1. Audrey MEIER
Frie ALLEMEERSCH
Veerle JONG
WRAT-4 als meetinstrument
voor cognitieve reserve in de oudere populatie
Promotor: Jean-Marie Degryse
Academiejaar: 2017-2018
Een veldonderzoek
5. “cognitieve reserve wordt wijd gebruikt om te verklaren hoe in het
licht van neurodegeneratieve veranderingen, die in aard en
omvang vergelijkbaar zijn, individuen aanzienlijk variëren in de ernst
van cognitieve veroudering en klinische dementie.”
Faculteit Geneeskunde5
1. Inleiding
1.2 Concept reserve
Definiëring van het concept
(Stern, 2002; Whalley, 2004)
INLEIDING METHODEN DISCUSSIE & RESULTATEN CONCLUSIE
6. • Cognitief normaal tijdens leven bij overlijden: pathologie AD
• CVA: minimale stoornis grote uitval
Faculteit Geneeskunde6
1. Inleiding
1.2 Concept reserve
INLEIDING METHODEN DISCUSSIE & RESULTATEN CONCLUSIE
Hersenpathologie
Hersenveranderingen
Klinische
manifestaties
21. Faculteit Geneeskunde21
2. Methoden
2.2 Veldonderzoek
• Informatie volwassen leven
• Bij deelnemer/Naaste
• 3 onderdelen
CRI-Opleiding
o Aantal jaren formele opleiding
o Aantal cursussen/trainingen
CRI-Werk en beroep
o Scoring naar complexiteit beroep
o Aantal jaren beroep
CRI-Vrije tijd
o 16 items frequentie
• Geen maxi. score 5 niveaus
INLEIDING METHODEN DISCUSSIE & RESULTATEN CONCLUSIE
Studieontwerp en testen
27. Faculteit Geneeskunde27
3. Resultaten
3.2 Vergelijking meetinstrumenten cognitieve reserve
Spearman’s Rho Correlaties
Tabel 2: Spearman’s rho correlaties tussen MoCA-WRAT4 en CRIq-WRAT4 en MoCA-CRIq
• Redelijke correlatie WRAT4 en CRIq
• Middelmatig-hoge correlatie CRIq-O en WRAT4
Opleiding = voldoende indicator voor cognitieve reserve?
• Beperkte interne correlatie tussen CRIq-V en CRIq-W
Werk = belangrijke factor om geïncludeerd te worden
INLEIDING METHODEN DISCUSSIE & RESULTATEN CONCLUSIE
28. Grotz et al. (2017)
• 3 onderdelen
• Bemerkingen ter verkorting:
Opleiding: hoogst behaalde diploma # jaren + cursussen/trainingen
Vrije tijd: voorbije jaar gedurende leven
Voordeel: grote tijds- en kostenbesparing
• MAAR…
Als CRIq-Werk en CRIq vrije tijd = belangrijk
biedt WRAT4 een voldoende weergave?
Als Redelijke correlatie tussen WRAT4 en CRIq
WRAT4/CRIq een goede test om cognitieve reserve te meten?
