More Related Content More from Moyee Coffee (13) FD - van goudzoeker naar weldoener1. Van goudzoeker
naar weldoener
Bijna was hij financieel onafhankelijk, de laatste drie miljoen was
praktisch binnen. Tot zijn bedrijf afbrandde. Voor Guido van Dijk
bleek die ramp uiteindelijk een redding. Hij startte een nieuw
leven als koffiehandelaar in Ethiopië: Max Havelaar 2.0.
Opgetekend door Mark Schalekamp,
illustratie Kirsten Ulve/Shop Around
A
cht berichten had ik, bijzonder
veel voor de drie kwartier die ik
onbereikbaar was, de duur van
de vlucht Košice-Bratislava. Ik
weet het nog precies. Het vliegtuig had ik als eerste verlaten,
de rolpaden waren weer out of order, mijn telefoon had ik net aangezet, toen mijn bedrijfsleider belde. ‘Ben je in de buurt van een televisie?’,
vroeg hij. In een koffiebarretje in de ontvangsthal zag ik even later live op de Slowaakse tv hoe
mijn houtfabriek af fikte.
Het is alweer vijf jaar geleden. Die middag,
een mooie dinsdag in april, was ik nog door de
gloednieuwe fabriek gelopen, had ik mijn hand
bijna liefkozend laten glijden over de immense
stapels hout, verkochte handel, goed voor een
paar ton. Ik was drie jaar bezig; de omzet had ik
van twee ton naar vijf miljoen getild. De fabriek
was die maand gecertificeerd, zodat ik mee kon
dingen naar Nederlandse overheidsopdrachten. I fucking did it! Mijn heilige doel, financiële
onafhankelijkheid, lag voor het grijpen. Over
een jaar of twee zou ik die drie miljoen die ik nog
nodig had wel hebben binnengesleept. Maar ja,
die brand… Die was ontstaan door fijnstof in de
afzuiginstallatie. Kan gebeuren, maar de verzekering keerde niet uit. Ze hadden een fabriek
in aanbouw verzekerd, geen werkende fabriek,
stelden ze. Dat ik buitenlander ben, hielp niet.
Er lopen nog steeds rechtszaken. Het kostte
me, pats, twee miljoen. En een halve burn-out.
Ik moest vol aan de bak, geld verdienen en tegelijk de schade beperken, voorkomen dat mijn
andere bedrijven werden meegetrokken in de
ellende. Mijn pot met goud was omgevallen.
Met de pest in mijn lijf werkte ik me een slag in
de rondte in een industrie die ik na zorgvuldige
analyse alleen maar had uitgekozen omdat ik er
geld in zag. Heel rationeel had ik een zieltogende
fabriek van de Slowaakse overheid gekocht, gesaneerd en weer laten groeien. Maar passie en
plezier, nee, die had ik nooit gekend in Košice.
De bus kruipt en kronkelt de bergen op. Achter
mij kwetteren veertig studenten van de Nyenrode New Business School. Over een halfuur zijn
we er, dan bereiken we het hoofddoel van onze
reis naar Ethiopië: het bezoek aan de koffieplantages bij Bonga, in het hartje van de Kaffa-regio.
Hier is koffie ooit geboren en nog steeds groeien
in deze bossen de beste arabicabonen, waarvan
pagina 28, 22-12-2012 © Het Financieele Dagblad Bijlage
De koffiebonen
worden straks
lokaal geroosterd
en verpakt, zodat in
Ethiopië waarde wordt
toegevoegd en geld
achterblijft.
3. de lekkerste worden gebruikt voor Moyee. Moyee
Coffee, mijn koffie.
Even later leidt koffieboer Nezif de studenten
rond over zijn plantage. Colobus-aapjes houden
vanuit de bomen de boel scherp in de gaten.
