het eerste nummer van MMNieuws in 2014 gaat over Cultuureducatie. speciale aandacht voor de veranderingen in de kunst- en cultuur- educatie. Na een oproep van MMNieuws voor artikelen volgde een overweldigende hoeveelheid reacties, van bezuinigende gemeenten tot lastige pubers. Wat is de staat van het veld in 2014? Hoe gaat het met de canon in de praktijk? Is cultuureducatie een Staatszaak of liefhebberij van de happy few? En wat schrijft Riemer Knoop over Idealen en ideaaltypen in de erfgoededucatie? Lees hier de editorial, voor het hele nummer ga je naar http://www.mmnieuws.nl/
Op 1 oktober stelde SoCiuS de resultaten van het visieontwikkelingstraject voor op een studievoormiddag. In het visieontwikkelingstraject werden de decretale functies van het sociaal-cultureel volwassenenwerk een voor een onder de loep genomen (de gemeenschapsvormende, culturele, maatschappelijke activerings- en educatieve functie). Ook de samenhang tussen de functies werd grondig geanalyseerd. Dit traject voor, met en door de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk resulteerde enerzijds in begripsverheldering en anderzijds in een aantal oriëntatiepunten voor sociaal-cultureel werkers om hun professioneel handelen vorm te geven en te verantwoorden.
Onderzoek naar, en conceptualisering van een sociaal, digitaal cultuurplatform voor jongeren met de combinatie ‘data & dates’ als motor.
Master thesis Communicatie- & Multimedia Design (2007)
Het gedeeld begrip van personen die sociaal-cultureel handelen werd en wordt regelmatig onderzoeksmatig in kaart gebracht. Dit leidde tot het theoretisch concept van de sociaal-culturele methodiek. Dit concept reikt de bakens aan voor het sociaal-cultureel handelen (Wat is het wel? Wat is het niet?). De sociaal-culturele methodiek kan en wordt op verschillende wijzen in praktijk gebracht. Op conceptueel vlak kunnen we spreken van “de” sociaal-culturele methodiek. Op het vlak van de praktijken en beleidsmatig spreken we over het hanteren van “een” sociaal-culturele methodiek.
De bibliotheek uit de kast! Een open collectie van betekenis en waardeJose Remijn
Het concept ‘De bibliotheek uit de kast’ wil de bibliotheek als verbindende factor in haar gemeenschap plaatsen. De bibliothecaris stelt maatschappelijk en culturele thema’s aan de orde en laat de deelnemers nadenken door hen niet het makkelijke antwoord te geven, maar hen juist stimuleert verder te reiken dan het voor de hand liggende. Hij laat deelnemers niet met een kant-en-klaar antwoord weggaan, maar hij zorgt voor diepgang en nuancering. Sommigen vinden antwoorden, anderen juist meer vragen.
‘De bibliotheek uit de kast’ verrijkt en inspireert het leven van mensen door haar collecties op een andere of liever gezegd vele manieren toegankelijk te maken; het geeft de bibliothecaris opnieuw een kans een volwaardige en aantrekkelijke samenwerkingspartner te worden voor andere maatschappelijke, culturele en educatieve instellingen zoals het onderwijs en musea. Doordat wij een levende collectie kunnen aanbieden waar zij vrij mee kunnen ‘spelen’, die de eigen collecties verrijkt, nieuwe verbindingen legt met collecties daarbuiten en met meningen en ervaringen van deelnemers. Via de bibliotheek, fysiek of digitaal, kunnen deelnemers en instellingen aandacht vragen voor de thema’s die ze verder willen exploreren of naar buiten willen brengen.
20150929 Cases geïntegreerde werking bibliotheken, Patrick Van Damme, Provinc...COMEET
Voorbeelden van geïntegreerde werking van bibliotheken, door Patrick Van Damme, beleidsmedewerker Streekgericht bibliotheekbeleid Provincie Oost-Vlaanderen. Presentatie op de Denk- en inspiratiedag Meetjeslands Cultuurbeleid 3.0 die COMEET organiseerde op 29/09/2015.
De kracht van een alternatief verhaal: De complementaire bijdrage van burgeri...Kay Mars
Sinds 2015 kent Nederland een golf van nieuwe initiatieven voor vluchtelingen. Naast gevestigde actoren zoals nationale en lokale overheden, bedrijven en ngo’s begonnen bewonersgroepen, actieve burgers, collectieven en kleine sociale ondernemingen zich in te zetten voor de inclusie van vluchtelingen en alternatieve vormen van engagement (Larruina, Boersma & Ponzoni 2019). Om beter zicht te krijgen op de plaats en rol van deze initiatieven begonnen wij in 2019 met het project Learning Crossroads for Refugee Inclusion: hoe verandert het ontstaan en voortbestaan van deze initiatieven het veld van opvang, inburgering en integratie? Hoe onderscheiden ze zich van meer geïnstitutionaliseerde organisaties als de Gemeente Amsterdam of het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en wat voegen ze toe? Op welke manieren bieden ze een alternatief verhaal voor de inclusie van vluchtelingen? En waarom zijn deze alternatieve verhalen belangrijk voor de inclusie van vluchtelingen in de Nederlandse samenleving?
het eerste nummer van MMNieuws in 2014 gaat over Cultuureducatie. speciale aandacht voor de veranderingen in de kunst- en cultuur- educatie. Na een oproep van MMNieuws voor artikelen volgde een overweldigende hoeveelheid reacties, van bezuinigende gemeenten tot lastige pubers. Wat is de staat van het veld in 2014? Hoe gaat het met de canon in de praktijk? Is cultuureducatie een Staatszaak of liefhebberij van de happy few? En wat schrijft Riemer Knoop over Idealen en ideaaltypen in de erfgoededucatie? Lees hier de editorial, voor het hele nummer ga je naar http://www.mmnieuws.nl/
Op 1 oktober stelde SoCiuS de resultaten van het visieontwikkelingstraject voor op een studievoormiddag. In het visieontwikkelingstraject werden de decretale functies van het sociaal-cultureel volwassenenwerk een voor een onder de loep genomen (de gemeenschapsvormende, culturele, maatschappelijke activerings- en educatieve functie). Ook de samenhang tussen de functies werd grondig geanalyseerd. Dit traject voor, met en door de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk resulteerde enerzijds in begripsverheldering en anderzijds in een aantal oriëntatiepunten voor sociaal-cultureel werkers om hun professioneel handelen vorm te geven en te verantwoorden.
Onderzoek naar, en conceptualisering van een sociaal, digitaal cultuurplatform voor jongeren met de combinatie ‘data & dates’ als motor.
Master thesis Communicatie- & Multimedia Design (2007)
Het gedeeld begrip van personen die sociaal-cultureel handelen werd en wordt regelmatig onderzoeksmatig in kaart gebracht. Dit leidde tot het theoretisch concept van de sociaal-culturele methodiek. Dit concept reikt de bakens aan voor het sociaal-cultureel handelen (Wat is het wel? Wat is het niet?). De sociaal-culturele methodiek kan en wordt op verschillende wijzen in praktijk gebracht. Op conceptueel vlak kunnen we spreken van “de” sociaal-culturele methodiek. Op het vlak van de praktijken en beleidsmatig spreken we over het hanteren van “een” sociaal-culturele methodiek.
De bibliotheek uit de kast! Een open collectie van betekenis en waardeJose Remijn
Het concept ‘De bibliotheek uit de kast’ wil de bibliotheek als verbindende factor in haar gemeenschap plaatsen. De bibliothecaris stelt maatschappelijk en culturele thema’s aan de orde en laat de deelnemers nadenken door hen niet het makkelijke antwoord te geven, maar hen juist stimuleert verder te reiken dan het voor de hand liggende. Hij laat deelnemers niet met een kant-en-klaar antwoord weggaan, maar hij zorgt voor diepgang en nuancering. Sommigen vinden antwoorden, anderen juist meer vragen.
‘De bibliotheek uit de kast’ verrijkt en inspireert het leven van mensen door haar collecties op een andere of liever gezegd vele manieren toegankelijk te maken; het geeft de bibliothecaris opnieuw een kans een volwaardige en aantrekkelijke samenwerkingspartner te worden voor andere maatschappelijke, culturele en educatieve instellingen zoals het onderwijs en musea. Doordat wij een levende collectie kunnen aanbieden waar zij vrij mee kunnen ‘spelen’, die de eigen collecties verrijkt, nieuwe verbindingen legt met collecties daarbuiten en met meningen en ervaringen van deelnemers. Via de bibliotheek, fysiek of digitaal, kunnen deelnemers en instellingen aandacht vragen voor de thema’s die ze verder willen exploreren of naar buiten willen brengen.
20150929 Cases geïntegreerde werking bibliotheken, Patrick Van Damme, Provinc...COMEET
Voorbeelden van geïntegreerde werking van bibliotheken, door Patrick Van Damme, beleidsmedewerker Streekgericht bibliotheekbeleid Provincie Oost-Vlaanderen. Presentatie op de Denk- en inspiratiedag Meetjeslands Cultuurbeleid 3.0 die COMEET organiseerde op 29/09/2015.
De kracht van een alternatief verhaal: De complementaire bijdrage van burgeri...Kay Mars
Sinds 2015 kent Nederland een golf van nieuwe initiatieven voor vluchtelingen. Naast gevestigde actoren zoals nationale en lokale overheden, bedrijven en ngo’s begonnen bewonersgroepen, actieve burgers, collectieven en kleine sociale ondernemingen zich in te zetten voor de inclusie van vluchtelingen en alternatieve vormen van engagement (Larruina, Boersma & Ponzoni 2019). Om beter zicht te krijgen op de plaats en rol van deze initiatieven begonnen wij in 2019 met het project Learning Crossroads for Refugee Inclusion: hoe verandert het ontstaan en voortbestaan van deze initiatieven het veld van opvang, inburgering en integratie? Hoe onderscheiden ze zich van meer geïnstitutionaliseerde organisaties als de Gemeente Amsterdam of het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en wat voegen ze toe? Op welke manieren bieden ze een alternatief verhaal voor de inclusie van vluchtelingen? En waarom zijn deze alternatieve verhalen belangrijk voor de inclusie van vluchtelingen in de Nederlandse samenleving?
1. Cultuurscouting en community arts
Afstudeerscriptie Culturele en Maatschappelijke Vorming
Studieaccent Kunst en Educatie
Milène Bloemer
Studentnr. 1083435
“Kunst gaat, simpel gezegd, over kijken en bekeken
worden en via dat kijken en bekeken worden over
betrokken raken bij anderen. Kunst gaat over
communicatie, communicatie op gang brengen waar die
communicatie ontbreekt en kennis maken met anderen
die je doorgaans voorbij loopt. Kunst kan bestaande,
zwijgzame en non-communicatieve toestanden
openbreken. Dat wat kunst kan bieden, kennismaking met
anderen en communicatie met anderen, is de basis voor
een open en sterke samenleving.”
Stichting InterArt
2. 2
Inhoudsopgave
Voorwoord ............................................................................................................................................... 3
Inleiding ................................................................................................................................................... 5
1. Uitdagingen voor de culturele sector .......................................................................................... 10
1.1 Subconclusie 1........................................................................................................................ 14
2. Community Arts .......................................................................................................................... 16
2.1 Community arts in het buitenland ........................................................................................... 17
2.2 Kenmerken van community arts ............................................................................................. 25
2.3 Doelen en projectsoorten........................................................................................................ 41
2.4 Een blik op de praktijk in Nederland ....................................................................................... 44
2.5 De maatschappelijke bijdrage van community arts en de moeilijkheid van evalueren........... 52
2.6 Subconclusie 2........................................................................................................................ 62
3. Cultuurscouting.................................................................................................................................. 66
3.1 Verschillende benamingen voor de methodiek....................................................................... 66
3.2 De methodiek van cultuurscouting: kenmerken...................................................................... 69
3.3 Cultuurscouting: doelgroepen en doelstellingen.......................................................................... 82
3.4 Het agogisch handelen van een cultuurscout.............................................................................. 88
3.5 De CMV’er als cultuurscout ......................................................................................................... 91
3.6 Subconclusie 3............................................................................................................................. 95
4. Bijdrage cultuurscout aan ontwikkeling community arts................................................................... 99
Bronnen ............................................................................................................................................... 107
3. 3
Voorwoord
Als bijna afgestudeerd Cultureel Maatschappelijk Vormer, studieaccent Kunst en Educatie, presenteer
ik u mijn afrondend scriptieonderzoek. Deze scriptie heb ik opgevat als een kans om twee actuele
onderwerpen met elkaar in verband te brengen: community arts, een relatief nieuwe kunstbenadering
in Nederland, en cultuurscouting, een werkmethodiek die een waardevolle bijdrage aan de
ontwikkeling hiervan kan leveren.
Alvorens u uit te nodigen tot het lezen van het resultaat van mijn ‘speurtocht’, wil ik van de
gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken. Allereerst wil ik mijn ouders, Ruud
en Yvonne, mijn zus Jennifer en Boy bedanken voor hun geduld en steun, ondanks mijn vele
chagrijnige buien. Karen, bedankt voor je ‘moral support’ en hulp.
Verder wil ik mijn dank uitspreken naar cultuurscouts Wieneke Verweij, Marcel Boontje, Marlies
Juffermans, Marjon Robeek en Sikko Cleveringa. Bedankt voor jullie tijd, medewerking en informatie.
Tot slot wil ik mijn waardering uitspreken voor de fijne begeleiding van mijn afstudeerbegeleider Frits
de Dreu.
Met vriendelijke groet,
Milène Bloemer
4. 4
Inleiding
“Voor we naar binnen gaan en eens wat rondkijken, is
het misschien verstandig een paar verhelderende
opmerkingen te maken.”
Winnie The Pooh
5. Inleiding
5
Inleiding
Motivatie en aanleiding
Met deze afstudeerscriptie rond ik mijn opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming af. Ik heb
gekozen voor een vrij uitgebreid onderzoek dat twee actuele onderwerpen binnen het CMV-werkveld
aan elkaar tracht te verbinden: de werkmethodiek van cultuurscouting en (de ontwikkeling van )
community arts.
