1. Milieubescherming in het Omgevingsplan
Eveline Sillevis Smitt
Sturingsinstrumenten vanuit Provincie en Rijk
Hugo Doornhof
Maart 2017
2. Milieubescherming in het Omgevingsplan
Te bespreken:
1. inhoud Omgevingsplan (Op)
2. inhoud Besluit activiteiten
leefomgeving (Bal) en relevantie
voor (milieu)regels in Op
3. inhoud Besluit kwaliteit
leefomgeving (Bkl) en relevantie
voor (milieu)regels in Op
4. Verhouding beoordelingsregels voor
omgevingsvergunning milieu en
(milieu)regels Op
5. (ontwerp) Invoeringswet Ow en
gewijzigde regime mbt bouwen
2
3. 1. Inhoud Omgevingsplan (Op)
• Eén Omgevingsplan (Op) voor gemeentelijk
grondgebied verplicht (art 2.4 Ow)
• Inhoud: “regels over fysieke leefomgeving” (art 2.4
Ow)
• Fysieke leefomgeving, zie art 1.2 Ow
• Regels in Op over activiteiten die gevolgen (kunnen)
hebben voor fysieke leefomgeving (art 4.1 Ow)
• Het Op bevat evenwichtige toedeling van functies
aan locaties én regels die met het oog daarop nodig
zijn (art 4.2 Ow)
• Mogelijkheid van opnemen omgevingswaarden (art
2.11 Ow)
• Het Op zal zeer belangrijk instrument zijn voor
milieubescherming
3
4. 2. Inhoud (ontwerp)Besluit activiteiten
leefomgeving (Bal)
• Rijksregels voor “milieubelastende activiteiten” (grondslag art 4.3 en 5.1 Ow): in
Bal (in feite opvolger Activiteitenbesluit)
• Aantal vergunningplichten voor “milieubelastende activiteiten” verder
teruggedrongen
• Vergunningplicht alleen daar waar het noodzakelijk wordt geacht dat bevoegd
gezag vooraf activiteit instemt én voorschriften formuleert
• Omvang vergunningplicht ook afgestemd op de risico's voor leefomgeving;
vergunningplicht beperken tot dat deel waarvoor daadwerkelijke voorafgaande
beoordeling nodig is
• Maatwerk mogelijk, maar geen vereiste om breed toe te passen
• Voor maatwerk moet aanleiding zijn en moet worden gemotiveerd (pag 9/10 NvT
alg Bal)
4
5. Inhoud Bal
• Hfd 3 van het Bal is “richtingaanwijzer” en wijst
aan of de activiteit een “milieubelastende
activiteit“ is waarvoor Rijksregels gelden onder art
2.1 Bal
• Vb: par 3.2.6 “Windturbine”: ja, vanaf 1 windturbine
mits rotordiameter van meer dan 2 meter: art 3.15;
par 3.6.1 “Veehouderij”: ja, als meer dan 10 rundvee,
15 varkens, 350 kippen, een of meer pelsdieren of
meer dan 25 overige landbouwhuisdier: art 3.163 Bal)
• Hfd 3 Bal bepaalt of er voor betrokken
milieubelastende activiteit een
vergunningplicht geldt
• Vb: par 3.2.1 “Seveso-inrichting”: altijd, art 3.5 Bal;
par 3.2.6 “Windturbine”: indien windturbinepark met
meer dan 3 windturbines, art 3.16 Bal; par 3.6.1
“Veehouderij”: ja, als IPPC of meer dan in art 3.164
genoemde aantal dieren (200 of meer
melk/kalf/zoogkoeien van 2 jaar en ouder, meer dan 50
varkens etc etc. )
5
6. Inhoud Bal
• Hfd 3 Bal wijst verder per milieubelastende activiteit aan welke algemene
regels uit Bal daarop van toepassing zijn
• Vb: par 3.2.1 “Seveso-inrichting”: regels uit par 4.2 (art 3.6 Bal); par 3.2.6
“Windturbine”: par 4.30 (art 3.17 Bal); par 3.6.1 “Veehouderij”: diverse
paragraven uit hfd 4 staan opgesomd (art 3.165 Bal)
• Afwijking van vergunningplicht mogelijk voor deze “milieubelastende activiteiten”?