Faculteit Geneeskunde28
3. Resultaten
3.2 Vergelijking meetinstrumenten cognitieve reserve
INLEIDING METHODEN DISCUSSIE & RESULTATEN CONCLUSIE
29. Faculteit Geneeskunde29
3. Resultaten
3.2 Vergelijking meetinstrumenten cognitieve reserve
Figuur 5: CRIqTotaal-WRAT4Totaal in absolute waarden
INLEIDING METHODEN DISCUSSIE & RESULTATEN CONCLUSIE
• Geen lineair verband
• Positief verschil tussen CRIq en WRAT4
• Verschil bij hogere resultaten WRAT4 en
CRIq
Bland-Altman plots
30. Faculteit Geneeskunde30
3. Resultaten
3.2 Vergelijking meetinstrumenten cognitieve reserve
-100
-80
-60
-40
-20
0
20
30 40 50 60 70 80 90 100 110
Mean of Criqtotaal% and Wrat4%
(Criqtotaal%-Wrat4%)/Mean%
Mean
-44,7
-1.96 SD
-90,4
+1.96 SD
1,0
Figuur 6: CRIqTotaal-WRAT4Totaal in procent
DifferenceofCriqtotaal%andWRAT4%
INLEIDING METHODEN DISCUSSIE & RESULTATEN CONCLUSIE
• Geen lineair verband
• CRIq gemiddeld lager scoren dan WRAT4
• Verschillen minimaal bij hogere scores
• Gemiddelde waardes van 60-70% ~ dichtst bij
het gemiddeld verschil
• Verschil bij lagere scores
Bland-Altman plots
31. Faculteit Geneeskunde31
3. Resultaten
3.2 Vergelijking meetinstrumenten cognitieve reserve
INLEIDING METHODEN DISCUSSIE & RESULTATEN CONCLUSIE
• WRAT4 en CRIq komen niet goed overeen
• Bemerkingen
Cognitieve reserve niet op eenzelfde manier identificeren
CRIq :systematische onderwaardering
Wél concordant bij hoge scores (vanaf gemidd. 80% ) Verschil bij lage scores
Bland-Altman plots
32. • De gewogen kappa coëfficiënt (concordantie tussen tertielgroepen) = matig
Faculteit Geneeskunde32
3. Resultaten
3.2 Vergelijking meetinstrumenten cognitieve reserve
Figuur 7: Chart Kappa analyse
-1 < κ < +1
Κ =0,60 : acceptabele overeenstemming
K > 0,80 : goed of bevredigend
Tertielgroepen: laag, gemiddeld, hoog
INLEIDING METHODEN DISCUSSIE & RESULTATEN CONCLUSIE
Tabel 3: Inter-rater agreement (kappa)
33. Faculteit Geneeskunde33
3. Resultaten
3.2 Vergelijking meetinstrumenten cognitieve reserve
INLEIDING METHODEN DISCUSSIE & RESULTATEN CONCLUSIE
CRIq WRAT4
CRIq geen goed alternatief voor WRAT4
Uitz. : subgroep hoge cognitieve reserve
34. Faculteit Geneeskunde34
3. Resultaten
3.3 Vergelijking cognitieve reserve & cognitief deficit
INLEIDING METHODEN DISCUSSIE & RESULTATEN CONCLUSIE
Tabel 4: Spearman’s rho correlaties tussen MoCA-WRAT4 en CRIq-WRAT4 en MoCA-CRIq
• Hogere correlaties WRAT4-MoCA dan CRIq-MoCA
35. Faculteit Geneeskunde35
3. Resultaten
3.4 Bijkomende analyses
Tabel 5: Spearman’s rho correlaties tussen MoCA, VAS en samplingsvragen
• Geen significante resultaten:
Geen verdere uitspraken
Tabel 6: Spearman’s rho correlaties tussen Opleiding1, Opleiding 2, Werk en WRAT4
INLEIDING METHODEN DISCUSSIE & RESULTATEN CONCLUSIE
• Middelmatige-Hoge correlaties:
Opleiding 1 en WRAT4
Opleiding 2 en WRAT4
Werk en WRAT4
36. Faculteit Geneeskunde36
3. Resultaten
3.5 Interne correlatie WRAT4 & het evaluatiegesprek
Tabel 7: Spearman’s rho corrrelatie onderdelen WRAT4 (ruwe en standaard scores)
• Hoge interne correlaties ≠ onderdelen WRAT4
• Evalueren van de kwaliteit van NL versie
Correlaties vergelijken met Engelstalige versie
Psychometrische analyse
Meer vergelijkend onderzoek nodig in grotere populatie
INLEIDING METHODEN DISCUSSIE & RESULTATEN CONCLUSIE
42. Faculteit Geneeskunde42
Referenties
1. Vogel A, Salem LC, Andersen BB, Waldemar G. Differences in quantitative methods for measuring subjective cognitive decline – results
from a prospective memory clinic study. International Psychogeriatrics. 2016;28(9):1513-20.
