SlideShare a Scribd company logo
1 of 24
Download to read offline
Zelfstandige bijlage, oplage 126.000 		 Uitgave Mona van den Berg Photography	 www.monavandenberg.nl
syrië5 jaar in oorlog
‘Radicalen, verkrachters en profiteurs’
Syriërs lijden onder stempel
Syrië
Land in puin
Op doorreis in Macedonië
‘Soldaten hebben me overal betast’
Anwaar en Salim
‘Wij missen onze familie’
Overleven in Jordanië
‘Ik bedel bij de buren om ontbijt’
Fayzeh wil gaan studeren
‘Eindelijk een normaal leven’
Mohamad en zijn gezin
Van azc naar Wassenaar
Kamp Zeist
Wachten op de toekomst
Foto Mona van den Berg (vrouw uit Syrië)
Tekst: Tirza de Fockert	 UNICEF
	
Schoolmeester in Syrië
In Syrië gaan miljoenen kinderen al
jaren niet naar school. Als hoofd
Onderwijs van UNICEF wil Bart Vrolijk
(58) deze kinderen weer in de school-
banken krijgen, en zo de toekomst van
een complete generatie redden.
Vanuit het rebellengebied reizen ouders
door de frontlinies, zodat hun kinderen
examen kunnen doen in overheidsscho-
len. Dat ouders zoveel gevaar trotseren
voor het onderwijs van hun kinderen,
inspireert Bart Vrolijk.
Syrië was een van de landen met het
hoogste opleidingsniveau in het Midden-
Oosten. Ruim 97 procent van de kinde-
ren ging naar school. Na vijf jaar strijd
is daar nog weinig van over. Een op de
vier schoolgebouwen is onbruikbaar voor
onderwijs. Zo'n 52.000 leerkrachten zijn
niet meer in staat hun vak uit te oefenen.
Ruim 2,8 miljoen kinderen zijn ontheemd
en 2 miljoen kinderen al jaren niet naar
school geweest.
Aan Bart Vrolijk en zijn UNICEF-team de
taak om deze kinderen weer in de school-
banken te krijgen, zoals hij dat eerder
deed in onder meer Pakistan, Congo en
de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR).
‘Onderwijs is een basisbehoefte. Zeker in
een land dat verscheurd is door oorlog.
Het geeft kinderen routine en een gevoel
van normaliteit. Bovendien: als miljoe-
nen kinderen jarenlang niet naar school
kunnen, ligt een verloren generatie op de
loer.’
‘De kinderen krijgen
naast gewone vakken
ook psychosociale
ondersteuning’
Dus navigeert Vrolijk door het steeds
veranderende strijdveld van Syrië. Om
noodlokalen te bouwen, scholen op te
knappen en lesmateriaal te leveren in
veilige regio’s met grote groepen vluch-
telingen. ‘UNICEF zorgt dat de kinderen
in het klaslokaal naast gewone vakken
ook psychosociale ondersteuning krij-
gen’, zegt Vrolijk. ‘Wanneer een gebied na
een hevige strijd weer enigszins toegan-
kelijk is, onderhandelen we net zo lang
tot de hulpkonvooien, naast medicijnen
en voedselpakketten, ook rugzakjes met
lesboeken meenemen.’
Ideologisch neutraal
‘We doen alles om ook de kinderen te
bereiken in de door de oppositie
gecontroleerde gebieden’, zegt Vrolijk.
UNICEF ontwikkelde daarvoor, samen met
het ministerie en lokale organisaties,
zelfstudieboeken in een variant mét en
zonder regeringslogo. En het lesmateriaal
zelf is ideologisch neutraal: wel basisvak-
ken als Arabisch, Engels, wiskunde en
biologie, maar geen geschiedenis.
‘Onlangs sprak ik een jongen van veer-
tien die gevlucht was en drie jaar geen
les had gehad. Met het UNICEF-rugzakje
met zelfstudiemateriaal zette hij op eigen
kracht zijn opleiding voort, vastbesloten
zijn droom om arts te worden niet op te
geven’, zegt Vrolijk.
‘Ik zit hier
uit vrije wil.
De Syrische
bevolking niet’
Weerbaarheid
Zoveel mogelijk kinderen in Syrië aan een
opleiding helpen, waar ze ook wonen.
Vrolijks missie is geen eenvoudige in een
land waar om de paar kilometer een an-
dere oppositiegroep de macht heeft, en
veilige gebieden snel kunnen verande-
ren in een slagveld. Maar de weerbaar-
heid van mensen is groot. ‘Ik denk vaak
aan een vader met zes kinderen. Hij is
vijf keer gevlucht en bouwt nu met ei-
gen handen zijn huis weer op, zodat zijn
kinderen naar school kunnen.’
Soms zakt de moed Vrolijk in de schoe-
nen. ‘De eindeloze onderhandelingen en
de bureaucratie zijn af en toe zenuw-
slopend.’ Is er net een geweldsescalatie
geweest, zoals recentelijk in Aleppo,
dan kan een vergeldingsactie op de loer
liggen. Vrolijk heeft zijn eigen manier
gevonden daarmee om te gaan: ‘Ik luister
elke dag naar Mozart en doe mijn medi-
tatie. En ik vergeet nooit: ík zit hier uit
vrije wil. De Syrische bevolking niet. Als
zij, ondanks al het geweld en de gevaren,
toch het belang inzien van scholing voor
de kinderen, dan wil UNICEF alles doen
om daarbij te helpen.’
Bart Vrolijk bezoekt scholen in Aleppo tijdens de zware strijd in februari 2016.
2 Syrië, vijf jaar in oorlog
3
Fotografie Mona van den Berg 	 Column George Tobal
Een gebroken volk
Vijf jaar geleden ontvlamde een vonkje
hoop in Syrië in een massale revolu-
tie. Of dekt het woord ‘revolutie’ de
lading niet? Geen van de Syriërs die
ik spreek, gebruikt het namelijk nog.
Ik krijg meestal een tirade te horen
over hoe moordenaars het land hebben
vernietigd en dat zij ooit wel bestraft
zullen worden. Maar af en toe hoor ik
een geluid dat ik niet meer verwachtte:
een voorzichtig spijt. Het gevoel dat
mensen in de val van de oorlog zijn ge-
trapt. Dat ze stiekem de schuld dragen
van deze totale vernietiging. Een stille
marteling van een gebroken volk.
Het is verloren. Het Syrië dat ik ooit
kende, zal er nooit meer zijn. De plek
waar ik vandaan kom, die ik ‘thuis’ hoor
te noemen, is voorgoed verloren. Maar
dat is niet het ergste. Mijn volk schijnt
nog slechts een bedreiging te zijn voor
de wereld. Een crisis. Een groot monster
dat Europa en de wereld komt vertrappen.
‘Radicalen, verkrachters en profiteurs.’
Hoe heeft het zo ver kunnen komen dat de
wereld ons zo ziet? Hoe kan het dat men-
sen die voor ons opkomen leuzen naar het
hoofd geslingerd krijgen als: ‘Jullie willen
verkracht worden, jullie zijn vies’?
Zijn wij verkrachters? Ben ik een ver-
krachter? Ik ben tenslotte ook Syriër en
vluchteling.
Ik ga het niet hebben over de angst die
dit soort uitspraken mij inboezemen. Dat
is inmiddels een oude plaat geworden.
Ik ga ook niet oproepen tot nuance. Ik
weet dat nuance saai is, onduidelijk, een
keuze in geen keuze maken. Kortom, het
verkoopt niet. Ik zou het zelf ook niet
kopen. Het probleem is dat ik het niet
meer kan opbrengen dit soort uitspraken
te negeren. Dat ik me aangesproken voel,
ook al weet ik dat het niet om mij gaat.
Dat het maar bangemensenpraat is.
Maar het doet pijn dat ik steeds te horen
krijg dat Nederland niet mijn land is en
ook nooit zal zijn. Dat ons recht op over-
leven in dit land langzamerhand minder
geaccepteerd wordt. Het doet me pijn te
beseffen dat het niet uitmaakt hoe hard
ik integreer en hoe goed ik Nederlands
spreek. Ik mag dit land namelijk nooit
met trots míjn land noemen.
Nederlander zijn was een mooie illusie
die ik de afgelopen jaren heb gekoesterd.
Maar de waarheid is kil en naakt: ik ben
hier maar te gast. Of zelfs dat niet. Ik
ben een zielig hoopje mens dat hulp no-
dig had en dat nu de schuld krijgt van de
daden van elke malloot op deze aarde die
zich Syriër noemt.
‘Radicalen,
verkrachters en
profiteurs.’
Hoe heeft het zo ver
kunnen komen dat de
wereld ons zo ziet?
We zijn niet alleen Syriërs maar ook
profiteurs. Hier gekomen om te profiteren
van jullie veiligheid en vrijheid. Waarvoor
dank.
Maar we zijn alles kwijt: ons land, ons
bestaan en onze waardigheid. We zijn
gemarteld, gevangengenomen en
vermoord. En nu worden we beledigd en
vernederd. ‘Syriër’ wordt steeds meer een
scheldwoord.
Nederland, jij bent een fijne moeder voor
mij geweest. Een moeder die mij met
liefde heeft geadopteerd. Je hebt mij
− een kind uit het Oosten − opgevoed.
Maar zeg het gewoon als ik niet meer
welkom ben in je armen. Dan zal ik gaan,
zoals ik eerder heb gedaan. Want uitein-
delijk ben je onze echte moeder niet. We
zijn wees; een gebroken volk met veel
wonden die moeilijk helen.
De in Syrië geboren George Tobal, studeerde in 2012 af aan de Amsterdamse Toneel-
school & Kleinkunstacademie. Als jongen van 13 kwam hij in 1999 als vluchteling naar
Nederland vanuit Syrië, waar destijds ook al oorlog dreigde en waar het niet meer veilig
was. Met de zelfgemaakte solovoorstelling Vertreksvergunning speelde George op het ITs
Festival Amsterdam, waar hij in 2011 zowel de ITs Parade Parel won als De Best of ITs
Tour.
Syrische kinderen werken aan
goedkope
kleding
Modehuizen H&M en Next
geven toe dat zij Syrische
kinderen hebben aangetrof-
fen in hun Turkse ateliers.
Dat blijkt uit een rapport
van het Britse Business &
Human Rights Resource
Centre. Mogelijk is deze
kinderarbeid pas het topje
van de ijsberg. Beide bedrij-
ven zeggen direct actie te
hebben ondernomen om de
kinderen te herenigen met
hun familie en naar school
te sturen. De bedrijven
willen niet bekendmaken
hoe oud de kinderen waren.
Primark en C&A verklaren
alleen volwassen Syrische
vluchtelingen aan het werk
te hebben in hun fabrieken.
Adidas, Burberry, Nike en
Puma zeggen dat er geen
enkele ongeregistreerde
vluchteling in hun ateliers
werkt. Alle andere merken,
waaronder M&S, Superdry en
GAP, blijven vooralsnog stil.
4 Syrië, vijf jaar in oorlog
Tineke Ceelen van Stichting Vluchteling: 	 Stichting Vluchteling
‘Opvang in de regio vaak
niet menswaardig’
Tineke Ceelen, directeur van Stichting
Vluchteling, was onlangs op reis in het
Midden-Oosten. Ze bezocht projecten
voor Syrische vluchtelingen in Libanon,
Jordanië en de Koerdische provincie in
Noord-Irak.
In Mafraq, in het noorden van Jorda-
nië, ontmoette Ceelen Fatihe. Zij is een
alleenstaande moeder. De huur van haar
kamer kan ze steeds moeilijker opbrengen.
Fatihe heeft geen bron van inkomsten,
het spaargeld is op en alles van waarde is
inmiddels verkocht. Pas geleden dreigde
de huisbaas de vrouw met haar kinderen
op straat te zetten als ze de huur niet zou
betalen. Midden in de koude wintermaan-
den verkocht Fatihe daarom haar laatste
bezit: de kachel. ‘I am very tired of being
a refugee’, verzuchtte ze. De vrouwen
naast haar knikten instemmend.
Over haar ontmoeting met de vijftien-
jarige Taha, in Beiroet, schreef Ceelen
het volgende in haar dagboek: ‘Taha
kwam vier jaar geleden met zijn ouders
en broertjes uit Aleppo naar Libanon.
Ze huurden een kamer die Taha’s vader
betaalde met hun spaargeld. Maar dat
ging op en werken is verboden. Stiekem
kluste de vader wat bij als dagloner, maar
de zorgen werden steeds groter. Taha
besloot te helpen door te gaan bedelen in
de straten van Beiroet.
Midden in de koude
wintermaanden
verkocht Fatihe
haar laatste bezit:
de kachel
‘Mijn moeder huilde heel hard, de dag
dat ik voor het eerst de straat op ging’,
vertelde Taha. Hij beschreef zijn angst
voor ruzies en vechtpartijen, en voor
mannen die kinderen belaagden voor
seksuele diensten. Met een project voor
straatkinderen kon Stichting Vluchteling
Taha helpen. Hij volgt nu een opleiding
tot bakker.
‘Niets doen
is geen optie’
‘Het zijn deze verhalen, deze ontmoetin-
gen die mij motiveren en inspireren’, zegt
Ceelen.
In 2015 financierde Stichting Vluchteling
elf grote projecten in Syrië en de buur-
landen. Het doel varieerde van voedsel-
voorziening tot onderwijs, en van mijnen
ruimen tot medische zorg. ‘Ik ben trots
op ons project met straatkinderen, onze
mobiele medische kliniek in Jordanië en
tentschooltjes in Libanon. De noden zijn
enorm en onze budgetten beperkt, maar
niets doen is geen optie. Ik ben blij dat
wij Taha en zijn gezin kunnen helpen.
En dankbaar voor alle donateurs die dit
mogelijk maken.’
Nooit eerder waren er zoveel mensen van
huis en haard verdreven; wereldwijd zijn
er 60 miljoen vluchtelingen en ontheem-
den. ‘Onthutsende cijfers. Daar word je
stil van’, aldus Ceelen. ‘Maar na die paar
tellen van stilte stropen we onze mouwen
weer op. Veruit de meeste vluchtelin-
gen blijven het liefst dicht bij huis. We
moeten met z’n allen heel hard aan de
slag die opvang in de regio menswaardig
te maken. Niet alleen omdat er dan mis-
schien minder wanhopige vluchtelingen
op gammele bootjes richting Europa trek-
ken, maar vooral uit medemenselijkheid.’
‘Na die paar tellen
van stilte stropen we
onze mouwen
weer op’
5
Tekst Sinan Can cartoon Arend van Dam
Een land in puin
Vijf jaar na de Arabische Lente reisde
journalist Sinan Can door de Arabische
wereld. Over zijn ervaringen schreef hij
het boek ‘De Arabische Storm’. De VARA
zond onlangs de gelijknamige, driede-
lige documentaire van Sinan Can en
regisseur Thomas Blom uit. Voor deze
krant schetst Can de oorlog in Syrië in
vijf menselijke miniatuurportretten
die symbool staan voor vijf jaar oorlog.
Hamza (2011)
Op 6 maart 2011 schreven tien jongens
in de Syrische stad Daraa teksten tegen
president Assad op de stadsmuren. De
tieners werden opgepakt en gemarteld,
waarna de bevolking van Daraa de straat
op ging. De opstand werd keihard neer-
geslagen door de Syrische autoriteiten.
De 13-jarige Hamza al-Khatib werd hierbij
opgepakt en gevangengenomen.
Na een maand kreeg zijn familie zijn
dode lichaam. Hij was gemarteld en had
drie schotwonden. De foto’s van Hamza
gingen de hele wereld over. De opstand
in het kleine provinciestadje zorgde voor
een kettingreactie; ook in andere steden
in Syrië braken onlusten uit. De geest was
uit de fles.
Lima (2012)
Als tiener trouwde de Syrische Lima met
een man die twee keer zo oud was als zij.
Hij was weduwnaar en had vijf kinderen
voor wie Lima ineens moest zorgen. Zelf
kreeg ze ook nog vier kinderen met deze
man. Toen de oorlog uitbrak, vluchtte het
gezin naar Libanon. Via een speciaal pro-
gramma van de VN werden ze uitgenodigd
naar Duitsland te gaan. Daar zouden ze
een nieuw leven kunnen opbouwen.
Het gezin vertrok naar Beiroet om een
dag later het vliegtuig te nemen naar een
nieuw begin. Maar onderweg kreeg Lima’s
42-jarige man een hartstilstand. Hij over-
leed langs de kant van de weg.
Lima is met de kinderen teruggegaan naar
het kamp. Ze wilde niet alleen met hen
naar Duitsland reizen. In dat vluchtelin-
genkamp zit ze nu nog steeds.
Saif (2013)
De zesjarige Saif woonde in Ghouta, het
oostelijk buitengebied van Damascus.
Toen hij werd geraakt door een granaat-
scherf, belandde hij in het ziekenhuis.
Op de avond van 21 augustus 2013 − Saifs
zus was net op bezoek − kwam een oom
in tranen naar het ziekenhuis gehold. Er
was iets ernstigs gebeurd en ze moesten
meekomen. Saif werd snel aangekleed
en zijn oom droeg hem naar huis. Daar
stonden familieleden voor de deur. Ze
schreeuwden en huilden. Saifs moeder zat
verslagen op de grond. De deur van het
huis stond open en Saif en zijn zus lie-
pen voorzichtig naar binnen. In de gang
zagen ze hun vader liggen, verderop hun
broertje en daarachter een zus en nog een
broer. Allemaal waren ze dood.
De oom vertelde dat er die avond een che-
mische aanslag was geweest in de wijk.
Hun vader, broers en zus en vele buren
waren omgekomen door de giftige gassen
die vrij waren gekomen bij de explosie.
Na de begrafenis van de vijf gezinsleden
zijn Saif, zijn moeder en zus uit Syrië
gevlucht naar Libanon.
Hassan (2014)
Hassan (39): ‘Toen Assad de stad Raqqa
liet bombarderen, heb ik me aangesloten
bij het Vrije Syrische Leger. Dat vocht
toen zij aan zij met Al-Nusra, een aan
Al-Qaida gelieerde groep. In maart 2013
hebben we de stad bevrijd van Assads le-
ger. Maar daarna namen de criminaliteit
en onveiligheid in Raqqa met de dag toe.
Toen IS-strijders naar Raqqa kwamen,
werden zij met open armen ontvangen.
Ook door mij. De strijders waren namelijk
goed georganiseerd, zorgden voor veilig-
heid en een goede verdeling van midde-
len. Ze beloofden ons gerechtigheid, dus
stapte ik over van het Vrije Syrische Leger
naar IS. Criminaliteit en corruptie wer-
den aangepakt. Er kwamen sharia-recht-
banken en de eerste maanden werden
mensen vrij mild berecht. Helaas veran-
derde dat toen de IS-strijders meer macht
over de stad kregen en de andere rebelle-
rende groepen op een zijspoor zetten. Het
werd steeds gewelddadiger in onze stad.
Midden op straat werden mensen geëxe-
cuteerd. Samen met een familielid ben ik
daarom gevlucht naar Aleppo.’
Hayat (2015)
Juf Hayat was lerares op een basisschool
in het buitengebied van Damascus. In
2015 werd haar schooltje aangevallen
door strijders van Al-Nusra. Het lukte
Hayat de kinderen in veiligheid te bren-
gen. Niet veel later viel er een granaat
in de tuin van de school. Haar zoon Fadi
overleed ter plekke en zoon Hadi raakte
zwaargewond.
Juf Hayat werkt nu op een school in
Damascus. Een maand geleden is haar
man overleden bij een mortieraanval van
IS.
5 feiten op een rij
1. Bewoners COA
Nederland telt 16.939.145 inwoners
versus 45.723 bewoners van de opvang
van het COA.
2. Wekelijkse toelage
Volwassen asielzoekers en alleenstaan-
de minderjarigen krijgen een weke-
lijkse toelage van € 57,61 om in hun
eerste levensbehoeften te voorzien.
3. Opvang in de regio
Uit cijfers van UNHCR blijkt dat
meer dan 90 procent van alle vluch-
telingen in de regio wordt opgevan-
gen. Turkije en Libanon vangen 2,7
miljoen respectievelijk 1,7 miljoen
Syrische vluchtelingen op.
4. Piek 2001
In 2001 vroegen 83.801 mensen asiel
aan. In 2015 kreeg de IND 58.880
asielaanvragen.
5. Land van herkomst
44% van de vluchtelingen in Nederland
komt uit Syrië, oftewel 20.315 perso-
nen.
Peildatum maart 2016
De Arabische Lente
Toen ik voor de documentaireserie ‘De
Arabische Storm’ in Damascus aan het
filmen was, zag ik op een muur met
grote letters ‘Arabic Spring?’ staan. De
schrijver lijkt zich af te vragen of er
wel sprake was van een Arabische Len-
te en zo ja, wat daar nog van over is.
De term ‘Arabische Lente’ dook in 2011
voor het eerst op, in een column van
Marc Lynch in het Amerikaanse tijd-
schrift Foreign Policy. De term werd in
rap tempo overgenomen, vooral door
media in westerse landen. Die waren
in extase: meer vrijheid en democratie
in de landen langs de zuidelijke gren-
zen zouden ook Europa’s veiligheid ten
goede komen.
Ook de demonstranten zelf spraken
van een Arabische Lente. Een fijne,
positieve term. Want wie wil er geen
lente? Nu, vijf jaar later, heeft nie-
mand in het Midden-Oosten het nog
over de Arabische Lente. Al helemaal
niet in Syrië, waar de oorlog deze
maand zijn vijfde jaar ingaat. Het land
ligt in puin, miljoenen mensen zijn
gevlucht en honderdduizenden hebben
de dood gevonden.
6 Syrië, vijf jaar in oorlog
Tekst Linda Smolders Fotografie Mona van den Berg		 SOS KINDERDORPEN
Hoop op een
gewoon leven
Waren het eerst vooral mannen die
zich meldden bij de vluchtelingencen-
tra, nu zijn dat met name vrouwen en
kinderen. Zij reizen de vader van het
gezin achterna. Medewerkers van SOS
Kinderdorpen zetten zich elke dag in om
zoveel mogelijk kinderen en hun
families te helpen.
Aan de Grieks-Macedonische grens, bij
doorgangscentrum Vinojug in Gevgelija,
komen dagelijks duizenden vluchtelin-
gen binnen. Na een loodzware reis van
minstens twee weken kunnen ze hier even
tot rust komen, om na een paar uur hun
weg te vervolgen richting het Noorden.
Van 1 januari tot 13 februari dit jaar
meldden ruim 80.000 vluchtelingen zich
bij Vinojug voor een doorreisvisum,
de meeste afkomstig uit Syrië, Irak en
Afghanistan. Onder hen ruim 30.000
kinderen. Na een tussenstop in Vinojug
gaan de vluchtelingen verder naar het
volgende centrum. Dit grenst aan Servië,
de laatste halte voor Hongarije en de
grenzeloze Schengenlanden.
Katerina LLievska is medewerker en vrij-
williger van SOS Kinderdorpen in Vinojug.
‘De maanden december en januari waren
gruwelijk’, vertelt ze. ‘Door de slechte
weersomstandigheden kwamen er veel
zieke kinderen binnen, niet zelden in
zomerkleding en –schoenen. Tassen met
kleding raken door de hectische toestan-
den onderweg vaak zoek. We hebben hier
maar één goed verwarmde ruimte, dus je
kunt je voorstellen wat een verschrikke-
lijke toestand het was en nog steeds is.
Bij gebrek aan winterkleding en budget
nemen wij, de vrijwilligers, regelmatig
eigen kledingstukken mee.’
SOS Kinderdorpen
In Vinojug helpen medewerkers van
SOS Kinderdorpen de hulpverleners van
UNHCR, UNICEF en het Rode Kruis aan
onder andere lui-
ers, babyvoedsel,
en talkpoeder.
Verder leidt SOS
in het noordelijke
centrum de Kind-
vriendelijke Ruim-
te. Dit is de enige
verwarmde plek,
speciaal ingericht
voor moeders en
kinderen. Moe-
ders krijgen hier
de kans te rusten
en hun kinderen
te voeden en verschonen. De kinderen
kunnen spelen en weer even kind zijn. De
achtergelaten tekeningen van de kinderen
laten zien dat ze dat nodig hebben: het
zijn veelal schetsen van de afschuwelijke
bootreis van Turkije naar het Europese
vasteland. Een tocht die veel vluchte-
lingen omschrijven als de meest angstige
uren van hun leven.
Verder zorgt SOS in beide centra voor ICT-
voorzieningen en infrastructuur, zoals
licht, een veilig treinplatform en informa-
tieborden.
Held Mohamed
‘Het is heel erg gevaarlijk in mijn land’,
zegt de 15-jarige Mohamed uit Irak. ‘Ken
je IS? Dat zijn monsters.’ Mohamed, zijn
moeder en drie zusjes zijn al een maand
op reis en zijn beland
in het centrum Taba-
novce in het noorden
van Macedonië. Ze zijn
uitgeput en zoeken een
plek om bij te komen.
Moeder Hamida wordt
opgevangen in de Kind-
vriendelijke Ruimte,
gecreëerd en geleid
door SOS Kinderdorpen
en UNICEF.
Mohamed is ongerust:
‘Ik weet niet of we wel
verder mogen. We zijn
onze papieren kwijt. De politie zegt dat
ze nu niet kunnen controleren of we wel
uit Irak komen. Sinds vandaag mogen al-
leen nog mensen uit Syrië, Afghanistan
en Irak verder reizen naar de Balkan- en
EU-landen.’
Mohamed fungeert als vertaler voor
moeders in de Kindvriendelijke Ruimte
en voor gezinnen die vastzitten wegens
het verlies van papieren. Hij helpt bij
de aanvraag van nieuwe papieren, zodat
de gezinnen hun weg kunnen vervolgen.
Mohamed is nog nooit naar school
geweest. ‘Veel te gevaarlijk, je kunt
zomaar worden neergeschoten. En wat
dacht je van de bommen? Ik heb thuis
een beetje les gekregen. Engels heb ik
geleerd door cursussen te volgen.’ Waar
ze naartoe gaan? Mohamed heeft geen
idee: ‘Mama zegt de ene dag Duitsland, de
andere Zweden en dan weer Nederland.
Het maakt mij niet uit, als ik maar veilig
naar school kan gaan.’
In de Kindvriendelijke Ruimte valt
Mohamed in slaap op een geïmproviseerd
kussen van kledingstukken. De volgende
morgen vertrekt hij heel vroeg met zijn
moeder en zusjes naar het volgende
centrum, in de hoop uiteindelijk op een
plek te komen waar hij gewoon naar
school kan.
Moederziel alleen
Halil (16) is samen met zijn familie
aangekomen in Tabanovce, het noorde-
lijke vluchtelingenkamp dat grenst aan
Servië. Hij is ten einde raad: ‘Toen ik
terugkwam van het toilet in het kamp was
ik mijn familie kwijt. En ook mijn papieren.
Halil (16):
‘Toen ik terugkwam
van het toilet, was ik
mijn familie kwijt.
En ook mijn
papieren.’
Kind in doorgangscentrum Vinojug aan de Grieks-Macedonische grens.
7
Omdat het toen al midden in de nacht
was, ben ik maar gaan liggen in een
open tent. Daar was het heel koud, want
het vroor.’ De volgende morgen zocht hij
rillend en huilend hulp bij de verwarmde
Kindvriendelijke Ruimte van SOS Kinder-
