Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005). Opvattingen van allocht...Frederik Smit
Smit, F., Driessen, G., & Doesborgh, J. (2005). Opvattingen van allochtone ouders over onderwijs: tussen wens en realiteit. Een inventarisatie van de verwachtingen en wensen van ouders ten aanzien van de basisschool en educatieve activiteiten in Rotterdam. Nijmegen: ITS.
Op verzoek de Dienst Stedelijk Onderwijs (DSO) Rotterdam heeft het Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen (ITS) van de Radboud Universiteit Nijmegen een onderzoek uitgevoerd naar verwachtingen en wensen van (nieuwe) groepen allochtone ouders ten aanzien van de basisschool en educatieve activiteiten in Rotterdam. Er is daarbij niet alleen gekeken naar ideeën, wensen en verwachtingen van groepen allochtone en autochtone ouders ten aanzien van de pedagogische en socialiserende functie van de thuissituatie en het basisonderwijs in Rotterdam, maar ook naar de afstemming tussen opvoedingsdoelen thuis en op school.
Geert Driessen, Annemiek Veen & Ineke van der Veen (2013) TVO Het bereik van ...Driessen Research
Onder de noemer van Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) zet de overheid momenteel zwaar in op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden van jonge kinderen. In kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en kleutergroepen van de basisschool krijgen kinderen met (dreigende) achterstanden stimuleringsprogramma’s aangeboden, met name op het gebied van taal. Onduidelijk is in hoeverre de doelgroepen van dit beleid, en dan vooral de allochtone kinderen van laagopgeleide ouders, bereikt worden. Ook is er weinig bekend over welke factoren samenhangen met het bereik. In deze bijdrage worden op basis van grootschalige, landelijke gegevens uit het COOL-cohortonderzoek1 zowel bereik als factoren die daarmee samenhangen in kaart gebracht.
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...Driessen Research
Smit, F., Driessen, G., & Doesborgh, J. (2005). Opvattingen van allochtone ouders over onderwijs: tussen wens en realiteit. Resultaten van een onderzoek in opdracht van de Dienst Stedelijk Onderwijs (DSO) van de gemeente Rotterdam naar verwachtingen en wensen van ouders ten aanzien van de basisschool. Nijmegen: ITS.
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005). Opvattingen van allocht...Frederik Smit
Smit, F., Driessen, G., & Doesborgh, J. (2005). Opvattingen van allochtone ouders over onderwijs: tussen wens en realiteit. Een inventarisatie van de verwachtingen en wensen van ouders ten aanzien van de basisschool en educatieve activiteiten in Rotterdam. Nijmegen: ITS.
Op verzoek de Dienst Stedelijk Onderwijs (DSO) Rotterdam heeft het Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen (ITS) van de Radboud Universiteit Nijmegen een onderzoek uitgevoerd naar verwachtingen en wensen van (nieuwe) groepen allochtone ouders ten aanzien van de basisschool en educatieve activiteiten in Rotterdam. Er is daarbij niet alleen gekeken naar ideeën, wensen en verwachtingen van groepen allochtone en autochtone ouders ten aanzien van de pedagogische en socialiserende functie van de thuissituatie en het basisonderwijs in Rotterdam, maar ook naar de afstemming tussen opvoedingsdoelen thuis en op school.
Geert Driessen, Annemiek Veen & Ineke van der Veen (2013) TVO Het bereik van ...Driessen Research
Onder de noemer van Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) zet de overheid momenteel zwaar in op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden van jonge kinderen. In kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en kleutergroepen van de basisschool krijgen kinderen met (dreigende) achterstanden stimuleringsprogramma’s aangeboden, met name op het gebied van taal. Onduidelijk is in hoeverre de doelgroepen van dit beleid, en dan vooral de allochtone kinderen van laagopgeleide ouders, bereikt worden. Ook is er weinig bekend over welke factoren samenhangen met het bereik. In deze bijdrage worden op basis van grootschalige, landelijke gegevens uit het COOL-cohortonderzoek1 zowel bereik als factoren die daarmee samenhangen in kaart gebracht.
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...Driessen Research
Smit, F., Driessen, G., & Doesborgh, J. (2005). Opvattingen van allochtone ouders over onderwijs: tussen wens en realiteit. Resultaten van een onderzoek in opdracht van de Dienst Stedelijk Onderwijs (DSO) van de gemeente Rotterdam naar verwachtingen en wensen van ouders ten aanzien van de basisschool. Nijmegen: ITS.
Maatwerk vereist buitenlandse kinderen mr magazine november 2015Frederik Smit
Het aantal asielzoekers en vluchtelingen naar Nederland is het afgelopen jaar fors toegenomen. Hun kinderen en ook die van grote aantallen arbeidsmigranten zijn leerplichtig. Het Nederlandse onderwijs staat voor een enorme uitdaging. Hoe worden de kinderen opgevangen in het onderwijssysteem, zodat ze snel de taal leren en integreren in de Nederlandse samenleving?
Geert Driessen (2014) TVO Wat heeft het onderwijsachterstandenbeleid opgeleve...Driessen Research
In Nederland wordt al ruim veertig jaar landelijk beleid gevoerd om onderwijsachterstanden van leerlingen die het gevolg zijn van sociale, economische en culturele factoren in hun thuissituatie te voorkomen en bestrijden. In het kader van dit beleid zijn in de loop der jaren uiteenlopende instrumenten ingezet. Jaarlijks is daar zo’n driekwart miljard euro mee gemoeid. In dit review wordt op basis van empirisch onderzoek nagegaan wat al deze instrumenten hebben opgeleverd. Allereerst moet worden geconcludeerd dat er überhaupt verrassend weinig onderzoek is uitgezet naar de effectiviteit van de beleidsinstrumenten. Bovendien blijkt dat er voor de werking van de meeste instrumenten nauwelijks of geen evidentie bestaat.