Ik ben met deze onderwerpen in aanraking gekomen tijdens mijn beroepsopleidende stage bij de
gemeente Haarlem, afdeling Cultuur. Een groot deel van mijn stageopdracht betrof het organiseren
van een conferentie voor de Haarlemse amateurkunsten. Een variatie aan doelgroepen
(beleidsmakers, culturele organisaties, amateurkunstverenigingen, jongerencentra, zelforganisaties
voor migranten, cultureel actieve jongeren) bediscussieerde die middag een aantal stellingen, in
aparte werkgroepjes, maar ook in zaaldiscussies. Community arts (of in ieder geval kunstinitiatieven
binnen eigen netwerk) en cultuurscouting waren gedurende de middag enkele van de
hoofdonderwerpen van discussie.
Ik heb toen – en ook in latere praktijkervaringen – gemerkt dat beide manieren van werken nog in de
kinderschoenen staan en dat er bovendien nog veel onduidelijkheid over bestaat. Deze
afstudeerscriptie heb ik opgevat als een kans om wat meer inzicht te verkrijgen in deze onderwerpen
en om te bezien hoe zij zich tot elkaar verhouden en of zij elkaar kunnen versterken.
Achtergronden
Cultuurscouting
De werkmethodiek van cultuurscouting is actueler dan ooit. We leven in een land waar qua culturele
infrastructuur eigenlijk ‘alles al is’ Er zijn veel culturele organisaties en ook de wijken zijn rijk aan
cultureel initiatief binnen een reeks aan doelgroepen. Toch vinden deze twee groepen elkaar nog (te)
weinig.
Een cultuurscout is iemand die vanuit een intermediaire positie als een soort spin in het web alle
lijntjes in het (lokale) culturele werkveld met elkaar kan verbinden. Hij kan daarmee bijdragen aan een
dynamische en creatieve gemeenschap waarin van alles gebeurt en waarin mensen en groepen
vanuit verschillende contexten elkaar kunnen vinden; een voedingsbodem voor samenwerking, voor
ideeën, voor initiatief. Het is, mijns inziens, een manier van werken die goed aansluit op de
(agogische, organisatorische en beroepsontwikkelende) competenties van een Cultureel
Maatschappelijk Vormer.
6. Inleiding
6
Community arts
Het begrip community arts is in de belangstelling gekomen vanuit de trend van wijkgericht werken en
publieksbereik, maar ook vanuit de politieke belangstelling voor de bijdrage van kunstparticipatie aan
de versterking van sociale cohesie. Het begrip is komen ‘overwaaien’ vanuit het buitenland (onder
meer Groot-Brittannie) en uit de werkpraktijk daar kan worden opgemaakt dat het een vorm van kunst
is die op maatschappelijk gebied breed inzetbaar is en die door een hoogkwalitatieve artistieke
doelstelling te combineren met andersoortige (sociale, educatieve, gezondheids-) doelstellingen, een
grote bijdrage kan leveren aan maatschappelijke kwesties.
In het Nederlandse ‘cultuurklimaat’ dat veel waarde hecht aan kwaliteit van kunst, is dit een
controversieel onderwerp waarover nog veel discussie gevoerd moet worden en waarbij nog veel
weerstanden overbrugd moeten worden. Ook is er erg veel onduidelijkheid, onder andere over wat
community arts nu wel of niet is en hoe de artistieke en andersoortige doelstellingen zich tot elkaar
dienen te verhouden.
Doel en vraagstelling
Met deze scriptie stel ik mijzelf ten doel om vanuit een grondig onderzoek tot een duidelijke
omschrijving te komen van wat er onder community arts verstaan wordt en wat de methodiek van
cultuurscouting inhoudt. Van daaruit wil ik vaststellen in hoeverre de methodiek van cultuurscouting
een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van community arts in Nederland. Dit plaats ik in de
context van ontwikkelingen binnen de huidige samenleving en, meer specifiek, ontwikkelingen binnen
de culturele sector en het Nederlandse cultuurbeleid.
Hiermee ben ik tot de volgende vraagstelling gekomen:
Hoofdvraag
Hoe kan cultuurscouting als werkmethodiek de ontwikkeling van community arts in Nederland
bevorderen?
Deelvragen
1. Wat wordt er verstaan onder community arts en wat kan deze – in Nederland nog vrij nieuwe
– kunstvorm betekenen voor de culturele sector?
2. Wat houdt de werkmethodiek van cultuurscouting in en wat maakt deze geschikt om
community arts in Nederland op de kaart te zetten?
3. Hoe sluit community arts – in ontwikkeling ondersteund vanuit de werkmethodiek van
cultuurscouting – aan op de speerpunten binnen het huidige cultuurbeleid?
7. Inleiding
7
Leeswijzer
Hoofdstuk 1 beschrijft recente ontwikkelingen op het niveau van de maatschappij en, meer specifiek,
de culturele branche. Het benoemt speerpunten binnen het huidige cultuurbeleid (Actieplan
Cultuurbereik) en benoemt van hieruit enkele uitdagingen voor de culturele sector in de nabije
toekomst. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een eerste subconclusie die deze punten kort
samenvat.
Hoofdstuk 2 gaat in op het veelomvattende onderwerp van community arts. Omdat het begrip nog
maar relatief kort geleden werd geintroduceerd in Nederland, wordt in paragraaf 1 allereerst ingegaan
op ervaringen vanuit het buitenland. De paragraaf geeft een indruk van verschillende
maatschappelijke achtergronden waar vanuit community arts is ontstaan en van soorten motivaties tot
het toepassen ervan.
In paragraaf 2 wordt community arts beschreven aan de hand van kenmerken. Dit blijft niet bij een
opsomming, maar wordt ondersteund door actuele informatie vanuit de praktijk. Paragraaf 3 omschrijft
vervolgens welke verschillende doelen er bestaan voor het toepassen van community arts en in welke
projectsoorten dit tot uiting komt. Daarna wordt er in paragraaf 4 een blik geworpen op de praktijk in
Nederland, waar flink ‘gepionierd’ wordt met een reeks aan intiatieven. Paragraaf 5 gaat in op de
mogelijke maatschappelijke bijdrage van community arts. Hierbij is geput uit onderzoeksmateriaal
vanuit het buitenland.
Het hoofdstuk wordt afgesloten met een tweede subconclusie die een overzicht geeft van deze punten
en die community arts binnen de context van het huidige cultuurbeleid en recente ontwikkelingen
binnen de culturele sector (beschreven in Hoofdstuk 1) plaatst.
Hoofdstuk 3 gaat over cultuurscouting. Door verschillende benamingen voor de methodiek en het
beroep te behandelen, ontstaat er , na het lezen van paragraaf 1, een eerste indruk van wat
cultuurscouting is. Vervolgens wordt hier in paragraaf 2 dieper op ingegaan door de methodiek,
vastgesteld aan de hand van een zestal kerntaken, te beschrijven. De kerntaken zijn gebaseerd op
informatie vanuit gevoerde interviewgesprekken met en schriftelijk materiaal van cultuurscouts in
Nederland. Cultuurscouting kent ook verschillen en overeenkomsten in doelgroepen en gehanteerde
doelstellingen, zoals beschreven wordt in paragraaf 3. Voorts wordt in paragraaf 4 bezien in hoeverre
het handelen van een cultuurscout agogisch te noemen is en hoe een dergelijke agogische strategie
eruit kan zien. Van hieruit wordt in paragraaf 5 bekeken of een Cultureel Maatschappelijk Vormer over
voldoende competenties beschikt om invulling aan de werkmethodiek van cultuurscouting te geven.
Een overzicht van dit alles wordt gegeven in een derde subconclusie.
8. Inleiding
8
Hoofdstuk 4, de bijdrage van cultuurscouting aan de ontwikkeling van community arts, is te zien als
een hoofdstuk met conclusies en aanbevelingen. Enerzijds zal antwoord gegeven worden op de
hoofdvraag “Hoe kan cultuurscouting als werkmethodiek de ontwikkeling van community arts in
Nederland bevorderen?”. Anderzijds geeft het hoofdstuk een korte aanbeveling betreffende het type
scout dat dit dan zou kunnen zijn.
Tot besluit vindt u een overzicht van geraadpleegde bronnen.
9. 9
1.Uitdagingen voor de culturele sector
“Al te lang gedraagt de kunst zich als een godheid,
alleen verstaanbaar voor ingewijden. Maar het tij keert.
De kunst vraagt weer naar wat menselijk is en wat niet.”
Anna Tilroe, NRC Handelsblad 10 September 2004
10. 1. Uitdagingen voor de culturele sector
10
1. Uitdagingen voor de culturele sector
Er borrelt iets in de culturele sector. Men zoekt naar nieuwe wegen, naar andere manieren om een rol
van betekenis te spelen die ingaat op de vragen van deze tijd. In onze huidige samenleving is de
snelheid van veranderingen groot. Het leven in deze postmoderne samenleving is snel en complex
geworden. Daar waar vroeger nog duidelijke kaders bestonden die ons bonden (de kerk, het gezin,
het verenigingsleven, de school), is nu een grote keuzevrijheid ontstaan. We leven als het ware in een
‘doe-het-zelf-maatschappij’ en dienen als zelfstandige individuen onze identiteit te construeren en
ontwikkelen. Een zoektocht waar we in deze individualistische samenleving soms best alleen in staan
Deze zoektocht raakt de oorspronkelijke functie van kunst, die sterk maatschappelijk is. Kunst is een
onderdeel van cultuur, geeft uiting aan cultuur van individuen, van groepen. Door kunst en cultuur
ontwikkelen mensen meer zelfvertrouwen en sociale vaardigheden. De deelname aan het cultureel
leven in een samenleving is dan ook – niet zonder reden – een universeel mensenrecht.
“Article 27.
(1) Everyone has the right freely to participate in the cultural life of the community, to enjoy the arts
and to share in scientific advancement and its benefits.
(2) Everyone has the right to the protection of the moral and material interests resulting from any
scientific, literary or artistic production of which he is the author.”
1
In een democratie moet iedereen in staat worden gesteld om deel te nemen aan kunst en cultuur. Dit
is ook een belangrijke taak van de overheid. Vanuit deze gedachte van de democratie van cultuur, is
er steeds meer kritiek ontstaan op het cultuurbeleid dat in Nederland gevoerd wordt. De kritiek richt
zich onder meer op het elitaire karakter van de kunsten. De kunsten zouden ontoegankelijk zijn en
hun publieke functie en maatschappelijke rol teveel negeren.
Nederland kent een culturele traditie die past in een kunstgericht cultuurbeleid
2
, dat veel
overeenkomsten vertoont met het Franse l’art pour l’art model. Het nationale cultuurbeleid heeft zich
lange tijd gericht op de autonome ontwikkeling van de kunsten en de ‘vormende’ taken van een
gevestigde/hoge cultuur. Kunst met een grote ‘K’ van kwaliteit is kenmerkend voor het Nederlandse
model. De sterke nadruk op het kwaliteitscriterium kan goed geïllustreerd worden aan de hand van de
sterke scheiding die Nederland hanteert tussen amateurkunst en professionele kunst; ‘high’ culture en
‘low’ culture.
1 Bron: www.un.org
2 Max Fuchs typeert in zijn boek “The influence of cultural policy on culture and arts” drie hoofdtypen van cultuurbeleid:
Art directed cultural policy: a policy made on the traditional basis of the autonomy of the arts.
Market directed cultural policy: a policy which capitalizes on the benefits of heritage and cultural employment.
Social coherence cultural policy: a policy based on a wide concept of the arts and culture.
Bron: Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration, pag. 21, UK, 2004
11. 1. Uitdagingen voor de culturele sector
11
“In the Netherlands there is a professionalism test for artists who wish to be recognised as
professional. The test includes different domains:
Training
Workshop facilities
Recognition in the field
Quantity of work produced
Entrepreneurial skills
This is a hierarchical system where being recognised by the state is very important, as opposed to
other countries where one only needs to be able to make a living in his or her work. It is also one of
the reasons why some practitioners are reluctant to get involved with amateur artists or social
institutions, as this is not regarded as professional.”
3
Het autonome karakter van de kunsten, dat altijd zo vanzelfsprekend was, staat ter discussie. De
verwachting was dat met een algehele stijging van het opleidingsniveau de cultuurdeelname ook zou
stijgen. Deze verwachting is te optimistisch gebleken. De nieuwe generatie heeft minder belangstelling
voor traditionele cultuur, zoals musea, klassieke concerten en balletvoorstellingen.
In het Sociaal en Cultureel Rapport 1998 concludeert het Sociaal Cultureel Planbureau dat veel
cultuuruitingen slechts een betrekkelijk kleine groep van hoger opgeleiden bereiken. De
cultuurdeelname van lagere inkomensgroepen, jongeren en allochtonen is relatief laag. Bovendien
constateert zij dat het aanbod geen representatieve afspiegeling vormt van behoeften die onder de
verschillende doelgroepen leven. De culturele dynamiek is groot geworden, maar de culturele
infrastructuur en het aanbod sluiten daar onvoldoende op aan.
Een belangrijke kanttekening hierbij is dat deze gegevens betrekking hebben op de deelname aan
traditionele cultuuruitingen. Het valt te bezien of dat een representatieve indruk geeft van de werkelijke
cultuurdeelname van de betreffende groepen, die veel meer plaatsvindt buiten deze traditionele
kaders, in eigen circuits.
Voor de gevestigde cultuur ligt hier een verantwoordelijkheid om deze circuits en bijbehorende
cultuuruitingen te leren kennen. De uitdaging voor de kunstensector is om een manier te zoeken om in
te spelen op een veranderende en multiculturele samenleving; een uitdaging om zich opnieuw te
oriënteren op haar publieke functie; een uitdaging om te zoeken naar wegen waarbij de kunsten weer
in de samenleving (in plaats van daar grotendeels buiten of boven) komen te staan.
