Half mei verdiepte onderzoeker Geert Driessen zich al eens in de NPO-menukaart. Nu duikt hij nog wat dieper in de materie en neemt de bewijsvoering van de EEF-interventies onder de loep. Zijn conclusie is niet geruststellend.
Wilco Roobol
Tijdens de workshop ga je in groepjes aan de slag met een onderzoeksopzet om met name
18+-studenten actief in de lessen te behouden. Vooraf presenteren we vanuit de literatuur
en eerder onderzoek bekende speerpunten en conclusies.
Het domino-effect duidt op de dalende aanwezigheid, de dalende motivatie en de dalende
betrokkenheid van de student bij school. Zou er ook nog sprake kunnen zijn van een dubbel
domino-effect? In deze workshop zoek je zelf de antwoorden.
Verbeteren van gezondheidsgelijkheid doorheen de levensfasen: Samenvatting va...DRIVERS
Translation of the final recommendations produced by the DRIVERS project, which aimed to propose solutions to improve health equity across the life course.
Wilco Roobol
Tijdens de workshop ga je in groepjes aan de slag met een onderzoeksopzet om met name
18+-studenten actief in de lessen te behouden. Vooraf presenteren we vanuit de literatuur
en eerder onderzoek bekende speerpunten en conclusies.
Het domino-effect duidt op de dalende aanwezigheid, de dalende motivatie en de dalende
betrokkenheid van de student bij school. Zou er ook nog sprake kunnen zijn van een dubbel
domino-effect? In deze workshop zoek je zelf de antwoorden.
Verbeteren van gezondheidsgelijkheid doorheen de levensfasen: Samenvatting va...DRIVERS
Translation of the final recommendations produced by the DRIVERS project, which aimed to propose solutions to improve health equity across the life course.
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...Driessen Research
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) is gericht op het verbeteren van de onderwijskansen
van kinderen die in de thuissituatie onvoldoende stimulansen ontvangen. Daartoe
krijgen zij in de kinderopvang, peuterspeelzalen en kleutergroepen van basisscholen ontwikkelingsstimulerende
programma’s aangeboden. Door de decentralisatie van het VVEbeleid
naar gemeenten en schoolbesturen en de daarmee samenhangende vrijheden is er
op lokaal niveau een enorme variatie ontstaan in de vormgeving. In deze bijdrage wordt
nagegaan hoe dat in de praktijk uitpakt bij de indicatiestelling van de doelgroepkinderen
en de uitvoering van VVE in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Om hier zicht op
te verkrijgen zijn in 12 gemeenten 11 JGZ-stafmedewerkers en 25 leidsters van kinderdagverblijven
en peuterspeelzalen geïnterviewd; daarnaast zijn 30 VVE-experts geraadpleegd.
De resultaten laten zien dat de betrokkenen in de praktijk op geëngageerde wijze vormgeven
aan voorschoolse educatie en dat er daarbij al veel is bereikt. De vraag rijst echter of er
via meer standaardisering niet een efficiëntie- en effectiviteitsslag kan worden gemaakt.
Geert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdfDriessen Research
In Nederland wordt al geruime tijd beleid gevoerd op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden die het gevolg zijn van sociale, economische en culturele factoren in de thuissituatie van kinderen. Momenteel vormt de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) een speerpunt van dit beleid. In kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en kleutergroepen van de basisschool krijgen kinderen met (dreigende) achterstanden stimuleringsprogramma’s aangeboden, met name op het gebied van taal. Ten gevolge van de in 1998 in gang gezette decentralisatie hebben gemeenten en schoolbesturen veel autonomie en vrijheid gekregen bij de vormgeving van VVE. Dit heeft geleid tot een enorme variatie bij de uitvoering. Het heeft er erg veel van weg dat men binnen elke gemeente aan de slag is gegaan met het opnieuw uitvinden van het wiel. Dit is allebehalve efficiënt en bovendien kan men zich afvragen of hiermee goede condities worden geschapen voor een effectieve VVE.
De vakgroep Gezondheidspsychologie van de Open Universiteit ontwikkelt een vernieuwde mastervariant gezondheidspsychologie. De cursus Interventies in de praktijk: positieve gezondheid is nieuw en wordt aangeboden vanaf april/mei 2018. De cursus kan gevolgd worden door iedereen met een bachelor psychologie!
