1. NRC Handelsblad Vrijdag 30 november 2012
24
Groen op vrijdag
Max Havelaar
0,6%
Max
In de jaren tachtig van de vorige eeuw introduceerde stichting Max Havelaar het idee van
eerlijke handel zodat uitbuiting
in ontwikkelingslanden tot het
verleden zou behoren. Een
team – deels Afrikaanse – onderzoeksjournalisten concludeert nu dat het goedbedoelde
principe niet werkt in Afrika. De
minimumprijs bereikt de boeren niet, zelfs niet nu de wereldmarktprijs voor cacao al jaren een stuk hoger is. Ook de
premies die de boerencoöperaties ontvangen, dragen weinig bij aan het verbeteren van
de leefomstandigheden op het
platteland. Het volledige rapport is te lezen op fairreporters.org: ‘Transnational Investigation: the FAIRTRADE rip-off’.
Max Havelaar noemt de conclusies „pertinent onjuist”.
Niet ongeroosterd,
maar bewerkt – zo
moet de koffie uit
Ethiopië worden
geëxporteerd. Het
levert de boeren 3
miljard dollar op;
bijna 400 procent
meer dan de export
van groene bonen.
Door Mark Schalekamp
RC
st N
p
e Pe
trati
Illus
ar
ijn B
en
nard
dien
Foto
2. NRC Handelsblad Vrijdag 30 november 2012
25
Op dit moment wordt 0,6 procent van
de koffiebonen geroosterd en verpakt in
het land van herkomst.
Havelaar 2.0
I
De eerste koffie ter wereld
werd in Kaffa gedronken
Z
de
ee
M
oyee Coffee is opgezet
volgens het shared values-principe, bedacht
door Harvard-professor Michael Porter, wat wil zeggen
dat het bedrijf economische en sociale belangen hand in hand laat gaan.
Moyee Coffee zal een ruime opslag
betalen op de lokale prijs voor bonen
en lokaal roosteren, in een joint venture met lokale partijen die de opslag
investeren in verbetering van landbouw en leefomstandigheden. En
van de winst wil het bedrijf, heel klassiek, het grootste deel ten goede laten komen van maatschappelijke
projecten die het Fair Chain-principe
versterken. Van Dijk: „Eigenlijk is
Moyee Max Havelaar 2.0.”
Van Dijk (42) mag je een serial entrepeneur noemen: eerder was hij actief
met de online autoverkoopsite Trading Cars en zat hij in het hout in Slowakije. Dat hij zich nu ineens ontpopt als maatschappelijk ondernemer is tamelijk verrassend. „Een van
mijn fabrieken verloor ik door een
brand. Het kostte veel geld en gedoe,
maar deed me ook inzien dat ik mijn
energie eigenlijk liever wilde besteden aan werk dat leuk en nuttig is.”
Een belangrijke rol speelde Renzo
Martens. Na diens Enjoy Poverty, de
documentaire die schrijnend laat
zien hoe velen – van ontwikkelingswerkers tot journalisten – profiteren
van armoede, wilde Martens een
kunstenaarskolonie opzetten in
Afrika. Van Dijk kende hij als sponsor en aan hem vroeg hij hulp bij het
vinden van financiering van dit project, duurzaam en niet afhankelijk
van overheidssubsidies. „Ik zocht
naar lokale producten die goed verhandeld zouden kunnen worden en
stuitte op koffie. Het heeft een enorme markt, kent een trend om beter
smaak en duurzaamheid te waarderen en, belangrijker nog, een sterk
verhaal. Maar toen ik me ging verdiepen in die markt, ontdekte ik dat de
keten erg oneerlijk in elkaar zit.”