• Ja, in waterschaps- en omgevingsverordening: maar alleen aanvullende verboden
om een activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten, art 5.2 lid 1 onder b
Ow en art 2.12b Bal
• Ja, ook in Op voor gemeenten mogelijk om een aanvullend verbod op te nemen
om een “milieubelastende activiteit” te verrichten, behoudens met vergunning (art
4.4 Ow, na Inw Ow) (zie ook pag 56 NvT Bal)
6
7. Aard regels voor milieubelastende activiteit
• Bal stelt algemeen gesproken technische, locatie onafhankelijke regels, die landelijk
aan bedrijven kunnen worden gesteld (zie ook grondslag art 4.22 Ow)
VB: windturbines, regels in par 4.30 Bal: alleen rijksregels over (1) info verstrekking bij
melding en (2) regels over (externe) veiligheid
VB: Zwembad, alleen rijksregels in par 5.4.1: over energiebesparing (zie art 3.272 Bal)
• Regels in Bal gelden voor individuele bedrijven voor zover er een in het Bal geduide
“milieubelastende activiteit” wordt verricht
7
8. Afwijking mogelijk van regels Bal
• Afwijking van de algemene regels voor de milieubelastende activiteiten mag met
een maatwerkregel in Op voor zover onder voorwaarden aangegeven in Bal (art 4.6
Ow en 2.11 Bal):
• Over specifieke zorgplichten genoemd in art 2.10 Bal
• Over regels aangaande ongewone ongevallen in afd 2.7 Bal
• Over inhoudelijke regels in hfd 3 t/m 5, tenzij daar anders is bepaald (vb: Seveso-
inrichtingen art 4.6 Bal: geen afwijking mogelijk met maatwerkregel of
maatwerkvoorschrift)
• Niet over meet- en rekenmethoden (art. 2.11 lid 1 onder b Bal)
• Over aanvullend verbod, tenzij melding (art 2.12a Bal)
8
9. Maatwerkregel in Omgevingsplan
• Maatwerkregels gelden voor daarbij aangegeven locaties om gebiedsgericht
duidelijk te maken welke regels er gelden op de betrokken locatie(s)
• Om die reden zijn maatwerkregels geschikt om te sturen op toekomstige
ontwikkeling (NvT artikelsgewijs pag 17); mn bij reguleren cumulatie, externe
veiligheid etc
• Bij stellen maatwerkregel in Op moet oogmerk en strekking van de algemene
rijksregels in acht worden genomen (art 4.6 lid 2 Ow en 2.11 lid 3 jo 2.2 Bal:
oogmerk waarborgen veiligheid, beschermen gezondheid, kwaliteit lucht, doelmatig
gebruik energie etc)
• Maatwerkregels moeten ook voldoen aan criteria voor rijksregels: art 4.6 lid 2 Ow
verklaart par 4.3.2 van overeenkomstige toepassing (zie mn art 4.22 Ow)
• Als maatwerkregel buiten reikwijdte Bal: onverbindend
9
10. • Als activiteit niet als “milieubelastende activiteit” in hfd 3
Bal aangewezen, kan deze via het Op worden gereguleerd
• Vb: hotels/conferentieoorden, restaurants/snackbars etc,
disco’s/evenementenhallen etc, recreatie, supermarkten/
bouwmarkten, onderwijs en kantoorgebouwen, dierenpensions,
dierenasiels,/hobbymatig houden dieren/maneges etc (zie NvT
alg Bal, pag 63)
10
Regime voor andere bedrijfsactiviteiten
11. Niet in Bal geregelde onderwerpen in Op
• Bal bevat in ieder geval geen regels over geluid,
trillingen en geur ook niet voor “milieubelastende
activiteiten”
• Aspecten die typisch op lokaal niveau moeten
worden geregeld!
• Reden: bij uitstek impact op directe leefomgeving
• Hoe daarmee omgaan in Op?