3
Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration, pag. 56, UK, 2004
12. 1. Uitdagingen voor de culturele sector
12
Op de bovengenoemde kritische constateringen komt in 1999 een terecht antwoord van
staatssecretaris Van der Ploeg met de nota’s “Ruim baan voor culturele diversiteit” (mei 1999) en
“Cultuur als confrontatie” (juni 1999). In deze nota’s beschrijft hij jongerenpodia, musea, concertzalen,
bibliotheken, en dergelijke als plaatsen waar een confrontatie zou moeten plaatsvinden tussen het
cultureel aanbod en het publiek. Om een dergelijke confrontatie te bevorderen, is een meer
vraaggerichte benadering nodig, waarin de gebruiker centraal komt te staan. Dit impliceert tevens een
verkenning van zowel bestaande doelgroepen als ‘nieuwe’ doelgroepen die nog niet bereikt worden.
Samen met het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wordt in 2000
het Actieplan Cultuurbereik opgezet: een gezamenlijke inspanning om het cultuurbereik te verbreden
en te verdiepen. Ze benoemen hiervoor een vijftal doelstellingen:
1. versterking van de programmering
2. ruim baan maken voor culturele diversiteit
3. investeren in jeugd
4. beter zichtbaar maken van cultureel vermogen
5. culturele planologie op de agenda zetten.
4
30 steden en 12 provincies hebben naar aanleiding hiervan een eigen programma cultuurbereik
ontwikkeld waarin door het leggen van eigen accenten nieuwe vormen van publieksbenadering,
programmering en samenwerking verkend konden worden.
In de ruim vier jaar dat het project nu loopt, is er veel gebeurd binnen de culturele sector. Culturele
diversiteit en publieksverbreding staan hoog op de culturele agenda. Toch moet er nog veel gebeuren.
Een dergelijk veranderingsproces gaat gepaard met een verandering van waarden, die ook op lange
termijn ingebed moet raken in de culturele sector. Dit wordt onderkend in de evaluatie door een
visitatiecommissie van de eerste twee jaar Actieplan Cultuurbereik.
“Het proces dat het actieplan in gang heeft gezet kost veel tijd. In dit proces trekt het cultuurbeleid zich
iets aan van de gebruiker, maken culturele instellingen een attitudewijziging door en ontstaan nieuwe
netwerken en samenwerkingsverbanden. We stellen vast dat het actieplan na twee jaar nog maar net
op vlieghoogte is. Wij registreren met instemming de uitspraak van een gedeputeerde: ‘Vergroten van
het cultuurbereik doe je niet even in vier jaar bij besluit.’ ”
5
4
Ministerie van OCW, IPO en VNG, “Van jonge mensen en de dingen die gaan komen, rapportage over de jaren 2001 en 2002,
pag. 8, april 2003
5
Ministerie van OCW, IPO en VNG, “Van jonge mensen en de dingen die gaan komen, rapportage over de jaren 2001 en 2002,
pag. 32, april 2003
13. 1. Uitdagingen voor de culturele sector
13
De visitatiecommissie geeft onder andere aan dat het aangaan van allianties met andere
beleidsterreinen in de toekomst nog aandacht behoeft. Dit is van belang om de doelstellingen van het
Actieplan Cultuurbereik effectiever te kunnen verwezenlijken. We leven in een maatschappij waar
grenzen tussen verschillende sectoren en netwerken steeds meer vervagen. Bij het vergroten van het
cultuurbereik is daarom meer aandacht nodig voor het bereiken van mensen in deze netwerken die
zich steeds meer op het snijvlak van maatschappelijke sectoren bevinden.
François Matarasso, onderzoeker en community worker in Groot-Brittannië en tevens een groot
voorstander van intersectoraal werken in de kunsten, typeert dit wat sterker:
“The arts have a responsibility, at least so long as they are in receipt of public funds, to consider their
existing or potential contribution to society’s wider goals. They should recognise their dependence on
audiences, new talent and creative ideas which the participatory sector develops. They have nothing
to fear from such projects, especially not falling standards: a culture which needs protecting from
people’s participation is not worth the name.”
6
6
F. Matarasso, “Use or Ornament? The social impact of participation in the arts”, Comedia, 1997
14. 1.1 Subconclusie 1
14
1.1 Subconclusie 1
Waarin ligt de (veronderstelde) uitdaging voor de culturele sector?
In Nederland hebben lange tijd de autonome ontwikkeling van de kunsten en de ‘vormende’ taken van
de culturele sector centraal gestaan binnen het cultuurbeleid. Naar verloop van tijd is gebleken dat dit
beleid slechts een klein deel van de bevolking bereikt. Iets dat gepaard ging met kritische geluiden
vanuit de samenleving.
Om dit signaal goed op te pakken, moet de culturele sector een uitdaging aangaan door in te gaan op
de volgende kansen:
Het inspelen op een voortdurend veranderende en multiculturele samenleving; een
veranderend publiek.
Een heroriëntatie op haar publieke functie
Het zoeken naar en verkennen van wegen waarbij de kunsten weer in de samenleving komen
te staan
Met het Actieplan Cultuurbereik is er in 2000 een verandering in gang gezet in de (gevestigde)
culturele sector. Hoewel er al veel initiatief is genomen op het gebied van publieksbereik en
aanbodsverbreding en de stimulans vanuit het Actieplan zijn vruchten begint af te werpen, is het
veranderingsproces – zoals in een evaluatie van de eerste twee jaar Actieplan Cultuurbereik wordt
aangegeven – “nog maar net op vlieghoogte”. De echte verandering is een verandering van waarden;
een bredere definitie van wat we onder kunst en cultuur verstaan. Ook de kansen binnen
intersectorale samenwerkingen behoeven nog meer uitdieping.
“Op deze wijze kan het publieke karakter van de kunst worden versterkt, omdat er een brug geslagen
wordt naar de sociaal-culturele omgeving waarin deze functioneert of kan functioneren. Een element
dat de kwaliteit van de kunst ten goede kan komen én dat op betekenisvolle en prettige wijze het
alledaagse leven beïnvloedt. Twee bewegingen die beslist niet tegengesteld hoeven te zijn aan
elkaar.”
7
In het volgende hoofdstuk zal ik ingaan op het fenomeen “community arts” dat hier op veel punten
invulling aan geeft.
7
V. de Waal, “Uitdagend leren, culturele en maatschappelijke activiteiten als leeromgeving”, pag. 272, Bussum, 2001.
15. 2. Community Arts
15
2.Community Arts
“Kunst is in potentie een laboratorium waar we
essentiële, existentiële kwesties als waarheid,
maatschappelijke verantwoordelijkheid en de
universaliteit van waarden kunnen onderzoeken in
de nieuwe context van culturele diversiteit. Anders
dan de trage en monoculturele politiek en
godsdienst, is de kunst in staat om door middel van
de verbeelding de nieuwe verhoudingen een tot nu
toe ontbrekende vorm en gestalte te geven,
waardoor die verhoudingen overdenkbaar,
bespreekbaar en leefbaar worden.”
S. Najand, artistiek leider Stichting InterArt, “Is kunst
maatschappelijk nog van betekenis?”
16. 2. Community Arts
16
2. Community Arts
“community arts,…. moeilijke vraag,……. Ik denk iets wat in gemeenschappelijkheid bestaat in een
soort community. Dat is in feite je gemeenschap, je directe omgeving. Daarbij is het iets scheppends
en dat is art: iets scheppends”
Marlies Juffermans, cultureel verkenner, ZIMIHC, Utrecht, 2005
Community arts is in Nederland nog een vrij nieuw begrip dat met veel vraagtekens omgeven lijkt te
zijn. Het wijktheater uitgezonderd (zoals: Stut Theater te Utrecht, Rotterdams Wijktheater te
Rotterdam), kent Nederland geen lange traditie op het gebied van community arts. Tot voor kort was
community arts in Nederland een relatief onontgonnen werkgebied. Pas vrij recentelijk, in het
vooradvies voor de Cultuurnota 2005-2008, werd het door de Raad van Cultuur onder de aandacht
gebracht.
Volgens de Raad voor Cultuur ‘staat bij community arts kunstbeoefening centraal op basis van
materiaal dat vanuit een groep zelf voorhanden is’. In de perceptie van de Raad treedt bij deze vorm
van kunstbeoefening een docent of begeleider op als facilitator. ‘Karakteristiek voor community arts
zijn (…) een sociaal-maatschappelijke thematiek en een sterke welzijnscomponent. Deze wordt
vertaald in een kunstbeoefening met een hoge artistieke doelstelling.
8
’
Het heeft veel stof doen opwaaien in de culturele sector. Vanuit de interviewgesprekken die ik gevoerd
heb ter voorbereiding op deze scriptie, kwam al snel naar voren hoeveel onduidelijkheden en
weerstanden er nog bestaan omtrent de term, maar ook hoe verschillend er over deze integrale
benadering gedacht wordt.
Om een eerste indruk te krijgen van het begrip en van de verschillen tussen (politieke en sociaal-
culturele) systemen waarbinnen community arts bestaat, wil ik in de eerste paragraaf graag een viertal
voorbeelden uit het buitenland aanhalen. Aansluitend hierop kom ik toe aan het beschrijven van de
kenmerken van community art, gebaseerd op literatuuronderzoek en gesprekken met mensen uit het
culturele werkveld. Ook de doelen en verschillende projectsoorten van community art zullen aan bod
komen. Vervolgens wil ik, vanuit het benoemen van punten waaraan community arts op sociaal-
cultureel gebied kan bijdragen, enkele kanttekeningen plaatsen. Deze betreffen thema’s waarover in
binnen- en buitenland nogal wat discussie bestaat. Dit hoofdstuk wordt tenslotte afgesloten met een
subconclusie.
8
Raad Voor Cultuur, vooradvies 2005-2008, naar een samenvatting van cultuurnetwerk, www.cultuurnetwerk.nl .
17. 2.1 Community arts in het buitenland
17
2.1Community arts in het buitenland
In de volgende voorbeelden van community arts in het buitenland zal naar voren komen dat er
verschillen zijn in achtergronden waarbinnen community arts is ontstaan. Dit heeft onder meer te
maken met verschillen in cultuurvisie en ontwikkelingen binnen maatschappij markt en (cultuur)sector.
De landen die aan bod komen, zijn Australië, De Verenigde Staten, België en Groot-Brittannië.
Community arts in Australië
Australië is zeer actief op het gebied van community arts, of, zoals men het daar noemt, ‘community
cultural development’. Community arts gaat hier zeker 60000 jaar terug in de tijd, als je bedenkt dat
kunst een integraal onderdeel is en was van de cultuur van de Aboriginals. In dit perspectief gezien is
community art, niet een geheel nieuw concept. Het grijpt eerder terug op een meer oorspronkelijke
functie van kunst, die zich middenin de cultuur van een samenleving bevindt in verhalen, rituelen,
vieringen, rouwprocessen, en andere belangrijke levensstadia.
Wat de community arts in Australië zo intrigerend maken, is dat het een land is waar deze
oorspronkelijke betekenis van kunst in aanraking kwam met andere, westerse concepten van kunst.
Op den duur kwam er een tegenreactie vanuit de samenleving op dit westerse kunstconcept dat zij
zagen als elitaire kunst, gemaakt door individuele kunstenaars voor slechts een klein deel van de
bevolking. Naar aanleiding hiervan werd in 1979 de ‘Community Arts Board’ in het leven geroepen.
Maar de lijn werd nog verder doorgezet. Het woord ‘arts’ had nog een te sterke neiging naar iets wat
elitair was en niet van iedereen. Dat leidde ertoe dat de term community arts veranderd werd in
community cultural development
9
. De ‘artist’ werd ook een artist-worker om aan te geven dat deze met
een bepaalde groep werkte en niet voor zichzelf.
Het geeft in ieder geval aan hoe moeilijk definieerbaar community arts is. Het is een integraal
onderdeel van cultuur, zoals Graham Pitts in zijn artikel “A brief history of the community arts” treffend
weet te verwoorden:
“Thus any definition of the ‘community arts’ of ‘community cultural development’ tends to fail, because
definitions are about exclusion whereas what one wishes to define is as amorphous and as multi-
faceted as ‘the arts’ or ‘culture’ itself. At its most basic level one might say that the community arts are
about any form of arts in which non-artist members of a community are involved in a participatory
manner. This participation may range from consultation with an artist to the total creation by the
members of a community themselves.”
10
9
In 1989 veranderde de ‘community arts board’ haar naam in ‘community cultural development board’.
10
G. Pitts, “A Brief history of the community arts”, 2002, Australia
18. 2.1 Community arts in het buitenland
18
Pitts geeft vervolgens aan dat in de meest vergevorderde vorm van community arts het ‘in’, ‘for’, ‘with’,
‘of’ en ‘by’ een geheel vormen. Hij geeft aan dat iets soms community art genoemd wordt, maar dat
dat het niet altijd hoeft te zijn.
Een kunstenaar kan wel in een gemeenschap werken, maar om over community arts te kunnen
spreken, moet het zo zijn dat hij ook daadwerkelijk met een gemeenschap werkt. Datzelfde geldt ook
als de kunstenaar voor de gemeenschap werkt, maar die gemeenschap niet in het proces betrekt.
Vervolgens komen het ‘of’ en ‘by’ aan bod als je bedenkt dat er ook nog gradaties in die betrokkenheid
bestaan. In de meest ideale situatie heeft de kunstenaar geen wezenlijke rol meer:
“Such artwork is ‘in’, ‘for’, ‘with’, ‘of’ and now in a very pure sense completely ‘by’ the community.”
11
Community Outreach in de Verenigde Staten
Wat wij hier community arts noemen, wordt in de Verenigde staten community service, of community
outreach genoemd. Zeker in de grote steden kennen de gevestigde cultuurinstellingen, met name
musea, een grote mate van betrokkenheid met verschillende groepen in de samenleving. Zij beogen
hiermee een centrale rol in de community te spelen, een woord dat in het Nederlands moeilijk te
vertalen is.
“Het betekent gemeenschap, samenleving of maatschappij, maar wordt veel vaker gebruikt dan deze
Nederlandse woorden. Vaak verwijst het naar de vestigingsplaats van het desbetreffende museum.
Het museum
12
wil dan vooral een rol spelen in het leven van die gemeenschap en dat betekent dat
alle verschillende groepen (ook weer ‘communities’) binnen die gemeenschap bediend moeten
worden. Om dat te bereiken wordt gebruik gemaakt van ‘community outreach’, een term die ook in de
Nederlandse kunstwereld al ingang heeft gevonden. ‘Outreach’ betekent vaak letterlijk het zich
uitstrekken naar die verschillende groepen. Veel outreach-activiteiten spelen zich dan ook af buiten de
muren van het museum: in buurtcentra, scholen, bejaardenhuizen of stadsparken.”