dorpen en UNICEF. SOS-vrijwilliger Márton
uit Hongarije hielp hem met de aanvraag
van nieuwe registratiepapieren, zodat
hij verder kon reizen. Of hij inmiddels is
herenigd met zijn familie, is niet bekend.
Moeder in gevangenis
Drie kinderen en hun moeder komen
binnen in de Kindvriendelijke Ruimte.
De oudste, Maria (13), doet het woord:
‘Wij komen uit Aleppo in Syrië. Samen
met mijn moeder en twee broertjes van
8 en 12 jaar heb ik ongeveer een maand
gereisd om hier te komen, met de bus,
trein, boot en lopend. In Aleppo is het
heel gevaarlijk. Er wordt overal gescho-
ten. Er zijn al zoveel mensen gestorven,
je kunt daar niet gewoon leven. Mijn
vader was politieagent. Hij vertrok twee
jaar geleden naar Europa. Wij zouden hem
volgen, maar hij verdronk op zee. Toen
hebben ze mijn moeder twee maanden
in de gevangenis gezet omdat mijn vader
het land wilde ontvluchten. Mijn opa en
oma konden gelukkig voor ons zorgen. Nu
willen we graag naar Noorwegen. We heb-
ben gehoord dat het daar veilig is. Wie
weet kunnen we daar wel gewoon leven.’
Engel uit Irak
Net buiten doorgangscentrum Vino-
jug, op een parkeerplaats, wachten een
vader, moeder en hun tweejarig doch-
tertje totdat ze naar binnen mogen. Een
vrijwilliger van SOS Kinderdorpen reikt de
moeder een pakje tissues aan en vraagt of
het goed is dat haar dochtertje een zakje
gummiberen krijgt. Het is in orde. De va-
der spreekt goed Engels en vertelt: ‘We
komen uit Bagdad, Irak. We zijn al een
paar maanden onderweg met z’n drieën.
Het is met name voor mijn vrouw en mijn
dochtertje Melek – dat betekent ‘engel‘ –
een verschrikkelijke reis geweest. Maar we
hadden geen keuze. Al die autobommen
die continu afgingen … Als je het huis
verliet, wist je nooit of je nog thuiskwam.
In Bagdad worden nu steeds vaker kinde-
ren ontvoerd voor losgeld. We moeten er
niet aan denken dat iemand onze kleine
engel meeneemt.’
Het zakje gummiberen is leeg en de fami-
lie krijgt het teken dat ze het centrum in
mogen. Hier kunnen ze rusten en Melek
verschonen.
Vluchten voor een toekomst
Het treinplatform Gevgelija bij door-
gangscentrum Vinojug is overvol, en de
mensen die net uit de trein komen, zijn
oververhit. De vaak barre tocht van de
afgelopen weken maakt dat mensen ver-
drietig, geïrriteerd en gefrustreerd uit een
te volle trein stappen.
De afgelopen uren heeft
de politie al een aantal
opstandjes behoorlijk
hardhandig de kop in
moeten drukken.
Een groep vrouwen
en kinderen zit op de
grond, naast het plat-
form. Assar (17) is de
enige van de groep
die een beetje Engels
spreekt. ‘We komen uit
Mazar-i Sharif in Afgha-
nistan. Wij zijn hier om-
dat onze stad iedere dag
werd gebombardeerd
door de Taliban. Slechte
mensen! Ik ben na de
lagere school niet meer
naar school geweest.
Het is te gevaarlijk om
op straat te lopen. Er
worden ook heel veel
mensen ontvoerd.’
Als de vrijwilliger van SOS Kinderdorpen
vraagt wat Assar later wil worden, begint
zijn gezicht te stralen. ‘Ik wil zo snel
mogelijk naar een middelbare school, die
heel snel afmaken en dan naar de univer-
siteit. Ik wil heel graag dokter worden.’
Families wachten aan de grens tussen Macedonië en Servië op een trein die hen verder brengt. Of en wanneer die trein komt, is onzeker.
Help gevluchte kinderen
De beelden van huilende kindvluchtelingen aan de grenzen van Europa laten
niemand onberoerd. SOS Kinderdorpen helpt niet alleen in Europa, maar ook in
Libanon en Syrië zelf laten we kinderen niet aan hun lot over.
Dag in dag uit zetten medewerkers van SOS zich in om zoveel mogelijk kinde-
ren en hun familie te helpen in diverse centra van SOS. Hier worden voedsel,
water, noodpakketten, dekens, winterjassen, hygiënekits en schooltassen uitgedeeld.
Mobiele teams van SOS Kinderdorpen geven verder op verschillende locaties dekens,
poncho’s en voedsel aan mensen die in de rij staan. Indien nodig bieden we
medische zorg. In de kampen delen we babypakketten uit.
Wilt u ons werk voor kindvluchtelingen steunen?
Kijk op soskinderdorpen.nl
8 Syrië, vijf jaar in oorlog
Tekst Renate van der Zee Fotografie Mona van den Berg
Op doorreis in Macedonië
Noura, Marwa en Amal zijn op doorreis
in Macedonië. Hun einddoel is Duits-
land, want daar woont familie of kun-
nen ze een opleiding doen. Ze zijn nog
niet eens halverwege, maar hebben al
veel verschrikkingingen moeten door-
staan.
In een tent in transitkamp Vinojug aan de
Macedonisch-Griekse grens steekt Noura
Hassan uit de Syrische stad Afrin een
sigaret op. Haar blik straalt kracht uit.
‘Mijn huis is gebombardeerd, de meeste
van mijn familieleden zijn dood’, vertelt
ze. ‘Mijn man is eerder al naar Libanon
gevlucht en ik probeer nu naar mijn kin-
deren in Duitsland te komen.’
Ze glimlacht. ‘Ik heb prachtige kinderen.
Wil je ze zien?’ Noura haalt haar telefoon
tevoorschijn en toont foto’s van aan-
trekkelijke jonge mensen die lachend de
camera in kijken.
‘Ik heb drie maanden in Turkije gezeten,
maar ik ben Koerdisch en geen fan van
Erdogan. Ik voelde me in Turkije niet
veilig. En mijn kinderen bleven erop
aandringen dat ik naar Duitsland moest
komen.’
Ze is nog niet eens halverwege, maar
de reis is al heel zwaar geweest, vertelt
Noura. De meest angstaanjagende erva-
ring had ze aan de grens van Syrië met
Turkije. ‘De grenswachten wilden me niet
doorlaten. Ze schreeuwden en deelden
klappen uit. Ik heb de hele nacht ge-
wacht. Toen is het me toch gelukt de
grens over te steken. Het is moeilijk om
als vrouw alleen te reizen, maar ik heb
me aangesloten bij aardige mensen die
ik tijdens de oversteek naar Griekenland
heb ontmoet. Ik ben niet zo bang. Ik heb
de oorlog gezien.’
Noura neemt een trek van haar sigaret en
zegt: ‘Mijn diepste wens is terug te gaan
naar Syrië. Ik reis onmiddellijk terug zo-
dra de oorlog stopt.’ Ze fronst even en
vraagt dan: ‘Wat denken jullie, gaat die
ooit stoppen?’
Noura (50):
‘De grenswachten schreeuwden en deelden klappen uit’
9
Amal Hamsoro uit Aleppo zit met
haar neef in het transitkamp bij
Tabanovce aan de Macedonisch-
Servische grens. Er staan tranen
in haar donkere ogen. Haar man
is onderweg aan een hartaanval
overleden. Dat was eergisteren.
‘Hij had al heel lang hartproble-
men en diabetes’, vertelt ze. ‘De
belangrijkste reden waarom we
Syrië zijn ontvlucht, was omdat
we daar geen goede medische hulp
voor hem konden krijgen. We heb-
ben twee jaar in Turkije gewoond,
maar zijn gezondheid werd steeds
slechter. We besloten naar Europa
te gaan, in de hoop dat hij daar
de verzorging zou kunnen krijgen
die hij nodig had. Maar onderweg
was er geen medische hulp. En nu
is hij er niet meer. Hij was pas
zestig jaar.’
Haar man is gisteren in Macedoni-
sche grond begraven. Hulpverle-
ners hebben de plechtigheid voor
haar gefotografeerd en er een
boekje van gemaakt. Ze haalt het
tevoorschijn en laat een foto van
haar overleden echtgenoot zien.
Een man met een zachtmoedig
gezicht. Ze huilt zachtjes. ‘Hij was
een goed mens.’
Amal gaat verder, richting Duits-
land, waar een broer woont. ‘Ik
heb soms contact met vrienden in
Syrië. Die hebben me verteld dat
er vreemde mensen in ons huis
zijn getrokken. Ik heb geen kinde-
ren, en nu mijn man is overleden,
ben ik echt alles kwijt.’
Bij de tent waar warme kleren worden
uitgedeeld in het transitkamp Vinojug
staat Marwa. Ze draagt een gehaakt
mutsje met bloemetjes en lacht verle-
gen. ‘Ik kom uit Aleppo en ben met mijn
familie en vriend gevlucht. We hebben
de oversteek gemaakt van Izmir naar Sa-
mos. Dat was heel griezelig. We zijn tij-
dens die bootreis onze bagage met extra
kleren verloren en sindsdien hebben we
het erg koud. Maar het ergste gebeurde
in Syrië: soldaten wilden me mijn geld
afhandig maken en hebben me overal
betast. Ik was zo bang! Maar ze hebben
mijn geld niet gevonden. Ik had het in
mijn onderbroek gestopt. Het is heel ge-
vaarlijk voor een meisje om vluchteling
te zijn. Je weet nooit wat je kunt ver-
wachten onderweg. Je weet niet wie je
kunt vertrouwen.’
Toen ze Syrië moest verlaten was ze heel
verdrietig, vertelt Marwa. ‘We hadden
een mooi leven, maar de oorlog heeft al-
les kapotgemaakt. Ik mis ons huis erg,
vooral mijn eigen kamer. Het was een
plek waar ik op mezelf kon zijn en dat
heb je niet als je onderweg bent: er zijn
altijd en overal mensen. Ik heb maar
weinig kunnen slapen, dus ik ben heel
erg moe.
Ik hoop dat ik, als ik eenmaal in Duits-
land ben, een opleiding kan doen. Ik wil
graag lerares Engels worden. Ik heb wel
gehoord dat sommige mensen in Duits-
land niet blij zijn met de komst van
vluchtelingen uit Syrië. Ik hoop dat we
kunnen laten zien dat we geen slechte
mensen zijn.’
Amal (52):
‘Nu mijn man is overleden, ben ik alles kwijt’
Arwa (18):
‘We hadden een mooi leven voordat de oorlog uitbrak’
10 Syrië, vijf jaar in oorlog
	 Syria Joint Response
Hulporganisaties werken
samen voor Syriërs
Twaalf Nederlandse hulporganisaties
werken samen in een hulpprogramma
onder de naam Syria Joint Response
(SJR). Zij helpen momenteel zo’n zes-
honderdduizend Syriërs in Syrië, Liba-
non en Jordanië.
Zo’n 13,5 miljoen Syriërs zijn afhankelijk
van hulp. UNHCR rapporteert dat 6,5 mil-
joen Syriërs in Syrië
zelf ontheemd zijn,
en dat 4,2 miljoen
Syriërs hun land zijn
ontvlucht.
Bovendien hebben
ook veel niet-ge-
vluchte Syriërs hulp
nodig. In steden als
Aleppo, Daraa en
Homs is humanitaire
hulp nodig om te
overleven, in de vorm
van voedsel, water en
gezondheidszorg.
Levens redden
Het Nederlandse ministerie van Buiten-
landse Zaken stelde geld beschikbaar voor
humanitaire hulpverlening, onder voor-
waarde dat organisaties de hulp met el-
kaar zouden afstemmen. Die oproep werd
ter harte genomen. In mei 2015 sloten elf
hulporganisaties een samenwerkingsover-
eenkomst: Syria Joint Response. In maart
2016 sloot ook Tear aan.
In tien maanden tijd heeft SJR aan hon-
derdduizenden Syriërs levensreddende
hulp kunnen bieden: voedsel, onderdak,
gezondheidszorg, water, sanitaire voor-
zieningen, traumaverwerking, sport, spel
en onderwijs. En meer dan ooit onder-
steunt SJR de wanhoopskreet: ‘Laat het
vrede worden in Syrië. Want dit leed moet
stoppen.’
Gelukkig met voedselpakketten
De 34-jarige Osama, zijn vrouw en drie
dochters woonden in de Syrische stad
Daraa. Osama werkte voor de overheid.
Daarnaast hadden
ze wat inkomsten
uit de granaatap-
pelboomgaard bij
hun huis.
Toen ISIS de stad
naderde, vlucht-
ten ze. In eerste
instantie naar een
stuk verderop. Maar
toen er berichten
kwamen over bom-
bardementen, be-
sloot Osama zijn gezin in veiligheid te
brengen; de grens over, naar Jordanië.
Nu wonen ze met z’n vijven in een een-
kamerappartement vol vocht en schim-
mel. De twee oudste dochters mogen naar
school, maar de toegewezen school is zo
ver weg dat ze de vervoerskosten niet
kunnen betalen. Tot overmaat van ramp
besloot de VN de voedselhulp te stoppen
vanwege gebrek aan geld. Het is pijnlijk
te zien dat Osama niet in staat is zelf
voor zijn gezin te zorgen, terwijl hij niets
liever zou willen. ‘Maar ik ben ontzettend
gelukkig met de voedselpakketten die ik
krijg!’ zegt hij.
Wat willen de terroristen?
‘Mam, we moeten weg. Nu! Honderden
terroristen komen het dorp binnen, en ze
verkrachten de vrouwen.’
Tasnim komt uit het Syrische dorp Al
Safsafé in de provincie Idlib. Ze vertelt
over de nacht dat ze op de vlucht sloeg,
gewaarschuwd door haar zoon Tariq. ‘We
hebben onze papieren bij elkaar gegrist
en zijn weggereden: mijn vier zoons Ta-
riq, Abdullah, Malik, Samir en de vrouw
van Tariq. We hebben ook mijn zus, zwa-
ger en haar kinderen opgehaald, waarna
we met vijftien mensen op elkaar gepropt
in de auto zaten.’ Toen ze bij een bocht
wat afremden, maakte Tariq ineens een
vreemd snurkachtig geluid. Daarna viel
hij om. Dood. Hij was geraakt door een
scherpschutter.
‘Wat willen deze
terroristen van
ons?’ blijft een in-
verdrietige Tas-
nim herhalen. ‘We
woonden gewoon
vreedzaam in dat
prachtige dorp.’
Nu verblijven ze
op een boerderij
in Joreen, in het
noordwesten van
Syrië, deels op het
platte dak. Om
de twee nachten
wisselen de ge-
vluchte gezinnen
in de boerderij
van plek. De bui-
tenslapers mogen
dan naar binnen
en vice versa. Wie
aan de beurt is
Osama en zijn dochters (Fotografie: Sumaya Agha)
Een kliniek in Syrië, opgezet door een van de organisaties van Syria
Joint Response. (Fotografie: Peter Biro)
‘Wat willen
deze terroristen
van ons?’
om buiten te slapen als het regent, heeft
pech.
Een van de SJR-organisaties ontmoette
Tasnim in de kliniek, waar ze behande-
ling zocht voor ernstige huidklachten.
Haar wanhoop en verdriet gingen door
merg en been.
Voorkomen van nieuwe
conflicten
In de doelgroep van Syria Joint Response
zijn ook arme Libanezen en Jordaniërs
opgenomen. De gastvrijheid van hun
land leidt tot problemen. Zo is er door
de komst van de Syrische vluchtelingen
minder laaggeschoold werk en zijn de
voedsel- en huurprijzen gestegen. Dit
kan kwaad bloed zetten, met het risico
dat de eerst zo hartelijke houding naar
de gevluchte Syriërs omslaat in woede en
zelfs geweld.
In Jordanië en Libanon is daarom een
deel van de verleende hulp bestemd voor
kwetsbare Jordaanse en Libanese gezin-
nen.
Syria Joint Response
Syria Joint Response wordt gefinancierd
door het ministerie van Buitenlandse
Zaken en bestaat uit de volgende organi-
saties:
CARE Nederland
Cordaid
Dorcas
ICCO
Oxfam Novib
Save the Children
Tear
Terre des Hommes
Stichting Vluchteling
War Child
World Vision
ZOA
Op de websites van de deelnemende
organisaties vindt u een korte documen-
taire over de hulpverlening van Syria
Joint Response.
11
Tekst mona van den berg en saskia engbers fotografie Mona van den Berg
‘We hopen dat we snel
terug kunnen’
Anwaar Nmr (27) en Salim Abbara (32)
waren nog maar net getrouwd, toen
IS lucht kreeg van Salims workshops
over liberalisme en mensenrecht-
en. Hij vluchtte naar Nederland, waar
Anwaar zich bij hem voegde. Ondanks
alles zien ze hun toekomst in Syrië.
Anwaar: ‘Toen de revolutie begon, werd
ik lid van een beweging voor vrouwen.
We stuurden video’s van Assads praktij-
ken naar de BBC. Onze bijeenkomsten
vonden in het geheim plaats. Zelfs onze
families wisten er niet van.
Ik vergeet nooit het moment dat mijn
vader mij belde en zei: “Je zus is gekid-
napt.” Zij ging ook naar geheime bijeen-
komsten en de geheime dienst had daar
lucht van gekregen.
Tien dagen hoorden we helemaal niets.
Toen stond mijn zus opeens voor de
deur, vrijgelaten wegens gebrek aan hard
bewijs.
Mijn vader vond de situatie te gevaarlijk
worden en stuurde ons en onze moeder in
augustus 2011 naar Egypte.’
Salim: ‘Mijn vader en ik runden een ho-
tel-restaurant in Homs. Ik schreef veel
politiek getinte poëzie over het regime
in Syrië en Saoedi-Arabië. Eén keer had
ik een uitgeprinte versie bij de recep-
tie laten liggen. Twee mensen van de
geheime dienst, die in het hotel waren,
onderschepten mijn poëzie en als ge-
volg daarvan heb ik twee dagen in de cel
gezeten. Mijn ouders hebben heel veel
geld betaald om mij eruit te krijgen.
Toen de revolutie begon, ging ik demon-
straties organiseren vanuit een geheim
kantoor in Homs. Ook verzond ik video’s
van de misstanden naar Human Rights
Watch en Al Jazeera.
40 %Syrische vluchtelingen
is kindBijna 40 procent van
de in 2014 en 2015 in
Nederland geregistreerde
Syrische vluchtelingen is
jonger dan 18 jaar. Het
gaat hier grotendeels
om kleine kinderen. Dit
blijkt uit cijfers van het
Centraal Bureau voor de
Statistiek (CBS).
In de onderzochte
periode vestigden ruim
29.000 Syriërs zich in
Nederland. Onder hen
zijn 1800 kinderen onder
de 4 jaar, 6100 kinderen
tussen de 4 en 12 jaar
en nog eens 3400 kinde-
ren tussen de 12 en 18
jaar. Slechts 2 op de 10
Syriërs in Nederland is
alleenstaand.
Salim (links) en Anwaar (rechts)
Aya (8 jaar):
I love Syria because it’s my country.
The best country ever
because I remember me
and mom and dad and my sister
had a picnic
and the picnic was the best.
In april 2011 werd ik op de weg aange-
houden wegens het bieden van medische
hulp. Dat mocht niet van het regime.
Daarbij had ik paracetamol in de auto
liggen. Ze wisten gelukkig niets van de
video’s.
Ik werd direct in de gevangenis gezet en
dagelijks elke anderhalf uur gemarteld.
Ik zat in een cel van drie bij drie meter,
samen met dertig andere mensen. Onze
behoefte moesten we op de grond doen.
We kregen alleen brood, dat dagelijks
naar binnen werd gegooid.
Ik heb daar een maand gezeten. Toen
mijn vader wederom 10.000 dollar
betaalde, kwam ik vrij.
Door deze ervaring werd ik nog activisti-
scher. Ik logeerde elke keer in een ander
huis om video’s te uploaden en de wereld
in te sturen.
In juni 2012 stond de geheime dienst
voor de deur van mijn ouderlijk huis.
Omdat ze mij niet konden vinden, na-
men ze mijn vader mee. Hij belde en zei:
“Vlucht uit Syrië, want de volgende keer
nemen ze je moeder en zus mee.”
Mijn moeder, zus en ik zijn via Jordanië
naar Egypte gevlucht. Daar is mijn vader
ook naartoe gekomen.’
Anwaar: Ik vervolgde mijn studie
Architectuur in Caïro en werd vrijwillig-
ster bij Save the Children. Daar werkte
Salim ook en zo ontmoetten we elkaar.
Na drie maanden zijn we getrouwd. Salim
organiseerde workshops over liberalisme
en mensenrechten. Via Facebook werd
hij gespot. Twintig dagen na ons huwe-
lijk stonden er ineens twee mannen van
IS voor de deur. “Als je niet stopt met je
activiteiten, doden we jou en je vrouw”,
kreeg hij te horen.’
Salim: ‘Ik moest onze levens redden,
maar toen ik uit Egypte vluchtte, was
het alsof mijn ziel achterbleef. We dach-
ten dat Anwaar over kon komen zodra ik
in Nederland zou zijn.
Voor de overtocht naar Italië betaalde
ik 2500 euro. Ik werd in een boot van
zestien vierkante meter geduwd met 270
personen. Er was geen eten, geen water
en we konden acht dagen niet slapen.
De smokkelaars hadden geweren en
vielen meisjes lastig.
Bij aankomst werden we met zijn
allen naar Milaan gebracht. Daar
stonden mensensmokkelaars te wachten.
Ik betaalde er één 890 euro en werd
in een vrachtwagen onder lakens naar
Venlo gebracht. Op 7 juli 2014 meldde
ik mij bij het politiebureau in die stad.
Daar kreeg ik een treinkaartje om naar
het azc in Ter Apel te reizen. Daarna heb
ik in nog zeven andere azc’s gewoond.’
Anwaar: ‘De gezinshereniging duurde
veel langer dan we voor ogen hadden
Gelukkig had ik mijn familie nog om me
heen.
De mensen in Nederland zijn over het
algemeen heel vriendelijk tegen ons.
Maar dat sommigen ons veroordelen
zonder iets over ons te weten, vinden we
ontzettend verdrietig.
Onze familie en ons leven in Syrië
missen we erg. We hopen binnenkort
terug te kunnen naar een veilig Syrië om
een toekomst op te bouwen.’
‘Als je niet stopt
met je activiteiten,
doden we
jou en
je vrouw’
Tekst Renate van der zee Fotografie Mona van den Berg
Overleven in Jordanië
Vijf jaar na het begin van de oorlog
wordt het voor Syrische vluchtelingen
in Jordanië steeds moeilijker het hoofd
boven water te houden. Het meest
kwetsbaar zijn kinderen en alleen-
staande vrouwen. ‘Ik bedel bij de buren
om ontbijt.’
Een steile trap leidt een van de vele
heuvels op in de Jordaanse hoofdstad
Amman. Eenmaal boven moet je nog
een serie trappen beklimmen voor je de
twee haveloze kamers bereikt waar Jamila
woont. Jamila is negentien jaar en komt
uit Syrië. Ze woont hier met haar zoon-
tje van vier, haar pasgeboren baby, haar
moeder, haar zusje en haar broer. Ze zijn
het oorlogsgeweld ontvlucht en proberen
nu in Amman te overleven. Zonder bron
van inkomsten.
Jamila’s man, aan wie ze werd uitgehuwe-
lijkt toen ze veertien was, vertrok zeven
maanden geleden richting Duitsland. ‘Hij
zei dat hij met een bootje van Turkije naar
Griekenland zou gaan’, vertelt ze. ‘Daarna
hoorden we helemaal niets meer van hem.
Ik zag op het nieuws dat er boten zijn
gezonken. Diep in mijn hart weet ik dat
ik hem kwijt ben. Dat hij verdronken is.’
Om eten te kunnen kopen, krijgt Jamila
maandelijks een klein bedrag van het
World Food Programme van de Verenigde
Naties. De huur blijft een onoplosbaar
probleem. ‘De huisbaas verhoogt de huur
telkens en bedreigt ons omdat we niet
kunnen betalen. Ik maak me veel zor-
gen over de toekomst’, zegt ze. ‘Ik kan
niet lezen of schrijven. Hoe ga ik mijn
kinderen onderhouden? Ik ben mijn land,
mijn huis en mijn man kwijt. Ik heb mijn
moeder nog, maar zij zal niet eeuwig bij
me blijven. Ik moet mijn kinderen zonder
levenspartner grootbrengen en dat maakt
dat ik me heel eenzaam voel.’
Zonder inkomsten
Jamila is een van de meer dan 630.000
geregistreerde Syrische vluchtelingen in
Jordanië, het land waar een op de vier
inwoners vluchteling is. De vluchtelingen-
crisis drukt zwaar op dit land, want er zijn
weinig natuurlijke hulpbronnen, water is
schaars en de werkloosheid hoog.
De Jordaanse vluchtelingenkampen Azraq
en Zaatari zijn veelvuldig in het nieuws
geweest. Maar de overgrote meerderheid
van de Syrische vluchtelingen woont niet
in die kampen. Zij wonen in onafgebouw-
de huizen of tenten in het noorden van
Jordanië, dicht bij de Syrische grens en
vaak op gehoorsafstand van bominslagen.
Anderen wonen in goedkope woningen, op
kamertjes, in garages of zelfs opslagruim-
tes in en rond steden als Amman, Irbid
en Mafraq. In de helft van deze wonin-
gen is geen verwarming, een kwart heeft
geen betrouwbare elektriciteitsvoorzie-
ning. De bewoners zitten meestal zonder
inkomsten, want ze mogen alleen werken
met een werkvergunning en het is heel
moeilijk die te krijgen. Ze ontvangen ook
geen uitkering. Ze worden geacht in de
vluchtelingenkampen te verblijven, waar
eten en medische hulp is. Maar de om-
standigheden zijn daar mensonwaardig.
‘Ik heb vier maanden in Zaatari gezeten
en het is daar een hel’, zegt Shemkha
Mohammed (57). Zij komt uit de Syrische
stad Daraa en woont nu met haar twee
zoons, hun vrouwen en hun zeven kinde-
ren in een armoedig huisje in een Noord-
Jordaans dorp. Een televisie, een klok en
een kalender is alles wat je in de woon-
kamer aantreft.
‘Het is ontzettend smerig in Zaatari’,
vertelt ze. ‘De nachten zijn bitter koud,
de dagen bloedheet. Er zijn ratten en
slangen. Er is nauwelijks water. Man-
nen en vrouwen moeten wc’s en douches
delen en dat is gevaarlijk voor vrouwen.
We hielden het daar niet uit.’
Als Shemkha praat, is te zien dat ze haar
voortanden mist. Ze vertelt dat die er zijn
uitgeslagen door Syrische militairen die
indertijd zonder opgaaf van reden haar
vier zoons arresteerden. ‘Een van mijn
zoons is naar verluidt overleden en een
wordt vermist. De andere twee keerden na
twee maanden terug. Ze vertelden dat ze
gemarteld waren. Toen zijn we gevlucht.’
Shemka vertelt verder: ‘We hadden een
boerderij waar we groente verbouwden.
We hadden ons eigen huis. Nu hebben we
niets meer. De kussens waarop we zitten,
hebben we van de buren gekregen. Mijn
zoons hebben psychische problemen door
wat hun in de gevangenis is aangedaan.
Als een van ons ziek wordt is dat een
ramp, want we kunnen geen medicijnen
betalen.’
Teruggestuurd
Vijf jaar na het begin van de oorlog wordt
het voor veel Syrische vluchtelingen in
