SlideShare a Scribd company logo
1 of 46
Download to read offline
Mannelijkheid en Vrouwelijkheid?!
Een onderzoek naar de betekenis van de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid onder
transgenders.
Naam: Nandi Rowan Schrama
Studentnummer: 5872707
Studie: Algemene Sociale Wetenschappen
Begeleider: Drs. K. Roukens
Datum van inleveren: 31 mei 2011
1
Samenvatting
Dit onderzoek is uitgegaan van de vraag wat is mannelijkheid en wat is vrouwelijkheid.
Wanneer men deze vraag wilt pogen te beantwoorden is er geen enkele doelgroep geschikter
om de informatie van te vergaren dan transgenders. Deze mensen spelen met de concepten
van mannelijkheid en vrouwelijkheid en doorbreken in zekere zin de stereotyperingen die
berusten op mannelijkheid en vrouwelijkheid.
Door middel van gesprekken met acht transgenders is getracht te achterhalen wat zij
onder mannelijkheid en vrouwelijkheid verstaan. De respondenten hebben allen hun
levensverhaal verteld en aan de hand daarvan konden een aantal dingen worden
geconcludeerd.
Een van de belangrijkste conclusies die getrokken kon worden is dat er een verschil
bestaat tussen uiterlijke- en innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid. Vervolgens kwam uit
de gesprekken naar voren van uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid onder te verdelen
valt in lichamelijke kenmerken, uiterlijk vertoon en gedrag.
De uiteindelijke conclusies die getrokken konden worden zijn dat qua lichamelijke
kenmerken en uiterlijk vertoon vrouwelijkheid de standaard is. Mannelijkheid wordt
gedefinieerd aan de hand van vrouwelijkheid. Wanneer iemand geen borsten en heupen heeft
is deze persoon een man. Qua gedrag is mannelijkheid de standaard. Er werd door de
respondenten veelvuldig gesproken over typisch mannengedrag, maar typisch vrouwengedrag
kon niet worden gedefinieerd. Alles wat afweek van het typische mannengedrag kon mogelijk
bestempeld worden als typisch vrouwengedrag. Met betrekking tot innerlijke mannelijkheid
en vrouwelijkheid spraken alle respondenten over een bepaald gevoel, een uitstraling die
iemand heeft wat men mannelijk of vrouwelijk maakt, wat dit precies is kon niemand zeggen.
De resultaten moeten met een zekere nuance bekeken worden. Er is met acht totaal
verschillende mensen gesproken en er kan dan ook niet gegeneraliseerd worden naar de totale
Nederlandse samenleving. Toch zijn de conclusies weldegelijk gebaseerd op feitelijke
overeenkomsten. Op heel veel gebieden waren de respondenten het met elkaar eens. Dus met
enige zekerheid kan er toch gesteld worden dat er wel enig verschil bestaat tussen mannen en
vrouwen.
2
Inhoudsopgave
1. Voorwoord ............................................................................................................................. 3
2. Inleiding ................................................................................................................................. 4
3. Probleemstelling..................................................................................................................... 6
3.1 Deelvragen........................................................................................................................ 6
4. Relevantie............................................................................................................................... 7
5. Theoretisch kader ................................................................................................................... 8
6. Methode van onderzoek ....................................................................................................... 13
6.1 Disciplines ...................................................................................................................... 13
6.2 Onderzoeksstrategie........................................................................................................ 13
6.3 Operationalisering .......................................................................................................... 14
6.4 Populatie......................................................................................................................... 15
6.5 Ethische kwesties............................................................................................................ 15
7. Resultaten............................................................................................................................. 16
7.1 Wie en wat zijn transgenders?........................................................................................ 16
7.2 Hoe kijken transgenders naar de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid?............ 24
7.3 Wat doen transgenders met de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid?............... 31
8. Conclusie.............................................................................................................................. 38
9. Discussie............................................................................................................................... 42
10. Literatuurlijst...................................................................................................................... 44
3
1. Voorwoord
Deze scriptie is ontzettend leerzaam geweest. Het opzetten van je eigen onderzoek, het
verzamelen van de gegevens, de analyse en uiteindelijk het daadwerkelijke schrijven is een
fantastische ervaring geweest. Natuurlijk ben ik tegen dingen aangelopen. Een van deze
dingen is hoe krijg je de informatie die je wilt horen? Hoe zorg je ervoor dat je zonder het
gesprek al teveel te sturen toch de belangrijke informatie krijgt? Hieruit blijkt, oefening baart
kunst, met het gesprek wordt je beter. En wat waren de gesprekken leuk. Ik heb onwijs
genoten van alle gesprekken, elk gesprek was anders en toch even mooi, interessant,
ontroerend, aangrijpend, grappig en leuk. Het is een ervaring geweest die mij heeft voorbereid
op het echte onderzoek, op het echte leven, op ondernemen, hard werken, doorvragen et
cetera. Ik heb er van genoten.
Natuurlijk wil ik iedereen bedanken die mij heeft gesteund, gemotiveerd en heeft geholpen dit
jaar, maar er zijn een aantal mensen die ik in het specifiek wil bedanken. Allereerst wil ik alle
acht mijn respondenten bedanken: Marina, Folkert, Josef, Merlijn, Jaimee, Alex, Efa en
Xavier, bedankt voor jullie eerlijkheid en openheid. Zonder jullie had mijn hele scriptie nooit
bestaan en had ik nooit de ervaring opgedaan die ik heb opgedaan. Vervolgens wil ik Kitty
Roukens bedanken zij heeft mij ontzettend goed heeft geholpen tijdens het gehele proces. Ze
is er altijd voor me geweest, als ik iets nodig had dan regelde ze dat, maar nooit heeft ze me
iets voorgezegd, ze heeft me alles zelf laten doen, zelf laten nadenken, wat niet alleen heeft
geleid tot een mooie scriptie, maar ook tot een verdere ontwikkeling van mijn eigen
denkvermogen, dus Kitty: bedankt! Als laatste wil ik mijn moeder, Madelon Schrama,
bedanken voor het meelezen en het commentaar geven op mijn scriptie.
4
2. Inleiding
“Nu ik vrouw ben, ben ik heel erg veranderd. Ik ben veel zachter geworden, gevoeliger. Als
man liet ik veel dingen niet toe. Niet dat je als man niet mag huilen, maar ik vond dat ik dat
niet kon maken. Nu ik me niet meer hoef te verzetten, laat ik me veel makkelijker gaan. Het
leven is nu zo veel meer ontspannen, ik vind het een genot. Het is heerlijk om zonder angst
vrouw te kunnen zijn. Ik wil ook nooit meer terug, echt nooit meer” (Paulien, 57 in Libelle
nr.1, 2009).
“Ik geniet enorm van alle dingen die ik als man niet kon doen en nu wel volop doe.
Zoals winkelen. Nu ik eindelijk mag shoppen, vind ik het zo leuk. Ik zit ook op naailes. Als
klein jongetje hielp ik mijn moeder bij het maken van kleding, maar op een gegeven moment
kon dat niet meer. Mijn zusjes namen die taak over en ik moest jongensdingen gaan doen”
(Paulien, 57 in Libelle nr.1, 2009).
“Wil je zo graag een vrouw lijken, blijk je een karikatuur te zijn. Ik ben niet
ongelukkig als man, ik kan in pak voor de spiegel staan en denken; zo, wat een mooie kerel
staat daar. Maar ik kan ook als Monica voor diezelfde spiegel staan en denken had ik maar
borsten“ (Monica, 32 in Grazia nr.17, 2009).
Uitspraken als deze laten je nadenken over de concepten mannelijkheid en
vrouwelijkheid. Wanneer ben je een man, wanneer ben je een vrouw? Wat bepaalt
mannelijkheid en vrouwelijkheid? Maakt het geslachtsdeel dat je tot een bepaalde sekse
behoort, zijn het meer uiterlijke kenmerken als kleding en haardracht of zijn het de dingen die
je doet, zoals shoppen en naaien en je gedrag die je tot man of vrouw maken? Bij transgenders
komen de innerlijke gevoelens niet overeen met de biologische kenmerken, wat veelal
resulteert in het spelen met de verschillende sekses. Transgenders trekken de definities van
mannelijkheid en vrouwelijkheid in twijfel en zijn daarom zeer interessant als
onderzoeksgroep om de concepten van mannelijkheid en vrouwelijkheid te onderzoeken.
Omdat transgenders, in mijn opinie, aan de ene kant de stereotypen van mannelijkheid
en vrouwelijkheid bevestigen, maar er aan de aan de andere kant ook doorheen breken zijn zij
een interessante onderzoeksgroep. Deze mensen spelen met de stereotype definities van
mannelijkheid en vrouwelijkheid. Transgenderisme is een vandaag de dag nog slecht
begrepen verschijnsel en daarom is het hoofddoel van dit onderzoek ook het aan het woord
laten van transgenders zodat deze zelf kunnen zeggen wie zij zijn, wat zij voelen en wat
volgens hen de concepten van mannelijkheid en vrouwelijkheid betekenen.
5
Allereerst zullen de theorieën waarop dit onderzoek is gebaseerd gepresenteerd
worden. Daarna zullen de methoden van onderzoek behandeld worden. Vervolgens zal
duidelijk gemaakt worden wie en wat transgenders precies zijn waarna de resultaten uit de
gesprekken behandeld zullen worden. Als laatste zal getracht worden een zo helder mogelijke
conclusie te formuleren, zal worden teruggeblikt op het onderzoek en zullen verdere
aanbevelingen gedaan worden.
6
3. Probleemstelling
De boven gestelde vragen zetten je aan het denken. Wat is nu eigenlijk mannelijkheid en wat
is nu eigenlijk vrouwelijkheid? Daarom is mijn hoofdvraag dan ook: ‘Wat zijn de
opvattingen van Nederlandse transgenders over de concepten mannelijkheid en
vrouwelijkheid?’.
Wat ik met deze hoofdvraag wil onderzoeken is ten eerste hoe transgenders kijken naar de
concepten van mannelijkheid en vrouwelijkheid en ten tweede wat transgenders doen met de
concepten, dus of ze zich iets van deze begrippen aantrekken, of ze deze op zichzelf
betrekken, opnieuw definiëren, et cetera. Ik beperk me tot Nederlandse transgenders, omdat
definities van mannelijkheid en vrouwelijkheid kunnen variëren tussen culturen.
3.1 Deelvragen
Wie en wat zijn transgenders?
- Meer over transgenderisme in Nederland. Mogelijke oorzaken voor het ontstaan van
transgenderisme, belangenorganisaties, groeperingen, et cetera.
Hoe kijken transgenders naar de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid?
- Wat zijn de meningen over deze begrippen.
Wat doen transgenders met de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid?
- Hoe komen deze begrippen tot uiting hun dagelijks leven.
7
4. Relevantie
Transgenders zijn voor velen nog een soort grijze vlek in de samenleving. Men weet veelal
niet exact wie of wat transgenders zijn en wat deze mensen precies bezighoudt. In mijn opinie
(en met mij meerderen) is het van belang dat deze groep mensen zichtbaarder wordt in de
samenleving. Daarbij voelen veel transgenders zich niet begrepen door de samenleving
waarin ze leven. Door middel van dit onderzoek kan er meer duidelijkheid gecreëerd worden
over transgenders in het algemeen en over hun gedachtegangen, wat mogelijk kan leiden tot
meer begrip voor deze nu nog erg onzichtbare en vaak niet begrepen groep.
Toch komen transgenders steeds meer in de media. Er zou gesteld kunnen worden dat
ze dus wel zichtbaar zijn, of in elk geval steeds zichtbaarder worden. Het probleem hierbij is
dat ze veelal op één bepaalde manier in de media naar voren komen, veelal als een karikatuur.
Dit is jammer omdat er zo een eenzijdig beeld over transgenders ontstaat dat op de meeste
transgenders niet van toepassing is. Mensen krijgen zo een vertekend beeld. Dus ook in dit
opzicht zou ik met behulp van dit onderzoek kunnen bijdragen aan een reële zichtbaarheid
van transgenders in onze samenleving.
8
5. Theoretisch kader
Het uitgangspunt van mijn onderzoek ligt bij Judith Butler (1999). Butler stelt dat men gender
doet, het is een performativiteit. Daarbij slaat zij een nieuw pad in door te stellen dat gender
en seksualiteit niet aan elkaar verbonden zijn. Seksualiteit is iets natuurlijks, gender
daarentegen is historisch en cultureel geconstrueerd. Ze gaat hierin zelfs zo ver dat ze stelt dat
gender een regulerend mechanisme is dat deel uitmaakt van ons denken en spreken en zo
geseksualiseerde lichamen en connotaties van mannelijkheid en vrouwelijkheid onderscheidt
en vastlegt. Ze beweert hier niet dat mannen en vrouwen geen lichamen hebben, evenmin
beweert ze niet dat deze verschillen enkel cultuurproducten zijn. Wat ze hier bevraagt zijn de
voorwaarden waaronder dergelijke sekseverschillen in de sociale orde tot karakteristieken van
sekse worden. Oftewel, wat zijn de normatieve praktijken die maken dat biologische
verschillen niet neutraal zijn?
De normen gaan als het ware vooraf aan het subject, deze circuleren in de cultuur.
Individuen krijgen gender door culturele normen met betrekking tot mannelijkheid en
vrouwelijkheid aan te halen en te herhalen. Deze continue herhaling zorgt ervoor dat normen
worden ingesteld en (her)bevestigd, en dus als norm worden geproduceerd en gereproduceerd.
Dit is het proces van performativiteit waar Butler (1999) op duidt wanneer zij over gender
spreekt. Haar favoriete voorbeeld hiervan heeft betrekking op travestie. Ze stelt dat travestie
de notie van een ware genderidentiteit en de gedachte dat gender iets innerlijks zou zijn dat tot
uiting komt ter discussie stelt. Bij travestie stemmen de uiterlijke verschijning en de
lichamelijke sekse niet overeen. Travestie vormt enerzijds een parodie op gender, maar toont
anderzijds wat gender feitelijk inhoudt; het laat zien dat alle verschijningsvormen van gender,
dus ook man- en vrouw-zijn, in feite performances zijn (Halsema, 2000).
Transgenders kiezen voor het andere geslacht, zijn niet tevreden met hun eigen
biologische geslacht, voelen zich hier niet in thuis of willen sekse en geslacht overstijgen door
zowel als man als als vrouw door het leven te gaan. Je zou hier nu de vraag kunnen stellen
hoe het kan dat transgenders als het andere geslacht door het leven willen gaan? Ze willen
zichzelf blijkbaar een andere habitus aanmeten, een andere gender, een andere sociale
constructie. Dit is opvallend aangezien de habitus voelt als iets van jou. Transgenders ervaren
hun geslacht als verkeerd, voelen zich geboren in het verkeerde lichaam en dus met de
verkeerde habitus. Ze trachten door middel van allerlei gedragingen hun habitus te
veranderen. Hoe kan het dat iets wat je in de loop van je leven ontwikkelt niet voelt als iets
9
eigens? Onder andere door deze vragen speelt ook Pierre Bourdieu (1984) een grote rol
binnen dit onderzoek.
Zoals hierboven al even aangegeven is habitus de mentale structuur die mensen in de
loop van hun leven ontwikkelen onder andere door invloed van de sociale omgeving waarin
zij zich bevinden. Deze sociale omgeving is zeer belangrijk bij Bourdieu (1984). Hij spreekt
zelf veelal over een sociale ruimte met daarbinnen verschillende velden. Binnen deze velden
streven mensen naar maximale accumulatie van kapitaal dat binnen dat veld specifiek is. Ieder
veld kent zijn eigen distributie van kapitaal en regels, alle velden zijn dus autonoom. De vraag
die hier dan rijst is of transgenders zich binnen een ander veld bevinden dan mensen zonder
genderdysforie. Komt deze twijfel over de eigen habitus voort uit het specifieke genderveld
waarbinnen transgenders zich bevinden?
Men ontwikkelt bepaald gedrag aan de hand van de habitus die men heeft
geïnternaliseerd. Dit gedrag komt bij transgenders veelal niet overeen met de attitude die ze er
op nahouden. Maar ook de attitude komt veelal voort uit de habitus van een individu. Er is dus
sprake van een dubbele beïnvloeding door habitus, zowel gedrag als attitude worden veelal
hierdoor veroorzaakt. Vandaar dat ook de relatie tussen attitude en gedrag een belangrijke rol
speelt in dit onderzoek.
Attitude en gedrag worden veelal gezien als begrippen die met elkaar samenhangen.
Hier zijn twee goede redenen voor. Aan de ene kant beïnvloedt gedrag iemands attitude.
Attitudes worden geconstrueerd door middel van cognitieve, affectieve en gedragsmatige
informatie. Aan de andere kant beïnvloeden attitudes ook gedrag. Attitudes hebben invloed op
hoe men naar objecten kijkt en dus ook op hoe mensen zich tegenover deze objecten gedragen
(Smith & Mackie, 2007). Allereerst zal de eerste relatie nader besproken worden en
vervolgens zal de tweede relatie aan bod komen.
Er zijn meerdere theorieën ontwikkeld met betrekking tot beïnvloeding van attitudes
door middel van gedragingen. Eén van deze theorieën is de zelf-perceptie theorie. Deze
theorie stelt dat men zijn/haar attitudes ontwikkelt naar aanleiding van de observatie van de
eigen gevoelens en gedachten jegens dit object/subject (Bem in Smith & Mackie, 2007).
Een volgende theorie omtrent dit onderwerp is de cognitieve dissonantie theorie van
Festinger. Deze theorie stelt dat wanneer individuen beseffen dat hun vrij gekozen
handelingen belangrijke attitudes schenden dit een onaangename spanning veroorzaakt. Dit
kan een individu motiveren om zijn/haar attitudes te veranderen zodat deze consistent zijn met
het vertoonde gedrag. Velen hebben in navolging van Festinger onderzoek gedaan naar
cognitieve dissonantie en zijn tot de conclusie gekomen dat er vier stappen doorlopen moeten
10
worden wil er dissonantie en attitudeverandering optreden. De eerste stap is dat het individu
het gedrag moet ervaren als inconsistent. De tweede stap is dat hij of zij persoonlijke
verantwoordelijkheid moet nemen voor de actie. Vervolgens moet het individu een
oncomfortabele psychologische spanning ervaren. Als laatste moet het individu deze spanning
koppelen aan de inconsistentie tussen het gedrag en de attitude. Volgens de navolgers van
Festinger treedt er dan cognitieve dissonantie op en dus attitude verandering. Dit komt veelal
voor bij moeilijk te nemen beslissingen of wanneer men alles op alles zet om een doel te
behalen (Smith & Mackie, 2007).
Wat nu als laatste nog belangrijk is voor het onderzoek is de socialisatie van mensen.
Hoe ontwikkelt men nu zijn of haar habitus, hoe komt men tot zijn of haar construction of
meaning, hoe bepaalt men zijn of haar gender? Anja Meulenbelt (1984) heeft de socialisatie
tot mannen en vrouwen geanalyseerd aan de hand van drie niveaus. Ze heeft gekeken naar de
biologie; is anatomie lotsbestemming? Ze heeft gekeken naar geslachtsrollen, naar hoe
hebben wij geleerd ons als mannen en vrouwen te gedragen. Als laatste heeft ze gekeken naar
de psycho-analyse; wat is er met ons gebeurd doordat onze moeder een vrouw was?
Met betrekking tot de biologie heeft Meulenbelt (1984) geconcludeerd dat er geen
afdoende verklaring is om te stellen dat de biologie effect heeft op onze wording tot mannen
en vrouwen. Allereerst stelt ze dat er biologische verschillen zijn tussen mannen en vrouwen,
maar dat deze niet los gezien kunnen worden van de invloed van de omgeving. Ze spreekt hier
over het multiplier effect; bestaande verschillen worden door socialisatie uitvergroot, de
omgeving werkt vervolgens weer in op de fysieke feiten. Ten tweede stelt zij dat dezelfde
biologische feiten onder verschillende maatschappelijke omstandigheden iets anders kunnen
betekenen. Bijvoorbeeld dat men vroeger gespierd moest zijn om een goede jager te zijn,
maar dat men tegenwoordig ook vanuit vliegtuigen kan jagen en dat spierkracht nu in belang
heeft afgedaan. Ten derde is geen van de aantoonbare verschillen afdoende om de bestaande
arbeidsdeling en machtsongelijkheid tussen mannen en vrouwen te verklaren.
Met betrekking tot geslachtsrollen stelt zij dat er vele dingen in het leven van invloed
zijn op socialisatie, onder andere ouders, media en school. Daarbij spelen heteroseksualiteit en
jongerensubculturen ook een grote rol. Maar stelt ze, individuele socialisatieprocessen tonen
zoveel variatie dat deze nauwelijks met regels te verklaren zijn. Oftewel, individuen onderling
verschillen van elkaar. Meulenbelt (1984) stelt dat een rol niet alleen is wat we hebben, maar
dat wat we zijn geworden wat we hebben geleerd. We zijn dus geen rol, maar een individu dat
heeft geleerd.
11
Wat Meulenbelt (1984) concludeert na haar analyse van de psycho-analyse is dat
persoonlijkheidsstructuren sterk samenhangen met cultuur. De manier waarop moederschap,
vaderschap en de manier waarop verhouding tussen de seksen is geregeld is zeer bepalend
voor de ontwikkeling van het individu.
Meulenbelt (1984) onderschrijft dus dat wat Butler en Bourdieu ook al stelden,
omgeving is van invloed op de ontwikkeling van het individu en dus op de ontwikkeling van
de habitus, de construction of meaning en de ontwikkeling van gender.
De concepten die centraal staan in dit onderzoek zijn: habitus, socialisatie, genderdysforie/
transgenderisme, transgenders en de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid. Deze zullen
als volgt gebruikt worden binnen dit onderzoek:
- Genderdysforie/transgenderisme: Genderdysforie komt voort uit het onbehagen over
iemands biologische geslacht. Dit gaat veelal samen met de wens om ook het andere
geslacht te willen zijn. Er zijn hiervan verschillende gradaties. Dit kan lopen van
travestie tot transseksualiteit, oftewel een werkelijke geslachtsverandering ondergaan.
Genderdysforie is iets dat op elke leeftijd voor kan komen (www.vumc.nl).
- Transgenders: Onder transgenders versta ik alle mensen binnen het hele spectrum van
de verschillende uitingsvormen van travestie tot aan transseksualiteit. Ik houd deze
definitie aan omdat dit de definitie is die de transgender vereniging van Nederland
(LKG T&T) aanhoudt (www.transgendernederland.nl).
- Mannelijkheid & vrouwelijkheid: Een geldige definitie van deze concepten bestaat in
mijn opinie niet. De concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn sociale
constructies, gecreëerd door de samenleving waarin men leeft en daarmee dus ten
zeerste afhankelijk van cultuur. De gedachtegang die ik wil aanhouden komt van
Butler. Zij stelt dat sekse wordt gebruikt als aanduiding van het biologische verschil
en dat gender, en dus mannelijkheid en vrouwelijkheid, als het historisch en cultureel
voortgebrachte en dus geconstrueerde verschil tussen de geslachten (Halsema, 2000).
- Habitus: De samenleving bestaat uit verschillende, elkaar overlappende, velden
waarbinnen men zijn of haar habitus ontwikkelt. Dit is een manier van waarnemen,
denken en handelen waarmee men zich kan handhaven in het veld waarbinnen men
zich bevindt. Het voelt als iets compleet eigens, maar is in feite sociaal geconstrueerd.
De habitus wordt ontwikkeld in de loop van het leven onder invloed van de omgeving
waarbinnen men zich begeeft (Wallace & Wolf, 2006).
12
- Socialisatie: Socialisatie is het proces waarbij individuen normen, waarden en andere
cultuurkenmerken aangeleerd krijgen. Dit gebeurt zowel bewust als onbewust en is
iets waar men niet aan kan ontkomen. Tijdens dit proces worden de eigenschappen
van de desbetreffende cultuur eigen gemaakt en zullen in het vervolg ook als
vanzelfsprekend worden ervaren (Meulenbelt, 1984). Er zou gesteld kunnen worden
dat het proces van socialisering vooraf gaat aan de habitus. Dat men door middel van
socialisatie een eigen habitus ontwikkeld. De twee concepten zijn dus erg aan elkaar
verwant.
13
6. Methode van onderzoek
In dit hoofdstuk zal aan bod komen hoe het onderzoek interdisciplinair wordt gemaakt, welke
onderzoeksstrategieën er toegepast zullen worden, de populatie, welke concepten er
gehanteerd worden en met welke ethische kwesties er rekening gehouden dient te worden.
6.1 Disciplines
- Genderstudies: transgenderisme en concepten als mannelijkheid en vrouwelijkheid
staan centraal in het vakgebied van genderstudies.
- Sociale psychologie: hoe worden mensen gesocialiseerd? Hoe ontwikkelen mensen
zich tot een bepaald individu? En belangrijk daarbij is hoe men aan bepaalde attitudes
komt. Hoe ontwikkelen mensen hun attitudes ten opzichte van objecten/subjecten?
- Sociologie: in hoeverre creëert of beïnvloedt de samenleving de concepten van
mannelijkheid en vrouwelijkheid. Hoe bepalen samenlevingsverbanden de concepten
van mannelijkheid en vrouwelijkheid?
6.2 Onderzoeksstrategie
Het uit te voeren onderzoek zal kwalitatief zijn en op microniveau worden uitgevoerd.
Kwalitatief, omdat er gebruikt wordt gemaakt van de biografische methode en micro omdat
heel specifiek naar individuen wordt gekeken.
Ik zal mijn informatie vergaren aan de hand van de biografische methode. Bij deze
methode vraag je mensen naar hun levensverhaal. Belangrijk hierbij wel is dat het verhaal dat
ze vertellen relevant is voor mijn onderzoek. Ik zal zo nu en dan dus een specifieke vraag
moeten stellen om zo de meest relevante informatie te verkrijgen. Men gebruikt de
biografische methode wanneer men overtuigd is van het feit dat het handelen van mensen
voor een groot deel bepaald is door vroegere ervaringen, door zijn of haar levensgeschiedenis.
Om erachter te komen hoe iets werkelijk in elkaar zit moet men naar de (levens)verhalen van
de respondenten luisteren (www.velon.nl). Daarnaast geeft de biografische methode inzicht in
de waarde die de gebeurtenissen en ervaringen voor de respondenten hebben. Door
herinneringen op te halen en om te zetten in een verhaal geeft de respondent de ervaringen en
gebeurtenissen betekenis (www.coachplatform.eu). Onder andere om deze redenen is de
biografische methode uitermate geschikt voor het onderzoek dat ik zal doen.
Idealiter zal ik zowel transgenders interviewen die een operatie hebben ondergaan, die
de operatie nog moeten ondergaan en transgenders die er bewust voor kiezen deze niet te
14
ondergaan. Natuurlijk probeer ik zowel mannelijke als vrouwelijke transgenders te spreken
om zo alle mogelijke groepen aan het woord te hebben gehad.
De hoeveelheid respondenten is afhankelijk van de hoeveelheid mensen ik bereid vind
om mee te werken aan mijn onderzoek. Ik hoop op tenminste 12 respondenten, dus 2 van elke
groep (2 mannelijke transgenders die al geopereerd zijn, 2 mannelijke transgenders die er
bewust voor kiezen zich niet te laten opereren, et cetera).
6.3 Operationalisering
De thema’s die in de gesprekken behandeld zullen worden zullen onder andere zijn:
- Transgenderisme in het algemeen
- De concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid
- Socialisatie en hun bijbehorende levensverhaal
- Algemene kenmerken als leeftijd, familie, et cetera
- Problemen (zowel problemen met zichzelf als met de buitenwereld)
Ik heb deze thema’s gekozen omdat deze het belangrijkst zijn om tot een antwoord op mijn
hoofdvraag te komen. Ik zal voornamelijk de respondenten zelf aan het woord laten, maar
wanneer deze thema’s niet aangesneden worden zal ik er zelf over beginnen. Ik verwacht een
spanning tussen hun attitude en hun gedrag met betrekking tot de concepten mannelijkheid en
vrouwelijkheid en daarom wil ik eerst graag een algemene opvatting over transgenders horen
en vervolgens specifieker ingaan op mannelijkheid en vrouwelijkheid. Wanneer dit
vervolgens op de respondent zelf betrokken wordt verwacht ik een verschil. Ik denk dat de
algemene mening afwijkt van de individuele mening en daarom wil ik beide thema’s
behandelen. Daarbij denk ik dat identiteit goed naar voren komt in probleemsituaties en
daarom lijkt het mij relevant om ook deze te bespreken met de respondenten.
Hierboven beschreven is het meer specifieke deel van de gesprekken. Het overgrote
deel van de gesprekken zal bestaan uit het vertellen van hun levensverhaal, hoe zijn ze
geworden wie ze nu zijn. Wie hebben daar een belangrijke rol in gespeeld? Wat heeft daar
invloed op uitgeoefend? Daarbij is het belangrijk dat ik van alle respondenten
achtergrondinformatie heb als gezinssamenstelling, afkomst, milieu waarin men is opgegroeid
et cetera, omdat dit misschien wel van invloed kan zijn op de percepties die de respondenten
hebben op de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid.
15
6.4 Populatie
Zoals ik al eerder heb aangekaart wil ik transgenders spreken van beide geslachten en zowel
transgenders die geopereerd zijn, dit nog moeten ondergaan en transgenders die bewust geen
operatie ondergaan. Ik tracht deze mensen te werven door middel van de sneeuwbalmethode.
Ik hoop dat wanneer ik een aantal transgenders heb gevonden zij mij door kunnen verwijzen
naar andere transgenders. Daarbij zal ik contact opnemen met belangenorganisaties, winkels
gespecialiseerd in transgenders, tijdschriften en zal ik berichten plaatsen op sociale netwerken
als hyves en facebook.
6.5 Ethische kwesties
Met welke ethische kwesties dien ik rekening te houden? Wat in mijn opinie heel belangrijk
is, is dat ik voorzichtig te werk ga. Transgenders voelen zich vaak onbegrepen door de
samenleving en ik moet dus bescheiden overkomen, niet pretenderen alles te over hen te
weten. Daarbij wil ik zeer persoonlijke dingen van de mensen weten en moet ik dat dus
voorzichtig benaderen, hen niet te direct bevragen, maar ze eerst zelf hun verhaal laten
vertellen. Daarbij moet ik uitkijken voor stereotyperingen.
16
7. Resultaten
7.1 Wie en wat zijn transgenders?
In deze deelvraag zal besproken worden wie en wat transgenders zijn, welke mogelijke
verklaringen er bestaan voor hun genderdysforie, hoe het traject naar de operatie eruit ziet en
hoe de operatie verloopt voor zowel mannen als vrouwen. Kortom, alles wat noodzakelijk is
te weten voordat er wordt overgegaan op de resultaten die uit de interviews naar voren zijn
gekomen. Aan het einde van deze deelvraag zullen ook alvast de respondenten worden
voorgesteld.
7.1.1 Transgenders in het algemeen
Zoals in de operationalisering van de concepten al is aangegeven versta ik onder transgenders
alle mensen binnen het hele spectrum van de verschillende uitingsvormen van travestie tot
aan transseksualiteit. Een travestiet is iemand die zich bij tijd en wijle voordoet als iemand
van het andere geslacht. Voorheen kwam travestie meer bij vrouwen dan bij mannen voor
omdat vrouwen verkleed als man veelal meer konden bereiken in hun leven dan wanneer ze
als vrouw door het leven gingen. Tegenwoordig is travestie veel populairder onder mannen.
Voor travestie zijn verschillende motieven te onderscheiden. Het verkleden als de
andere sekse kan gericht zijn op seksuele opwinding of seksueel fetisjisme. Anderen voelen
zich lid van de andere sekse, dan wordt travestie veelal gebruikt als voorportaal voor
transseksualiteit. Met name in niet-westerse kringen komt travestie voor als uiting van
homoseksualiteit. Men verwisselt de eigen sekserol met die van de heteroseksuele partner van
het andere geslacht dan waar men zelf toebehoort en op valt (www.travestie.org).
Travestieten kunnen onderverdeeld worden in vier verschillende categorieën. De
eerste zijn mensen die zich in huiselijke kring verkleden zonder dat iemand anders hiervan op
de hoogte is. Dit zijn veelal de mensen die later overgaan op transseksualiteit. De tweede
categorie zijn mensen die zich ook in het openbaar uiten als travestiet. Deze groep mensen is
vaak zeer uitbundig gekleed. De derde groep is iets dat tegenwoordig nauwelijks meer
voorkomt, namelijk het al eerder beschreven fenomeen van vrouwen die als man door het
leven gaan om meer te kunnen bereiken in hun leven omdat ze in hun ambities belemmerd
worden door hun vrouw-zijn. De vierde en laatste categorie is die van showtravestieten in
theater en film. Dit is veelal een vrijplaats voor travestieten omdat ze hier een ‘rol’ spelen en
dus niet persoonlijk beoordeeld of veroordeeld worden op hun vertoning (www.travestie.org).
17
Transseksualiteit, in tegenstelling tot travestie, is de overtuiging te behoren tot het andere