Geert Driessen (2015) ITSNieuwsbrief Voorschoolse educatie voor wie en hoe.pdfDriessen Research
Driessen, G. (2015). Voorschoolse educatie: Voor wie en hoe? ITS Nieuwbrief, 10 maart 2015. Retrieved from http://www.ru.nl/its/vm-afgerond-0/doelgroepenbeleid/voorschoolse/
Geert Driessen (2016) Zoals de ouden zongen piepen de jongen?Driessen Research
Driessen, G. (2016). Zoals de ouden zongen, piepen de jongen? De taal van ouders en taal en taalvaardigheid van hun kinderen. Dutch Journal of Applied Linguistics, 5(2), 145-159.
Geert Driessen (2017) Voor effectiviteit achterstandsleerlingenbeleid ontbree...Driessen Research
Al sinds de jaren ‘70 krijgen scholen extra geld voor
achterstandsleerlingen. Maar dat gebeurt op basis van
indicatoren die prestatieverschillen nauwelijks verklaren. Het ontbreekt bovendien aan
bewijs dat de achterstandsmiljarden iets opleveren.
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) betreft educatieve stimuleringsprogramma’s voor peuters en
kleuters die vanwege factoren gelegen in de thuissituatie onderwijsachterstanden dreigen op te lopen.
VVE kent al een lange geschiedenis en er wordt jaarlijks ruim 250 miljoen euro aan besteed. Het is dan
ook merkwaardig dat de empirische basis ervoor onduidelijk is, zeker in het licht van een trend naar meer
evidence-based overheidsbeleid. In dit artikel wordt op zoek gegaan naar de oorsprong van VVE en beoordeelt
op kritische wijze de kwaliteit van het bewijs dat wordt opgevoerd voor de positieve werking ervan.
Bovendien worden drie recente Nederlandse publicaties op het gebied van VVE samengevat en gewogen.
Het bewijs voor positieve effecten blijkt vooralsnog te ontbreken.
Geert Driessen (2013) ed Smit Ouderbetrokkenheid en -participatie en schoolse...Driessen Research
Driessen, G. (2013). Ouderbetrokkenheid en –participatie en schoolse ontwikkeling van leerlingen. In F. Smit (ed.), Professionele communicatie (pp. 27-29, 97). Nijmegen: ITS.
ISBN 978-90-5554-353-448-6
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...Driessen Research
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) is gericht op het verbeteren van de onderwijskansen
van kinderen die in de thuissituatie onvoldoende stimulansen ontvangen. Daartoe
krijgen zij in de kinderopvang, peuterspeelzalen en kleutergroepen van basisscholen ontwikkelingsstimulerende
programma’s aangeboden. Door de decentralisatie van het VVEbeleid
naar gemeenten en schoolbesturen en de daarmee samenhangende vrijheden is er
op lokaal niveau een enorme variatie ontstaan in de vormgeving. In deze bijdrage wordt
nagegaan hoe dat in de praktijk uitpakt bij de indicatiestelling van de doelgroepkinderen
en de uitvoering van VVE in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Om hier zicht op
te verkrijgen zijn in 12 gemeenten 11 JGZ-stafmedewerkers en 25 leidsters van kinderdagverblijven
en peuterspeelzalen geïnterviewd; daarnaast zijn 30 VVE-experts geraadpleegd.
De resultaten laten zien dat de betrokkenen in de praktijk op geëngageerde wijze vormgeven
aan voorschoolse educatie en dat er daarbij al veel is bereikt. De vraag rijst echter of er
via meer standaardisering niet een efficiëntie- en effectiviteitsslag kan worden gemaakt.
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....Driessen Research
SAMENVATTING
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) richt zich op het voorkomen van achterstanden die het gevolg zijn van sociaal-etnische gezinsomstandigheden. De claim is dat het daarin effectief kan zijn, mits het van hoge kwaliteit is. Ondanks de input van vele miljarden zijn de achterstanden de afgelopen decennia echter alleen maar gegroeid. De vraag die hier gesteld wordt is daarom of die claim wel terecht is. Daartoe wordt de externe validiteit van het meest geciteerde voorschoolse programma, het Perry Preschool Project, onder de loep genomen. Kunnen de resultaten daarvan echt in die mate worden gegeneraliseerd als wordt geclaimd?
Kernwoorden: Voor- en Vroegschoolse Educatie; VVE; onderwijsachterstanden; Perry Preschool; James Heckman; generalisatie; externe validiteit
SUMMARY
Preschool Education programs aim at preventing educational delays resulting from socioethnic disadvantage in the home environment of young children. Proponents claim that such programs can be effective, provided they are of high quality. Despite the investment of huge budgets, the educational gap between socioeconomically deprived families and their wealthier counterparts still is widening. The question therefore is whether the programs’ claim is justified. This article focuses on the external validity of the most cited preschool program, the High/Scope Perry Preschool Project. Is it really possible to generalize its findings to other programs, settings and conditions, and target groups, as is being claimed?
Keywords: Pre- and Early School Education; educational disadvantage; Perry Preschool; High/Scope; James Heckman; generalization; external validity
Pre-print van: Driessen, G. (2024). De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma. Heckmans dubieuze claims. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 63(1), 18-29. ISSN 2211-6273
https://orthopedagogiek.eu/
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdfDriessen Research
Het effect van vve blijft in Nederland moeilijk aantoonbaar. Vve-beleid wordt daarom vaak gestoeld op bewijs uit Amerikaans onderzoek. Geert Driessen fileert de belangrijkste – Perry Preschool en Abecedarian. Er blijft weinig van het bewijs over.