• Het Op bevat regels in verband met
evenwichtige toedeling van functies aan locaties
(art 4.2 Ow)
• Het Op bevat regels over activiteiten die
gevolgen kunnen hebben voor fysieke
leefomgeving (art 4.1 Ow)
• Aan de hand van instructieregels in Bkl
11
12. 3. Inhoud Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
en relevantie voor Omgevingsplan
• Instructieregels richten zich tot bevoegd gezag, zoals gemeenten bij vaststellen Op
• Instructie regels in afdeling 5.1 met oog op evenwichtige toedeling functies aan
locaties (onderdeel van hfd 5 Bkl “Omgevingsplannen”):
• waarborgen veiligheid (par 5.1.2)
• behoud ruimte voor waterveiligheid (par 5.1.3)
• Beschermen gezondheid en milieu (par 5.1.4)
• Beschermen landschappelijke/stedenbouwkundige waarden/cultureel erfgoed (par 5.1.5)
• Behoud van ruimte voor toekomstige functies (par 5.1.6) (samengevat tbv projecten van
nationaal belang)
• Behoeden infrastructuur voor nadelige gevolgen (par 5.1.7)
• Bevorderen toegankelijkheid openbare ruimten voor personen (par 5.1.8)
12
13. Instructieregels tbv beschermen gezondheid en
milieu
• Instructieregels over:
• kwaliteit buitenlucht (par 5.1.4.1),
• geluid en trillingen bij bedrijfsmatige activiteiten (par 5.1.4.2)
• Geluid rond luchthavens (par 5.1.4.3, gereserveerd)
• Bodemkwaliteit (par 5.1.4.4, gereserveerd)
• Geur voor bedrijfsmatige activiteiten/zuiveringstechnische werken en agrarische
sector (par 5.1.4.5)
• Toepassingsbereik: gaat over instructies indien Op mogelijk maakt dat
bedrijfsmatige activiteiten met gevolgen voor fysieke leefomgeving in de nabijheid
van geluidgevoelige gebouwen/locaties kunnen plaatsvinden
13
14. Instructieregels Bkl
• Kwaliteit buitenlucht:
• bepaalde omgevingswaarden in acht nemen (weinig ruimte bij aanleg
(auto)snelweg of wegtunnelbuis en in de aandachtsgebieden neergelegd in bijlage
XIII (voor stikstofdioxide en fijn stof); uitzonderingen bij “niet in betekende mate
bijdragen” (art 5.35 t/m 5.41 Bkl);
• Geluid en trillingen algemeen:
• Definitie geluidgevoelig gebouw (woon-, onderwijs, gezondheidszorgfunctie of
kinderopvang jonger dan 4 jaar; geluidgevoelige locatie (woonwagens, drijvende
locaties) (art 5.42 Bkl)
• Geluid (NB: excl gezoneerde industrieterreinen)
• In Op wordt rekening gehouden met geluid door “bedrijfsmatige activiteiten” op
geluidgevoelige gebouwen of locaties (art 5.43 Bkl)
• Regels in Op voorzien erin dat langtijdgemiddelde en maximale geluidniveaus op
de gevel van geluidgevoelige gebouwen aanvaardbaar zijn (art 5.43 Bkl)
14
15. • Geluidwaarden in ieder geval aanvaardbaar als aan standaardwaarden bijl XV,
tabel A en aan de grenswaarden uit bijl XV, tabel B wordt voldaan
• Betreft: waarden uit Activiteitenbesluit (50, 45 en 40 dB(A) voor dag-, avond en
nachtperiode; pieken alleen voor avond en nachtperiode!) (zie art 5.44 jo bijl XV,
tabel A Bkl):
• Plus 5 dB(A) ook aanvaardbaar indien bedrijfsmatige activiteit op een in Op aangewezen
bedrijfsterrein (art 5.44 lid 2 Bkl: geen aparte motivering nodig)
• Min 5 dB(A) voor bedrijfsmatige activiteiten in agrarisch gebied (idem, geen motivering
nodig, art 5.44 lid 2 Bkl)
• Verdere afwijking van de normering kan voor dagperiode (7.00-19.00 uur) indien
dat gelet op locatie, aard van de activiteit, de aard van het gebied of relevante
cumulatie naar oordeel gemeenteraad passend wordt geacht (art 5.44 lid 3 Bkl):
motivering nodig ja
• Tabellen met getallen in Op (alleen dan) niet verplicht indien het gelet op locatie
of activiteit aangewezen wordt om niet op te nemen (art 5.44 lid 4 Bkl)
• Ook andere regels mogelijk in Op ter beperking van geluidhinder (art 5.46 Bkl)
15
16. Voorbeeld lokale milieuregels in Op
Omgevingsplan Rijnhaven – Oost Alphen aan den Rijn d.d. januari 2016
Art. 5 lid 1 en 2
16
17. Instructieregels Bkl
• Trillingen:
• instructies bij toedeling functie aan locaties en bedrijfsmatige activiteiten die
trillingen veroorzaken (aanvaardbaarheid en koppeling aan waarden in tabel XV,
tabel C en D Bkl, art 5.54 t/m 5.55a Bkl)
• Geur:
• verschillende sub paragraven afhankelijk van geurbron, zoals van
zuiveringstechnische werken, bedrijfsmatige activiteiten of agrarische activiteiten
• Algemene bepalingen met aanwijzing geurgevoelige gebouwen en locaties (art
5.56 Bkl)
• Bepaling geurbelasting en meten afstand (art 5.57 Bkl)
• In Op vastleggen een “bebouwingscontour geur” daar waar hogere geurbelasting
als gevolg van agrarische activiteiten is toegestaan (art 5.58 Bkl; NvT
artikelsgewijs pag 93 Bkl)
17
18. Instructieregels Bkl
Geurbelasting door bedrijfsmatige activiteiten: daarmee rekening houden op
geurgevoelige gebouwen en geurgevoelige locaties; geen kader voor “aanvaardbaar
geurniveau”: zelf bepalen (geurbeleid); wel rekening houden met cumulatie (art
5.59 en 5.60 Bkl)
BodemBodem, verkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen: via Aanvullingswet
bodem en geluid (en Aanvullingsbesluit bodem en geluid)
Niet geregelde onderwerpen:
‒ denk aan licht, parkeren, bezonning, windhinder, stedelijk groen, kwaliteit openbare
ruimten, in stand houden routenetwerken etc en regelen daarvan is discretionaire
bevoegdheid gemeente; invulling met in acht name uitgangspunten Ow (waaronder
integrale afweging) en abbb
Bestuurlijke afwegingsruimte en gebiedsgerichte afwegingen (mengpaneel); rechter
terughoudende toets en teruggrijpen op motiveringseisen
Ambities in Omgevingsvisie neerleggen en in Op uitwerken
18
20. • Staan in hfd 8.5 Bkl; NB: alleen voor vergunningplichtige “milieubelastende
activiteiten” zoals aangewezen in hfd 3 Bal! (zie art 8.5 Bkl)
• Verhouding beoordelingsregels en (milieu)regels Op (bijv mbt geluid, geur,
trillingen)?
