De twintigers van nu, die de naam ‘Generatie Y’ kregen, staan de laatste tijd nogal in een negatief daglicht. Volgens velen gaan ze al YOLO’end en selfies makend door het leven, ondertussen met hun virtuele vrienden (echte maken ze immers niet meer) whatsappend over hoe zwaar ze het hebben, omdat ze hun studiereis naar Australië nog moeten plannen.
Maar generatiegenoot Anjuly de Geus ziet om zich heen een heel andere groep jonge mensen. Ze ziet jongeren die zich, in de hoop een betere toekomst te hebben, blijven ontwikkelen door meerdere studies te volgen. Jongeren die twee of meer baantjes hebben en nog nauwelijks rondkomen in economisch zware tijden, omdat ze te trots zijn een uitkering aan te vragen. Jongeren die ondanks hun diploma’s geen baan op opleidingsniveau kunnen vinden en dus maar geestdodend werk doen. Ze ziet creatieve initiatieven ontstaan, mensen die elkaar helpen en ondersteunen. Jongeren die voor zichzelf beginnen. En talent, heel veel talent. In #GeenFilter schetst Anjuly een realistisch en kwetsbaar beeld van de keuzes, twijfels, carrières, liefdes en angsten van haar generatie.
Direct naar het boek: http://www.scriptum.nl/boeken/psychologie/algemeen/geenfilter
5. 5
Inhoud
Voorwoord 7
Inleiding 10
Keuzestress 13
Afstudeerhel 23
Zeepjesverkoper 36
Alleswillers 47
Is het allemaal waar? 58
En toen werd iedereen
gek 72
Over uniek zijn 80
Wat doet de rest? 89
De urban tribe 96
Asociale media 105
Dateleed 120
‘We zien wel’-relaties
130
Gebroken harten 139
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Hoe moet het verder met generatie Y? 152
Nawoord 156
De mensen, dingen en plekken die ik wil bedanken 162
6. Voorwoord
Iedere generatie wordt een aantal jaar later historisch geduid
met een aantal specifieke kenmerken. Als historica ben ik gefascineerd
door jongerencultuur door de jaren heen en ik ben altijd
geboeid geweest door de generatie die volwassen werd in de lange
jaren zestig (grofweg 1963–1975), oftewel: de babyboomers.
De kenmerken van deze generatie zijn nog steeds alom bekend:
een protestgeneratie die ergens voor stond, een generatie die vooraan
stond bij de vrouwenrechtenbeweging en burgerrechtenbeweging,
recalcitrante twintigers die het Maagdenhuis bezetten,
jonge mensen die tegen alle bestaande heilige huisjes aan trapten.
Het is een generatie die tot de verbeelding spreekt en waar ik
een groot deel van mijn studie naar ben blijven graven. Ik schreef
mijn bachelorscriptie over het begin van de vrouwenrechtenbeweging
in Nederland, en ook tijdens mijn masteropleiding bleef
ik hevig geïnteresseerd in het tijdvlak. Ik luister muziek uit de
jaren zestig, kijk documentaires over de studentenprotesten op
Berkeley in de Verenigde Staten en verslind alles wat met deze
periode te maken heeft. Wat vaak vergeten wordt is dat een groot
deel van de jongeren toentertijd helemaal niet zo radicaal was.
Eigenlijk was het merendeel erg braaf en leefde conform de fat
7
7. soensnormen die nog vóór de Tweede Wereldoorlog golden. Mijn
vader, een babyboomer, is bijvoorbeeld nooit verder gekomen
dan een baard, wat langer haar en een leren koordje om zijn nek.
Toch is het deze generatie die op dit moment het hardst klaagt
over hoe jongeren vandaag de dag functioneren op de arbeidsmarkt
en hoe zij met elkaar en de rest van de wereld omgaan. Mijn
generatie, die de naam ‘Generatie Y’ kreeg, dankzij voorganger
generatie X, en wiens tijdgenoten door het leven gaan als ‘Millennials’,
‘Twixters’, ‘Gypsies’ of ‘N.I.N.J.A’s’ (no income, no job or
assets),
staat de laatste tijd nogal in een negatief daglicht. Volgens
velen gaan wij al yolo’end en selfies makend door het leven, terwijl
we ondertussen met onze virtuele vrienden (echte maken we
immers
niet meer) whatsappen over hoe zwaar we het hebben,
omdat we onze studiereis naar Australië nog moeten plannen.