Jordanië steeds moeilijker het hoofd
boven water te houden. De hulp van het
World Food Programme is niet voldoende
om van te leven: Shemkha Mohammed
krijgt 125 euro per maand voor een fa-
milie van twaalf mensen. Dat in een land
waar het prijsniveau te vergelijken is met
dat van Nederland. Bovendien moet het
World Food Programme bezuinigen en
ontvangen steeds minder vluchtelingen
hulp.
UNHCR, niet-gouvernementele organisa-
ties (NGO’s), moskeeën en kerken bieden
hulp, maar ook die is minimaal. Daarom
besluiten sommige vluchtelingen illegaal
te gaan werken. Dat is riskant, want als
ze tegen de lamp lopen, worden ze naar
Syrië teruggestuurd.
Dat gebeurde met de man van Oum
Mohammed (40). Ze komt uit Homs en
woont met zes kinderen, variërend in de
leeftijd van anderhalf tot zeventien jaar,
in een vrijwel leeg appartement net bui-
ten de Noord-Jordaanse stad Mafraq. ‘Hij
nam alles aan wat hij kon vinden. Hij
werkte in de bouw en verkocht groen-
ten. Maar op een dag werd hij gepakt
en stuurden ze hem terug naar Syrië.
Shemkha Mohammed mist haar voortanden. Die zijn er uitgeslagen door Syrische militairen die zonder opgaaf van reden haar vier zoons arresteerden.
Vervolg op pagina 14
13
Jamila:
‘Ik kan niet lezen
of schrijven.
Hoe ga ik mijn
kinderen onderhouden?
Ik ben mijn land,
mijn huis
en mijn man kwijt’
Oum Mohammed:
‘In het kamp was
ik ontzettend bang
voor wat er met mijn
dochters kon
gebeuren’
Jamila (19) woont in twee haveloze kamers
met haar zoontje (4), haar pasgeboren baby,
haar moeder, zusje en broer.
Een lege vlakte in Irbid, vlak bij de
grens van Syrië. Hier en daar staat een
tent of bouwval, waarin vluchtelingen
hun onderkomen hebben gezocht.
14 Syrië, vijf jaar in oorlog
Dat was in december 2014. Sindsdien heb
ik niets meer van hem gehoord.’
Als Oum wordt gevraagd iets meer te
vertellen over haar man, moet ze huilen.
‘Hij was een liefhebbende man. Wij zijn
bedoeïenen en in onze cultuur is het huis
het koninkrijk van de vrouw. Zij doet het
huishouden en haar man brengt het geld
binnen. Mijn man zorgde goed voor mij.
Maar nu sta ik er alleen voor. Ik maak
trappenhuizen schoon om wat eten te
kunnen kopen. Ik bedel bij de buren om
ontbijt. Soms kan ik mijn kinderen ge-
woon niets te eten geven.’
Ook Oum Mohammed woonde eerst in
Zaatari, maar ze hield het er maar dertien
dagen uit. ‘Ik was ontzettend bang voor
wat er met mijn dochters kon gebeuren’,
vertelt ze. ‘Ik trok bij mijn broer in, maar
het ging niet met twee grote families in
een tweekamerwoning. Mijn broer vertrok
en liet mij hier achter. De huur is 180
dinar (ongeveer 230 euro, red.). Ik weet
niet hoe ik dat moet opbrengen. Er zijn
momenten dat ik aan zelfmoord denk.’
Rare dingen doen
De problemen waarmee Syrische vluch-
telingen in Jordanië worstelen, beper-
ken zich niet tot ernstige zorgen over
levensonderhoud en het betalen van de
huur. Vele worstelen, zoals de zoons van
Shemkha Mohammed, met trauma’s. En
de uitzichtloze situatie waarin ze zich in
Jordanië bevinden, genereert weer nieu-
we problemen.
‘Veel Syrische vluchtelingen hier hebben
na vijf jaar de hoop op een beter leven
opgegeven’, zegt Elsa Groenveld. Zij is
een Nederlandse vrouw die in Jordanië
voor Medair werkt, een NGO die vluchte-
lingen ondersteunt met geld en voorlich-
ting. ‘De mannen zitten werkloos thuis.
Ze hebben het gevoel dat hun leven geen
doel meer heeft, ze voelen zich wanhopig
en gefrustreerd. In zo’n situatie kunnen
mensen rare dingen gaan doen. Huiselijk
geweld en seksueel misbruik komt onder
deze families veel voor. Gedwongen hu-
welijken en kindhuwelijken ook. Voor-
heen zouden de dochters misschien op
hun zeventiende trouwen, nu zie je dat
meisjes al op hun twaalfde worden uitge-
huwelijkt. Vaders denken: als mijn doch-
ter getrouwd is, kan ze geen slachtoffer
worden van misbruik. En een dochter
die het huis uitgaat, betekent één maag
minder te vullen.’
Ze vertelt dat onder vluchtelingen ook
veel kinderarbeid voorkomt. ‘Om toch aan
een beetje geld te komen, worden kinde-
ren uit werken gestuurd. Ook zijn er vrou-
wen die in de prostitutie terechtkomen,
al dan niet gedwongen. Alleenstaande
vrouwen die de huur niet kunnen beta-
len, krijgen te maken met huisbazen die
zeggen: “Of je hebt seks met me, of ik zet
je op straat.” Maar over dit soort proble-
men wordt weinig gepraat. Ook niet over
huiselijk geweld. Het hoort bij de cultuur
dat vrouwen huiselijk geweld accepteren.’
Ook Jamila heeft huiselijk geweld meege-
maakt. ‘Mijn man sloeg me. En hij sloeg
hard. Hij behandelde me als een bedien-
de’, vertelt ze, terwijl ze haar dochtertje
de borst geeft. ‘Ik was ooit een meisje
dat veel lachte en lol maakte. Maar na
alles wat ik heb meegemaakt, lach ik
alleen nog maar voor mijn kinderen. Zij
zijn de enige reden voor mij om door te
gaan. Ik wil dat mijn dochter later naar
school gaat. Ik wil dat ze opgroeit tot
een sterke vrouw.’
Ze zucht. Dan zegt ze: ‘Het is een trage-
die die al vijf jaar duurt. En het einde is
niet in zicht.’
Shemkha Mohammed (57, tweede van links), woont nu met haar beide zoons,
hun vrouwen en hun zeven kinderen in een armoedig huisje in een Noord-Jordaans
dorp. Een televisie, klok en kalender is alles wat je in de woonkamer aantreft.
Gezinnen wonen in een onafgebouwd huis zonder verwarming of betrouwbare
elektriciteitsvoorziening. De huurlasten zijn hoog.
15
	 Rode Kruis
	 ‘Het lijden
		is enorm’
Een koude regen valt als mannen een klein
bundeltje komen aandragen. Het duurt
even voor tot me doordringt dat in de
deken een oude man gewikkeld is. Uitge-
mergeld. Zwevend tussen leven en dood.
Ons konvooi kwam voor hem te laat. Een
paar uur daarvoor hadden we na uiterst
moeizame onderhandelingen de stad
Madaya bereikt: één van de misschien
honderden plekken in Syrië waar humani-
taire hulp hard nodig is.
De arts in
bebloed schort
barst in tranen uit
De oorlog woedt nu al bijna vijf jaar.
Het lijden is enorm. 13 miljoen mensen
hebben hulp nodig. Bijna een half mil-
joen woont in belegerde gebieden. Als
we hulpgoederen willen brengen naar het
belegerde gebied van de ene partij,
moeten we op exact hetzelfde moment
een gebied van de oppositie bevoorra-
den. We kunnen niets voordat is aange-
toond − via foto's op WhatsApp − dat het-
zelfde voedsel aan de andere kant wordt
geleverd.
En ondertussen is het de Syrische burger
die lijdt. In een provisorische medische
post, een kelder onder een woonhuis,
waar enkele ernstig verzwakte kinderen,
ouderen en een zwangere vrouw verzor-
ging krijgen, staren holle ogen mij aan.
De arts in bebloed schort barst in tranen
uit. Onderwerping van onschuldige bur-
gers door uithongering is op dit moment
het inhumane wapen. Alleen daadkrachtig
optreden kan het lijden verlichten en juist
dat is op dit moment onmogelijk.
‘Het is fijn hier. De buren zijn aardig. Ik
voel me veilig. Vrij!’ Fayzeh AlBadawwi
(28) is blij dat ze weer een gewoon
leven kan opbouwen met haar man
Dani (37), dochter Massa (10) en zoon
Laith (4). Maar de liefde voor haar
vaderland blijft.
‘Praten over Syrië vind ik moeilijk. Mijn
moeder en broer zijn nog in Damascus en
ik maak me elke dag zorgen om hen.
Toen de oorlog begon, werd Damascus
een slagveld. Overal waren sluipschut-
ters. Vanaf het moment dat er een bom
vlak bij de school van mijn dochter Mas-
sa ontplofte, durfde zij niet meer naar
buiten. Mijn zoon Laith werd steeds stil-
ler en stopte met spelen. Hij kroop vaak
bij me op schoot en zei dan: “Als jij dood-
gaat, wil ik ook dood, mama.”
Tekst: Tirza de Fockert Fotografie: Mona van den Berg
Fayzeh AlBadawwi:
‘Een
	normaal
	leven’
Fayzeh:
‘Ik durf weer
een beetje
aan de
toekomst te
denken’
Hulpverleners van het Internationaal Comité van het Rode Kruis delen hulpgoederen uit
in Madaya. (Fotografie: Riham Mourshed)
Begin 2014 konden we vluchten, via
Beirut naar Mersin in Turkije. Dani ging
vooruit om een appartement te regelen.
Ik ben hem met de kinderen achterna
gereisd. Tijdens de busreis naar Bei-
rut was ik heel bang dat we beschoten
zouden worden. De kinderen hebben de
hele weg gehuild.
Twee weken zijn we als gezin samen
geweest, tot Dani naar Europa vertrok.
Hij wilde naar Nederland. Daar was de
kans op gezinshereniging groot, en op
die manier hoefden de kinderen en ik
niet dezelfde levensgevaarlijke reis te
maken.
Een maand nadat hij was vertrokken,
belde hij om twaalf uur ‘s nachts. “Ik
heb het gered.” Ik heb gelijk de kinderen
wakker gemaakt. “Papa is in Nederland.”
We waren dolblij!
Maar weer moesten we wachten. Ik was
erg bang dat we misschien niet mochten
komen en dat ik mijn man nooit meer
zou zien. Maar na acht maanden kwam
het verlossende nieuws dat wij naar
Nederland mochten. Ik was opgelucht én
verdrietig: weer een stap verder van mijn
moeder en broer vandaan.’
Onder de tafel
‘Na vier maanden in een asielzoekers-
centrum kregen we deze woning in
Huizen. Eindelijk kunnen we als gezin
weer een normaal leven opbouwen. Het
is fijn hier. Nederland is mooier dan op
de foto’s. De buren zijn aardig. Ik voel
me veilig. Vrij!
De kinderen bloeien langzaam op,
hebben vriendjes en vriendinnetjes op
school. Laith spreekt al goed Nederlands.
Maar er hoeft maar een vliegtuig laag
over te vliegen of hij kruipt weer onder
de tafel.
Mijn grootste wens is dat Massa en Laith
alle narigheid uit Syrië kunnen vergeten.
Zelf kan ik dat nog niet. Zolang mijn
familie in Damascus woont, leeft een
stukje van mijn ziel in Syrië. De liefde
voor Al Watan – het vaderland – blijft
ondanks alles.
Ik durf weer een beetje aan de toekomst
te denken. Ik leer Nederlands, ben al op
niveau A2. En ik wil gaan studeren. Daar
heb ik in Syrië nooit aan gedacht, maar
Dani zegt dat ik kansen moet grijpen.
Leren, werken, dingen doen die ik leuk
vind. Eindelijk kan het.’
Fayzeh, dochter Massa en zoon Laith
Marianne Gasser is hoofd van de delegatie van het Internationaal Comité van
het Rode Kruis (ICRC) in Syrië. ‘Onderwerping van onschuldige burgers door
uithongering is op dit moment het inhumane wapen.’
16 Syrië, vijf jaar in oorlog
Tekst Annemieke van der Pol Fotografie Mona van den Berg
Mohamad: van azc
naar Wassenaar
Afgelopen zomer woonde Mohamad
Denno (42) nog in een asielzoekers-
centrum. Inmiddels is hij herenigd met
zijn vrouw en dochters, heeft hij een
huis in Wassenaar én een baan. Maar
zijn droom blijft de stad Aleppo weer
op te bouwen.
In het asielzoekerscentrum:
‘Toen het Vrije Syrische Leger naar Aleppo
trok, begonnen de bommen bij ons te
vallen. Ik heb gebouwen in tweeën zien
splijten. Als ik over straat liep en omhoog
keek, zag ik opengereten appartementen.
Op een dag keek ik over de stad en telde
de vallende bommen. Na vijftig ben ik
maar gestopt.
Met mijn gezin ben ik naar Libanon
gevlucht. Van daaruit ben ik met een boot
van Turkije naar Griekenland gegaan.
Omdat de vlucht extreem gevaarlijk is,
ging ik alleen. De verhalen over zinkende
boten op zee zijn algemeen bekend. Als
ik zou slagen, kon mijn gezin later over-
komen.
Die laatste nacht sliep ik tussen mijn
dochters in. Ik heb ze gedag gekust toen
ik wegging. Steeds heb ik vertrouwen
gehad in een goede afloop, misschien
omdat we de afgelopen jaren iedere dag
in groot gevaar hadden geleefd.
Ik bereikte Griekenland. Het maakte mij
niet uit waar ik vervolgens zou gaan
wonen. Nu ik in Nederland ben, ben ik
daar gelukkig mee. Nederlanders hebben
veel empathie.
Mijn ouders zijn nog altijd in Aleppo en
ik maak me verschrikkelijk veel zorgen om
ze. Zij zullen de stad nooit verlaten, dat
wil mijn vader niet. Ik begrijp hem wel. Ik
had Aleppo ook nooit verlaten als ik geen
kinderen had gehad. Als je trouwt met
een mooie vrouw, verlaat je haar niet als
ze minder mooi of ziek wordt. Mijn droom
was in Aleppo te wonen, nu is het mijn
droom om de stad weer op te bouwen.’
In Wassenaar:
Inmiddels is Mohamad herenigd met zijn
vrouw Najla (42) en dochters Sarah (10)
en Aya (8). ‘Ik miste mijn kinderen. Ik
miste hun geur en het samen spelen.’ Het
gezin heeft een huis in Wassenaar gekre-
gen. Mohamad en Najla zijn begonnen
met de inburgeringscursus. In Syrië was
Mohamad ingenieur. Sinds december 2015
heeft hij in Rotterdam werk gevonden bij
een internationaal softwarebedrijf.
Deze tekst is gebaseerd op een eerder
verschenen artikel in Vluchtelingenwerk
Magazine.
Dochters voor het eerst naar school.
Dochter Aya en haar nieuwe buurmeisje uit Afghanistan.
17
Wachten in het azc.
Eindelijk gezinshereniging
Echtgenote Najla in haar nieuwe huis in Wassenaar.
‘Ik miste mijn kinderen.
Ik miste hun geur en
het samen spelen’
18 Syrië, vijf jaar in oorlog
Ook maanden later blijft het verlangen naar Syrië groot.
Van azc naar huis in Wassenaar.
Leren fietsen in Nederland.
19
UNHCR
Europa (bijna) bereikt en nog steeds niet veilig
Seksueel geweld tegen
vluchtelingenvrouwen
Gedwongen seks om zo de oversteek
naar het veilige Europa te ‘verdienen’.
Negen maanden zwanger en met weeën
op de vlucht door Europa. Of zelfmoord
plegen om te voorkomen dat je als
seksslavin moet werken. Dit is helaas
het lot van te veel vrouwen.
Seks in ruil voor paspoort
Dagelijks komen meer dan tweeduizend
vluchtelingen en migranten in Europa
aan, op zoek naar veiligheid en asiel.
Bijna de helft van deze mensen komt
uit Syrië, en sinds begin dit jaar bestaat
iets meer dan 55 procent uit vrouwen en
kinderen. In de zomer van 2015 lag dit
percentage nog op 27 procent.
Steeds meer vrouwen maken dus de over-
tocht naar Europa. Een belangrijke reden
hiervoor is dat de procedure voor gezins-
hereniging steeds langer duurt. Vluchte-
lingenorganisatie UNHCR maakt zich ern-
stige zorgen over de grote risico’s die de
vrouwen lopen.
Trouwen uit wanhoop
‘Vrouwen en meisjes die alleen reizen,
zijn ontzettend kwetsbaar als ze geen
familie of gezelschap hebben om hen
te beschermen’, zegt Vincent Coche-
tel, directeur van het Europa Bureau van
UNHCR. ‘Zelfs degenen die mét familie
reizen, lopen kans op misbruik. Vaak
rapporteren ze dat niet, waardoor ze
ook niet de steun krijgen die ze nodig
hebben. Sommige vrouwen trouwen zelfs
uit wanhoop, om maar veilig te zijn.’
Vrouwen geven aan dat ze gedwongen
worden tot seks om zo te ‘betalen’ voor
reisdocumenten of vervoer. Ze willen hun
reis en die van hun eventuele familie-
leden niet vertragen. Dat is de reden dat
ze het seksueel geweld niet rapporteren
en geen medische hulp zoeken.
Huidige aanpak ontoereikend
Humanitaire organisaties die actief zijn
in het oostelijk deel van het Middellandse
Zeegebied en op de westerse Balkanrou-
tes, proberen seksueel geweld te voorko-
men. Helaas blijkt de huidige aanpak van
overheden, EU-agentschappen, hulp- en
maatschappelijke organisaties ontoerei-
kend.
De opvang- en asielzoekerscentra raken
overbevolkt. Privacy, aparte slaapzalen
voor mannen en vrouwen, goede verlich-
ting, sanitaire en gezondheidsvoorzie-
ningen ontbreken vaak. Dit vergroot het
risico op seksueel geweld tegen vrouwen
en meisjes. UNHCR en partners zetten
zich ten volle in voor deze zaken.
UNHCR kan uw hulp goed
gebruiken. Doneer nu!
www.unhcr.nl
Een jonge vrouw zit op het strand van
Lesbos. Ze is zojuist aangekomen met een
opblaasboot vol vluchtelingen, na een
tocht over de Egeïsche Zee vanuit Turkije.
(Fotografie: ©UNHCR/Achilleas Zavallis)
‘Vrouwen en
meisjes die alleen
reizen, zijn
ontzettend
kwetsbaar als ze
geen familie of
gezelschap hebben
om hen te
beschermen’
Bevallen en
doorgaan
Tehmina reist door Griekenland terwijl
ze ruim negen maanden zwanger is.
Ondanks haar weeën is ze vastberaden
door te reizen tot Duitsland om daar
te bevallen. Pas als haar familie haar
overhaalt naar een ziekenhuis te gaan,
stemt ze toe. Ze bevalt in Griekenland
van haar baby. Een paar uur na de ge-
boorte verlaten Tehmina en haar kind
het ziekenhuis alweer om de reis voort
te zetten.
Mensensmokkelaar
Fatima verkeert in shock als ze wordt
gevonden in de haven van een Grieks
eiland. Ze is getraumatiseerd en mis-
handeld. Griekse autoriteiten brengen
haar naar een ziekenhuis voor onder-
zoek. Daar vertelt ze dat haar echt-
genoot haar en hun jonge dochter
heeft toevertrouwd aan een mensen-
smokkelaar. Tijdens de reis heeft deze
man haar reisdocumenten, mobiele
telefoon en geld afgepakt. Vervolgens
heeft hij haar mishandeld en verboden
contact op te nemen met haar echt-
genoot.
Terwijl overheden strengere grenscontroles doorvoeren, raken opvang- en asielzoekers-
centra overbevolkt en neemt de spanning toe. Dit vergroot het risico voor vrouwen en
meisjes. (Fotografie: ©UNHCR/Daniel Etter)
20 Syrië, vijf jaar in oorlog
Tekst mona van den berg en saskia engbers fotografie Mona van den berg
Kamp Zeist
Wachten op de toekomst
Mohamed Hamade is geëmotioneerd als hij over zijn zoons vertelt.
Kamp Zeist is een voormalige gevan-
genis waar vluchtelingen worden op-
gevangen. Mohamed Hamade en Moha-
med Harb verblijven er momenteel. De
eerste met zijn vrouw, de tweede met
zijn gezin. Hun verhaal.
Zonder zoons
Mohamed Hamade (60) is in augustus
2015 naar Nederland gekomen. Vóór die
tijd verbleef hij, samen met zijn vrouw
Fatina Jabakie (57), twee jaar in Dubai.
Ze woonden bij hun beide zoons.
Toen de zoons werden opgeroepen voor
militaire dienst in Syrië, weigerden ze,
omdat het leger tegenwoordig eigen
mensen doodt. De zoons staan daarin
niet alleen: veel jonge Syriërs ontduiken
de dienstplicht omdat ze geen landgeno-
ten willen doden.
Helaas betekende de weigering dat het
inmiddels verlopen paspoort van de zoons
niet werd verlengd. En zonder paspoort is
er geen kans op een verblijfsvergunning.
De zoons zijn nu dus illegaal in Dubai en
lopen het risico te worden opgepakt en
uitgezet.
In januari 2016 is Mohamed herenigd
met Fatina. Ze wonen in Kamp Zeist, tot
ze kunnen verhuizen naar Amsterdam.
Daar hebben ze een woning toegewezen
gekregen vlak bij hun dochter.
Als ze in Syrië waren geweest, hadden ze
hun huis kunnen verkopen om de militai-
re dienst van hun zoons af te kopen. Nu
hebben ze net genoeg om van te leven.
Mohamed en Fatina zijn erg bezorgd
over de onzekere situatie van hun zoons.
Fatina huilt er dagelijks om. Maar het
echtpaar blijft hopen dat de zoons op
een dag ook naar Nederland kunnen
komen en dat er een goede toekomst in
het verschiet ligt.
Een veilig thuis
In juni 2015 kwam Mohamed Harb (35)
als vluchteling naar Nederland, waar hij
een verblijfsvergunning kreeg. ‘Na de
extreme ellende van de oorlog in Syrië,
kon ik bijna niet geloven dat Nederland
mij een veilig thuis wilde bieden’, zegt
hij. ‘Ik kwam terecht in een opvangcen-
trum, waar COA en VluchtelingenWerk
Nederland mij hebben geholpen met de
procedure voor gezinshereniging.’
Een maand later zijn Mohameds echtge-
note Samaher (31), zijn zoon Gassan (5)
en dochter Amal (4) na een lange reis
in Nederland aangekomen. ‘Sindsdien
ervaar ik een rust die ik heel lang niet
heb gekend. Ik woon in een gezinskamer
in Kamp Zeist. Iedereen respecteert en
helpt ons om te leven en studeren. De
kinderen worden goed vermaakt.’
Mohamed wil alle mensen bedanken
die zijn gezin hebben geholpen. ‘Ze
hebben ons het vertrouwen gegeven dat
we in Nederland veilig en in vrede mogen
leven.’
Mohamed en Fatina hopen dat hun zoons in de toekomst ook naar Nederland kunnen komen.
21
In Kamp Zeist wachten Mohamed en Fatina op hun verhuizing naar Amsterdam.
Mohamed Harb:
‘Na de extreme
ellende van de oorlog
in Syrië, kon ik bijna
niet geloven dat
Nederland mij een
veilig thuis wilde
bieden’
Gassan en Amal spelen op het bed.
Mohamed Harb en zijn kinderen Gassan
en Amal in hun gezinskamer in Kamp.
22 Syrië, vijf jaar in oorlog
	 Ikea foundation
Donaties moeten leed van Syrisch conflict verzachten
Hulp aan families
Nu het conflict in Syrië al vijf jaar
duurt, heeft IKEA Foundation 9,4 mil-
joen euro gedoneerd om kinderen en
hun families in Syrië en de naburige
landen te helpen. Met dit geld onder-
steunt IKEA Foundation het werk van
Artsen zonder Grenzen en Save the
Children.
Artsen zonder Grenzen kreeg 5,7 miljoen
euro. Met deze donatie gaat de organisa-
tie Syrische vluchtelingen en burgers hel-
pen die lijden onder het conflict in Syrië,
Libanon en Irak. Het geld gaat naar medi-
sche zorg voor moeders en hun kinderen,
psychologische ondersteuning en trai-
ning van medisch personeel in de regio.
Save the Children krijgt 3,7 miljoen euro
voor het trainen van zeventien lokale
partnerorganisaties in Syrië. De partner-
organisaties krijgen op deze manier de
kennis en vaardigheden die ze nodig
hebben om 41.000 kinderen te onder-
steunen in basisbehoeftes als medische
zorg en educatie.
Naar schatting lijden ongeveer 13,5 mil-
joen mensen onder het conflict in Syrië,
onder wie 6 miljoen kinderen. Ongeveer
6,5 miljoen Syrische vluchtelingen zijn
op moeilijk bereikbare plekken in Syrië
terechtgekomen.
Per Heggenes, CEO van IKEA Foundation:
‘Een hele generatie in Syrië kan geen kind
zijn, omdat het conflict het dagelijkse
leven compleet ontwricht. Wij vinden
dat elk kind recht heeft op een veilige
thuisbasis en een gezonde start in het
leven. Daarom steunen wij Artsen zonder
Grenzen en Save the Children. Met onze
donatie kunnen deze organisaties medi-
sche hulp bieden en de kinderen in Syrië
beschermen. Nu en in de toekomst.’
De wens van Fatima (7): ‘Ik wil later lerares worden.’
Betreft opkomst en inschrijvingen, staan Syrische scholen nu wereldwijd als een van de
slechtste op de ranglijst. (Fotografie: Save the Children/Khalil Ashawi)
23
Idee, hoofdredactie, fotografie Mona van den Berg (www.monavandenberg.nl)
Eindredactie Saskia Engbers (www.saskiaengbers.nl)
Grafisch Ontwerp Puck ‘t Hart (www.puckpuckpuck.com)
Deze krant valt niet onder de redactionele verantwoordelijkheid van Trouw.
Uitgave: maart 2016.
Aan deze krant werkten mee:
Aya, Sinan Can, Tirza de Fockert, Annemieke van der Pol,
Basema Spijkerman, George Tobal, Renate van der Zee
Cartoon:
Arend van Dam
Colofon
Deze krant is mogelijk gemaakt door:
Bezoek het Humanity House
in Den Haag
Kom naar het Haagse Humanity House
en ervaar van dichtbij wat het betekent
om te moeten overleven in een oorlog
of conflictsituatie. De foto-expositie
‘5 jaar oorlog in Syrië’ van Mona van den
Berg geeft Syrische vluchtelingen in de
regio, in Europa en in Nederland een
gezicht. Ga daarnaast op ervaringsreis
in het museum om te zien, horen en be-
leven hoe het is om vluchteling te zijn.
www.humanityhouse.org
Ook te zien:
De Asielzoekmachine
(vanaf 1 april)
Hoe werkt het Nederlandse asielbeleid?
En hoe zouden we wíllen dat het werkt?
De Asielzoekmachine is een cross-
mediaal onderzoeksproject dat bestaat
uit onder meer een webdocumentaire en
een reeks bijeenkomsten in het land. De
tentoonstelling in het Humanity House
neemt de bezoeker mee in de wereld
van asiel. Door middel van fotografie,
beeldende kunst en video-installaties
wordt deze wereld invoelbaar.
www.asielzoekmachine.nl
Deze expositie is onderdeel van het
landelijke project De Asielzoekmachine.
Filmstill: Dirk-Jan Visser
Tentoonstelling: 5 jaar oorlog in Syrië
Fotograaf Mona van den Berg geeft Syrische vluchtelingen een gezicht
Syrie krant LR