More Related Content
Similar to Geert Driessen (2009) COOL Integratie generatie en onderwijsprestaties.pdf
Maatwerk vereist buitenlandse kinderen mr magazine november 2015Frederik Smit
Het aantal asielzoekers en vluchtelingen naar Nederland is het afgelopen jaar fors toegenomen. Hun kinderen en ook die van grote aantallen arbeidsmigranten zijn leerplichtig. Het Nederlandse onderwijs staat voor een enorme uitdaging. Hoe worden de kinderen opgevangen in het onderwijssysteem, zodat ze snel de taal leren en integreren in de Nederlandse samenleving?
Geert Driessen (2014) TVO Wat heeft het onderwijsachterstandenbeleid opgeleve...Driessen Research
In Nederland wordt al ruim veertig jaar landelijk beleid gevoerd om onderwijsachterstanden van leerlingen die het gevolg zijn van sociale, economische en culturele factoren in hun thuissituatie te voorkomen en bestrijden. In het kader van dit beleid zijn in de loop der jaren uiteenlopende instrumenten ingezet. Jaarlijks is daar zo’n driekwart miljard euro mee gemoeid. In dit review wordt op basis van empirisch onderzoek nagegaan wat al deze instrumenten hebben opgeleverd. Allereerst moet worden geconcludeerd dat er überhaupt verrassend weinig onderzoek is uitgezet naar de effectiviteit van de beleidsinstrumenten. Bovendien blijkt dat er voor de werking van de meeste instrumenten nauwelijks of geen evidentie bestaat.
Geert Driessen (2015) ITSNieuwsbrief Voorschoolse educatie voor wie en hoe.pdfDriessen Research
Driessen, G. (2015). Voorschoolse educatie: Voor wie en hoe? ITS Nieuwbrief, 10 maart 2015. Retrieved from http://www.ru.nl/its/vm-afgerond-0/doelgroepenbeleid/voorschoolse/
Geert Driessen (2016) Zoals de ouden zongen piepen de jongen?Driessen Research
Driessen, G. (2016). Zoals de ouden zongen, piepen de jongen? De taal van ouders en taal en taalvaardigheid van hun kinderen. Dutch Journal of Applied Linguistics, 5(2), 145-159.
Geert Driessen (2017) Voor effectiviteit achterstandsleerlingenbeleid ontbree...Driessen Research
Al sinds de jaren ‘70 krijgen scholen extra geld voor
achterstandsleerlingen. Maar dat gebeurt op basis van
indicatoren die prestatieverschillen nauwelijks verklaren. Het ontbreekt bovendien aan
bewijs dat de achterstandsmiljarden iets opleveren.
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) betreft educatieve stimuleringsprogramma’s voor peuters en
kleuters die vanwege factoren gelegen in de thuissituatie onderwijsachterstanden dreigen op te lopen.
VVE kent al een lange geschiedenis en er wordt jaarlijks ruim 250 miljoen euro aan besteed. Het is dan
ook merkwaardig dat de empirische basis ervoor onduidelijk is, zeker in het licht van een trend naar meer
evidence-based overheidsbeleid. In dit artikel wordt op zoek gegaan naar de oorsprong van VVE en beoordeelt
op kritische wijze de kwaliteit van het bewijs dat wordt opgevoerd voor de positieve werking ervan.
Bovendien worden drie recente Nederlandse publicaties op het gebied van VVE samengevat en gewogen.
Het bewijs voor positieve effecten blijkt vooralsnog te ontbreken.
Geert Driessen (2013) ed Smit Ouderbetrokkenheid en -participatie en schoolse...Driessen Research
Driessen, G. (2013). Ouderbetrokkenheid en –participatie en schoolse ontwikkeling van leerlingen. In F. Smit (ed.), Professionele communicatie (pp. 27-29, 97). Nijmegen: ITS.
ISBN 978-90-5554-353-448-6
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...Driessen Research
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) is gericht op het verbeteren van de onderwijskansen
van kinderen die in de thuissituatie onvoldoende stimulansen ontvangen. Daartoe
krijgen zij in de kinderopvang, peuterspeelzalen en kleutergroepen van basisscholen ontwikkelingsstimulerende
programma’s aangeboden. Door de decentralisatie van het VVEbeleid
naar gemeenten en schoolbesturen en de daarmee samenhangende vrijheden is er
op lokaal niveau een enorme variatie ontstaan in de vormgeving. In deze bijdrage wordt
nagegaan hoe dat in de praktijk uitpakt bij de indicatiestelling van de doelgroepkinderen
en de uitvoering van VVE in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Om hier zicht op
te verkrijgen zijn in 12 gemeenten 11 JGZ-stafmedewerkers en 25 leidsters van kinderdagverblijven
en peuterspeelzalen geïnterviewd; daarnaast zijn 30 VVE-experts geraadpleegd.
De resultaten laten zien dat de betrokkenen in de praktijk op geëngageerde wijze vormgeven
aan voorschoolse educatie en dat er daarbij al veel is bereikt. De vraag rijst echter of er
via meer standaardisering niet een efficiëntie- en effectiviteitsslag kan worden gemaakt.
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....Driessen Research
SAMENVATTING
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) richt zich op het voorkomen van achterstanden die het gevolg zijn van sociaal-etnische gezinsomstandigheden. De claim is dat het daarin effectief kan zijn, mits het van hoge kwaliteit is. Ondanks de input van vele miljarden zijn de achterstanden de afgelopen decennia echter alleen maar gegroeid. De vraag die hier gesteld wordt is daarom of die claim wel terecht is. Daartoe wordt de externe validiteit van het meest geciteerde voorschoolse programma, het Perry Preschool Project, onder de loep genomen. Kunnen de resultaten daarvan echt in die mate worden gegeneraliseerd als wordt geclaimd?