Waar de jongerencultuur van de jaren zestig nog iedere dag
geromantiseerd wordt in films, boeken en muziek, zal generatie Y
waarschijnlijk de geschiedenisboeken in gaan als hedonistisch,
verwend, egoïstisch en lui. Millennials zijn opgegroeid in de veilige
jaren negentig. We leerden over girlpower van de Spice Girls,
speelden met onze Tamagotchi’s en Furby’s en keken ieder weekend
naar Telekids en Geef nooit op! We waren de eerste generatie
die opgroeide met internet, konden sneller en bedrevener met de
computer omgaan dan onze ouders en speelden ‘Snake’ op ons
eerste mobieltje, de Nokia 3310.
Hoewel we bekendstaan als verwende klagers, apathische
beeldbuiskinderen en luie narcisten, zie ik om me heen een heel
andere groep jonge mensen. Ik vraag me af waarom dat beeld
weinig naar voren wordt gebracht in de media. Het beeld van de
8
8. twintigers van nu lijkt ingekleurd door zestigers. Ik zie jongeren
die zich, in de hoop op een betere toekomst, blijven ontwikkelen
door verschillende studies te volgen. Ik zie jongeren die twee of
meer baantjes hebben en nog nauwelijks rondkomen in economisch
zware tijden, omdat ze te trots zijn om een uitkering aan te
vragen. Ik zie jongeren die ondanks hun diploma’s geen baan op
opleidingsniveau kunnen vinden en dus maar geestdodend werk
doen. Ik zie creatieve initiatieven ontstaan, mensen die elkaar
helpen en ondersteunen. Ik zie jongeren die voor zichzelf beginnen.
Ik zie heel veel talent. En toch lijkt het alsof dat hardnekkige
beeld maar niet verdwijnt.
Voor een groot deel komt dat doordat we ons schamen. Wie
staat er op om dat beeld te corrigeren als je het liefst niet wilt toegeven
dat je situatie verre van ideaal is? We worden geplaagd
door faalangst en perfectionisme. Facebook vertelt ons iedere
dag dat de rest van de wereld succesvol is en dat jij dat ook zou
moeten zijn. We bewerken onze foto’s met filters om ze mooier te
doen lijken. En eigenlijk gebruiken we dat soort filters ook voor
ons leven en de manier waarop we het naar de buitenwereld toe
willen tonen. Ik schrijf me een ongeluk, maar moet nog iedere
dag in een winkel staan om mijn huur te betalen. Kies ik ervoor
om te laten zien hoe goed ik het doe met een contract voor een
boek of laat ik zien dat mijn leven nog steeds een puinhoop is? Ik
wil niet langer doen alsof en met dit boek een accura(a)t(er)
beeld neerzetten van mezelf en mijn medetwintigers: mooie, jonge,
bange mensen die het verdienen om op een waarheidsgetrouwe
manier geportretteerd te worden, zonder filter.
9
9. 10
Inleiding
In de beginfase van het schrijven van dit boek las ik vele artikelen
en boeken over wat Amerikaanse wetenschappers en journalisten
Millennials, Generation Y, Twentysomethings of Twixters noemen.
Belangrijk detail hierbij is dat het dus óver een generatie
ging, vaak geschreven vanuit het perspectief van psychologen uit
de babyboomgeneratie, en weinig genuanceerd. Twintigers willen
blijkbaar niet volwassen worden. We blijven langer bij onze
ouders wonen, nemen langer de tijd voordat we een gezin stichten
en blijven hangen in onrealistische dromen en ideeën van hoe
ons leven eruit zou moeten zien, aldus een korte samenvatting
van wat ik allemaal las. Het lezen van al deze artikelen joeg me
enorme angst aan (hoe millennial van mij!). Als ik dit allemaal
moet geloven, komt het nooit goed met ons. In bijna ieder artikel
wordt een enorme donderwolk geschetst die ons boven het hoofd
hangt waar je met geen paraplu aan lijkt te kunnen ontsnappen.
Het grappige is dat we in bijna alle artikelen neergezet worden
als een generatie die zich compleet onbewust is van de problemen
waar ze mee kampt. Alsof we voor de lol bij die lunchroom blijven
werken met een universitair diploma op zak, omdat we bang zijn
voor keuzes en niet volwassen willen worden. Alsof er geen enkele
10. zelfbewustheid bestaat dat dit niet de beste periode is om een killer
carrière te starten, dat we niet allemaal wereldberoemd kunnen
worden en dat succesvol zijn hard werken is.