geslacht dan het biologische geslacht. In Nederland geldt dit voor 1 op de 10.000 mannen en 1
op de 30.000 vrouwen (Wong & De Visser, 2010). Deze mensen voelen zich niet thuis in de
geslachtsrol die behoort bij hun uiterlijke kenmerken. Deze mensen kunnen absoluut niet
leven met het idee dat zij biologisch gezien van het ene geslacht zijn terwijl zij zich mentaal
het andere geslacht voelen. Om deze reden gaan veel van deze mensen dan ook over naar het
andere geslacht. Transseksuele mensen moeten een langdurig traject van psychologisch
onderzoek ondergaan waarna over gegaan kan worden tot medisch ingrijpen
(www.lkgtent.nl). Op dit psychologisch en medisch traject zal later meer ingegaan worden.
7.1.2 Verklaringen
Jarenlang is er onderzoek verricht naar de hersenen van transgenders. Is er iets te vinden in de
hersenen wat duidt op genderdysforie?
Vanaf de bevruchting staat het vast, twee X-chromosomen en het wordt een meisje,
een X- en een Y-chromosoom en het wordt een jongen. Het Y-chromosoom van de jongen zet
een proces in gang waardoor het mannelijk hormoon testosteron wordt gevormd. Tussen de
zesde en twaalfde week van de zwangerschap ontwikkelen de geslachtsorganen zich in
mannelijke of vrouwelijke richting, afhankelijk van de aanwezigheid van testosteron. Iets dat
niet zichtbaar is tijdens een echo, noch bij de geboorte, is dat tijdens het tweede gedeelte van
de zwangerschap de hersenen zich in mannelijke of vrouwelijke richting ontwikkelen. Dit
gebeurt omdat de jongen een piek van testosteron produceert en het meisje niet. In deze
periode wordt de genderidentiteit vastgelegd in onze hersenen. Als er een testosteron piek
optreedt voelt het kind zich een jongen, zo niet dan voelt het kind zich later een meisje. Het
resultaat van deze vroege programmering blijkt pas jaren later uit het spelgedrag van kinderen
en op het moment dat kinderen gaan beseffen dat de wereld uit jongens en meisjes bestaat
(Wong & De Visser, 2010).
In de jaren 1960-1980 dacht men dat een kind als een onbeschreven blad ter wereld
kwam en dat het gedrag van kinderen door de maatschappij in mannelijke of vrouwelijke
richting werd gestuurd. Alles lijkt er nu op te wijzen dat genderproblemen al voor de geboorte
ontstaan. Over de oorzaken is nog weinig bekend. Er zijn kleine veranderingen gevonden in
genen die betrokken zijn bij de werking van hormonen op de hersenontwikkeling en die de
kans op genderidentiteitsproblemen vergroten. Maar ook abnormale hormoonspiegels van het
kind in de baarmoeder en geneesmiddelen die de moeder tijdens de zwangerschap neemt en
18
die de afbraak van geslachtshormonen verstoren kunnen de kans op transseksualiteit vergroten
(Wong & De Visser, 2010) (Swaab, 2010).
De Bed Nucleus van de Stria Terminalis is een kleine hersenstructuur welke betrokken
is bij vele aspecten van het seksuele gedrag. In
afbeelding 1 wordt de Stria Terminalis aangegeven met
het oranje streepje. Het centrale deel van deze kern is
bij mannen tweemaal zo groot als bij vrouwen en bevat
bovendien tweemaal zoveel neuronen. Bij
transvrouwen (van man naar vrouw) wordt steeds weer
een vrouwelijke kern gevonden en bij transmannen
(van vrouw naar man), al moet gezegd worden dat hier
maar één respondent gebruikt is, is een mannelijke kern
gevonden. Hierdoor kan worden uitgesloten dat de
omkering van het geslachtsverschil bij transseksuelen
veroorzaakt wordt door veranderende hormoonspiegels
in de volwassenheid. De omkering moet dus tijdens de
ontwikkeling zijn ontstaan (Swaab, 2010).
De benadering van Swaab (2010) wordt door velen met open armen ontvangen. Toch klinken
er ook uit verschillende hoeken tegengeluiden. Eén van de critici is Anne Lawrence (2007)
(Swaabs bevindingen zijn niet nieuw en daarom dus ook al eerder bekritiseerd). Zij stelt dat
de hersentheorie nooit een vruchtbare theorie is geweest en dat deze tegenwoordig compleet
irrelevant is voor het verklaren van seksuele differentiaties. Hiervoor haalt zij Cooke et al.
(1999) aan die toentertijd al hebben aangetoond dat bij dieren veranderingen in androgene
niveaus tijdens de volwassenheid veranderingen teweeg kunnen brengen in het volume van de
seksuele dimorfische hersenkernen. Ditzelfde zou kunnen gelden voor volwassen
transseksuelen.
Bevindingen suggereren dat de behandeling van transvrouwen (man naar vrouw) met
oestrogeen en antiandrogeen het mannelijk brein verkleint naar vrouwelijke proporties en dat
omgekeerd de behandeling van transmannen (vrouw naar man) met androgeen het
vrouwelijke brein vergroot tot de omvang van het mannelijke brein. Hierop voortbouwend
stelt Lawrence (2007) dat de 6 transvrouwen en de transman die Swaab (2010) in zijn
onderzoek aanhaalt als argument voor het feit dat transvrouwen een vrouwelijke brein hebben
en transmannen een mannelijke brein niets betekent. Alle zeven hadden voor het
19
hersenonderzoek al jaren hormoonbehandelingen erop zitten en dus is de kans zeer groot dat
het brein veranderd was naar aanleiding van deze hormonen.
Ook ouderfactoren worden als verklaring voor genderdysforie aangedragen. Afwezigheid van
de vader, extreme nabijheid van de moeder of de wens van ouders voor een kind van een
bepaald geslacht werden geacht invloed uit te oefenen op de seksuele ontwikkeling van het
kind. Vele hypotheses zijn getest, maar er is hier geen empirische ondersteuning voor
gevonden (Zucker & Bradley, 1995).
Studies naar volwassen transseksuelen hebben aangetoond dat verschillen bestaan in
de opvoeding van transkinderen en die van ‘gewone’ kinderen. Transvrouwen karakteriseren
hun ouders als minder warm, emotioneel, meer afwijzend en zeer controlerend. Transmannen
beschrijven beide ouders als minder warm en emotioneel en meer afwijzend Bij de
transmannen werden alleen de moeders beschreven als overmatig controlerend. Beide groepen
zijn vergeleken met een controlegroep en deze beschreven hun ouders significant anders dan
de transseksuelen (Cohen-Kettenis en Arrindell, 1990).
Het is lastig iets over de oorzaken van transseksualiteit te zeggen. De hersentheorie klinkt
aannemelijk, maar wordt toch op verschillende punten ontkracht. Andere oorzaken als
ouderfactoren en opvoeding lijken ook het een en ander te verklaren maar veel empirische
bewijzen zijn hier nog niet voor gevonden. Voor nu blijft het gevoel van het individu zelf de
meest belangrijke indicator voor transseksualiteit.
7.1.3 Het traject
Het traject naar de andere sekse verschilt per leeftijd, de route die kinderen afleggen is een
andere dan die volwassenen afleggen. Dit omdat er bij kinderen puberteitsremmers
toegediend kunnen worden waardoor de biologische kenmerken van het geslacht van origine
niet tot ontwikkeling komen. Omdat in dit onderzoek met volwassenen gewerkt wordt zal dit
traject uitvoerig besproken worden waarna ook het traject van de jongere transgenders kort
behandeld zal worden.
Het traject bestaat simpel gezegd uit drie onderdelen. De eerste fase wordt ook wel de
diagnostische fase genoemd. In deze fase wordt vastgesteld of iemand echt transseksueel is.
Alle mogelijke andere verklaringen moeten worden uitgesloten. Andere verklaringen kunnen
zijn; travestie (men wil dan wel graag als het andere geslacht door het leven, maar voelt geen
aversie tegen zijn of haar biologische geslacht), homoseksualiteit, fetisjisme,
20
identiteitsstoornissen als schizofrenie en andere psychologische stoornissen. In deze fase
wordt gekeken naar welke geslachtsrol iemand zichzelf heeft aangemeten en vanaf wanneer,
of er sprake was van systematisch verkleden, wat de seksuele oriëntatie is, hoe het lichaam
wordt beleefd en wat de verwachtingen zijn van de behandeling. Omdat de ingreep
emotioneel heel zwaar is voor de persoon in kwestie wordt er ook gekeken naar het sociale
systeem dat de persoon om zich heen heeft. Het is een voorwaarde dat het individu een
stabiele omgeving heeft om op terug te vallen. Als laatste wordt ook gekeken naar genetische
afwijkingen. Wanneer er bij het team van onderzoekers of bij de persoon zelf nog enige
twijfel heerst wordt er niet met de behandeling doorgegaan en moet de persoon in kwestie
eerst voor zichzelf uitzoeken wat hij/zij werkelijk wil en kan dan vijf jaar later nogmaals
terugkomen. Indien alle testen wel positief zijn en als iedereen er vertrouwen in heeft wordt er
doorgegaan met de volgende fase (www.seksuele-problemen.nl).
Zodra de diagnose is gesteld wordt er van de persoon in kwestie verwacht, als dit nog
niet het geval was, dat hij/zij permanent als het andere geslacht door het leven gaat. Deze fase
wordt ook wel de real-life-test genoemd, omdat de personen hier in werkelijkheid gaan
ervaren hoe het is om dag en nacht als de andere sekse door het leven te gaan. In deze fase
start ook de hormoonbehandeling. Hiermee worden de uiterlijke kenmerken van het andere
geslacht langzaam aan ontwikkeld. Bij transvrouwen hebben de hormonen de volgende
ontwikkelingen tot gevolg; lichte borstvorming, aanzet tot bredere heupen en billen en kans
op depressieve gevoelens. De hormonen hebben niet tot nauwelijks effect op de haargroei. Bij
transmannen gebeurt het volgende: meer haargroei, zwaardere stem, acne, gewichtstoename
en de clitoris en de schaamlippen gaan groeien waar later een micropenis gecreëerd kan
worden (Wong & De Visser, 2010) (www.seksuele-problemen.nl).
De laatste fase is de operatieve fase. Voordat men uiteindelijk geopereerd kan worden
naar het gewenste geslacht moet men op een lange wachtlijst, minstens een jaar, voor het
eerste consult met de plastisch chirurg. Hierna zal de langverwachte operatie plaatsvinden.
Bij transvrouwen bestaat de operatie uit drie delen. De teelbal en de zwellichamen
worden verwijderd, dit wordt zeer secuur gedaan want het is van belang dat de eikel en de
zenuwen gespaard blijven zodat deze omgevormd kunnen worden tot clitoris. De huid van de
penis en een deel van de balzak worden naar binnen gevouwen in de holte tussen de anus en
de urineblaas. Schaamlippen worden gemaakt van de overgebleven huid van de balzak. Veelal
worden in een volgende operatie de kleine en de grote schaamlippen bij gewerkt. Een
compleet ander deel van de operatie is het verleggen en innaaien van de urinebuis. Bij
mannen is deze buis zo’n 20 centimeter lang terwijl deze bij vrouwen tussen de 2,5 tot 4
21
centimeter ligt. Na genezing van de wonden (welke natuurlijk ontstaan bij het operatief
creëren van een vagina) moet de holte geregeld worden openhouden en worden opgerekt. Dit
gebeurt veelal met een vibrator. Hierna is geslachtsgemeenschap weer gewoon mogelijk en
kan men ook een orgasme realiseren omdat de zenuwen gespaard zijn gebleven. Ook worden
tijdens de operatie de borsten vergroot omdat de hormonen de borsten wel deels vergroten,
maar veelal niet genoeg (Wong & De Visser, 2010) (www.seksuele-problemen.nl).
Bij transmannen bestaat de operatie in eerste instantie uit het verwijderen van borsten,
baarmoeder en eierstokken. De testosteron die in de fase hiervoor veelvuldig is toegediend
heeft de clitoris doen groeien en dit wordt het uitgangspunt van de penis. Er kan gekozen
worden voor een micropenis, deze wordt vanuit de clitoris gemaakt en is veelal 3 centimeter
lang. De clitoris wordt van zo ver mogelijk opgerekt. Van de binnenste schaamlippen worden
de plasbuis gemaakt en van de buitenste schaamlippen het scrotum. Er kan ook desgewenst
een penis op lengte worden gecreëerd, een ingreep genaamd falloplastiek. Dit is een zeer
gecompliceerde operatie die een gehele dag duurt. Er zijn verschillende technieken. Een
eerste is dat een stuk huid met vet, bloedvaten en zenuwen uit de onderarm wordt gehaald en
wordt opgerold. De binnenste rol dient als verlening van de urinebuis (deze is bij vrouwen
minstens 5 keer zo klein als bij mannen), daaromheen komt een huidflap met onderliggend
vet. Een van de zenuwen uit de onderarm wordt aangesloten op de zenuw uit de clitoris. Een
andere techniek die voor minder littekens zorgt is een falloplastiek uit het bovenbeen waarbij
huid met bloedvaten wordt verplaatst naar de genitale regio. Hierbij kan alleen geen plasbuis
gemaakt worden en wordt daardoor minder vaak geprefereerd. Een derde en laatste
mogelijkheid is een combinatie van beide technieken waarbij de plasbuis uit de onderarm
wordt gehaald en de schacht uit het bovenbeen. Het voordeel van deze methode is dat er
veelal geen huidtransplantaten nodig zijn. Tijdens een latere operatie kan in de penis die met
de falloplastiek is gevormd een erectieprothese worden aangebracht die met een pompje in het
scrotum handmatig kan worden bediend (Wong & De Visser, 2010). Wanneer de operatie is
voltooid kan men ook zijn of haar papieren officieel laten veranderen en kan men voortaan als
het andere geslacht door het leven gaan.
Nu de nodige informatie over transgenders in het algemeen bekend is kan er worden
overgegaan op de respondenten. In onderstaand stuk zullen de acht respondenten een voor
een kort worden voorgesteld. De eerste vier respondenten zijn de transvrouwen die ik heb
gesproken, oftewel de man naar vrouw transgenders. De tweede vier respondenten zijn de
22
transmannen waarmee ik gesprekken heb gehad. Vanzelfsprekend zijn dit dus de vrouw naar
man transgenders.
7.1.4 Even voorstellen..
Een korte introductie van de respondenten waarna wordt overgegaan op het beantwoorden
van de laatste twee deelvragen.
Transvrouwen
1. Naam: Marina
Leeftijd: 18 jaar
Woonsituatie: woonachtig bij haar vriend en zijn vader
Werk: momenteel werkeloos, maar hard op zoek
Situatie: op de wachtlijst voor het VUmc, nog geen hormonen
2. Naam: Jaimee
Leeftijd: 28 jaar
Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen
Werk: heeft een baan
Situatie: borstoperatie, geslachtsoperatie en gezichtsoperatie gehad
3. Naam: Alex
Leeftijd: 32 jaar
Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen
Werk: heeft een baan
Situatie: borstoperatie gehad en heeft geslachtsoperatie gepland staan
4. Naam: Efa
Leeftijd: 54 jaar
Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen
Werk: heeft een baan
Situatie: borstoperatie, geslachtsoperatie en gezichtsoperatie gehad
23
Transmannen
5. Naam: Folkert (schuilnaam)
Leeftijd: 36 jaar
Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen
Werk: heeft een baan
Situatie: twee jaar aan de hormonen, heeft al de borstoperatie en de buikoperatie
gehad. Op de geslachtsoperatie heeft hij nog geen zicht.
6. Naam: Josef (schuilnaam)
Leeftijd: 26 jaar
Woonsituatie: woont op zichzelf, in een studentenhuis
Werk: heeft een baan en studeert nog
Situatie: twee jaar aan de hormonen
7. Naam: Merlijn
Leeftijd: 25 jaar
Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen
Werk: heeft een baan
Situatie: 9 maanden aan de hormonen en heeft borstoperatie en buikoperatie
(eierstokken en baarmoeder laten verwijderen) gepland staan
8. Naam: Xavier
Leeftijd: 35 jaar
Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen
Werk: heeft een baan
Situatie: Borstoperatie en geslachtsoperatie gehad
24
7.2 Hoe kijken transgenders naar de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid?
In deze deelvraag zullen de eerste resultaten met betrekking tot de gesprekken geanalyseerd
en besproken worden. Het gaat hierin voornamelijk, zoals de deelvraag al aangeeft, over de
meningen van de respondenten ten opzichte van de concepten mannelijkheid en
vrouwelijkheid. Allereerst zal besproken worden waar op gelet is tijdens het analyseren van
de gesprekken waarna de daadwerkelijke resultaten aan bod zullen komen.
7.2.1 Analyse van de gesprekken
Bij de analyses is voor het beantwoorden van deze deelvraag voornamelijk gelet op wat men
vindt van mannelijkheid en vrouwelijkheid, welke meningen de respondenten er op na
houden, et cetera. Hier is veel interessante informatie uit naar voren gekomen. Wat heel
duidelijk was is dat de meningen, opvattingen enzovoort van de respondenten ten opzichte
van de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid te verdelen zijn in uiterlijke mannelijkheid
en vrouwelijkheid en innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid. Omdat deze scheiding zo
duidelijk naar voren kwam zal deze ook in het beantwoorden van de deelvraag aangehouden
worden.
7.2.2 Uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid
Wanneer er wordt gesproken over uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid wordt er
gedoeld op lichamelijke kenmerken, maar ook op uiterlijk vertoon, op kleding en de manier
waarop je jezelf presenteert. Het gaat over meningen over hoe je mannelijkheid en
vrouwelijkheid aan de buitenkant kunt uitdragen, in gedrag en uiterlijk.
De uiterlijke kenmerken zijn op te delen in verschillende categorieën. Deze
categorieën zijn lichamelijke kenmerken, uiterlijk vertoon in de trant van kleding, make-up en
kapsels en gedragingen. Belangrijk is te weten dat deze categorieën niet van te voren zijn
bedacht, maar uit de gesprekken naar voren zijn gekomen.
7.2.2.1 Categorie 1: lichamelijke kenmerken
Om te beginnen een aantal citaten van de transvrouwen. Alex zei: “Ik heb het geluk dat ik
omdat ik Aziatisch ben, ik heel smal ben. Ik heb geen forse handen, heb geen zware stem, heb
schoenmaat 41, ben slank. Dat is voor mij een voordeel”. Ook Marina ziet weinig nadelen
aan haar oorspronkelijke lichaam: “Ik heb dus heel veel vrouwelijke hormonen van mezelf dus
daarom heb ik niet veel mannelijks, alleen mijn penis dan”. Efa daarentegen zegt het
volgende: “Kijk ik ben niet een van de kleinsten, ik heb grote handen, grote voeten. Ja daar
25
krijg je soms vragen naar”. Ook Jaimee zag de negatieve kanten van haar uiterlijk: “Je zag
gewoon heel duidelijk dat ik een jongen was, adamsappel, ik ben hartstikke lang, ruim 1.90
meter. Ik had grote voeten, een vierkant gezicht en een postuur wat dit alles alleen nog maar
verergerd”.
Aan de hand van deze citaten zou je kunnen stellen dat vrouwelijkheid staat voor niet
al te groot, slank, smal en gevormd. Oftewel, mannen zijn lang, fors, breed, groot en vierkant.
Dit idee over mannelijkheid en vrouwelijkheid kan onderbouwd worden met een aantal
citaten van de transmannen. Deze hebben namelijk soortgelijke beelden van mannelijkheid en
vrouwelijkheid. Josef stelde tijdens ons gesprek: “Ik heb mijn bouw in dat opzicht wel heel
erg mee gehad. Want ik ben gewoon vrij dun, ik heb dus ook niet veel heupen. Het enige is dat
ik mijn groei niet heb mee gehad”. Xavier stelde dat zijn ex-vriendin meerdere malen heeft
gezegd dat hij toch wel een heel lelijk wijf was geweest. En daarbij stelde hij: “Ja mijn
borsten zijn het eerste wat ik heb laten doen, joejoe super fijn dat die weg zijn”. Folkert had
een negatieve associatie met zijn lichaam: “Ik bleef wel moeite met mijn lichaam houden, met
mijn borsten voornamelijk omdat dat heel zichtbaar is. Dat ziet de buitenkant en dan word je
ook gedefinieerd als vrouw”. En ook Merlijn zag zijn borsten als het meest negatieve aan zijn
lichaam: “Die borsten zijn voor mij echt vrouwelijkheid numero uno en ik ben ook echt heel
blij dat die operatie als eerste komt”.
Uiterlijke kenmerken als borsten en heupen zijn de boosdoeners, deze maken je tot
vrouw. De transvrouwen bevestigen dit. Efa vertelde dat ze al borstvorming van zichzelf had
en dat ze daarom al vrouwelijker oogde dan de andere mannen in haar omgeving. Jaimee stelt:
“Mijn collega’s hebben hele mooie rondingen en ik heb die niet en daar baal ik van. Ik vind
rondingen als heupen echt het toppunt van vrouwelijkheid”. Ook Marina droomt van mooie
borsten: “Ik ben nu dood ongelukkig, dit komt echt omdat ik nu geen borsten heb”. Alex die
in principe met haar lichaam tevreden is vertelt dat ze haar borsten als eerste heeft gedaan, iets
waar ze nu heel erg blij mee is.
Aan de hand van het bovengenoemde kan voorzichtig gesteld worden dat
mannelijkheid en vrouwelijkheid qua lichamelijke kenmerken voor de meeste mensen
hetzelfde inhoudt. Vrouwen zijn slank, smal, gevormd, hebben borsten en zijn niet al te groot.
Mannen daarentegen hebben geen rondingen, zijn groot, breed en hebben grote handen en
voeten. Dit is slechts een enkele kant van de benadering, een volgende is uiterlijk vertoon in
de vorm van kleding, make-up en kapsels.
26
7.2.2.2 Categorie 2: uiterlijk vertoon
Naast lichamelijke kenmerken zijn uiterlijke kenmerken als kleding, make-up en kapsels
manieren om je mannelijkheid of vrouwelijkheid uit te dragen. Hoe denken de respondenten
daar over? Alex stelt dat kleding mensen mannelijk of vrouwelijk kan maken: “Vrouwelijke
kleding, denk dan aan jurken, hakken en make-up”. Daarnaast stelt ze: “Kort haar is al heel
snel mannelijk en breed lopen ook”. Josef vertelde dat hij vroeger van zijn moeder nooit zijn
haar korter mocht knippen dan zijn kaaklijn: “Op een gegeven moment ging ik met mijn vader
naar de kapper en het maakte hem allemaal niet zoveel uit, hij was met zijn eigen dingen
bezig. Toen kwam ik terug met een stekeltjes kapsel en ineens sprak iedereen me op straat aan
als jongen, kort haar wordt nu eenmaal met jongens geassocieerd”. Xavier probeert altijd zo
gender verantwoord mogelijk na te denken, toch betrapt hij zichzelf zo nu en dan op hokjes
denken: “Ik zou nooit een jurk aan doen, no fucking way. Ik heb daar absoluut geen affiniteit
bij. Ik voel me geen vrouw, vind een jurk niet leuk. Ik vind een jurk leuk bij een vrouw en daar
moet het bij blijven”. Ook Folkert heeft een bepaald beeld van wat hij graag draagt en wat
niet: “En toen kwam op een gegeven moment een vriendin van me eten en toen dacht ik, ik ga
me heel netjes aankleden. En netjes voor mij was een overhemd en stropdas, dat had ik al heel
lang niet meer gedaan. Maar ik wilde echt mezelf zijn. En dat was voor mij mezelf zijn, dat ik
aan kon trekken wat ik wilde. Toen kwam ze hier en keek ze heel raar. Toen dacht ik ja, het
klopt ook wel dat ze raar kijkt want wat ze ziet klopt ook eigenlijk niet”. Merlijn vertelde dat
hij toen hij eindexamen had gedaan ging stappen en zich stond op te maken en dacht bij
zichzelf: “Wat ben ik in godsnaam aan het doen?”.
Hieruit blijkt dat vrouwelijkheid al snel met jurken en make-up wordt geassocieerd en
dan mannelijkheid vooral naar voren komt in kort geknipte kapsels en het dragen van
overhemden en stropdassen. Toch benadrukken de respondenten ook dat dit niet voor alle
mannen en vrouwen geldt. Alex stelt namelijk: “Niet elke vrouw is een barbiepop. Sommige
vrouwen lopen meer op hakken dan andere, en anderen dragen weer meer make-up dan
andere vrouwen”. Efa is van mening dat vrouwelijkheid niet per se zit in korte rokjes, hakken
en een dikke laag make-up op je hoofd. Ook Jaimee stelt dat uiterlijk vertoon niet per se hoeft
bij te dragen aan je mannelijkheid of vrouwelijkheid: “Laatst wilde een vrouw, ook een
transgender, vrienden met me worden op facebook en ik zag haar foto en dacht je bent
absoluut niet minder vrouw dan ik, maar waar jij mee bezig bent kan ik gewoon niet. Voor mij
is dat gewoon een man in een jurk, en dat is heel lullig gezegd”.
Mannelijkheid en vrouwelijkheid wordt tot op bepaalde hoogte zeker met bepaalde
uiterlijke kenmerken geassocieerd. Vrouwen dragen nu eenmaal jurken en make-up, mannen
27
doen dit niet. Wanneer ze dit wel doen worden ze al snel als travestiet bestempeld en niet als
vrouw. Toch zit mannelijkheid en vrouwelijkheid niet alleen maar in uiterlijk vertoon, er is
meer voor nodig dan alleen een leuk kapsel, wel of geen make-up en gepaste kleding.
7.2.2.3 Categorie 3: gedrag
De laatste categorie waaruit uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid bestaat is gedrag. Het
gaat hier niet om gedragingen van de respondenten zelf, maar om gedragingen die door de
respondenten worden bestempeld als mannelijk of vrouwelijk.
Bestaat er zoiets als typisch mannelijk of typisch vrouwelijk gedrag? Merlijn stelt dat
mannen en vrouwen zich echt anders gedragen: “Ik ben er dus ook echt van overtuigd dat
mannen en vrouwen anders zijn”. Folkert vertelt dat hij op een bepaald moment op een school
zat met alleen meisjes, hij vertoonde naar zijn eigen zeggen daar typisch jongens gedrag: “In
dit typische mannengedrag was ik heel alleen, want ik zat natuurlijk altijd tussen de meiden”.
Alex is van mening dat het in de kinderjaren veelal altijd hetzelfde is: “Je voelt je
aangetrokken tot jongens speelgoed of tot meisjes speelgoed”. Ook Josef ziet hierin een trend
in de maatschappij: “Ik had het er laatst ook met iemand over, meisjes worden eigenlijk toch
altijd voorbereid om een familie te stichten,in de zin van, hier is een barbiepop ga er maar
mee spelen. Bij jongens wordt dat echt niet gedaan, zo van, hier is een keuken, ga leren hoe je
voor je familie moet koken”.
Blijkbaar is er dus wel ergens een scheiding tussen mannelijk en vrouwelijk gedrag,
maar zoals Josef hierboven stelt wordt dat zo nu en dan ook opgelegd door de maatschappij.
Ook de andere respondenten erkennen dit. Merlijn vertelde dat hij laatst ontzettend schrok van
een spin op zijn werk: “Een vrouwelijke collega zegt tegen me dat gaat ten koste van je
reputatie hè. Dan merk je wel dat mensen andere dingen gaan verwachten. Als je een stoere
man bent, pak je die spin gewoon op en zet je hem buiten neer. Dat zijn wel dingen die ik
merk”. Marina vertelde dat ze vroeger dingen deed die blijkbaar niet normaal waren om te
doen als jongen. En ook Jaimee heeft dat ervaren; het gedrag dat zij vertoonde werd blijkbaar
niet gewenst door de maatschappij. Folkert merkt heel sterk dat er verschillende
verwachtingspatronen in de samenleving bestaan voor mannen en vrouwen: “Er zijn heel veel
ongeschreven regels voor mannelijk gedrag. Van mannen wordt door de gehele samenleving
veel meer kennis verwacht van een heleboel dingen. Algemene kennis moet breed zijn, je moet
handig zijn. Vrouwen hoeven dat allemaal niet”. Ook Josef erkent dit: “Soms kom je echt
dingen tegen waarvan mensen dan zeggen/denken ja, maar dat hoort een man te weten. En
28
helemaal als je transgender bent, er is bijvoorbeeld voetbal op TV en je zegt dat je dat niet
gaat kijken dat mensen dan zeggen, maar een echte man zou dat wel kijken”.
Mannen en vrouwen vertonen volgens de respondenten over het algemeen wel
verschillend gedrag, maar wat belangrijk hierbij is, is dat ze ook erkennen dat er in de
maatschappij hele scherpe gedrags- en verwachtingspatronen zijn voor mannen en vrouwen.
Uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid, is er nu een verschil? Qua lichamelijke
kenmerken kan er wel degelijk gesproken worden van verschillen in mannelijkheid en
vrouwelijkheid. Ook uiterlijk vertoon als kleding, make-up en kapsels spelen tot op zeker
hoogte een rol bij het creëren van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Toch is uiterlijk vertoon
alleen niet genoeg. De respondenten stellen dat er meer nodig is om van iemand een vrouw te
maken dan alleen een jurk. Met betrekking tot gedragingen zijn er ook duidelijke verschillen
te zien in mannelijk en vrouwelijk gedrag. Wel vragen de respondenten zich af of dit gedrag
altijd en alleen maar uit de mensen zelf voort komt of dat dit vanuit de maatschappij van
mannen en vrouwen wordt verwacht.
7.2.3 Innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid
Mannelijkheid en vrouwelijkheid kwamen in de gesprekken niet alleen naar voren als iets wat
men aan de buitenkant kan zien, maar ook als iets wat in mensen zit, een gevoel. In deze
paragraaf gaat het er niet om hoe mannelijk of vrouwelijk de respondenten zich voelen, maar
om hun ideeën over deze innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid.
Alle respondenten hebben het idee dat vrouwelijkheid en mannelijkheid van binnen zit, dat
het een gevoel is, maar wat dat gevoel precies is, is lastig te zeggen. Alex stelt: “Je geslacht
zit tussen je oren en niet op je borst of tussen je benen”. Merlijn sluit zich hier volledig bij
aan wanneer hij stelt: “Ik weet voor mezelf dat mijn mannelijkheid niet in mijn penis zit”. Ook
Josef beaamt dit: “Als transgender heb je gewoon heel sterk een gevoel van mannelijkheid of
vrouwelijkheid, wat het precies is weet ik ook niet, je voelt het gewoon”. Marina is hier ook
heel stellig in: “Ik hou er niet van als mensen zeggen je hebt een penis dus je bent een man,
oftewel ze kijken niet naar de rest. Mannelijkheid zit van binnen en ik heb dat totaal niet”.
Ook Xavier heeft eigenlijk geen idee wat nu eigenlijk mannelijkheid en vrouwelijkheid is, hij
zegt: “Ik riep op mijn derde al dat ik een jongetje was terwijl ik toen het verschil tussen
jongens en meisjes niet wist en dat weet ik nu eigenlijk nog steeds niet”. Jaimee vertelt over
een ontmoeting die zij ooit heeft gehad: “Ik heb iemand ontmoet en die was lichamelijk gezien
29
nog volledig een man, maar diegene was zo vrouwelijk, die straalde zoveel vrouwelijke
energie uit. Ik heb deze persoon ook altijd vrouwelijk aangesproken en altijd gezien en
behandeld als vrouw”. Zij concludeert daar dan ook uit: “Ik denk dat het toch heel erg om je
energie gaat, wat je uitstraalt, je manier van denken”.
Mannelijkheid of vrouwelijkheid is dus een gevoel, iets wat men met zich meedraagt
en niet zozeer iets lichamelijks. Zoals al eerder gesteld is het lastig vast te stellen wat dit
gevoel precies is. Folkert heeft toch wel een idee over hoe het mannelijke en vrouwelijke
gevoel van elkaar verschilt: “Vrouwen hebben veel sterker een gevoel van intuïtie en
mensenkennis, mannen heb dit niet. Nu ik man ben, ben ik dit gevoel ook volledig kwijt. Ik
moet nu mijn ratio gaan gebruiken, maar deze is bij mij nog nauwelijks ontwikkeld”.
Ondanks dat alle respondenten beamen dat er sprake is van uiterlijke mannelijkheid en
vrouwelijkheid zijn ze het er over eens dat dit zeker moet worden aangevuld met innerlijke
mannelijkheid en vrouwelijkheid. Deze innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid is een
soort gevoel, een energie, maar verder is het lastig om dit precies te duiden.
Hoe kijken transgenders naar de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid? Dat is de vraag
waar het in dit hoofdstuk om draaide. Er kan gesteld worden dat de concepten mannelijkheid
en vrouwelijkheid door transgenders in twee categorieën opgedeeld worden, namelijk
uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid en innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid.
Uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid kan vervolgens weer worden opgedeeld in drie
verschillende categorieën; lichamelijke kenmerken, uiterlijk vertoon en gedrag. Na analyse
van deze verschillende categorieën kwam naar voren dat er wel degelijk een verschil is in
lichamelijke kenmerken tussen mannen en vrouwen. Vrouwen zijn over het algemeen kleiner
van stuk, smaller, hebben heupen en borsten. Mannen daarentegen behoren groot te zijn,
breed, recht en hebben grote handen en voeten. Toch is dit niet de enige indicatie die er is
voor mannelijkheid en vrouwelijkheid. Ook uiterlijk vertoon speelt hierbij een rol. Hieruit
kwam naar voren dat vrouwen zich opmaken, jurken dragen en lang haar hebben. Mannen
hebben kort haar, lopen breed en dragen broeken en overhemden. Ook qua gedrag werd er een
aantal verschillen genoemd. Er is een verschil tussen jongens en meisjes speelgoed en ook
tussen mannelijk en vrouwelijk gedrag. Toch zijn de respondenten niet helemaal zeker van dit
gedrag, er heerst een grote neiging naar het idee van maatschappelijke verwachtingspatronen
die mannelijk en vrouwelijk gedrag bepalen. Ook met betrekking tot uiterlijk vertoon waren
er hier en daar de benodigde twijfels. Wanneer een typische man, lees groot en breed, een jurk
30
aantrekt blijft deze persoon nog altijd een man. Mannelijkheid en vrouwelijkheid heeft dus
met meer te maken dan met uiterlijke kenmerken. Daarom is er ook nog de categorie
innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid. Hieruit kwam naar voren dat het gevoel dat men
van binnen heeft eigenlijk meer bepalend is voor mannelijkheid en vrouwelijkheid dan het
plaatje aan de buitenkant. Wat dit gevoel nu precies is, is moeilijk te zeggen. Wat tot nu toe
gesteld kan worden is dat het bij mannelijkheid en vrouwelijkheid toch gaat om het totaal
plaatje, om zowel het innerlijke gevoel als het uiterlijke beeld. Om Josef nogmaals aan te
halen: “Transgenders weten het gewoon”.
31
7.3 Wat doen transgenders met de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid?
In deze deelvraag gaat het, in tegenstelling tot de vorige deelvraag, om de betekenis die