Kernwoorden: Voor- en Vroegschoolse Educatie; VVE; onderwijsachterstanden; Perry Preschool; James Heckman; generalisatie; externe validiteit
SUMMARY
Preschool Education programs aim at preventing educational delays resulting from socioethnic disadvantage in the home environment of young children. Proponents claim that such programs can be effective, provided they are of high quality. Despite the investment of huge budgets, the educational gap between socioeconomically deprived families and their wealthier counterparts still is widening. The question therefore is whether the programs’ claim is justified. This article focuses on the external validity of the most cited preschool program, the High/Scope Perry Preschool Project. Is it really possible to generalize its findings to other programs, settings and conditions, and target groups, as is being claimed?
Keywords: Pre- and Early School Education; educational disadvantage; Perry Preschool; High/Scope; James Heckman; generalization; external validity
Pre-print van: Driessen, G. (2024). De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma. Heckmans dubieuze claims. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 63(1), 18-29. ISSN 2211-6273
https://orthopedagogiek.eu/
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdfDriessen Research
Het effect van vve blijft in Nederland moeilijk aantoonbaar. Vve-beleid wordt daarom vaak gestoeld op bewijs uit Amerikaans onderzoek. Geert Driessen fileert de belangrijkste – Perry Preschool en Abecedarian. Er blijft weinig van het bewijs over.
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...Driessen Research
The primary goal of pre- and early-school programs is to prevent young children from socioeconomically disadvantage backgrounds to start school already with educational delays. The programs offer compensatory stimulation activities which are supposed to be not available in the home situation; the focus is on language development. Proponents claim that such programs can be effective, provided they are of high quality. The belief in their success is very much based on the outcomes of a few so-called model programs from the 1960s and 1970s. One of these programs is the Carolina Abecedarian Project, a small single-site project started in 1972. Four cohorts of in total 111 children and their poor, Black parents participated in this experiment with a random allocated treatment and a control group. The children were followed from 6 weeks after birth to 6 years of age, that is, when they entered school. They were regularly tested and observed, and then after the program had ended again until they were 40 years of age. The focus here is on the internal and external validity of the Abecedarian Project. Are the effects as reported by the program’s staff reliable and valid? Is it possible to generalize the findings of this model program to other times, settings, conditions, and target groups?
Driessen, G. (2024). Abecedarian: An impossible model preschool program. Encyclopedia, 11 January 2024.
ISSN 2309-3366
Retrieved from https://encyclopedia.pub/entry/121338
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...Driessen Research
Early Childhood Education programs aim at preventing educational delays associated with socio-ethnic disadvantage in the home environment of young children. Advocates claim that such programs can be effective, provided they are of high quality. Despite the investment of enormous budgets, the educational gap between socio-economically deprived families and their wealthier counterparts is still widening. The question therefore is justifiied whether these claims are justified. This article focuses on the internal and external validity of the most cited preschool program, the High/Scope Perry PreschoolProject, which was carried out between 1962 and 1967 in one school in Ypsilant, MI. Are the program's effects as reported by, e.g. Lawrence Schweinhart and James Heckman, reliable and valid? And is it really possible to generalize the findings of this so-called model program to other programs, target groups, settings and conditions, as is being claimed?
Geert Driessen (2023) The Perry High/Scope Preschool program. A critique
Retrieved from https://encyclopedia.pub/entry/history/show/109024
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...Driessen Research
Bot, K. de, Driessen, G., & Jungbluth, P. (1988). An exploration of the effects of the teaching of immigrant language and culture. Paper International Conference on Maintenance and Loss of Ethnic Minority Languages, Noordwijkerhout, the Netherlands, August 28-30, 1988.
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...Driessen Research
Driessen, G. (1992). Developments in first and second language acquisition of Turkish and Moroccan children in the Netherlands. Paper Second International Conference on Maintenance and Loss of Ethnic Minority Languages, Noordwijkerhout, the Netherlands, September 1-4, 1992.
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...Driessen Research
Driessen, G., Mulder, L., & Jungbluth, P. (1994). Ethnicity and social class as rivaling determinants of educational opportunities. A closer look at family characteristics and parental behaviour. Paper International Conference on Immigration, language acquisition and patterns of social integration, Jerusalem, Israel, June 29-30, 1994.
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...Driessen Research
Driessen, G., & Valkenberg, P. (2000). Islamic schools: the case of the Netherlands. Paper AERA Annual Meeting, New Orleans, LA, USA, April 24-28, 2000.
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdfDriessen Research
Driessen, G. (2000). Islamic schools in the Western World: The case of the Netherlands. Invited paper AEGEE Conference on Intercultural Education, Nijmegen, the Netherlands, April 14-16, 2000.
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...Driessen Research
Driessen, G., & Smit, F. (2005). Integration, participation and education: effects of minority parents’ societal participation on their children’s cognitive and non-cognitive competencies. Paper 5th International Conference of the European Research Network About Parents in Education (ERNAPE), ‘Family-School-Community Partnerships: Interrelation between Family and Education Merging into Social Development’. Oviedo, Spain, September 14-16, 2005.
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...Driessen Research
Smit, F., & Driessen, G. (2005). Parent and community involvement in education from an international comparative perspective. Challenges for changing societies. Invited paper international conference Children At-Risk in Education, (CARE), ‘Children at Risk. Advancing their Educational Frontiers’. Kuala Lumpur, Malaysia, December 2-4, 2005.
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.pptDriessen Research
Driessen, G. (2006). Integration, participation and education: Effects of minority parents’ societal participation on their children’s cognitive and non-cognitive competencies. Invited paper ERCOMER seminars, European Research Centre on Migration and Ethnic Relations, Utrecht, the Netherlands, November 6, 2006.
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...Driessen Research
Merry, M., & Driessen, G. (2010). Integration by other means: Hindu schooling in the Netherlands. Paper XIV World Congress of Comparative Education Societies, ‘Bordering, re-bordering and new possibilities in education and society’, Istanbul, Turkey, June 14-18, 2010.
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...Driessen Research
Driessen, G., & Merry, M. (2013). Tackling socioeconomic and ethnic educational disadvantage to prevent lifelong poverty. Paper Annual Meeting AERA 2013, San Francisco, CA, USA, April 27 – May 1, 2013.