De presentatie geeft een globale indruk van de opzet van de cursus.
Presentatie over vóórkomen health illiteracy in de urologische praktijk, met in eerste slices uitgebreide informatie over wat voor consequenties dat heeft.
Het Ministerie van OCW publiceerde vlak voor de verkiezingen het Nationaal Programma Onderwijs (NPO), een bijzonder ambitieus reparatieprogramma met navenant budget (8,5 miljard euro), bedoeld om de door corona opgelopen onderwijsachterstanden weg te werken. Bij nader inzien is het NPO behoorlijk ondoordacht.
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdfDriessen Research
Het effect van vve blijft in Nederland moeilijk aantoonbaar. Vve-beleid wordt daarom vaak gestoeld op bewijs uit Amerikaans onderzoek. Geert Driessen fileert de belangrijkste – Perry Preschool en Abecedarian. Er blijft weinig van het bewijs over.
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) betreft educatieve stimuleringsprogramma’s voor peuters en
kleuters die vanwege factoren gelegen in de thuissituatie onderwijsachterstanden dreigen op te lopen.
VVE kent al een lange geschiedenis en er wordt jaarlijks ruim 250 miljoen euro aan besteed. Het is dan
ook merkwaardig dat de empirische basis ervoor onduidelijk is, zeker in het licht van een trend naar meer
evidence-based overheidsbeleid. In dit artikel wordt op zoek gegaan naar de oorsprong van VVE en beoordeelt
op kritische wijze de kwaliteit van het bewijs dat wordt opgevoerd voor de positieve werking ervan.
Bovendien worden drie recente Nederlandse publicaties op het gebied van VVE samengevat en gewogen.
Het bewijs voor positieve effecten blijkt vooralsnog te ontbreken.
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....Driessen Research
SAMENVATTING
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) richt zich op het voorkomen van achterstanden die het gevolg zijn van sociaal-etnische gezinsomstandigheden. De claim is dat het daarin effectief kan zijn, mits het van hoge kwaliteit is. Ondanks de input van vele miljarden zijn de achterstanden de afgelopen decennia echter alleen maar gegroeid. De vraag die hier gesteld wordt is daarom of die claim wel terecht is. Daartoe wordt de externe validiteit van het meest geciteerde voorschoolse programma, het Perry Preschool Project, onder de loep genomen. Kunnen de resultaten daarvan echt in die mate worden gegeneraliseerd als wordt geclaimd?
Kernwoorden: Voor- en Vroegschoolse Educatie; VVE; onderwijsachterstanden; Perry Preschool; James Heckman; generalisatie; externe validiteit
SUMMARY
Preschool Education programs aim at preventing educational delays resulting from socioethnic disadvantage in the home environment of young children. Proponents claim that such programs can be effective, provided they are of high quality. Despite the investment of huge budgets, the educational gap between socioeconomically deprived families and their wealthier counterparts still is widening. The question therefore is whether the programs’ claim is justified. This article focuses on the external validity of the most cited preschool program, the High/Scope Perry Preschool Project. Is it really possible to generalize its findings to other programs, settings and conditions, and target groups, as is being claimed?
Keywords: Pre- and Early School Education; educational disadvantage; Perry Preschool; High/Scope; James Heckman; generalization; external validity
Pre-print van: Driessen, G. (2024). De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma. Heckmans dubieuze claims. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 63(1), 18-29. ISSN 2211-6273
https://orthopedagogiek.eu/
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...Driessen Research
The primary goal of pre- and early-school programs is to prevent young children from socioeconomically disadvantage backgrounds to start school already with educational delays. The programs offer compensatory stimulation activities which are supposed to be not available in the home situation; the focus is on language development. Proponents claim that such programs can be effective, provided they are of high quality. The belief in their success is very much based on the outcomes of a few so-called model programs from the 1960s and 1970s. One of these programs is the Carolina Abecedarian Project, a small single-site project started in 1972. Four cohorts of in total 111 children and their poor, Black parents participated in this experiment with a random allocated treatment and a control group. The children were followed from 6 weeks after birth to 6 years of age, that is, when they entered school. They were regularly tested and observed, and then after the program had ended again until they were 40 years of age. The focus here is on the internal and external validity of the Abecedarian Project. Are the effects as reported by the program’s staff reliable and valid? Is it possible to generalize the findings of this model program to other times, settings, conditions, and target groups?