• Bevoegd gezag dient inhoud Op bij vergunning verlening te betrekken (art 8.8.
Bkl)
• NB: alleen vwb de regels die in Op zijn gesteld voor de fysieke leefomgeving als
gevolg van milieubelastende activiteiten (zie art 8.8 Bkl)
• Daarmee wordt samenhang bevorderd tussen verdeling gebruiksruimte in Op en
eisen die aan vergunningplichtige bedrijven worden gesteld (NvT, alg deel pag
193)
• Als niet voldoet: mag weigeren; behoeft echter niet, dan vergunning voor
afwijkactiviteit (thans omgevingsplanactiviteit)
• Verder ook rekening houden met kaders net als instructieregels voor
geluid/trillingen (art 8.12, 8.12a, b en c Bkl)
20
4. Beoordelingsregels vergunning milieu
21. Beoordelingsregels
Als vergunningplicht voor bedrijfsmatige act: beoordelingsregels opnemen in Op
Als een “milieubelastende activiteit” niet vergunningplichtig onder Bal, maar wel zo
bepaald in Op: aangeven welke beoordelingsregels voor vergunningverlening gelden
21
22. Omgevingswet een verbetering?
In bestemmingsplan alleen milieunormen indien ruimtelijke relevantie
In Op komen Ro spoor en milieu bij elkaar:
‒ Op = kerninstrument voor milieubescherming
Emissie- of immissienormen in Op ogv art 4.1 Ow (regels aan activiteiten) en 4.2 Ow
(regels bij toedeling functie aan locaties)?
‒ Beide mogelijk;
‒ Reguleren gebruiksruimte mag
Veel vrijheid om op lokaal niveau de leefomgeving te beheren, benutten en te
beschermen
Uitdaging voor gemeenten
22
23. 5. (ontwerp) Invoeringswet en gewijzigde regime
bouwen
Bouwactiviteit : splitsing (1) vergunning voor omgevingsplanactiviteit en (2) technische
vergunning
‒ Ad (1) vergunning voor omgevingsplanactiviteit: geen vergunningplicht, tenzij (ipv verbod, tenzij): art
5.1 lid 1 en 2 Ow gewijzigd)
In Op kan vergunning voor bouwen verplicht worden gesteld= zg omgevingsplan activiteit
Omgevingsplan activiteit is elke activiteit die onder Op (1) vergunningsplichtig of (2) van
bepalingen Op afwijkt (afwijkactiviteit exit)
‒ VNG komt met voorbeelden
Inv besluit van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl):
‒ Zal aangeven voor welke bouwwerken een preventieve toets aan Bbl (derhalve met vergunning) nodig is
(pag 45 t/m 49 MvT alg deel Inv wet) (Lichtere bouwwerken via melding en kwaliteitsborger)
Brandveilig gebruik vergunning: exit (idem) (alleen nog meldplicht, algemene regels en
maatwerk)
23
24. Sturingsinstrumenten vanuit Provincie en Rijk
Te bespreken:
1. bevoegdheidsverdeling
2. instructie- en beoordelingsregels
3. instructies
4. projectbesluit
24
25. Bevoegdheidsverdeling
Art. 2.3 Ow: bestuursorganen van de gemeente, ‘tenzij andere
regels zijn gesteld’
Omgevingsvisies zijn beleidsmatig: geen juridische doorwerking
Art. 4.3, lid 1 Ow: limitatieve opsomming van activiteiten waarover
Rijk regels mag stellen
‒ Alternatieven: maatwerkregels en gelijkwaardigheidsbepaling
Provincie als ‘gebiedsregisseur’
Geen strikte scheiding van verantwoordelijkheden
25
26. Instructie- en beoordelingsregels (i)
Bindende verticale sturing
Provinciale omgevingsverordening en Besluit kwaliteit leefomgeving
Ruim toepassingsbereik
Voorbeeld: artikel 5.58 Bkl
26
“Voor de toepassing van de paragrafen 5.1.4.5.3 tot en met 5.1.4.5.8 (geurvoorschriften) wordt in
het omgevingsplan een bebouwingscontour geur vastgesteld voor het gebied waarbinnen een
hoger beschermingsniveau voor geur geldt”
27. Instructie- en beoordelingsregels (ii)
Afwijkingsmogelijkheid:
‒ Bij de regels wordt bepaald in welke gevallen en onder welke
voorwaarden van de regels kan worden afgeweken als de toepassing
van de regels niet toereikend is voor, of in de weg staat aan, het
bereiken van de doelen van de wet.