Terug in Nederland gaan de studenten proberen een plan te schrijven voor de business-tobusiness-uitrol van Moyee, maar belangrijker
nog: ik hoop er straks weer veertig ambassadeurs
bij te hebben. Daar moet Moyee het van hebben,
want er is geen geld voor dure campagnes. De
koffie is ook niet in de winkels te koop, maar alleen online en daar moet onze bekendheid groeien, van mond tot mond, via de social media. Het
is ook een prachtig verhaal. Moyee is goeie koffie, in veel opzichten: lekker, maar vooral met
een grote ‘social impact’. Koffie volgens het Fair
Chain-principe, zo heb ik het gedoopt. De koffiehandelsketen is nu verre van eerlijk, want van het
geld dat je betaalt voor een pak koffie in de supermarkt blijft maar 15% in het koffieproducerende
land — de koffieboer krijgt daar maar een fractie
van. En fair trade is leuk en aardig, maar het garanderen van een goede prijs voor lokale boeren
zet geen zoden aan de dijk. Wat Moyee doet wel.
De koffiebonen worden straks lokaal geroosterd
en verpakt, zodat hier in Ethiopië waarde wordt
toegevoegd en geld achterblijft. Moyee is Max
Havelaar 2.0…
Die fik… Bijna was ik financieel onafhankelijk,
maar vergis je niet: geld verdienen was niet het
doel, echt niet, het was het middel. Dat was al zo
toen ik na mijn afstuderen high potential was bij
KPN, eerst in Leiden, daarna in Moskou en Chicago. Dat was zelfs zo bij Trading Cars, de online
autodealer die ik met twee vrienden opzette in
2000, toen er langzaam maar heel zeker al lucht
uit de bubbel liep. ‘De Amerikanen komen eraan, we moeten meer geld uitgeven’, brulde
Roel Pieper, een van onze aandeelhouders. Ik
zie hem zo weer binnenlopen, zijn broekspijpen altijd net te kort. En uitgeven deden we; het
maakte allemaal geen zak uit. Een complete
verdieping in het World Fashion Centre, vette
salarissen. We waren genoteerd in de Fast 50,
op papier waren we op een goed moment 50 miljoen gulden waard, waarvan zo’n 14% voor mij.
Bij mij ging het pas knagen toen we een nieuwe
coo aantrokken. Hij kwam van HP, hij moest
snel beginnen en dus gaven we hem een salaris
van een half miljoen gulden — we hadden nog
geen auto verkocht. Twaalf miljoen en drie jaar
later deden we het licht uit.
Veel geld verdienen was niet het doel, het was
het middel. Je hebt twee groepen mensen. De
eerste bestaat uit diegenen die van jongs af aan
weten wat ze willen, die gedreven worden door
passie. De tweede groep, veel groter, bestaat
uit stumpers die het allemaal niet weten. En
daarom maar doen wat hun ouders van hen verwachten, wat het goed zal doen bij hun ‘peers’.
Hoe graag zat ik in groep één, was ik autonoom
en deed ik wat ik, of liever nog ‘mijn hogere zelf’,
wilde. Financiële onafhankelijkheid was het
toverstokje dat het vacuüm zou creëren waarin
ik alleen maar gedreven zou worden door wat ik
echt zou willen doen, elke dag maar weer. En in
Slowakije had ik het bijna voor elkaar.
Het woord moyee betekent in een van de tachtig
Ethiopische talen ‘het klaarmaken van koffie om
te drinken’. Dat is hier in de Kaffa-streek bepaald
geen sinecure. Geen cupje in het Nespressoapparaat en een druk op de knop. Het zetten van
koffie is een ritueel dat een paar uur in beslag
neemt. Nezif heeft op een open plek in zijn plantage een koffieopstelling gemaakt en roostert de
bonen, vaak net te zwart. Hij slaat de bonen kapot, de studenten kijken toe. Braaf zitten ze in het
gras, af en toe filmen ze het ritueel — of elkaar —
met hun iPhones en Samsung Galaxy’s. Wat zij
nog niet weten is dat deze koffie tamelijk vies is.
De beste bonen verlaten het land. Daar verdient
de overheid haar dollars mee en het is daarom alleen toegestaan, op straffe van een celstraf, om
de B-kwaliteit te gebruiken, die alleen met heel
veel suiker nog enigszins te drinken is.