More Related Content

Viewers also liked

Why and how should children be heard? A child rights perspective. Commenting ...
Why and how should children be heard? A child rights perspective. Commenting ...Why and how should children be heard? A child rights perspective. Commenting ...
Why and how should children be heard? A child rights perspective. Commenting ...Family Federation of Finland
 
Lezing "Beste Wereld"
Lezing "Beste Wereld"Lezing "Beste Wereld"
Lezing "Beste Wereld"Gmoens
 
Zonnestelsel+Beetje Sterrenstelsels
Zonnestelsel+Beetje SterrenstelselsZonnestelsel+Beetje Sterrenstelsels
Zonnestelsel+Beetje SterrenstelselsRongen
 
Sterren-spreekbeurt
Sterren-spreekbeurtSterren-spreekbeurt
Sterren-spreekbeurtcwiistrm
 
Inge Monsees (GfK) @ CMC Mobiele media diensten
Inge Monsees (GfK) @ CMC Mobiele media diensten Inge Monsees (GfK) @ CMC Mobiele media diensten
Inge Monsees (GfK) @ CMC Mobiele media diensten Media Perspectives
 
Spreekbeurt Tweede Wereld oorlog
Spreekbeurt Tweede Wereld oorlogSpreekbeurt Tweede Wereld oorlog
Spreekbeurt Tweede Wereld oorlogjudoerik
 
Powerpoint Cyberpesten
Powerpoint CyberpestenPowerpoint Cyberpesten
Powerpoint CyberpestenStevnie
 
Verloop Wereldoorlog II synthese
Verloop Wereldoorlog II syntheseVerloop Wereldoorlog II synthese
Verloop Wereldoorlog II synthesedhr. Gwen Vergouwen
 
RS 2008-12 De Aardachtige Planeten in ons Zonnestelsel
RS 2008-12 De Aardachtige Planeten in ons ZonnestelselRS 2008-12 De Aardachtige Planeten in ons Zonnestelsel
RS 2008-12 De Aardachtige Planeten in ons ZonnestelselRob Smit
 
Powerpoint Tweede Wereldoorlog
Powerpoint Tweede WereldoorlogPowerpoint Tweede Wereldoorlog
Powerpoint Tweede Wereldoorlogevyanyssa
 

Viewers also liked (14)

Why and how should children be heard? A child rights perspective. Commenting ...
Why and how should children be heard? A child rights perspective. Commenting ...Why and how should children be heard? A child rights perspective. Commenting ...
Why and how should children be heard? A child rights perspective. Commenting ...
 