13
De Amerikaanse culturele instellingen zijn altijd erg publieksgericht geweest. Voor een deel had dit
ook een financiële oorzaak. Door de financiële en politieke omstandigheden van de jaren ‘60 moest
men, min of meer noodgedwongen, andere strategieën ontwikkelen om publiek binnen te krijgen en
eigen inkomsten te genereren. Later kwam, beïnvloed door de ‘civil rights’ movement, een
gelijkwaardige afspiegeling van verschillende bevolkingsgroepen in de kunsten centraal te staan.
11
G. Pitts, “A Brief history of the community arts”, 2002, Australia
12
Waar ‘museum’ staat kan hier ook ‘culturele instelling’ gelezen worden.
13
Bron: A.Elffers, “Community Outreach, het museum en de gemeenschap”, artikel in “Museumvisie 2000/1”
19. 2.1 Community arts in het buitenland
19
Het was echter pas in de jaren ‘90 dat men probeerde om werkelijk kunst in de gemeenschap te
integreren, in plaats van puur het publiek met marketingstrategieën het museum in te lokken. Culturele
instellingen hadden maatschappelijk draagvlak nodig, om hun bestaan te legitimeren.De focus van de
meeste outreach programma’s ligt op de jeugd. Er zijn in deze tijd weinig Amerikaanse
cultuurinstellingen meer die geen outreach-programma hebben voor speciale scholen, ‘youth at risk’
(risicojeugd, criminele jeugd), ‘inner city youth’ (stadskinderen uit lagere milieus), enzovoort. Weer
andere instellingen betrekken ook ouders bij de projecten.
“Populaire methodes zijn stage-, ambassadeurs- en naschoolse opvangprogramma’s, waarbij een
groep kinderen intensief betrokken raakt, soms zo intensief dat ze er elke dag terecht kunnen.”
14
Door middel van de outreach-projecten worden groepen uit de samenleving bereikt die normaal
gesproken niet bereikt worden en die over het algemeen ook niet als succesvol worden gezien. Door
de projecten komen deze groepen ook positief in de belangstelling te gaan. Binnen de doelgroepen
worden, naast een vergrote interesse voor cultuur, ook indrukwekkende resultaten bereikt op het
gebied van identiteitsvorming en zelfvertrouwen en het nemen van verantwoordelijkheid. Ook is aan te
tonen dat sommige jongeren hierdoor ook betere prestaties leveren op school.
Dergelijke resultaten hebben de belangstelling van particuliere sponsors vergroot. De Amerikaanse
cultuurinstellingen, zijn in tegenstelling tot de Nederlandse, in grote mate afhankelijk van deze
publieke en private sponsors. Het is voor deze instellingen dus zeer van belang om kwaliteit van hun
‘community outreach projecten’ inzichtelijk te maken. De obsessie van sponsors met meetbare
resultaten, zorgt er in sommige gevallen voor dat de kwaliteit van de processen er juist onder te leiden
heeft:
“Allemaal moeten ze vooruitgang in persoonlijke en werkgerelateerde vaardigheden bij de deelnemers
opleveren om door de sponsors als succesvol te worden aangemerkt, terwijl de effecten ‘verhoogde
interesse of plezier in kunst en cultuur’ voor hen nauwelijks belangrijk zijn.”
15
Wanneer je als culturele instelling je expertise gaat inzetten op andere terreinen binnen de
samenleving, is het dus belangrijk om duidelijke doelen voor ogen te houden en om andere manieren
te zoeken van evaluatie, nodig om resultaten inzichtelijk te maken voor financiers en subsidiënten.
Manieren die de kwaliteit van de projecten en processen die de deelnemers daarin doormaken, niet in
de weg staan.
14
Bron: A.Elffers, “Community Outreach, het museum en de gemeenschap”, artikel in “Museumvisie 2000/1”
15
Bron: A.Elffers, “Community Outreach, het museum en de gemeenschap”, artikel in “Museumvisie 2000/1”
20. 2.1 Community arts in het buitenland
20
Sociaal-artistieke projecten in België
In Vlaanderen is een vernieuwende aanpak ingezet die kunst inzet bij sociale kwesties. Met sociaal-
artistieke projecten verkent men de rol die kunst kan spelen in de bestrijding van armoede. Dit proces
is in gang gezet naar aanleiding van het “Algemeen Verslag van de Armoede”, dat in 1994 door de
Koning Boudewijn Stichting
16
werd gepubliceerd, waarin gesteld werd dat de betreffende
armoedegroepen de culturele uitsluiting als erger ervaarden dan puur de financiële uitsluiting. Deze
wordt, aldus het rapport, in sommige gevallen zelfs als kwellend ervaren.
Vlaanderen kent een lange geschiedenis van sociaal engagement. Het maatschappelijk middenveld
17
speelt van oudsher een rol van grote invloed. Sociale kwesties nemen dan ook een prominente plaats
in op de politieke en maatschappelijke agenda’s. Al vanaf de jaren 90 is er in België een discours
gaande over de toegankelijkheid van cultuur en de potentiële rol van kunst binnen maatschappelijke
kwesties. De sociaal-artistieke projecten staan centraal in deze discussie.
Vanuit deze achtergrond is de Koning Boudewijn Stichting een samenwerking aangegaan met de
vereniging Kunst en Democratie, die de taak op zich heeft genomen om vernieuwende sociaal-
artistieke initiatieven in België financieel te gaan ondersteunen. In 1999 kwam er een nieuwe Vlaamse
Cultuurminister die – naar aanleiding van een oproep specifiek voor Vlaamse projecten – voor een
reglement zorgde voor de financiële ondersteuning van sociaal-artistieke projecten in Vlaanderen.
Sindsdien zijn er vele projecten georganiseerd die aandacht genieten van zowel organisaties op het
gebied van welzijn als culturele organisaties. Bovendien staan ze in de belangstelling bij politiek en
wetenschap.
Onder sociaal artistieke projecten worden projecten verstaan die zowel sociale als kunstzinnige
doelen nastreven. Het gaat om projecten die:
“laagdrempelige werkwijzen hanteren, waar collectieve processen worden opgezet met groepen en
individuen die zich in een situatie van (sociaal) culturele achterstelling bevinden, met culturele
ongelijkheid tot gevolg; Begeleid door deskundige kunstenaars en educatieve, culturele of sociale
werkers, met als doelstelling om via participatie en/ of toeleiding naar de kunsten, de emancipatie en
integratie van de doelgroepen te bevorderen, en hun culturele competentie te verhogen, waarbij het
artistieke werk zowel het middel als een element van het beoogde doel moet zijn.”
18
16
De Koning Boudewijn Stichting stelt zich tot doel het maatschappelijk leven van mensen te verbeteren door in te springen op
zaken die de overheid laat liggen.
17
Onder het maatschappelijk middenveld wordt datgene verstaan wat zich afspeelt op de snijvlakken van staat, markt en
burgers. De term wordt in verband gebracht met actief burgerschap.
18
M. van der Kamp en D. Ottevanger, “Cultuur + Educatie 6: cultuureducatie en sociale cohesie, een verkennend onderzoek”,
pag. 97, Cultuunetwerk Nederland, 2003.
21. 2.1 Community arts in het buitenland
21
Er is naar aanleiding van deze projecten een discussie ontstaan over kwaliteit. De projecten zouden
niet bevorderlijk zijn voor de kwaliteit van de kunsten. De vraag is wat centraal moet staan in de
projecten: het artistieke resultaat of het sociaal-artistieke proces.
Daarbij worden er ook vraagtekens geplaatst bij de benadering van de betreffende doelgroepen, die
het risico tot stigmatisering in zich draagt. Sommige projecten dienen eerder tot profilering van de
betrokken organisaties. Hier moet voor gewaakt worden, omdat dit de artistieke processen ontkracht
en in het ergste geval zelfs een tegengesteld effect in de hand werkt. Hierbij valt te denken aan een
gevoel van wantrouwen ten aanzien van culturele en sociale organisaties en gevoelens van
discriminatie.
“Karikaturaal gesteld kunnen we zeggen dat het kiezen voor een gemakkelijk bereikbare doelgroep
vanuit de culturele sector die de doelstellingen eerder bij zichzelf legt dan bij de verbetering van de
levensvoorwaarden van de deelnemers, ertoe kan leiden dat de doelgroep tot instrument verwordt.
Het in de etalage zetten van de achtergestelde groepen ter meerdere eer en glorie van de culturele
sector moet dan ook tot elke prijs vermeden worden.”
19
Een ander punt wat nog aandacht behoeft is het vormen van een duidelijke definitie van het kunst en
cultuurbegrip, zoals dat gehanteerd dient te worden bij de sociaal-artistieke projecten. Een ruim
cultuurbegrip ligt hierin het meest voor de hand.
Er worden zowel door deelnemers, als door de betrokken kunstenaars en sociaal, cultureel en
educatief medewerkers veel positieve effecten benoemd van de projecten. Deze effecten liggen op
artistiek, psychologisch, sociaal en maatschappelijk gebied.
In het kader van een Europees onderzoek over intersectoraal werken vanuit de kunsten, werd bij de
casestudy van België vermeld:
“There were a lot of positive effects on different levels, especially on a personal level, such as self-
esteem. They experienced a lot of different emotions for the first time in their life. Also they could learn
skills to help with integration in later life, for example social skills and communication. On a social level
it helped to create a more positive image of the community.”
20
Ook deelnemers, hoewel deze nog onvoldoende aan bod komen in evaluaties, benoemen dergelijke
effecten:
19
Van Looveren, 2002, geciteerd uit “Cultuur + Educatie 6: cultuureducatie en sociale cohesie, een verkennend onderzoek”,
pag. 98, Cultuunetwerk Nederland, 2003.
20
Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-sector Collaboration”, pg. 129, 2004, UK
22. 2.1 Community arts in het buitenland
22
“Hier leer ik veel over mezelf. Als kind heb ik weinig aandacht gekregen, maar ik heb nog zo veel te
leren en nog zo veel te geven.”
“Hier kan ik andere mensen ontmoeten, dan vergeet ik mijn problemen. Het heeft waarde, iets van
mijn zelfwaardegevoel komt terug.”
21
Intersectoraal werken in Groot-Brittannië
Groot-Brittannië hanteert een brede en sociologische definitie van kunst en cultuur, waardoor het
wijkgericht werken daar – in tegenstelling tot Nederland – nooit echt van de agenda is verdwenen.
Ook het betrekken van de kunstensector bij gezondheidsvraagstukken en sociale kwesties is daar
meer ingebed dan hier. Er zijn verschillende maatschappelijke ontwikkelingen te benoemen die
hieraan hebben bijgedragen.
Eind jaren ‘70 introduceerde Margareth Thatcher haar vrije markt filosofie. Deze had haar weerslag op
de kunstsector die vanaf dat moment steeds meer benaderd werd als een gewone marktsector die op
winstgevende basis moest opereren. Er werd flink bezuinigd op autonome cultuur, terwijl deze in
Nederland juist centraal bleef staan. Het cultuurbeleid werd een meer lokale aangelegenheid en zeker
in de door Labour geregeerde steden ontstond een tegenreactie tegen de nationale politiek. Er kwam
brede aandacht voor de rol van cultuur binnen de maatschappij. Kunst en cultuur werden steeds meer
ingezet binnen andere sociale sectoren (stadsvernieuwingsprojecten, het creëren van
werkgelegenheid, ‘empowerment’ van doelgroepen, onderwijsprojecten). Het lokale cultuurbeleid werd
een instrument tot versterking van de plaatselijke economie en tot het bereiken van een grotere mate
van sociale cohesie. Groot-Brittannië kent hierdoor tot de dag van vandaag “Een sterk bewustzijn van
het potentieel van kunst en cultuur in de fysieke, sociale en economische structuur van de stad.”
22
Een organisatie die zich bezighoudt met intersectoraal werken vanuit de kunsten en de discussie en
expertise hierover bevordert, is het Centre for Creative Communities.
21
Geciteerd uit: “Cultuur + Educatie 6: cultuureducatie en sociale cohesie, een verkennend onderzoek”, pag. 101,
Cultuunetwerk Nederland, 2003.
22
Dr. S. Trienekes, “Respect! Urban culture, community arts en sociale cohesie. Monitoring Van de straat 2003/04,
jongerenprojecten in de deelgemeente Delfshaven door Kunst Onder Andere, wijkinitiatieven van de SKVR”, pag. 16, Stichting
Kunst Voor Rotterdammers, november 2004
23. 2.1 Community arts in het buitenland
23
“Het CCC (Centre for Creative Communities) acht een verbinding met creatieve processen, zoals die
zich onder andere manifesteren in kunst en educatie, van fundamenteel belang voor de ontwikkeling
van individuen, de samenleving op buurtniveau en de samenleving als geheel. Volgens het CCC is het
erg belangrijk dat mensen uit verschillende sectoren (welzijn, educatie, arbeid en kunst) die niet
gewend zijn om samen te werken, leren zien wat hun gemeenschappelijke belangen zijn en welke
meerwaarde samenwerking kan bieden.”
23
Graag zou ik, ter illustratie, een project van de Britse community worker en onderzoeker F.
Matarasso.
24
willen beschrijven, dat zich afspeelt op de grens van cultuur en welzijn.
Begin jaren ‘90’ startte de Britse regering een beleidsprogramma voor de geestelijke gezondheid
onder de naam ‘Care in the community’. Het programma had tot doel om patiënten die al lange tijd
verbleven in – vaak verouderde – instellingen voor geestelijke gezondheidszorg individueel of in
groepsverband onder te brengen in woonvoorzieningen in de steden en om ze zo te ondersteunen bij
een terugkeer in het maatschappelijk leven. Voor sommigen was dit een belangrijke stap en een
uitdaging, voor anderen was het een minder leuke ervaring. Voor alle patiënten gold dat het een grote
verandering met zich meebracht, waarover zijzelf weinig controle en zeggenschap hadden.