De ommekeer heb ik te danken aan de kunstenaar Renzo Martens, die ik sponsorde. Een
paar jaar na zijn film Enjoy Poverty, de Idfa-openingsfilm van 2008, vroeg hij mijn hulp bij het
financieren van een op te zetten kunstenaarskolonie in Afrika. Met zijn film had hij willen
aantonen hoe bijna iedereen, van cacaoboer tot
journalist en ontwikkelingswerker, profiteert
van Afrikaanse armoede. Nu wilde hij er iets
aan veranderen. Niet met overheidssubsidie,
maar met duurzame inkomsten. Dus ging ik
‘De Amerikanen komen
eraan, we moeten meer geld
uitgeven’, brulde Roel Pieper
pagina 31, 22-12-2012 © Het Financieele Dagblad Bijlage
me verdiepen, onderzoeken welke lokale producten het geschiktst waren om geld mee te
verdienen en ik stuitte op koffie. Koffie, het op
een na meest verhandelde product ter wereld,
overal gedronken. Een product met een verhaal
bovendien. En zoals gezegd met een zeer oneerlijke handelsketen, want vijf multinationals,
waaronder Sara Lee en Starbucks, domineren
de markt en kopen de groene bonen in Ethiopië, Brazilië en Vietnam, om ze in Europa te
branden, te verpakken en te verkopen. Mijn gedachte was simpel: voeg waarde toe in het land
van herkomst en er blijft een godsvermogen
achter. In het geval van Ethiopië een miljard of
drie, gelijk aan de totale ontwikkelingshulp die
het land nu ontvangt.
Renzo help ik nu een beetje bij zijn kunstproject in Congo; ik zit in het bestuur van zijn stichting Institute of Human Activities. Maar belangrijker: hij wakkerde een vuurtje bij me aan.
Voor het eerst ontstond er iets wat je volgens mij
kunt omschrijven als passie. In de zomer van
2011 begon ik aan het project dat me uit mijn
Slowaakse moeras trok, koffie met impact. Niet
in de laatste plaats op mijzelf trouwens. Het
heeft mij veranderd. Ik werk met plezier, of sterker, met ziel en zaligheid. Ik doe werk waar de
wereld wat aan heeft. En het levert ook nog wat
geld op, hoop ik dan maar. Eigenlijk, bedacht ik
laatst, ben ik alsnog in die eerste groep terechtgekomen. Dankzij die fik.
De studenten zitten weer in de bus, aanzienlijk
stiller dan op de heenreis. Na het koffieritueel
volgde op de flanken van de plantage nog een
barbecue, waarvoor Nezif speciaal zijn beste
geit slachtte, maar net uit zicht van de Nyenrodejongens en -meisjes. ‘Dankjewel voor de meest
memorabele trip die ik ooit heb meegemaakt’,
zeiden sommigen die avond tegen me.
‘Zijn we nou arm?’, vroeg mijn twaalfjarige zoon
laatst. Nee, antwoordde ik, we wonen toch in
een fijn huis? En we hebben toch ook nog ons
strandhuisje in IJmuiden? En hij had toch alle
kleren die hij wilde? Nou dan. Ik begrijp waar
zijn vraag vandaan komt: ineens wordt er thuis
over geld gepraat. Maar mijn vrouw steunt me.
Ze accepteert een mogelijke terugval in inkomen. Het is ook nogal een verschil. Naar Slowakije vertrok ik op stel en sprong, zonder overleg.
Drie weken per maand zou ze me niet meer zien.
En nu betrek ik haar erbij, misschien ook wel
omdat ik me voor het eerst niet meer schaam
voor mijn keuzes. Volgende maand gaat mijn
gezin mee naar Ethiopië, want misschien gaan
we er een paar jaar wonen, om boven op het bedrijf te zitten. Zou zo maar kunnen. Bijkomend
voordeel: daar zal mijn zoon me in ieder geval
niet meer vragen of wij arm zijn.