Teksten en liederen die geprojecteerd werden op Ten Bos tijdens de derder vastenzondag (A) 2017 (Sint Amanduskerk Erembodegem). De teksten van onze vieringen zijn te vinden op de website: http://www.kerkembodegem.be/tenbos/liturgie/vieringen.html
2. 0
De mensen zijn als bomen
ze zoeken goede grond.
Toch blijven ze nog dromen
van 't land van Jouw verbond.
De takken naar de hemel
die waaien door Jouw Geest.
De wortels in de aarde,
Jouw duister dat geneest.
1
Hoe kan er in de droogte
nog kans op hoop bestaan?
We zoeken helder water
hoe diep moeten we gaan?
Het zand is de verleiding,
maar 't is geen fundament,
de schijn van mooie woorden,
het is niet wie je bent.
2
De kleuren van het leven,
de geuren van Gods droom,
ze komen in seizoenen,
veranderen de boom.
De stam blijft steeds dezelfde,
het kernwoord dat je roept.
Maar ook in het verand'ren
is 't God die jou bezoekt.
3
Er is een bron van leven,
soms dichter dan je denkt,
het woord dat mensen spreken,
Gods liefde die ons wenkt.
Je proeft het levend water,
heel diep in jouw woestijn.
Je hoeft niet veel te drinken:
dit is wie je kan zijn.
4
Je bent wie je zal worden,
geboren en gekend
en toch ziet God nog kansen,
iets nieuws in jou geënt.
Men heeft al lang geoordeeld,
die aarde zet je vast
en toch is er een toekomst
die iedereen verrast.
5
Het kaal-zijn overwonnen,
de dreiging van de dood.
De bloesem als belofte,
heel kwetsbaar en niet groot.
Maar één wordt twee, drieduizend:
het leven overwint.
Je kleurt en durft vertrouwen,
weer leven in de wind.
7
Dat onverwachte leven,
die boom in volle bloei,
mijn eigen kleine boomgaard
waarin ik groei en snoei.
Het kruis wordt nu bestuiving,
de waanzin wijst de weg,
een heel zacht 'halleluia':
Jouw hoop die was terecht.
3. 0
De mensen zijn als bomen
ze zoeken goede grond.
Toch blijven ze nog dromen
van 't land van Jouw verbond.
De takken naar de hemel
die waaien door Jouw Geest.
De wortels in de aarde,
Jouw duister dat geneest.
1
Hoe kan er in de droogte
nog kans op hoop bestaan?
We zoeken helder water
hoe diep moeten we gaan?
Het zand is de verleiding,
maar 't is geen fundament,
de schijn van mooie woorden,
het is niet wie je bent.
2
De kleuren van het leven,
de geuren van Gods droom,
ze komen in seizoenen,
veranderen de boom.
De stam blijft steeds dezelfde,
het kernwoord dat je roept.
Maar ook in het verand'ren
is 't God die jou bezoekt.
3
Er is een bron van leven,
soms dichter dan je denkt,
het woord dat mensen spreken,
Gods liefde die ons wenkt.
Je proeft het levend water,
heel diep in jouw woestijn.
Je hoeft niet veel te drinken:
dit is wie je kan zijn.
4
Je bent wie je zal worden,
geboren en gekend
en toch ziet God nog kansen,
iets nieuws in jou geënt.
Men heeft al lang geoordeeld,
die aarde zet je vast
en toch is er een toekomst
die iedereen verrast.
5
Het kaal-zijn overwonnen,
de dreiging van de dood.
De bloesem als belofte,
heel kwetsbaar en niet groot.
Maar één wordt twee, drieduizend:
het leven overwint.
Je kleurt en durft vertrouwen,
weer leven in de wind.
7
Dat onverwachte leven,
die boom in volle bloei,
mijn eigen kleine boomgaard
waarin ik groei en snoei.