transgenders geven aan de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid in hun eigen leven.
Hoe spelen deze concepten een rol in hun dagelijks leven? Allereerst zal worden besproken
waarop is gelet tijdens de analyse van de gesprekken waarna zal worden overgegaan tot het
bespreken van de resultaten.
7.3.1 Analyse van de gesprekken
Bij het analyseren van de gesprekken voor deze deelvraag is voornamelijk gelet op
gedragingen en betekenissen in het leven. Hoe bepalen de concepten mannelijkheid en
vrouwelijkheid het leven van de respondenten. Wat vertellen de respondenten over hun leven
als man of als vrouw. Hoe gedragen de respondenten zich als man of als vrouw. Hoe worden
deze concepten naar buiten gebracht, et cetera. Ook hier is weer sprake van een duidelijke
scheiding tussen uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid en innerlijke mannelijkheid en
vrouwelijkheid.
7.3.2 Uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid
Net als in de voorgaande deelvraag zal uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid worden
verdeeld in lichamelijke kenmerken, uiterlijk vertoon en gedrag. Het grote verschil met de
vorige deelvraag is dat het hier niet gaat over meningen over lichamelijke kenmerken,
uiterlijk vertoon en gedrag, maar over daadwerkelijk(e) lichamelijke kenmerken, uiterlijk
vertoon en gedrag.
7.3.2.1 Categorie 1: lichamelijke kenmerken
In deze paragraaf wordt behandeld wat de respondenten doen met hun lichamelijke
kenmerken, laten zij ze voor wat het is, of willen zij toch graag één of meerdere operaties. Om
te beginnen een aantal citaten. Efa vertelt; “Ik heb borsten laten implanteren en een
geslachtsoperatie ondergaan. Daarnaast heb ik ook nog een gezichtsoperatie laten doen. Ik
ben echt op zoek gegaan naar een arts die het verfijnt. Dus niet een die mijn gezicht verandert
maar een die mijn gezicht verfijnt. Die de harde trekken eruit haalt en deze zacht maakt. Ze
hebben mijn voorhoofd wat naar achteren gezet. Mannen hebben echt zo’n hoog voorhoofd.
Hij heeft bepaalde lijnen in mijn gezicht gezet. Mijn neus is ietsjes versmald. En de
wenkbrauw ribbel is wat verkleind”. Ook Jaimee heeft een borstoperatie, geslachtsoperatie en
een gezichtsoperatie ondergaan; “In 2005 heb ik mijn neus laten opereren en in 2006 heb ik
32
mijn neus nogmaals laten opereren en mijn adamsappel weg laten halen in België. In 2007
ben ik naar Thailand gegaan, heb ik mijn kaak laten opereren en mijn kin. Mijn kaak heb ik
kleiner laten maken, want door de puberteit was die groot geworden en mijn kin is versmald
en verkort. Mannen hebben een browrib, een wenkbrauw ribbel, die hebben ze afgeschaafd en
vlak gemaakt. Ik heb mijn wenkbrauwen laten liften en mijn haarlijn naar voren gehaald, de
mannelijke haarlijn ligt namelijk iets verder naar achter. En ik heb borstimplantaten laten
zetten. Als laatste heb ik mijn volledige geslachtsoperatie ondergaan in 2008”. Marina vertelt
dat ze nog op de wachtlijst staan bij het VUmc, maar haar wens is duidelijk; “Ik wil de totale
operatie, ik wil gewoon volledig vrouw zijn”.
Niet iedereen ondergaat zoveel operaties. Alex vertelt dat ze borsten heeft laten
implanteren en dat ze nog wacht op haar geslachtsoperatie. Meer dan dat vind ze absoluut niet
nodig. Folkert vertelt; “Ik heb mijn baarmoeder, eierstokken en borsten laten verwijderen, ik
mis nu alleen nog een penis, maar op die operatie heb ik nog geen zicht”. Merlijn heeft nog
geen enkele operatie ondergaan, maar heeft deze al wel gepland staan; “De borstoperatie heb
ik voor juni gepland, ik kan echt niet wachten! En twee maanden later heb ik de buikoperatie.
Op de penisoperatie heb ik nog geen zicht”. Xavier vertelt dat hij achttien jaar geleden al is
geopereerd; “Ik heb toen mijn borsten als eerste laten verwijderen, dat was echt fantastisch.
Vervolgens heb ik ook mijn baarmoeder en eierstokken laten verwijderen. Ik heb nog wel wat
meer operaties gehad, maar dat kwam door fouten in eerdere operaties, niet omdat ik meer
aan mijn lichaam wilde veranderen”.
Wat duidelijk naar voren komt is dat eigenlijk iedereen zijn/haar lichaam laat
opereren. Alleen Josef heeft zich hier niet duidelijk over uitgesproken. Hij stelt wel; “Ik vind
het echt belachelijk dat de overheid kan bepalen dat je je moet laten steriliseren om je
geslacht aan te kunnen passen op je papieren, wat een pisregel”. Toch kan uit het
bovengenoemde wel gesteld worden dat iedereen, op Josef na, het belangrijk vindt om zijn of
haar lichaam aan te passen aan het gevoel dat men van binnen heeft. Ook komt hier weer naar
voren dat het onderdeel borsten de meest belangrijke operatie is. De transmannen zijn heel
gelukkig met het verwijderen van de borsten waar de transvrouwen juist heel gelukkig zijn
met hun implantaten.
7.3.2.2 Categorie 2: uiterlijk vertoon
Zoals al eerder gesteld is uiterlijk vertoon in de zin van kleding, make-up en kapsels een
manier om je mannelijkheid of vrouwelijkheid uit te dragen. Hoe dragen de respondenten hun
mannelijkheid of vrouwelijkheid uit naar buiten? Om te beginnen weer een aantal citaten. Efa
33
vertelt dat het bij haar al is begonnen als heel klein kind; “Toen liep ik altijd al in jurkjes, dit
mocht overigens alleen thuis, naar school moest ik gewoon als jongetje”. Ook Josef vertelt
dat het bij hem al op jonge leeftijd begon; “Toen ik een jaar of vier was heb ik tegen mijn
ouders gezegd dat er geen speldjes meer in mijn haar zouden gaan en dat ik geen jurkjes meer
zou aantrekken”. Ook Merlijn herinnert zich van alles uit zijn kinderjaren; “Op een gegeven
moment hadden we van mijn tante een zak met kleding meegekregen en ik was het met mijn
moeder aan het passen en ik had iets aan wat heel leuk was, lekker beetje sportief en ik dacht
heel leuk. En mijn moeder zei; nee, veel te jongensachtig”. Xavier vertelt over zijn commune;
“Ik moest een jurk aan en vond het echt verschrikkelijk. We waren nog geen twee minuten
thuis en ik liep alweer in mijn trainingspak”. Ook Marina verkleedde zich al op jonge leeftijd;
“Ik verkleedde me vaak, ik deed dan een pyjama op mijn hoofd zodat ik lang haar had en ik
droeg dan hakken van mijn moeder en make-up van mijn zus”.
Bijna alle respondenten hebben herinneringen uit hun jeugdjaren waarin zij zich al
kleedden als de andere sekse. Dit heeft zich voortgezet in de latere jaren. Alex stelt; “Ik ging
me steeds meer als vrouw kleden, hakken, haar verven, met tas en make-up. Ik heb nu ook
lekker veel kleding, tassen, schoenen en make-up”. Ook Efa is op een gegeven moment aan
het winkelen geslagen; “Ja ik was helemaal losgekomen, ik ben met een vriendin gaat
shoppen; make-up, bh’s, kleding en meer van zulke dingen”. Merlijn vertelde dat toen hij op
de middelbare school kwam, hij zich steeds vrouwelijker ging gedragen; “De eerste twee jaar
had ik altijd kort haar et cetera, maar op een gegeven moment krijg je groepjes op school, je
weet hoe dat gaat. Meisjes worden populair. Jongens worden interessant voor meisjes en ik
ben daar maar een beetje in meegegaan want ik wilde ook niet buiten de boot vallen. Dus ik
heb toen een periode gehad dat ik me ontzettend vrouwelijk heb gedragen. Galajurken en
weet ik veel wat, dat soort dingen deed ik uiteindelijk wel allemaal. Op een gegeven moment
zei iemand tegen mij moet jij je niet gaan opmaken? En als diegene dat niet had gezegd had ik
dat, denk ik, nooit gedaan, maar dat kwam er dus ook nog bij”. Ook Josef heeft een periode
gehad waarin hij zich heeft overgegeven aan zijn vrouwelijkheid; “Ik ben op een gegeven
moment heel hard mijn best gaan doen om er maar bij te gaan passen. Haar laten groeien,
meisjesachtige kleding gaan kopen. Op de middelbare school ben ik gewoon zo door gegaan,
ik heb mezelf al die tijd heel erg aangepast”.
Bijna alle respondenten vertellen dat zij een periode hebben gehad dat ze zich heel erg
hebben overgegeven aan hun biologische geslacht om erbij te horen. Toch houdt dit niet lang
stand, hun gevoel klopt niet met hoe ze zichzelf aan de rest van de wereld tonen. Op een
bepaald moment gaan ze toch allemaal hun gevoel achterna. Josef vertelt dat hij, toen hij naar
34
de universiteit ging, een nieuwe start heeft gemaakt en zich langzaam aan steeds mannelijker
is gaan kleden, zijn haar korter heeft geknipt en op een gegeven moment echt als man is gaan
leven. Voor Jaimee heeft het wel een tijd geduurd voordat ze echt als vrouw door het leven
kon gaan. Toen de operaties waren voltooid voelde ze zich vrouwelijk genoeg om voortaan
ook daadwerkelijk als vrouw door het leven te gaan. Ze vertelt; “Toen heb ik mijn haar ook
anders laten knippen, vrouwelijker. Ik heb toen nieuwe kleding gekocht, oude dingen
weggegooid en ik ben toen make-up gaan dragen”.
Toch hebben een aantal van de respondenten sommige dingen altijd al gehad, of juist
nooit gedaan. Folkert; “Ik heb nog nooit lang haar gehad, ik heb altijd mijn haar kort
gehad”. Ook Xavier heeft nog nooit zijn haar lang gehad. En Merlijn vertelt; “Ik heb nooit
rokjes gehad enzovoort. Heb altijd een broek aangehad maar wel shirtjes met diep decolleté”.
Er kan wel gesteld worden dat het heel lastig is/was voor de respondenten om zich qua
uiterlijk goed te vertonen. Zij hebben allen behoorlijk geworsteld met; wat is nu gepast, wat
kan wel en wat kan niet. Wel kan gesteld worden dat er toch bepaalde vrouwelijke dingen
worden genoemd, als jurken, rokjes, make-up en lange haren. Ook wordt er een aantal
mannelijke uiterlijke kenmerken genoemd. Dit zijn voornamelijk kort haar en spijkerbroeken.
7.3.2.3 Categorie 3: gedrag
De laatste categorie waarin uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid onder te verdelen is, is
gedrag. Het gaat in deze categorie om de gedragingen van de respondenten zelf en niet zozeer
om hun meningen over bepaalde gedragingen.
Vertonen de respondenten zoiets als typisch mannelijk of typisch vrouwelijk gedrag?
Josef vertelt over zijn uitwisseling naar Japan; “Daar kende niemand me en kon ik opnieuw
beginnen. Ik heb dat ook gedaan, heb daar als man geleefd, heb daar als mannelijke acteur in
een film gespeeld. Heb in een jongensband gezeten”. Xavier; “Ik speelde vroeger alleen maar
met jongetjes, meisjes vond ik gewoon niet zo interessant”. Merlijn stelt dat hij in zijn jeugd
altijd al heel jongensachtig is geweest; “Was altijd van het stoere, voetballen, knikkeren met
de jongens en ik had een zwaard en een schild en ging dan als klein riddertje de tuin door”.
Folkert vertelde dat hij op een school zat waar jongens en meisjes apart les hadden, hij voelde
zich dan ook heel alleen in dat wat hij zijn typisch mannengedrag noemt; “Ik ging altijd de
meisjes plagen en trok aan hun bh-bandjes”.
De vier transmannen die ik heb gesproken spreken alle vier over typisch
mannengedrag. Blijkbaar bestaat er dus verschillend gedrag voor mannen en vrouwen. Wat
vinden de transvrouwen hiervan? Efa vertelde dat ze voor haar transitie zaaddonor is geweest
35
en op een bepaald moment dus vader werd; “Ik was toen helemaal in de war, nu ben ik vader,
maar eigenlijk voel ik me vrouw. Ik heb toen al mijn vrouw-zijn aan de kant gezet”. Alex; “Ik
speelde vroeger altijd met barbies en was heel slecht in voetballen, ik kon altijd veel beter
dansen”. Ook Jaimee vertelt dat ze vroeger altijd te vinden was in de poppenhoek en dat ze
van haar ouders op atletiek moest terwijl ze veel liever op turnen ging. Marina stelt; “Ik ben
altijd al heel vrouwelijk geweest, heb gewoon niet veel mannelijks in me”.
Er wordt niet zo duidelijk over typisch vrouwengedrag gesproken als dat er over
typisch mannengedrag wordt gesproken. Hoe uit dit typische mannengedrag zich? Josef
vertelt dat hij nog wel eens wordt aangesproken met mevrouw; “Dan willen mensen langs me
in de supermarkt of zo en dan zeggen ze mevrouw, pardon. En dan draai ik me om en zeg ik
met mijn aller-diepste stem, zei u nou mevrouw tegen mij?”. Folkert vertelt dat hij voorheen
wel een periode heeft gehad dat hij zich heel bewust als man neer probeerde te zetten, maar
dat hij dat nu niet meer doet; “Ik ging dan heel breed lopen, hard en grof over seks praten en
meer van zulke dingen”. Toch ziet hij een duidelijke verandering in zijn eigen gedrag; “Als
vrouw was ik heel netjes en dat ben ik nog steeds wel, maar ik heb ook dagen dat ik rommelig
ben. Op een gegeven moment werd ik wakker en zag ik kleren op de grond en ik werd in
paniek wakker, ik dacht huh kleren op de grond, heb ik dat gedaan? Als vrouw was dat echt
onmogelijk”. Merlijn vertelt dat hij zo nu en dan graag de mannelijke rol aanneemt, maar niet
omdat hij daar een bepaalde druk toe voelt; “Als ik op stap ga met een vrouw dan houd ik wel
altijd netjes de deur open en schuif ik haar stoel aan, dat vind ik gewoon leuk om te doen”.
Wel ziet hij toch een bepaald soort mannelijk gedrag; “Wat wel zo is, is dat ik concurrentie ga
zoeken bij mannen. Dat is heel geinig. Mensen gaan jou nu ook als man zien en gaan je in de
gaten houden. Ik kan door de gang lopen op mijn werk en zie freelance collega’s en ik merk
dat je dan stoerder gaat doen, je krijgt echt van dat alfa mannetjes gedrag. De oerman in
jezelf komt dan naar boven”.
Blijkbaar is typisch mannengedrag veel beter te duiden dan typisch vrouwengedrag.
Typisch mannengedrag bestaat onder andere uit het praten met een diepe stem, breed en
zelfverzekerd lopen, rommelig zijn, galant zijn in de richting van vrouwen en concurrentie
zoeken met/bij andere mannen.
Uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid, is er nu een verschil? Wederom is duidelijk dat er
qua lichamelijkheid wel een groot en duidelijk verschil is tussen mannen en vrouwen.
Vrouwen hebben borsten en een vagina, mannen hebben een penis. In relatie tot uiterlijk
vertoon is er qua kapsels een duidelijke scheiding te zien, kort haar wordt geassocieerd met
36
mannen en lang haar met vrouwen. Vrouwen maken zich op, mannen doen dit niet. Vrouwen
dragen jurken, mannen doen dit niet. Qua gedrag is er toch ook een verschil te zien tussen
mannen en vrouwen. Er is redelijk duidelijk te zien wat typisch mannengedrag is, het is
minder duidelijk wat nu typisch vrouwengedrag is. Mannen praten met een lage stem, lopen
breed, zoeken concurrentie bij elkaar, zijn rommelig et cetera, vrouwen doen of zijn dit niet.
Wat vrouwen dan wel precies doen is niet helemaal duidelijk.
7.3.3 Innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid
Deze paragraaf gaat over de vraag of de respondenten zich mannelijk of vrouwelijk voelen.
Of ze dit überhaupt voelen en hoe ze dit dan voelen. Alex vertelt dat ze niet goed kan zeggen
wat mannelijkheid is en wat vrouwelijkheid is, maar ze stelt; “Ik voel mezelf wel een
vrouwelijk persoon, in mijn denken en bewegen, zo voel ik me het prettigst”. Ook Efa weet
niet precies hoe ze het moet duiden maar één ding weet ze zeker; “Ik ben altijd al vrouw
geweest, alleen in een verkeerd lichaam”. Ook Marina beaamt dat ze toch echt vrouwelijk is;
“Mannelijkheid zit in mensen en dat heb ik helemaal niet, in mij zit alleen vrouwelijkheid”.
Jaimee stelt; “Mannelijkheid of vrouwelijkheid zit in je of het zit niet in je en in mij zit
absoluut geen mannelijkheid”.
De transvrouwen voelen zich duidelijk vrouwelijk, wat dit dan precies is, is niet geheel
duidelijk, maar dat er een bepaald gevoel in de richting van vrouwelijkheid bestaat is zeker.
De transmannen ervaren ongeveer hetzelfde. Xavier vertelde dat hij altijd al riep dat hij een
jongetje was, al vanaf zijn derde jaar; “Op die leeftijd weet je nog helemaal niet wat
mannelijkheid en vrouwelijkheid is, het enige wat je weet is het gevoel dat je hebt”. Ook Josef
beaamt dit; “Op jonge leeftijd identificeerde ik mezelf altijd met de mannelijke personages uit
de strips die ik las of de films die ik keek”. Folkert vertelde dat hij als vrouw altijd meerdere
dingen tegelijk kon, maar dat hij die gave nu helemaal kwijt is; “Er zit toch iets in mensen dat
mannelijkheid en vrouwelijkheid bepaalt”. Merlijn is heel duidelijk in het
mannelijkheid/vrouwelijkheid denken; “Ik ben van mening dat mannelijkheid of
vrouwelijkheid iets is dat in mensen zit. Daarom denk ik ook dat bij transgenders de enige
optie is het lijf aan de geest aanpassen. Je kunt je innerlijke gevoel niet aanpassen aan je
uiterlijke kenmerken”.
Ondanks dat alle respondenten uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid uitdragen, beamen
zij alle acht dat er meer is dan dat. Er is een gevoel van binnen dat je vertelt of je mannelijk of
vrouwelijk bent. Het is een gevoel waar je niet om heen kunt, iets dat zo sterk is dat je doet
37
twijfelen aan je biologische geslacht. Wat dit gevoel precies is kunnen ze niet omschrijven.
Maar één ding is zeker, ze voelen het allemaal.
38
8. Conclusie
De leidraad van dit werk is: ‘Wat zijn de opvattingen van Nederlandse transgenders over
de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid?’. Wat zijn nu de opvattingen van de acht
respondenten met betrekking tot mannelijkheid en vrouwelijkheid?
Om te beginnen is er voor het onderzoek begon een scheiding gemaakt tussen attitude
en gedrag. Aan de ene kant gaat het om wat de respondenten vinden van de concepten
mannelijkheid en vrouwelijkheid. Aan de andere kant gaat het om het gedrag, dus om wat
doen de respondenten met de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid. Tijdens de analyses
van de gesprekken kwam een andere scheiding ook heel duidelijk naar voren, namelijk de
scheiding tussen uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid en innerlijke mannelijkheid en
vrouwelijkheid. Vervolgens kon uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid worden
onderverdeeld in drie verschillende categorieën, namelijk: lichamelijke kenmerken, uiterlijk
vertoon en gedrag.
Er zijn een aantal contradicties gevonden tussen attitude en gedrag. Aan de ene kant
beamen alle respondenten dat mannelijkheid en vrouwelijkheid iets is dat in mensen zit, aan
de andere kant laten alle respondenten, op Josef na, heel duidelijk merken dat een operatie
heel belangrijk voor ze is. Blijkbaar is innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid niet
voldoende. Wat hier mogelijk mee te maken heeft zijn de verwachtingen die de maatschappij
van mannen en vrouwen heeft.
Met betrekking tot uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn er twee essentiële
dingen gevonden. Ten eerste kwam heel duidelijk naar voren dat met betrekking tot
lichamelijke kenmerken en uiterlijk vertoon vrouwelijkheid de standaard is. Vrouwen hebben
borsten, mannen niet. Vrouwen hebben heupen, mannen niet. Vrouwen dragen make-up,
mannen niet. Vrouwen dragen rokken en jurken, mannen niet. Het ontbreken van deze
kenmerken maakt iemand een man. De respondenten benadrukten dit allemaal ook heel
duidelijk. Allen, op Josef na, hebben/willen ofwel hun borsten laten verwijderen, of
hebben/willen borstimplantaten. Wat geconcludeerd kan worden is dat uiterlijke
mannelijkheid gedefinieerd wordt aan de hand van uiterlijke vrouwelijkheid. Ten tweede
kwam met betrekking tot uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid heel duidelijk naar voren
dat er zoiets bestaat als typisch mannengedrag. Vrouwengedrag wordt hier tegen afgezet, geen
van de respondenten kan duidelijk stellen wat typisch vrouwengedrag precies inhoudt, het
enige dat duidelijk is, is dat het het tegenovergestelde is van typisch mannengedrag. De
respondenten spraken veeleer over typisch mannengedrag in de zin van breed en
39
zelfverzekerd lopen, met een lage stem spreken, galant zijn richting vrouwen, rommelig zijn
en concurrentie zoeken met/bij andere mannen.
Bij innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid is er minder duidelijk sprake van een
verschil tussen mannen en vrouwen. Alle respondenten beamen dat mannelijkheid en
vrouwelijkheid iets is dat in mensen zit, een gevoel, een bepaalde energie die men uitstraalt.
Wat dit verder precies is, is voor geen van de respondenten echt duidelijk. Er wordt gesteld
dat mensen met een mannelijk uiterlijk toch een vrouwelijke uitstraling kunnen hebben en
vice versa. Het is een gevoel dat zo sterk is dat het men doet twijfelen aan zijn biologische
geslacht, het is iets waar men niet omheen kan of zoals Merlijn stelt: “Voor mij is de enige
optie mijn geslacht aan te passen aan mijn geest, andersom is absoluut niet mogelijk”.
Het belangrijkste volgens de respondenten is de combinatie van uiterlijke
mannelijkheid en vrouwelijkheid en innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid. Het gaat om
het totaalplaatje, om hoe mensen zich voelen, om wat ze uitstralen, maar ook om hoe ze eruit
zien. Het gaat om de combinatie van uiterlijk en innerlijk. Om lichamelijke kenmerken,
uiterlijk vertoon, gedrag en gevoel samen. Als al deze dingen voor de persoon in kwestie op
één lijn zitten kan men stellen, dit is een man of dit is een vrouw.
Hoe kunnen deze uitkomsten gekoppeld worden aan de theoretische uitgangspunten?
Hoeveel blijft er van de theorieën die in eerste instantie werden aangehaald overeind? De
theorieën van Judith Butler (1999) vormden het uitgangspunt van dit onderzoek. Een deel van
haar theorieën blijft overeind, een deel wordt onderuit gehaald. Butler stelt dat gender en
seksualiteit twee losse dingen zijn, dat deze niet per se bij elkaar horen. De respondenten
stellen aan de ene kant dat dit klopt. Veeleer zijn ze van mening dat iemand met een
mannelijk uiterlijk toch heel vrouwelijk kan zijn en vice versa. Het gaat hier om de uitstraling
die men heeft en niet zozeer om de fysieke kenmerken. Hier worden gender en seksualiteit
dus los van elkaar gezien. Aan de andere kant stellen de respondenten ook dat het gaat om het
totaalplaatje, om innerlijke en uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid samen, oftewel om
de combinatie van gender en seksualiteit.
Pierre Bourdieu (1984) stelde toentertijd dat de sociale omgeving van groot belang is
voor de ontwikkeling van de habitus. De vraag die toen rees was of transgenders zich in een
ander sociaal veld bevonden dan mensen zonder genderdysforie, dit omdat transgenders
twijfelen aan hun habitus en mensen zonder genderdysforie niet. Naar aanleiding van de
gesprekken met de respondenten kan gesteld worden dat dit niet het geval is. Transgenders
twijfelen niet zozeer aan hun habitus, maar meer aan hun uiterlijke kenmerken. In hun habitus
zijn ze behoorlijk zeker van wat en wie ze zijn, net zoals mensen zonder genderdysforie.
40
In hoeverre is de socialisatie theorie van Anja Meulenbelt (1984) van toepassing op de
transgenders? Met betrekking tot lichamelijke kenmerken stelt zij dat er geen afdoende
verklaring is voor het idee dat de biologie een bepalend effect heeft op onze wording tot
mannen en vrouwen. Dit komt overeen met wat transgenders ervaren. Ze worden geboren in
het ene geslacht, maar voelen zich het andere geslacht. Biologische kenmerken zijn niet van
invloed op de wording tot man of vrouw. Met betrekking tot geslachtsrollen stelt Meulenbelt
dat er veel dingen in het leven van invloed zijn op de socialisatie, onder andere ouders, media
en school. De respondenten stellen dat het gevoel dat ze hebben, namelijk het behoren tot het
andere geslacht, er altijd al is geweest. Maar ze ervaren duidelijk dat dit gevoel eigenlijk niet
gewenst wordt door de samenleving. Er is een duidelijk beeld van wat mannen zijn, wat
vrouwen zijn en men wordt geacht zich daaraan aan te passen. Als laatste analyseert
Meulenbelt de psycho-analyse. Hieruit concludeert ze dat persoonlijkheidsstructuren sterk
samenhangen met cultuur. Dit is iets waar in dit onderzoek wel vanuit is gegaan, daarom is er
alleen met Nederlandse transgenders gesproken. Verder kan hier niets over geconcludeerd
worden.
Alle drie de theoretici onderschrijven het belang van omgeving. Ook de respondenten
ervaren het belang van de omgeving. Toch stellen ze dat ze hoe dan ook over willen/wilden
gaan tot het andere geslacht, wat de omgeving hier ook van dacht. De theorieën waar in eerste
instantie vanuit werd gegaan zijn grotendeels van toepassing op de gevonden resultaten.
In de Nederlandse samenleving is er steeds meer sprake van emancipatie van vrouwen.
Vrouwen werken zich omhoog en proberen op hetzelfde niveau te komen als de mannen.
Hieruit blijkt dat mannen de standaard zijn, dit kwam ook duidelijk uit de resultaten naar
voren. Iets als typisch vrouwengedrag was niet duidelijk te definiëren, typisch mannengedrag
daarentegen wel. Mannen worden veeleer als het actieve geslacht gezien, daar waar de
vrouwen als passief worden bestempeld. Ook dit wordt door de resultaten bevestigd wanneer
gesteld wordt dat iets als mannengedrag wel gedefinieerd kan worden en iets als typisch
vrouwengedrag niet.
De scheiding tussen de actieve man en de passieve vrouw komt nog op een andere
manier aan de orde. Uit de resultaten bleek dat mannelijkheid wordt gedefinieerd aan de hand
van vrouwelijkheid. Vrouwelijkheid is het uitgangspunt met betrekking tot uiterlijk vertoon.
Oftewel, vrouwen zijn om naar te kijken, maar ondernemen zelf geen actie. Mannen
daarentegen ondernemen wel actie, zijn actief en daarom bestaat er wel zoiets als typisch
mannengedrag en niet zoiets als typisch vrouwengedrag.
41
Om terug te grijpen op de transgenders, deze mensen zijn allen actief. Deze mensen
vechten voor dat waar ze voor willen staan. Zowel de mannen als de vrouwen ondernemen
actief actie om te worden wat ze willen worden. Transgenders zijn in dat opzicht werkelijk
een voorbeeld voor de rest van de samenleving. Ondanks dat iedereen iets anders van ze
verwacht, doen ze toch dat wat ze het liefste willen. Als dat geen levenskracht is…
42
9. Discussie
In de resultaten is meerdere malen gesproken over maatschappelijke verwachtingspatronen
met betrekking tot mannelijkheid en vrouwelijkheid. Omdat de focus van dit onderzoek met
name lag op de betekenis die transgenders aan de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid
geven is deze kwestie grotendeels buiten beschouwing gelaten. Toch is het zeer interessant en
ook bijzonder relevant om te onderzoek of en hoe maatschappelijke verwachtingspatronen
inwerken op de betekenis die mensen geven aan de concepten mannelijkheid en
vrouwelijkheid. De kans is aanwezig dat ik, omdat ik de maatschappelijke
verwachtingspatronen buiten beschouwing heb gelaten, niet een geheel reëel beeld van de
betekenis van mannelijkheid en vrouwelijkheid neer heb kunnen zetten. Toch denk ik dat het
beeld dat ik geschetst heb aardig klopt, dit omdat de respondenten ook niet altijd duidelijk
konden zeggen hoe en wat de maatschappij van mannen en vrouwen verwacht. Niettemin, een
interessant onderwerp voor verder onderzoek.
Iets dat veelvuldig in de gesprekken met de respondenten naar voren is gekomen is
porno. Het stereotype dat bestaat: vrouwen houden niet van porno, mannen houden wel van
porno werd in de gesprekken aardig bevestigd. Voornamelijk de transmannen spraken
hierover. Ze stelden dat ze voorheen, dus als vrouw, eigenlijk walgden van porno en ook
absoluut niet begrepen waarom mensen daar überhaupt naar wilden kijken. Nu ze mannelijke
hormonen slikken is deze mening compleet veranderd. De transmannen hebben ineens veel
meer behoefte aan seksuele contacten, denken veel meer aan seks en hebben een veel grotere
behoefte om porno te kijken. De transmannen zelf stellen dat ze eigenlijk geen idee hebben
waar de drang naar seks en porno ineens vandaan komt, maar beamen allen dit gevoel.
Interessant is om uit te zoeken hoe mensen voor hun transitie tegenover porno staan en hoe
mensen na hun transitie tegenover porno staan. Waar komt het verschil vandaan? Zijn het de
mannelijke hormonen die deze seksuele driften aanwakkeren of spelen hier ook andere zaken
als verwachtingspatronen, stereotyperingen en peer pressure een rol?
In de methode is geschreven dat er werd gestreefd naar twaalf respondenten, dit
streven is niet gehaald. Wel heb zijn er evenveel mannen als vrouwen gesproken. Bij de
vrouwen zijn er twee helemaal klaar met de operaties, bij de mannen een. Er is een man en
een vrouw die beide nog alle operaties moeten ondergaan. Er was een vrouw die nog op de
geslachtsoperatie wacht en een man die nog op de geslachtsoperatie wacht. Bij de mannen
was er een respondent die niet duidelijk was over zijn operatie. De mannen en de vrouwen
zijn in dit opzicht dus niet compleet vergelijkbaar, daar ze niet allemaal hetzelfde hebben
43
ondergaan. Wel staat vast dat op één na, alle respondenten de operatie van groot belang
vinden voor hun transitie. Iets dat van betekenis kan zijn voor het VuMc is dat de
respondenten graag meer vrijheid hebben in de keuze van de operaties. De richtlijnen van het
VuMc worden vaak als te beperkt ervaren, geef de transgenders de ruimte om te kiezen wat ze
willen. Vaak hebben ze namelijk een heel duidelijk beeld van wat ze wel en niet willen en
veel van deze wensen zijn niet haalbaar binnen de richtlijnen van het VuMc.
De leeftijd bij de mannen viel tussen de 25 en de 36 jaar en bij de vrouwen tussen de
18 en de 54 jaar. De twee groepen zijn ook hier niet identiek aan elkaar en daarom niet geheel
vergelijkbaar. In het onderzoek is dan ook niet getracht te vergelijken. Er is gepoogd weer te
geven hoe mannelijkheid en vrouwelijkheid wordt gedefinieerd door de verschillende
respondenten en dat streven is aardig gelukt.
Het is belangrijk te vermelden dat dit onderzoek gebaseerd is op informatie van acht
respondenten en dat daarom de resultaten niet generaliseerbaar zijn naar de rest van de
populatie. Daarbij is er gesproken met acht totaal verschillende personen die elk compleet
anders in het leven staan. Allen ondergaan hetzelfde proces, maar daar houdt de vergelijking
eigenlijk ook op. De ene doorloopt het proces in een jaar, waar de andere er meer dan tien jaar
over doet. De een is heel zeker, de ander heel onzeker. Er zijn acht totaal verschillende
verhalen gehoord en er is getracht de vergelijkingen te vinden en te bespreken. Dit wil niet
zeggen dat er helemaal niets geconcludeerd kan worden. De bovengeschreven conclusie is
weldegelijk gebaseerd op feitelijke overeenkomsten.
44
10. Literatuurlijst
Boeken
 Bourdieu, P. (1984). Distinction. A social critique of the jugdement of
taste.Cambridge: Harverd University Press.
 Butler, J. (1999). Gender Trouble. New York: Routledge.
 Meulenbelt, A. (1984). De schillen van de ui. Socialisatie: hoe zijn we vrouwen en
mannen geworden? Amsterdam: Feministische Uitgeverij Sara
 Shilling, C. (1993). The body and Social Theory. Londen: Sage Publications.
 Smith, E.R. & Mackie, D.M. (2007). Social Psychology (3rd ed.). Hove & New York:
Psychology Press.
 Stones, R. (2007). Key Sociological Thinkers (2nd ed.). New York: Palgrave
Macmillan.
 Swaab, D. (2010). Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot Alzheimer. Amsterdam:
Uitgeverij Contact.
 Wallace, R.A. & Wolf, A. (2006). Contemporary sociological theory: expanding the
classical tradition (6th
ed.). New Jersey: Pearson, Prentice Hall.
 Wong, S. & Visser, E., van. (2010). Genderkinderen: geboren in het verkeerde
lichaam. Zwolle: Uitgeverij d’jonghe Hond
Artikelen
 Cooke, B. M., Tabibnia, G., & Breedlove, S. M. (1999). A brain sexual dimorphism
controlled by adult circulating androgens. Proceedings of the National Academy of
Sciences of the United States of America, 96, 7538-7540.
 Halsema, A. (2000). Judith Butler: turbulentie op het gebied van gender en
seksualiteit’, in: Gender Turbulentie. Amsterdam: Boom/Parrèsia, p.7-28.
 Lawrence, A. (2007). A Critique of the Brain-Sex Theory of Transsexualism.
 Cohen-Kettenis, P.T. & W. Arrindell (1990). Perceived parental rearing style, parental
divorce and transseksualism: a controlled study. Psychological Medicine, 20: 613-620
 Zucker K.J. & S.J. Bradley (1995). Gender identity disorder and psychosexual
problems in children and adolescents. Guilford Press, New York.
45
Tijdschriften
 Libelle: nr.1; 2009
 Grazia: nr.17; 2009
Internet
 http://www.transgendernederland.nl/modules/wiwimod/index.php?page=Organisatiest
ructuur
 http://www.vumc.nl/afdelingen/zorgcentrum-voor-gender/Genderdysforie/
 http://www.travestie.org/html/index.php?bestand=informatief#transgenderisme
 http://www.lkgtent.nl/
 http://en.wikipedia.org/wiki/Stria_terminalis
 http://www.seksuele-problemen.nl/transseksualiteit.htm
 http://www.velon.nl/kennisbank/241/onderzoeken_vanuit_een_biografisch_perspectie
f_gebruikmakend_van_de_biografische_methode
 http://www.coachplatform.eu/index.php?id=46