Maatwerk op lokaal niveau
Gebiedstransformatie
Huidige regeling ontwikkelingsgebieden Crisis- en herstelwet
27
28. Instructie- en beoordelingsregels (iii)
Beoordelingsregels: regels over buitenplanse afwijkingsbevoegdheid, vergelijkbaar met
artikelen 4.1 en 4.3 Wro
Provinciale omgevingsverordening en Bkl
Voorbeeld: art. 8.66 Bkl
28
“Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een
rijksmonumentenactiviteit wordt de omgevingsvergunning
alleen verleend als de activiteit in overeenstemming is
met het belang van de monumentenzorg.”
29. Instructies (i)
• Proactieve instructie: eenmalige opdracht van het Rijk of de provincie om
een concreet besluit met een bepaalde inhoud te nemen
Beïnvloeding van de besluitvorming vóóraf
Niet bedoeld als alternatief voor interbestuurlijk
toezicht
Bijvoorbeeld: instructie aan de raad over de
inhoud van een omgevingsplan
29
30. Instructies (ii)
• Reactieve instructie: besluit van GS dat inhoudt dat een
onderdeel geen deel uitmaakt van het omgevingsplan
Reactieve beïnvloeding van de besluitvorming
Geen bevoegdheid voor Minister
Uitsluitend indien:
i. hun zienswijze over het ontwerp niet volledig is overgenomen in
het omgevingsplan, of
ii. wijzigingen ten opzichte van het ontwerp zijn aangebracht aan
het omgevingsplan anders dan op grond van hun zienswijze.
30
31. Projectbesluit (i)
Direct sturingsinstrument: bevoegdheid voor Rijk, provincie en waterschap om project toe te
staan
Complexe projecten van publiek belang
Private initiatieven die samenvallen met publieke doelen
Voorbereidingswijze van het tracébesluit, direct bindend karakter van het inpassingsplan
Definitie project:
a. Uitvoering van bouwwerken of totstandbrenging van installaties of werken
b. Andere activiteiten in de fysieke leefomgeving, inclusief ontginning van delfstoffen
Begrensd door subsidiariteitscriterium
31
32. Projectbesluit (ii)
Startpunt: openbare kennisgeving (art. 5.47 lid 1 Ow)
Bevoegd gezag geeft kennis van zijn voornemen om een verkenning uit te voeren
naar een opgave in de fysieke leefomgeving en om een projectbesluit vast te stellen;
Keuze: wel of geen voorafgaande voorkeursbeslissing.
Voorkeursbeslissing kan zijn:
Uitvoeren van een project
Oplossen van de opgave zonder project
Combinatie van a of b met de uitvoering van
andere projecten
Afzien van het uitwerken van een oplossing
32
33. Projectbesluit (iii)
Uniforme openbare voorbereidingsprocedure
Integrale afweging van alle betrokken feiten, belangen en
maatregelen
Afzonderlijke toestemmingen kunnen worden opgenomen in
het projectbesluit
In beginsel dus geen omgevingsvergunningen meer nodig
Fasering onder voorwaarden wel mogelijk
Bezwaren vanuit gemeentebesturen
33
Omgevingswet biedt de provincie en het Rijk de mogelijkheid om in het ruimtelijk domein direct en indirect bij te sturen.
Indirect vooraf via instructieregels, beoordelingsregels en achteraf met de reactieve instructiebevoegdheid
Direct ingrijpen via het projectbesluit.
Voordat die instrumenten nader worden bekeken, algemene opmerkingen over de bevoegdheidsverdeling
Gemeente, tenzij:
Omgevingsplan is het uitgangspunt. Aansluiting bij uitgangspunt van de Omgevingswet: decentraal, tenzij.