Matarasso was destijds directeur van een culturele instelling die werkte met gehandicapten en
welzijnsorganisaties. Tussen 1989 en 1991 ontwikkelde de organisatie een project voor twee
kunstenaars, om te werken met huidige en voormalige bewoners van het Pastures Hospital in de buurt
van Derby. Het project moest de bewoners de kans geven om zich in creativiteit te uiten over datgene
wat zij doormaakten. Rosie Cullen stimuleerde mensen binnen het schrijven van gedichten, memoires
en verhalen, terwijl Ross Boyd hen hielp bij het vastleggen van het leven binnen en buiten de
instelling.
Het mooiste werk werd gepubliceerd in twee boeken. ‘Looking back’ betrof het leven binnen Pastures
Hospital en ‘Looking forward’ illustreerde het leven in de maatschappij. De uitgave van de boeken ging
samen met een tentoonstelling die gedurende drie jaar rondreisde naar verschillende plaatsen,
waaronder de hal van het ministerie van gezondheid in Londen. Het heeft veel aandacht gekregen in
de media, hetgeen de beeldvorming over deze groep mensen aanmerkelijk heeft verbeterd.
23
M. van der Kamp en D. Ottevanger, “Cultuur + Educatie 6: cultuureducatie en sociale cohesie, een verkennend onderzoek”,
pag. 53, Cultuunetwerk Nederland, 2003.
24
Dit voorbeeld is hier vrij vertaald vanuit zijn lezing tijdens de internationale conferentie Art4all die september 2004 plaatsvond
te Utrecht. De lezing komt uit “Conference report art4all international conference on amateur arts”, Platform voor Amateurkunst,
2004
24. 2.1 Community arts in het buitenland
24
Het project heeft een venster opgeworpen tussen een groep die normaal gesproken vrij negatief wordt
bekeken en de maatschappij die besloot hoe er voor hun gezorgd moest worden. Het gaf de
deelnemers een stem en maakte het mogelijk dat deze gehoord werd binnen de maatschappij. Ook
leverde het de bewoners plezier, zelfvertrouwen en inzicht op.Het werk zelf was ontroerend en vaak
van hoge kwaliteit, zoals onderstaand gedicht van Simon Piercey uit ‘Looking Back’ laat zien:
“POEM FOR A NURSE
No I’m not EXACTLY a ‘slow learner’
& I DON’T like doughnuts and soft rolls
Anymore than I relish pictures of fluffy cats on
table mats
Being HUMAN I prefer coffee and HARD rolls
Though I haven’t MANY teeth
& MY MIND IS FULL OF HOLES”
25. 2.2 Kenmerken van community arts
25
2.2Kenmerken van community arts
Het begrip community arts, ook wel community cultural development genoemd, sluit aan bij de
groeiende (politieke) belangstelling voor sociale cohesie, tot stand gebracht met behulp van cultureel-
creatieve middelen. Omdat dit een beweging van de culturele sector naar andere, sociale,
deelsectoren impliceert, is het begrip in opspraak geraakt. Dit heeft veel te maken met het soort
cultuurbegrip dat in culturele organisaties en in overheidsbeleid gehanteerd wordt. Max Fuchs heeft
drie soorten cultuurbeleid geïdentificeerd die zich gedurende de jaren hebben voorgedaan:
1. “Kunstgericht cultuurbeleid: beleid gebaseerd op de traditionele basis van de autonomie van
kunst.
2. Marktgericht cultuurbeleid: een beleid dat munt slaat uit de voordelen van erfgoed en cultureel
werk
3. Cultuurbeleid gericht op sociale samenhang: beleid gebaseerd op een brede kunst- en
cultuurdefinitie.”
25
Hoewel er mengvormen bestaan, kunnen we in zijn algemeenheid stellen dat community arts – waarin
vaak een gecombineerde sociale en artistieke doelstelling bestaat – het best floreert binnen het derde
type van cultuurbeleid. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat de kunsten hun autonomie helemaal moeten
laten varen of dat kwaliteit van kunst en kunstprocessen in het geheel geen rol meer speelt in dit
systeem. Ook wil het niet zeggen dat er geen combinatie mogelijk is met marktvorming binnen de
kunsten. Het verschil tussen community arts en de meer traditionele, gevestigde kunstbenadering, ligt
in een bredere definitie van wat kunst en cultuur is en waar het toe kan bijdragen, zoals het volgende
citaat vanuit de Europese Commissie aangeeft:
“Culture is now an activity that has a legal basis. It is accepted that culture can contribute to the
objectives of the Community through enhancement (verbetering/ vergroting) of citizenship, personal
and human development, greater economic and social cohesion, improvement of employment
opportunities, elimination of exclusion and enrichment of the quality of life.”
26
Maar wat is dan precies de rol van de kunsten binnen dit brede cultuurbegrip? En waar liggen dan de
prioriteiten bij die gecombineerde sociale en artistieke doelstelling? In deze paragraaf benoem ik
kenmerken van community arts. Het is geen vastomlijnde definitie. Zoals eerder gezegd: er bestaan
veel verschillende visies op wat community art nu eigenlijk is. Toch is er een rode draad in te
ontdekken, die ik aan de hand van kenmerken probeer te formuleren. Bij het toelichten van de
kenmerken probeer ik een indruk te geven van wat er in de praktijk leeft met betrekking tot het
betreffende kenmerk.
25
Bron: Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration”, pag. 21, UK,
2004.
26
Citaat uit “First Report on the Consideration of Cultural Aspects in European Community Action”, 1996, Europese Commissie.
Bron: Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration”, pag. 22, UK, 2004.
26. 2.2 Kenmerken van community arts
26
Kenmerken van community arts
1. Community arts is een specifieke vorm van kunst die een brede visie op kunst en
cultuur uitdraagt. Deze brede cultuurvisie resulteert in een kunstvorm die ingebed is
in de samenleving met projecten die zich vaak op het snijvlak van meerdere
(deel)sectoren
27
bevinden.
Een brede visie op kunst en cultuur, wil zeggen: een visie die verder draagt dan een “kunstintrinsieke”
benadering. Het betekent meer dan “art for arts sake”; het gaat om kunst die wezenlijk is ingebed in
een samenleving en onderdeel uitmaakt van cultuur. Bij een brede kunstdefinitie wordt dan ook vaak
gesproken over cultuur in plaats van kunst’; cultuureducatie in plaats van kunsteducatie,
cultuurparticipatie in plaats van kunstparticipatie.
Francois Matarasso, Brits onderzoeker en community artist, benoemt het belang van de brede
cultuurvisie binnen community arts op treffende wijze, door aan te geven dat mensen die werkzaam
zijn op het terrein van community arts een aantal gemeenschappelijke waarden delen:
“Community arts is een werkgebied dat zich onderscheid in eigen ideeën en waarden, hoewel er
overeenkomsten zijn met andere delen van de amateurkunstsector.Deze waarden zijn:
De kunsten zijn van fundamenteel belang: ze zijn essentieel voor menselijke expressie en
ontwikkeling en vormen een rijke bron van plezier.
Toegang tot de kunsten – niet alleen in termen van consumptie maar van volledige participatie
– mag in een democratie niet beperkt worden tot een slechts een gedeelte van onze
bevolking: de kunsten zijn voor iedereen en door iedereen.
Daar mensen autonoom zijn, moeten zij de ruimte krijgen om hun eigen artistieke doelen te
stellen: deze mogen niet van hogeraf opgelegd of voorwaardelijk zijn.
De meeste mensen die werkzaam zijn binnen de community arts zijn ervan overtuigd dat
deelnemen in de kunsten opbrengsten kan hebben met betrekking tot persoonlijke groei, het
eigen maken van vaardigheden, een vergroot zelfvertrouwen en actieve participatie in de
samenleving.
28
27
Voorbeelden van sectoren zijn sociaal cultureel werk, onderwijs, welzijn en gezondheid. Voorbeelden van deelsectoren zijn
herstructurering van wijken, jongerenwerk, migranten/zelforganisaties, brede school, geestelijke gezondheidszorg
28
F. Matarasso, vertaald fragment uit toespraak tijdens de conferentie “Art4all”, sept. 2004
27. 2.2 Kenmerken van community arts
27
Het hanteren van een brede cultuurvisie en bovengenoemde gemeenschappelijke waarden,
resulteren in kunst die ingebed is in de samenleving, zoals de term community arts al aangeeft. Maar
hoe zou die inbedding van kunst in de samenleving; de publieke functie van de kunsten er dan uit
moeten zien? Hierbinnen bestaan nogal wat verschillende gradaties. Ook bestaat er nog veel
weerstand over een menging tussen artistieke doelen en andersoortige doelen (bijvoorbeeld sociale
doelen, gezondheidsdoelen)
Een eerste aangrijpingspunt, zoals we al tegenkwamen bij het Actieplan Cultuurbereik, is het
bedenken van initiatieven en werkwijzen die het publieksbereik van culturele instellingen kunnen
verbreden en verdiepen. Van hieruit is bijvoorbeeld de beweging van het wijkgericht werken ontstaan.
Wijkgericht werken in Rotterdam
In Rotterdam is er binnen de SKVR een afdeling in het leven geroepen voor wijkgerichte initiatieven:
Kunst Onder Andere (KOA). Met het beleidsplan ‘Tot diep in de stad’ en de vervolgnotitie ‘Omslag
naar jeugd’ heeft de SKVR een koers ingezet die erop gericht is “het vrijetijdsaanbod zodanig te
veranderen dat dit leidt tot een grotere deelname van de multicultureel samengestelde jeugd.”
29
We zien hier een aanpak die sterk doelgroepgericht is. KOA richt zich specifiek op de moeilijk
bereikbare doelgroep van jongeren en kinderen in wijken met een sociaal-economische achterstand
en probeert deze te motiveren tot cultuurdeelname door aan te sluiten bij hun (urban) leefcultuur en
interesses.
Dit moet uiteindelijk leiden tot een vergrote cultuurparticipatie van de betreffende doelgroepen.
Aandachtspunten zijn het ontwikkelen van de nieuwe ‘Urban’ disciplines (bijvoorbeeld rap,
breakdance, dj’en , graffiti) en het inzetten van een nieuw type docent, bij voorkeur afkomstig uit de
doelgroep. Voor dit laatste aandachtspunt is een coachingstraject in het leven geroepen, dat
getalenteerde mensen vanuit de ‘peergroup’
30
opleidt tot community worker/ artist.
29
S.Trienekes, “Respect! Urban culture, community arts en sociale cohesie”, pag. 5, Kunst Onder Andere, Rotterdam, nov.
2004.
30
Peergroup betekent “de groep soortgenoten, makkers met wie men omgaat” (van Dale handwoordenboek Hedendaags
Nederlands) De peergroup is in deze context de doelgroep waar het project zich op richt en waar de community worker bij
voorkeur uit afkomstig is.
28. 2.2 Kenmerken van community arts
28
S. Trienekes formuleert in “Respect!” de volgende definitie van community arts:
“Community arts is een specifieke vorm van kunst met een methodiek die groeps en vraaggericht is
en die werkt met ‘nieuwe’ disciplines in (achterstands)wijken om diegenen te bereiken, die zelf niet de
weg vinden naar de gevestigde culturele voorzieningen, om hun artistieke talenten te ontdekken en
hun artistieke vaardigheden te verbeteren. Hieruit kunnen wederom nieuwe kunstuitingen, nieuwe
methodieken en nieuwe samenwerkingsverbanden voortkomen.”
31
In de definitie zien we nadrukkelijk een doelstelling verschijnen die te maken heeft met de vergroting
van het cultuurbereik en die dat wil bereiken door andersoortige disciplines meer in de organisatie te
integreren en in de wijk tot ontwikkeling te brengen. Hoewel de organisatie met het rapport “Respect!”
wel onderzoek heeft verricht naar de impact van de wijkgerichte initiatieven op de sociale cohesie,
hanteert zij geen nadrukkelijke doelstellingen op dit gebied en kiest zij er zelfs uitdrukkelijk voor om
“het probleem niet centraal te stellen”
32
Wijkgericht samenwerken in Alkmaar:
Een andere benadering van wijkgericht werken, zien we in Alkmaar; een stad met een lange
geschiedenis op het gebied van wijkgericht samenwerken. Wijkgericht samenwerken is daar te zien
als het voortdurende overleg tussen (groepen) wijkbewoners, (groepen) kunstenaars,
amateurkunstverenigingen, welzijnsinstellingen, scholen, culturele instellingen, maar ook bijvoorbeeld
de gemeente en de politie. Er zijn binnen dit wijkgericht werken veel dwarsverbanden tussen de
genoemde (deel)sectoren. Cultuur wordt in de leefomgeving van de Alkmaarders geplaatst door
allianties aan te gaan met andere sectoren.
Naast dit meer intersectorale karakter van de wijkgerichte aanpak, is er nog een ander belangrijk
verschil te benoemen met de Rotterdamse aanpak. Het doel is hier primair om meer kunstintiatieven
vanuit de wijken te genereren en daar in te bedden. De ‘brede’ school, nauw verbonden met de
‘cultuurpunten’ in zijn naaste omgeving, neemt hierbinnen een centrale plaats in. Pas in tweede
instantie gaat het om de stap naar de culturele instellingen, die hier dus duidelijk niet het startpunt
vormen.
31
S.Trienekes, “Respect! Urban culture, community arts en sociale cohesie”, pag. 19, Kunst Onder Andere, Rotterdam, nov.
2004.
32
S.Trienekes, “Respect! Urban culture, community arts en sociale cohesie”, pag. 27, Kunst Onder Andere, Rotterdam, nov.
2004.
29. 2.2 Kenmerken van community arts
29
Sociaal-artistieke projecten in Deventer:
In Deventer heeft men, met de methodiek van sociaal-artistieke projecten, een andere invulling
gegeven aan het inbedden van kunst in de samenleving. Zoals de term al doet vermoeden, nemen
artistieke en ‘sociale’ doelen binnen deze benadering een gelijkwaardige plaats in. Sociaal-artistieke
projecten zijn niet primair bedoeld om cultuurparticipatie en cultuurbereik te vergroten, maar nemen
maatschappelijke vragen als uitgangspunt.