More Related Content

Similar to Bachelorscriptie

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland
Praktijkwijzers Socratisch Café NederlandPraktijkwijzers Socratisch Café Nederland
Praktijkwijzers Socratisch Café NederlandSocratischCafeNederland
 
Geen filter - Anjuly de Geus
Geen filter - Anjuly de GeusGeen filter - Anjuly de Geus
Geen filter - Anjuly de GeusJos Scriptum
 
Voorpublicatie Zin in seks (2)
Voorpublicatie Zin in seks (2)Voorpublicatie Zin in seks (2)
Voorpublicatie Zin in seks (2)ingeborg timmerman
 
Magazine nieuweleiders.coverstory. erna.baars[1]
Magazine nieuweleiders.coverstory. erna.baars[1]Magazine nieuweleiders.coverstory. erna.baars[1]
Magazine nieuweleiders.coverstory. erna.baars[1]Koos Groenewoud
 
Menu socratisch café nederland
Menu socratisch café nederlandMenu socratisch café nederland
Menu socratisch café nederlandphilae
 
G1000 Uden 24 juni 2014, de rol van de bibliotheek
G1000 Uden 24 juni 2014, de rol van de bibliotheekG1000 Uden 24 juni 2014, de rol van de bibliotheek
G1000 Uden 24 juni 2014, de rol van de bibliotheekHans van Duijnhoven
 
Fnvvrouw digimagazine-52-web
Fnvvrouw digimagazine-52-webFnvvrouw digimagazine-52-web
Fnvvrouw digimagazine-52-webLili Brouwer
 
Menu Socratisch Café Nederland
Menu Socratisch Café NederlandMenu Socratisch Café Nederland
Menu Socratisch Café NederlandCreathos bv
 
TGJ Communicatie Anne Mantel Verliesbegeleiding Flyer
TGJ Communicatie Anne Mantel Verliesbegeleiding  FlyerTGJ Communicatie Anne Mantel Verliesbegeleiding  Flyer
TGJ Communicatie Anne Mantel Verliesbegeleiding FlyerTGJ Communicatie
 