Driessen, G. (2024). Abecedarian: An impossible model preschool program. Encyclopedia, 11 January 2024.
ISSN 2309-3366
Retrieved from https://encyclopedia.pub/entry/121338
More Related Content
Similar to Geert Driessen (2021) Did Driessen duikt in NPO
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...Driessen Research
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) is gericht op het verbeteren van de onderwijskansen
van kinderen die in de thuissituatie onvoldoende stimulansen ontvangen. Daartoe
krijgen zij in de kinderopvang, peuterspeelzalen en kleutergroepen van basisscholen ontwikkelingsstimulerende
programma’s aangeboden. Door de decentralisatie van het VVEbeleid
naar gemeenten en schoolbesturen en de daarmee samenhangende vrijheden is er
op lokaal niveau een enorme variatie ontstaan in de vormgeving. In deze bijdrage wordt
nagegaan hoe dat in de praktijk uitpakt bij de indicatiestelling van de doelgroepkinderen
en de uitvoering van VVE in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Om hier zicht op
te verkrijgen zijn in 12 gemeenten 11 JGZ-stafmedewerkers en 25 leidsters van kinderdagverblijven
en peuterspeelzalen geïnterviewd; daarnaast zijn 30 VVE-experts geraadpleegd.
De resultaten laten zien dat de betrokkenen in de praktijk op geëngageerde wijze vormgeven
aan voorschoolse educatie en dat er daarbij al veel is bereikt. De vraag rijst echter of er
via meer standaardisering niet een efficiëntie- en effectiviteitsslag kan worden gemaakt.
Geert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdfDriessen Research
In Nederland wordt al geruime tijd beleid gevoerd op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden die het gevolg zijn van sociale, economische en culturele factoren in de thuissituatie van kinderen. Momenteel vormt de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) een speerpunt van dit beleid. In kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en kleutergroepen van de basisschool krijgen kinderen met (dreigende) achterstanden stimuleringsprogramma’s aangeboden, met name op het gebied van taal. Ten gevolge van de in 1998 in gang gezette decentralisatie hebben gemeenten en schoolbesturen veel autonomie en vrijheid gekregen bij de vormgeving van VVE. Dit heeft geleid tot een enorme variatie bij de uitvoering. Het heeft er erg veel van weg dat men binnen elke gemeente aan de slag is gegaan met het opnieuw uitvinden van het wiel. Dit is allebehalve efficiënt en bovendien kan men zich afvragen of hiermee goede condities worden geschapen voor een effectieve VVE.
De vakgroep Gezondheidspsychologie van de Open Universiteit ontwikkelt een vernieuwde mastervariant gezondheidspsychologie. De cursus Interventies in de praktijk: positieve gezondheid is nieuw en wordt aangeboden vanaf april/mei 2018. De cursus kan gevolgd worden door iedereen met een bachelor psychologie!
De presentatie geeft een globale indruk van de opzet van de cursus.
Presentatie over vóórkomen health illiteracy in de urologische praktijk, met in eerste slices uitgebreide informatie over wat voor consequenties dat heeft.
Het Ministerie van OCW publiceerde vlak voor de verkiezingen het Nationaal Programma Onderwijs (NPO), een bijzonder ambitieus reparatieprogramma met navenant budget (8,5 miljard euro), bedoeld om de door corona opgelopen onderwijsachterstanden weg te werken. Bij nader inzien is het NPO behoorlijk ondoordacht.
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdfDriessen Research
Het effect van vve blijft in Nederland moeilijk aantoonbaar. Vve-beleid wordt daarom vaak gestoeld op bewijs uit Amerikaans onderzoek. Geert Driessen fileert de belangrijkste – Perry Preschool en Abecedarian. Er blijft weinig van het bewijs over.
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) betreft educatieve stimuleringsprogramma’s voor peuters en
kleuters die vanwege factoren gelegen in de thuissituatie onderwijsachterstanden dreigen op te lopen.
VVE kent al een lange geschiedenis en er wordt jaarlijks ruim 250 miljoen euro aan besteed. Het is dan
ook merkwaardig dat de empirische basis ervoor onduidelijk is, zeker in het licht van een trend naar meer
evidence-based overheidsbeleid. In dit artikel wordt op zoek gegaan naar de oorsprong van VVE en beoordeelt
op kritische wijze de kwaliteit van het bewijs dat wordt opgevoerd voor de positieve werking ervan.