Daarin schuilde meteen ook de kans:
door de koffie niet groen maar in pak
te exporteren kon er geld verdiend
worden in Afrika. De research resulteerde nog niet in een geldmachine
voor Martens’ kunstenaarskolonie,
maar wel in een nieuw project voor
Van Dijk, want in de zomer 2011 zegde hij het hout vaarwel om Moyee op
te zetten. Niet geremd door al te veel
kennis overigens, maar de leercurve
was steil na bezoek aan de gouverneur van Kaffa, contact met de universiteit van Jimma en het samenstellen van een team met daarin
Ethiopiërs, een MVO-deskundige en
een koffie-expert. Cruciaal was het
vinden van een lokale boer, niet te
groot en niet te klein, die zijn topbonen zou leveren. Dat werd Nezif Ababiya. Hij is blij: „Doordat ik een betere prijs krijg, kan ik me concentreren
op hogere kwaliteit. Ik verwacht ook
dat de Nederlanders met hun landbouwkennis kunnen helpen mijn
opbrengst per meter te verhogen.”
Ro
n Jimma, een paar honderd kilometer ten zuiden van Addis
Ababa, zit ik met een paar mensen op wat krukjes rondom een
potje met gloeiend houtskool en wierook, een koekenpan en een dienblad
vol kopjes. We wachten al een paar
uur op een bakje koffie – in Nederland ondenkbaar, in Ethiopië normaal: dat hoort bij het koffieritueel.
Groene bonen worden geroosterd,
dan gemalen, water wordt toegevoegd, nog een keer, en uiteindelijk
wordt ingeschonken en gedronken –
met veel suiker.
Ik ben in de geboortestreek van
koffie, in de Kaffa-regio, waar ook
Moyee Coffee gemaakt wordt, een
nieuw Nederlands-Ethiopisch merk.
„We willen goede koffie maken”,
zegt oprichter en directeur Guido
van Staveren van Dijk tijdens een studiereis van 40 Nyenrode New Business School-studenten: „lekker,
maar vooral met een grote sociale impact.” Moyee opereert volgens het
door henzelf bedachte Fair Chainprincipe, wat verder gaat dan fair trade. Veel ketens, niet alleen van koffie,
maar ook van cacao en katoen, zijn
nu verre van eerlijk: het aandeel – en
dus ook de bijbehorende verdiensten
– van de boeren is klein en wordt
steeds kleiner; het leeuwendeel van
de waarde wordt namelijk toegevoegd buiten de producerende landen. De belangrijkste reden hiervoor
is dat bijna alle koffiebonen groen,
dus ongeroosterd, het land van herkomst verlaten en de toegevoegde
waarde, die overige 85 procent, in
Europa en Amerika wordt gecreëerd.
„Het bieden van een eerlijke prijs aan
lokale boeren, wat fair trade doet, is
prima”, stelt Van Dijk, „maar veel
meer zin heeft het als de bonen voortaan lokaal worden geroosterd en verpakt, waarmee 40 procent van de
waarde van een pak koffie in Ethiopië blijft. Om je een idee te geven van
de impact: nu ontvangt het land ongeveer 800 miljoen dollar voor zijn
belangrijkste exportproduct, maar
als die bonen niet groen maar geroosterd de grens zouden overgaan, zou
dat het land 3 miljard dollar opleveren – evenveel als de totale ontwikkelingshulp.” Dat die export zo ongelooflijk belangrijk is, heeft voor de
inwoners een wrang bijeffect: voor
hen resteren alleen de B-kwaliteit bonen; de koffie die zij voor hun ritueel
gebruiken is alleen met heel veel suiker nog een beetje te drinken.
JEMEN
ETHIOPIË
Golf van
Aden
Kaffa-regio
Jimma
A
Addis Abeba
Nazareth
Awasa
SOMALIË
500 km
KENIA
NRC 301112 / StS
De koffiemarkt
De koffiemarkt wordt beheerst
door drie grote traders en zo’n
zes grote kopers: Nestlé, Sara
Lee, Starbucks, Douwe Egberts en Kraft – samen 70 procent van de markt – die de
onbewerkte bonen branden,
verwerken en verpakken in Europa en Amerika. De koffiemarkt werd redelijk in toom gehouden door de Internationale
Koffieovereenkomst, maar het
uiteenvallen hiervan in 1989,
zorgde voor overproductie en
sterk dalende prijzen. Voor de
koffieproducerende landen
daalde de opbrengsten van 40
naar 15 procent. Slechts een
fractie hiervan, 2 procent, bestaat uit toegevoegde waarde,
de rest uit de prijs voor het
ruwe onbewerkte product.
