Gedetineerde eist schadevergoeding maar moet zelf betalen
1. ‡ACHSKFFDC-BDEDGAV‡ XIV-36.843-1/4
RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
VOORZITTER VAN DE XIVe KAMER
A R R E S T
nr. 242.033 van 2 juli 2018
in de zaak A. 217.963/XIV-36.843
In zake: Marian ZORILA
bijgestaan en vertegenwoordigd door
advocaat Anna Segers
kantoor houdend te 2000 Antwerpen
Amerikalei 122
bij wie woonplaats wordt gekozen
tegen:
de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door
de minister van Justitie
kantoor houdend te 1000 Brussel
Willebroekkaai 33
alwaar woonplaats wordt gekozen
--------------------------------------------------------------------------------------------------
I. Voorwerp van het beroep
1. Het beroep, ingesteld op 28 december 2015, strekt tot de
nietigverklaring van de beslissing van de gevangenisdirecteur van Turnhout van
26 oktober 2015 waarbij aan verzoeker de tuchtsanctie wordt opgelegd van
“30 dagen ATV van 23.10.2015 tem 21.11.2015”.
Verzoeker vordert tevens een schadevergoeding tot herstel “ex
artikel 11bis van de Wet op de Raad van State bij nietigverklaring van de
tuchtbeslissing dd. 26 oktober 2015 voor de schending van de rechten van
verdediging, beginselen van behoorlijk bestuur en de wet, voorafgaand, tijdens en
na de tuchtprocedure die tot de tuchtbeslissing hebben geleid […] [a]ls ook een
schadevergoeding tot herstel voor elke uitgezeten dag in afzondering (ATV) in
uitvoering van de uitgesproken (onrechtmatige) tuchtsanctie”.
2. ‡ACHSKFFDC-BDEDGAV‡ XIV-36.843-2/4
II. Verloop van de rechtspleging
2. Bij arrest nr. 236.510 van 23 november 2016 is het debat
heropend.
De verwerende partij heeft een memorie van antwoord
ingediend en verzoeker heeft een memorie van wederantwoord ingediend.
Auditeur Inge Vos heeft een verslag opgesteld.
Dat verslag werd aan verzoeker ter kennis gebracht op 8 maart
2018.
Op 26 april 2018 heeft de hoofdgriffier, op verzoek van het
aangewezen lid van het auditoraat, aan verzoeker de mededeling ter kennis
gebracht, bedoeld in artikel 14quater van het besluit van de Regent van
23 augustus 1948 „tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State‟.
Verzoeker heeft niet gevraagd om te worden gehoord.
Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der
talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State,
gecoördineerd op 12 januari 1973.
III. Beoordeling
3. In het auditoraatsverslag wordt de verwerping van het beroep
voorgesteld.
Naar luid van artikel 21, zevende lid, van de gecoördineerde
wetten op de Raad van State geldt ten aanzien van de verzoekende partij een
vermoeden van afstand van geding wanneer zij, na de kennisneming van het
3. ‡ACHSKFFDC-BDEDGAV‡ XIV-36.843-3/4
verslag van de auditeur waarin de verwerping of de onontvankelijkheid van het
beroep wordt voorgesteld, geen verzoek tot voortzetting van de procedure indient
binnen een termijn van dertig dagen die ingaat met de betekening van het verslag.
Verzoeker heeft geen verzoek tot voortzetting van de procedure
ingediend.
4. Het vermoeden van afstand van geding is te dezen van
toepassing.
IV. Vordering tot schadevergoeding tot herstel
5. Verzoeker vordert een schadevergoeding tot herstel ten bedrage
van “2.500 euro morele schadevergoeding, vermeerderd met een
schadevergoeding van 30 euro per dag voor de uitgezeten tuchtsanctie van
30 dagen […]”.
6. Artikel 25/3, § 3, van de algemene procedureregeling bepaalt dat
“indien geen onwettigheid wordt vastgesteld, […] het arrest dat de procedure tot
nietigverklaring afsluit, eveneens het verzoek om schadevergoeding tot herstel
af[wijst]”. Tot een vaststelling van onwettigheid is de Raad van State in dit arrest,
dat de procedure tot nietigverklaring afsluit, niet gekomen. Die vaststelling alleen
reeds volstaat om het verzoek tot schadevergoeding tot herstel af te wijzen.
BESLISSING
1. De Raad van State stelt de afstand van het geding vast.
2. De verzoekende partij wordt verwezen in de kosten van het beroep tot
nietigverklaring, begroot op een rolrecht van 200 euro.
4. ‡ACHSKFFDC-BDEDGAV‡ XIV-36.843-4/4
Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare terechtzitting van twee juli
tweeduizend achttien, door de Raad van State, XIVe kamer, samengesteld uit:
Geert Debersaques, kamervoorzitter,
bijgestaan door
Joris Casneuf, griffier.
De griffier De voorzitter
Joris Casneuf Geert Debersaques