Lezing "Beste Wereld"
Lezing "Beste Wereld"Lezing "Beste Wereld"
Lezing "Beste Wereld"
 
Asteroïden
AsteroïdenAsteroïden
Asteroïden
 
Zonnestelsel+Beetje Sterrenstelsels
Zonnestelsel+Beetje SterrenstelselsZonnestelsel+Beetje Sterrenstelsels
Zonnestelsel+Beetje Sterrenstelsels
 
Sterren-spreekbeurt
Sterren-spreekbeurtSterren-spreekbeurt
Sterren-spreekbeurt
 
Save the children en hulpverlening in syrie
Save the children en hulpverlening in syrieSave the children en hulpverlening in syrie
Save the children en hulpverlening in syrie
 
Hunger in a war zone
Hunger in a war zoneHunger in a war zone
Hunger in a war zone
 
Inge Monsees (GfK) @ CMC Mobiele media diensten
Inge Monsees (GfK) @ CMC Mobiele media diensten Inge Monsees (GfK) @ CMC Mobiele media diensten
Inge Monsees (GfK) @ CMC Mobiele media diensten
 
Spreekbeurt Tweede Wereld oorlog
Spreekbeurt Tweede Wereld oorlogSpreekbeurt Tweede Wereld oorlog
Spreekbeurt Tweede Wereld oorlog
 
Powerpoint Cyberpesten
Powerpoint CyberpestenPowerpoint Cyberpesten
Powerpoint Cyberpesten
 
presentatie asteroiden
presentatie asteroidenpresentatie asteroiden
presentatie asteroiden
 
Verloop Wereldoorlog II synthese
Verloop Wereldoorlog II syntheseVerloop Wereldoorlog II synthese
Verloop Wereldoorlog II synthese
 
RS 2008-12 De Aardachtige Planeten in ons Zonnestelsel
RS 2008-12 De Aardachtige Planeten in ons ZonnestelselRS 2008-12 De Aardachtige Planeten in ons Zonnestelsel
RS 2008-12 De Aardachtige Planeten in ons Zonnestelsel
 
Powerpoint Tweede Wereldoorlog
Powerpoint Tweede WereldoorlogPowerpoint Tweede Wereldoorlog
Powerpoint Tweede Wereldoorlog
 

Similar to Syrie krant LR

Als je kind het kalifaat verkiest
Als je kind het kalifaat verkiestAls je kind het kalifaat verkiest
Als je kind het kalifaat verkiestClaire van Dyck
 
Twee jaar na de ontvoering
Twee jaar na de ontvoeringTwee jaar na de ontvoering
Twee jaar na de ontvoeringClaire van Dyck
 
Simon het jongetje dat ontsnapte
Simon het jongetje dat ontsnapteSimon het jongetje dat ontsnapte
Simon het jongetje dat ontsnapteBenedict Wydooghe
 
Aicha, geen lesmateriaal
Aicha, geen lesmateriaalAicha, geen lesmateriaal
Aicha, geen lesmateriaalClaire van Dyck
 
Opvoedles moskee maastricht
Opvoedles moskee maastrichtOpvoedles moskee maastricht
Opvoedles moskee maastrichtClaire van Dyck
 
Geen filter - Anjuly de Geus
Geen filter - Anjuly de GeusGeen filter - Anjuly de Geus
Geen filter - Anjuly de GeusJos Scriptum
 
De vrijheid om niet te geloven
De vrijheid om niet te gelovenDe vrijheid om niet te geloven
De vrijheid om niet te gelovenClaire van Dyck
 
Unicef[1]
Unicef[1]Unicef[1]
Unicef[1]ozej
 
Hannah werkveldorientatie VluchtelingenWerk
Hannah werkveldorientatie VluchtelingenWerkHannah werkveldorientatie VluchtelingenWerk
Hannah werkveldorientatie VluchtelingenWerkHannah Wiersinga
 

Similar to Syrie krant LR (14)

Als je kind het kalifaat verkiest
Als je kind het kalifaat verkiestAls je kind het kalifaat verkiest
Als je kind het kalifaat verkiest
 
Twee jaar na de ontvoering
Twee jaar na de ontvoeringTwee jaar na de ontvoering
Twee jaar na de ontvoering
 
Simon het jongetje dat ontsnapte
Simon het jongetje dat ontsnapteSimon het jongetje dat ontsnapte
Simon het jongetje dat ontsnapte
 
Paper over haatzaaie1
Paper over haatzaaie1Paper over haatzaaie1
Paper over haatzaaie1
 
Aicha, geen lesmateriaal
Aicha, geen lesmateriaalAicha, geen lesmateriaal
Aicha, geen lesmateriaal
 
Opvoedles moskee maastricht
Opvoedles moskee maastrichtOpvoedles moskee maastricht
Opvoedles moskee maastricht
 
Geen filter - Anjuly de Geus
Geen filter - Anjuly de GeusGeen filter - Anjuly de Geus
Geen filter - Anjuly de Geus
 
Godsdienst als gedrocht
Godsdienst als gedrochtGodsdienst als gedrocht
Godsdienst als gedrocht
 
De vrijheid om niet te geloven
De vrijheid om niet te gelovenDe vrijheid om niet te geloven
De vrijheid om niet te geloven
 
Unicef[1]
Unicef[1]Unicef[1]
Unicef[1]
 
LA NR.20 VALERY MAK artikel door Linda Graanoogst
LA NR.20 VALERY MAK artikel door Linda GraanoogstLA NR.20 VALERY MAK artikel door Linda Graanoogst
LA NR.20 VALERY MAK artikel door Linda Graanoogst
 
LA NR.20 VALERY MAK artikel door Linda Graanoogst
LA NR.20 VALERY MAK artikel door Linda GraanoogstLA NR.20 VALERY MAK artikel door Linda Graanoogst
LA NR.20 VALERY MAK artikel door Linda Graanoogst
 
Hannah werkveldorientatie VluchtelingenWerk
Hannah werkveldorientatie VluchtelingenWerkHannah werkveldorientatie VluchtelingenWerk
Hannah werkveldorientatie VluchtelingenWerk
 
Radicalisme domestique
Radicalisme domestiqueRadicalisme domestique
Radicalisme domestique
 