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...Driessen Research
Smit, F., & Driessen, G. (2013). Dealing with street culture in schools: Are families, schools and communities able to work together to improve the quality of the daily interactions and communication? Paper 9th International Conference of the European Research Network About Parents in Education (ERNAPE), ‘Learn from the past, review the present, prepare for a future with equity’. Lisbon, Portugal, September 4-6, 2013. In Nieuwsbrief Ouders, scholen en buurt, juli 2013. Retrieved from http://itsexpertisecentrum.wordpress.com/2013/07/02/dealing-with-street-culture-in-schools-are-families-schools-and-communities-able-to-work-together-to-improve-the-quality-of-the-daily-interactions-and-communication/
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...Driessen Research
Smit, F., & Driessen, G. (2013). Critical lessons from practices for improving the quality of communication between parents and schools. Paper 9th International Conference of the European Research Network About Parents in Education (ERNAPE), ‘Learn from the past, review the present, prepare for a future with equity’. Lisbon, Portugal, September 4-6, 2013. In Nieuwsbrief Ouders, scholen en buurt, juli 2013. Retrieved from http://itsexpertisecentrum.wordpress.com/2013/07/02/critical-lessons-from-practices-for-improving-the-quality-of-communication-between-parents-and-schools/
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdfDriessen Research
Driessen, G., & Merry, M. (2015). The gross and net effects of the schools’ denomination on student performance. Paper Annual Meeting AERA 2015, Chicago, Ill., USA, April 16 – 20, 2015.
DOI 10.13140/RG.2.2.30454.40006
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...Driessen Research
Agirdag, O., Driessen, G., & Merry, M. (2015). Is there a catholic school effect for Muslim pupils? Paper 12th Conference of the European Sociological Association 2015, Prague, Czech Republic, August 25–28, 2015.
DOI 10.13140/RG.2.2.14725.76004/1
Geert Driessen (2009) COOL Integratie generatie en onderwijsprestaties.pdf
1. - 1 -
Integratie, generatie en onderwijsprestaties
Geert Driessen, ITS – Radboud Universiteit Nijmegen
1. Achtergronden
Het Nederlandse beleid ten aanzien van immigranten heeft de laatste decennia een forse omme-
zwaai gemaakt, van integratie met behoud van de eigen etnisch-culturele identiteit naar actieve
participatie en assimilatie. De publieke opinie is altijd een stapje verder gegaan dan het beleid,
daarin sterk gevoed door critici als Bolkestein, Fortuyn en Wilders, die het taboe op de ideale
multiculturele samenleving verder doorbraken. Over integratie wordt recentelijk steeds vaker in
termen van tegenstellingen gesproken. Bovendien heeft het een sterk verplichtend karakter
gekregen: ‘zij’ moeten precies hetzelfde zijn als ‘wij’. Onder invloed van gebeurtenissen als
‘9/11’ en de moord op Theo van Gogh wordt integratie in toenemende mate gekoppeld aan
religiositeit, lees: de islam.
Wat nu precies onder ‘integratie’ moet worden verstaan, is niet helemaal duidelijk. Een aantal
aspecten worden in dit verband echter vaak genoemd: opleiding, betaald werk, beheersing en
gebruik van de Nederlandse taal, participatie in Nederlandse instituties, waarden en normen,
gezinsgrootte, opvoedingsgedrag en religiositeit. Voor de Nederlandse overheid staat het hebben
van betaald werk en economische zelfstandigheid (en daarmee het niet afhankelijk zijn van
sociale voorzieningen) voorop.
Integratie wordt doorgaans aan tijd gekoppeld. De verwachting is dat naargelang de tijd vordert
en immigranten langer hier verblijven, zij zich steeds meer zullen aanpassen en uiteindelijk niet
meer van autochtone Nederlanders te onderscheiden zijn. Over het tempo waarin dit proces
plaatsvindt, dan wel zou behoren plaats te vinden, lopen de opvattingen flink uiteen. Sommigen
geven de immigranten hiervoor hooguit één generatie, anderen twee à drie. De ruimte die men
immigranten in dit opzicht gunt, is sterk afhankelijk van of men zich ter rechter dan wel linker
zijde van het politieke spectrum bevindt.
Van integratie wordt niet alleen verwacht dat het goed is voor de immigrant zelf, maar ook voor
diens kinderen. Kenmerken van het gezin waarin men opgroeit zijn immers in belangrijke mate
bepalend voor het uiteindelijke behaalde maatschappelijke succes. Op school worden kinderen
onderwezen in de dominante cultuur van de Nederlandse samenleving. Als ouders participeren
in deze cultuur, dan komt de thuiscultuur meer overeen met de schoolcultuur. Dit zou er toe
leiden dat kinderen van goed-geïntegreerde immigranten beter presteren dan kinderen van niet-
of slecht-geïntegreerde immigranten. Anders geformuleerd: naarmate allochtone ouders beter
zijn geïntegreerd in de Nederlandse samenleving, zijn de voorwaarden tot integratie van hun
kinderen ook gunstiger en daarmee tevens hun onderwijs- en maatschappelijke kansen. Om die
reden wordt in het integratiebeleid de verantwoordelijkheid van allochtone ouders om hun kin-
deren in hun schoolloopbaan te ondersteunen en stimuleren sterk benadrukt.
2. - 2 -
2. Vragen
In dit artikel worden de resultaten gepresenteerd van een grootschalig onderzoek naar de relatie
tussen een reeks integratiekenmerken van ouders, de generatie waartoe het allochtone kind
behoort en de taal- en rekenvaardigheid van het kind. Eerder zijn al enkele integratiekenmerken
genoemd. Een goede opleiding is niet alleen een vereiste om überhaupt in de Nederlandse sa-
menleving te kunnen functioneren, maar ook voor het vinden van een baan. Betaald werk is ook
een voorwaarde voor de door de overheid nagestreefde economische zelfstandigheid. Vanuit een
emancipatieperspectief is betaald werk een weg naar zelfbeschikking en zelfverwezenlijking.