H
oogtepunt van de studiereis was een bezoek
aan Ababiya’s plantage.
Koffiegoeroe Paul Verbunt geeft een masterclass: „We zijn
lang bezig geweest met het vinden
van de juiste smaak. Moyee is zogenaamde single estate koffie, dus met
bonen van één plantage en van één
oogst – vergelijk het met wijn van één
gaard. Zeer hoge kwaliteit. Da’s ook
een verschil met Max Havelaar: dat is
een keurmerk voor eerlijke productie, maar het zegt niets over de kwaliteit van de koffie zelf. Voor Moyee gebruiken we een Arabica-soort, maar
zeer pittig. Het is echt koffie met ballen, niet iedereen houdt daar meteen
van. We moeten weer kwaliteit leren
herkennen. In de testpanels waaraan
wij het voorlegden vond de eerste
keer maar de helft het lekker – maar
dan ook écht lekker. Anderen begonnen het te waarderen na een aantal
kopjes. Kijk, de koffie die wij hier gewend zijn is wat toegankelijker, milder, ontwikkeld door multinationals
om de grote gemene smaak te bedienen. In dat melange zit meestal ook
wat Braziliaans, zoals Yellow Bourbon, of uit Ecuador. Wij melangeren
niet, maar we kunnen de smaak wel
beïnvloeden tijden het branden.”
Lokaal branden heeft gevolgen:
om de koffie vers bij de consument in
Nederland te krijgen, zal Moyee
straks per vliegtuig worden vervoerd: duur en milieu-onvriendelijk.
Zodra de volumes groter worden dan
de 25.000 kilo die Moyee het eerste
jaar denkt te produceren, zal de koffie alsnog per boot worden verscheept – wat volgens Van Dijk de
versheid niet raakt: koffie kan tegenwoordig goed worden verpakt.
Dat branden vindt overigens niet
vanaf dag één plaats in Ethiopië: de
koffie die besteld kan worden via de
website of te drinken is in horeca,
wordt voorlopig nog gewoon in Nederland gebrand. „Dat was een lastig
dilemma”, zegt Van Dijk. „Ik wilde
niet overkomen als weer een handige
koffieverkoper die een story nodig
heeft en 5 procent van z’n netto winst
aan een goed doel schenkt. Zuiverheid vind ik belangrijk, trouw blijven aan het uitgangspunt: branden
in Afrika. Die zuiverheid en transparantie is ook wat de vrijwilligers die
zich aan Moyee verbinden verwachten, hetzelfde geldt voor onze klanten. Maar het lukt niet meteen. Daarom beginnen we hier – en trainen we
hier de Ethiopische branders, zodat
die binnen een jaar in staat zijn te
branden op onze smaak. We noemen
dat de Tony Chocolonely-manier: zoals die zijn best doet, maar niet meteen 100 procent slaafvrij is, gaan wij
van start met koffie die niet 100 procent in Ethiopië gemaakt is.”
The Race To Kaffa heet het programma om sympathisanten te vinden
voor het merk: ze moeten vanaf januari een steentje bijdragen aan de Coffee Revolution door het woord te verspreiden, maar vooral dragen ze door
het kopen van de ‘Nederlandse’ Moyee koffie er toe bij dat de Ethiopische
branderij snel gerealiseerd wordt.
Goedkoop is het niet: zes euro voor
een pak van 250 gram, inclusief bezorging. Maar dan heb je ook wat.
„We moeten het hebben van koffieliefhebbers die de premium single estate koffie herkent en waardeert; en van
believers, mensen die inzien dat ze
door het veranderen van consumptiepatronen kunnen bijdragen aan
het verduurzamen van de economie.
Nu wordt slechts 0,6 procent van de
bonen geroosterd en verpakt in het
land van herkomst. Stel je voor dat
dat 10 procent wordt – wat een impact zou dat hebben?”