Syrie krant LR

  • 1. Zelfstandige bijlage, oplage 126.000 Uitgave Mona van den Berg Photography www.monavandenberg.nl syrië5 jaar in oorlog ‘Radicalen, verkrachters en profiteurs’ Syriërs lijden onder stempel Syrië Land in puin Op doorreis in Macedonië ‘Soldaten hebben me overal betast’ Anwaar en Salim ‘Wij missen onze familie’ Overleven in Jordanië ‘Ik bedel bij de buren om ontbijt’ Fayzeh wil gaan studeren ‘Eindelijk een normaal leven’ Mohamad en zijn gezin Van azc naar Wassenaar Kamp Zeist Wachten op de toekomst Foto Mona van den Berg (vrouw uit Syrië)
  • 2. Tekst: Tirza de Fockert UNICEF Schoolmeester in Syrië In Syrië gaan miljoenen kinderen al jaren niet naar school. Als hoofd Onderwijs van UNICEF wil Bart Vrolijk (58) deze kinderen weer in de school- banken krijgen, en zo de toekomst van een complete generatie redden. Vanuit het rebellengebied reizen ouders door de frontlinies, zodat hun kinderen examen kunnen doen in overheidsscho- len. Dat ouders zoveel gevaar trotseren voor het onderwijs van hun kinderen, inspireert Bart Vrolijk. Syrië was een van de landen met het hoogste opleidingsniveau in het Midden- Oosten. Ruim 97 procent van de kinde- ren ging naar school. Na vijf jaar strijd is daar nog weinig van over. Een op de vier schoolgebouwen is onbruikbaar voor onderwijs. Zo'n 52.000 leerkrachten zijn niet meer in staat hun vak uit te oefenen. Ruim 2,8 miljoen kinderen zijn ontheemd en 2 miljoen kinderen al jaren niet naar school geweest. Aan Bart Vrolijk en zijn UNICEF-team de taak om deze kinderen weer in de school- banken te krijgen, zoals hij dat eerder deed in onder meer Pakistan, Congo en de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR). ‘Onderwijs is een basisbehoefte. Zeker in een land dat verscheurd is door oorlog. Het geeft kinderen routine en een gevoel van normaliteit. Bovendien: als miljoe- nen kinderen jarenlang niet naar school kunnen, ligt een verloren generatie op de loer.’ ‘De kinderen krijgen naast gewone vakken ook psychosociale ondersteuning’ Dus navigeert Vrolijk door het steeds veranderende strijdveld van Syrië. Om noodlokalen te bouwen, scholen op te knappen en lesmateriaal te leveren in veilige regio’s met grote groepen vluch- telingen. ‘UNICEF zorgt dat de kinderen in het klaslokaal naast gewone vakken ook psychosociale ondersteuning krij- gen’, zegt Vrolijk. ‘Wanneer een gebied na een hevige strijd weer enigszins toegan- kelijk is, onderhandelen we net zo lang tot de hulpkonvooien, naast medicijnen en voedselpakketten, ook rugzakjes met lesboeken meenemen.’ Ideologisch neutraal ‘We doen alles om ook de kinderen te bereiken in de door de oppositie gecontroleerde gebieden’, zegt Vrolijk. UNICEF ontwikkelde daarvoor, samen met het ministerie en lokale organisaties, zelfstudieboeken in een variant mét en zonder regeringslogo. En het lesmateriaal zelf is ideologisch neutraal: wel basisvak- ken als Arabisch, Engels, wiskunde en biologie, maar geen geschiedenis. ‘Onlangs sprak ik een jongen van veer- tien die gevlucht was en drie jaar geen les had gehad. Met het UNICEF-rugzakje met zelfstudiemateriaal zette hij op eigen kracht zijn opleiding voort, vastbesloten zijn droom om arts te worden niet op te geven’, zegt Vrolijk. ‘Ik zit hier uit vrije wil. De Syrische bevolking niet’ Weerbaarheid Zoveel mogelijk kinderen in Syrië aan een opleiding helpen, waar ze ook wonen. Vrolijks missie is geen eenvoudige in een land waar om de paar kilometer een an- dere oppositiegroep de macht heeft, en veilige gebieden snel kunnen verande- ren in een slagveld. Maar de weerbaar- heid van mensen is groot. ‘Ik denk vaak aan een vader met zes kinderen. Hij is vijf keer gevlucht en bouwt nu met ei- gen handen zijn huis weer op, zodat zijn kinderen naar school kunnen.’ Soms zakt de moed Vrolijk in de schoe- nen. ‘De eindeloze onderhandelingen en de bureaucratie zijn af en toe zenuw- slopend.’ Is er net een geweldsescalatie geweest, zoals recentelijk in Aleppo, dan kan een vergeldingsactie op de loer liggen. Vrolijk heeft zijn eigen manier gevonden daarmee om te gaan: ‘Ik luister elke dag naar Mozart en doe mijn medi- tatie. En ik vergeet nooit: ík zit hier uit vrije wil. De Syrische bevolking niet. Als zij, ondanks al het geweld en de gevaren, toch het belang inzien van scholing voor de kinderen, dan wil UNICEF alles doen om daarbij te helpen.’ Bart Vrolijk bezoekt scholen in Aleppo tijdens de zware strijd in februari 2016. 2 Syrië, vijf jaar in oorlog
  • 3. 3 Fotografie Mona van den Berg Column George Tobal Een gebroken volk Vijf jaar geleden ontvlamde een vonkje hoop in Syrië in een massale revolu- tie. Of dekt het woord ‘revolutie’ de lading niet? Geen van de Syriërs die ik spreek, gebruikt het namelijk nog. Ik krijg meestal een tirade te horen over hoe moordenaars het land hebben vernietigd en dat zij ooit wel bestraft zullen worden. Maar af en toe hoor ik een geluid dat ik niet meer verwachtte: een voorzichtig spijt. Het gevoel dat mensen in de val van de oorlog zijn ge- trapt. Dat ze stiekem de schuld dragen van deze totale vernietiging. Een stille marteling van een gebroken volk. Het is verloren. Het Syrië dat ik ooit kende, zal er nooit meer zijn. De plek waar ik vandaan kom, die ik ‘thuis’ hoor te noemen, is voorgoed verloren. Maar dat is niet het ergste. Mijn volk schijnt nog slechts een bedreiging te zijn voor de wereld. Een crisis. Een groot monster dat Europa en de wereld komt vertrappen. ‘Radicalen, verkrachters en profiteurs.’ Hoe heeft het zo ver kunnen komen dat de wereld ons zo ziet? Hoe kan het dat men- sen die voor ons opkomen leuzen naar het hoofd geslingerd krijgen als: ‘Jullie willen verkracht worden, jullie zijn vies’? Zijn wij verkrachters? Ben ik een ver- krachter? Ik ben tenslotte ook Syriër en vluchteling. Ik ga het niet hebben over de angst die dit soort uitspraken mij inboezemen. Dat is inmiddels een oude plaat geworden. Ik ga ook niet oproepen tot nuance. Ik weet dat nuance saai is, onduidelijk, een keuze in geen keuze maken. Kortom, het verkoopt niet. Ik zou het zelf ook niet kopen. Het probleem is dat ik het niet meer kan opbrengen dit soort uitspraken te negeren. Dat ik me aangesproken voel, ook al weet ik dat het niet om mij gaat. Dat het maar bangemensenpraat is. Maar het doet pijn dat ik steeds te horen krijg dat Nederland niet mijn land is en ook nooit zal zijn. Dat ons recht op over- leven in dit land langzamerhand minder geaccepteerd wordt. Het doet me pijn te beseffen dat het niet uitmaakt hoe hard ik integreer en hoe goed ik Nederlands spreek. Ik mag dit land namelijk nooit met trots míjn land noemen. Nederlander zijn was een mooie illusie die ik de afgelopen jaren heb gekoesterd. Maar de waarheid is kil en naakt: ik ben hier maar te gast. Of zelfs dat niet. Ik ben een zielig hoopje mens dat hulp no- dig had en dat nu de schuld krijgt van de daden van elke malloot op deze aarde die zich Syriër noemt. ‘Radicalen, verkrachters en profiteurs.’ Hoe heeft het zo ver kunnen komen dat de wereld ons zo ziet? We zijn niet alleen Syriërs maar ook profiteurs. Hier gekomen om te profiteren van jullie veiligheid en vrijheid. Waarvoor dank. Maar we zijn alles kwijt: ons land, ons bestaan en onze waardigheid. We zijn gemarteld, gevangengenomen en vermoord. En nu worden we beledigd en vernederd. ‘Syriër’ wordt steeds meer een scheldwoord. Nederland, jij bent een fijne moeder voor mij geweest. Een moeder die mij met liefde heeft geadopteerd. Je hebt mij − een kind uit het Oosten − opgevoed. Maar zeg het gewoon als ik niet meer welkom ben in je armen. Dan zal ik gaan, zoals ik eerder heb gedaan. Want uitein- delijk ben je onze echte moeder niet. We zijn wees; een gebroken volk met veel wonden die moeilijk helen. De in Syrië geboren George Tobal, studeerde in 2012 af aan de Amsterdamse Toneel- school & Kleinkunstacademie. Als jongen van 13 kwam hij in 1999 als vluchteling naar Nederland vanuit Syrië, waar destijds ook al oorlog dreigde en waar het niet meer veilig was. Met de zelfgemaakte solovoorstelling Vertreksvergunning speelde George op het ITs Festival Amsterdam, waar hij in 2011 zowel de ITs Parade Parel won als De Best of ITs Tour. Syrische kinderen werken aan goedkope kleding Modehuizen H&M en Next geven toe dat zij Syrische kinderen hebben aangetrof- fen in hun Turkse ateliers. Dat blijkt uit een rapport van het Britse Business & Human Rights Resource Centre. Mogelijk is deze kinderarbeid pas het topje van de ijsberg. Beide bedrij- ven zeggen direct actie te hebben ondernomen om de kinderen te herenigen met hun familie en naar school te sturen. De bedrijven willen niet bekendmaken hoe oud de kinderen waren. Primark en C&A verklaren alleen volwassen Syrische vluchtelingen aan het werk te hebben in hun fabrieken. Adidas, Burberry, Nike en Puma zeggen dat er geen enkele ongeregistreerde vluchteling in hun ateliers werkt. Alle andere merken, waaronder M&S, Superdry en GAP, blijven vooralsnog stil.
  • 4. 4 Syrië, vijf jaar in oorlog Tineke Ceelen van Stichting Vluchteling: Stichting Vluchteling ‘Opvang in de regio vaak niet menswaardig’ Tineke Ceelen, directeur van Stichting Vluchteling, was onlangs op reis in het Midden-Oosten. Ze bezocht projecten voor Syrische vluchtelingen in Libanon, Jordanië en de Koerdische provincie in Noord-Irak. In Mafraq, in het noorden van Jorda- nië, ontmoette Ceelen Fatihe. Zij is een alleenstaande moeder. De huur van haar kamer kan ze steeds moeilijker opbrengen. Fatihe heeft geen bron van inkomsten, het spaargeld is op en alles van waarde is inmiddels verkocht. Pas geleden dreigde de huisbaas de vrouw met haar kinderen op straat te zetten als ze de huur niet zou betalen. Midden in de koude wintermaan- den verkocht Fatihe daarom haar laatste bezit: de kachel. ‘I am very tired of being a refugee’, verzuchtte ze. De vrouwen naast haar knikten instemmend. Over haar ontmoeting met de vijftien- jarige Taha, in Beiroet, schreef Ceelen het volgende in haar dagboek: ‘Taha kwam vier jaar geleden met zijn ouders en broertjes uit Aleppo naar Libanon. Ze huurden een kamer die Taha’s vader betaalde met hun spaargeld. Maar dat ging op en werken is verboden. Stiekem kluste de vader wat bij als dagloner, maar de zorgen werden steeds groter. Taha besloot te helpen door te gaan bedelen in de straten van Beiroet. Midden in de koude wintermaanden verkocht Fatihe haar laatste bezit: de kachel ‘Mijn moeder huilde heel hard, de dag dat ik voor het eerst de straat op ging’, vertelde Taha. Hij beschreef zijn angst voor ruzies en vechtpartijen, en voor mannen die kinderen belaagden voor seksuele diensten. Met een project voor straatkinderen kon Stichting Vluchteling Taha helpen. Hij volgt nu een opleiding tot bakker. ‘Niets doen is geen optie’ ‘Het zijn deze verhalen, deze ontmoetin- gen die mij motiveren en inspireren’, zegt Ceelen. In 2015 financierde Stichting Vluchteling elf grote projecten in Syrië en de buur- landen. Het doel varieerde van voedsel- voorziening tot onderwijs, en van mijnen ruimen tot medische zorg. ‘Ik ben trots op ons project met straatkinderen, onze mobiele medische kliniek in Jordanië en tentschooltjes in Libanon. De noden zijn enorm en onze budgetten beperkt, maar niets doen is geen optie. Ik ben blij dat wij Taha en zijn gezin kunnen helpen. En dankbaar voor alle donateurs die dit mogelijk maken.’ Nooit eerder waren er zoveel mensen van huis en haard verdreven; wereldwijd zijn er 60 miljoen vluchtelingen en ontheem- den. ‘Onthutsende cijfers. Daar word je stil van’, aldus Ceelen. ‘Maar na die paar tellen van stilte stropen we onze mouwen weer op. Veruit de meeste vluchtelin- gen blijven het liefst dicht bij huis. We moeten met z’n allen heel hard aan de slag die opvang in de regio menswaardig te maken. Niet alleen omdat er dan mis- schien minder wanhopige vluchtelingen op gammele bootjes richting Europa trek- ken, maar vooral uit medemenselijkheid.’ ‘Na die paar tellen van stilte stropen we onze mouwen weer op’
  • 5. 5 Tekst Sinan Can cartoon Arend van Dam Een land in puin Vijf jaar na de Arabische Lente reisde journalist Sinan Can door de Arabische wereld. Over zijn ervaringen schreef hij het boek ‘De Arabische Storm’. De VARA zond onlangs de gelijknamige, driede- lige documentaire van Sinan Can en regisseur Thomas Blom uit. Voor deze krant schetst Can de oorlog in Syrië in vijf menselijke miniatuurportretten die symbool staan voor vijf jaar oorlog. Hamza (2011) Op 6 maart 2011 schreven tien jongens in de Syrische stad Daraa teksten tegen president Assad op de stadsmuren. De tieners werden opgepakt en gemarteld, waarna de bevolking van Daraa de straat op ging. De opstand werd keihard neer- geslagen door de Syrische autoriteiten. De 13-jarige Hamza al-Khatib werd hierbij opgepakt en gevangengenomen. Na een maand kreeg zijn familie zijn dode lichaam. Hij was gemarteld en had drie schotwonden. De foto’s van Hamza gingen de hele wereld over. De opstand in het kleine provinciestadje zorgde voor een kettingreactie; ook in andere steden in Syrië braken onlusten uit. De geest was uit de fles. Lima (2012) Als tiener trouwde de Syrische Lima met een man die twee keer zo oud was als zij. Hij was weduwnaar en had vijf kinderen voor wie Lima ineens moest zorgen. Zelf kreeg ze ook nog vier kinderen met deze man. Toen de oorlog uitbrak, vluchtte het gezin naar Libanon. Via een speciaal pro- gramma van de VN werden ze uitgenodigd naar Duitsland te gaan. Daar zouden ze een nieuw leven kunnen opbouwen. Het gezin vertrok naar Beiroet om een dag later het vliegtuig te nemen naar een nieuw begin. Maar onderweg kreeg Lima’s 42-jarige man een hartstilstand. Hij over- leed langs de kant van de weg. Lima is met de kinderen teruggegaan naar het kamp. Ze wilde niet alleen met hen naar Duitsland reizen. In dat vluchtelin- genkamp zit ze nu nog steeds. Saif (2013) De zesjarige Saif woonde in Ghouta, het oostelijk buitengebied van Damascus. Toen hij werd geraakt door een granaat- scherf, belandde hij in het ziekenhuis. Op de avond van 21 augustus 2013 − Saifs zus was net op bezoek − kwam een oom in tranen naar het ziekenhuis gehold. Er was iets ernstigs gebeurd en ze moesten meekomen. Saif werd snel aangekleed en zijn oom droeg hem naar huis. Daar stonden familieleden voor de deur. Ze schreeuwden en huilden. Saifs moeder zat verslagen op de grond. De deur van het huis stond open en Saif en zijn zus lie- pen voorzichtig naar binnen. In de gang zagen ze hun vader liggen, verderop hun broertje en daarachter een zus en nog een broer. Allemaal waren ze dood. De oom vertelde dat er die avond een che- mische aanslag was geweest in de wijk. Hun vader, broers en zus en vele buren waren omgekomen door de giftige gassen die vrij waren gekomen bij de explosie. Na de begrafenis van de vijf gezinsleden zijn Saif, zijn moeder en zus uit Syrië gevlucht naar Libanon. Hassan (2014) Hassan (39): ‘Toen Assad de stad Raqqa liet bombarderen, heb ik me aangesloten bij het Vrije Syrische Leger. Dat vocht toen zij aan zij met Al-Nusra, een aan Al-Qaida gelieerde groep. In maart 2013 hebben we de stad bevrijd van Assads le- ger. Maar daarna namen de criminaliteit en onveiligheid in Raqqa met de dag toe. Toen IS-strijders naar Raqqa kwamen, werden zij met open armen ontvangen. Ook door mij. De strijders waren namelijk goed georganiseerd, zorgden voor veilig- heid en een goede verdeling van midde- len. Ze beloofden ons gerechtigheid, dus stapte ik over van het Vrije Syrische Leger naar IS. Criminaliteit en corruptie wer- den aangepakt. Er kwamen sharia-recht- banken en de eerste maanden werden mensen vrij mild berecht. Helaas veran- derde dat toen de IS-strijders meer macht over de stad kregen en de andere rebelle- rende groepen op een zijspoor zetten. Het werd steeds gewelddadiger in onze stad. Midden op straat werden mensen geëxe- cuteerd. Samen met een familielid ben ik daarom gevlucht naar Aleppo.’ Hayat (2015) Juf Hayat was lerares op een basisschool in het buitengebied van Damascus. In 2015 werd haar schooltje aangevallen door strijders van Al-Nusra. Het lukte Hayat de kinderen in veiligheid te bren- gen. Niet veel later viel er een granaat in de tuin van de school. Haar zoon Fadi overleed ter plekke en zoon Hadi raakte zwaargewond. Juf Hayat werkt nu op een school in Damascus. Een maand geleden is haar man overleden bij een mortieraanval van IS. 5 feiten op een rij 1. Bewoners COA Nederland telt 16.939.145 inwoners versus 45.723 bewoners van de opvang van het COA. 2. Wekelijkse toelage Volwassen asielzoekers en alleenstaan- de minderjarigen krijgen een weke- lijkse toelage van € 57,61 om in hun eerste levensbehoeften te voorzien. 3. Opvang in de regio Uit cijfers van UNHCR blijkt dat meer dan 90 procent van alle vluch- telingen in de regio wordt opgevan- gen. Turkije en Libanon vangen 2,7 miljoen respectievelijk 1,7 miljoen Syrische vluchtelingen op. 4. Piek 2001 In 2001 vroegen 83.801 mensen asiel aan. In 2015 kreeg de IND 58.880 asielaanvragen. 5. Land van herkomst 44% van de vluchtelingen in Nederland komt uit Syrië, oftewel 20.315 perso- nen. Peildatum maart 2016 De Arabische Lente Toen ik voor de documentaireserie ‘De Arabische Storm’ in Damascus aan het filmen was, zag ik op een muur met grote letters ‘Arabic Spring?’ staan. De schrijver lijkt zich af te vragen of er wel sprake was van een Arabische Len- te en zo ja, wat daar nog van over is. De term ‘Arabische Lente’ dook in 2011 voor het eerst op, in een column van Marc Lynch in het Amerikaanse tijd- schrift Foreign Policy. De term werd in rap tempo overgenomen, vooral door media in westerse landen. Die waren in extase: meer vrijheid en democratie in de landen langs de zuidelijke gren- zen zouden ook Europa’s veiligheid ten goede komen. Ook de demonstranten zelf spraken van een Arabische Lente. Een fijne, positieve term. Want wie wil er geen lente? Nu, vijf jaar later, heeft nie- mand in het Midden-Oosten het nog over de Arabische Lente. Al helemaal niet in Syrië, waar de oorlog deze maand zijn vijfde jaar ingaat. Het land ligt in puin, miljoenen mensen zijn gevlucht en honderdduizenden hebben de dood gevonden.
  • 6. 6 Syrië, vijf jaar in oorlog Tekst Linda Smolders Fotografie Mona van den Berg SOS KINDERDORPEN Hoop op een gewoon leven Waren het eerst vooral mannen die zich meldden bij de vluchtelingencen- tra, nu zijn dat met name vrouwen en kinderen. Zij reizen de vader van het gezin achterna. Medewerkers van SOS Kinderdorpen zetten zich elke dag in om zoveel mogelijk kinderen en hun families te helpen. Aan de Grieks-Macedonische grens, bij doorgangscentrum Vinojug in Gevgelija, komen dagelijks duizenden vluchtelin- gen binnen. Na een loodzware reis van minstens twee weken kunnen ze hier even tot rust komen, om na een paar uur hun weg te vervolgen richting het Noorden. Van 1 januari tot 13 februari dit jaar meldden ruim 80.000 vluchtelingen zich bij Vinojug voor een doorreisvisum, de meeste afkomstig uit Syrië, Irak en Afghanistan. Onder hen ruim 30.000 kinderen. Na een tussenstop in Vinojug gaan de vluchtelingen verder naar het volgende centrum. Dit grenst aan Servië, de laatste halte voor Hongarije en de grenzeloze Schengenlanden. Katerina LLievska is medewerker en vrij- williger van SOS Kinderdorpen in Vinojug. ‘De maanden december en januari waren gruwelijk’, vertelt ze. ‘Door de slechte weersomstandigheden kwamen er veel zieke kinderen binnen, niet zelden in zomerkleding en –schoenen. Tassen met kleding raken door de hectische toestan- den onderweg vaak zoek. We hebben hier maar één goed verwarmde ruimte, dus je kunt je voorstellen wat een verschrikke- lijke toestand het was en nog steeds is. Bij gebrek aan winterkleding en budget nemen wij, de vrijwilligers, regelmatig eigen kledingstukken mee.’ SOS Kinderdorpen In Vinojug helpen medewerkers van SOS Kinderdorpen de hulpverleners van UNHCR, UNICEF en het Rode Kruis aan onder andere lui- ers, babyvoedsel, en talkpoeder. Verder leidt SOS in het noordelijke centrum de Kind- vriendelijke Ruim- te. Dit is de enige verwarmde plek, speciaal ingericht voor moeders en kinderen. Moe- ders krijgen hier de kans te rusten en hun kinderen te voeden en verschonen. De kinderen kunnen spelen en weer even kind zijn. De achtergelaten tekeningen van de kinderen laten zien dat ze dat nodig hebben: het zijn veelal schetsen van de afschuwelijke bootreis van Turkije naar het Europese vasteland. Een tocht die veel vluchte- lingen omschrijven als de meest angstige uren van hun leven. Verder zorgt SOS in beide centra voor ICT- voorzieningen en infrastructuur, zoals licht, een veilig treinplatform en informa- tieborden. Held Mohamed ‘Het is heel erg gevaarlijk in mijn land’, zegt de 15-jarige Mohamed uit Irak. ‘Ken je IS? Dat zijn monsters.’ Mohamed, zijn moeder en drie zusjes zijn al een maand op reis en zijn beland in het centrum Taba- novce in het noorden van Macedonië. Ze zijn uitgeput en zoeken een plek om bij te komen. Moeder Hamida wordt opgevangen in de Kind- vriendelijke Ruimte, gecreëerd en geleid door SOS Kinderdorpen en UNICEF. Mohamed is ongerust: ‘Ik weet niet of we wel verder mogen. We zijn onze papieren kwijt. De politie zegt dat ze nu niet kunnen controleren of we wel uit Irak komen. Sinds vandaag mogen al- leen nog mensen uit Syrië, Afghanistan en Irak verder reizen naar de Balkan- en EU-landen.’ Mohamed fungeert als vertaler voor moeders in de Kindvriendelijke Ruimte en voor gezinnen die vastzitten wegens het verlies van papieren. Hij helpt bij de aanvraag van nieuwe papieren, zodat de gezinnen hun weg kunnen vervolgen. Mohamed is nog nooit naar school geweest. ‘Veel te gevaarlijk, je kunt zomaar worden neergeschoten. En wat dacht je van de bommen? Ik heb thuis een beetje les gekregen. Engels heb ik geleerd door cursussen te volgen.’ Waar ze naartoe gaan? Mohamed heeft geen idee: ‘Mama zegt de ene dag Duitsland, de andere Zweden en dan weer Nederland. Het maakt mij niet uit, als ik maar veilig naar school kan gaan.’ In de Kindvriendelijke Ruimte valt Mohamed in slaap op een geïmproviseerd kussen van kledingstukken. De volgende morgen vertrekt hij heel vroeg met zijn moeder en zusjes naar het volgende centrum, in de hoop uiteindelijk op een plek te komen waar hij gewoon naar school kan. Moederziel alleen Halil (16) is samen met zijn familie aangekomen in Tabanovce, het noorde- lijke vluchtelingenkamp dat grenst aan Servië. Hij is ten einde raad: ‘Toen ik terugkwam van het toilet in het kamp was ik mijn familie kwijt. En ook mijn papieren. Halil (16): ‘Toen ik terugkwam van het toilet, was ik mijn familie kwijt. En ook mijn papieren.’ Kind in doorgangscentrum Vinojug aan de Grieks-Macedonische grens.