2. Livingston G, Sommerlad A, Orgeta V, Costafreda SG, Huntley J, Ames D, et al. Dementia prevention, intervention, and care. The
Lancet. 2017;390(10113):2673-734.
3. Whalley LJ, Deary IJ, Appleton CL, Starr JM. Cognitive reserve and the neurobiology of cognitive aging. Ageing Research Reviews.
2004;3(4): 369-82.
4. Stern Y. What is cognitive reserve? Theory and research application of the reserve concept. Journal of the International
Neuropsychological Society. 2002;8(3):448-60.
5. Steffener J, Stern Y. Exploring the neural basis of cognitive reserve in aging. Biochimica et Biophysica Acta (BBA) - Molecular Basis of
Disease. 2012;1822(3):467-73.
6. Satz P. Brain reserve capacity on symptom onset after brain injury: A formulation and review of evidence for threshold theory.
Neuropsychology. 1993;7(3):273-95.
7. Richards M, Deary IJ. A life course approach to cognitive reserve: A model for cognitive aging and development? Annals of Neurology.
2005;58(4):617-22.
8. Grotz C, Seron X, Van Wissen M, Adam S. How should proxies of cognitive reserve be evaluated in a population of healthy older adults?
International Psychogeriatrics. 2017;29(1):123-36.
9. Spitznagel MB, Tremont G. Cognitive reserve and anosognosia in questionable and mild dementia. Archives of Clinical Neuropsychology.
2005;20(4):505-15.
10. Casaletto KB, Cattie J, Franklin DR, Moore DJ, Woods SP, Grant I, et al. The Wide Range Achievement Test-4 Reading Subtest “Holds”
in HIV- infected Individuals. Journal of clinical and experimental neuropsychology. 2014;36(9):992-1001.
11. Dell C, Harrold B. Test Review: Wilkinson, G. S., & Robertson, G. J. (2006). Wide Range Achievement Test--Fourth Edition. Lutz, FL:
Psychological Assessment Resources. WRAT4 Introductory Kit (includes manual, 25 test/response forms [blue and
green], and accompanying test materials):2008. 57-60 p.
43. 12. Larner AJ. Screening utility of the Montreal Cognitive Assessment (MoCA): in place of – or as well as – the MMSE? International
Psychogeriatrics. 2012;24(3):391-6.
13. Gary R. Wide-Range Achievement Test. In The Corsini Encyclopedia of Psychology (eds I B Weiner and W E Craighead). 2010.
14. Nucci M, Mapelli D, Mondini S. Cognitive Reserve Index questionnaire (CRIq): a new instrument for measuring cognitive reserve. Aging
Clinical and Experimental Research. 2012;24(3):218-26
15. Sayegh P, Arentoft A, Thaler NS, Dean AC, Thames AD. Quality of Education Predicts Performance on the Wide Range Achievement
Test-4th Edition Word Reading Subtest. Archives of Clinical Neuropsychology. 2014;29(8):731-6.
16. Woodward Christel A, Santa‐Barbara J, Roberts R. Test‐retest reliability of the wide range achievement test. Journal of Clinical
Psychology. 1975;31(1):81-4.
Faculteit Geneeskunde43
Referenties
Editor's Notes
Zoals jullie zien is het een hele boterham waarbij we jullie willen meenemen hoe ons werk is verlopen en welke zaken wij zelf eruit halen en van belang vinden. Om te starten een korte teaser waarom dit onderwerp ons aansprak.
Cognitieve klachten komen vaak voor bij ouderen en kunnen een risicofactor zijn voor dementie en cognitieve achteruitgang.
In een artikel van 2017 over dementie gepubliceerd in The Lancet werden er 9 potentieel modificeerbare risicofactoren voor dementie geïdentificeerd.
Men schat dat als deze 9 factoren worden geëlimineerd, 1op 3 gevallen van dementie kan verhinderd worden.
Van deze 9 factoren zijn er verschillende conceptueel verbonden met reserve.
Het idee van reserve tegen hersenbeschadiging komt voort uit herhaalde observaties dat er geen directe relatie lijkt te bestaan tussen de mate van hersenpathologie of hersenbeschadiging en de klinische manifestatie van die schade (6).