Communicatie: een circulair proces
Communicatie: een   circulair proces Communicatie: een   circulair proces
Communicatie: een circulair proces Benedict Wydooghe
 
Ervaringsdeskundigheid als burgerschap
Ervaringsdeskundigheid als burgerschapErvaringsdeskundigheid als burgerschap
Ervaringsdeskundigheid als burgerschapCVO-SSH
 
Lezers van stavast, bijeenkomst 6, 22 januari 2015
Lezers van stavast, bijeenkomst 6, 22 januari 2015Lezers van stavast, bijeenkomst 6, 22 januari 2015
Lezers van stavast, bijeenkomst 6, 22 januari 2015Hans van Duijnhoven
 
preview Overwin je vaginisme
preview Overwin je vaginismepreview Overwin je vaginisme
preview Overwin je vaginismeDaniëla Postma
 
Brené brown studies vulnerability, courage, authenticity
Brené brown studies vulnerability, courage, authenticityBrené brown studies vulnerability, courage, authenticity
Brené brown studies vulnerability, courage, authenticityGewaarzijn
 
Zingeving_in_het_Westen_Samenvatting-Summary
Zingeving_in_het_Westen_Samenvatting-SummaryZingeving_in_het_Westen_Samenvatting-Summary
Zingeving_in_het_Westen_Samenvatting-SummaryPeter Abspoel
 

Similar to Bachelorscriptie (20)

Nieuwsbrief creative counseling sjoukje drenth bruintjes januari 2014
Nieuwsbrief creative counseling sjoukje drenth bruintjes januari 2014Nieuwsbrief creative counseling sjoukje drenth bruintjes januari 2014
Nieuwsbrief creative counseling sjoukje drenth bruintjes januari 2014
 
Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland
Praktijkwijzers Socratisch Café NederlandPraktijkwijzers Socratisch Café Nederland
Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland
 
Geen filter - Anjuly de Geus
Geen filter - Anjuly de GeusGeen filter - Anjuly de Geus
Geen filter - Anjuly de Geus
 
Voorpublicatie Zin in seks (2)
Voorpublicatie Zin in seks (2)Voorpublicatie Zin in seks (2)
Voorpublicatie Zin in seks (2)
 
Magazine nieuweleiders.coverstory. erna.baars[1]
Magazine nieuweleiders.coverstory. erna.baars[1]Magazine nieuweleiders.coverstory. erna.baars[1]
Magazine nieuweleiders.coverstory. erna.baars[1]
 
Menu socratisch café nederland
Menu socratisch café nederlandMenu socratisch café nederland
Menu socratisch café nederland
 
Levensverhaal
LevensverhaalLevensverhaal
Levensverhaal
 
Levensverhaal
LevensverhaalLevensverhaal
Levensverhaal
 
G1000 Uden 24 juni 2014, de rol van de bibliotheek
G1000 Uden 24 juni 2014, de rol van de bibliotheekG1000 Uden 24 juni 2014, de rol van de bibliotheek
G1000 Uden 24 juni 2014, de rol van de bibliotheek
 
Fnvvrouw digimagazine-52-web
Fnvvrouw digimagazine-52-webFnvvrouw digimagazine-52-web
Fnvvrouw digimagazine-52-web
 
Menu Socratisch Café Nederland
Menu Socratisch Café NederlandMenu Socratisch Café Nederland
Menu Socratisch Café Nederland
 
TGJ Communicatie Anne Mantel Verliesbegeleiding Flyer
TGJ Communicatie Anne Mantel Verliesbegeleiding  FlyerTGJ Communicatie Anne Mantel Verliesbegeleiding  Flyer
TGJ Communicatie Anne Mantel Verliesbegeleiding Flyer
 
Communicatie: een circulair proces
Communicatie: een   circulair proces Communicatie: een   circulair proces
Communicatie: een circulair proces
 
Ervaringsdeskundigheid als burgerschap
Ervaringsdeskundigheid als burgerschapErvaringsdeskundigheid als burgerschap
Ervaringsdeskundigheid als burgerschap
 
Lezers van stavast, bijeenkomst 6, 22 januari 2015
Lezers van stavast, bijeenkomst 6, 22 januari 2015Lezers van stavast, bijeenkomst 6, 22 januari 2015
Lezers van stavast, bijeenkomst 6, 22 januari 2015
 
preview Overwin je vaginisme
preview Overwin je vaginismepreview Overwin je vaginisme
preview Overwin je vaginisme
 
HET BOEK
HET BOEKHET BOEK
HET BOEK
 
Brené brown studies vulnerability, courage, authenticity
Brené brown studies vulnerability, courage, authenticityBrené brown studies vulnerability, courage, authenticity
Brené brown studies vulnerability, courage, authenticity
 
Zingeving_in_het_Westen_Samenvatting-Summary
Zingeving_in_het_Westen_Samenvatting-SummaryZingeving_in_het_Westen_Samenvatting-Summary
Zingeving_in_het_Westen_Samenvatting-Summary
 
Interview Dave Mantel
Interview Dave MantelInterview Dave Mantel
Interview Dave Mantel
 