Bovendien worden drie recente Nederlandse publicaties op het gebied van VVE samengevat en gewogen.
Het bewijs voor positieve effecten blijkt vooralsnog te ontbreken.
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....Driessen Research
SAMENVATTING
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) richt zich op het voorkomen van achterstanden die het gevolg zijn van sociaal-etnische gezinsomstandigheden. De claim is dat het daarin effectief kan zijn, mits het van hoge kwaliteit is. Ondanks de input van vele miljarden zijn de achterstanden de afgelopen decennia echter alleen maar gegroeid. De vraag die hier gesteld wordt is daarom of die claim wel terecht is. Daartoe wordt de externe validiteit van het meest geciteerde voorschoolse programma, het Perry Preschool Project, onder de loep genomen. Kunnen de resultaten daarvan echt in die mate worden gegeneraliseerd als wordt geclaimd?
Kernwoorden: Voor- en Vroegschoolse Educatie; VVE; onderwijsachterstanden; Perry Preschool; James Heckman; generalisatie; externe validiteit
SUMMARY
Preschool Education programs aim at preventing educational delays resulting from socioethnic disadvantage in the home environment of young children. Proponents claim that such programs can be effective, provided they are of high quality. Despite the investment of huge budgets, the educational gap between socioeconomically deprived families and their wealthier counterparts still is widening. The question therefore is whether the programs’ claim is justified. This article focuses on the external validity of the most cited preschool program, the High/Scope Perry Preschool Project. Is it really possible to generalize its findings to other programs, settings and conditions, and target groups, as is being claimed?
Keywords: Pre- and Early School Education; educational disadvantage; Perry Preschool; High/Scope; James Heckman; generalization; external validity
Pre-print van: Driessen, G. (2024). De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma. Heckmans dubieuze claims. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 63(1), 18-29. ISSN 2211-6273
https://orthopedagogiek.eu/
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...Driessen Research
The primary goal of pre- and early-school programs is to prevent young children from socioeconomically disadvantage backgrounds to start school already with educational delays. The programs offer compensatory stimulation activities which are supposed to be not available in the home situation; the focus is on language development. Proponents claim that such programs can be effective, provided they are of high quality. The belief in their success is very much based on the outcomes of a few so-called model programs from the 1960s and 1970s. One of these programs is the Carolina Abecedarian Project, a small single-site project started in 1972. Four cohorts of in total 111 children and their poor, Black parents participated in this experiment with a random allocated treatment and a control group. The children were followed from 6 weeks after birth to 6 years of age, that is, when they entered school. They were regularly tested and observed, and then after the program had ended again until they were 40 years of age. The focus here is on the internal and external validity of the Abecedarian Project. Are the effects as reported by the program’s staff reliable and valid? Is it possible to generalize the findings of this model program to other times, settings, conditions, and target groups?
Driessen, G. (2024). Abecedarian: An impossible model preschool program. Encyclopedia, 11 January 2024.
ISSN 2309-3366
Retrieved from https://encyclopedia.pub/entry/121338
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...Driessen Research
Early Childhood Education programs aim at preventing educational delays associated with socio-ethnic disadvantage in the home environment of young children. Advocates claim that such programs can be effective, provided they are of high quality. Despite the investment of enormous budgets, the educational gap between socio-economically deprived families and their wealthier counterparts is still widening. The question therefore is justifiied whether these claims are justified. This article focuses on the internal and external validity of the most cited preschool program, the High/Scope Perry PreschoolProject, which was carried out between 1962 and 1967 in one school in Ypsilant, MI. Are the program's effects as reported by, e.g. Lawrence Schweinhart and James Heckman, reliable and valid? And is it really possible to generalize the findings of this so-called model program to other programs, target groups, settings and conditions, as is being claimed?
Geert Driessen (2023) The Perry High/Scope Preschool program. A critique
Retrieved from https://encyclopedia.pub/entry/history/show/109024
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...Driessen Research
Bot, K. de, Driessen, G., & Jungbluth, P. (1988). An exploration of the effects of the teaching of immigrant language and culture. Paper International Conference on Maintenance and Loss of Ethnic Minority Languages, Noordwijkerhout, the Netherlands, August 28-30, 1988.