Er zijn casussen beschreven waarbij cognitief normale vrouwen bij hun overlijden een geavanceerde vorm van pathologie van de ziekte van Alzheimer in hun hersenen hadden.
Gelijkaardig is dat een cerebrovasculair accident van een gelijke grootte bij de ene patiënt tot een minimale stoornis kan leiden terwijl er bij een andere patiënt een grote uitval blijkt te zijn.
Het reserveconcept stelt dat er aspecten zijn van hersenstructuur en -functie die de effecten van neuropathologie kunnen bufferen, zodat hoe groter de reserve, des te ernstiger de pathologie moet zijn om functionele beperkingen te veroorzaken.
Er zijn twee soorten reserves die bijdragen aan het behouden van functioneren in aanwezigheid van hersenveranderingen of schade
Enerzijds structurele reserve = hersenreserve
Anderzijds cognitieve reserve
Structurele reserve, of ‘reservecapaciteit van de hersenen’:
Beschermende potentieel van kwantitatieve anatomische kenmerken zoals hersengrootte, neurale dichtheid en synaptische connectiviteit.
Dit wordt ook wel het passief model genoemd
Links: Personen met een grotere hersenreserve (dit wil zeggen grotere hersenen, meer neuronen en synapsen) moeten meer hersenschade oplopen voordat klinische beperkingen optreden.
Functionele reserve of ‘cognitieve reserve’ (CR):
Benadrukt de efficiëntie van neurale netwerken en actieve compensatie door alternatieve of meer uitgebreide netwerken na uitdaging.
Hier beschouwt men de hersenen als ‘iets actief’ in een poging om te compenseren voor pathologie waarbij er rekening gehouden wordt met verschillen in hoe een taak wordt verwerkt
Rechts: Bij normale veroudering of een pathologisch proces, kunnen individuen met een grotere CR meer hersenschade tolereren door alternatieve hersennetwerken te gebruiken om met succes een cognitieve taak uit te voeren
Samengevat refereert de structurele benadering van reserve naar de ‘hardware’, de functionele benadering plaatst meer nadruk op de ‘software’ zoals efficiënt gebruik van het neuraal netwerk en cognitieve verwerking.
Cognitieve reserve via directe methodes op neuraal niveau te meten. Hierdoor wordt CR meestal weergegeven door indices die gerelateerd zijn aan levenservaringen waarvan vermoed wordt dat ze cognitieve reserve verhogen. Deze incides kunnen werken als buffers tegen het effect van hersenbeschadiging of pathologie. De meest gebruikte proxies van cognitieve reserve omvatten opleidingsniveau, beroep en deelname aan stimulerende vrijetijdsactiviteiten.
De Spearman’s Rho correlaties tonen aan dat er een redelijke correlatie bestaat tussen de onderdelen van de WRAT4 met de onderdelen van de CRIq.
Er bestaat een middelmatig tot hoge correlatie tussen CRIq-Opleiding en de onderdelen van de WRAT4. - Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de WRAT4 oorspronkelijk ontwikkeld is om de basis academische vaardigheden in kaart te brengen. - Hierbij kan men zich aldus de vraag stellen of opleiding op zichzelf een voldoende indicator is voor cognitieve reserve.