“Het is heel duidelijk een beweging vanuit de gevestigde culturele sector om in andere
beleidssectoren met professionele kwaliteiten uit de culturele sector een bijdrage te leveren aan
vraagstukken uit sociale sectoren.”
33
Deze maatschappelijke vragen kunnen binnen allerlei contexten ontstaan. Vertaald in beleidsterreinen
kun je bijvoorbeeld denken aan de brede school, jongerenbeleid, integratievraagstukken,
herstructurering van achterstandswijken. Hierbinnen wordt bekeken welke bijdrage de culturele sector
kan leveren aan een mogelijke oplossing voor de betreffende vraag. De methodiek gaat uit van de
kracht van kunst in een veelheid van sociaal-culturele settings.
“Kunstenaars hebben als geen ander ervaring in het omzetten van emoties en ervaringen in een
concreet product, of dat nou muziek, beeldende kunst, theater, dans, rap, breakdance of graffiti is. En
juist daarom kunnen ze andere mensen helpen zichzelf te uiten en door anderen gehoord en gezien te
worden. Vaak met hele verassende artistieke uitkomsten. Maar ook met goede sociale resultaten,
want een sociaal-artistiek project vormt vaak het beginpunt van betere sociale banden in een buurt of
groep.”
34
In tweede instantie kunnen doelstellingen op het gebied van cultuurbereik een rol gaan spelen:
“Als een culturele instelling eenmaal dienstbaar is in een andere sector en daar met doelgroepen
werkt, dan kan je in tweede instantie kijken of de projecten voor die mensen ook aanleiding kunnen
geven om meer in de culturele instelling te gaan kijken. Dat is voor mij wel uitdrukkelijk een tweede
stap. Als die stap niet lukt, kan een activiteit voor mij evengoed honderd procent geslaagd zijn.
35
33
S. Cleveringa, cultuurmakelaar Deventer, interviewgesprek, apr. 2005.
34
S. Cleveringa, “Uit de kunst in de wijk, artistieke verbeeldingskracht als antwoord op maatschappelijke vraagstukken”, pag. 3,
Kunstenaars&Co en Landelijk Centrum Opbouwwerk, Deventer, febr. 2005.
35
S. Cleveringa, cultuurmakelaar Deventer, interviewgesprek, apr. 2005.
30. 2.2 Kenmerken van community arts
30
2. Kunst en cultuur zijn krachtige ‘geleiders’ die binnen een veelheid aan doelgroepen
en sectoren een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan maatschappelijke
vraagstukken. De projecten kennen daardoor in veel gevallen een combinatie van
artistieke, sociale en educatieve doelen en uitkomsten.
De voornaamste gedachte is dat creativiteit geen grenzen kent en daardoor ook binnen andere
gebieden van betekenis kan zijn.
“Creativity recognises and explores the value of subjectivity and the legitimacy of different
perspectives. It crosses social and political boundaries, enabling us to respond differently, and to
make those leaps of the imagination which are so vital to problem solving.”
36
Ook STUT, Utrechts wijktheater, erkent de sociale opbrengsten van creatieve processen. De
community theatre projecten kunnen mensen een stem geven en kunnen een venster opwerpen naar
de buitenwereld en zo de beeldvorming over de betreffende groep veranderen.
“De overheid moet niet zuinig zijn, want dit soort theater realiseert doelstellingen van stedelijke
bestuurscolleges in de praktijk. Dat is onbetaalbaar, want het toont aan wat er aan positieve krachten
uit de wijken vrijgemaakt kan worden. De groep, die met de rug naar de samenleving staat, draait zich
op deze manier om en toont zichzelf. Met voorstellingen die – zoals de recensent van het Utrechts
Nieuwsblad ooit schreef – ‘warmer en rijker zijn dan menig beroepstoneel.’ Dat is een onbetaalbare
positieve bijdrage aan de samenleving.”
37
Hoewel de waarde van kunst en creatieve processen binnen andere sectoren steeds meer wordt
erkend in Nederland, wordt deze niet altijd in duidelijk geformuleerde combinaties van doelstellingen
vertaald. Soms wordt er ook bewust voor gekozen om deze effecten ‘secundair’ te laten en de nadruk
te leggen op artistieke doelstellingen en kwaliteit. Er wordt dan weliswaar wel erkend dat artistieke
projecten ook een sociale bijdrage kunnen hebben, maar dit wordt niet gespecificeerd of tot doel
gemaakt:
Dit heeft veel te maken met de weerstand dat het inzetten van kunst in andere sectoren leidt tot een
verminderde kwaliteit, doordat er een vervaging van doelen optreedt of dat kunst verwordt tot een
instrument tot het bereiken van andere doelstellingen. Er heerst met betrekking tot community arts
nog veelal een beeld van ‘artistiek welzijnswerk’ dat middelmatige kunst voortbrengt.
36
F. Matarasso, “Defining Values, evaluating arts programmes”, Comedia, pag. 3, UK, 1996.
37
Fragment uit de inleiding van de studiedag “Community arts, een kans voor Amsterdam?”, door Jos Brours, medeoprichter
en toneelschrijver van Stut Theater te Utrecht, Amsterdam, 15 april 2005.
31. 2.2 Kenmerken van community arts
31
“Vanuit de gevestigde kunsteducatie-instellingen wordt gemakkelijker de brug geslagen naar het
basis- en voortgezet onderwijs dan naar het sociaal-cultureel werk of naar jongerencentra of culturele
centra. Sociaal-cultureel werkers zouden –volgens de kunsteducatie-instellingen – kunstzinnige
activiteiten teveel als middel hanteren en te weinig de ‘kunstintrinsieke’ waarde ervan inzien. Als
gevolg hiervan zouden de kwaliteitseisen aan het kunstproduct of het resultaat van de kunstactiviteit
beduidend lager liggen dan bij de instellingen voor kunsteducatie zelf.”
38
Het is van belang dat het kwaliteitscriterium niet beperkt blijft tot de kwaliteit van het eindproduct. Dat
is een discussie zonder einde, aangezien smaken verschillen. Zoals F. Matarasso treffend weet te
verwoorden in zijn toespraak voor de conferentie “Art4all” wordt er net als in andere sectoren van de
kunst ook in de sector van community arts slecht werk geleverd. Echter: overal zijn er projecten die –
vaak om aanwijsbare redenen – een slechte uitkomst hebben. Goede community artists streven naar
de hoogste kwaliteit. Goede resultaten kunnen niet voortkomen uit kwalitatief slechte kunst of een
zwak creatief proces. Kwaliteit kent naast de artistieke kwaliteit van het eindproduct ook andere
dimensies, zoals die van het werkproces, de ervaringen van de deelnemers, en de kwaliteit van de
opbrengsten op korte en lange termijn (in hoeverre heeft een project ook op langere termijn zijn
nawerking binnen de gemeenschap?).
Om het draagvlak voor deze andere dimensies van kwaliteit te vergroten, is het juist van belang om de
(gecombineerde) doelstellingen van community-arts projecten goed te definieren. Het gaat om
SMART gedefinieerde doelen (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdsgebonden). De
gevreesde doelenvervaging of het verworden van kunst tot ‘slechts een instrument’ kan hiermee
voorkomen worden, doordat de doelen en verantwoordelijkheden duidelijk vastgesteld zijn.
Ook wordt met het SMART definiëren van de gecombineerde doelstellingen voorkomen dat er
onrealistische verwachtingen ten aanzien van de uitkomsten ontstaan en dat een community arts als
de oplossing voor de problematiek wordt gezien.
38
V. de Waal, “Uitdagend leren, culturele en maatschappelijke activiteiten als leeromgeving”, pag 274, uitgeverij coutinho,
Bussum, 2001.
32. 2.2 Kenmerken van community arts
32
3. Community arts projecten vinden plaats in groepsverband. In veel gevallen betreft
het groepen mensen die onvoldoende bereikt worden door de gevestigde cultuur en
die een bepaalde onderlinge binding gemeenschappelijk hebben.
Vanuit het Actieplan Cultuurbereik, is er in Nederland een sterke focus op de doelgroepen van
jongeren en allochtone doelgroepen met een sociaal-economische achterstand. Zoals S. Trienekes
aangeeft in “Respect!”, betreft het in het algemeen
“Bevolkingsgroepen die niet vanzelf de weg vinden naar de gevestigde culturele instellingen. Meer
specifiek richten community arts projecten zich vaak op jongeren, allochtonen of mensen uit wijken
met een sociaal-economische achterstand.”
39
Echter: omdat het bij community arts niet altijd om de doelstellingen en vragen omtrent cultuurbereik
gaat, hoeft het zich niet tot deze doelgroepen te beperken. Het gaat om groepen met een bepaalde
gemeenschappelijke onderlinge binding. Dit kan van alles zijn:
gemeenschappelijke geschiedenis
gemeenschappelijke bevlogenheid voor een idee
een gemeenschappelijk ervaren probleem
een gemeenschappelijke ervaren wens/ behoefte
een gemeenschappelijke artistieke inspiratie/ motivatie, et cetera.
39
S. Trienekes, “Respect! Urban culture, community arts en sociale cohesie”, pag. 17, SKVR Kunst Onder Andere, Rotterdam,
nov. 2004.
33. 2.2 Kenmerken van community arts
33
4. Community-arts projecten worden gekenmerkt door een vraaggerichte manier van
werken en een hoge mate van betrokkenheid van de doelgroep bij de
totstandkoming, uitvoering en afronding van het project.
a. Vaak zijn community arts projecten een antwoord op een maatschappelijke of
artistieke vraag vanuit de doelgroep
b. Bij community arts worden bronnen gebruikt die vanuit de groep zelf worden
aangedragen. Hierdoor is de thematiek vaak letterlijk uit het leven gegrepen
c. De mate van betrokkenheid van de doelgroep tijdens het project kan variëren. Zij
zijn in ieder geval betrokken bij het maken van artistieke keuzes. In meer gevorderd
stadium, kunnen deelnemers ook coördinerende en organiserende taken op zich
nemen.
d. Betrokkenheid van de doelgroep bij het vaststellen en evalueren van zowel sociale,
educatieve als artistieke doelen is van belang om de ‘eigenheid’ van het project te
behouden.
Vraaggericht werken is een lastig begrip. Er zijn verschillende motivaties voor het inzetten ervan.
Binnen de doelstellingen omtrent cultuurbereik wordt het vaak gebruikt om het aanbod van de
gevestigde culturele instellingen meer op tot dusver onbereikte doelgroepen te laten aansluiten. Het is
daarentegen een fundamenteel andere benadering wanneer je reageert op vragen vanuit andere
sectoren in de samenleving en daar in de vorm van een intersectorale aanpak een antwoord op geeft.
De mate van betrokkenheid van de doelgroep kan per project variëren. Dit geldt ook binnen de
doelgroep; niet iedereen binnen een groep heeft dezelfde wensen en/of mogelijkheden.De gradaties
in betrokkenheid, kunnen geïllustreerd worden aan de hand van de onderstaande participatieladder.
“De sociale participatieladder
1. consumptief (receptief):je neemt deel aan de activiteit;
2. Uitvoerend (productief): je voert deeltaken uit;
3. Organisatorisch: je neemt zelf actief deel aan het organiseren
4. Leidinggevend: je hebt zelf de leiding over het project
5. beslissend: je bent volwaardige partner in de besluitvorming.”
40
40
S. Cleveringa, “Beslismodel Uit de kunst in de wijk, artistieke verbeeldingskracht als antwoord op maatschappelijke
vraagstukken”, pag. 4, Kunstenaars&Co en Landelijk Centrum Opbouwwerk, Deventer, feb. 2005
34. 2.2 Kenmerken van community arts
34
De ladder geeft aan dat de betrokkenheid van deelnemers bij community arts projecten niet alleen
verschilt, maar ook dat er een groei binnen mogelijk is. Hier kan een bekrachtiging van uit gaan; het
kan van grote betekenis zijn voor de deelnemers afzonderlijk of voor de (maatschappelijke)
‘empowerment’ van de betreffende doelgroep.
Het startpunt bij community arts, ligt bij een zelfontwikkelde (vaak maatschappelijke of artistieke)
vraag vanuit de doelgroep. Ook wordt er gebruik gemaakt van bronnen vanuit de doelgroep. Hoe de
vraag en de bronnen vertaald worden binnen een project en hoe groot de betrokkenheid van de
doelgroep daarbij is, kan per project variëren. Hier is het onderscheid tussen stimuleren en opleggen
van belang.
“Stimuleren betekent dat het idee of plan in bezit blijft van de bedenker; van de doelgroep. De
stimulator heeft als taak om de deelnemers te inspireren dit op een hoger niveau te brengen.
Opleggen houdt in dat je de ander jouw idee en interpretatie oplegt en dat je afdwingt om mede-
eigenaar te worden.”
41
Om de eigenheid van het project te waarborgen, is het essentieel om respectvol met de bronnen
vanuit de doelgroep om te gaan. In sommige gevallen maakt de kunstenaar de artistieke vertaalslag,
maar een project is pas geslaagd te noemen, als het inhoudelijk eigen blijft aan de doelgroep. Jos
Brours, toneelschrijver en medeoprichter van STUT Theater in Utrecht, noemt dit
“binnenkantbeelden”. Dit voorbeeld betreft theater, maar de essentie gaat zeker op voor alle
kunstdisciplines binnen community arts.
“Echt contact maken op basis van nieuwsgierigheid, openheid en fascinatie, dat zijn de
basisvoorwaarden. Niet voor een ‘projectje hier- een projectje daar’, bedoeld voor een doelgroep vol
problemen. Nee, zo’n opzet kan alleen maar slagen als je met de buurtbewoners een gelijkwaardige
verhouding aangaat. Dan kan het pas gebeuren dat zij hou hun ervaringen toevertrouwen – want hun
ervaringen, daar gaat het om, die zijn uniek, die zie je nergens anders op toneel. En dan kan ik met
mijn ambachtelijk vakmanschap vanuit hun en hun ervaringen een tekst schrijven die de schoonheid
van het eigene in hun taal en houding in zich draagt. Dan staan er opeens mensen op het toneel die
naturel zo zichzelf lijken, die de dilemma’s uit hun leven tonen, intiem, krachtig en kwetsbaar.”