Het hebben van werk verruimt ook de mogelijkheden tot het aangaan van contacten en het
opbouwen van netwerken. Hierdoor nemen niet alleen de maatschappelijke kansen van ouders
toe, maar ook hun mogelijkheden om hun kinderen bij de schoolloopbaan te ondersteunen.
Doordat op het werk (doorgaans) in het Nederlands wordt gecommuniceerd, zal de beheersing
van het Nederlands door de allochtone ouders toenemen, wat zijn neerslag heeft op de commu-
nicatie tussen ouders en kinderen en uiteindelijk het taalniveau van die kinderen. Samenhangend
met het niveau Nederlands van de ouders is de taalkeuze die zij maken: blijven ze gericht op de
taal van hun herkomstland of kiezen ze voor het Nederlands in hun communicatie met hun
kinderen? In westerse samenlevingen is het aantal kinderen dat binnen een gezin geboren wordt
flink afgenomen. Aan de (bewuste) beslissing om slechts een beperkt aantal kinderen te nemen,
liggen veelal emancipatorische en economische motieven ten grondslag. In kleinere gezinnen
hoeven de beschikbare financiën door minder kinderen gedeeld te worden en is er ook meer
ruimte voor individuele ondersteuning. Een beperkt kindertal kan worden opgevat als een ken-
merk van een moderne samenleving. Dat geldt evenzeer voor kerkelijkheid. Het proces van
modernisering kenmerkt zich door sociaal-economische en sociaal-culturele veranderingen,
waardoor de invloed van het geloof vermindert. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw is er in
de westerse wereld in het algemeen en in Nederland in het bijzonder sprake van een gestage
secularisering onder de autochtone bevolking. De vraag is of er een relatie is met de onderwijs-
prestaties van de kinderen. Behalve de mate van integratie, speelt als het gaat om de school-
loopbaan van allochtone leerlingen ook de generatie waartoe ze behoren een rol.
Op basis van het bovenstaande wordt in deze bijdrage naar een antwoord gezocht op de volgen-
de vragen:
1. Is er wat een aantal integratiekenmerken betreft sprake van een ontwikkeling over genera-
ties? Zijn er daarbij verschillen tussen herkomstlanden?
2. In hoeverre is er wat de taal- en rekenvaardigheid betreft sprake van een positieve ontwikke-
ling over generaties? Zijn er daarbij verschillen tussen herkomstlanden?
3. Welke de integratiekenmerken is het meest bepalend voor het niveau van de taal- en reken-
vaardigheden?
3. - 3 -
3. De gebruikte gegevens
De gegevens zijn afkomstig van de eerste meting van cohortonderzoek COOL5-18
uit 2008. In
totaal gaat het om informatie van 25.477 kinderen en hun ouders; 9.331 van die kinderen zitten
in groep 2, 8.426 in groep 5 en 7.720 in groep 8.
Het betreft drie soorten gegevens:
(1) De etnische herkomst en generatie van de kinderen.
Autochtoon (c.q. Nederland) en allochtoon, onderscheiden naar Turkije, Marokko, Suriname, de
Nederlandse Antillen, overige niet-westerse landen, en overige westerse landen. Binnen de
allochtonen is een nader onderscheid gemaakt naar eerste, tweede en derde generatie.
(2) Integratiekenmerken van de ouders.
Het betreft de gegevens van de moeder, en als die er niet is die van de vader. Voor elk van de
integratiekenmerken is een bepaalde norm aangehouden waaraan de betreffende immigrant
voldoet of niet voldoet. Die norm is afgeleid van de modale score van wat als de referentiegroep
wordt beschouwd, de autochtone Nederlanders.
Opleiding: minimaal een startkwalificatie (c.q. een havo-, vwo- of mbo2-diploma).
Betaald werk: voor minimaal 12 uur per week (de ondergrens voor de bepaling van werk-
loosheid).
Kindertal: maximaal modaal (2 kinderen).
Spreektaal met kind: Nederlands, dialect of streektaal (versus een buitenlandse taal).
Beheersing Nederlands: goed of zeer goed (versus niet, zeer slecht, slecht of redelijk).
Seculair: geen lid/aanhanger kerk of geloof.
Behalve deze zes afzonderlijke aspecten is er nog een samengesteld kenmerk. Daarvoor is het
aantal keren dat een immigrant voldoet aan ‘de norm’ gesommeerd. Deze score varieert dus van
0 (op geen van de aspecten) tot 6 (op alle aspecten).
(3) De (voorbereidende) taal- en rekenvaardigheid van de kinderen
Toetsen uit het Cito-leerlingvolgsysteem.
4. - 4 -
4. Resultaten
4.1 Integratie en generatie
Tabel 1 laat de samenhang zien tussen de mate van integratie van de ouders en de etnische
herkomst en generatie van hun kinderen. De tabel geeft een overzicht van de percentages alloch-
tone ouders die voldoen aan de per integratie-aspect gestelde norm. In de laatste kolom van de
tabel wordt bovendien de score op het samengestelde kenmerk gepresenteerd. Als referentiepunt
gelden de percentages van de autochtonen.