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...Driessen Research
Driessen, G. (1992). Developments in first and second language acquisition of Turkish and Moroccan children in the Netherlands. Paper Second International Conference on Maintenance and Loss of Ethnic Minority Languages, Noordwijkerhout, the Netherlands, September 1-4, 1992.
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...Driessen Research
The document discusses the results of a study on the impact of climate change on global wheat production. Researchers found that rising temperatures will significantly reduce wheat yields across different regions of the world by the end of the century. Under a high emissions scenario, the study projects a global average decrease in wheat production of 6% by 2050, and a 17% decrease by 2100, threatening global food security.
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...Driessen Research
Driessen, G., & Valkenberg, P. (2000). Islamic schools: the case of the Netherlands. Paper AERA Annual Meeting, New Orleans, LA, USA, April 24-28, 2000.
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdfDriessen Research
Driessen, G. (2000). Islamic schools in the Western World: The case of the Netherlands. Invited paper AEGEE Conference on Intercultural Education, Nijmegen, the Netherlands, April 14-16, 2000.
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...Driessen Research
1) The document discusses a study on the relationship between minority parents' participation in Dutch society and their children's educational outcomes.
2) The study uses data from over 10,000 children and their parents to examine how factors like parental ethnicity, education, labor participation, and cultural participation correlate with children's language, math, and social skills.
3) The results find a consistent positive effect of parents' cultural participation (e.g. attending concerts and museums) on children's language and math abilities, supporting the idea that cultural capital benefits children's education. However, the hypothesis that greater parental participation broadly leads to better child outcomes is only partially confirmed.
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...Driessen Research
Smit, F., & Driessen, G. (2005). Parent and community involvement in education from an international comparative perspective. Challenges for changing societies. Invited paper international conference Children At-Risk in Education, (CARE), ‘Children at Risk. Advancing their Educational Frontiers’. Kuala Lumpur, Malaysia, December 2-4, 2005.
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.pptDriessen Research
This document summarizes a study on the effects of minority parents' participation in society on their children's educational outcomes. The study used data from 10,680 children in the Netherlands to analyze relationships between parental ethnicity, education, participation in different domains (e.g. labor, religion), and children's language, math and social skills. The results showed a consistent positive effect of parents' cultural participation (e.g. attending concerts) on children's language and math abilities, supporting the idea of cultural capital. However, the hypothesis that greater parental integration would more broadly promote children's education received only partial confirmation. Higher expectations for immigrant children's chances may need to be more realistic.
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...Driessen Research
Merry, M., & Driessen, G. (2010). Integration by other means: Hindu schooling in the Netherlands. Paper XIV World Congress of Comparative Education Societies, ‘Bordering, re-bordering and new possibilities in education and society’, Istanbul, Turkey, June 14-18, 2010.
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...Driessen Research
Driessen, G., & Merry, M. (2013). Tackling socioeconomic and ethnic educational disadvantage to prevent lifelong poverty. Paper Annual Meeting AERA 2013, San Francisco, CA, USA, April 27 – May 1, 2013.
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...Driessen Research
Smit, F., & Driessen, G. (2013). Dealing with street culture in schools: Are families, schools and communities able to work together to improve the quality of the daily interactions and communication? Paper 9th International Conference of the European Research Network About Parents in Education (ERNAPE), ‘Learn from the past, review the present, prepare for a future with equity’. Lisbon, Portugal, September 4-6, 2013. In Nieuwsbrief Ouders, scholen en buurt, juli 2013. Retrieved from http://itsexpertisecentrum.wordpress.com/2013/07/02/dealing-with-street-culture-in-schools-are-families-schools-and-communities-able-to-work-together-to-improve-the-quality-of-the-daily-interactions-and-communication/
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...Driessen Research
Smit, F., & Driessen, G. (2013). Critical lessons from practices for improving the quality of communication between parents and schools. Paper 9th International Conference of the European Research Network About Parents in Education (ERNAPE), ‘Learn from the past, review the present, prepare for a future with equity’. Lisbon, Portugal, September 4-6, 2013. In Nieuwsbrief Ouders, scholen en buurt, juli 2013. Retrieved from http://itsexpertisecentrum.wordpress.com/2013/07/02/critical-lessons-from-practices-for-improving-the-quality-of-communication-between-parents-and-schools/
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdfDriessen Research
Driessen, G., & Merry, M. (2015). The gross and net effects of the schools’ denomination on student performance. Paper Annual Meeting AERA 2015, Chicago, Ill., USA, April 16 – 20, 2015.