Omgevingsvisies – vervanger van structuurvisie – hebben een politiek beleidsmatig karakter. Kunnen andere bestuursorganen niet binden.
Rijksregels:
Art. 4.3:
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de volgende activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving:
bouwactiviteiten, sloopactiviteiten en het gebruik en het in stand houden van bouwwerken,
milieubelastende activiteiten
lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam of een zuivering-technisch werk,
Wateronttrekkingsactiviteiten
mijnbouwactiviteiten,
beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot:
een weg,
een waterstaatswerk,
een installatie in een waterstaatswerk,
het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden,
activiteiten die cultureel erfgoed betreffen,
activiteiten die werelderfgoed betreffen.
Art. 4.3, vierde lid stelt dat het Rijk niet meer regels mag stellen dan strikt noodzakelijk is. Als uitvloeisel daarvan maakt artikel 4.6, lid 2, Omgevingswet het mogelijk dat rijksregels de decentrale overheden de ruimte laten om nadere invulling te geven aan de nationale normen door middel van zogenaamde maatwerkregels.
Art. 4.7 regelt dat wanneer rijksregels voorschrijven dat een maatregel moet worden genomen, op aanvraag toestemming kan worden verleend om in plaats daarvan een gelijkwaardige maatregel te treffen. Met de gelijkwaardige maatregel wordt ten minste hetzelfde resultaat bereikt als met de voorgeschreven maatregel wordt beoogd. In de rijksregels kan bovendien worden toegestaan dat het toepassen van gelijkwaardige maatregelen zonder voorafgaande toestemming mogelijk is. Ook mogelijk is dat het toepassen van de gelijkwaardigheidsbepaling wordt uitgesloten.
Provincie
In de MvT: ‘provincies voeren, rekening houdend met de doelstellingen van het Rijk, de regie over de integratie van ruimtelijke opgaven en stellen daartoe vanuit een ruimtelijke en economische strategische oriëntatie de kaders voor onder meer het milieu en natuurbeleid en de ontwikkelingen van bedrijfsterreinen en woningbouwprogrammering.’
NB: grotere rol voor provincies in het domein van natuurbescherming met de nieuwe Wet natuurbescherming: wordt op termijn opgenomen in de Omgevingswet.
Geen strikte scheiding van verantwoordelijkheden
“De regering vindt het niet nodig en ook niet wenselijk om een uitputtende regeling en afbakening te geven van welk overheidsniveau voor welk deel van de overheidszorg verantwoordelijk is en welke taken daarvoor moeten worden verricht of welke bevoegdheden daartoe moeten worden aangewend.”
Instructieregels zijn geregeld in afdeling 2.5 Ow.
Verticale sturing
Instrumenten waarmee een hoger bestuursorgaan een lager bestuursorgaan kan instrueren hoe het zijn taken of bevoegdheden moet uitvoeren. De regels zijn bindend voor bestuursorganen, niet voor burgers. Ontleend aan provinciale verordening ruimte, het Barro en de waterverordening (artikel 3.11 Waterwet).
Toepassingsbereik
Limitatief opgenomen in art. 2.23 (voor provinciale omgevingsverordening) en 2.25 (Bkl). Erg ruim: o.m. over de in het omgevingsplan op te nemen of opgenomen omgevingswaarden, de in het omgevingsplan op te nemen regels (voor zover het betreft regels voor functies op locaties en regels voor een binnenplanse afwijkactiviteit), het stellen van instructieregels in een omgevingsverordening (vanzelfsprekend alleen door het Rijk; getrapte instructieregel) en het stellen van maatwerkvoorschriften.
Instructieregels kunnen op grond van artikel 2.3 Omgevingswet slechts worden gegeven vanwege de volgende rechtvaardigingsgronden:
a) indien sprake is van – afhankelijk van het betrokken bestuursorgaan – provinciale of nationale belangen en dat belang niet op een doelmatige en doeltreffende wijze door een lagere overheid kan worden behartigd, of
b) voor een doelmatige en doeltreffende uitoefening van de taken en bevoegdheden op grond van de Omgevingswet of de uitvoering van een internationaalrechtelijke verplichting.
Ingevolge artikelen 2.23 lid 5 en 2.25 lid 5 Omgevingswet wordt bij de regels bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden van de regels kan worden afgeweken, als de toepassing van de regels niet toereikend is voor (of in de weg staat aan) het bereiken van de doelen van de wet. Op deze manier kan in aangewezen gebieden worden afgeweken van de regels.
Afwijken kan nuttig zijn op lokaal niveau, bijvoorbeeld voor woningbouw in dichtbevolkte locaties of nabij veehouderij. Of bij transformaties van bedrijvengebieden van traditionele naar moderne bedrijvigheid, dan wel naar geheel andere functies.