De meeste mensen van mijn leeftijd (27) die moeite hebben
met het vinden van een baan na het afstuderen wíllen niet bij het
Kruidvat, de gemeentebelastingen of als secretaresse aan de slag.
Het zijn stuk voor stuk geestige, intelligente en innemende personen
die hard gestudeerd hebben met het idee daarna een baan
te vinden die bij hun opleidingsniveau past. Dat is niet verwend,
veeleisend of te hoog gegrepen, dat was tot voor kort hoe het
meestal ging.
Tot voor kort waren het de dertigers die met een dilemma
kampten: jobhoppen, waar kan ik het meeste salaris wegslepen?
Hoe combineer ik een gezin met een carrière? En: eigenlijk wil ik
gewoon het liefst een bed & breakfast beginnen in een bouwval
in Italië, maar ik heb te veel verplichtingen. Boehoe, wat baal ik
van mijn goedbetaalde, vaste baan.
Wat als die hele baan er niet meer in zit? Wat als je begint aan
een studie, opgegroeid met het idee dat zolang je je best doet de
wereld aan je voeten ligt, in die periode crisis uitbreekt, je afstudeert
en dat hele wereldbeeld wordt bijgesteld. Sorry jongens,
niet te veel verwachten, ga nog maar eens drie onbetaalde stages
doen om werkervaring op te doen. Heel misschien helpt dat je
nog aan een baan! First World problems, zou je ironisch kunnen
zeggen, maar voor veel van ons nu de zure realiteit.
En juist omdát de realiteit al zuur genoeg is, er al genoeg Apocalyps-
achtige scenario’s worden geschetst over hoe het nu verder
moet met die twintigers, wil ik naast de problemen waar we
11
11. dagelijks mee kampen, vooral een positieve richting op met mijn
boek. Er loopt op dit moment zoveel onaangeboord intellectueel
kapitaal rond in de vorm van twintigers. Mannen en vrouwen
die staan te springen om hun rol te gaan vervullen op de arbeidsmarkt
en met alle liefde hun baan onder opleidingsniveau willen
teruggeven aan lageropgeleide jongeren die op hun beurt ook te
maken hebben met werkloosheid. In mijn boek vertel ik mijn
eigen verhaal, een verhaal zoals dat van vele andere jonge mensen,
over keuzes, twijfels, carrière, liefde en angsten. Maar ik wil
ook anderen aan het woord laten om hun ervaringen te delen.
Een boek dat geschreven is dóór een generatie van twintigers en
niet óver ons.
12
12. Keuzestress
Als kind wil je iedere week wel iets anders worden ‘wanneer je
groot bent’. De ene week was het bij mij kapster, de andere keer
modeontwerpster, en verpleegkundige leek me ook wel leuk. Later
veranderde dat. Ik was altijd jaloers op de mensen die al van
kleins af aan wisten wat ze wilden worden. Dat was lekker makkelijk,
je hoefde alleen de opleiding of studie te volgen die nodig
was om het beroep uit te oefenen en: klaar is kees. Nu ben ik zelfs
soms nog jaloers op vrienden die zo’n duidelijk beroep hebben
gekozen. Die vriend die geneeskunde studeert, of de ander die
heel zeker weet dat docent zijn of haar roeping is.
Ik wist altijd dat ik schrijven ‘leuk’ vond. Ik schreef in dagboeken,
later in worddocumentjes en ik had een amateuristisch blog
met hersenspinsels. Bij het kiezen van een studie na de middelbare
school zat ik een beetje met mijn handen in het haar. Ik was
slecht in exacte vakken, blonk uit in geschiedenis, Nederlands en
Engels en vond maatschappijleer ook een boeiend vak. Ik wilde
graag naar de School voor Journalistiek, maar dat werd me ontraden.
Er was een overschot aan journalisten en hoewel het vast
een ‘leuke’ opleiding was, was het verstandiger om met mijn vwo-diploma
naar de universiteit te gaan. Ik kon het beste kiezen voor
13
1
13. een degelijke studie als geschiedenis, daar leerde ik sowieso wel
schrijven, maar zou ik daarnaast ook nog wat kennis vergaren.