Tabel 1 – De mate van integratie per generatie (percentages, gemiddelden)
Etnische
herkomst
Generatie Integratie-aspecten
Opleiding Betaald
werk
Kinder-
tal
Spreektaal
Nederlands
Beheersing
Nederlands
Seculair Integratie
totaal
Nederland - 70 68 68 100 97 41 4,4
Turkije 1 20 33 59 21 23 2 1,5
2 23 38 60 40 40 2 2,0
3 54 58 83 82 92 17 3,7
Marokko 1 17 17 44 45 27 0 1,4
2 24 34 38 67 47 2 2,0
3 44 50 74 100 94 48 4,0
Suriname 1 42 74 73 100 98 0 3,8
2 50 72 69 99 94 15 3,9
3 58 67 78 100 95 47 4,4
Antillen 1 41 62 55 68 65 7 2,8
2 48 64 69 92 85 23 3,7
3 58 60 75 100 100 69 4,5
Overig niet-
westers
1 44 29 55 33 26 7 1,9
2 49 46 62 57 41 15 2,6
3 73 74 74 99 97 48 4,6
Overig westers 1 63 48 67 37 50 18 2,7
2 68 61 75 76 72 30 3,7
3 72 71 70 99 97 50 4,5
Rond de 70 procent van de autochtonen, de referentiegroep, heeft een startkwalificatie en be-
taald werk voor minimaal 12 uur per week. Eveneens zo’n 70 procent heeft maximaal 2 kinde-
ren. Ze spreken allemaal Nederlands, een streektaal of dialect en zijn bijna allemaal van oordeel
dat ze het Nederlands goed of zeer goed beheersen. Ruim 40 procent rekent zichzelf niet tot een
geloof of kerk. Gemiddeld genomen voldoet de gemiddelde autochtoon aan 4,4 van de 6 inte-
gratie-indicatoren.
Voor de allochtonen geldt dat er vrijwel steeds sprake is van een ontwikkeling, waarbij naarma-
te de kinderen van een latere generatie zijn hun ouders hoger scoren op de integratie-aspecten.
Daarbij lijkt er ten aanzien van de Turken en Marokkanen sprake van een ‘breuk’ tussen ener-
5. - 5 -
zijds de eerste en tweede generatie en anderzijds de derde generatie. Uit de totaalscores blijkt
dat met uitzondering van de Turkse en Marokkaanse groep de derde generatie steeds ten minste
op hetzelfde integratieniveau zit als de autochtonen (scores van 4,4 tot 4,6). De derde generatie
Marokkanen zit daar dan nog wat onder en de Turken zitten er nog iets meer onder (scores 4,0,
resp. 3,7). In Figuur 1 zijn de gegevens met betrekking tot opleiding, betaald werk en beheer-
sing Nederlands voor de Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse groep nog in gra-
fiekvorm afgebeeld.
Grafiek 1 – De mate van integratie per generatie (percentages)
4.2 Taal- en rekenvaardigheid en generatie
De samenhang tussen de taal- en rekenvaardigheid van de kinderen en de generatie waartoe ze
behoren wordt in Tabel 2 gepresenteerd. Dat gebeurt per jaargroep apart.
Opleiding
10
20
30
40
50
60
70
1 2 3
Turkije Marokko Suriname Antillen
Betaald werk
10
20
30
40
50
60
70
80
1 2 3
Turkije Marokko Suriname Antillen
Beheersing Nederlands
20
30
40
50
60
70
80
90
100
1 2 3
Turkije Marokko Suriname Antillen
6. - 6 -
Tabel 2 - Taal- en rekenvaardigheid per generatie (gemiddelden)
Groep 2 Groep 5 Groep 8
Etnische herkomst Generatie Taal Rekenen Taal Rekenen Taal Rekenen
Nederland - 75,0 59,6 90,4 72,7 114,5 117,5
Turkije 1 60,7 48,6 82,0 65,3 101,2 113,0
2 64,9 51,4 81,5 63,7 103,9 115,0
3 65,5 53,2 * * * 108,4
Marokko 1 65,5 49,3 82,1 62,0 105,9 110,9
2 67,3 52,8 84,6 63,2 106,6 113,9
3 72,9 58,0 * 71,3 * *
Suriname 1 * * 88,3 64,9 104,7 110,4
2 69,2 53,6 88,2 64,6 107,6 113,4
3 69,9 55,1 87,5 61,3 111,7 112,9
Antillen 1 61,7 48,4 85,0 59,1 103,6 110,9
2 67,3 52,4 86,0 62,6 109,0 112,7
3 71,6 54,7 88,6 67,7 115,7 119,4
Overig niet-westers 1 65,6 55,2 85,2 64,8 106,3 117,4
2 68,3 54,2 87,4 66,8 109,8 116,5
3 73,9 58,7 90,7 72,4 114,8 117,4
Overig westers 1 67,3 53,9 83,7 66,1 110,3 115,4
2 70,5 55,9 88,4 69,6 113,8 116,5
3 73,8 58,5 90,3 72,4 114,9 117,0
* = Minder dan 10 leerlingen.
Uit het verloop van de scores op de taal- en rekentoetsen blijkt dat doorgaans met de generatie
ook de vaardigheidsscores stijgen. Dat geldt voor zowel taal als rekenen en voor elk van de drie
jaargroepen. In grote lijnen geldt dit ook voor alle onderscheiden etnische groepen. Dat neemt
niet weg dat er toch grote onderlinge verschillen zijn. De Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en
– in mindere mate – Antilliaanse groep blijven ook in de derde generatie nog steeds op achter-
stand staan ten opzichte van de autochtonen. In Grafiek 2 staan de scores qua voorbereidend taal
en rekenen voor de Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse nogmaals in grafiekvorm
weergegeven.
Grafiek 2 - Taal- en rekenvaardigheid groep 2 per generatie (gemiddelden)
Taal
55
60
65
70
75
80
1 2 3
Turkije Marokko Suriname Antillen
Rekenen
40
45
50
55
60
65
1 2 3
Turkije Marokko Suriname Antillen
7. - 7 -
4.3 Taal- en rekenvaardigheid en integratie
In Tabel 3 volgt een overzicht van de samenhang tussen de taal- en rekenvaardigheid van de
kinderen en de mate van integratie van hun ouders. In het bovenste deel van de tabel wordt
nagegaan wat de netto-invloed is van elk van de integratie-aspecten op de taal- en rekenvaardig-
heid. Met ‘netto’ wordt bedoeld dat steeds rekening wordt gehouden met de andere aspecten. De
getallen in de tabel geven het relatieve belang aan: hoe groter het getal, hoe belangrijker het
kenmerk. In het onderste deel van de tabel wordt een indicatie gegeven van welk deel van de
verschillen in taal- en rekenvaardigheid kunnen worden verklaard door de integratie-aspecten
samen. In principe gaat het om tussen de 0 en 100%.