Verder is er een beperkte interne correlatie tussen het onderdeel vrije tijd van de CRIq met het onderdeel werk en beroep van de CRIq. Dit zou kunnen aantonen dat het onderdeel werk en beroep van de CRIq belangrijk is om als factor geïncludeerd te worden in de vragenlijst
Statische verwerking
In de literatuur wordt noch de WRAT4 noch de CRIq aangegeven de gouden standaard te zijn voor het meten van cognitieve reserve. Om te achterhalen hoe goed deze testen met elkaar overeenkomen werd er een Bland-Altman analyse uitgevoerd. Alvorens deze analyse uit te voeren was het noodzakelijk om een totaalscore te creëren voor zowel de WRAT4 als de CRIq, aangezien dit tot op heden niet in de literatuur wordt vermeld. De totaalscore voor elke test omvatte een optelsom van de afzonderlijke delen waaruit de test bestond. Vervolgens konden de totaalscores berekend worden van de WRAT4 en CRIq voor elke deelnemer. Om deze analyse toe te passen werden er twee nieuwe variabelen berekend, een variabele voor het gemiddelde van de twee metingen en een variabele voor het verschil van de twee numerieke variabelen. Het resultaat wordt weergegeven in een Bland-Altman waarbij het verschil tegen het gemiddelde uitgezet wordt. De grenzen van overeenstemming (limits of agreement, LOA) zijn gedefinieerd als d -1,96SD en d +1,96SD, met d het gemiddelde verschil en SD de standaarddeviatie (SD) van de verschillen.(26-28).
Resultaat
Figuur (Bland-Altman plot van CRIqTotaal-WRAT4Totaal, uitgedrukt in absolute waarden) laat zien dat er geen lineair verband is tussen de twee testen.
Het gemiddelde verschil is 294 en de LOA zijn 4 en 584.
Verder toont de plot dat er steeds een positief verschil is tussen de CRIq en WRAT4, maar het verschil tussen de twee testen wordt groter bij hogere resultaten van de WRAT4 en CRIq.
Het verschil tussen de twee vooropgestelde testen voor cognitieve reserve is het kleinst tussen de gemiddelde waarden 300 en 350.
Doordat beide testen gescoord worden op verschillende schalen werden de absolute scores omgezet in procenten. Hierbij werd er enerzijds rekening gehouden met een maximale totaalscore van de WRAT4 van 225, anderzijds aangezien er geen maximumscore voor de CRIq is vastgelegd hield men rekening met de hoogst behaalde score gevonden bij de deelnemers (902,5)
Figuur (Bland-Altman plot van CRIqTotaal-WRAT4Totaal, uitgedrukt in procent) laat eveneens geen lineair verband zien tussen de CRIq en WRAT4. Hier toont de plot dat de CRIq gemiddeld lager gaat scoren dan de WRAT4. Het gemiddeld verschil tussen de twee testen is immers -44,7. Er kan geconstateerd worden dat de verschillen tussen de twee testen kleiner wordt bij hogere waarden. Dit maakt dat als iemand hoger scoort op de CRIq en WRAT4, het verschil tussen deze twee testen minimaal wordt en bijgevolg de testen goed overeenkomen. De gemiddelde waarden van de CRIq met de WRAT4 tussen de 60 en 70 procent liggen het dichtst bij het gemiddeld verschil. Verder kan men vaststellen dat het verschil tussen de twee testen alleen maar groter wordt bij lagere scores. Samengevat volgt uit de resultaten dat vanaf een gemiddelde van 80 procent of hoger het verschil tussen de WRAT4 en CRIq afneemt en minimaal wordt. Daarentegen wordt het verschil tussen de twee testen alleen maar groter bij lagere waarden.
Uit de Bland-Altman plots komt naar voren dat deze twee testen niet goed overeenkomen. Men moet echter enkele bemerkingen maken. De Bland-Altman plots laten zien dat noch de CRIq noch de WRAT4 erin slaagt om cognitieve reserve op eenzelfde manier te identificeren. De WRAT4 scoort systematische hoger dan de CRIq. Ondanks dat er geen regressielijn zichtbaar is op de Bland-Altman plots (Figuur 42 en 43) kan er vastgesteld worden dat de CRIq systematisch zorgt voor een onderwaardering.