Dit leek mij een logische redenering en aangezien ik met mijn
talenten toch het best bij de faculteit geesteswetenschappen terechtkon,
besloot ik het kiezen nog een jaar uit te stellen en te
beginnen aan de bacheloropleiding Taal- en cultuurstudies, een
studie waarbij je in het eerste jaar vakken mocht volgen bij allerlei
verschillende studierichtingen. Nu hoor ik bij veel lezers een
zucht van afkeuring, iedereen wéét immers dat je daar niet mee
aan de bak komt. Tja, in 2005 leefden we nog niet in het huidige
economische klimaat en al was ook toen deze keuze niet weggelegd
voor degenen die Het Grote Geld wilden gaan verdienen,
het zag er toch net iets rooskleuriger uit. Ik heb vaak nagedacht
of ik anders had gekozen als ik geweten had dat de crisis eraan
kwam. Toen ik mijn stuk ‘Bekentenissen van een Zeepjesverkoper’
(13 juni 2013, Nrc Next) schreef over de moeilijkheden bij
het vinden van een baan op opleidingsniveau, zaten er best veel
reacties bij van mensen die vonden dat ik met zo’n studie ‘had
kunnen weten’ dat het nooit wat zou worden. Als ik maar gewoon
iets technisch gestudeerd had, was het allemaal veel makkelijker
geweest.
Als ik dat soort dingen lees, komt er stoom uit mijn oren van
woede. Ik bén niet technisch, wat denk je dat er gebeurd was als ik
was begonnen aan een studie waarvan ik wist dat ik er nul talent
voor had? Ik ben het tot op zekere hoogte eens met de gedachte
dat er soms te veel wordt besloten op ‘vind ik het leuk?’-gevoel.
Ik ben van mening dat er op middelbare scholen meer aandacht
besteed moet worden aan een weloverwogen studiekeuze. Zeker
14
14. met het invoeren van het sociaal leenstelsel. Je denkt namelijk
als zeventien- of achttienjarige wel dat je weet waar je mee bezig
bent, maar in Nederland, waar kinderen nog tot vrij laat in hun
puberteit gepamperd worden door hun ouders, heeft deze leeftijdsgroep
vaak nog niet het vermogen om op lange termijn te
denken en de consequenties van hun keuzes te overzien.
Ik vind het altijd interessant om van afgestudeerden te horen
of zij, in retrospect, voor een andere studie zouden kiezen. De
antwoorden zullen je verbazen.
Generatie Y aan het woord
LIANG In 2006 besloot ik geschiedenis
te gaan studeren. Net voor de crisis werd
deze keuze door niemand echt im frage
gesteld. Ik zou weer dezelfde keuze maken.
HET
KIEZEN VAN
EEN STUDIE
Maar misschien zou ik iets meer aan de toekomst denken.
Wellicht had ik een tweede studie erbij gedaan of een
bestuursjaar gedaan. In retrospect had dit allemaal makkelijk
15
gekund.
JAAP Ik denk het niet. Geschiedenis is gewoon een mooi
vak dat erg goed bij mij past. En het is ook nog eens kennis
die onmisbaar is om de wereld te begrijpen en te verbeteren.
Maar ik zou sommige dingen wel anders aanpakken, zoals
me meer oriënteren op de carrièremogelijkheden na mijn
studie. Ik ben nooit een carrièretijger geweest, vind ‘beroepsbestuurders’
eng en heb een hekel aan mensen die alOVER
15. tijd vooraan staan bij netwerkevenementen, maar misschien
had ik daar toch wat meer over na moeten denken.
16
ISIS Never.
CAROLIN Als ik nu opnieuw mocht kiezen, zou ik al voor
mijn bachelor de studie Internationale betrekkingen hebben
gekozen. Ik zou ook graag nog Frans of Russisch gaan
studeren, omdat talenkennis de kansen op een internationale
baan verhoogt.
ANONIEM Nee. Dat ik onzeker ben over mijn kennis en
capaciteiten heeft meer met mezelf te maken dan met wat ik
heb gestudeerd, denk ik. Als ik een andere studie zou hebben
gedaan, dan zou ik nu ook onzeker zijn. Dat heeft meer
met faalangst te maken dan met studierichting. Ik heb altijd
gekozen wat ik leuk en interessant vond. Ik ben meer op
gevoel/intuïtie afgegaan dan dat ik strategisch heb nagedacht
(over eigen capaciteiten die aansluiten op een studie
bijvoorbeeld, of waar ik eerder een baan in zou vinden).