Tabel 3 - Taal- en rekenvaardigheid en integratie-aspecten
Groep 2 Groep 5 Groep 8
Taal Rekenen Taal Rekenen Taal Rekenen
Opleiding 0,14 0,11 0,15 0,13 0,22 0,19
Betaald werk 0,06 0,06 0,02 0,04 -0,02 -0,01
Kindertal 0,01 0,03 0,04 0,00 0,02 -0,03
Spreektaal Nederlands 0,09 0,03 0,11 -0,03 0,11 -0,00
Beheersing Nederlands 0,12 0,05 0,13 0,06 0,04 -
Seculair 0,10 0,07 0,09 0,08 0,12 0,02
% verklaard van de verschillen 11,3% 4,7% 13,0% 4,4% 11,7% 3,2%
Het opleidingsniveau van de ouders is steeds de meest bepalend factor als het gaat om de ver-
klaring van verschillen in taal- en rekenvaardigheid. Vervolgens is ook de beheersing van de
Nederlandse taal en – zij het weer in mindere mate – spreektaal van de ouders van belang, met
name voor de taalvaardigheid. Het hebben van betaald werk, het kindertal en of de ouders secu-
lair zijn, hangen - nadat dus al rekening is gehouden met de andere integratiekenmerken - nau-
welijks of niet samen met de taal- en rekenvaardigheid. Vermeldenswaardig is verder dat de
verschillen in taalvaardigheid zich aanzienlijk beter laten verklaren door de integratiekenmerken
dan de verschillen in rekenvaardigheid. Het ligt voor de hand dat dit te maken heeft met het feit
dat taalvaardigheid veel meer beïnvloed wordt door de thuissituatie, terwijl rekenen typisch iets
is wat op school wordt geleerd.
8. - 8 -
5. Conclusies en perspectieven
De gegevens met betrekking tot integratie laten zien dat er in het algemeen sprake is van een
positieve ontwikkeling over generaties. Daarbij zijn er zowel tussen, als binnen de herkomst-
groepen flinke verschillen. Deze doen zich vooral voor tussen enerzijds de Turken en Marokka-
nen en anderzijds de overige groepen. Met uitzondering van de Turkse en Marokkaanse groep
zit de derde generatie ook steeds op een vergelijkbaar integratieniveau als de referentiegroep, de
autochtonen. Er is een positieve samenhang tussen tot welke generatie de leerlingen behoren en
hun taal- en rekenvaardigheid. Maar ook hier geldt dat er grote verschillen zijn tussen her-
komstgroepen, waarbij ook de Turkse en Marokkaans derde generatie nog steeds op achterstand
staat vergeleken met de autochtonen. Tussen de generatie waartoe leerlingen behoren en de
mate van integratie van hun ouders enerzijds en de taal- en rekenvaardigheid anderzijds bestaan
zwakke tot redelijke positieve samenhangen. Het integratiekenmerk dat het sterkste samenhangt
met de taal- en rekenvaardigheid is het opleidingsniveau van de ouders, gevolgd door de be-
heersing van de Nederlandse taal. Samenvattend lijkt er dus sprake van een positieve ontwikke-
ling qua integratie en prestaties, maar er zijn daarbij grote verschillen tussen de onderscheiden
herkomstgroepen, waarbij de Turken en Marokkanen in negatieve zin opvallen.
De gegevens maken duidelijk dat het waarschijnlijk niet erg realistisch is te verwachten dat de
achterstanden waarmee allochtonen te maken hebben op korte termijn zullen zijn weggewerkt.
Zoals eerder al benadrukt, zijn er echter grote verschillen tussen herkomstgroepen. Met name
voor Turken en Marokkanen zal het een kwestie worden van lange adem: hun problemen zullen
niet binnen enkele generaties zijn opgelost. Onduidelijk is ook wat de gevolgen zijn van een
aantal economische, politieke en maatschappelijke ontwikkelingen. Het feit dat er een steeds
restrictiever immigratiebeleid wordt gevoerd, zou als een positieve ontwikkeling kunnen wor-
den gezien. Een groot probleem voor integratie is immers dat ten gevolge van grootschalige
huwelijksmigratie voornamelijk partners (doorgaans vrouwen) naar Nederland worden gehaald
die laaggeschoold zijn, het Nederlands nauwelijks beheersen en niet bekend zijn met de Neder-
landse cultuur. Dit betekent dus dat door deze continue aanwas de integratie voor deze partners
(en hun kinderen) steeds opnieuw moet beginnen. Niet helemaal duidelijk is ook wat de gevol-
gen zullen zijn van de huidige economische crisis voor integratie. Juist laaggeschoolde alloch-
tonen worden daardoor onevenredig hard getroffen. Het gevaar bestaat dat men zich – min-of-
meer noodgedwongen – meer terug gaat trekken binnen de eigen etnische groep. Dit zich terug-
trekken op de eigen groep wordt wellicht nog op een andere wijze versterkt. Ten gevolge van de
toenemend negatieve benadering van de islam in de politiek en publieke opinie dreigt het gevaar
van polarisatie van bevolkingsgroepen en frustratie onder moslims, i.c. Turken en Marokkanen.
Het is allesbehalve denkbeeldig dat dit, als tegenreactie, juist tot een heroriëntatie, verharding
van standpunten en zich nog meer terugtrekken op de eigen groep zal leiden.