VRAAG AAN HET GROENE PANEL
De Tweede Kamer heeft een streep gehaald door het
voorstel om bij de verkoop van huizen een
energielabel verplicht te stellen. Daarin staat hoe
energiezuinig het huis is. Een gemiste kans:
energiebesparing is de makkelijkste én meest
rendabele manier om energie te besparen.
Als koper altijd
om vragen
Het energielabel is al járen
verplicht. Er zit alleen geen
sanctie op als je het niet
hebt, dus vandaar dat niemand die
verplichting echt voelt.
Heel dom om er als koper niet
om te vragen. U heeft er recht op;
het geeft extra informatie over de
kwaliteit van de woning. Bij een
laag label heeft u veel hogere energiekosten en dat tikt rechtstreeks
door in de maandlasten. Waarom
berekent u wel de hypotheeklasten
per maand en niet de bijkomende
vaste lasten zoals energie? En als u
een woning met een laag label
koopt, kunt u een aantal energiebesparende maatregelen meteen in
uw hypotheek meefinancieren.
Daar hebben banken zelfs speciale
Vera Dalm is directeur van Milieu
Centraal.
regelingen voor.
En u investeert in een fijner
huis, lagere energiekosten en een
beter milieu. Een woning met een
goed groen label is ook beter verkoopbaar. Daarom staat bijvoorbeeld in Frankrijk het energielabel
prominent op de raam-advertenties van de makelaar.
We lopen weer eens dik achter…
Niet het meest
effectief
Energiebesparing is inderdaad de meest rendabele
manier van verduurzamen.
Het energielabel is daarbij niet direct het meest effectieve instrument, zeker niet nu de huizenverkoop op een historisch laag niveau
ligt. Effectiever is het om deze wijze van verduurzaming direct via de
energierekening te laten lopen, zeker voor eigenaar-bewoners. De
mogelijkheden daartoe zijn omvangrijk en de plannen daarvoor
liggen klaar via het Nationaal
Fonds Energie Besparing (NFEB).
Aandachtspunt bij energiebesparing in de sociale woningbouw, via
woningbouwcorporaties en in de
professionele onroerend goed sector, is het financieringsvraagstuk
en het oplossen van de split-incentive-problematiek. Dat is het pro-
Robin Fransman is adjunct-directeur van Holland Financial Centre.
bleem dat de eigenaar moet investeren, maar de gebruiker de baten
heeft via de lagere energierekening. Wat de financiering betreft
kan de oprichting van een publiekprivate Groene InvesteringsMaatschappij deze hobbel wegnemen.
Ten slotte zijn er ook op het gebied
van de Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) wetswijzigingen
denkbaar die de mogelijkheden voor besluitvorming en
financiering verbeteren.
Domme
obstructie
Een domme obstructieve
move van de VVD-fractie.
Het verplichte energielabel
vloeit voort uit een Europese richtlijn, dus tegenstemmen is slechts
uitstel van executie – dat ook nog
90 miljoen euro per jaar aan boete
kost. Een goed ingeburgerd energielabel biedt economische voordelen waar een partij als de VVD
juist zijn vingers bij af zou moeten
likken. Ten eerste kost het de overheid niets. Er hoeft geen cent subsidie bij; het enige dat de overheid
doet is handhaven. Ten tweede
kost het huiseigenaren niets, terwijl het wel geld kan opleveren.
Heb je geen zin om verbeteringen
aan te brengen? Prima, dan reutelen de antieke CV en de gasmeter
verder en gaat het huis met energielabel F de verkoop in.
Investeer je wel in energiebesparing dan verlaag je niet alleen je
Jacco Kroon is partner bij adviesbureau Green April.
energiekosten, je verhoogt ook de
verkoopwaarde van je woning.
Zo wees eerder onderzoek van
Rotterdam School of Management
uit dat huizen met een zuinig
energielabel nu al voor 3,5 procent
tot 5 procent meer verkocht worden. Met een verplicht energielabel kan de waarde van energiebesparing alleen nog maar beter in de verkoopprijs tot uiting komen. Hoort u een
huiseigenaar klagen?
Heeft u ook een vraag? Mail naar groen@nrc.nl of twitter @GroenNRC.
Foto’s Thomas Bokeloh