Het kruis wordt nu bestuiving,
de waanzin wijst de weg,
een heel zacht 'halleluia':
Jouw hoop die was terecht.
4. 0
De mensen zijn als bomen
ze zoeken goede grond.
Toch blijven ze nog dromen
van 't land van Jouw verbond.
De takken naar de hemel
die waaien door Jouw Geest.
De wortels in de aarde,
Jouw duister dat geneest.
1
Hoe kan er in de droogte
nog kans op hoop bestaan?
We zoeken helder water
hoe diep moeten we gaan?
Het zand is de verleiding,
maar 't is geen fundament,
de schijn van mooie woorden,
het is niet wie je bent.
2
De kleuren van het leven,
de geuren van Gods droom,
ze komen in seizoenen,
veranderen de boom.
De stam blijft steeds dezelfde,
het kernwoord dat je roept.
Maar ook in het verand'ren
is 't God die jou bezoekt.
3
Er is een bron van leven,
soms dichter dan je denkt,
het woord dat mensen spreken,
Gods liefde die ons wenkt.
Je proeft het levend water,
heel diep in jouw woestijn.
Je hoeft niet veel te drinken:
dit is wie je kan zijn.
4
Je bent wie je zal worden,
geboren en gekend
en toch ziet God nog kansen,
iets nieuws in jou geënt.
Men heeft al lang geoordeeld,
die aarde zet je vast
en toch is er een toekomst
die iedereen verrast.
5
Het kaal-zijn overwonnen,
de dreiging van de dood.
De bloesem als belofte,
heel kwetsbaar en niet groot.
Maar één wordt twee, drieduizend:
het leven overwint.
Je kleurt en durft vertrouwen,
weer leven in de wind.
7
Dat onverwachte leven,
die boom in volle bloei,
mijn eigen kleine boomgaard
waarin ik groei en snoei.
Het kruis wordt nu bestuiving,
de waanzin wijst de weg,
een heel zacht 'halleluia':
Jouw hoop die was terecht.
5. 0
De mensen zijn als bomen
ze zoeken goede grond.
Toch blijven ze nog dromen
van 't land van Jouw verbond.
De takken naar de hemel
die waaien door Jouw Geest.
De wortels in de aarde,
Jouw duister dat geneest.
1
Hoe kan er in de droogte
nog kans op hoop bestaan?
We zoeken helder water
hoe diep moeten we gaan?
Het zand is de verleiding,
maar 't is geen fundament,
de schijn van mooie woorden,
het is niet wie je bent.
2
De kleuren van het leven,
de geuren van Gods droom,
ze komen in seizoenen,
veranderen de boom.
De stam blijft steeds dezelfde,
het kernwoord dat je roept.
Maar ook in het verand'ren
is 't God die jou bezoekt.
3
Er is een bron van leven,
soms dichter dan je denkt,
het woord dat mensen spreken,
Gods liefde die ons wenkt.
Je proeft het levend water,
heel diep in jouw woestijn.
Je hoeft niet veel te drinken:
dit is wie je kan zijn.
4
Je bent wie je zal worden,
geboren en gekend
en toch ziet God nog kansen,
iets nieuws in jou geënt.
Men heeft al lang geoordeeld,
die aarde zet je vast
en toch is er een toekomst
die iedereen verrast.
5
Het kaal-zijn overwonnen,
de dreiging van de dood.
De bloesem als belofte,
heel kwetsbaar en niet groot.
Maar één wordt twee, drieduizend:
het leven overwint.
Je kleurt en durft vertrouwen,
weer leven in de wind.
7
Dat onverwachte leven,
die boom in volle bloei,
mijn eigen kleine boomgaard
waarin ik groei en snoei.
Het kruis wordt nu bestuiving,
de waanzin wijst de weg,
een heel zacht 'halleluia':
Jouw hoop die was terecht.
6.
7. Gij hart, Gij bron van leven,
ontferm U over ons.
Gij adem, ziel in mensen,
ontferm U over ons.