  • 7. 7 Omdat het toen al midden in de nacht was, ben ik maar gaan liggen in een open tent. Daar was het heel koud, want het vroor.’ De volgende morgen zocht hij rillend en huilend hulp bij de verwarmde Kindvriendelijke Ruimte van SOS Kinder- dorpen en UNICEF. SOS-vrijwilliger Márton uit Hongarije hielp hem met de aanvraag van nieuwe registratiepapieren, zodat hij verder kon reizen. Of hij inmiddels is herenigd met zijn familie, is niet bekend. Moeder in gevangenis Drie kinderen en hun moeder komen binnen in de Kindvriendelijke Ruimte. De oudste, Maria (13), doet het woord: ‘Wij komen uit Aleppo in Syrië. Samen met mijn moeder en twee broertjes van 8 en 12 jaar heb ik ongeveer een maand gereisd om hier te komen, met de bus, trein, boot en lopend. In Aleppo is het heel gevaarlijk. Er wordt overal gescho- ten. Er zijn al zoveel mensen gestorven, je kunt daar niet gewoon leven. Mijn vader was politieagent. Hij vertrok twee jaar geleden naar Europa. Wij zouden hem volgen, maar hij verdronk op zee. Toen hebben ze mijn moeder twee maanden in de gevangenis gezet omdat mijn vader het land wilde ontvluchten. Mijn opa en oma konden gelukkig voor ons zorgen. Nu willen we graag naar Noorwegen. We heb- ben gehoord dat het daar veilig is. Wie weet kunnen we daar wel gewoon leven.’ Engel uit Irak Net buiten doorgangscentrum Vino- jug, op een parkeerplaats, wachten een vader, moeder en hun tweejarig doch- tertje totdat ze naar binnen mogen. Een vrijwilliger van SOS Kinderdorpen reikt de moeder een pakje tissues aan en vraagt of het goed is dat haar dochtertje een zakje gummiberen krijgt. Het is in orde. De va- der spreekt goed Engels en vertelt: ‘We komen uit Bagdad, Irak. We zijn al een paar maanden onderweg met z’n drieën. Het is met name voor mijn vrouw en mijn dochtertje Melek – dat betekent ‘engel‘ – een verschrikkelijke reis geweest. Maar we hadden geen keuze. Al die autobommen die continu afgingen … Als je het huis verliet, wist je nooit of je nog thuiskwam. In Bagdad worden nu steeds vaker kinde- ren ontvoerd voor losgeld. We moeten er niet aan denken dat iemand onze kleine engel meeneemt.’ Het zakje gummiberen is leeg en de fami- lie krijgt het teken dat ze het centrum in mogen. Hier kunnen ze rusten en Melek verschonen. Vluchten voor een toekomst Het treinplatform Gevgelija bij door- gangscentrum Vinojug is overvol, en de mensen die net uit de trein komen, zijn oververhit. De vaak barre tocht van de afgelopen weken maakt dat mensen ver- drietig, geïrriteerd en gefrustreerd uit een te volle trein stappen. De afgelopen uren heeft de politie al een aantal opstandjes behoorlijk hardhandig de kop in moeten drukken. Een groep vrouwen en kinderen zit op de grond, naast het plat- form. Assar (17) is de enige van de groep die een beetje Engels spreekt. ‘We komen uit Mazar-i Sharif in Afgha- nistan. Wij zijn hier om- dat onze stad iedere dag werd gebombardeerd door de Taliban. Slechte mensen! Ik ben na de lagere school niet meer naar school geweest. Het is te gevaarlijk om op straat te lopen. Er worden ook heel veel mensen ontvoerd.’ Als de vrijwilliger van SOS Kinderdorpen vraagt wat Assar later wil worden, begint zijn gezicht te stralen. ‘Ik wil zo snel mogelijk naar een middelbare school, die heel snel afmaken en dan naar de univer- siteit. Ik wil heel graag dokter worden.’ Families wachten aan de grens tussen Macedonië en Servië op een trein die hen verder brengt. Of en wanneer die trein komt, is onzeker. Help gevluchte kinderen De beelden van huilende kindvluchtelingen aan de grenzen van Europa laten niemand onberoerd. SOS Kinderdorpen helpt niet alleen in Europa, maar ook in Libanon en Syrië zelf laten we kinderen niet aan hun lot over. Dag in dag uit zetten medewerkers van SOS zich in om zoveel mogelijk kinde- ren en hun familie te helpen in diverse centra van SOS. Hier worden voedsel, water, noodpakketten, dekens, winterjassen, hygiënekits en schooltassen uitgedeeld. Mobiele teams van SOS Kinderdorpen geven verder op verschillende locaties dekens, poncho’s en voedsel aan mensen die in de rij staan. Indien nodig bieden we medische zorg. In de kampen delen we babypakketten uit. Wilt u ons werk voor kindvluchtelingen steunen? Kijk op soskinderdorpen.nl
  • 8. 8 Syrië, vijf jaar in oorlog Tekst Renate van der Zee Fotografie Mona van den Berg Op doorreis in Macedonië Noura, Marwa en Amal zijn op doorreis in Macedonië. Hun einddoel is Duits- land, want daar woont familie of kun- nen ze een opleiding doen. Ze zijn nog niet eens halverwege, maar hebben al veel verschrikkingingen moeten door- staan. In een tent in transitkamp Vinojug aan de Macedonisch-Griekse grens steekt Noura Hassan uit de Syrische stad Afrin een sigaret op. Haar blik straalt kracht uit. ‘Mijn huis is gebombardeerd, de meeste van mijn familieleden zijn dood’, vertelt ze. ‘Mijn man is eerder al naar Libanon gevlucht en ik probeer nu naar mijn kin- deren in Duitsland te komen.’ Ze glimlacht. ‘Ik heb prachtige kinderen. Wil je ze zien?’ Noura haalt haar telefoon tevoorschijn en toont foto’s van aan- trekkelijke jonge mensen die lachend de camera in kijken. ‘Ik heb drie maanden in Turkije gezeten, maar ik ben Koerdisch en geen fan van Erdogan. Ik voelde me in Turkije niet veilig. En mijn kinderen bleven erop aandringen dat ik naar Duitsland moest komen.’ Ze is nog niet eens halverwege, maar de reis is al heel zwaar geweest, vertelt Noura. De meest angstaanjagende erva- ring had ze aan de grens van Syrië met Turkije. ‘De grenswachten wilden me niet doorlaten. Ze schreeuwden en deelden klappen uit. Ik heb de hele nacht ge- wacht. Toen is het me toch gelukt de grens over te steken. Het is moeilijk om als vrouw alleen te reizen, maar ik heb me aangesloten bij aardige mensen die ik tijdens de oversteek naar Griekenland heb ontmoet. Ik ben niet zo bang. Ik heb de oorlog gezien.’ Noura neemt een trek van haar sigaret en zegt: ‘Mijn diepste wens is terug te gaan naar Syrië. Ik reis onmiddellijk terug zo- dra de oorlog stopt.’ Ze fronst even en vraagt dan: ‘Wat denken jullie, gaat die ooit stoppen?’ Noura (50): ‘De grenswachten schreeuwden en deelden klappen uit’
  • 9. 9 Amal Hamsoro uit Aleppo zit met haar neef in het transitkamp bij Tabanovce aan de Macedonisch- Servische grens. Er staan tranen in haar donkere ogen. Haar man is onderweg aan een hartaanval overleden. Dat was eergisteren. ‘Hij had al heel lang hartproble- men en diabetes’, vertelt ze. ‘De belangrijkste reden waarom we Syrië zijn ontvlucht, was omdat we daar geen goede medische hulp voor hem konden krijgen. We heb- ben twee jaar in Turkije gewoond, maar zijn gezondheid werd steeds slechter. We besloten naar Europa te gaan, in de hoop dat hij daar de verzorging zou kunnen krijgen die hij nodig had. Maar onderweg was er geen medische hulp. En nu is hij er niet meer. Hij was pas zestig jaar.’ Haar man is gisteren in Macedoni- sche grond begraven. Hulpverle- ners hebben de plechtigheid voor haar gefotografeerd en er een boekje van gemaakt. Ze haalt het tevoorschijn en laat een foto van haar overleden echtgenoot zien. Een man met een zachtmoedig gezicht. Ze huilt zachtjes. ‘Hij was een goed mens.’ Amal gaat verder, richting Duits- land, waar een broer woont. ‘Ik heb soms contact met vrienden in Syrië. Die hebben me verteld dat er vreemde mensen in ons huis zijn getrokken. Ik heb geen kinde- ren, en nu mijn man is overleden, ben ik echt alles kwijt.’ Bij de tent waar warme kleren worden uitgedeeld in het transitkamp Vinojug staat Marwa. Ze draagt een gehaakt mutsje met bloemetjes en lacht verle- gen. ‘Ik kom uit Aleppo en ben met mijn familie en vriend gevlucht. We hebben de oversteek gemaakt van Izmir naar Sa- mos. Dat was heel griezelig. We zijn tij- dens die bootreis onze bagage met extra kleren verloren en sindsdien hebben we het erg koud. Maar het ergste gebeurde in Syrië: soldaten wilden me mijn geld afhandig maken en hebben me overal betast. Ik was zo bang! Maar ze hebben mijn geld niet gevonden. Ik had het in mijn onderbroek gestopt. Het is heel ge- vaarlijk voor een meisje om vluchteling te zijn. Je weet nooit wat je kunt ver- wachten onderweg. Je weet niet wie je kunt vertrouwen.’ Toen ze Syrië moest verlaten was ze heel verdrietig, vertelt Marwa. ‘We hadden een mooi leven, maar de oorlog heeft al- les kapotgemaakt. Ik mis ons huis erg, vooral mijn eigen kamer. Het was een plek waar ik op mezelf kon zijn en dat heb je niet als je onderweg bent: er zijn altijd en overal mensen. Ik heb maar weinig kunnen slapen, dus ik ben heel erg moe. Ik hoop dat ik, als ik eenmaal in Duits- land ben, een opleiding kan doen. Ik wil graag lerares Engels worden. Ik heb wel gehoord dat sommige mensen in Duits- land niet blij zijn met de komst van vluchtelingen uit Syrië. Ik hoop dat we kunnen laten zien dat we geen slechte mensen zijn.’ Amal (52): ‘Nu mijn man is overleden, ben ik alles kwijt’ Arwa (18): ‘We hadden een mooi leven voordat de oorlog uitbrak’
  • 10. 10 Syrië, vijf jaar in oorlog Syria Joint Response Hulporganisaties werken samen voor Syriërs Twaalf Nederlandse hulporganisaties werken samen in een hulpprogramma onder de naam Syria Joint Response (SJR). Zij helpen momenteel zo’n zes- honderdduizend Syriërs in Syrië, Liba- non en Jordanië. Zo’n 13,5 miljoen Syriërs zijn afhankelijk van hulp. UNHCR rapporteert dat 6,5 mil- joen Syriërs in Syrië zelf ontheemd zijn, en dat 4,2 miljoen Syriërs hun land zijn ontvlucht. Bovendien hebben ook veel niet-ge- vluchte Syriërs hulp nodig. In steden als Aleppo, Daraa en Homs is humanitaire hulp nodig om te overleven, in de vorm van voedsel, water en gezondheidszorg. Levens redden Het Nederlandse ministerie van Buiten- landse Zaken stelde geld beschikbaar voor humanitaire hulpverlening, onder voor- waarde dat organisaties de hulp met el- kaar zouden afstemmen. Die oproep werd ter harte genomen. In mei 2015 sloten elf hulporganisaties een samenwerkingsover- eenkomst: Syria Joint Response. In maart 2016 sloot ook Tear aan. In tien maanden tijd heeft SJR aan hon- derdduizenden Syriërs levensreddende hulp kunnen bieden: voedsel, onderdak, gezondheidszorg, water, sanitaire voor- zieningen, traumaverwerking, sport, spel en onderwijs. En meer dan ooit onder- steunt SJR de wanhoopskreet: ‘Laat het vrede worden in Syrië. Want dit leed moet stoppen.’ Gelukkig met voedselpakketten De 34-jarige Osama, zijn vrouw en drie dochters woonden in de Syrische stad Daraa. Osama werkte voor de overheid. Daarnaast hadden ze wat inkomsten uit de granaatap- pelboomgaard bij hun huis. Toen ISIS de stad naderde, vlucht- ten ze. In eerste instantie naar een stuk verderop. Maar toen er berichten kwamen over bom- bardementen, be- sloot Osama zijn gezin in veiligheid te brengen; de grens over, naar Jordanië. Nu wonen ze met z’n vijven in een een- kamerappartement vol vocht en schim- mel. De twee oudste dochters mogen naar school, maar de toegewezen school is zo ver weg dat ze de vervoerskosten niet kunnen betalen. Tot overmaat van ramp besloot de VN de voedselhulp te stoppen vanwege gebrek aan geld. Het is pijnlijk te zien dat Osama niet in staat is zelf voor zijn gezin te zorgen, terwijl hij niets liever zou willen. ‘Maar ik ben ontzettend gelukkig met de voedselpakketten die ik krijg!’ zegt hij. Wat willen de terroristen? ‘Mam, we moeten weg. Nu! Honderden terroristen komen het dorp binnen, en ze verkrachten de vrouwen.’ Tasnim komt uit het Syrische dorp Al Safsafé in de provincie Idlib. Ze vertelt over de nacht dat ze op de vlucht sloeg, gewaarschuwd door haar zoon Tariq. ‘We hebben onze papieren bij elkaar gegrist en zijn weggereden: mijn vier zoons Ta- riq, Abdullah, Malik, Samir en de vrouw van Tariq. We hebben ook mijn zus, zwa- ger en haar kinderen opgehaald, waarna we met vijftien mensen op elkaar gepropt in de auto zaten.’ Toen ze bij een bocht wat afremden, maakte Tariq ineens een vreemd snurkachtig geluid. Daarna viel hij om. Dood. Hij was geraakt door een scherpschutter. ‘Wat willen deze terroristen van ons?’ blijft een in- verdrietige Tas- nim herhalen. ‘We woonden gewoon vreedzaam in dat prachtige dorp.’ Nu verblijven ze op een boerderij in Joreen, in het noordwesten van Syrië, deels op het platte dak. Om de twee nachten wisselen de ge- vluchte gezinnen in de boerderij van plek. De bui- tenslapers mogen dan naar binnen en vice versa. Wie aan de beurt is Osama en zijn dochters (Fotografie: Sumaya Agha) Een kliniek in Syrië, opgezet door een van de organisaties van Syria Joint Response. (Fotografie: Peter Biro) ‘Wat willen deze terroristen van ons?’ om buiten te slapen als het regent, heeft pech. Een van de SJR-organisaties ontmoette Tasnim in de kliniek, waar ze behande- ling zocht voor ernstige huidklachten. Haar wanhoop en verdriet gingen door merg en been. Voorkomen van nieuwe conflicten In de doelgroep van Syria Joint Response zijn ook arme Libanezen en Jordaniërs opgenomen. De gastvrijheid van hun land leidt tot problemen. Zo is er door de komst van de Syrische vluchtelingen minder laaggeschoold werk en zijn de voedsel- en huurprijzen gestegen. Dit kan kwaad bloed zetten, met het risico dat de eerst zo hartelijke houding naar de gevluchte Syriërs omslaat in woede en zelfs geweld. In Jordanië en Libanon is daarom een deel van de verleende hulp bestemd voor kwetsbare Jordaanse en Libanese gezin- nen. Syria Joint Response Syria Joint Response wordt gefinancierd door het ministerie van Buitenlandse Zaken en bestaat uit de volgende organi- saties: CARE Nederland Cordaid Dorcas ICCO Oxfam Novib Save the Children Tear Terre des Hommes Stichting Vluchteling War Child World Vision ZOA Op de websites van de deelnemende organisaties vindt u een korte documen- taire over de hulpverlening van Syria Joint Response.
  • 11. 11 Tekst mona van den berg en saskia engbers fotografie Mona van den Berg ‘We hopen dat we snel terug kunnen’ Anwaar Nmr (27) en Salim Abbara (32) waren nog maar net getrouwd, toen IS lucht kreeg van Salims workshops over liberalisme en mensenrecht- en. Hij vluchtte naar Nederland, waar Anwaar zich bij hem voegde. Ondanks alles zien ze hun toekomst in Syrië. Anwaar: ‘Toen de revolutie begon, werd ik lid van een beweging voor vrouwen. We stuurden video’s van Assads praktij- ken naar de BBC. Onze bijeenkomsten vonden in het geheim plaats. Zelfs onze families wisten er niet van. Ik vergeet nooit het moment dat mijn vader mij belde en zei: “Je zus is gekid- napt.” Zij ging ook naar geheime bijeen- komsten en de geheime dienst had daar lucht van gekregen. Tien dagen hoorden we helemaal niets. Toen stond mijn zus opeens voor de deur, vrijgelaten wegens gebrek aan hard bewijs. Mijn vader vond de situatie te gevaarlijk worden en stuurde ons en onze moeder in augustus 2011 naar Egypte.’ Salim: ‘Mijn vader en ik runden een ho- tel-restaurant in Homs. Ik schreef veel politiek getinte poëzie over het regime in Syrië en Saoedi-Arabië. Eén keer had ik een uitgeprinte versie bij de recep- tie laten liggen. Twee mensen van de geheime dienst, die in het hotel waren, onderschepten mijn poëzie en als ge- volg daarvan heb ik twee dagen in de cel gezeten. Mijn ouders hebben heel veel geld betaald om mij eruit te krijgen. Toen de revolutie begon, ging ik demon- straties organiseren vanuit een geheim kantoor in Homs. Ook verzond ik video’s van de misstanden naar Human Rights Watch en Al Jazeera. 40 %Syrische vluchtelingen is kindBijna 40 procent van de in 2014 en 2015 in Nederland geregistreerde Syrische vluchtelingen is jonger dan 18 jaar. Het gaat hier grotendeels om kleine kinderen. Dit blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In de onderzochte periode vestigden ruim 29.000 Syriërs zich in Nederland. Onder hen zijn 1800 kinderen onder de 4 jaar, 6100 kinderen tussen de 4 en 12 jaar en nog eens 3400 kinde- ren tussen de 12 en 18 jaar. Slechts 2 op de 10 Syriërs in Nederland is alleenstaand. Salim (links) en Anwaar (rechts) Aya (8 jaar): I love Syria because it’s my country. The best country ever because I remember me and mom and dad and my sister had a picnic and the picnic was the best. In april 2011 werd ik op de weg aange- houden wegens het bieden van medische hulp. Dat mocht niet van het regime. Daarbij had ik paracetamol in de auto liggen. Ze wisten gelukkig niets van de video’s. Ik werd direct in de gevangenis gezet en dagelijks elke anderhalf uur gemarteld. Ik zat in een cel van drie bij drie meter, samen met dertig andere mensen. Onze behoefte moesten we op de grond doen. We kregen alleen brood, dat dagelijks naar binnen werd gegooid. Ik heb daar een maand gezeten. Toen mijn vader wederom 10.000 dollar betaalde, kwam ik vrij. Door deze ervaring werd ik nog activisti- scher. Ik logeerde elke keer in een ander huis om video’s te uploaden en de wereld in te sturen. In juni 2012 stond de geheime dienst voor de deur van mijn ouderlijk huis. Omdat ze mij niet konden vinden, na- men ze mijn vader mee. Hij belde en zei: “Vlucht uit Syrië, want de volgende keer nemen ze je moeder en zus mee.” Mijn moeder, zus en ik zijn via Jordanië naar Egypte gevlucht. Daar is mijn vader ook naartoe gekomen.’ Anwaar: Ik vervolgde mijn studie Architectuur in Caïro en werd vrijwillig- ster bij Save the Children. Daar werkte Salim ook en zo ontmoetten we elkaar. Na drie maanden zijn we getrouwd. Salim organiseerde workshops over liberalisme en mensenrechten. Via Facebook werd hij gespot. Twintig dagen na ons huwe- lijk stonden er ineens twee mannen van IS voor de deur. “Als je niet stopt met je activiteiten, doden we jou en je vrouw”, kreeg hij te horen.’ Salim: ‘Ik moest onze levens redden, maar toen ik uit Egypte vluchtte, was het alsof mijn ziel achterbleef. We dach- ten dat Anwaar over kon komen zodra ik in Nederland zou zijn. Voor de overtocht naar Italië betaalde ik 2500 euro. Ik werd in een boot van zestien vierkante meter geduwd met 270 personen. Er was geen eten, geen water en we konden acht dagen niet slapen. De smokkelaars hadden geweren en vielen meisjes lastig. Bij aankomst werden we met zijn allen naar Milaan gebracht. Daar stonden mensensmokkelaars te wachten. Ik betaalde er één 890 euro en werd in een vrachtwagen onder lakens naar Venlo gebracht. Op 7 juli 2014 meldde ik mij bij het politiebureau in die stad. Daar kreeg ik een treinkaartje om naar het azc in Ter Apel te reizen. Daarna heb ik in nog zeven andere azc’s gewoond.’ Anwaar: ‘De gezinshereniging duurde veel langer dan we voor ogen hadden Gelukkig had ik mijn familie nog om me heen. De mensen in Nederland zijn over het algemeen heel vriendelijk tegen ons. Maar dat sommigen ons veroordelen zonder iets over ons te weten, vinden we ontzettend verdrietig. Onze familie en ons leven in Syrië missen we erg. We hopen binnenkort terug te kunnen naar een veilig Syrië om een toekomst op te bouwen.’ ‘Als je niet stopt met je activiteiten, doden we jou en je vrouw’
  • 12. Tekst Renate van der zee Fotografie Mona van den Berg Overleven in Jordanië Vijf jaar na het begin van de oorlog wordt het voor Syrische vluchtelingen in Jordanië steeds moeilijker het hoofd boven water te houden. Het meest kwetsbaar zijn kinderen en alleen- staande vrouwen. ‘Ik bedel bij de buren om ontbijt.’ Een steile trap leidt een van de vele heuvels op in de Jordaanse hoofdstad Amman. Eenmaal boven moet je nog een serie trappen beklimmen voor je de twee haveloze kamers bereikt waar Jamila woont. Jamila is negentien jaar en komt uit Syrië. Ze woont hier met haar zoon- tje van vier, haar pasgeboren baby, haar moeder, haar zusje en haar broer. Ze zijn het oorlogsgeweld ontvlucht en proberen nu in Amman te overleven. Zonder bron van inkomsten. Jamila’s man, aan wie ze werd uitgehuwe- lijkt toen ze veertien was, vertrok zeven maanden geleden richting Duitsland. ‘Hij zei dat hij met een bootje van Turkije naar Griekenland zou gaan’, vertelt ze. ‘Daarna hoorden we helemaal niets meer van hem. Ik zag op het nieuws dat er boten zijn gezonken. Diep in mijn hart weet ik dat ik hem kwijt ben. Dat hij verdronken is.’ Om eten te kunnen kopen, krijgt Jamila maandelijks een klein bedrag van het World Food Programme van de Verenigde Naties. De huur blijft een onoplosbaar probleem. ‘De huisbaas verhoogt de huur telkens en bedreigt ons omdat we niet kunnen betalen. Ik maak me veel zor- gen over de toekomst’, zegt ze. ‘Ik kan niet lezen of schrijven. Hoe ga ik mijn kinderen onderhouden? Ik ben mijn land, mijn huis en mijn man kwijt. Ik heb mijn moeder nog, maar zij zal niet eeuwig bij me blijven. Ik moet mijn kinderen zonder levenspartner grootbrengen en dat maakt dat ik me heel eenzaam voel.’ Zonder inkomsten Jamila is een van de meer dan 630.000 geregistreerde Syrische vluchtelingen in Jordanië, het land waar een op de vier inwoners vluchteling is. De vluchtelingen- crisis drukt zwaar op dit land, want er zijn weinig natuurlijke hulpbronnen, water is schaars en de werkloosheid hoog. De Jordaanse vluchtelingenkampen Azraq en Zaatari zijn veelvuldig in het nieuws geweest. Maar de overgrote meerderheid van de Syrische vluchtelingen woont niet in die kampen. Zij wonen in onafgebouw- de huizen of tenten in het noorden van Jordanië, dicht bij de Syrische grens en vaak op gehoorsafstand van bominslagen. Anderen wonen in goedkope woningen, op kamertjes, in garages of zelfs opslagruim- tes in en rond steden als Amman, Irbid en Mafraq. In de helft van deze wonin- gen is geen verwarming, een kwart heeft geen betrouwbare elektriciteitsvoorzie- ning. De bewoners zitten meestal zonder inkomsten, want ze mogen alleen werken met een werkvergunning en het is heel moeilijk die te krijgen. Ze ontvangen ook geen uitkering. Ze worden geacht in de vluchtelingenkampen te verblijven, waar eten en medische hulp is. Maar de om- standigheden zijn daar mensonwaardig. ‘Ik heb vier maanden in Zaatari gezeten en het is daar een hel’, zegt Shemkha Mohammed (57). Zij komt uit de Syrische stad Daraa en woont nu met haar twee zoons, hun vrouwen en hun zeven kinde- ren in een armoedig huisje in een Noord- Jordaans dorp. Een televisie, een klok en een kalender is alles wat je in de woon- kamer aantreft. ‘Het is ontzettend smerig in Zaatari’, vertelt ze. ‘De nachten zijn bitter koud, de dagen bloedheet. Er zijn ratten en slangen. Er is nauwelijks water. Man- nen en vrouwen moeten wc’s en douches delen en dat is gevaarlijk voor vrouwen. We hielden het daar niet uit.’ Als Shemkha praat, is te zien dat ze haar voortanden mist. Ze vertelt dat die er zijn uitgeslagen door Syrische militairen die indertijd zonder opgaaf van reden haar vier zoons arresteerden. ‘Een van mijn zoons is naar verluidt overleden en een wordt vermist. De andere twee keerden na twee maanden terug. Ze vertelden dat ze gemarteld waren. Toen zijn we gevlucht.’ Shemka vertelt verder: ‘We hadden een boerderij waar we groente verbouwden. We hadden ons eigen huis. Nu hebben we niets meer. De kussens waarop we zitten, hebben we van de buren gekregen. Mijn zoons hebben psychische problemen door wat hun in de gevangenis is aangedaan. Als een van ons ziek wordt is dat een ramp, want we kunnen geen medicijnen betalen.’ Teruggestuurd Vijf jaar na het begin van de oorlog wordt het voor veel Syrische vluchtelingen in Jordanië steeds moeilijker het hoofd boven water te houden. De hulp van het World Food Programme is niet voldoende om van te leven: Shemkha Mohammed krijgt 125 euro per maand voor een fa- milie van twaalf mensen. Dat in een land waar het prijsniveau te vergelijken is met dat van Nederland. Bovendien moet het World Food Programme bezuinigen en ontvangen steeds minder vluchtelingen hulp. UNHCR, niet-gouvernementele organisa- ties (NGO’s), moskeeën en kerken bieden hulp, maar ook die is minimaal. Daarom besluiten sommige vluchtelingen illegaal te gaan werken. Dat is riskant, want als ze tegen de lamp lopen, worden ze naar Syrië teruggestuurd. Dat gebeurde met de man van Oum Mohammed (40). Ze komt uit Homs en woont met zes kinderen, variërend in de leeftijd van anderhalf tot zeventien jaar, in een vrijwel leeg appartement net bui- ten de Noord-Jordaanse stad Mafraq. ‘Hij nam alles aan wat hij kon vinden. Hij werkte in de bouw en verkocht groen- ten. Maar op een dag werd hij gepakt en stuurden ze hem terug naar Syrië. Shemkha Mohammed mist haar voortanden. Die zijn er uitgeslagen door Syrische militairen die zonder opgaaf van reden haar vier zoons arresteerden. Vervolg op pagina 14