Bachelorscriptie

  • 1. Mannelijkheid en Vrouwelijkheid?! Een onderzoek naar de betekenis van de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid onder transgenders. Naam: Nandi Rowan Schrama Studentnummer: 5872707 Studie: Algemene Sociale Wetenschappen Begeleider: Drs. K. Roukens Datum van inleveren: 31 mei 2011
  • 2. 1 Samenvatting Dit onderzoek is uitgegaan van de vraag wat is mannelijkheid en wat is vrouwelijkheid. Wanneer men deze vraag wilt pogen te beantwoorden is er geen enkele doelgroep geschikter om de informatie van te vergaren dan transgenders. Deze mensen spelen met de concepten van mannelijkheid en vrouwelijkheid en doorbreken in zekere zin de stereotyperingen die berusten op mannelijkheid en vrouwelijkheid. Door middel van gesprekken met acht transgenders is getracht te achterhalen wat zij onder mannelijkheid en vrouwelijkheid verstaan. De respondenten hebben allen hun levensverhaal verteld en aan de hand daarvan konden een aantal dingen worden geconcludeerd. Een van de belangrijkste conclusies die getrokken kon worden is dat er een verschil bestaat tussen uiterlijke- en innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid. Vervolgens kwam uit de gesprekken naar voren van uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid onder te verdelen valt in lichamelijke kenmerken, uiterlijk vertoon en gedrag. De uiteindelijke conclusies die getrokken konden worden zijn dat qua lichamelijke kenmerken en uiterlijk vertoon vrouwelijkheid de standaard is. Mannelijkheid wordt gedefinieerd aan de hand van vrouwelijkheid. Wanneer iemand geen borsten en heupen heeft is deze persoon een man. Qua gedrag is mannelijkheid de standaard. Er werd door de respondenten veelvuldig gesproken over typisch mannengedrag, maar typisch vrouwengedrag kon niet worden gedefinieerd. Alles wat afweek van het typische mannengedrag kon mogelijk bestempeld worden als typisch vrouwengedrag. Met betrekking tot innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid spraken alle respondenten over een bepaald gevoel, een uitstraling die iemand heeft wat men mannelijk of vrouwelijk maakt, wat dit precies is kon niemand zeggen. De resultaten moeten met een zekere nuance bekeken worden. Er is met acht totaal verschillende mensen gesproken en er kan dan ook niet gegeneraliseerd worden naar de totale Nederlandse samenleving. Toch zijn de conclusies weldegelijk gebaseerd op feitelijke overeenkomsten. Op heel veel gebieden waren de respondenten het met elkaar eens. Dus met enige zekerheid kan er toch gesteld worden dat er wel enig verschil bestaat tussen mannen en vrouwen.
  • 3. 2 Inhoudsopgave 1. Voorwoord ............................................................................................................................. 3 2. Inleiding ................................................................................................................................. 4 3. Probleemstelling..................................................................................................................... 6 3.1 Deelvragen........................................................................................................................ 6 4. Relevantie............................................................................................................................... 7 5. Theoretisch kader ................................................................................................................... 8 6. Methode van onderzoek ....................................................................................................... 13 6.1 Disciplines ...................................................................................................................... 13 6.2 Onderzoeksstrategie........................................................................................................ 13 6.3 Operationalisering .......................................................................................................... 14 6.4 Populatie......................................................................................................................... 15 6.5 Ethische kwesties............................................................................................................ 15 7. Resultaten............................................................................................................................. 16 7.1 Wie en wat zijn transgenders?........................................................................................ 16 7.2 Hoe kijken transgenders naar de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid?............ 24 7.3 Wat doen transgenders met de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid?............... 31 8. Conclusie.............................................................................................................................. 38 9. Discussie............................................................................................................................... 42 10. Literatuurlijst...................................................................................................................... 44
  • 4. 3 1. Voorwoord Deze scriptie is ontzettend leerzaam geweest. Het opzetten van je eigen onderzoek, het verzamelen van de gegevens, de analyse en uiteindelijk het daadwerkelijke schrijven is een fantastische ervaring geweest. Natuurlijk ben ik tegen dingen aangelopen. Een van deze dingen is hoe krijg je de informatie die je wilt horen? Hoe zorg je ervoor dat je zonder het gesprek al teveel te sturen toch de belangrijke informatie krijgt? Hieruit blijkt, oefening baart kunst, met het gesprek wordt je beter. En wat waren de gesprekken leuk. Ik heb onwijs genoten van alle gesprekken, elk gesprek was anders en toch even mooi, interessant, ontroerend, aangrijpend, grappig en leuk. Het is een ervaring geweest die mij heeft voorbereid op het echte onderzoek, op het echte leven, op ondernemen, hard werken, doorvragen et cetera. Ik heb er van genoten. Natuurlijk wil ik iedereen bedanken die mij heeft gesteund, gemotiveerd en heeft geholpen dit jaar, maar er zijn een aantal mensen die ik in het specifiek wil bedanken. Allereerst wil ik alle acht mijn respondenten bedanken: Marina, Folkert, Josef, Merlijn, Jaimee, Alex, Efa en Xavier, bedankt voor jullie eerlijkheid en openheid. Zonder jullie had mijn hele scriptie nooit bestaan en had ik nooit de ervaring opgedaan die ik heb opgedaan. Vervolgens wil ik Kitty Roukens bedanken zij heeft mij ontzettend goed heeft geholpen tijdens het gehele proces. Ze is er altijd voor me geweest, als ik iets nodig had dan regelde ze dat, maar nooit heeft ze me iets voorgezegd, ze heeft me alles zelf laten doen, zelf laten nadenken, wat niet alleen heeft geleid tot een mooie scriptie, maar ook tot een verdere ontwikkeling van mijn eigen denkvermogen, dus Kitty: bedankt! Als laatste wil ik mijn moeder, Madelon Schrama, bedanken voor het meelezen en het commentaar geven op mijn scriptie.
  • 5. 4 2. Inleiding “Nu ik vrouw ben, ben ik heel erg veranderd. Ik ben veel zachter geworden, gevoeliger. Als man liet ik veel dingen niet toe. Niet dat je als man niet mag huilen, maar ik vond dat ik dat niet kon maken. Nu ik me niet meer hoef te verzetten, laat ik me veel makkelijker gaan. Het leven is nu zo veel meer ontspannen, ik vind het een genot. Het is heerlijk om zonder angst vrouw te kunnen zijn. Ik wil ook nooit meer terug, echt nooit meer” (Paulien, 57 in Libelle nr.1, 2009). “Ik geniet enorm van alle dingen die ik als man niet kon doen en nu wel volop doe. Zoals winkelen. Nu ik eindelijk mag shoppen, vind ik het zo leuk. Ik zit ook op naailes. Als klein jongetje hielp ik mijn moeder bij het maken van kleding, maar op een gegeven moment kon dat niet meer. Mijn zusjes namen die taak over en ik moest jongensdingen gaan doen” (Paulien, 57 in Libelle nr.1, 2009). “Wil je zo graag een vrouw lijken, blijk je een karikatuur te zijn. Ik ben niet ongelukkig als man, ik kan in pak voor de spiegel staan en denken; zo, wat een mooie kerel staat daar. Maar ik kan ook als Monica voor diezelfde spiegel staan en denken had ik maar borsten“ (Monica, 32 in Grazia nr.17, 2009). Uitspraken als deze laten je nadenken over de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid. Wanneer ben je een man, wanneer ben je een vrouw? Wat bepaalt mannelijkheid en vrouwelijkheid? Maakt het geslachtsdeel dat je tot een bepaalde sekse behoort, zijn het meer uiterlijke kenmerken als kleding en haardracht of zijn het de dingen die je doet, zoals shoppen en naaien en je gedrag die je tot man of vrouw maken? Bij transgenders komen de innerlijke gevoelens niet overeen met de biologische kenmerken, wat veelal resulteert in het spelen met de verschillende sekses. Transgenders trekken de definities van mannelijkheid en vrouwelijkheid in twijfel en zijn daarom zeer interessant als onderzoeksgroep om de concepten van mannelijkheid en vrouwelijkheid te onderzoeken. Omdat transgenders, in mijn opinie, aan de ene kant de stereotypen van mannelijkheid en vrouwelijkheid bevestigen, maar er aan de aan de andere kant ook doorheen breken zijn zij een interessante onderzoeksgroep. Deze mensen spelen met de stereotype definities van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Transgenderisme is een vandaag de dag nog slecht begrepen verschijnsel en daarom is het hoofddoel van dit onderzoek ook het aan het woord laten van transgenders zodat deze zelf kunnen zeggen wie zij zijn, wat zij voelen en wat volgens hen de concepten van mannelijkheid en vrouwelijkheid betekenen.
  • 6. 5 Allereerst zullen de theorieën waarop dit onderzoek is gebaseerd gepresenteerd worden. Daarna zullen de methoden van onderzoek behandeld worden. Vervolgens zal duidelijk gemaakt worden wie en wat transgenders precies zijn waarna de resultaten uit de gesprekken behandeld zullen worden. Als laatste zal getracht worden een zo helder mogelijke conclusie te formuleren, zal worden teruggeblikt op het onderzoek en zullen verdere aanbevelingen gedaan worden.
  • 7. 6 3. Probleemstelling De boven gestelde vragen zetten je aan het denken. Wat is nu eigenlijk mannelijkheid en wat is nu eigenlijk vrouwelijkheid? Daarom is mijn hoofdvraag dan ook: ‘Wat zijn de opvattingen van Nederlandse transgenders over de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid?’. Wat ik met deze hoofdvraag wil onderzoeken is ten eerste hoe transgenders kijken naar de concepten van mannelijkheid en vrouwelijkheid en ten tweede wat transgenders doen met de concepten, dus of ze zich iets van deze begrippen aantrekken, of ze deze op zichzelf betrekken, opnieuw definiëren, et cetera. Ik beperk me tot Nederlandse transgenders, omdat definities van mannelijkheid en vrouwelijkheid kunnen variëren tussen culturen. 3.1 Deelvragen Wie en wat zijn transgenders? - Meer over transgenderisme in Nederland. Mogelijke oorzaken voor het ontstaan van transgenderisme, belangenorganisaties, groeperingen, et cetera. Hoe kijken transgenders naar de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid? - Wat zijn de meningen over deze begrippen. Wat doen transgenders met de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid? - Hoe komen deze begrippen tot uiting hun dagelijks leven.
  • 8. 7 4. Relevantie Transgenders zijn voor velen nog een soort grijze vlek in de samenleving. Men weet veelal niet exact wie of wat transgenders zijn en wat deze mensen precies bezighoudt. In mijn opinie (en met mij meerderen) is het van belang dat deze groep mensen zichtbaarder wordt in de samenleving. Daarbij voelen veel transgenders zich niet begrepen door de samenleving waarin ze leven. Door middel van dit onderzoek kan er meer duidelijkheid gecreëerd worden over transgenders in het algemeen en over hun gedachtegangen, wat mogelijk kan leiden tot meer begrip voor deze nu nog erg onzichtbare en vaak niet begrepen groep. Toch komen transgenders steeds meer in de media. Er zou gesteld kunnen worden dat ze dus wel zichtbaar zijn, of in elk geval steeds zichtbaarder worden. Het probleem hierbij is dat ze veelal op één bepaalde manier in de media naar voren komen, veelal als een karikatuur. Dit is jammer omdat er zo een eenzijdig beeld over transgenders ontstaat dat op de meeste transgenders niet van toepassing is. Mensen krijgen zo een vertekend beeld. Dus ook in dit opzicht zou ik met behulp van dit onderzoek kunnen bijdragen aan een reële zichtbaarheid van transgenders in onze samenleving.
  • 9. 8 5. Theoretisch kader Het uitgangspunt van mijn onderzoek ligt bij Judith Butler (1999). Butler stelt dat men gender doet, het is een performativiteit. Daarbij slaat zij een nieuw pad in door te stellen dat gender en seksualiteit niet aan elkaar verbonden zijn. Seksualiteit is iets natuurlijks, gender daarentegen is historisch en cultureel geconstrueerd. Ze gaat hierin zelfs zo ver dat ze stelt dat gender een regulerend mechanisme is dat deel uitmaakt van ons denken en spreken en zo geseksualiseerde lichamen en connotaties van mannelijkheid en vrouwelijkheid onderscheidt en vastlegt. Ze beweert hier niet dat mannen en vrouwen geen lichamen hebben, evenmin beweert ze niet dat deze verschillen enkel cultuurproducten zijn. Wat ze hier bevraagt zijn de voorwaarden waaronder dergelijke sekseverschillen in de sociale orde tot karakteristieken van sekse worden. Oftewel, wat zijn de normatieve praktijken die maken dat biologische verschillen niet neutraal zijn? De normen gaan als het ware vooraf aan het subject, deze circuleren in de cultuur. Individuen krijgen gender door culturele normen met betrekking tot mannelijkheid en vrouwelijkheid aan te halen en te herhalen. Deze continue herhaling zorgt ervoor dat normen worden ingesteld en (her)bevestigd, en dus als norm worden geproduceerd en gereproduceerd. Dit is het proces van performativiteit waar Butler (1999) op duidt wanneer zij over gender spreekt. Haar favoriete voorbeeld hiervan heeft betrekking op travestie. Ze stelt dat travestie de notie van een ware genderidentiteit en de gedachte dat gender iets innerlijks zou zijn dat tot uiting komt ter discussie stelt. Bij travestie stemmen de uiterlijke verschijning en de lichamelijke sekse niet overeen. Travestie vormt enerzijds een parodie op gender, maar toont anderzijds wat gender feitelijk inhoudt; het laat zien dat alle verschijningsvormen van gender, dus ook man- en vrouw-zijn, in feite performances zijn (Halsema, 2000). Transgenders kiezen voor het andere geslacht, zijn niet tevreden met hun eigen biologische geslacht, voelen zich hier niet in thuis of willen sekse en geslacht overstijgen door zowel als man als als vrouw door het leven te gaan. Je zou hier nu de vraag kunnen stellen hoe het kan dat transgenders als het andere geslacht door het leven willen gaan? Ze willen zichzelf blijkbaar een andere habitus aanmeten, een andere gender, een andere sociale constructie. Dit is opvallend aangezien de habitus voelt als iets van jou. Transgenders ervaren hun geslacht als verkeerd, voelen zich geboren in het verkeerde lichaam en dus met de verkeerde habitus. Ze trachten door middel van allerlei gedragingen hun habitus te veranderen. Hoe kan het dat iets wat je in de loop van je leven ontwikkelt niet voelt als iets
  • 10. 9 eigens? Onder andere door deze vragen speelt ook Pierre Bourdieu (1984) een grote rol binnen dit onderzoek. Zoals hierboven al even aangegeven is habitus de mentale structuur die mensen in de loop van hun leven ontwikkelen onder andere door invloed van de sociale omgeving waarin zij zich bevinden. Deze sociale omgeving is zeer belangrijk bij Bourdieu (1984). Hij spreekt zelf veelal over een sociale ruimte met daarbinnen verschillende velden. Binnen deze velden streven mensen naar maximale accumulatie van kapitaal dat binnen dat veld specifiek is. Ieder veld kent zijn eigen distributie van kapitaal en regels, alle velden zijn dus autonoom. De vraag die hier dan rijst is of transgenders zich binnen een ander veld bevinden dan mensen zonder genderdysforie. Komt deze twijfel over de eigen habitus voort uit het specifieke genderveld waarbinnen transgenders zich bevinden? Men ontwikkelt bepaald gedrag aan de hand van de habitus die men heeft geïnternaliseerd. Dit gedrag komt bij transgenders veelal niet overeen met de attitude die ze er op nahouden. Maar ook de attitude komt veelal voort uit de habitus van een individu. Er is dus sprake van een dubbele beïnvloeding door habitus, zowel gedrag als attitude worden veelal hierdoor veroorzaakt. Vandaar dat ook de relatie tussen attitude en gedrag een belangrijke rol speelt in dit onderzoek. Attitude en gedrag worden veelal gezien als begrippen die met elkaar samenhangen. Hier zijn twee goede redenen voor. Aan de ene kant beïnvloedt gedrag iemands attitude. Attitudes worden geconstrueerd door middel van cognitieve, affectieve en gedragsmatige informatie. Aan de andere kant beïnvloeden attitudes ook gedrag. Attitudes hebben invloed op hoe men naar objecten kijkt en dus ook op hoe mensen zich tegenover deze objecten gedragen (Smith & Mackie, 2007). Allereerst zal de eerste relatie nader besproken worden en vervolgens zal de tweede relatie aan bod komen. Er zijn meerdere theorieën ontwikkeld met betrekking tot beïnvloeding van attitudes door middel van gedragingen. Eén van deze theorieën is de zelf-perceptie theorie. Deze theorie stelt dat men zijn/haar attitudes ontwikkelt naar aanleiding van de observatie van de eigen gevoelens en gedachten jegens dit object/subject (Bem in Smith & Mackie, 2007). Een volgende theorie omtrent dit onderwerp is de cognitieve dissonantie theorie van Festinger. Deze theorie stelt dat wanneer individuen beseffen dat hun vrij gekozen handelingen belangrijke attitudes schenden dit een onaangename spanning veroorzaakt. Dit kan een individu motiveren om zijn/haar attitudes te veranderen zodat deze consistent zijn met het vertoonde gedrag. Velen hebben in navolging van Festinger onderzoek gedaan naar cognitieve dissonantie en zijn tot de conclusie gekomen dat er vier stappen doorlopen moeten
  • 11. 10 worden wil er dissonantie en attitudeverandering optreden. De eerste stap is dat het individu het gedrag moet ervaren als inconsistent. De tweede stap is dat hij of zij persoonlijke verantwoordelijkheid moet nemen voor de actie. Vervolgens moet het individu een oncomfortabele psychologische spanning ervaren. Als laatste moet het individu deze spanning koppelen aan de inconsistentie tussen het gedrag en de attitude. Volgens de navolgers van Festinger treedt er dan cognitieve dissonantie op en dus attitude verandering. Dit komt veelal voor bij moeilijk te nemen beslissingen of wanneer men alles op alles zet om een doel te behalen (Smith & Mackie, 2007). Wat nu als laatste nog belangrijk is voor het onderzoek is de socialisatie van mensen. Hoe ontwikkelt men nu zijn of haar habitus, hoe komt men tot zijn of haar construction of meaning, hoe bepaalt men zijn of haar gender? Anja Meulenbelt (1984) heeft de socialisatie tot mannen en vrouwen geanalyseerd aan de hand van drie niveaus. Ze heeft gekeken naar de biologie; is anatomie lotsbestemming? Ze heeft gekeken naar geslachtsrollen, naar hoe hebben wij geleerd ons als mannen en vrouwen te gedragen. Als laatste heeft ze gekeken naar de psycho-analyse; wat is er met ons gebeurd doordat onze moeder een vrouw was? Met betrekking tot de biologie heeft Meulenbelt (1984) geconcludeerd dat er geen afdoende verklaring is om te stellen dat de biologie effect heeft op onze wording tot mannen en vrouwen. Allereerst stelt ze dat er biologische verschillen zijn tussen mannen en vrouwen, maar dat deze niet los gezien kunnen worden van de invloed van de omgeving. Ze spreekt hier over het multiplier effect; bestaande verschillen worden door socialisatie uitvergroot, de omgeving werkt vervolgens weer in op de fysieke feiten. Ten tweede stelt zij dat dezelfde biologische feiten onder verschillende maatschappelijke omstandigheden iets anders kunnen betekenen. Bijvoorbeeld dat men vroeger gespierd moest zijn om een goede jager te zijn, maar dat men tegenwoordig ook vanuit vliegtuigen kan jagen en dat spierkracht nu in belang heeft afgedaan. Ten derde is geen van de aantoonbare verschillen afdoende om de bestaande arbeidsdeling en machtsongelijkheid tussen mannen en vrouwen te verklaren. Met betrekking tot geslachtsrollen stelt zij dat er vele dingen in het leven van invloed zijn op socialisatie, onder andere ouders, media en school. Daarbij spelen heteroseksualiteit en jongerensubculturen ook een grote rol. Maar stelt ze, individuele socialisatieprocessen tonen zoveel variatie dat deze nauwelijks met regels te verklaren zijn. Oftewel, individuen onderling verschillen van elkaar. Meulenbelt (1984) stelt dat een rol niet alleen is wat we hebben, maar dat wat we zijn geworden wat we hebben geleerd. We zijn dus geen rol, maar een individu dat heeft geleerd.
  • 12. 11 Wat Meulenbelt (1984) concludeert na haar analyse van de psycho-analyse is dat persoonlijkheidsstructuren sterk samenhangen met cultuur. De manier waarop moederschap, vaderschap en de manier waarop verhouding tussen de seksen is geregeld is zeer bepalend voor de ontwikkeling van het individu. Meulenbelt (1984) onderschrijft dus dat wat Butler en Bourdieu ook al stelden, omgeving is van invloed op de ontwikkeling van het individu en dus op de ontwikkeling van de habitus, de construction of meaning en de ontwikkeling van gender. De concepten die centraal staan in dit onderzoek zijn: habitus, socialisatie, genderdysforie/ transgenderisme, transgenders en de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid. Deze zullen als volgt gebruikt worden binnen dit onderzoek: - Genderdysforie/transgenderisme: Genderdysforie komt voort uit het onbehagen over iemands biologische geslacht. Dit gaat veelal samen met de wens om ook het andere geslacht te willen zijn. Er zijn hiervan verschillende gradaties. Dit kan lopen van travestie tot transseksualiteit, oftewel een werkelijke geslachtsverandering ondergaan. Genderdysforie is iets dat op elke leeftijd voor kan komen (www.vumc.nl). - Transgenders: Onder transgenders versta ik alle mensen binnen het hele spectrum van de verschillende uitingsvormen van travestie tot aan transseksualiteit. Ik houd deze definitie aan omdat dit de definitie is die de transgender vereniging van Nederland (LKG T&T) aanhoudt (www.transgendernederland.nl). - Mannelijkheid & vrouwelijkheid: Een geldige definitie van deze concepten bestaat in mijn opinie niet. De concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn sociale constructies, gecreëerd door de samenleving waarin men leeft en daarmee dus ten zeerste afhankelijk van cultuur. De gedachtegang die ik wil aanhouden komt van Butler. Zij stelt dat sekse wordt gebruikt als aanduiding van het biologische verschil en dat gender, en dus mannelijkheid en vrouwelijkheid, als het historisch en cultureel voortgebrachte en dus geconstrueerde verschil tussen de geslachten (Halsema, 2000). - Habitus: De samenleving bestaat uit verschillende, elkaar overlappende, velden waarbinnen men zijn of haar habitus ontwikkelt. Dit is een manier van waarnemen, denken en handelen waarmee men zich kan handhaven in het veld waarbinnen men zich bevindt. Het voelt als iets compleet eigens, maar is in feite sociaal geconstrueerd. De habitus wordt ontwikkeld in de loop van het leven onder invloed van de omgeving waarbinnen men zich begeeft (Wallace & Wolf, 2006).
  • 13. 12 - Socialisatie: Socialisatie is het proces waarbij individuen normen, waarden en andere cultuurkenmerken aangeleerd krijgen. Dit gebeurt zowel bewust als onbewust en is iets waar men niet aan kan ontkomen. Tijdens dit proces worden de eigenschappen van de desbetreffende cultuur eigen gemaakt en zullen in het vervolg ook als vanzelfsprekend worden ervaren (Meulenbelt, 1984). Er zou gesteld kunnen worden dat het proces van socialisering vooraf gaat aan de habitus. Dat men door middel van socialisatie een eigen habitus ontwikkeld. De twee concepten zijn dus erg aan elkaar verwant.
  • 14. 13 6. Methode van onderzoek In dit hoofdstuk zal aan bod komen hoe het onderzoek interdisciplinair wordt gemaakt, welke onderzoeksstrategieën er toegepast zullen worden, de populatie, welke concepten er gehanteerd worden en met welke ethische kwesties er rekening gehouden dient te worden. 6.1 Disciplines - Genderstudies: transgenderisme en concepten als mannelijkheid en vrouwelijkheid staan centraal in het vakgebied van genderstudies. - Sociale psychologie: hoe worden mensen gesocialiseerd? Hoe ontwikkelen mensen zich tot een bepaald individu? En belangrijk daarbij is hoe men aan bepaalde attitudes komt. Hoe ontwikkelen mensen hun attitudes ten opzichte van objecten/subjecten? - Sociologie: in hoeverre creëert of beïnvloedt de samenleving de concepten van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Hoe bepalen samenlevingsverbanden de concepten van mannelijkheid en vrouwelijkheid? 6.2 Onderzoeksstrategie Het uit te voeren onderzoek zal kwalitatief zijn en op microniveau worden uitgevoerd. Kwalitatief, omdat er gebruikt wordt gemaakt van de biografische methode en micro omdat heel specifiek naar individuen wordt gekeken. Ik zal mijn informatie vergaren aan de hand van de biografische methode. Bij deze methode vraag je mensen naar hun levensverhaal. Belangrijk hierbij wel is dat het verhaal dat ze vertellen relevant is voor mijn onderzoek. Ik zal zo nu en dan dus een specifieke vraag moeten stellen om zo de meest relevante informatie te verkrijgen. Men gebruikt de biografische methode wanneer men overtuigd is van het feit dat het handelen van mensen voor een groot deel bepaald is door vroegere ervaringen, door zijn of haar levensgeschiedenis. Om erachter te komen hoe iets werkelijk in elkaar zit moet men naar de (levens)verhalen van de respondenten luisteren (www.velon.nl). Daarnaast geeft de biografische methode inzicht in de waarde die de gebeurtenissen en ervaringen voor de respondenten hebben. Door herinneringen op te halen en om te zetten in een verhaal geeft de respondent de ervaringen en gebeurtenissen betekenis (www.coachplatform.eu). Onder andere om deze redenen is de biografische methode uitermate geschikt voor het onderzoek dat ik zal doen. Idealiter zal ik zowel transgenders interviewen die een operatie hebben ondergaan, die de operatie nog moeten ondergaan en transgenders die er bewust voor kiezen deze niet te
  • 15. 14 ondergaan. Natuurlijk probeer ik zowel mannelijke als vrouwelijke transgenders te spreken om zo alle mogelijke groepen aan het woord te hebben gehad. De hoeveelheid respondenten is afhankelijk van de hoeveelheid mensen ik bereid vind om mee te werken aan mijn onderzoek. Ik hoop op tenminste 12 respondenten, dus 2 van elke groep (2 mannelijke transgenders die al geopereerd zijn, 2 mannelijke transgenders die er bewust voor kiezen zich niet te laten opereren, et cetera). 6.3 Operationalisering De thema’s die in de gesprekken behandeld zullen worden zullen onder andere zijn: - Transgenderisme in het algemeen - De concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid - Socialisatie en hun bijbehorende levensverhaal - Algemene kenmerken als leeftijd, familie, et cetera - Problemen (zowel problemen met zichzelf als met de buitenwereld) Ik heb deze thema’s gekozen omdat deze het belangrijkst zijn om tot een antwoord op mijn hoofdvraag te komen. Ik zal voornamelijk de respondenten zelf aan het woord laten, maar wanneer deze thema’s niet aangesneden worden zal ik er zelf over beginnen. Ik verwacht een spanning tussen hun attitude en hun gedrag met betrekking tot de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid en daarom wil ik eerst graag een algemene opvatting over transgenders horen en vervolgens specifieker ingaan op mannelijkheid en vrouwelijkheid. Wanneer dit vervolgens op de respondent zelf betrokken wordt verwacht ik een verschil. Ik denk dat de algemene mening afwijkt van de individuele mening en daarom wil ik beide thema’s behandelen. Daarbij denk ik dat identiteit goed naar voren komt in probleemsituaties en daarom lijkt het mij relevant om ook deze te bespreken met de respondenten. Hierboven beschreven is het meer specifieke deel van de gesprekken. Het overgrote deel van de gesprekken zal bestaan uit het vertellen van hun levensverhaal, hoe zijn ze geworden wie ze nu zijn. Wie hebben daar een belangrijke rol in gespeeld? Wat heeft daar invloed op uitgeoefend? Daarbij is het belangrijk dat ik van alle respondenten achtergrondinformatie heb als gezinssamenstelling, afkomst, milieu waarin men is opgegroeid et cetera, omdat dit misschien wel van invloed kan zijn op de percepties die de respondenten hebben op de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid.
  • 16. 15 6.4 Populatie Zoals ik al eerder heb aangekaart wil ik transgenders spreken van beide geslachten en zowel transgenders die geopereerd zijn, dit nog moeten ondergaan en transgenders die bewust geen operatie ondergaan. Ik tracht deze mensen te werven door middel van de sneeuwbalmethode. Ik hoop dat wanneer ik een aantal transgenders heb gevonden zij mij door kunnen verwijzen naar andere transgenders. Daarbij zal ik contact opnemen met belangenorganisaties, winkels gespecialiseerd in transgenders, tijdschriften en zal ik berichten plaatsen op sociale netwerken als hyves en facebook. 6.5 Ethische kwesties Met welke ethische kwesties dien ik rekening te houden? Wat in mijn opinie heel belangrijk is, is dat ik voorzichtig te werk ga. Transgenders voelen zich vaak onbegrepen door de samenleving en ik moet dus bescheiden overkomen, niet pretenderen alles te over hen te weten. Daarbij wil ik zeer persoonlijke dingen van de mensen weten en moet ik dat dus voorzichtig benaderen, hen niet te direct bevragen, maar ze eerst zelf hun verhaal laten vertellen. Daarbij moet ik uitkijken voor stereotyperingen.
  • 17. 16 7. Resultaten 7.1 Wie en wat zijn transgenders? In deze deelvraag zal besproken worden wie en wat transgenders zijn, welke mogelijke verklaringen er bestaan voor hun genderdysforie, hoe het traject naar de operatie eruit ziet en hoe de operatie verloopt voor zowel mannen als vrouwen. Kortom, alles wat noodzakelijk is te weten voordat er wordt overgegaan op de resultaten die uit de interviews naar voren zijn gekomen. Aan het einde van deze deelvraag zullen ook alvast de respondenten worden voorgesteld. 7.1.1 Transgenders in het algemeen Zoals in de operationalisering van de concepten al is aangegeven versta ik onder transgenders alle mensen binnen het hele spectrum van de verschillende uitingsvormen van travestie tot aan transseksualiteit. Een travestiet is iemand die zich bij tijd en wijle voordoet als iemand van het andere geslacht. Voorheen kwam travestie meer bij vrouwen dan bij mannen voor omdat vrouwen verkleed als man veelal meer konden bereiken in hun leven dan wanneer ze als vrouw door het leven gingen. Tegenwoordig is travestie veel populairder onder mannen. Voor travestie zijn verschillende motieven te onderscheiden. Het verkleden als de andere sekse kan gericht zijn op seksuele opwinding of seksueel fetisjisme. Anderen voelen zich lid van de andere sekse, dan wordt travestie veelal gebruikt als voorportaal voor transseksualiteit. Met name in niet-westerse kringen komt travestie voor als uiting van homoseksualiteit. Men verwisselt de eigen sekserol met die van de heteroseksuele partner van het andere geslacht dan waar men zelf toebehoort en op valt (www.travestie.org). Travestieten kunnen onderverdeeld worden in vier verschillende categorieën. De eerste zijn mensen die zich in huiselijke kring verkleden zonder dat iemand anders hiervan op de hoogte is. Dit zijn veelal de mensen die later overgaan op transseksualiteit. De tweede categorie zijn mensen die zich ook in het openbaar uiten als travestiet. Deze groep mensen is vaak zeer uitbundig gekleed. De derde groep is iets dat tegenwoordig nauwelijks meer voorkomt, namelijk het al eerder beschreven fenomeen van vrouwen die als man door het leven gaan om meer te kunnen bereiken in hun leven omdat ze in hun ambities belemmerd worden door hun vrouw-zijn. De vierde en laatste categorie is die van showtravestieten in theater en film. Dit is veelal een vrijplaats voor travestieten omdat ze hier een ‘rol’ spelen en dus niet persoonlijk beoordeeld of veroordeeld worden op hun vertoning (www.travestie.org).
