door beïnvloed. Langs de andere kant mag het klantenkrediet geen economische rem zijn om bij uw onderneming te kopen. Eisen van uw klanten dat ze bijvoorbeeld binnen de week betalen, is te veel gevraagd en zal veel mensen afschrikken. Het komt er dus op aan om een periode vast te leggen (na te streven) waar uw onderneming optimaal in functioneert en haar eigen schulden zelf tijdig kan afbetalen. Het klantenkrediet legt u theoretisch vast door de betalings-voorwaarden op de factuur. Elke factuur moet bijvoorbeeld binnen de 30 dagen betaald worden. Het reële krediet hangt onder andere af van de mate waarin uw onderneming haar facturen opvolgt en wanbetalers aanspoort toch te betalen. • Voorbeeld -omzet op jaarbasis: 100.000 euro -handelsvorderingen < 1 jaar: 15.000 euro  klantenkrediet = 15.000/100.000 x 365 = 55 dagen Dit klantenkrediet moet, voor een onderbouwde interpretatie ervan, vergeleken worden met de belangrijkste concurrenten en de evolutie over de tijd (vermindert het krediet vergeleken met de vorige jaren, of vermeerdert het juist?). In bepaalde gevallen kan het voordelig zijn om tot contante betaling aan te sporen (door het verlenen van korting voor contant bv 1% voor betaling binnen de 8 dagen), waardoor het klantenkrediet gevoelig verlaagt en de liquiditeit van uw onderneming bijgevolg toeneemt. • Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 2.1 en 3) De omzet moet in het verkort schema niet vermeld worden. Deze kan dus niet zomaar achterhaald worden. In het volledig schema is de vermelding ervan wel verplicht. Enkel grote en beursgenoteerde vennootschappen moeten het volledig schema invullen. Een vennootschap is “klein” wanneer ze niet meer dan één van de volgende criteria overschrijdt: - jaargemiddelde personeel: 50 voltijdse werknemers Pag 32/45
  • 33. - jaaromzet (excl. btw): € 7 300 000 - balanstotaal: € 3 650 000. d. Leverancierskrediet (in dagen) Het leverancierskrediet is eigenlijk net het tegenovergestelde van het klantenkrediet. Het is de gemiddelde termijn waarbinnen uw onderneming haar leveranciers betaalt. Het is met andere woorden een bron van financiële middelen en bepaalt daarom ook de liquiditeitspositie van uw onderneming. Het leverancierskrediet wordt als volgt berekend: Handelsschulden < 1 jaar (x 365 dagen) Kostprijs van de goederen en diensten Noot: In de literatuur is de post “kostprijs van de goederen en diensten” exclusief BTW. Ook hier raden wij echter aan de BTW erbij te tellen. Een hoog aantal dagen leverancierskrediet kan op twee zaken wijzen: ofwel hebben de leveranciers veel vertrouwen in uw onderneming en staan ze een lange uitstellen van betaling toe, ofwel is uw onderneming niet in staat om de handelsschulden te betalen. In dit tweede geval hebben we te maken met een onderneming met liquiditeitsproblemen. Sowieso mag het gemiddeld aantal dagen leverancierskrediet niet meer bedragen dan wat gangbaar is in de sector. Heeft u een kwalijke reputatie hieromtrent, dan zullen uw leveranciers vragen enkel nog contant te betalen, waardoor u een belangrijke bron van goedkoop krediet verliest. Omgekeerd dient u als leverancier bij uw toekomstige klanten na te gaan wat hun gemiddeld aantal dagen leverancierskrediet bedraagt. Is dit overdreven hoog (vergeleken met de gangbare waarden in de sector), dan dient u vooraf schriftelijke betalingsafspraken te maken. • Voorbeeld Handelsschulden op ten hoogste 1 jaar: 20.000 euro Kostprijs van de goederen en diensten: 120.000 euro Leverancierskrediet = 20.000/120.000 x 365 = 61 dagen • Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 2.2 en 3) Opnieuw zitten we hier met het gegeven dat in het verkort jaarschema de kostprijs van goederen en diensten niet verplicht moet weergegeven worden. Pag 33/45