  • 13. 13 Jamila: ‘Ik kan niet lezen of schrijven. Hoe ga ik mijn kinderen onderhouden? Ik ben mijn land, mijn huis en mijn man kwijt’ Oum Mohammed: ‘In het kamp was ik ontzettend bang voor wat er met mijn dochters kon gebeuren’ Jamila (19) woont in twee haveloze kamers met haar zoontje (4), haar pasgeboren baby, haar moeder, zusje en broer. Een lege vlakte in Irbid, vlak bij de grens van Syrië. Hier en daar staat een tent of bouwval, waarin vluchtelingen hun onderkomen hebben gezocht.
  • 14. 14 Syrië, vijf jaar in oorlog Dat was in december 2014. Sindsdien heb ik niets meer van hem gehoord.’ Als Oum wordt gevraagd iets meer te vertellen over haar man, moet ze huilen. ‘Hij was een liefhebbende man. Wij zijn bedoeïenen en in onze cultuur is het huis het koninkrijk van de vrouw. Zij doet het huishouden en haar man brengt het geld binnen. Mijn man zorgde goed voor mij. Maar nu sta ik er alleen voor. Ik maak trappenhuizen schoon om wat eten te kunnen kopen. Ik bedel bij de buren om ontbijt. Soms kan ik mijn kinderen ge- woon niets te eten geven.’ Ook Oum Mohammed woonde eerst in Zaatari, maar ze hield het er maar dertien dagen uit. ‘Ik was ontzettend bang voor wat er met mijn dochters kon gebeuren’, vertelt ze. ‘Ik trok bij mijn broer in, maar het ging niet met twee grote families in een tweekamerwoning. Mijn broer vertrok en liet mij hier achter. De huur is 180 dinar (ongeveer 230 euro, red.). Ik weet niet hoe ik dat moet opbrengen. Er zijn momenten dat ik aan zelfmoord denk.’ Rare dingen doen De problemen waarmee Syrische vluch- telingen in Jordanië worstelen, beper- ken zich niet tot ernstige zorgen over levensonderhoud en het betalen van de huur. Vele worstelen, zoals de zoons van Shemkha Mohammed, met trauma’s. En de uitzichtloze situatie waarin ze zich in Jordanië bevinden, genereert weer nieu- we problemen. ‘Veel Syrische vluchtelingen hier hebben na vijf jaar de hoop op een beter leven opgegeven’, zegt Elsa Groenveld. Zij is een Nederlandse vrouw die in Jordanië voor Medair werkt, een NGO die vluchte- lingen ondersteunt met geld en voorlich- ting. ‘De mannen zitten werkloos thuis. Ze hebben het gevoel dat hun leven geen doel meer heeft, ze voelen zich wanhopig en gefrustreerd. In zo’n situatie kunnen mensen rare dingen gaan doen. Huiselijk geweld en seksueel misbruik komt onder deze families veel voor. Gedwongen hu- welijken en kindhuwelijken ook. Voor- heen zouden de dochters misschien op hun zeventiende trouwen, nu zie je dat meisjes al op hun twaalfde worden uitge- huwelijkt. Vaders denken: als mijn doch- ter getrouwd is, kan ze geen slachtoffer worden van misbruik. En een dochter die het huis uitgaat, betekent één maag minder te vullen.’ Ze vertelt dat onder vluchtelingen ook veel kinderarbeid voorkomt. ‘Om toch aan een beetje geld te komen, worden kinde- ren uit werken gestuurd. Ook zijn er vrou- wen die in de prostitutie terechtkomen, al dan niet gedwongen. Alleenstaande vrouwen die de huur niet kunnen beta- len, krijgen te maken met huisbazen die zeggen: “Of je hebt seks met me, of ik zet je op straat.” Maar over dit soort proble- men wordt weinig gepraat. Ook niet over huiselijk geweld. Het hoort bij de cultuur dat vrouwen huiselijk geweld accepteren.’ Ook Jamila heeft huiselijk geweld meege- maakt. ‘Mijn man sloeg me. En hij sloeg hard. Hij behandelde me als een bedien- de’, vertelt ze, terwijl ze haar dochtertje de borst geeft. ‘Ik was ooit een meisje dat veel lachte en lol maakte. Maar na alles wat ik heb meegemaakt, lach ik alleen nog maar voor mijn kinderen. Zij zijn de enige reden voor mij om door te gaan. Ik wil dat mijn dochter later naar school gaat. Ik wil dat ze opgroeit tot een sterke vrouw.’ Ze zucht. Dan zegt ze: ‘Het is een trage- die die al vijf jaar duurt. En het einde is niet in zicht.’ Shemkha Mohammed (57, tweede van links), woont nu met haar beide zoons, hun vrouwen en hun zeven kinderen in een armoedig huisje in een Noord-Jordaans dorp. Een televisie, klok en kalender is alles wat je in de woonkamer aantreft. Gezinnen wonen in een onafgebouwd huis zonder verwarming of betrouwbare elektriciteitsvoorziening. De huurlasten zijn hoog.
  • 15. 15 Rode Kruis ‘Het lijden is enorm’ Een koude regen valt als mannen een klein bundeltje komen aandragen. Het duurt even voor tot me doordringt dat in de deken een oude man gewikkeld is. Uitge- mergeld. Zwevend tussen leven en dood. Ons konvooi kwam voor hem te laat. Een paar uur daarvoor hadden we na uiterst moeizame onderhandelingen de stad Madaya bereikt: één van de misschien honderden plekken in Syrië waar humani- taire hulp hard nodig is. De arts in bebloed schort barst in tranen uit De oorlog woedt nu al bijna vijf jaar. Het lijden is enorm. 13 miljoen mensen hebben hulp nodig. Bijna een half mil- joen woont in belegerde gebieden. Als we hulpgoederen willen brengen naar het belegerde gebied van de ene partij, moeten we op exact hetzelfde moment een gebied van de oppositie bevoorra- den. We kunnen niets voordat is aange- toond − via foto's op WhatsApp − dat het- zelfde voedsel aan de andere kant wordt geleverd. En ondertussen is het de Syrische burger die lijdt. In een provisorische medische post, een kelder onder een woonhuis, waar enkele ernstig verzwakte kinderen, ouderen en een zwangere vrouw verzor- ging krijgen, staren holle ogen mij aan. De arts in bebloed schort barst in tranen uit. Onderwerping van onschuldige bur- gers door uithongering is op dit moment het inhumane wapen. Alleen daadkrachtig optreden kan het lijden verlichten en juist dat is op dit moment onmogelijk. ‘Het is fijn hier. De buren zijn aardig. Ik voel me veilig. Vrij!’ Fayzeh AlBadawwi (28) is blij dat ze weer een gewoon leven kan opbouwen met haar man Dani (37), dochter Massa (10) en zoon Laith (4). Maar de liefde voor haar vaderland blijft. ‘Praten over Syrië vind ik moeilijk. Mijn moeder en broer zijn nog in Damascus en ik maak me elke dag zorgen om hen. Toen de oorlog begon, werd Damascus een slagveld. Overal waren sluipschut- ters. Vanaf het moment dat er een bom vlak bij de school van mijn dochter Mas- sa ontplofte, durfde zij niet meer naar buiten. Mijn zoon Laith werd steeds stil- ler en stopte met spelen. Hij kroop vaak bij me op schoot en zei dan: “Als jij dood- gaat, wil ik ook dood, mama.” Tekst: Tirza de Fockert Fotografie: Mona van den Berg Fayzeh AlBadawwi: ‘Een normaal leven’ Fayzeh: ‘Ik durf weer een beetje aan de toekomst te denken’ Hulpverleners van het Internationaal Comité van het Rode Kruis delen hulpgoederen uit in Madaya. (Fotografie: Riham Mourshed) Begin 2014 konden we vluchten, via Beirut naar Mersin in Turkije. Dani ging vooruit om een appartement te regelen. Ik ben hem met de kinderen achterna gereisd. Tijdens de busreis naar Bei- rut was ik heel bang dat we beschoten zouden worden. De kinderen hebben de hele weg gehuild. Twee weken zijn we als gezin samen geweest, tot Dani naar Europa vertrok. Hij wilde naar Nederland. Daar was de kans op gezinshereniging groot, en op die manier hoefden de kinderen en ik niet dezelfde levensgevaarlijke reis te maken. Een maand nadat hij was vertrokken, belde hij om twaalf uur ‘s nachts. “Ik heb het gered.” Ik heb gelijk de kinderen wakker gemaakt. “Papa is in Nederland.” We waren dolblij! Maar weer moesten we wachten. Ik was erg bang dat we misschien niet mochten komen en dat ik mijn man nooit meer zou zien. Maar na acht maanden kwam het verlossende nieuws dat wij naar Nederland mochten. Ik was opgelucht én verdrietig: weer een stap verder van mijn moeder en broer vandaan.’ Onder de tafel ‘Na vier maanden in een asielzoekers- centrum kregen we deze woning in Huizen. Eindelijk kunnen we als gezin weer een normaal leven opbouwen. Het is fijn hier. Nederland is mooier dan op de foto’s. De buren zijn aardig. Ik voel me veilig. Vrij! De kinderen bloeien langzaam op, hebben vriendjes en vriendinnetjes op school. Laith spreekt al goed Nederlands. Maar er hoeft maar een vliegtuig laag over te vliegen of hij kruipt weer onder de tafel. Mijn grootste wens is dat Massa en Laith alle narigheid uit Syrië kunnen vergeten. Zelf kan ik dat nog niet. Zolang mijn familie in Damascus woont, leeft een stukje van mijn ziel in Syrië. De liefde voor Al Watan – het vaderland – blijft ondanks alles. Ik durf weer een beetje aan de toekomst te denken. Ik leer Nederlands, ben al op niveau A2. En ik wil gaan studeren. Daar heb ik in Syrië nooit aan gedacht, maar Dani zegt dat ik kansen moet grijpen. Leren, werken, dingen doen die ik leuk vind. Eindelijk kan het.’ Fayzeh, dochter Massa en zoon Laith Marianne Gasser is hoofd van de delegatie van het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC) in Syrië. ‘Onderwerping van onschuldige burgers door uithongering is op dit moment het inhumane wapen.’
  • 16. 16 Syrië, vijf jaar in oorlog Tekst Annemieke van der Pol Fotografie Mona van den Berg Mohamad: van azc naar Wassenaar Afgelopen zomer woonde Mohamad Denno (42) nog in een asielzoekers- centrum. Inmiddels is hij herenigd met zijn vrouw en dochters, heeft hij een huis in Wassenaar én een baan. Maar zijn droom blijft de stad Aleppo weer op te bouwen. In het asielzoekerscentrum: ‘Toen het Vrije Syrische Leger naar Aleppo trok, begonnen de bommen bij ons te vallen. Ik heb gebouwen in tweeën zien splijten. Als ik over straat liep en omhoog keek, zag ik opengereten appartementen. Op een dag keek ik over de stad en telde de vallende bommen. Na vijftig ben ik maar gestopt. Met mijn gezin ben ik naar Libanon gevlucht. Van daaruit ben ik met een boot van Turkije naar Griekenland gegaan. Omdat de vlucht extreem gevaarlijk is, ging ik alleen. De verhalen over zinkende boten op zee zijn algemeen bekend. Als ik zou slagen, kon mijn gezin later over- komen. Die laatste nacht sliep ik tussen mijn dochters in. Ik heb ze gedag gekust toen ik wegging. Steeds heb ik vertrouwen gehad in een goede afloop, misschien omdat we de afgelopen jaren iedere dag in groot gevaar hadden geleefd. Ik bereikte Griekenland. Het maakte mij niet uit waar ik vervolgens zou gaan wonen. Nu ik in Nederland ben, ben ik daar gelukkig mee. Nederlanders hebben veel empathie. Mijn ouders zijn nog altijd in Aleppo en ik maak me verschrikkelijk veel zorgen om ze. Zij zullen de stad nooit verlaten, dat wil mijn vader niet. Ik begrijp hem wel. Ik had Aleppo ook nooit verlaten als ik geen kinderen had gehad. Als je trouwt met een mooie vrouw, verlaat je haar niet als ze minder mooi of ziek wordt. Mijn droom was in Aleppo te wonen, nu is het mijn droom om de stad weer op te bouwen.’ In Wassenaar: Inmiddels is Mohamad herenigd met zijn vrouw Najla (42) en dochters Sarah (10) en Aya (8). ‘Ik miste mijn kinderen. Ik miste hun geur en het samen spelen.’ Het gezin heeft een huis in Wassenaar gekre- gen. Mohamad en Najla zijn begonnen met de inburgeringscursus. In Syrië was Mohamad ingenieur. Sinds december 2015 heeft hij in Rotterdam werk gevonden bij een internationaal softwarebedrijf. Deze tekst is gebaseerd op een eerder verschenen artikel in Vluchtelingenwerk Magazine. Dochters voor het eerst naar school. Dochter Aya en haar nieuwe buurmeisje uit Afghanistan.
  • 17. 17 Wachten in het azc. Eindelijk gezinshereniging Echtgenote Najla in haar nieuwe huis in Wassenaar. ‘Ik miste mijn kinderen. Ik miste hun geur en het samen spelen’
  • 18. 18 Syrië, vijf jaar in oorlog Ook maanden later blijft het verlangen naar Syrië groot. Van azc naar huis in Wassenaar. Leren fietsen in Nederland.
  • 19. 19 UNHCR Europa (bijna) bereikt en nog steeds niet veilig Seksueel geweld tegen vluchtelingenvrouwen Gedwongen seks om zo de oversteek naar het veilige Europa te ‘verdienen’. Negen maanden zwanger en met weeën op de vlucht door Europa. Of zelfmoord plegen om te voorkomen dat je als seksslavin moet werken. Dit is helaas het lot van te veel vrouwen. Seks in ruil voor paspoort Dagelijks komen meer dan tweeduizend vluchtelingen en migranten in Europa aan, op zoek naar veiligheid en asiel. Bijna de helft van deze mensen komt uit Syrië, en sinds begin dit jaar bestaat iets meer dan 55 procent uit vrouwen en kinderen. In de zomer van 2015 lag dit percentage nog op 27 procent. Steeds meer vrouwen maken dus de over- tocht naar Europa. Een belangrijke reden hiervoor is dat de procedure voor gezins- hereniging steeds langer duurt. Vluchte- lingenorganisatie UNHCR maakt zich ern- stige zorgen over de grote risico’s die de vrouwen lopen. Trouwen uit wanhoop ‘Vrouwen en meisjes die alleen reizen, zijn ontzettend kwetsbaar als ze geen familie of gezelschap hebben om hen te beschermen’, zegt Vincent Coche- tel, directeur van het Europa Bureau van UNHCR. ‘Zelfs degenen die mét familie reizen, lopen kans op misbruik. Vaak rapporteren ze dat niet, waardoor ze ook niet de steun krijgen die ze nodig hebben. Sommige vrouwen trouwen zelfs uit wanhoop, om maar veilig te zijn.’ Vrouwen geven aan dat ze gedwongen worden tot seks om zo te ‘betalen’ voor reisdocumenten of vervoer. Ze willen hun reis en die van hun eventuele familie- leden niet vertragen. Dat is de reden dat ze het seksueel geweld niet rapporteren en geen medische hulp zoeken. Huidige aanpak ontoereikend Humanitaire organisaties die actief zijn in het oostelijk deel van het Middellandse Zeegebied en op de westerse Balkanrou- tes, proberen seksueel geweld te voorko- men. Helaas blijkt de huidige aanpak van overheden, EU-agentschappen, hulp- en maatschappelijke organisaties ontoerei- kend. De opvang- en asielzoekerscentra raken overbevolkt. Privacy, aparte slaapzalen voor mannen en vrouwen, goede verlich- ting, sanitaire en gezondheidsvoorzie- ningen ontbreken vaak. Dit vergroot het risico op seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes. UNHCR en partners zetten zich ten volle in voor deze zaken. UNHCR kan uw hulp goed gebruiken. Doneer nu! www.unhcr.nl Een jonge vrouw zit op het strand van Lesbos. Ze is zojuist aangekomen met een opblaasboot vol vluchtelingen, na een tocht over de Egeïsche Zee vanuit Turkije. (Fotografie: ©UNHCR/Achilleas Zavallis) ‘Vrouwen en meisjes die alleen reizen, zijn ontzettend kwetsbaar als ze geen familie of gezelschap hebben om hen te beschermen’ Bevallen en doorgaan Tehmina reist door Griekenland terwijl ze ruim negen maanden zwanger is. Ondanks haar weeën is ze vastberaden door te reizen tot Duitsland om daar te bevallen. Pas als haar familie haar overhaalt naar een ziekenhuis te gaan, stemt ze toe. Ze bevalt in Griekenland van haar baby. Een paar uur na de ge- boorte verlaten Tehmina en haar kind het ziekenhuis alweer om de reis voort te zetten. Mensensmokkelaar Fatima verkeert in shock als ze wordt gevonden in de haven van een Grieks eiland. Ze is getraumatiseerd en mis- handeld. Griekse autoriteiten brengen haar naar een ziekenhuis voor onder- zoek. Daar vertelt ze dat haar echt- genoot haar en hun jonge dochter heeft toevertrouwd aan een mensen- smokkelaar. Tijdens de reis heeft deze man haar reisdocumenten, mobiele telefoon en geld afgepakt. Vervolgens heeft hij haar mishandeld en verboden contact op te nemen met haar echt- genoot. Terwijl overheden strengere grenscontroles doorvoeren, raken opvang- en asielzoekers- centra overbevolkt en neemt de spanning toe. Dit vergroot het risico voor vrouwen en meisjes. (Fotografie: ©UNHCR/Daniel Etter)
  • 20. 20 Syrië, vijf jaar in oorlog Tekst mona van den berg en saskia engbers fotografie Mona van den berg Kamp Zeist Wachten op de toekomst Mohamed Hamade is geëmotioneerd als hij over zijn zoons vertelt. Kamp Zeist is een voormalige gevan- genis waar vluchtelingen worden op- gevangen. Mohamed Hamade en Moha- med Harb verblijven er momenteel. De eerste met zijn vrouw, de tweede met zijn gezin. Hun verhaal. Zonder zoons Mohamed Hamade (60) is in augustus 2015 naar Nederland gekomen. Vóór die tijd verbleef hij, samen met zijn vrouw Fatina Jabakie (57), twee jaar in Dubai. Ze woonden bij hun beide zoons. Toen de zoons werden opgeroepen voor militaire dienst in Syrië, weigerden ze, omdat het leger tegenwoordig eigen mensen doodt. De zoons staan daarin niet alleen: veel jonge Syriërs ontduiken de dienstplicht omdat ze geen landgeno- ten willen doden. Helaas betekende de weigering dat het inmiddels verlopen paspoort van de zoons niet werd verlengd. En zonder paspoort is er geen kans op een verblijfsvergunning. De zoons zijn nu dus illegaal in Dubai en lopen het risico te worden opgepakt en uitgezet. In januari 2016 is Mohamed herenigd met Fatina. Ze wonen in Kamp Zeist, tot ze kunnen verhuizen naar Amsterdam. Daar hebben ze een woning toegewezen gekregen vlak bij hun dochter. Als ze in Syrië waren geweest, hadden ze hun huis kunnen verkopen om de militai- re dienst van hun zoons af te kopen. Nu hebben ze net genoeg om van te leven. Mohamed en Fatina zijn erg bezorgd over de onzekere situatie van hun zoons. Fatina huilt er dagelijks om. Maar het echtpaar blijft hopen dat de zoons op een dag ook naar Nederland kunnen komen en dat er een goede toekomst in het verschiet ligt. Een veilig thuis In juni 2015 kwam Mohamed Harb (35) als vluchteling naar Nederland, waar hij een verblijfsvergunning kreeg. ‘Na de extreme ellende van de oorlog in Syrië, kon ik bijna niet geloven dat Nederland mij een veilig thuis wilde bieden’, zegt hij. ‘Ik kwam terecht in een opvangcen- trum, waar COA en VluchtelingenWerk Nederland mij hebben geholpen met de procedure voor gezinshereniging.’ Een maand later zijn Mohameds echtge- note Samaher (31), zijn zoon Gassan (5) en dochter Amal (4) na een lange reis in Nederland aangekomen. ‘Sindsdien ervaar ik een rust die ik heel lang niet heb gekend. Ik woon in een gezinskamer in Kamp Zeist. Iedereen respecteert en helpt ons om te leven en studeren. De kinderen worden goed vermaakt.’ Mohamed wil alle mensen bedanken die zijn gezin hebben geholpen. ‘Ze hebben ons het vertrouwen gegeven dat we in Nederland veilig en in vrede mogen leven.’ Mohamed en Fatina hopen dat hun zoons in de toekomst ook naar Nederland kunnen komen.
  • 21. 21 In Kamp Zeist wachten Mohamed en Fatina op hun verhuizing naar Amsterdam. Mohamed Harb: ‘Na de extreme ellende van de oorlog in Syrië, kon ik bijna niet geloven dat Nederland mij een veilig thuis wilde bieden’ Gassan en Amal spelen op het bed. Mohamed Harb en zijn kinderen Gassan en Amal in hun gezinskamer in Kamp.
  • 22. 22 Syrië, vijf jaar in oorlog Ikea foundation Donaties moeten leed van Syrisch conflict verzachten Hulp aan families Nu het conflict in Syrië al vijf jaar duurt, heeft IKEA Foundation 9,4 mil- joen euro gedoneerd om kinderen en hun families in Syrië en de naburige landen te helpen. Met dit geld onder- steunt IKEA Foundation het werk van Artsen zonder Grenzen en Save the Children. Artsen zonder Grenzen kreeg 5,7 miljoen euro. Met deze donatie gaat de organisa- tie Syrische vluchtelingen en burgers hel- pen die lijden onder het conflict in Syrië, Libanon en Irak. Het geld gaat naar medi- sche zorg voor moeders en hun kinderen, psychologische ondersteuning en trai- ning van medisch personeel in de regio. Save the Children krijgt 3,7 miljoen euro voor het trainen van zeventien lokale partnerorganisaties in Syrië. De partner- organisaties krijgen op deze manier de kennis en vaardigheden die ze nodig hebben om 41.000 kinderen te onder- steunen in basisbehoeftes als medische zorg en educatie. Naar schatting lijden ongeveer 13,5 mil- joen mensen onder het conflict in Syrië, onder wie 6 miljoen kinderen. Ongeveer 6,5 miljoen Syrische vluchtelingen zijn op moeilijk bereikbare plekken in Syrië terechtgekomen. Per Heggenes, CEO van IKEA Foundation: ‘Een hele generatie in Syrië kan geen kind zijn, omdat het conflict het dagelijkse leven compleet ontwricht. Wij vinden dat elk kind recht heeft op een veilige thuisbasis en een gezonde start in het leven. Daarom steunen wij Artsen zonder Grenzen en Save the Children. Met onze donatie kunnen deze organisaties medi- sche hulp bieden en de kinderen in Syrië beschermen. Nu en in de toekomst.’ De wens van Fatima (7): ‘Ik wil later lerares worden.’ Betreft opkomst en inschrijvingen, staan Syrische scholen nu wereldwijd als een van de slechtste op de ranglijst. (Fotografie: Save the Children/Khalil Ashawi)
  • 23. 23 Idee, hoofdredactie, fotografie Mona van den Berg (www.monavandenberg.nl) Eindredactie Saskia Engbers (www.saskiaengbers.nl) Grafisch Ontwerp Puck ‘t Hart (www.puckpuckpuck.com) Deze krant valt niet onder de redactionele verantwoordelijkheid van Trouw. Uitgave: maart 2016. Aan deze krant werkten mee: Aya, Sinan Can, Tirza de Fockert, Annemieke van der Pol, Basema Spijkerman, George Tobal, Renate van der Zee Cartoon: Arend van Dam Colofon Deze krant is mogelijk gemaakt door: Bezoek het Humanity House in Den Haag Kom naar het Haagse Humanity House en ervaar van dichtbij wat het betekent om te moeten overleven in een oorlog of conflictsituatie. De foto-expositie ‘5 jaar oorlog in Syrië’ van Mona van den Berg geeft Syrische vluchtelingen in de regio, in Europa en in Nederland een gezicht. Ga daarnaast op ervaringsreis in het museum om te zien, horen en be- leven hoe het is om vluchteling te zijn. www.humanityhouse.org Ook te zien: De Asielzoekmachine (vanaf 1 april) Hoe werkt het Nederlandse asielbeleid? En hoe zouden we wíllen dat het werkt? De Asielzoekmachine is een cross- mediaal onderzoeksproject dat bestaat uit onder meer een webdocumentaire en een reeks bijeenkomsten in het land. De tentoonstelling in het Humanity House neemt de bezoeker mee in de wereld van asiel. Door middel van fotografie, beeldende kunst en video-installaties wordt deze wereld invoelbaar. www.asielzoekmachine.nl Deze expositie is onderdeel van het landelijke project De Asielzoekmachine. Filmstill: Dirk-Jan Visser Tentoonstelling: 5 jaar oorlog in Syrië Fotograaf Mona van den Berg geeft Syrische vluchtelingen een gezicht