De CRIq slaagt er in om vrij concordant met de WRAT4 deelnemers met hogere scores goed te identificeren, zoals in de resultaten vermeld, is dit vanaf een gemiddelde CRIq-WRAT4 van 80 procent. Onder deze waarde zal het verschil tussen de twee testen alleen maar groter worden. Bijgevolg geldt dat hoe lager het gemiddelde tussen CRIq-WRAT4, hoe groter het verschil en hoe meer discriminerend de CRIq is. Men zou dus kunnen concluderen dat de CRIq niet discriminerend genoeg is voor cognitieve reserve in voornamelijk de onderste gebieden, oftewel lage scores. De WRAT4 is zoals eerder vermeld een gevalideerde test voor het inschatten van basis academische vaardigheden en is uitgebreider. De CRIq daarentegen is een slechts een weergave van pure passieve kenmerken van de deelnemer. Als men zou aannemen dat de WRAT4 de gouden standaard is voor cognitieve reserve, dan geeft de CRIq een eerder slechte benadering van dit concept.
Algemene uitleg
In een volgende stap ging men de interbeoordelaarsbetrouwheid na voor de ordinale schalen van WRAT4 en CRIq met behulp van de Kappa analyse. Cohen’s Kappa is een statische variabele die ontwikkeld werd om een overeenkomst weer te geven tussen twee metingen of waarnemers, rekening houdend met de mate van toevallige overeenstemming. De kappa-waarde (κ) kan variëren tussen -1 en 1. Een kappa van 0 wil zeggen dat de overeenstemming tussen de metingen op toeval berust, een kappa van 1 wil zeggen perfecte overeenkomst. Verder wordt er in de literatuur een κ van 0.60 als minimum beschouwd om van een acceptabele overeenstemming te kunnen spreken. Een waarde van 0.80 of hoger als κ wordt als ’goed’ of ’bevredigend’ aangenomen (29, 30). Voor deze analyse werden de totaalscores van de WRAT4 en de CRIq opgedeeld in tertiel groepen (Laag, Gemiddeld en Hoog) en werd er gekeken in hoeverre dat deze categorieën overeenkwamen.
De WRAT4 is zoals eerder vermeld een gevalideerde test voor het inschatten van basis academische vaardigheden en is uitgebreider. De CRIq daarentegen is een slechts een weergave van pure passieve kenmerken van de deelnemer. Als men zou aannemen dat de WRAT4 de gouden standaard is voor cognitieve reserve, dan geeft de CRIq een eerder slechte benadering van dit concept.
CRIq geen goed alternatief voor WRAT4, Uitgezonderd subgroep hoge cognitieve reserve
Tabel Spearman’s rho correlaties tussen de MoCA en de WRAT4.
WRAT4-MoCA
Alle afzonderlijke onderdelen van de WRAT4 correleren op een significante wijze met de testresultaten van de MoCA.
Er kan een hoge positieve correlatie (rs=0,759) teruggevonden worden tussen MoCA en WRAT4-Zinnen
Er kan middelmatige positieve correlaties tussen MoCA en de andere onderdelen van de WRAT4.
Het onderdeel ‘woorden’ van de WRAT4 kent de laagste correlatiecoëfficiënt (rs=0,557) met de MoCA
CRIq-MoCA
Het onderdeel CRIq-Opleiding en -Vrije tijd, en de MOCA correleren op significante wijze.
De correlatie tussen MoCA en CRIq-Vrije tijd is (positief) middelmatig.
Daarentegen kan er een lage positieve correlatie aangetoond worden tussen MoCA en CRIq-Opleiding.
Er werd geen significantieniveau bereikt voor de correlaties tussen MoCA en CRIq-Werk.
Correlatie onderzocht tussen MoCA en VAS,
(VAS die een subjectieve inschatting weergaf van de perceptie van het geheugen van de deelnemers)
Dit leverde geen significante resultaten op (tabel 9, bijlage 5). Bijgevolg kunnen hierover geen verdere uitspraken gedaan worden.
Correlaties tussen de variabelen Opleiding 1 en 2 met de WRAT4.