  • 34. Het klanten- en leverancierskrediet is dus enkel te berekenen bij ondernemingen die het volledig jaarschema moeten invullen (de grote en de beursgenoteerde vennootschappen). 3. Solvabiliteit De solvabiliteit wordt berekend om de financiële structuur van een onderneming te onderzoeken. Het toont de mate van financiële onafhankelijkheid aan. In tegenstelling tot de liquiditeit, heeft de solvabiliteit zowel betrekking op lange als korte termijn. a. Algemene schuldgraad De meest evidente solvabiliteitsratio is de algemene schuldgraad en wordt als volgt berekend: Eigen vermogen x 100 Totaal vermogen of totaal passief Deze vorm van solvabiliteit (uitgedrukt in een bepaald percentage) toont aan in welke mate een onderneming financieel onafhankelijk is. Hoe hoger het eigen vermogen, hoe hoger de solvabiliteit zal zijn. Een onderneming hangt dan minder af van haar schuldeisers en bevindt zich in een comfortabele positie. Een positie die de banken graag zullen zien wanneer u kredieten aanvraagt. Als richtlijn wordt een percentage van ca. 30% als financieel gezond beschouwd. Uiteraard hangt dit percentage af van de specifieke sector waarin de onderneming werkzaam is. Opnieuw moet daarom gekeken worden naar de belangrijkste concurrenten en de evolutie over de tijd. Hoe hoger het percentage, hoe beter. Het is echter ook weer niet voordelig als de solvabiliteit boven de 50% bedraagt. Dit wijst er namelijk op dat te weinig wordt gebruik gemaakt van de voordelen van financieringsmogelijkheden met vreemd vermogen. Een percentage onder de 20% mag dan weer als financieel ongezond aanzien worden. • Voorbeeld Eigen vermogen: 250.000 euro Totale passiva: 780.000 euro Solvabiliteit = 250.000 x 100 / 780.000 = 32% • Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 2.2) Het totaal vermogen bestaat uit het eigen vermogen + het vreemd vermogen en vindt u terug in de rubriek 10/49: het totaal van de passiva. Pag 34/45
  • 35. b. Lange-termijnschuldgraad De lange-termijnschuldgraad is een solvabiliteitsratio die specifiek polst naar de mate van schulden op lange termijn van een onderneming. Of: hoe wordt de onderneming op lange termijn gefinancierd? Deze ratio wordt dan ook altijd berekend door de banken. Schulden > 1 jaar Eigen vermogen Hoe hoger deze ratio, hoe meer afhankelijk de onderneming is van haar schuldeisers (hoofdzakelijk banken) en hoe meer financiële kosten onder de vorm van interesten zullen moeten betaald worden. Een waarde tussen 1 en 2 komt vaak voor. Zorg er echter voor dat deze ratio in de loop der jaren niet exponentieel stijgt. Banken zullen hier rekening mee houden bij de evaluatie van nieuwe kredietaanvragen. Het belang van een positief eigen vermogen is niet te onderschatten, zowel op het economisch vlak als op het vlak van de mogelijke persoonlijke aansprakelijkheid van de bedrijfsleider of aandeelhouder bij faillissement. • Voorbeeld Eigen vermogen: 250.000 euro Schulden op lange termijn: 300.000 euro Lange-termijnschuldgraad = 300.000/250.000 = 1,2 • Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 2.2) c. Dekkingsratio De dekkingsratio (of debt coverage) van het vreemd vermogen op lange termijn geeft weer in welke mate een onderneming haar schulden op lange termijn kan terugbetalen aan de hand van de gerealiseerde cashflow. Er wordt met andere woorden onderzocht of de onderneming het lopende jaar niet in financiële problemen zal komen. Pag 35/45
  • 36. Cashflow = winst van het boekjaar voor belastingen + afschrijvingen + waardeverminderingen + voorzieningen voor risico’s en kosten. De dekkingsratio wordt dan als volgt berekend: Cashflow Schulden op meer dan 1 jaar Hoe groter deze ratio, hoe groter het deel van de schulden op lange termijn dat door de gerealiseerde cashflow van het lopende jaar kan afgelost worden. Ook betekent een hoge dekkingsratio dat bijkomende schulden zonder al te veel problemen kunnen aangegaan worden. Om theoretisch te weten te komen hoeveel jaar men nodig heeft om de lange-termijnschulden af te betalen met de cashflow, dient men de ratio simpelweg om te keren. • Voorbeeld Cashflow: 60.000 euro Schulden op lange termijn: 300.000 euro Dekkingsratio = 60.000/300.000 = 0,20 Jaren nodig om de lange-termijnschulden af te betalen: 5 jaar (omgekeerde verhouding van 0,20) • Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 3 en 2.2) Om de cashflow te berekenen, heeft u dus verschillende gegevens uit de jaarrekening nodig. Deze zijn allemaal verplicht in te vullen, ook in het verkort schema. De schulden op meer dan één jaar staan daarentegen letterlijk in één post op de jaarrekening vermeld. Pag 36/45
