Op Niveau Onderbouw blok 3 paragraaf 4 spelling

1. Zelfstandig naamwoord:
- Mensen (man) , dieren (hond) ,
planten (narcis), bomen (eik) dingen
(broodrooster)
- namen van mensen (Piet) , dieren
(Bello), landen (Nederland), steden
(Sneek) en dorpen (Snikzwaag)

2. één woord, meerdere meervoudsvormen
Veel woorden op –e hebben een (dubbel) meervoud op –n
én –s:
gewoonte: gewoontes, gewoonten
vitamine: vitamines, vitaminen
Ook andere woorden hebben meer dan één
meervoudsvorm:
museum: museums, musea
zakenman: zakenlieden, zakenlui, zakenmannen
ventilator: ventilators, ventilatoren

3. Het zelfstandig naamwoord eindigt op –ee
slee: sleeën
zee: zeeën
idee: ideeën
Je voegt –ën toe aan het woord. Het trema op
de letter e maakt duidelijk hoe je het woord
moet uitspreken

4. Het zelfstandig naamwoord eindigt op –ie; de
klemtoon ligt niet op de laatste lettergreep (dus niet
op –ie) :
porie: poriën
bacterie: bacteriën
Het zelfstandig naamwoord eindigt op –ie; de
klemtoon ligt op -ie:
industrie: industrieën
knie: knieën

5. Als het zelfstandig naamwoord eindigt op een
s of een f, dan verander je die letters in het
meervoud vaak (dus niet altijd) in een z of
een v
lens: lenzen / huis: huizen
kans: kansen / fiets: fietsen
slaaf: slaven / druif: druiven
fotograaf: fotografen / filosoof: filosofen

6. Je schrijft ‘s (apostrof + s) als anders een
verkeerde uitspraak zou ontstaan. Je ziet dat
bij alle zelfstandige naamwoorden die
eindigen op een (heldere) klinker: a, i, o of u
drama’s / ski’s / radio’s / accu’s
Deze regel geldt ook voor de y, als daar een
medeklinker voor staat:
hobby’s
Als er een klinker voor staat, wordt het:
 diskjockeys / cowboys

7. Het is:
slimmerik  slimmeriken
monnik  monniken
Lemmet  lemmeten
Dreumes  dreumesen
De klemtoon ligt niet op de laatste
lettergreep.
Je zet en achter het zelfstandig naamwoord
enkelvoud

8. Het is:
vakanties / cafés / dictees / fiches / cadeaus / etuis / kangoeroes
Bij deze woorden is immers geen verkeerde uitspraak mogelijk.
Dan heb je nog:
ei  eieren / lid  leden / moeilijkheid  moeilijkheden / kalf 
kalveren / koe  koeien
Het gaat hier niet om een regel die je toepast. Je moet het
gewoon weten.
Dan heb je nog woorden die geen meervoudsvorm hebben:
 houtskool / cafeïne / tarwe / havermout
En je hebt woorden die alleen als meervoudsvorm voorkomen:
 financiën / jeans