Deze resultaten kunnen teruggevonden worden in tabel 10 bijlage 5. Opleiding 1 werd weergegeven in volgende categorieën: lager onderwijs (1), lager middelbaar, 3-4 jaar (2), hoger middelbaar, alle jaren geslaagd (3), niet-universitair hoger onderwijs (4), universitair onderwijs (5). De variabele Opleiding 2 geeft het concreet aantal jaren weer dat de deelnemers een opleiding hebben gehad. De gegevens tussen Opleiding 1 en WRAT4 zijn significant, evenals de gegevens tussen Opleiding 2 en WRAT4. Er heerst een hoge positieve correlatie tussen Opleiding 1 en de onderdelen ‘woorden’ en ‘wiskunde’ van de WRAT4. Verder kan er een middelmatige (positieve) correlatie gevonden worden tussen Opleiding 1 met WRAT4-Zinnen en - Spelling. Daarnaast is er voor Opleiding 2 een hoge positieve correlatie met WRAT4-Woorden, -Zinnen en -Wiskunde. Een middelmatige (positieve) correlatie werd gevonden tussen Opleiding 2 en WRAT4-Spelling.
Correlatie tussen de variabele Werk en WRAT4
Werk werd onderverdeeld in volgende categorieën: laag/ongeschoolde arbeid (1), geschoolde arbeid (2), geschoold beroep (3), hooggeschoold/academisch beroep (4), intellectuele uitdaging en/of verantwoordelijkheid (5). De correlaties tussen Werk en WRAT4 kunnen als significant beschouwd worden. Een hoge (positieve) correlatie kon aangetoond worden tussen Werk en het onderdeel wiskunde van de WRAT4. De overige correlaties tussen Werk en de andere onderdelen van de WRAT4 zijn middelmatig.
Opmerking tabel
VAS: eigen geheugen inschatten van 1 (zeer slecht geheugen) tot 10 (perfect) Vraag 1 : ‘Heeft u zich ooit zorgen gemaakt omtrent uw geheugen?’ Vraag 2: ‘Heeft uw omgeving ooit pmerkingen gemaakt omtrent uw geheugen?’
Opleiding 1: lager onderwijs (1), lager middelbaar, 3-4 jaar (2), hoger middelbaar, alle jaren geslaagd (3), niet-universitair hoger onderwijs (4), universitair onderwijs (5). Opleiding 2: opleiding in jaren wordt weergegeven. Werk : ongeschoolde arbeid (1), geschoolde arbeid (2), geschoold beroep (3), hooggeschoold/academisch beroep (4), intellectuele uitdaging en/of verantwoordelijkheid (5).
Resultaten (mbv tabel)
De Spearman’s rho correlaties van de verschillende onderdelen van de WRAT4 ten opzichte van elkaar voor zowel de ruwe scores als de standaard scores.
De correlaties van alle onderdelen van de WRAT4, zowel de ruwe scores als de standaard scores, zijn onderling statistisch significant.
Er kan een hoge positieve correlatie gevonden worden tussen alle onderdelen van de WRAT4.
Bespreking discussie
Uit de resultaten komt naar voren dat voor deze Nederlandstalige versie van de WRAT4 er hoge interne correlaties werden vastgesteld tussen de verschillende onderdelen van de WRAT4.
Om de kwaliteit van de Nederlandstalige versie verder te kunnen evalueren zouden deze correlaties vergeleken moeten worden met deze van de Engelstalige versie.
Bovendien zou er nog een psychometrische analyse moeten plaatsvinden van de beide Nederlandstalige versies (zowel de groene als de blauwe formulieren).
Men kan besluiten dat er verder vergelijkend onderzoek nodig is, onder andere om de Nederlandstalige versie te vergelijken met de Engelstalige versie in een grotere populatie.
Tevens dient de validiteit en betrouwbaarheid van deze Nederlandstalige test diepgaander onderzocht te worden in verschillende grootschalige testpopulaties.
Sterktes
Pionierswerk
Nederlandstalige versie WRAT4
Opmaak testformulieren en antwoordenformulieren
Afname van testen op gestandaardiseerde manier
Rekening houden met vermoeidheidsklachten
Zwaktes
Purposeful sample van 61 deelnemers extrapoleerbaarheid naar algemene oudere bevolking
Subjectieve geheugenklachten m.b.v. 2 sampling vragen en een VAS onduidelijkheid in literatuur
Ontbreken van een referentietest van cognitieve reserve
Creatie van totaalscores WRAT4 en CRIq