  • 37. 4. Rendabiliteit Het begrip rendabiliteit is een oude bekende voor elke bedrijfsleider en aandeelhouder. Het gaat er met name om of en in welke mate er winst wordt gemaakt. Winst maken is uiteindelijk het doel van elke onderneming, ook al gebeurt dit vaak pas na enkele jaren. Zonder winst is er geen levensvatbaarheid. We bespreken twee soorten rendabiliteitsratio’s: de rendabiliteit van de omzet en de rendabiliteit van het eigen vermogen. a. Rendabiliteit van de omzet (commerciële rendabiliteit) Om de rendabiliteit van de omzet (of de verkopen) te berekenen, wordt het bedrijfsresultaat gedeeld door de bedrijfsopbrengsten. We meten met andere woorden hoe efficiënt een bedrijf werkt, zonder rekening te houden met de financiële structuur van de onderneming. Om de rendabiliteit van de omzet na te gaan, kunnen we twee ratio’s berekenen: de brutomarge en de nettomarge. Bij de brutomarge wordt rekening gehouden met de niet-kaskosten die opgenomen zijn in de resultatenrekening (afschrijvingen en voorzieningen). De cashflow (winst + niet- kaskosten) wordt gedeeld door de omzet. Bij de nettomarge worden de niet-kaskosten (bv afschrijvingen) daarentegen buiten beschouwing gelaten. Voor een optimale vergelijking tussen bedrijven gebruikt men best de nettomarge, aangezien de niet-kaskosten nogal vatbaar zijn voor creatieve boekhoudkundige praktijken. Beide marges worden in percentages weergegeven en moeten vergeleken worden met gemiddelden uit de sector waarin de onderneming actief is. De nettomarge wordt als volgt berekend: winst x 100 omzet (exclusief btw) • Voorbeeld Winst: 40.000 euro Omzet: 500.000 euro Nettomarge = 8% (per 100 euro omzet wordt een netto winst van 8 euro gemaakt) • Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 3) Pag 37/45
  • 38. Let op bij de berekening van de nettomarge: er zijn diverse posten in de jaarrekening die de winst aanduiden. Het zijn echter telkens andere bedragen. Als u dus de nettomarge tussen ondernemingen of in de loop der jaren vergelijkt, moet u steeds dezelfde winstpost gebruiken. De brutomarge wordt in elke jaarrekening verplicht weergegeven. Dit wordt louter berekend door de opbrengsten te verminderen met de kosten van klasse 60 en 61 (kan dus een negatief bedrag zijn). Aangezien het geen percentage betreft is deze marge niet handig om verschillende ondernemingen met elkaar te vergelijken. b. Rendabiliteit van het ingezette vermogen (return on equity) De rendabiliteit van het ingezette vermogen bekomt men door de winst of het verlies van het boekjaar te delen door het eigen vermogen. Deze ratio geeft een indicatie van de rendabiliteit die de onderneming behaalt ten opzichte van het door de aandeelhouders ingezette vermogen. (Toekomstige) aandeelhouders kunnen op die manier nagaan hoeveel een investering opbrengt. De rendabiliteit van het ingezette vermogen wordt als volgt berekend: Winst of verlies van het boekjaar x 100 Eigen vermogen • Voorbeeld Winst: 40.000 euro Eigen vermogen: 250.000 euro Rendabiliteit ingezette vermogen = 16% (voor elke geïnvesteerde 100 euro is er een winst van 16 euro) • Terugkoppeling naar de jaarrekening (VKT pagina 3 en 2.2) De winst (of verlies) van het boekjaar (post 9904) is de winst na aftrek van de belastingen. Het is dus de zuivere winst van een onderneming. De evolutie van de rendabiliteitsratio’s moet zeker goed opgevolgd worden. Indien de ratio’s na verloop van tijd dalen, moet onderzocht worden waaraan dit ligt en vervolgens ingegrepen worden. 5. Verhouding eigen vermogen tegenover het kapitaal a. Verklaring van de begrippen Pag 38/45
  • 39. Het eigen vermogen is het deel van het vermogen dat tot de ondernemer zelf toebehoort. Het eigen vermogen staat rechts op de balans, bij de passiva en bestaat uit kapitaal, uitgiftepremies, herwaarderingsmeerwaarden, reserves, overgedragen winst of verlies en kapitaalsubsidies. Het kapitaal is dat deel van het eigen vermogen dat door de ondernemer/aandeelhouders zelf is ingebracht. Voor de meeste vennootschappen geldt er een wettelijk minimumkapitaal. Het kapitaal van een dergelijke onderneming mag derhalve nooit onder dit minimumkapitaal komen. Een hoger kapitaal is uiteraard wel mogelijk, en dit via kapitaalsverhoging. Minimumkapitaal bvba en cvba: € 18.550 (volstort ten belope van € 6.200. Bij éénpersoons bvba volstort ten belope van € 12.400), minimumkapitaal nv en comm.va: € 61.500 (volledig volstort). Het eigen vermogen dat zakt tot onder 50% van