  • 18. 17 Transseksualiteit, in tegenstelling tot travestie, is de overtuiging te behoren tot het andere geslacht dan het biologische geslacht. In Nederland geldt dit voor 1 op de 10.000 mannen en 1 op de 30.000 vrouwen (Wong & De Visser, 2010). Deze mensen voelen zich niet thuis in de geslachtsrol die behoort bij hun uiterlijke kenmerken. Deze mensen kunnen absoluut niet leven met het idee dat zij biologisch gezien van het ene geslacht zijn terwijl zij zich mentaal het andere geslacht voelen. Om deze reden gaan veel van deze mensen dan ook over naar het andere geslacht. Transseksuele mensen moeten een langdurig traject van psychologisch onderzoek ondergaan waarna over gegaan kan worden tot medisch ingrijpen (www.lkgtent.nl). Op dit psychologisch en medisch traject zal later meer ingegaan worden. 7.1.2 Verklaringen Jarenlang is er onderzoek verricht naar de hersenen van transgenders. Is er iets te vinden in de hersenen wat duidt op genderdysforie? Vanaf de bevruchting staat het vast, twee X-chromosomen en het wordt een meisje, een X- en een Y-chromosoom en het wordt een jongen. Het Y-chromosoom van de jongen zet een proces in gang waardoor het mannelijk hormoon testosteron wordt gevormd. Tussen de zesde en twaalfde week van de zwangerschap ontwikkelen de geslachtsorganen zich in mannelijke of vrouwelijke richting, afhankelijk van de aanwezigheid van testosteron. Iets dat niet zichtbaar is tijdens een echo, noch bij de geboorte, is dat tijdens het tweede gedeelte van de zwangerschap de hersenen zich in mannelijke of vrouwelijke richting ontwikkelen. Dit gebeurt omdat de jongen een piek van testosteron produceert en het meisje niet. In deze periode wordt de genderidentiteit vastgelegd in onze hersenen. Als er een testosteron piek optreedt voelt het kind zich een jongen, zo niet dan voelt het kind zich later een meisje. Het resultaat van deze vroege programmering blijkt pas jaren later uit het spelgedrag van kinderen en op het moment dat kinderen gaan beseffen dat de wereld uit jongens en meisjes bestaat (Wong & De Visser, 2010). In de jaren 1960-1980 dacht men dat een kind als een onbeschreven blad ter wereld kwam en dat het gedrag van kinderen door de maatschappij in mannelijke of vrouwelijke richting werd gestuurd. Alles lijkt er nu op te wijzen dat genderproblemen al voor de geboorte ontstaan. Over de oorzaken is nog weinig bekend. Er zijn kleine veranderingen gevonden in genen die betrokken zijn bij de werking van hormonen op de hersenontwikkeling en die de kans op genderidentiteitsproblemen vergroten. Maar ook abnormale hormoonspiegels van het kind in de baarmoeder en geneesmiddelen die de moeder tijdens de zwangerschap neemt en
  • 19. 18 die de afbraak van geslachtshormonen verstoren kunnen de kans op transseksualiteit vergroten (Wong & De Visser, 2010) (Swaab, 2010). De Bed Nucleus van de Stria Terminalis is een kleine hersenstructuur welke betrokken is bij vele aspecten van het seksuele gedrag. In afbeelding 1 wordt de Stria Terminalis aangegeven met het oranje streepje. Het centrale deel van deze kern is bij mannen tweemaal zo groot als bij vrouwen en bevat bovendien tweemaal zoveel neuronen. Bij transvrouwen (van man naar vrouw) wordt steeds weer een vrouwelijke kern gevonden en bij transmannen (van vrouw naar man), al moet gezegd worden dat hier maar één respondent gebruikt is, is een mannelijke kern gevonden. Hierdoor kan worden uitgesloten dat de omkering van het geslachtsverschil bij transseksuelen veroorzaakt wordt door veranderende hormoonspiegels in de volwassenheid. De omkering moet dus tijdens de ontwikkeling zijn ontstaan (Swaab, 2010). De benadering van Swaab (2010) wordt door velen met open armen ontvangen. Toch klinken er ook uit verschillende hoeken tegengeluiden. Eén van de critici is Anne Lawrence (2007) (Swaabs bevindingen zijn niet nieuw en daarom dus ook al eerder bekritiseerd). Zij stelt dat de hersentheorie nooit een vruchtbare theorie is geweest en dat deze tegenwoordig compleet irrelevant is voor het verklaren van seksuele differentiaties. Hiervoor haalt zij Cooke et al. (1999) aan die toentertijd al hebben aangetoond dat bij dieren veranderingen in androgene niveaus tijdens de volwassenheid veranderingen teweeg kunnen brengen in het volume van de seksuele dimorfische hersenkernen. Ditzelfde zou kunnen gelden voor volwassen transseksuelen. Bevindingen suggereren dat de behandeling van transvrouwen (man naar vrouw) met oestrogeen en antiandrogeen het mannelijk brein verkleint naar vrouwelijke proporties en dat omgekeerd de behandeling van transmannen (vrouw naar man) met androgeen het vrouwelijke brein vergroot tot de omvang van het mannelijke brein. Hierop voortbouwend stelt Lawrence (2007) dat de 6 transvrouwen en de transman die Swaab (2010) in zijn onderzoek aanhaalt als argument voor het feit dat transvrouwen een vrouwelijke brein hebben en transmannen een mannelijke brein niets betekent. Alle zeven hadden voor het
  • 20. 19 hersenonderzoek al jaren hormoonbehandelingen erop zitten en dus is de kans zeer groot dat het brein veranderd was naar aanleiding van deze hormonen. Ook ouderfactoren worden als verklaring voor genderdysforie aangedragen. Afwezigheid van de vader, extreme nabijheid van de moeder of de wens van ouders voor een kind van een bepaald geslacht werden geacht invloed uit te oefenen op de seksuele ontwikkeling van het kind. Vele hypotheses zijn getest, maar er is hier geen empirische ondersteuning voor gevonden (Zucker & Bradley, 1995). Studies naar volwassen transseksuelen hebben aangetoond dat verschillen bestaan in de opvoeding van transkinderen en die van ‘gewone’ kinderen. Transvrouwen karakteriseren hun ouders als minder warm, emotioneel, meer afwijzend en zeer controlerend. Transmannen beschrijven beide ouders als minder warm en emotioneel en meer afwijzend Bij de transmannen werden alleen de moeders beschreven als overmatig controlerend. Beide groepen zijn vergeleken met een controlegroep en deze beschreven hun ouders significant anders dan de transseksuelen (Cohen-Kettenis en Arrindell, 1990). Het is lastig iets over de oorzaken van transseksualiteit te zeggen. De hersentheorie klinkt aannemelijk, maar wordt toch op verschillende punten ontkracht. Andere oorzaken als ouderfactoren en opvoeding lijken ook het een en ander te verklaren maar veel empirische bewijzen zijn hier nog niet voor gevonden. Voor nu blijft het gevoel van het individu zelf de meest belangrijke indicator voor transseksualiteit. 7.1.3 Het traject Het traject naar de andere sekse verschilt per leeftijd, de route die kinderen afleggen is een andere dan die volwassenen afleggen. Dit omdat er bij kinderen puberteitsremmers toegediend kunnen worden waardoor de biologische kenmerken van het geslacht van origine niet tot ontwikkeling komen. Omdat in dit onderzoek met volwassenen gewerkt wordt zal dit traject uitvoerig besproken worden waarna ook het traject van de jongere transgenders kort behandeld zal worden. Het traject bestaat simpel gezegd uit drie onderdelen. De eerste fase wordt ook wel de diagnostische fase genoemd. In deze fase wordt vastgesteld of iemand echt transseksueel is. Alle mogelijke andere verklaringen moeten worden uitgesloten. Andere verklaringen kunnen zijn; travestie (men wil dan wel graag als het andere geslacht door het leven, maar voelt geen aversie tegen zijn of haar biologische geslacht), homoseksualiteit, fetisjisme,
  • 21. 20 identiteitsstoornissen als schizofrenie en andere psychologische stoornissen. In deze fase wordt gekeken naar welke geslachtsrol iemand zichzelf heeft aangemeten en vanaf wanneer, of er sprake was van systematisch verkleden, wat de seksuele oriëntatie is, hoe het lichaam wordt beleefd en wat de verwachtingen zijn van de behandeling. Omdat de ingreep emotioneel heel zwaar is voor de persoon in kwestie wordt er ook gekeken naar het sociale systeem dat de persoon om zich heen heeft. Het is een voorwaarde dat het individu een stabiele omgeving heeft om op terug te vallen. Als laatste wordt ook gekeken naar genetische afwijkingen. Wanneer er bij het team van onderzoekers of bij de persoon zelf nog enige twijfel heerst wordt er niet met de behandeling doorgegaan en moet de persoon in kwestie eerst voor zichzelf uitzoeken wat hij/zij werkelijk wil en kan dan vijf jaar later nogmaals terugkomen. Indien alle testen wel positief zijn en als iedereen er vertrouwen in heeft wordt er doorgegaan met de volgende fase (www.seksuele-problemen.nl). Zodra de diagnose is gesteld wordt er van de persoon in kwestie verwacht, als dit nog niet het geval was, dat hij/zij permanent als het andere geslacht door het leven gaat. Deze fase wordt ook wel de real-life-test genoemd, omdat de personen hier in werkelijkheid gaan ervaren hoe het is om dag en nacht als de andere sekse door het leven te gaan. In deze fase start ook de hormoonbehandeling. Hiermee worden de uiterlijke kenmerken van het andere geslacht langzaam aan ontwikkeld. Bij transvrouwen hebben de hormonen de volgende ontwikkelingen tot gevolg; lichte borstvorming, aanzet tot bredere heupen en billen en kans op depressieve gevoelens. De hormonen hebben niet tot nauwelijks effect op de haargroei. Bij transmannen gebeurt het volgende: meer haargroei, zwaardere stem, acne, gewichtstoename en de clitoris en de schaamlippen gaan groeien waar later een micropenis gecreëerd kan worden (Wong & De Visser, 2010) (www.seksuele-problemen.nl). De laatste fase is de operatieve fase. Voordat men uiteindelijk geopereerd kan worden naar het gewenste geslacht moet men op een lange wachtlijst, minstens een jaar, voor het eerste consult met de plastisch chirurg. Hierna zal de langverwachte operatie plaatsvinden. Bij transvrouwen bestaat de operatie uit drie delen. De teelbal en de zwellichamen worden verwijderd, dit wordt zeer secuur gedaan want het is van belang dat de eikel en de zenuwen gespaard blijven zodat deze omgevormd kunnen worden tot clitoris. De huid van de penis en een deel van de balzak worden naar binnen gevouwen in de holte tussen de anus en de urineblaas. Schaamlippen worden gemaakt van de overgebleven huid van de balzak. Veelal worden in een volgende operatie de kleine en de grote schaamlippen bij gewerkt. Een compleet ander deel van de operatie is het verleggen en innaaien van de urinebuis. Bij mannen is deze buis zo’n 20 centimeter lang terwijl deze bij vrouwen tussen de 2,5 tot 4
  • 22. 21 centimeter ligt. Na genezing van de wonden (welke natuurlijk ontstaan bij het operatief creëren van een vagina) moet de holte geregeld worden openhouden en worden opgerekt. Dit gebeurt veelal met een vibrator. Hierna is geslachtsgemeenschap weer gewoon mogelijk en kan men ook een orgasme realiseren omdat de zenuwen gespaard zijn gebleven. Ook worden tijdens de operatie de borsten vergroot omdat de hormonen de borsten wel deels vergroten, maar veelal niet genoeg (Wong & De Visser, 2010) (www.seksuele-problemen.nl). Bij transmannen bestaat de operatie in eerste instantie uit het verwijderen van borsten, baarmoeder en eierstokken. De testosteron die in de fase hiervoor veelvuldig is toegediend heeft de clitoris doen groeien en dit wordt het uitgangspunt van de penis. Er kan gekozen worden voor een micropenis, deze wordt vanuit de clitoris gemaakt en is veelal 3 centimeter lang. De clitoris wordt van zo ver mogelijk opgerekt. Van de binnenste schaamlippen worden de plasbuis gemaakt en van de buitenste schaamlippen het scrotum. Er kan ook desgewenst een penis op lengte worden gecreëerd, een ingreep genaamd falloplastiek. Dit is een zeer gecompliceerde operatie die een gehele dag duurt. Er zijn verschillende technieken. Een eerste is dat een stuk huid met vet, bloedvaten en zenuwen uit de onderarm wordt gehaald en wordt opgerold. De binnenste rol dient als verlening van de urinebuis (deze is bij vrouwen minstens 5 keer zo klein als bij mannen), daaromheen komt een huidflap met onderliggend vet. Een van de zenuwen uit de onderarm wordt aangesloten op de zenuw uit de clitoris. Een andere techniek die voor minder littekens zorgt is een falloplastiek uit het bovenbeen waarbij huid met bloedvaten wordt verplaatst naar de genitale regio. Hierbij kan alleen geen plasbuis gemaakt worden en wordt daardoor minder vaak geprefereerd. Een derde en laatste mogelijkheid is een combinatie van beide technieken waarbij de plasbuis uit de onderarm wordt gehaald en de schacht uit het bovenbeen. Het voordeel van deze methode is dat er veelal geen huidtransplantaten nodig zijn. Tijdens een latere operatie kan in de penis die met de falloplastiek is gevormd een erectieprothese worden aangebracht die met een pompje in het scrotum handmatig kan worden bediend (Wong & De Visser, 2010). Wanneer de operatie is voltooid kan men ook zijn of haar papieren officieel laten veranderen en kan men voortaan als het andere geslacht door het leven gaan. Nu de nodige informatie over transgenders in het algemeen bekend is kan er worden overgegaan op de respondenten. In onderstaand stuk zullen de acht respondenten een voor een kort worden voorgesteld. De eerste vier respondenten zijn de transvrouwen die ik heb gesproken, oftewel de man naar vrouw transgenders. De tweede vier respondenten zijn de
  • 23. 22 transmannen waarmee ik gesprekken heb gehad. Vanzelfsprekend zijn dit dus de vrouw naar man transgenders. 7.1.4 Even voorstellen.. Een korte introductie van de respondenten waarna wordt overgegaan op het beantwoorden van de laatste twee deelvragen. Transvrouwen 1. Naam: Marina Leeftijd: 18 jaar Woonsituatie: woonachtig bij haar vriend en zijn vader Werk: momenteel werkeloos, maar hard op zoek Situatie: op de wachtlijst voor het VUmc, nog geen hormonen 2. Naam: Jaimee Leeftijd: 28 jaar Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen Werk: heeft een baan Situatie: borstoperatie, geslachtsoperatie en gezichtsoperatie gehad 3. Naam: Alex Leeftijd: 32 jaar Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen Werk: heeft een baan Situatie: borstoperatie gehad en heeft geslachtsoperatie gepland staan 4. Naam: Efa Leeftijd: 54 jaar Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen Werk: heeft een baan Situatie: borstoperatie, geslachtsoperatie en gezichtsoperatie gehad
  • 24. 23 Transmannen 5. Naam: Folkert (schuilnaam) Leeftijd: 36 jaar Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen Werk: heeft een baan Situatie: twee jaar aan de hormonen, heeft al de borstoperatie en de buikoperatie gehad. Op de geslachtsoperatie heeft hij nog geen zicht. 6. Naam: Josef (schuilnaam) Leeftijd: 26 jaar Woonsituatie: woont op zichzelf, in een studentenhuis Werk: heeft een baan en studeert nog Situatie: twee jaar aan de hormonen 7. Naam: Merlijn Leeftijd: 25 jaar Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen Werk: heeft een baan Situatie: 9 maanden aan de hormonen en heeft borstoperatie en buikoperatie (eierstokken en baarmoeder laten verwijderen) gepland staan 8. Naam: Xavier Leeftijd: 35 jaar Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen Werk: heeft een baan Situatie: Borstoperatie en geslachtsoperatie gehad
  • 25. 24 7.2 Hoe kijken transgenders naar de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid? In deze deelvraag zullen de eerste resultaten met betrekking tot de gesprekken geanalyseerd en besproken worden. Het gaat hierin voornamelijk, zoals de deelvraag al aangeeft, over de meningen van de respondenten ten opzichte van de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid. Allereerst zal besproken worden waar op gelet is tijdens het analyseren van de gesprekken waarna de daadwerkelijke resultaten aan bod zullen komen. 7.2.1 Analyse van de gesprekken Bij de analyses is voor het beantwoorden van deze deelvraag voornamelijk gelet op wat men vindt van mannelijkheid en vrouwelijkheid, welke meningen de respondenten er op na houden, et cetera. Hier is veel interessante informatie uit naar voren gekomen. Wat heel duidelijk was is dat de meningen, opvattingen enzovoort van de respondenten ten opzichte van de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid te verdelen zijn in uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid en innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid. Omdat deze scheiding zo duidelijk naar voren kwam zal deze ook in het beantwoorden van de deelvraag aangehouden worden. 7.2.2 Uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid Wanneer er wordt gesproken over uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid wordt er gedoeld op lichamelijke kenmerken, maar ook op uiterlijk vertoon, op kleding en de manier waarop je jezelf presenteert. Het gaat over meningen over hoe je mannelijkheid en vrouwelijkheid aan de buitenkant kunt uitdragen, in gedrag en uiterlijk. De uiterlijke kenmerken zijn op te delen in verschillende categorieën. Deze categorieën zijn lichamelijke kenmerken, uiterlijk vertoon in de trant van kleding, make-up en kapsels en gedragingen. Belangrijk is te weten dat deze categorieën niet van te voren zijn bedacht, maar uit de gesprekken naar voren zijn gekomen. 7.2.2.1 Categorie 1: lichamelijke kenmerken Om te beginnen een aantal citaten van de transvrouwen. Alex zei: “Ik heb het geluk dat ik omdat ik Aziatisch ben, ik heel smal ben. Ik heb geen forse handen, heb geen zware stem, heb schoenmaat 41, ben slank. Dat is voor mij een voordeel”. Ook Marina ziet weinig nadelen aan haar oorspronkelijke lichaam: “Ik heb dus heel veel vrouwelijke hormonen van mezelf dus daarom heb ik niet veel mannelijks, alleen mijn penis dan”. Efa daarentegen zegt het volgende: “Kijk ik ben niet een van de kleinsten, ik heb grote handen, grote voeten. Ja daar
  • 26. 25 krijg je soms vragen naar”. Ook Jaimee zag de negatieve kanten van haar uiterlijk: “Je zag gewoon heel duidelijk dat ik een jongen was, adamsappel, ik ben hartstikke lang, ruim 1.90 meter. Ik had grote voeten, een vierkant gezicht en een postuur wat dit alles alleen nog maar verergerd”. Aan de hand van deze citaten zou je kunnen stellen dat vrouwelijkheid staat voor niet al te groot, slank, smal en gevormd. Oftewel, mannen zijn lang, fors, breed, groot en vierkant. Dit idee over mannelijkheid en vrouwelijkheid kan onderbouwd worden met een aantal citaten van de transmannen. Deze hebben namelijk soortgelijke beelden van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Josef stelde tijdens ons gesprek: “Ik heb mijn bouw in dat opzicht wel heel erg mee gehad. Want ik ben gewoon vrij dun, ik heb dus ook niet veel heupen. Het enige is dat ik mijn groei niet heb mee gehad”. Xavier stelde dat zijn ex-vriendin meerdere malen heeft gezegd dat hij toch wel een heel lelijk wijf was geweest. En daarbij stelde hij: “Ja mijn borsten zijn het eerste wat ik heb laten doen, joejoe super fijn dat die weg zijn”. Folkert had een negatieve associatie met zijn lichaam: “Ik bleef wel moeite met mijn lichaam houden, met mijn borsten voornamelijk omdat dat heel zichtbaar is. Dat ziet de buitenkant en dan word je ook gedefinieerd als vrouw”. En ook Merlijn zag zijn borsten als het meest negatieve aan zijn lichaam: “Die borsten zijn voor mij echt vrouwelijkheid numero uno en ik ben ook echt heel blij dat die operatie als eerste komt”. Uiterlijke kenmerken als borsten en heupen zijn de boosdoeners, deze maken je tot vrouw. De transvrouwen bevestigen dit. Efa vertelde dat ze al borstvorming van zichzelf had en dat ze daarom al vrouwelijker oogde dan de andere mannen in haar omgeving. Jaimee stelt: “Mijn collega’s hebben hele mooie rondingen en ik heb die niet en daar baal ik van. Ik vind rondingen als heupen echt het toppunt van vrouwelijkheid”. Ook Marina droomt van mooie borsten: “Ik ben nu dood ongelukkig, dit komt echt omdat ik nu geen borsten heb”. Alex die in principe met haar lichaam tevreden is vertelt dat ze haar borsten als eerste heeft gedaan, iets waar ze nu heel erg blij mee is. Aan de hand van het bovengenoemde kan voorzichtig gesteld worden dat mannelijkheid en vrouwelijkheid qua lichamelijke kenmerken voor de meeste mensen hetzelfde inhoudt. Vrouwen zijn slank, smal, gevormd, hebben borsten en zijn niet al te groot. Mannen daarentegen hebben geen rondingen, zijn groot, breed en hebben grote handen en voeten. Dit is slechts een enkele kant van de benadering, een volgende is uiterlijk vertoon in de vorm van kleding, make-up en kapsels.
  • 27. 26 7.2.2.2 Categorie 2: uiterlijk vertoon Naast lichamelijke kenmerken zijn uiterlijke kenmerken als kleding, make-up en kapsels manieren om je mannelijkheid of vrouwelijkheid uit te dragen. Hoe denken de respondenten daar over? Alex stelt dat kleding mensen mannelijk of vrouwelijk kan maken: “Vrouwelijke kleding, denk dan aan jurken, hakken en make-up”. Daarnaast stelt ze: “Kort haar is al heel snel mannelijk en breed lopen ook”. Josef vertelde dat hij vroeger van zijn moeder nooit zijn haar korter mocht knippen dan zijn kaaklijn: “Op een gegeven moment ging ik met mijn vader naar de kapper en het maakte hem allemaal niet zoveel uit, hij was met zijn eigen dingen bezig. Toen kwam ik terug met een stekeltjes kapsel en ineens sprak iedereen me op straat aan als jongen, kort haar wordt nu eenmaal met jongens geassocieerd”. Xavier probeert altijd zo gender verantwoord mogelijk na te denken, toch betrapt hij zichzelf zo nu en dan op hokjes denken: “Ik zou nooit een jurk aan doen, no fucking way. Ik heb daar absoluut geen affiniteit bij. Ik voel me geen vrouw, vind een jurk niet leuk. Ik vind een jurk leuk bij een vrouw en daar moet het bij blijven”. Ook Folkert heeft een bepaald beeld van wat hij graag draagt en wat niet: “En toen kwam op een gegeven moment een vriendin van me eten en toen dacht ik, ik ga me heel netjes aankleden. En netjes voor mij was een overhemd en stropdas, dat had ik al heel lang niet meer gedaan. Maar ik wilde echt mezelf zijn. En dat was voor mij mezelf zijn, dat ik aan kon trekken wat ik wilde. Toen kwam ze hier en keek ze heel raar. Toen dacht ik ja, het klopt ook wel dat ze raar kijkt want wat ze ziet klopt ook eigenlijk niet”. Merlijn vertelde dat hij toen hij eindexamen had gedaan ging stappen en zich stond op te maken en dacht bij zichzelf: “Wat ben ik in godsnaam aan het doen?”. Hieruit blijkt dat vrouwelijkheid al snel met jurken en make-up wordt geassocieerd en dan mannelijkheid vooral naar voren komt in kort geknipte kapsels en het dragen van overhemden en stropdassen. Toch benadrukken de respondenten ook dat dit niet voor alle mannen en vrouwen geldt. Alex stelt namelijk: “Niet elke vrouw is een barbiepop. Sommige vrouwen lopen meer op hakken dan andere, en anderen dragen weer meer make-up dan andere vrouwen”. Efa is van mening dat vrouwelijkheid niet per se zit in korte rokjes, hakken en een dikke laag make-up op je hoofd. Ook Jaimee stelt dat uiterlijk vertoon niet per se hoeft bij te dragen aan je mannelijkheid of vrouwelijkheid: “Laatst wilde een vrouw, ook een transgender, vrienden met me worden op facebook en ik zag haar foto en dacht je bent absoluut niet minder vrouw dan ik, maar waar jij mee bezig bent kan ik gewoon niet. Voor mij is dat gewoon een man in een jurk, en dat is heel lullig gezegd”. Mannelijkheid en vrouwelijkheid wordt tot op bepaalde hoogte zeker met bepaalde uiterlijke kenmerken geassocieerd. Vrouwen dragen nu eenmaal jurken en make-up, mannen
  • 28. 27 doen dit niet. Wanneer ze dit wel doen worden ze al snel als travestiet bestempeld en niet als vrouw. Toch zit mannelijkheid en vrouwelijkheid niet alleen maar in uiterlijk vertoon, er is meer voor nodig dan alleen een leuk kapsel, wel of geen make-up en gepaste kleding. 7.2.2.3 Categorie 3: gedrag De laatste categorie waaruit uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid bestaat is gedrag. Het gaat hier niet om gedragingen van de respondenten zelf, maar om gedragingen die door de respondenten worden bestempeld als mannelijk of vrouwelijk. Bestaat er zoiets als typisch mannelijk of typisch vrouwelijk gedrag? Merlijn stelt dat mannen en vrouwen zich echt anders gedragen: “Ik ben er dus ook echt van overtuigd dat mannen en vrouwen anders zijn”. Folkert vertelt dat hij op een bepaald moment op een school zat met alleen meisjes, hij vertoonde naar zijn eigen zeggen daar typisch jongens gedrag: “In dit typische mannengedrag was ik heel alleen, want ik zat natuurlijk altijd tussen de meiden”. Alex is van mening dat het in de kinderjaren veelal altijd hetzelfde is: “Je voelt je aangetrokken tot jongens speelgoed of tot meisjes speelgoed”. Ook Josef ziet hierin een trend in de maatschappij: “Ik had het er laatst ook met iemand over, meisjes worden eigenlijk toch altijd voorbereid om een familie te stichten,in de zin van, hier is een barbiepop ga er maar mee spelen. Bij jongens wordt dat echt niet gedaan, zo van, hier is een keuken, ga leren hoe je voor je familie moet koken”. Blijkbaar is er dus wel ergens een scheiding tussen mannelijk en vrouwelijk gedrag, maar zoals Josef hierboven stelt wordt dat zo nu en dan ook opgelegd door de maatschappij. Ook de andere respondenten erkennen dit. Merlijn vertelde dat hij laatst ontzettend schrok van een spin op zijn werk: “Een vrouwelijke collega zegt tegen me dat gaat ten koste van je reputatie hè. Dan merk je wel dat mensen andere dingen gaan verwachten. Als je een stoere man bent, pak je die spin gewoon op en zet je hem buiten neer. Dat zijn wel dingen die ik merk”. Marina vertelde dat ze vroeger dingen deed die blijkbaar niet normaal waren om te doen als jongen. En ook Jaimee heeft dat ervaren; het gedrag dat zij vertoonde werd blijkbaar niet gewenst door de maatschappij. Folkert merkt heel sterk dat er verschillende verwachtingspatronen in de samenleving bestaan voor mannen en vrouwen: “Er zijn heel veel ongeschreven regels voor mannelijk gedrag. Van mannen wordt door de gehele samenleving veel meer kennis verwacht van een heleboel dingen. Algemene kennis moet breed zijn, je moet handig zijn. Vrouwen hoeven dat allemaal niet”. Ook Josef erkent dit: “Soms kom je echt dingen tegen waarvan mensen dan zeggen/denken ja, maar dat hoort een man te weten. En
  • 29. 28 helemaal als je transgender bent, er is bijvoorbeeld voetbal op TV en je zegt dat je dat niet gaat kijken dat mensen dan zeggen, maar een echte man zou dat wel kijken”. Mannen en vrouwen vertonen volgens de respondenten over het algemeen wel verschillend gedrag, maar wat belangrijk hierbij is, is dat ze ook erkennen dat er in de maatschappij hele scherpe gedrags- en verwachtingspatronen zijn voor mannen en vrouwen. Uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid, is er nu een verschil? Qua lichamelijke kenmerken kan er wel degelijk gesproken worden van verschillen in mannelijkheid en vrouwelijkheid. Ook uiterlijk vertoon als kleding, make-up en kapsels spelen tot op zeker hoogte een rol bij het creëren van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Toch is uiterlijk vertoon alleen niet genoeg. De respondenten stellen dat er meer nodig is om van iemand een vrouw te maken dan alleen een jurk. Met betrekking tot gedragingen zijn er ook duidelijke verschillen te zien in mannelijk en vrouwelijk gedrag. Wel vragen de respondenten zich af of dit gedrag altijd en alleen maar uit de mensen zelf voort komt of dat dit vanuit de maatschappij van mannen en vrouwen wordt verwacht. 7.2.3 Innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid Mannelijkheid en vrouwelijkheid kwamen in de gesprekken niet alleen naar voren als iets wat men aan de buitenkant kan zien, maar ook als iets wat in mensen zit, een gevoel. In deze paragraaf gaat het er niet om hoe mannelijk of vrouwelijk de respondenten zich voelen, maar om hun ideeën over deze innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid. Alle respondenten hebben het idee dat vrouwelijkheid en mannelijkheid van binnen zit, dat het een gevoel is, maar wat dat gevoel precies is, is lastig te zeggen. Alex stelt: “Je geslacht zit tussen je oren en niet op je borst of tussen je benen”. Merlijn sluit zich hier volledig bij aan wanneer hij stelt: “Ik weet voor mezelf dat mijn mannelijkheid niet in mijn penis zit”. Ook Josef beaamt dit: “Als transgender heb je gewoon heel sterk een gevoel van mannelijkheid of vrouwelijkheid, wat het precies is weet ik ook niet, je voelt het gewoon”. Marina is hier ook heel stellig in: “Ik hou er niet van als mensen zeggen je hebt een penis dus je bent een man, oftewel ze kijken niet naar de rest. Mannelijkheid zit van binnen en ik heb dat totaal niet”. Ook Xavier heeft eigenlijk geen idee wat nu eigenlijk mannelijkheid en vrouwelijkheid is, hij zegt: “Ik riep op mijn derde al dat ik een jongetje was terwijl ik toen het verschil tussen jongens en meisjes niet wist en dat weet ik nu eigenlijk nog steeds niet”. Jaimee vertelt over een ontmoeting die zij ooit heeft gehad: “Ik heb iemand ontmoet en die was lichamelijk gezien
  • 30. 29 nog volledig een man, maar diegene was zo vrouwelijk, die straalde zoveel vrouwelijke energie uit. Ik heb deze persoon ook altijd vrouwelijk aangesproken en altijd gezien en behandeld als vrouw”. Zij concludeert daar dan ook uit: “Ik denk dat het toch heel erg om je energie gaat, wat je uitstraalt, je manier van denken”. Mannelijkheid of vrouwelijkheid is dus een gevoel, iets wat men met zich meedraagt en niet zozeer iets lichamelijks. Zoals al eerder gesteld is het lastig vast te stellen wat dit gevoel precies is. Folkert heeft toch wel een idee over hoe het mannelijke en vrouwelijke gevoel van elkaar verschilt: “Vrouwen hebben veel sterker een gevoel van intuïtie en mensenkennis, mannen heb dit niet. Nu ik man ben, ben ik dit gevoel ook volledig kwijt. Ik moet nu mijn ratio gaan gebruiken, maar deze is bij mij nog nauwelijks ontwikkeld”. Ondanks dat alle respondenten beamen dat er sprake is van uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn ze het er over eens dat dit zeker moet worden aangevuld met innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid. Deze innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid is een soort gevoel, een energie, maar verder is het lastig om dit precies te duiden. Hoe kijken transgenders naar de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid? Dat is de vraag waar het in dit hoofdstuk om draaide. Er kan gesteld worden dat de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid door transgenders in twee categorieën opgedeeld worden, namelijk uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid en innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid. Uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid kan vervolgens weer worden opgedeeld in drie verschillende categorieën; lichamelijke kenmerken, uiterlijk vertoon en gedrag. Na analyse van deze verschillende categorieën kwam naar voren dat er wel degelijk een verschil is in lichamelijke kenmerken tussen mannen en vrouwen. Vrouwen zijn over het algemeen kleiner van stuk, smaller, hebben heupen en borsten. Mannen daarentegen behoren groot te zijn, breed, recht en hebben grote handen en voeten. Toch is dit niet de enige indicatie die er is voor mannelijkheid en vrouwelijkheid. Ook uiterlijk vertoon speelt hierbij een rol. Hieruit kwam naar voren dat vrouwen zich opmaken, jurken dragen en lang haar hebben. Mannen hebben kort haar, lopen breed en dragen broeken en overhemden. Ook qua gedrag werd er een aantal verschillen genoemd. Er is een verschil tussen jongens en meisjes speelgoed en ook tussen mannelijk en vrouwelijk gedrag. Toch zijn de respondenten niet helemaal zeker van dit gedrag, er heerst een grote neiging naar het idee van maatschappelijke verwachtingspatronen die mannelijk en vrouwelijk gedrag bepalen. Ook met betrekking tot uiterlijk vertoon waren er hier en daar de benodigde twijfels. Wanneer een typische man, lees groot en breed, een jurk
  • 31. 30 aantrekt blijft deze persoon nog altijd een man. Mannelijkheid en vrouwelijkheid heeft dus met meer te maken dan met uiterlijke kenmerken. Daarom is er ook nog de categorie innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid. Hieruit kwam naar voren dat het gevoel dat men van binnen heeft eigenlijk meer bepalend is voor mannelijkheid en vrouwelijkheid dan het plaatje aan de buitenkant. Wat dit gevoel nu precies is, is moeilijk te zeggen. Wat tot nu toe gesteld kan worden is dat het bij mannelijkheid en vrouwelijkheid toch gaat om het totaal plaatje, om zowel het innerlijke gevoel als het uiterlijke beeld. Om Josef nogmaals aan te halen: “Transgenders weten het gewoon”.