Het grappige is dat bijna niemand denkt dat hij een andere studie
zou hebben gekozen, maar het een en ander toch anders aangepakt
zou hebben. Vooral het ‘meer denken aan de toekomst’ en
meer bezig zijn met carrièreperspectief na de studie vind ik interessant.
Ik weet dat op het hbo meer aandacht wordt besteed aan
de praktische kant van het vinden van een baan na de studie. In
16. het wetenschappelijk onderwijs heerste in de tijd dat ik studeerde
nog een bepaalde arrogantie over het niet afleveren van kant-en-klare
werknemers. Een academische studie is immers geen vakschool;
er wordt een manier van denken aangeleerd. Ik hoop dat
daar tegenwoordig meer aandacht aan wordt besteed en het voor
iedere student verplichte kost wordt. Stages waren binnen mijn
studie bijvoorbeeld optioneel. Je kon vier jaar door een opleiding
heen fietsen zonder ook maar enige praktische ervaring in het
veld op te doen. Als ik terugkijk op mijn studieperiode, zijn het de
stages waarbij ik het meest over mezelf en over wat ik wil te weten
ben gekomen. Je kunt als faculteit nog zoveel vrijwillige ‘carrièredagen’
organiseren, maar je gaat daarmee voorbij aan het doel,
omdat
je nooit de mensen bereikt die dat het hardst nodig hebben.
Al tijdens mijn studie was ik heel erg bezig met mijn ‘cv’. Ik was
me er al vrij vroeg in het proces van bewust dat het belangrijk was
om te beginnen met het opbouwen van ervaring om onderscheidend
te kunnen zijn. Dus begon ik met vrijwilligerswerk voor
een Europese organisatie voor actief burgerschap. Om eerlijk te
zijn deed ik dat in eerste instantie grotendeels voor de gesubsidieerde
tripjes door Europa, maar voor mij was het heel goed om
als naïef hertje wat meer van andere culturen en levenswijzen te
zien. Als redelijk beschermd opgevoed meisje kwam ik opeens in
achterstandswijken en hoorde levensverhalen van mensen die
ik anders nooit ontmoet zou hebben.
Daarnaast deed ik vrijwilligerswerk voor een peacebuilding-organisatie,
schreef ik een column over ontwikkelingssamenwerking
voor een website en zat ik een blauwe maandag in de redactie
van een online magazine voor ‘duurzame studenten’. Hoewel
17
17. ik heel veel heb geleerd van deze nevenactiviteiten, zorgde het
ook voor studievertraging. Dit werd door anderen weggewuifd
als irrelevant: met al deze praktische ervaring heb jij straks een
grote voorsprong op de anderen! Wie al eerder heeft gelezen over
het carrièreverloop na mijn studie, weet dat die vlieger helaas
niet opging.
Omdat ik na de middelbare school nog niet kon kiezen, begon
ik aan een studie met een vrij bachelorprogramma. Tijdens het
eerste jaar van de bachelor kon je van alles ‘uitproberen’ aan de
faculteit geesteswetenschappen. Je moest wel een minimaal aantal
punten behalen en voldoen aan bepaalde eisen om later je
hoofdrichting te kunnen kiezen, maar het eerste jaar van Taal- en
cultuurstudies was geweldig voor mensen die niet weten wat ze
willen: je hoefde namelijk niet te kiezen. In dat jaar volgde ik vakken
genderstudies, televisie- en filmwetenschap, Engels, geschiedenis,
Latijns-Amerikastudies en taalwetenschap. Gelukkig kwam
ik er al vrij snel achter dat geschiedenis en dan voornamelijk internationale
betrekkingen mijn interesse had.
Ik denk dat dit eerste oriëntatiejaar me goed geholpen heeft
om een richting te bepalen. In mijn tweede jaar koos ik voor de
hoofdrichting internationale betrekkingen. In mijn omgeving
zag ik sommigen echter steeds wisselen van hoofdrichting. Taalwetenschap
was het toch niet, dan maar Engels. Met het switchen
kwam studievertraging, met het niet kunnen kiezen kwam nog
meer twijfel. Ik twijfel er niet aan dat veel van hen op een gegeven
moment dachten: waar ben ik mee bezig? Het bepalen van je ‘toekomst’
kan heel lastig zijn als er een heel pakket aan keuzes op
18
tafel ligt.