42
Tot slot kan nog opgemerkt worden dat het aan te bevelen is om de doelgroep zeker te betrekken bij
het definieren van doelstellingen en het evalueren daarvan. Wanneer dit niet het geval is, kan het
project een averechts effect hebben. Deelnemers voelen zich bijvoorbeeld studieobject, of een
stokpaardje voor een bepaald beleid, hetgeen bepaald niet bijdraagt tot hun ‘empowerment’.
41
M. Juffermans, cultureel verkenner bij ZIMIHC, interviewgesprek, apr. 2005
42
Fragment uit de inleiding van de studiedag “Community theatre, een kans voor Amsterdam?” door Jos Brours, medeoprichter
en toneelschrijver van STUT theater Utrecht, Muzenis, Amsterdam, 15 april 2005
35. 2.2 Kenmerken van community arts
35
5. Community arts is sterk verbonden met de directe leefomgeving van de doelgroep
en vindt daarom vaak plaats in de wijk. Dit is echter geen vereiste.
Community arts maakt vaak gebruik van de kracht van de sociale context waarin mensen leven en de
netwerken waar zij deel van uitmaken. Deze netwerken bieden kansen tot het creeren van krachtige
informele leeromgevingen waarbinnen de deelnemers zich kennis, attitudes en vaardigheden eigen
kunnen maken.
“Wie op effectieve manier via kunsteducatie (latere) kunstdeelname wil bevorderen, kan niet stil blijven
staan bij een instructiemodel waarbij de bevordering van culturele interesse en competentie van het
individu centraal staat. Effectief is met name een strategie die verschillende componenten van het
sociale netwerk weet te bereiken en zodoende een boodschap kan laten resoneren.”
43
Het is dan ook niet verwonderlijk dat community arts in veel gevallen in een informele setting, buiten
de accommodatie van de geijkte centra voor de kunsten plaatsvindt. Hierbij valt te denken aan
jongeren-, wijk- en buurtcentra, soms benoemd als locale cultuurpunten. Ook het brede school
concept biedt ruimte aan community arts.
In sommige gevallen is het doel van dit werken in sociale context om uiteindelijk de kloof met de
gevestigde cultuur te dichten, bijvoorbeeld door kunstinitiatieven uit de wijk een stedelijk podium te
bieden of door bepaalde wijkgerichte cursusprogramma’s op den duur te integreren in het aanbod van
een culturele instelling.
“Uiteindelijk vind ik dat het een methodiek van de kunstinstelling moet zijn. Achterliggend idee is ook
dat elke kunstvorm een kunstzinnige omgeving verdient (wat betreft faciliteiten, sfeer, onderlinge
inspiratie, ontmoeting) Het is de taak van de kunstinstellingen daarvoor te zorgen. Een buurtcentrum
vind ik daarom geen alternatief voor een kunstencentrum.”
44
Of het community arts project uiteindelijk een vertaalslag legt ‘naar buiten toe’ (dit kan zijn naar een
gevestigde culturele instelling of podium, maar ook bijvoorbeeld richting andere netwerken binnen
andere doelgroepen dan de eigen), hangt ook af van de participatiegraad van de doelgroep, zoals in
deze maatschappelijke participatieladder te zien is:
43
I. Nagel en H. Ganzeboom, 1996 ‘cultuurdeelname in de levensloop’, Utrecht, LOKV. Geciteerd uit V. de Waal, “Uitdagend
leren, culturele en maatschappelijke activiteiten als leeromgeving”, pag. 272, Bussum, 2001
44
M. Juffermans, schriftelijk interview, apr. 2005
36. 2.2 Kenmerken van community arts
36
1. “Persoonlijke zelfversterking( micro niveau): emancipatie van het individu binnen de eigen
groep; bewustworden van eigen kracht en mogelijkheden, vertrouwen krijgen in eigen
identiteit, positie en middelen.
2. Sociale zelfversterking (meso niveau): emancipatie van de groep binnen de samenleving:
samen zijn we sterk. Investeren in eigen mensen, verwerven van externe kennis, netwerken
en middelen voor het groepsbelang.
3. Politieke zelfversterking (macro niveau): bewust van wat de eigen organisatie voor de
samenleving kan betekenen; de organisatie richt zich actief op het verkrijgen van invloed op
politieke besluitvorming met betrekking tot het algemeen belang. Dat hoeft geen landelijk
belang te zijn, maar kan ook een belang zijn in het lokale publieke domein.”
45
45
Bron: S. Cleveringa, “Beslismodel Uit de kunst in de wijk, artistieke verbeeldingskracht als antwoord op maatschappelijke
vraagstukken”, pag. 2, Kunstenaars&Co en Landelijk Centrum Opbouwwerk, Deventer, feb. 2005
37. 2.2 Kenmerken van community arts
37
6. Deze manier van werken vraagt om een andere invulling van de rol van docent.
Community arts projecten worden begeleid door een “community artist”, ook wel
“worker” genoemd. Deze heeft geen docerende of overdragende rol, maar veel meer
een begeleidende, coachende en faciliterende rol.
Zoals al eerder aangegeven, spelen informele en niet-formele leerprocessen
46
binnen community arts
een belangrijke rol. Binnen de leerprocessen van community arts draait het om participatie in plaats
van traditionele leerprocessen waar de overdracht van kennis en vaardigheden centraal staat. Dit uit
zich onder andere in een hoge mate van betrokkenheid van de doelgroep bij het eigen leerproces. Het
is niet verwonderlijk dat de docent hierbij een andere rol inneemt.
Hieraan valt nog toe te voegen dat het voor ‘docenten’ vanuit de gevestigde cultuur soms moeilijk, zo
niet onmogelijk, is om aan te sluiten bij de leefcultuur, culturele interesses en cultuuruitingen van de
betreffende doelgroep. De gevestigde cultuur in Nederland wordt over het geheel genomen nog altijd
bezet door een relatief hoogopgeleide en ‘witte’ groep mensen. Het is niet verwonderlijk dat zij
inhoudelijk niet het fijne weten van kunstuitingen in andere culturen.
Dit heeft geleid tot de inzet van peergroup-educators. Dat wil zeggen community artists afkomstig uit
de doelgroep zelf. Zowel vanuit zijn artistieke bagage, als vanuit zijn positie binnen de groep, is hij in
staat de deelnemers aan te spreken op hun eigen talenten, ervaring en ambities.
Het soort docent zoals hierboven beschreven, is nog niet bepaald gangbaar in de culturele sector, die
nog erg gefocussed is op kwaliteit in de vorm van bijvoorbeeld opleidingseisen. SKVR geeft hier een
antwoord op met het opzetten van het coachingstraject Kweekvijver dat mensen vanuit de doelgroep
met talent en ambitie opleidt tot community artist/ worker.
De Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) is de eerste HBO opleiding die het vak
community arts aanbiedt in zijn curriculum. Het vak wordt gegeven op de docentenopleidingen voor
muziek, theater, beeldende kunst en dans. Naast het feit dat dit een tekort aan geschikte docenten
opvult, is het een belangrijke stap naar het integreren van deze nieuwe benadering van kunst in de
culturele sector.
46
“Onder het niet formele leren wordt het leren in georganiseerde verbanden buiten school verstaan. Het niet-formele leren is
rijk geschakeerd, vele verschillende activiteiten vallen eronder: bijvoorbeeld het leren in het kader van sportverenigingen,
scouting, kerkelijke activiteiten, kunsteducatie, verlengde schooldag projecten, taalcursussen,
opvoedingsstimuleringsprogramma’s, sportstimulering, milieu-educatie, politieke vorming, enzovoort.
Informeel leren: dit verwijst naar het proces van leren uit ervaring in alledaagse situaties. Het informele leren is het
ongeorganiseerde levenslange proces van verwerving van kennis, attitudes en vaardigheden. Ervaring en contact met personen
in de directe sociale omgeving spelen hierin een grote rol. De (vaak intergenerationele) overdracht van waarden, culturele
normen, kennis, enzovoort, maakt hier onder meer deel van uit evenals de invloed van de vriendengroep.”
Geciteerd uit V. de Waal, “Uitdagend leren, culturele en maatschappelijke activiteiten als leeromgeving”, pag. 272, Bussum,
2001
38. 2.2 Kenmerken van community arts
38
7. Community arts kunnen “broedplaatsen” zijn waarbinnen nieuwe (‘urban’)
disciplines kunnen ontstaan, aansluiten op de (‘urban) cultuur en belevingswereld
van de doelgroep.
Zoals ik eerder aangaf, is het voor een relatief hoogopgeleide en witte cultuursector niet altijd
makkelijk om een goede aansluiting te vinden bij de cultuur en kunstuitingen van doelgroepen met een
cultuur die anders is dan die van hun. Dit gegeven kan je ook omdraaien wanneer je bedenkt dat er in
community arts wat dat betreft een enorme kans verscholen ligt.
Het is een kans om dat wat al is binnen de culturele sector te verrijken met andere diverse
kunstuitingen. Iets wat Kunst Onder Andere, de afdeling Wijkgerichte initiatieven van de SKVR
(Stichting Kunst Voor Rotterdammers) zich geen twee keer liet zeggen.
Ze verkent met de wijkgerichte initiatieven onder meer de ‘Urban Culture’ van kinderen en jongeren in
wijken met een sociaal-economische achterstand. Urban Culture gaat in op de cultuur van de straat.
Hierin spelen kunstuitingen binnen hiphop een grote rol. Daarbinnen zijn weer verschillende
deeldisciplines te onderscheiden: rap, dj, graffiti, breakdance/ streetdance. De hiphopscene is zowel
erg prestatiegericht; gericht op het ontwikkelen van een ‘eigen stijl’ Toch gaat het voor de deelnemers
veelal ook om samenzijn.
“In dit samenzijn is het belangrijk om jezelf te zijn en je eigen stijl te ontiwkkelen, hiermee kun je
namelijk respect van anderen afdwingen, maar tegelijkertijd is het eveneens belangrijk om anderen te
waarderen en respecteren. Respect is een sleutelbegrip in de scene. Hiphop heeft dan ook een effect
op sociale cohesie, want niet alleen nemen battles als het ware de plaats in van ruzies die normaal op
straat worden uitgevochten, het gemeenschappelijke werken aan de ontwikkeling van een (dans)taal,
de sociale interactie die voortkomt uit het samenzijn en het elkaar stimuleren is respectvol te
noemen.”
47
Een ander voorbeeld is het Tam Tam project in Utrecht.Tam Tam, is een initiatief van ZIMIHC, het
Multicultureel Instituut Utrecht en het Walter Maashuis. Het project moet impulsen geven aan
artistieke ontwikkeling in een multiculturele samenleving. Tam Tam biedt professionele en amateur-
kunstenaars de mogelijkheid binnen de muzieksector om mee te werken aan de ontwikkeling van een
nieuwe muziekstroming met artiesten die nieuwe muziek ontwikkelen en spelen, uitvloeiend uit hun
meervoudige culturele culturele bagage. Ook hierbinnen staat de ‘broedplaatsfunctie’ van community
arts centraal, waarbinnen ‘nieuwe’ stromingen en disciplines kunnen ontstaan en het bestaande
kunnen verrijken
47 S.Trienekes, “Respect! Urban culture, community arts en sociale cohesie”, pag. 9, SKVR Kunst Onder Andere, Rotterdam,
nov. 2004.
39. 2.2 Kenmerken van community arts
39
8. Community arts is geen synoniem voor welzijnswerk. Het gaat juist uit van de kracht
van kwalitatieve artistieke processen.
Omdat community arts zich vaak op het snijvlak van sectoren afspeelt en een gecombineerde (sociale
en artistieke) doelstelling hanteert, wordt het soms onterecht betiteld als een soort artistiek
welzijnswerk. Iets wat in Nederland zo rond de jaren ’70 veel voorkwam. Toch is er een duidelijk
verschil:
“Community arts kan niet gelijk worden gesteld met welzijnswerk, waar de activiteiten gericht zijn op
het bezig zijn zelf. Dit omdat het de ontplooiing van de artistieke talenten en verbetering van de
artistieke vaardigheden van de deelnemers nastreeft.”
48
Het verschil met welzijnswerk of met het inzetten van kunst als middel zoals dat in de jaren 70 werd
gedaan, is dat huidige community arts praktijken ervan uitgaan dat de kracht van kunst alleen
gewaarborgd wordt door kwalitatieve artistieke processen. In een grootschalig Europees onderzoek
naar de inzet van kunst binnen andere sectoren wordt hierover het volgende vermeld:
“The findings showed that organisers, including artists, of succesful and effective projects that use arts
as a vehicle for expression with non-trained people are acutely interested in quality. The best
animators rarely compromise on quality. They strive to ensure the process engaged in is rich and that
the product is as good as possible.”
49
Dit citaat geeft aan dat community artists naar rijke artistieke processen streven, leidend tot een ‘zo
kwalitatief mogelijk’ eindproduct. Kwaliteit zou wat dat betreft veel meer binnen de betreffende context
bezien moeten worden. Dat wil. zeggen: het hanteren van duidelijke doelstellingen die met grote
betrokkenheid van de doelgroep tot stand zijn gekomen en zo ook geëvalueerd kunnen worden. De
evaluatie zou bovendien alle dimensies van kwaliteit moeten behelzen.
Daar waar nu een vaak een focus ligt op de kwaliteit van het eindproduct, zijn ook andere
kwaliteitsaspecten van belang om een volledige evaluatie te kunnen verrichtten (hoe hebben
deelnemers het project ervaren, de kwaliteit van uitvoering, welke impact heeft het project op korte en
lange termijn voor de deelnemers en binnen de gemeenschap?). Wanneer kwaliteit op deze manier
wordt bezien, valt ook een deel van de weerstanden tegen de vermenging met andersoortige doelen
weg. Zoals F. Matarasso treffend weet te verwoorden:
“It is perfectly possible to combine high aesthetic values with lasting social value.”
48
Raad voor Cultuur, vooradvies 2005-2008, pag. 8-9, 2003.
49
Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration”, pag.9, UK, 2004.