(Taizé)
8.
9. Op trektocht aan een put gekomen
nog vol op dag, nog ver te gaan
zag ik jou, naar mij toe gekomen,
weinig gezegd, veel te verstaan,
water van liefde mij gegeven.
Jij hebt mijn grote dorst gelest.
De bron geopend, steen verheven,
en daar na zacht mijn naam gezegd.
10. Het veld van ieder mensenleven
verbergt een diepe waterput
ergens ver weg, steeds in het Oosten
en door een grote steen beschut.
Die levensbron moet je ontdekken,
ze is de zin van je bestaan.
Je zal er met een ander drinken.
Die liefde zal nooit overgaan(Peter Biesbrouck)
11.
12. welke waterput heb jij al gevonden
op de weg door de woestijn van jouw leven?
welke kruik heb jij soms niet bij ? Merk je op dat je soms
anderen kan helpen met jouw ‘kruik’? Of voelde je je zo
zelfverzekerd , dat je hem of haar kleinerend aanpakte, ook al
verdiende die ander dat helemaal niet ?
heb jij ooit het gevoel gehad levend water te hebben
gedronken? Dat mensen jou door hun enthousiasme zo diep
troffen, dat je er helemaal warm door werd vanbinnen?
Bij wie? Waardoor?
als deze onreine, zondige vrouw in het evangelie een bron van
levend water kan worden, hoe kan ik dat dan zijn, op de plaats
waar ik leef en werk?
13.
14. [voorganger]
Ik geloof in God,
die vader is en ons de wereld schenkt
[allen]
Ik geloof dat god ons roept,
om van de wereld
een thuis te maken,
een wereld zonder honger,
zonder oorlog, zonder haat,
een wereld vol goedheid,
rechtvaardigheid en vrede.
15. [Vg]
Ik geloof dat Je Jouw zoon,
Jezus Christus, geboren uit Maria,
mens hebt laten worden zoals wij,
dat Hij geroepen en gezonden werd
om lief en leed te delen
om geborgen in Gods liefde
zich te geven aan de mensen.
16. [Al]
Ik geloof ook
dat de Heer ons roept en zendt,
om lief en leed te delen met elkaar,
om verbonden met de Heer,
doorheen zorgen en pijn
tot nieuw leven te verrijzen.
Want Hij is onze hoop,
Hij is ons vertrouwen.
17. [Vg]
Ik geloof dat de levende Heer
zijn geest van liefde en goedheid
aan elke mens op aarde schenkt.
18. [Al]
Ik geloof ook, dat de heer ons roept en zendt
om van die boodschap te getuigen
in woord en daad,
opdat alle mensen,waar ook ter wereld,
broers en zusters zouden zijn,
één gemeenschap in de kerk van liefde.
Totdat de heer eens wederkomt
om met ons de Vader te danken
en onze vreugde volkomen te maken. Amen
19.
20. Nada te turbe, nada te espante:
quien a Dios tienne nada te falta
Nada te turbe, nada te espante:
só lo Dios basta.
Laat niets je verontrusten,
laat niets je beangstigen.
Wie God heeft, ontbreekt niets,
God alleen is genoeg
(Thersia van Avilla / Taizé)
21.
22. Wij laten emmers dalen. De putten zijn zo diep.
Wij zoeken levend water, dat God tot aanzijn riep.
Het water van het leven, van liefde ons te groot,
waarvan wij kunnen drinken tot verder dan de dood.
Waarvan wij kunnen drinken, om mens van God te zijn,
die tussen lach en dansen, bij tranen en bij pijn
weet heeft van vergezichten, van trouw die ons omgeeft:
een beker vol fris water van Hem, die om ons leeft.
Een beker vol fris water, een bron van overvloed,
die dorst lest nu en later, waarin God ons ontmoet.
Dat willen wij hier putten uit hem, die met ons is:
de Heer, het levend Water, een beker koel en fris.