Stelsel is vergelijkbaar met de huidige regeling voor ontwikkelingsgebieden in de Crisis- en herstelwet
Instructieregels kunnen niet worden gesteld met betrekking tot de omgevingsvergunning voor een buitenplanse afwijkactiviteit zoals bedoeld in artikel 5.1 lid 1 onder b Omgevingswet, zoals dat nu wel het geval is in artikel 4.1 lid 1 en 4.3 lid 1 Wro voor de projectomgevingsvergunning.
Deze regels kunnen wel worden gesteld bij omgevingsverordening, maar dan in de vorm van een beoordelingsregels in plaats van instructieregels (artikel 5.18 lid 2 en artikel 5.19 lid 2 Omgevingswet).
Instructies zijn eenmalige opdrachten van het Rijk of de provincie aan lagere overheden om concrete besluiten met een bepaalde inhoud te nemen. Het gaat hierbij uitdrukkelijk niet om opdrachten die zien op herhaalde uitvoering door meerdere bestuursorganen. Daar is immers de instructieregel voor bedoeld. Instructies verschillen dus van instructieregels omdat ze (steeds eenmalig) worden gegeven door middel van een instructiebesluit. Tegen dat besluit staat (anders dan bij instructieregels) bezwaar en beroep open. Het instructiebesluit is in grote lijnen te vergelijken met de proactieve aanwijzingsbevoegdheden die thans zijn geregeld in artikel 4.2 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 3.12 van de Waterwet.
Als gebruik kan worden gemaakt van het generieke interbestuurlijke toezichtinstrumentarium, is het gebruik van de instructiebevoegdheid niet aan de orde. In de memorie van toelichting wordt benadrukt dat een instructie wel als instrument om achteraf in te grijpen kan worden ingezet indien het een feitelijke handeling betreft (waarop het generieke interbestuurlijke toezichtsinstrumentarium geen betrekking heeft): 'Bij het ongedaan maken of herstel van ongewenste feitelijke handelingen kan dus wel op een reactieve wijze gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid tot het geven van een instructi’
Toepassingsbereik
De artikelen 2.33 en 2.34 Omgevingswet bevatten het limitatief toepassingsbereik van de provinciale en rijksinstructiebevoegdheden. Het toepassingsbereik van de provinciale instructiebevoegdheid is beperkt in artikel 2.33 lid 2 Omgevingswet, maar is – net als het geval is voor het toepassingsbereik van de instructieregel – breed. Onder het toepassingsbereik vallen:
de gemeenteraad bij het stellen van regels in het omgevingsplan (voor zover het betreft regels voor functies op locaties en regels voor een afwijkactiviteit);
het waterschapsbestuur als dat nodig is voor een samenhangend en doelmatig regionaal waterbeheer;
het dagelijks bestuur van het waterschap waar het betreft een projectbesluit dat betrekking heeft op primaire waterkeringen.
Het toepassingsbereik van de rijksinstructiebevoegdheid omvat het voorgaande, met daaraan toegevoegd enkele provinciale en waterschapsbevoegdheden op een hoger niveau. Het betreft dan onder meer het stellen van regels door provinciale staten in een omgevingsverordening en een provinciaal projectbesluit.
De artikelen 2.33 en 2.34 Omgevingswet bevatten het limitatief toepassingsbereik van de provinciale en rijksinstructiebevoegdheden. Het toepassingsbereik van de provinciale instructiebevoegdheid is beperkt in artikel 2.33 lid 2 Omgevingswet, maar is – net als het geval is voor het toepassingsbereik van de instructieregel – breed. Onder het toepassingsbereik vallen:
de gemeenteraad bij het stellen van regels in het omgevingsplan (voor zover het betreft regels voor functies op locaties en regels voor een afwijkactiviteit);
het waterschapsbestuur als dat nodig is voor een samenhangend en doelmatig regionaal waterbeheer;
het dagelijks bestuur van het waterschap waar het betreft een projectbesluit dat betrekking heeft op primaire waterkeringen.
Het toepassingsbereik van de rijksinstructiebevoegdheid omvat het voorgaande, met daaraan toegevoegd enkele provinciale en waterschapsbevoegdheden op een hoger niveau. Het betreft dan onder meer het stellen van regels door provinciale staten in een omgevingsverordening en een provinciaal projectbesluit.
Artikel 16.21 Ow. Anders dan nu: geen reactieve aanwijzingsbevoegdheid op Rijksniveau.
Alleen voor zover het betreft regels over de toedeling van functies aan locaties.