40. 2.2 Kenmerken van community arts
40
Tot slot kan het belang van hoogwaardige artistieke processen ook worden verbonden aan de
motivatie van de deelnemers zelf. De community arts projecten, waar ‘empowerment’ van
doelgroepen zo belangrijk is, moeten voor de deelnemers iets opleveren waar ze trots op kunnen zijn.
“People want to do the best they can, it may be their only time to sing in public or to exhibit a work of
their own making.”
50
Het heeft daarom weinig zin om ‘creatief aan te rommelen’ ,want dit doorzien de deelnemers gelijk. Je
wilt niet bereiken dat een deelnemer in je gezicht lacht en zijn kunstwerk zodra hij de hoek omloopt in
de prullenbak gooit, omdat hij er niet trots op is of zich er zelfs voor schaamt.
Zoals Marcel Boontje, cultuurscout in Amsterdam Oud-West, tijdens een interviewgesprek aan wist te
geven: “Jongeren willen geen kunst maken om het samenzijn met de buren”.
Dit samenzijn kan pas een wezenlijke rol spelen als de doelgroep zich ook artistiek gezien serieus
genomen voelt.
50
Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration”, pag.10, UK, 2004.
41. 2.3 Doelen en projectsoorten
41
2.3 Doelen en projectsoorten
Motivaties voor het inzetten van community arts
De meningen over wat community arts is en hoe het ingezet kan worden – ik verwees er bij het
beschrijven van de kenmerken al naar – verschillen nogal. Er bestaan verschillende motivaties om
community arts actief te gaan inzetten. Hierbinnen zijn grofweg drie bewegingen te onderscheiden,
zoals benoemd door de Britse onderzoeker en community worker F. Matarasso:
De eerste beweging benoemt hij als “a wish to extend acces to the existing artistic offer”, in
Nederlandse beleidstermen vertaald gaat het hier om publieksbereik; het benaderen van moeilijk
bereikbare doelgroepen en bij hun de interesse proberen te wekken voor het bestaande aanbod. Deze
motivatie komt veel voor bij gevestigde culturele organisaties. Een voorbeeld is een wijkgericht
muziekproject van een gerenomeerd stedelijk museum. Dit is er dan vooral op gericht om de interesse
voor de kunst in het museum te stimuleren en daarmee het publieksbereik te vergroten
Een tweede beweging is het andere uiterste. Hier gaat het om “organisations which use the arts as a
means of achieving social objectives.” De eerder genoemde sociaal-artistieke projecten in Deventer
zijn hiervan een goed voorbeeld.
Een derde beweging combineert deze twee bewegingen, die ogenschijnlijk uitersten zijn. “A third kind
of work aims to unite aspects of both these goals by helping people gain acces to the arts so that they
can become creative actors in their own lives and become culturally included in society.”
Wat deze motivaties met elkaar gemeen hebben, is het uitgangspunt dat toegang tot kunst en cultuur
een democratisch recht van iedereen is. Dit gezegd hebbende, is het mijns inziens een misverstand
dat community arts de vrijheid van de kunsten op losse schroeven zet. Het maakt dat de kunsten weer
midden in het cultureel-maatschappelijk leven komen te staan, waar zij er tegelijkertijd weer door
gevoed worden.
42. 2.3 Doelen en projectsoorten
42
Momenteel is de culturele sector in Nederland zich aan het heroriënteren op haar publieke rol en
functie. Iets wat Sikko Cleveringa, cultuurmakelaar in Deventer, beaamt:
“In het politieke klimaat van dit moment, wordt voor organisaties de legitimiteit van wat ze doen sterk
afgemeten aan de mate waarin ze actief zijn in samenwerkingen met andere organisaties. Ik weet niet
of dat vroeger ook zo sterk was, maar ik merk dat dit nu enorm telt. In een stad als Deventer
bijvoorbeeld, is het heel belangrijk om als instelling een aantal stevige samenwerkingsverbanden te
hebben met andere organisaties en ook sectoroverstijgend. Daarmee legitimeer je je maatschappelijk
nut. Je bent aantoonbaar van belang voor de samenleving, want anderen hebben jou nodig. Als zowel
je publiek als organisaties vanuit je omgeving aan jou voorbij gaan en ‘niets met jou doen’, dan gaat
de politiek zich op den duur ook afvragen: ‘Wat doet die instelling hier eigenlijk nog? Die is alleen
maar voor zichzelf bezig.’ Als je als organisatie actief bent binnen verschillende netwerken, ben je
aantoonbaar van belang voor anderen.”
51
Projectsoorten
F. Matarasso typeert eveneens een viertal categorieën van projectsoorten waarbinnen community arts
wordt ingezet. Er zijn ook mengvormen mogelijk.
1. “Area Projects”: deze zijn gesitueerd in een specifieke buurt, stad of streek. Vaak wordt er
van meerdere kunstvormen gebruik gemaakt. Deze projecten veranderen mee met het gebied
en de doelgroepen waarop zij gericht zijn.
2. “Artform Projects”: dergelijke projecten onderscheiden zich in hun expertise en commitment
met betrekking tot een specifieke kunstvorm, een bepaald medium of – in zeldzame gevallen
– bepaalde esthetische of culturele waarden.
3. Projecten die gericht zijn op specifieke groepen mensen, bijvoorbeeld ouderen, mensen met
een handicap, gevangenen, et cetera.
4. Projecten die zich een betrokkenheid vertonen met bepaalde kwesties binnen bijvoorbeeld
welzijn of onderwijs en met de projecten invloed uit willen oefenen op een bepaald beleid.
Sikko Cleveringa, cultuurmakelaar te Deventer, heeft een methodiek ontwikkeld voor sociaal-artistieke
projecten. Hij wil hiermee een beweging vanuit de gevestigde cultuurinstellingen naar andere
maatschappelijke (deel)sectoren bewerkstelligen alwaar deze een bijdrage kunnen leveren aan
maatschappelijke of artistieke vragen vanuit specifieke (sub)doelgroepen. De methodiek onderscheidt
een viertal ‘culturele arena’s’ waarbinnen projecten zich kunnen afspelen. Ingaande op de vraag van
de doelgroep, een overwogen keuze voor een van de arena’s gemaakt kan worden. Elke arena
vereist ook weer een net iets andere rol en betrokkenheid van de betrokken community workers.
51
S.Cleveringa, cultuurmakelaar Deventer, interviewgesprek, Deventer, apr. 2005.
43. 2.3 Doelen en projectsoorten
43
1. Sociaal-artistieke productie: een professionele kunstuiting kunstproductie waarbij een
artistieke professional een artistieke vertaalslag maakt op basis van en met behoud van de
eigenheid van bronnen vanuit de doelgroep. Deze arena kan bijdragen aan vragen en
doelstellingen die te maken hebben met (politieke) zelfversterking van de doelgroep.
2. Sociaal-artistieke educatie: projecten waarbij het verwerven van (artistieke) vaardigheden
centraal staat. Naast de bekwaming in een of meerdere disciplines, kan bij dergelijke
projecten ook cultureel erfgoed centraal staan. De artistieke professional heeft de rol van
‘docent-coach’. De docent neemt gedurende het verloop van het project een steeds meer
faciliterende rol aan. De deelnemers kunnen een groei doormaken waardoor zij uiteindelijk
beter in staat zijn om zelf de artistieke vertaalslag te maken. Deze arena kan bijdragen aan
vragen en doelstellingen omtrent persoonlijke zelfversterking.
3. Sociaal-artistieke programmering: Hierbij kan het gaan om doelgroepprogrammering op
(multi)culturele podia, het organiseren van multiculturele festivals, buurtfeesten met een
artistiek aspect, et cetera. De artistieke professional moet als programmeur een evenwicht
zoeken tussen zijn inbreng en die van de doelgroep. deze verhouding kan per project
variëren. Deze arena levert een bijdrage doelstellingen gericht op de sociale emancipatie van
de doelgroep.
4. Sociaal-artistieke zelforganisatie: In deze arena gaat het om groepen mensen die al een eigen
organisatiegraad hebben, zoals een Marokkaanse theatergroep, een rapgroep, bandjes,
orkesten, koren, enzovoort. Binnen de groep is er vaak al een sterk gemeenschapsgevoel.
Binnen dergelijke projecten is er daardoor ruimte om de groep aan te zetten zich ook op
‘derden’ te gaan richten. De artistieke professional is hier een coach of facilitator. Deze arena
kan een bijdrage leveren aan sociale zelfversterking.
44. 2.4 Een blik op de praktijk in Nederland
44
2.4 Een blik op de praktijk in Nederland
Nu de kenmerken, doelen en projectsoorten van community arts benoemd en omschreven zijn, wil ik
het begrip community arts graag leven inblazen door enkele inspirerende praktijkvoorbeelden uit het
Nederlandse culturele veld te beschrijven. Nederland is, in vergelijking tot andere landen als Groot
Brittannië, op veel punten nog aan het pionieren met community art. Toch kunnen er de mooiste
dingen voortkomen uit dit pionieren; een voedingsbodem of ‘humuslaag’ waar op voortgebouwd kan
worden en waar weer nieuwe projecten uit kunnen voortkomen.
Amsterdam, “Culturele Zeepkist”
52
Sinds de moord op Theo van Gogh schudt Nederland op haar
grondvesten. Een gebeurtenis die ons allen diep heeft geraakt. Dingen
die vanuit het buitenland nog ‘ver van ons bed’ leken, zijn nu ineens
levensecht geworden. De vrijheid van meningsuiting is een begrip dat nu
opnieuw gedefinieerd lijkt te moeten worden. Centraal staat ook de vraag
hoe wij in dit land met elkaar willen leven.
In Amsterdam meldde beeldend kunstenaar Mehdi Cloud zich bij Mariette Wildeboer, theatermaakster
en coordinator van de stichting “Muzenis”. “Muzenis geeft je de ruimte” is het motto van deze stichting.
Dit doet zij door kunstenaars letterlijk en figuurlijk ruimte te bieden om “theatrale statements bij de
huidige tijdsgeest te ontwikkelen, in de hoop via verbeelding en vormgeving met elkaar een stapje
verder te komen in dit proces dan alleen via verwoording mogelijk is.”
53
Het concept van de zeepkist sluit aan bij de “Speakers Corner” in Londen waar men op een kist, stoel
of trapje kan klimmen om zijn of haar mening te verkondigen om vervolgens met anderen in gesprek
te treden. De culturele zeepkist is dus letterlijk een ouderwetse zeepkist waar kunstenaars op, naast,
voor achter en in kunnen staan, klimmen en zitten, met andere woorden als podium kunnen gebruiken
om hun gevoelens te uiten. Het geeft invulling aan het gevoel van ‘we moeten iets doen’ en ‘een
signaal geven’ dat zo sterk leefde en leeft na de moord op Van Gogh. Statements die raken op het
niveau van het hart, in plaats van de eindeloze discussies waar iedereen moedeloos van wordt.
Er zijn inmiddels al verschillende zeepkisten gehouden in het teken van “Barre Tijden”, “Smaken
verschillen”, “Familiezeepkist”, “Vrouwenzeepkist”. Mariette Wildeboer heeft van hieruit tevens het
initiatief genomen om op andere niveaus de discussie over de rol van kunst binnen de maatschappij
onder nieuw leven in te blazen. Dit doet zij door middel van enkele bijeenkomsten met collega-
theatermakers en beleidsmakers over Community Theater, dat zij ziet als een kans voor de
theaterwereld in Amsterdam en daarbuiten en voor de samenleving waarin wij leven.
52
Bron: bezoek aan de conferentie “Community theatre, een kans voor Amsterdam”, Stichting Muzenis, Amsterdam, 15 april
2005.
53
Bron: www.diana-ozon.nl
45. 2.4 Een blik op de praktijk in Nederland
45
“Ik heb geen doel voor ogen. We leven niet in een samenleving waar je meteen het effect ziet van een
actie. Als je nu A doet, zie je veel later pas het effect. Het is meer een soort flessenpost die je in het
water gooit en waarvan je maar moet afwachten waar die aankomt. Waar we nu op stuiten is
globalisering. Nergens in de wereld leven mensen nog op een eiland. Als de zee in Azië beeft, beeft ie
hier ook.”
54
Springdance: “U bevindt zich hier”
U bevindt zich hier is een goed voorbeeld van een “area project in de vorm van een
productie. Het project, georganiseerd in het kader van het Springdance festival 2005,
vormt een ode aan de diversiteit van de stad Utrecht. Het stuk wil de culturele kaart van
Utrecht op interactieve wijze tonen aan de bezoeker; het wil een indruk geven, of liever
gezegd een veelheid aan indrukken, van deze creatieve stad.
Choreograaf André Gringas probeert in zijn werk dans te verbinden
aan de actualiteit van het alledaagse leven. Voor dit project werd hij
geinspireerd door de architectuur van de stad in verhouding tot de
beleving van het individu. Hoe bepaalt het stadse leven de
ontwikkeling van een samenleving; van een individu?
Samen met componist Merlijn Twaalfhoven en enkele andere kunstenaars, werkte hij een jaar lnag
met uiteindelijk 193 Utrechtse dansers en muzikanten: van blazers, koren en zangers tot rappers,
beatboxers en percussionisten, van klassiek ballet en moderne dans tot salsa, breakdancing en line-
dancing. Elke deelnemer, vertelde Gringas in de meeting na afloop van de voorstelling, heeft zijn
eigen persoonlijkheid en kracht. Het is de kunst om deze zo goed mogelijk te laten uitkomen.Dus juist
uitgaan van het kleine en persoonlijke: dat maakt het groots. Gringas en Twaalfhoven hebben
daarmee de sterke kanten van alle performers gecombineerd tot een energiek geheel, waarbij één
plus één drie wordt. Het project heeft nadrukkelijk een artistieke doelstelling, aldus Gringas en
Twaalfhoven, maar secundair daaraan, was te merken dat de deelnemers binnen het proces een
ontwikkeling doormaakten. Het was geen doel, maar het heeft de levens van de deelnemers wel
degelijk beinvloed (een vergroot zelfvertrouwing, kennismaking met andere culturen, eigen maken van
nieuwe artistieke vaardigheden.
54
M. Wildeboer, theatermaakster en coordinator van de Stichting Muzenis, citaat uit “De staatskrant”, jaargang 34 nr. 1, januari
2005.