23. Wij laten emmers dalen. De putten zijn zo diep.
Wij zoeken levend water, dat God tot aanzijn riep.
Het water van het leven, van liefde ons te groot,
waarvan wij kunnen drinken tot verder dan de dood.
Waarvan wij kunnen drinken, om mens van God te zijn,
die tussen lach en dansen, bij tranen en bij pijn
weet heeft van vergezichten, van trouw die ons omgeeft:
een beker vol fris water van Hem, die om ons leeft.
Een beker vol fris water, een bron van overvloed,
die dorst lest nu en later, waarin God ons ontmoet.
Dat willen wij hier putten uit hem, die met ons is:
de Heer, het levend Water, een beker koel en fris.
24. Wij laten emmers dalen. De putten zijn zo diep.
Wij zoeken levend water, dat God tot aanzijn riep.
Het water van het leven, van liefde ons te groot,
waarvan wij kunnen drinken tot verder dan de dood.
Waarvan wij kunnen drinken, om mens van God te zijn,
die tussen lach en dansen, bij tranen en bij pijn
weet heeft van vergezichten, van trouw die ons omgeeft:
een beker vol fris water van Hem, die om ons leeft.
Een beker vol fris water, een bron van overvloed,
die dorst lest nu en later, waarin God ons ontmoet.
Dat willen wij hier putten uit hem, die met ons is:
de Heer, het levend Water, een beker koel en fris.
25.
26. Vg.
God, hoe zouden wij Jou danken?
Mensen, geschonden door elkaar.
Zij vluchten voor elkaar
en komen in de woestijn terecht.
Mensen in de val getrapt van bekoring en bedrog.
Rond de tafel
27. Al.
Toch roepen wij Jouw naam niet tevergeefs.
Ben Jij die vriend, die hand?
Ben Jij die troost,
die mens die op mij wacht met open handen,
die God?
28. Vg.
Soms, wanneer ik loop
met een hoofd vol beslommeringen,
in de hitte van de middag ,
die niemand spaart:
mensen op de vlucht, dor en uitgeleefd,
verwaaid naar nergens, God.
29. Al.
Soms, wanneer ik hoor hoe het mensen vergaat,
de één met alles,
de ander met niets gezegend;
wanneer ik denk dat recht niet te halen,
trouw niet te harden,
liefde niet te doen is, God.
Soms, wanneer ik geloven moet
dat de dood wel,
maar Jij, God, niet bestaat.
30. Vg.
Dan roept alles in me om die Mens,
die man uit Nazareth,
die zomaar naast mij aan de Bron komt zitten
En mij levend water aanreikt.
31. Al.
Hij deed wat Hij kon voor ontroostbare zieken,
voor zoekers en twijfelaars
voor mensen niet van tel, gemeden en overschreeuwd.
Voor mensen die dorsten naar recht en eerlijkheid
Hij hoorde Jou
in liederen en kleuren van vrije vogels,
van mooie bloemen;
in onschuldige kinderogen.
32. Vg.
Geprezen ben Jij om Hem die trouw is,
die de woestijn heeft doorleefd,
trouw aan Jouw verbond .
36. Dona la pace Signore, a chi confida in te,
Dona, dona la pace Signore, dona la pace
Geef ons Uw vrede, geef vrede,
aan wie op U vertrouwt. Geef ons.
Geef ons Uw vrede, geef vrede.
Geef ons Uw vrede
(Taizé)
(Taizé)
37.
38. Water is een bron van leven
voor de mens die dorstig is.
Water kan weer krachten geven
aan wie zwak en weerloos is.
39. Water is een bron van leven,
wie gelooft in Jezus' woord,
in zijn boodschap, toen geschreven,
die zet nu die boodschap voort.
40. Water is een bron van leven,
wie gedoopt is in zijn naam,
wie zijn licht is doorgegeven,
die kan hoopvol verder gaan.