het kapitaal of onder het wettelijk minimumkapitaal is een bekend en belangrijk knipperlicht. In dit geval moet de alarmbelprocedure ingezet worden b. Relevantie Bedrijven met een eigen vermogen lager dan de helft van het kapitaal of lager dan het minimumkapitaal hebben een erg grote kans om tegen het faillissement aan te lopen. Meer bepaald had 43% van alle gefailleerde bedrijven uit 2007 dit gebrek aan eigen vermogen (gezondheidsbarometer van de Belgische ondernemingen, situatie op 30/04/2008). c. Gevolgen De alarmbelprocedure, die verplicht moet ingezet worden vanaf het eigen vermogen kleiner is dan de helft van het kapitaal of kleiner dan het wettelijk minimumkapitaal, is bedoeld om een nakend faillissement tegen te gaan, of de gevolgen van een faillissement voor derden zo beperkt mogelijk te houden. Procedure: De raad van bestuur, of de zaakvoerder roept de algemene vergadering bijeen binnen een periode van ten hoogste twee maanden nadat het verlies is vastgesteld of krachtens een wettelijke of statutaire bepaling had moeten vastgesteld worden – n.a.v. maandelijkse interne rapportering – n.a.v. de toepassing van een wettelijke of statutaire bepaling – n.a.v. de halfjaarlijkse staat aan commissaris – n.a.v. het verschaffen van inlichtingen aan de ondernemingsraad – n.a.v. vennootschapsrechtelijke operaties waarbij staat van actief en passief vereist is (wijziging doel, omzetting, …) Tip Eenmaal per jaar een Raad van Bestuur houden is dus niet voldoende, Om de zes maanden een tussentijdse balans opstellen en bespreken zal de bedrijfsleiding helpen om snel bij te sturen. Voorafgaand aan de Algemene vergadering maakt de Raad van bestuur of de zaakvoerder een bijzonder verslag op: – Ofwel met voorstel tot ontbinding – Ofwel met voorstel tot voortzetting van de activiteiten met maatregelen tot herstel van de financiële toestand. Dergelijke maatregelen kunnen zijn:  Aanzuivering van het verlies met de wettelijke reserve  Reorganisatie door fusie, splitsing of sluiting verlieslatende afdeling  Herziening van de kostenstructuur  Heronderhandelen kredietstructuur van onderneming Pag 39/45
  • 40.  Wijziging management  Zoeken van nieuwe financiële partners  Gerechtelijk akkoord aanvragen De algemene vergadering beraadslaagt en beslist over de ontbinding: – i.g.v. daling tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal: beslissing bij 3/4de meerderheid van de uitgebrachte stemmen – i.g.v. daling tot minder dan een vierde van het maatschappelijk kapitaal: beslissing bij 1/4de meerderheid van de uitgebrachte stemmen – Andere mogelijke beslissing: goedkeuring van de maatregelen tot herstel van de financiële toestand Wat als er op de vergadering niet voldoende aandelen aanwezig of vertegenwoordigd zijn? De beslissing (tot ontbinding of voortzetting van de activiteiten) moet genomen worden volgens de regels die gelden voor een gewone statutenwijziging: - Op de eerste vergadering moet de helft van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigd zijn en is er een meerderheid nodig van ¾ van de uitgebrachte stemmen. - Indien op de eerste vergadering de aanwezige aandeelhouders niet de helft van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigden, moet er een tweede vergadering gehouden worden. - Tijdens de tweede vergadering is er geen aanwezigheidsvereiste. De vereiste meerderheid blijft ¾. 6. Besluit Bij de interpretatie van ratio’s moet steeds naar de context gekeken worden: hoe zit het met de evolutie van de onderneming (gaat het bergaf of juist in de goede richting?), hoe zit het met de gemiddelde cijfers uit de sector waarin de onderneming actief is, hoe zit het met de bestuurder(s) van de onderneming en zijn (of hun) verleden of nevenactiviteiten, …? Voor een degelijke analyse van de reële kredietwaardigheid van bedrijven moet met andere woorden met zoveel mogelijk factoren rekening gehouden worden. Vergeet ook niet dat u enkel een beeld krijgt van hoe het met de onderneming gesteld was tot en met het vorige boekjaar. Hoe het er vandaag mee gesteld is, kan u niet aan de hand van de jaarrekening nagaan. Staar u dus nooit blind op ratio’s. Ze zijn niet heilig en mogen nooit een doel op zich worden. Het zijn echter wel handige instrumenten bij de beoordeling van een onderneming. Pag 40/45