  • 32. 31 7.3 Wat doen transgenders met de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid? In deze deelvraag gaat het, in tegenstelling tot de vorige deelvraag, om de betekenis die transgenders geven aan de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid in hun eigen leven. Hoe spelen deze concepten een rol in hun dagelijks leven? Allereerst zal worden besproken waarop is gelet tijdens de analyse van de gesprekken waarna zal worden overgegaan tot het bespreken van de resultaten. 7.3.1 Analyse van de gesprekken Bij het analyseren van de gesprekken voor deze deelvraag is voornamelijk gelet op gedragingen en betekenissen in het leven. Hoe bepalen de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid het leven van de respondenten. Wat vertellen de respondenten over hun leven als man of als vrouw. Hoe gedragen de respondenten zich als man of als vrouw. Hoe worden deze concepten naar buiten gebracht, et cetera. Ook hier is weer sprake van een duidelijke scheiding tussen uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid en innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid. 7.3.2 Uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid Net als in de voorgaande deelvraag zal uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid worden verdeeld in lichamelijke kenmerken, uiterlijk vertoon en gedrag. Het grote verschil met de vorige deelvraag is dat het hier niet gaat over meningen over lichamelijke kenmerken, uiterlijk vertoon en gedrag, maar over daadwerkelijk(e) lichamelijke kenmerken, uiterlijk vertoon en gedrag. 7.3.2.1 Categorie 1: lichamelijke kenmerken In deze paragraaf wordt behandeld wat de respondenten doen met hun lichamelijke kenmerken, laten zij ze voor wat het is, of willen zij toch graag één of meerdere operaties. Om te beginnen een aantal citaten. Efa vertelt; “Ik heb borsten laten implanteren en een geslachtsoperatie ondergaan. Daarnaast heb ik ook nog een gezichtsoperatie laten doen. Ik ben echt op zoek gegaan naar een arts die het verfijnt. Dus niet een die mijn gezicht verandert maar een die mijn gezicht verfijnt. Die de harde trekken eruit haalt en deze zacht maakt. Ze hebben mijn voorhoofd wat naar achteren gezet. Mannen hebben echt zo’n hoog voorhoofd. Hij heeft bepaalde lijnen in mijn gezicht gezet. Mijn neus is ietsjes versmald. En de wenkbrauw ribbel is wat verkleind”. Ook Jaimee heeft een borstoperatie, geslachtsoperatie en een gezichtsoperatie ondergaan; “In 2005 heb ik mijn neus laten opereren en in 2006 heb ik
  • 33. 32 mijn neus nogmaals laten opereren en mijn adamsappel weg laten halen in België. In 2007 ben ik naar Thailand gegaan, heb ik mijn kaak laten opereren en mijn kin. Mijn kaak heb ik kleiner laten maken, want door de puberteit was die groot geworden en mijn kin is versmald en verkort. Mannen hebben een browrib, een wenkbrauw ribbel, die hebben ze afgeschaafd en vlak gemaakt. Ik heb mijn wenkbrauwen laten liften en mijn haarlijn naar voren gehaald, de mannelijke haarlijn ligt namelijk iets verder naar achter. En ik heb borstimplantaten laten zetten. Als laatste heb ik mijn volledige geslachtsoperatie ondergaan in 2008”. Marina vertelt dat ze nog op de wachtlijst staan bij het VUmc, maar haar wens is duidelijk; “Ik wil de totale operatie, ik wil gewoon volledig vrouw zijn”. Niet iedereen ondergaat zoveel operaties. Alex vertelt dat ze borsten heeft laten implanteren en dat ze nog wacht op haar geslachtsoperatie. Meer dan dat vind ze absoluut niet nodig. Folkert vertelt; “Ik heb mijn baarmoeder, eierstokken en borsten laten verwijderen, ik mis nu alleen nog een penis, maar op die operatie heb ik nog geen zicht”. Merlijn heeft nog geen enkele operatie ondergaan, maar heeft deze al wel gepland staan; “De borstoperatie heb ik voor juni gepland, ik kan echt niet wachten! En twee maanden later heb ik de buikoperatie. Op de penisoperatie heb ik nog geen zicht”. Xavier vertelt dat hij achttien jaar geleden al is geopereerd; “Ik heb toen mijn borsten als eerste laten verwijderen, dat was echt fantastisch. Vervolgens heb ik ook mijn baarmoeder en eierstokken laten verwijderen. Ik heb nog wel wat meer operaties gehad, maar dat kwam door fouten in eerdere operaties, niet omdat ik meer aan mijn lichaam wilde veranderen”. Wat duidelijk naar voren komt is dat eigenlijk iedereen zijn/haar lichaam laat opereren. Alleen Josef heeft zich hier niet duidelijk over uitgesproken. Hij stelt wel; “Ik vind het echt belachelijk dat de overheid kan bepalen dat je je moet laten steriliseren om je geslacht aan te kunnen passen op je papieren, wat een pisregel”. Toch kan uit het bovengenoemde wel gesteld worden dat iedereen, op Josef na, het belangrijk vindt om zijn of haar lichaam aan te passen aan het gevoel dat men van binnen heeft. Ook komt hier weer naar voren dat het onderdeel borsten de meest belangrijke operatie is. De transmannen zijn heel gelukkig met het verwijderen van de borsten waar de transvrouwen juist heel gelukkig zijn met hun implantaten. 7.3.2.2 Categorie 2: uiterlijk vertoon Zoals al eerder gesteld is uiterlijk vertoon in de zin van kleding, make-up en kapsels een manier om je mannelijkheid of vrouwelijkheid uit te dragen. Hoe dragen de respondenten hun mannelijkheid of vrouwelijkheid uit naar buiten? Om te beginnen weer een aantal citaten. Efa
  • 34. 33 vertelt dat het bij haar al is begonnen als heel klein kind; “Toen liep ik altijd al in jurkjes, dit mocht overigens alleen thuis, naar school moest ik gewoon als jongetje”. Ook Josef vertelt dat het bij hem al op jonge leeftijd begon; “Toen ik een jaar of vier was heb ik tegen mijn ouders gezegd dat er geen speldjes meer in mijn haar zouden gaan en dat ik geen jurkjes meer zou aantrekken”. Ook Merlijn herinnert zich van alles uit zijn kinderjaren; “Op een gegeven moment hadden we van mijn tante een zak met kleding meegekregen en ik was het met mijn moeder aan het passen en ik had iets aan wat heel leuk was, lekker beetje sportief en ik dacht heel leuk. En mijn moeder zei; nee, veel te jongensachtig”. Xavier vertelt over zijn commune; “Ik moest een jurk aan en vond het echt verschrikkelijk. We waren nog geen twee minuten thuis en ik liep alweer in mijn trainingspak”. Ook Marina verkleedde zich al op jonge leeftijd; “Ik verkleedde me vaak, ik deed dan een pyjama op mijn hoofd zodat ik lang haar had en ik droeg dan hakken van mijn moeder en make-up van mijn zus”. Bijna alle respondenten hebben herinneringen uit hun jeugdjaren waarin zij zich al kleedden als de andere sekse. Dit heeft zich voortgezet in de latere jaren. Alex stelt; “Ik ging me steeds meer als vrouw kleden, hakken, haar verven, met tas en make-up. Ik heb nu ook lekker veel kleding, tassen, schoenen en make-up”. Ook Efa is op een gegeven moment aan het winkelen geslagen; “Ja ik was helemaal losgekomen, ik ben met een vriendin gaat shoppen; make-up, bh’s, kleding en meer van zulke dingen”. Merlijn vertelde dat toen hij op de middelbare school kwam, hij zich steeds vrouwelijker ging gedragen; “De eerste twee jaar had ik altijd kort haar et cetera, maar op een gegeven moment krijg je groepjes op school, je weet hoe dat gaat. Meisjes worden populair. Jongens worden interessant voor meisjes en ik ben daar maar een beetje in meegegaan want ik wilde ook niet buiten de boot vallen. Dus ik heb toen een periode gehad dat ik me ontzettend vrouwelijk heb gedragen. Galajurken en weet ik veel wat, dat soort dingen deed ik uiteindelijk wel allemaal. Op een gegeven moment zei iemand tegen mij moet jij je niet gaan opmaken? En als diegene dat niet had gezegd had ik dat, denk ik, nooit gedaan, maar dat kwam er dus ook nog bij”. Ook Josef heeft een periode gehad waarin hij zich heeft overgegeven aan zijn vrouwelijkheid; “Ik ben op een gegeven moment heel hard mijn best gaan doen om er maar bij te gaan passen. Haar laten groeien, meisjesachtige kleding gaan kopen. Op de middelbare school ben ik gewoon zo door gegaan, ik heb mezelf al die tijd heel erg aangepast”. Bijna alle respondenten vertellen dat zij een periode hebben gehad dat ze zich heel erg hebben overgegeven aan hun biologische geslacht om erbij te horen. Toch houdt dit niet lang stand, hun gevoel klopt niet met hoe ze zichzelf aan de rest van de wereld tonen. Op een bepaald moment gaan ze toch allemaal hun gevoel achterna. Josef vertelt dat hij, toen hij naar
  • 35. 34 de universiteit ging, een nieuwe start heeft gemaakt en zich langzaam aan steeds mannelijker is gaan kleden, zijn haar korter heeft geknipt en op een gegeven moment echt als man is gaan leven. Voor Jaimee heeft het wel een tijd geduurd voordat ze echt als vrouw door het leven kon gaan. Toen de operaties waren voltooid voelde ze zich vrouwelijk genoeg om voortaan ook daadwerkelijk als vrouw door het leven te gaan. Ze vertelt; “Toen heb ik mijn haar ook anders laten knippen, vrouwelijker. Ik heb toen nieuwe kleding gekocht, oude dingen weggegooid en ik ben toen make-up gaan dragen”. Toch hebben een aantal van de respondenten sommige dingen altijd al gehad, of juist nooit gedaan. Folkert; “Ik heb nog nooit lang haar gehad, ik heb altijd mijn haar kort gehad”. Ook Xavier heeft nog nooit zijn haar lang gehad. En Merlijn vertelt; “Ik heb nooit rokjes gehad enzovoort. Heb altijd een broek aangehad maar wel shirtjes met diep decolleté”. Er kan wel gesteld worden dat het heel lastig is/was voor de respondenten om zich qua uiterlijk goed te vertonen. Zij hebben allen behoorlijk geworsteld met; wat is nu gepast, wat kan wel en wat kan niet. Wel kan gesteld worden dat er toch bepaalde vrouwelijke dingen worden genoemd, als jurken, rokjes, make-up en lange haren. Ook wordt er een aantal mannelijke uiterlijke kenmerken genoemd. Dit zijn voornamelijk kort haar en spijkerbroeken. 7.3.2.3 Categorie 3: gedrag De laatste categorie waarin uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid onder te verdelen is, is gedrag. Het gaat in deze categorie om de gedragingen van de respondenten zelf en niet zozeer om hun meningen over bepaalde gedragingen. Vertonen de respondenten zoiets als typisch mannelijk of typisch vrouwelijk gedrag? Josef vertelt over zijn uitwisseling naar Japan; “Daar kende niemand me en kon ik opnieuw beginnen. Ik heb dat ook gedaan, heb daar als man geleefd, heb daar als mannelijke acteur in een film gespeeld. Heb in een jongensband gezeten”. Xavier; “Ik speelde vroeger alleen maar met jongetjes, meisjes vond ik gewoon niet zo interessant”. Merlijn stelt dat hij in zijn jeugd altijd al heel jongensachtig is geweest; “Was altijd van het stoere, voetballen, knikkeren met de jongens en ik had een zwaard en een schild en ging dan als klein riddertje de tuin door”. Folkert vertelde dat hij op een school zat waar jongens en meisjes apart les hadden, hij voelde zich dan ook heel alleen in dat wat hij zijn typisch mannengedrag noemt; “Ik ging altijd de meisjes plagen en trok aan hun bh-bandjes”. De vier transmannen die ik heb gesproken spreken alle vier over typisch mannengedrag. Blijkbaar bestaat er dus verschillend gedrag voor mannen en vrouwen. Wat vinden de transvrouwen hiervan? Efa vertelde dat ze voor haar transitie zaaddonor is geweest
  • 36. 35 en op een bepaald moment dus vader werd; “Ik was toen helemaal in de war, nu ben ik vader, maar eigenlijk voel ik me vrouw. Ik heb toen al mijn vrouw-zijn aan de kant gezet”. Alex; “Ik speelde vroeger altijd met barbies en was heel slecht in voetballen, ik kon altijd veel beter dansen”. Ook Jaimee vertelt dat ze vroeger altijd te vinden was in de poppenhoek en dat ze van haar ouders op atletiek moest terwijl ze veel liever op turnen ging. Marina stelt; “Ik ben altijd al heel vrouwelijk geweest, heb gewoon niet veel mannelijks in me”. Er wordt niet zo duidelijk over typisch vrouwengedrag gesproken als dat er over typisch mannengedrag wordt gesproken. Hoe uit dit typische mannengedrag zich? Josef vertelt dat hij nog wel eens wordt aangesproken met mevrouw; “Dan willen mensen langs me in de supermarkt of zo en dan zeggen ze mevrouw, pardon. En dan draai ik me om en zeg ik met mijn aller-diepste stem, zei u nou mevrouw tegen mij?”. Folkert vertelt dat hij voorheen wel een periode heeft gehad dat hij zich heel bewust als man neer probeerde te zetten, maar dat hij dat nu niet meer doet; “Ik ging dan heel breed lopen, hard en grof over seks praten en meer van zulke dingen”. Toch ziet hij een duidelijke verandering in zijn eigen gedrag; “Als vrouw was ik heel netjes en dat ben ik nog steeds wel, maar ik heb ook dagen dat ik rommelig ben. Op een gegeven moment werd ik wakker en zag ik kleren op de grond en ik werd in paniek wakker, ik dacht huh kleren op de grond, heb ik dat gedaan? Als vrouw was dat echt onmogelijk”. Merlijn vertelt dat hij zo nu en dan graag de mannelijke rol aanneemt, maar niet omdat hij daar een bepaalde druk toe voelt; “Als ik op stap ga met een vrouw dan houd ik wel altijd netjes de deur open en schuif ik haar stoel aan, dat vind ik gewoon leuk om te doen”. Wel ziet hij toch een bepaald soort mannelijk gedrag; “Wat wel zo is, is dat ik concurrentie ga zoeken bij mannen. Dat is heel geinig. Mensen gaan jou nu ook als man zien en gaan je in de gaten houden. Ik kan door de gang lopen op mijn werk en zie freelance collega’s en ik merk dat je dan stoerder gaat doen, je krijgt echt van dat alfa mannetjes gedrag. De oerman in jezelf komt dan naar boven”. Blijkbaar is typisch mannengedrag veel beter te duiden dan typisch vrouwengedrag. Typisch mannengedrag bestaat onder andere uit het praten met een diepe stem, breed en zelfverzekerd lopen, rommelig zijn, galant zijn in de richting van vrouwen en concurrentie zoeken met/bij andere mannen. Uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid, is er nu een verschil? Wederom is duidelijk dat er qua lichamelijkheid wel een groot en duidelijk verschil is tussen mannen en vrouwen. Vrouwen hebben borsten en een vagina, mannen hebben een penis. In relatie tot uiterlijk vertoon is er qua kapsels een duidelijke scheiding te zien, kort haar wordt geassocieerd met
  • 37. 36 mannen en lang haar met vrouwen. Vrouwen maken zich op, mannen doen dit niet. Vrouwen dragen jurken, mannen doen dit niet. Qua gedrag is er toch ook een verschil te zien tussen mannen en vrouwen. Er is redelijk duidelijk te zien wat typisch mannengedrag is, het is minder duidelijk wat nu typisch vrouwengedrag is. Mannen praten met een lage stem, lopen breed, zoeken concurrentie bij elkaar, zijn rommelig et cetera, vrouwen doen of zijn dit niet. Wat vrouwen dan wel precies doen is niet helemaal duidelijk. 7.3.3 Innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid Deze paragraaf gaat over de vraag of de respondenten zich mannelijk of vrouwelijk voelen. Of ze dit überhaupt voelen en hoe ze dit dan voelen. Alex vertelt dat ze niet goed kan zeggen wat mannelijkheid is en wat vrouwelijkheid is, maar ze stelt; “Ik voel mezelf wel een vrouwelijk persoon, in mijn denken en bewegen, zo voel ik me het prettigst”. Ook Efa weet niet precies hoe ze het moet duiden maar één ding weet ze zeker; “Ik ben altijd al vrouw geweest, alleen in een verkeerd lichaam”. Ook Marina beaamt dat ze toch echt vrouwelijk is; “Mannelijkheid zit in mensen en dat heb ik helemaal niet, in mij zit alleen vrouwelijkheid”. Jaimee stelt; “Mannelijkheid of vrouwelijkheid zit in je of het zit niet in je en in mij zit absoluut geen mannelijkheid”. De transvrouwen voelen zich duidelijk vrouwelijk, wat dit dan precies is, is niet geheel duidelijk, maar dat er een bepaald gevoel in de richting van vrouwelijkheid bestaat is zeker. De transmannen ervaren ongeveer hetzelfde. Xavier vertelde dat hij altijd al riep dat hij een jongetje was, al vanaf zijn derde jaar; “Op die leeftijd weet je nog helemaal niet wat mannelijkheid en vrouwelijkheid is, het enige wat je weet is het gevoel dat je hebt”. Ook Josef beaamt dit; “Op jonge leeftijd identificeerde ik mezelf altijd met de mannelijke personages uit de strips die ik las of de films die ik keek”. Folkert vertelde dat hij als vrouw altijd meerdere dingen tegelijk kon, maar dat hij die gave nu helemaal kwijt is; “Er zit toch iets in mensen dat mannelijkheid en vrouwelijkheid bepaalt”. Merlijn is heel duidelijk in het mannelijkheid/vrouwelijkheid denken; “Ik ben van mening dat mannelijkheid of vrouwelijkheid iets is dat in mensen zit. Daarom denk ik ook dat bij transgenders de enige optie is het lijf aan de geest aanpassen. Je kunt je innerlijke gevoel niet aanpassen aan je uiterlijke kenmerken”. Ondanks dat alle respondenten uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid uitdragen, beamen zij alle acht dat er meer is dan dat. Er is een gevoel van binnen dat je vertelt of je mannelijk of vrouwelijk bent. Het is een gevoel waar je niet om heen kunt, iets dat zo sterk is dat je doet
  • 38. 37 twijfelen aan je biologische geslacht. Wat dit gevoel precies is kunnen ze niet omschrijven. Maar één ding is zeker, ze voelen het allemaal.
  • 39. 38 8. Conclusie De leidraad van dit werk is: ‘Wat zijn de opvattingen van Nederlandse transgenders over de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid?’. Wat zijn nu de opvattingen van de acht respondenten met betrekking tot mannelijkheid en vrouwelijkheid? Om te beginnen is er voor het onderzoek begon een scheiding gemaakt tussen attitude en gedrag. Aan de ene kant gaat het om wat de respondenten vinden van de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid. Aan de andere kant gaat het om het gedrag, dus om wat doen de respondenten met de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid. Tijdens de analyses van de gesprekken kwam een andere scheiding ook heel duidelijk naar voren, namelijk de scheiding tussen uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid en innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid. Vervolgens kon uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid worden onderverdeeld in drie verschillende categorieën, namelijk: lichamelijke kenmerken, uiterlijk vertoon en gedrag. Er zijn een aantal contradicties gevonden tussen attitude en gedrag. Aan de ene kant beamen alle respondenten dat mannelijkheid en vrouwelijkheid iets is dat in mensen zit, aan de andere kant laten alle respondenten, op Josef na, heel duidelijk merken dat een operatie heel belangrijk voor ze is. Blijkbaar is innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid niet voldoende. Wat hier mogelijk mee te maken heeft zijn de verwachtingen die de maatschappij van mannen en vrouwen heeft. Met betrekking tot uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn er twee essentiële dingen gevonden. Ten eerste kwam heel duidelijk naar voren dat met betrekking tot lichamelijke kenmerken en uiterlijk vertoon vrouwelijkheid de standaard is. Vrouwen hebben borsten, mannen niet. Vrouwen hebben heupen, mannen niet. Vrouwen dragen make-up, mannen niet. Vrouwen dragen rokken en jurken, mannen niet. Het ontbreken van deze kenmerken maakt iemand een man. De respondenten benadrukten dit allemaal ook heel duidelijk. Allen, op Josef na, hebben/willen ofwel hun borsten laten verwijderen, of hebben/willen borstimplantaten. Wat geconcludeerd kan worden is dat uiterlijke mannelijkheid gedefinieerd wordt aan de hand van uiterlijke vrouwelijkheid. Ten tweede kwam met betrekking tot uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid heel duidelijk naar voren dat er zoiets bestaat als typisch mannengedrag. Vrouwengedrag wordt hier tegen afgezet, geen van de respondenten kan duidelijk stellen wat typisch vrouwengedrag precies inhoudt, het enige dat duidelijk is, is dat het het tegenovergestelde is van typisch mannengedrag. De respondenten spraken veeleer over typisch mannengedrag in de zin van breed en
  • 40. 39 zelfverzekerd lopen, met een lage stem spreken, galant zijn richting vrouwen, rommelig zijn en concurrentie zoeken met/bij andere mannen. Bij innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid is er minder duidelijk sprake van een verschil tussen mannen en vrouwen. Alle respondenten beamen dat mannelijkheid en vrouwelijkheid iets is dat in mensen zit, een gevoel, een bepaalde energie die men uitstraalt. Wat dit verder precies is, is voor geen van de respondenten echt duidelijk. Er wordt gesteld dat mensen met een mannelijk uiterlijk toch een vrouwelijke uitstraling kunnen hebben en vice versa. Het is een gevoel dat zo sterk is dat het men doet twijfelen aan zijn biologische geslacht, het is iets waar men niet omheen kan of zoals Merlijn stelt: “Voor mij is de enige optie mijn geslacht aan te passen aan mijn geest, andersom is absoluut niet mogelijk”. Het belangrijkste volgens de respondenten is de combinatie van uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid en innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid. Het gaat om het totaalplaatje, om hoe mensen zich voelen, om wat ze uitstralen, maar ook om hoe ze eruit zien. Het gaat om de combinatie van uiterlijk en innerlijk. Om lichamelijke kenmerken, uiterlijk vertoon, gedrag en gevoel samen. Als al deze dingen voor de persoon in kwestie op één lijn zitten kan men stellen, dit is een man of dit is een vrouw. Hoe kunnen deze uitkomsten gekoppeld worden aan de theoretische uitgangspunten? Hoeveel blijft er van de theorieën die in eerste instantie werden aangehaald overeind? De theorieën van Judith Butler (1999) vormden het uitgangspunt van dit onderzoek. Een deel van haar theorieën blijft overeind, een deel wordt onderuit gehaald. Butler stelt dat gender en seksualiteit twee losse dingen zijn, dat deze niet per se bij elkaar horen. De respondenten stellen aan de ene kant dat dit klopt. Veeleer zijn ze van mening dat iemand met een mannelijk uiterlijk toch heel vrouwelijk kan zijn en vice versa. Het gaat hier om de uitstraling die men heeft en niet zozeer om de fysieke kenmerken. Hier worden gender en seksualiteit dus los van elkaar gezien. Aan de andere kant stellen de respondenten ook dat het gaat om het totaalplaatje, om innerlijke en uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid samen, oftewel om de combinatie van gender en seksualiteit. Pierre Bourdieu (1984) stelde toentertijd dat de sociale omgeving van groot belang is voor de ontwikkeling van de habitus. De vraag die toen rees was of transgenders zich in een ander sociaal veld bevonden dan mensen zonder genderdysforie, dit omdat transgenders twijfelen aan hun habitus en mensen zonder genderdysforie niet. Naar aanleiding van de gesprekken met de respondenten kan gesteld worden dat dit niet het geval is. Transgenders twijfelen niet zozeer aan hun habitus, maar meer aan hun uiterlijke kenmerken. In hun habitus zijn ze behoorlijk zeker van wat en wie ze zijn, net zoals mensen zonder genderdysforie.
  • 41. 40 In hoeverre is de socialisatie theorie van Anja Meulenbelt (1984) van toepassing op de transgenders? Met betrekking tot lichamelijke kenmerken stelt zij dat er geen afdoende verklaring is voor het idee dat de biologie een bepalend effect heeft op onze wording tot mannen en vrouwen. Dit komt overeen met wat transgenders ervaren. Ze worden geboren in het ene geslacht, maar voelen zich het andere geslacht. Biologische kenmerken zijn niet van invloed op de wording tot man of vrouw. Met betrekking tot geslachtsrollen stelt Meulenbelt dat er veel dingen in het leven van invloed zijn op de socialisatie, onder andere ouders, media en school. De respondenten stellen dat het gevoel dat ze hebben, namelijk het behoren tot het andere geslacht, er altijd al is geweest. Maar ze ervaren duidelijk dat dit gevoel eigenlijk niet gewenst wordt door de samenleving. Er is een duidelijk beeld van wat mannen zijn, wat vrouwen zijn en men wordt geacht zich daaraan aan te passen. Als laatste analyseert Meulenbelt de psycho-analyse. Hieruit concludeert ze dat persoonlijkheidsstructuren sterk samenhangen met cultuur. Dit is iets waar in dit onderzoek wel vanuit is gegaan, daarom is er alleen met Nederlandse transgenders gesproken. Verder kan hier niets over geconcludeerd worden. Alle drie de theoretici onderschrijven het belang van omgeving. Ook de respondenten ervaren het belang van de omgeving. Toch stellen ze dat ze hoe dan ook over willen/wilden gaan tot het andere geslacht, wat de omgeving hier ook van dacht. De theorieën waar in eerste instantie vanuit werd gegaan zijn grotendeels van toepassing op de gevonden resultaten. In de Nederlandse samenleving is er steeds meer sprake van emancipatie van vrouwen. Vrouwen werken zich omhoog en proberen op hetzelfde niveau te komen als de mannen. Hieruit blijkt dat mannen de standaard zijn, dit kwam ook duidelijk uit de resultaten naar voren. Iets als typisch vrouwengedrag was niet duidelijk te definiëren, typisch mannengedrag daarentegen wel. Mannen worden veeleer als het actieve geslacht gezien, daar waar de vrouwen als passief worden bestempeld. Ook dit wordt door de resultaten bevestigd wanneer gesteld wordt dat iets als mannengedrag wel gedefinieerd kan worden en iets als typisch vrouwengedrag niet. De scheiding tussen de actieve man en de passieve vrouw komt nog op een andere manier aan de orde. Uit de resultaten bleek dat mannelijkheid wordt gedefinieerd aan de hand van vrouwelijkheid. Vrouwelijkheid is het uitgangspunt met betrekking tot uiterlijk vertoon. Oftewel, vrouwen zijn om naar te kijken, maar ondernemen zelf geen actie. Mannen daarentegen ondernemen wel actie, zijn actief en daarom bestaat er wel zoiets als typisch mannengedrag en niet zoiets als typisch vrouwengedrag.
  • 42. 41 Om terug te grijpen op de transgenders, deze mensen zijn allen actief. Deze mensen vechten voor dat waar ze voor willen staan. Zowel de mannen als de vrouwen ondernemen actief actie om te worden wat ze willen worden. Transgenders zijn in dat opzicht werkelijk een voorbeeld voor de rest van de samenleving. Ondanks dat iedereen iets anders van ze verwacht, doen ze toch dat wat ze het liefste willen. Als dat geen levenskracht is…
  • 43. 42 9. Discussie In de resultaten is meerdere malen gesproken over maatschappelijke verwachtingspatronen met betrekking tot mannelijkheid en vrouwelijkheid. Omdat de focus van dit onderzoek met name lag op de betekenis die transgenders aan de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid geven is deze kwestie grotendeels buiten beschouwing gelaten. Toch is het zeer interessant en ook bijzonder relevant om te onderzoek of en hoe maatschappelijke verwachtingspatronen inwerken op de betekenis die mensen geven aan de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid. De kans is aanwezig dat ik, omdat ik de maatschappelijke verwachtingspatronen buiten beschouwing heb gelaten, niet een geheel reëel beeld van de betekenis van mannelijkheid en vrouwelijkheid neer heb kunnen zetten. Toch denk ik dat het beeld dat ik geschetst heb aardig klopt, dit omdat de respondenten ook niet altijd duidelijk konden zeggen hoe en wat de maatschappij van mannen en vrouwen verwacht. Niettemin, een interessant onderwerp voor verder onderzoek. Iets dat veelvuldig in de gesprekken met de respondenten naar voren is gekomen is porno. Het stereotype dat bestaat: vrouwen houden niet van porno, mannen houden wel van porno werd in de gesprekken aardig bevestigd. Voornamelijk de transmannen spraken hierover. Ze stelden dat ze voorheen, dus als vrouw, eigenlijk walgden van porno en ook absoluut niet begrepen waarom mensen daar überhaupt naar wilden kijken. Nu ze mannelijke hormonen slikken is deze mening compleet veranderd. De transmannen hebben ineens veel meer behoefte aan seksuele contacten, denken veel meer aan seks en hebben een veel grotere behoefte om porno te kijken. De transmannen zelf stellen dat ze eigenlijk geen idee hebben waar de drang naar seks en porno ineens vandaan komt, maar beamen allen dit gevoel. Interessant is om uit te zoeken hoe mensen voor hun transitie tegenover porno staan en hoe mensen na hun transitie tegenover porno staan. Waar komt het verschil vandaan? Zijn het de mannelijke hormonen die deze seksuele driften aanwakkeren of spelen hier ook andere zaken als verwachtingspatronen, stereotyperingen en peer pressure een rol? In de methode is geschreven dat er werd gestreefd naar twaalf respondenten, dit streven is niet gehaald. Wel heb zijn er evenveel mannen als vrouwen gesproken. Bij de vrouwen zijn er twee helemaal klaar met de operaties, bij de mannen een. Er is een man en een vrouw die beide nog alle operaties moeten ondergaan. Er was een vrouw die nog op de geslachtsoperatie wacht en een man die nog op de geslachtsoperatie wacht. Bij de mannen was er een respondent die niet duidelijk was over zijn operatie. De mannen en de vrouwen zijn in dit opzicht dus niet compleet vergelijkbaar, daar ze niet allemaal hetzelfde hebben
  • 44. 43 ondergaan. Wel staat vast dat op één na, alle respondenten de operatie van groot belang vinden voor hun transitie. Iets dat van betekenis kan zijn voor het VuMc is dat de respondenten graag meer vrijheid hebben in de keuze van de operaties. De richtlijnen van het VuMc worden vaak als te beperkt ervaren, geef de transgenders de ruimte om te kiezen wat ze willen. Vaak hebben ze namelijk een heel duidelijk beeld van wat ze wel en niet willen en veel van deze wensen zijn niet haalbaar binnen de richtlijnen van het VuMc. De leeftijd bij de mannen viel tussen de 25 en de 36 jaar en bij de vrouwen tussen de 18 en de 54 jaar. De twee groepen zijn ook hier niet identiek aan elkaar en daarom niet geheel vergelijkbaar. In het onderzoek is dan ook niet getracht te vergelijken. Er is gepoogd weer te geven hoe mannelijkheid en vrouwelijkheid wordt gedefinieerd door de verschillende respondenten en dat streven is aardig gelukt. Het is belangrijk te vermelden dat dit onderzoek gebaseerd is op informatie van acht respondenten en dat daarom de resultaten niet generaliseerbaar zijn naar de rest van de populatie. Daarbij is er gesproken met acht totaal verschillende personen die elk compleet anders in het leven staan. Allen ondergaan hetzelfde proces, maar daar houdt de vergelijking eigenlijk ook op. De ene doorloopt het proces in een jaar, waar de andere er meer dan tien jaar over doet. De een is heel zeker, de ander heel onzeker. Er zijn acht totaal verschillende verhalen gehoord en er is getracht de vergelijkingen te vinden en te bespreken. Dit wil niet zeggen dat er helemaal niets geconcludeerd kan worden. De bovengeschreven conclusie is weldegelijk gebaseerd op feitelijke overeenkomsten.
  • 45. 44 10. Literatuurlijst Boeken  Bourdieu, P. (1984). Distinction. A social critique of the jugdement of taste.Cambridge: Harverd University Press.  Butler, J. (1999). Gender Trouble. New York: Routledge.  Meulenbelt, A. (1984). De schillen van de ui. Socialisatie: hoe zijn we vrouwen en mannen geworden? Amsterdam: Feministische Uitgeverij Sara  Shilling, C. (1993). The body and Social Theory. Londen: Sage Publications.  Smith, E.R. & Mackie, D.M. (2007). Social Psychology (3rd ed.). Hove & New York: Psychology Press.  Stones, R. (2007). Key Sociological Thinkers (2nd ed.). New York: Palgrave Macmillan.  Swaab, D. (2010). Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot Alzheimer. Amsterdam: Uitgeverij Contact.  Wallace, R.A. & Wolf, A. (2006). Contemporary sociological theory: expanding the classical tradition (6th ed.). New Jersey: Pearson, Prentice Hall.  Wong, S. & Visser, E., van. (2010). Genderkinderen: geboren in het verkeerde lichaam. Zwolle: Uitgeverij d’jonghe Hond Artikelen  Cooke, B. M., Tabibnia, G., & Breedlove, S. M. (1999). A brain sexual dimorphism controlled by adult circulating androgens. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America, 96, 7538-7540.  Halsema, A. (2000). Judith Butler: turbulentie op het gebied van gender en seksualiteit’, in: Gender Turbulentie. Amsterdam: Boom/Parrèsia, p.7-28.  Lawrence, A. (2007). A Critique of the Brain-Sex Theory of Transsexualism.  Cohen-Kettenis, P.T. & W. Arrindell (1990). Perceived parental rearing style, parental divorce and transseksualism: a controlled study. Psychological Medicine, 20: 613-620  Zucker K.J. & S.J. Bradley (1995). Gender identity disorder and psychosexual problems in children and adolescents. Guilford Press, New York.
  • 46. 45 Tijdschriften  Libelle: nr.1; 2009  Grazia: nr.17; 2009 Internet  http://www.transgendernederland.nl/modules/wiwimod/index.php?page=Organisatiest ructuur  http://www.vumc.nl/afdelingen/zorgcentrum-voor-gender/Genderdysforie/  http://www.travestie.org/html/index.php?bestand=informatief#transgenderisme  http://www.lkgtent.nl/  http://en.wikipedia.org/wiki/Stria_terminalis  http://www.seksuele-problemen.nl/transseksualiteit.htm  http://www.velon.nl/kennisbank/241/onderzoeken_vanuit_een_biografisch_perspectie f_gebruikmakend_van_de_biografische_methode  http://www.coachplatform.eu/index.php?id=46