Twee voorwaarden ivm zienswijzen, plus subsidiariteitscriterium.
Tegen een aanwijzingsbesluit staat ‘gewoon’ bezwaar en beroep open.
Het gaat niet om een voortzetting van het ‘oude’ projectbesluit, of de uitgebreide buitenplanse afwijkingsbevoegdheid voor een project. In plaats daarvan: soort opvolger van het inpassingsplan op grond van de Wro, het tracébesluit op grond van de Tracéwet en het projectplan uit de Waterwet.
Wetgever benadrukt dat het meestal zal gaan om 1) Complexe projecten van publiek belang, zoals aanleg van hoofdwegen, of 2) Private initiatieven die samenvallen met publieke doelen, zoals ontwikkeling energie-infrastructuur of natuur in samenwerking met private initiatiefnemer.
Wetgever wilde de sterke kanten van de oude instrumenten combineren. Daardoor: voorbereiding van tracébesluit, directe werking van inpassingsplan. Met het projectbesluit wordt van rechtswege – indien nodig – ook het omgevingsplan aangepast.
Definitie:
Op grond van art. 1.1 Ow gedefinieerd in de bijlage. Erg ruime definitie; alle activiteiten in de fysieke leefomgeving?
Art. 5.44 benadrukt: de grenzen van artikel 2.3 moeten in acht worden genomen. Betekenis in de praktijk is onduidelijk: in de huidige situatie is het vaak zo dat provincie en rijk zelf bepalen wanneer provinciaal of nationaal belang aan de orde is. Jurisprudentie afwachten.
Niet-limitatieve lijst van gevallen waarin de projectbesluitprocedure verplicht is in art. 5.46. Hoofdinfrastructuur en primaire waterkeringen
De eerste stap is de openbare kennisgeving waarin het bestuursorgaan zijn voornemen uiteenzet om een verkenning uit te voeren. Ligt voor de hand dat dit herleidbaar is tot een omgevingsvisie of programma, maar dit is geen vereiste. De verkenning dient om de nodige kennis en inzichten te vergaren over de aard van de opgave.
Over het nemen van een voorkeursbeslissing heeft het bestuursorgaan in beginsel keuzevrijheid; kan verplicht zijn gesteld bij besluit van het bevoegd gezag of bij AmvB. De mogelijke voorkeursbeslissingen zijn opgenomen in artikel 5.49.
Het projectbesluit wordt voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, na doorloping waarvan het projectbesluit al dan niet kan worden vastgesteld.
5.52 lid 2 onder a Omgevingswet: 'Voor zover dat uitdrukkelijk in het projectbesluit is bepaald, geldt het projectbesluit: a. als omgevingsvergunning voor de activiteiten ter uitvoering van het projectbesluit.'
Indien de uitvoering van het projectbesluit gefaseerd plaatsvindt en de vereiste omgevingsvergunningen op een later moment worden aangevraagd (wat goed voorstelbaar is bij complexe, langlopende projecten, waar de overheid voor de uitvoering een marktpartij inschakelt via bijvoorbeeld een DBFM-contractvorm), kan de initiatiefnemer ervoor kiezen de omgevingsvergunningen later aan te vragen. Ten tijde van de vaststelling van het projectbesluit dient dan wel inzichtelijk te zijn dat het projectbesluit uitvoerbaar is (dat wil zeggen: dat de vereiste omgevingsvergunningen zullen worden verleend). Een parallel kan worden getrokken bij de uitvoerbaarheidstoets bij een bestemmingsplan gelet op de verboden in de Flora- en faunawet. Alleen aspecten die niet van invloed zijn op het oordeel over de aanvaardbaarheid van het project als geheel kunnen doorschuiven naar de vergunningenfase.
Tegen het projectbesluit staat beroep in eerste en enige instantie open bij de ABRvS
Bezwaren vanuit gemeentebesturen
Raadsleden uit 80 gemeenten hebben de leden van de Eerste Kamer begin 2016 (tevergeefs) opgeroepen om niet akkoord te gaan met het wetsvoorstel Omgevingswet omdat – mede gelet op het projectbesluit – de doorzettingsmacht van Rijk en Provincie de gemeenten buiten spel zou zetten. De Omgevingswet voorziet niet in een projectbesluit op gemeentelijk niveau, maar de medeoverheden kunnen wel naar believen – zo is de vrees – in belangrijke dossiers (zoals de aanleg van windmolenparken) de bezwaren van gemeentebesturen naast zich neerleggen.
Hierbij is ten slotte van belang dat de vraag of decentrale bestuursorganen beroep kunnen instellen tegen een projectbesluit nog niet is geregeld in de Omgevingswet: deze knoop moet nog worden doorgehakt bij de Invoeringswet.