DOI 10.13140/RG.2.2.30454.40006
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...Driessen Research
Agirdag, O., Driessen, G., & Merry, M. (2015). Is there a catholic school effect for Muslim pupils? Paper 12th Conference of the European Sociological Association 2015, Prague, Czech Republic, August 25–28, 2015.
DOI 10.13140/RG.2.2.14725.76004/1
Geert Driessen (2016) College RUG Performance differences between religious a...Driessen Research
Driessen, G. (2016). Performance differences between religious and nonreligious schools. Gastcollege Bachelor Onderwijssociologie, Vakgroep Sociologie, RUG, Groningen, 25 februari 2016.
Geert Driessen (2016) College RUG Performance differences between religious a...
Geert Driessen (2021) Did Driessen duikt in NPO
1. Driessen duikt in NPO
TEKST GEERT DRIESSEN GEPUBLICEERD OP 30-06-2021
BEELD SHUTTERSTOCK
Half mei verdiepte onderzoeker Geert Driessen zich al eens in de
NPO-menukaart. Nu duikt hij nog wat dieper in de materie en neemt
de bewijsvoering van de EEF-interventies onder de loep. Zijn
conclusie is niet geruststellend.
Ten gevolge van de COVID-19 epidemie hebben veel leerlingen achterstanden
opgelopen, zowel op cognitief als sociaal-emotioneel gebied. Teneinde deze weg te
werken heeft het ministerie van OCW via het Nationaal Programma Onderwijs (NPO)
eenmalig een bedrag van € 8.5 miljard ter beschikking gesteld. Scholen zijn verplicht
voor de besteding van hun extra budget te kiezen voor een of
meer bewezen effectieve interventies uit het NPO-keuzemenu. Dat
menu bevat (vooralsnog) 22 interventies, de meeste daarvan (19)
betreffen een bewerking van de Engelse Education Endowment
Foundation (EEF), sommige (3) zijn door het ministerie daar aan toegevoegd. De
onderbouwing van de effectiviteit van de interventies wordt verantwoord op de website
van de EEF, onder Teaching and Learning Toolkit, en dan met name de Technical
Appendices van elk van de interventies.
Hoe ‘bewezen effectief’(evidence-based) zijn de interventies feitelijk die in het NPO-
keuzemenu zijn opgenomen? Om daarachter te komen, heb ik de door de EEF
opgevoerde bewijzen onder de loep genomen. Tabel 1 (zie onder) biedt een
overzicht. De EEF onderscheidt twee typen studies, individuele studies en meta-
2. analyses. Een meta-analyse omvat een kwantitatieve samenvatting van een reeks
individuele studies. De effecten worden uitgedrukt in zogenoemde effect sizes. Bij de
interpretatie van de sterkte van deze gestandaardiseerde effecten wordt doorgaans
uitgegaan van de door het Nederlands Jeugdinstituut (NJI, 2021) aangehouden
vuistregel: tot 0.20 is er geen of een verwaarloosbaar effect, van 0.20 tot 0.50 een
klein effect, van 0.50 tot 0.80 een middelgroot effect, boven 0.80 een groot tot zeer
groot effect. Een positief effect wil grofweg zeggen dat de interventie tot het
gehoopte positieve resultaat leidt, een negatief effect duidt erop dat de interventie tot
een niet-gewenst, negatief resultaat leidt. Wanneer er geen effect is (0.00) spreekt
men van een nul-effect. In Tabel 1 staan per interventie het aantal onderliggende
meta-analyses en individuele studies, de ‘range’ van de effecten (van sterk negatief
naar sterk positief), het gemiddelde effect, en eventueel opvallende inhoudelijke en
methodologische aspecten.
Tabel 1 – Overzicht effecten van ‘bewezen effectieve interventies’ (effect sizes)
Interventie Metastudies /
individuele
studies
Min. – max.
effect
Gemiddeld
effect
Opmerkingen
Voor- en vroegschools 12 / 0 0.15 – 0.55 0.38 Methodologische problemen.
Recenter → zwakkere effecten. Vnl.
oud VS onderzoek; VK onderzoek geen
consistente effecten.
Uitbreiding
onderwijstijd
8 / 5 -0.14 – 0.40 0.11 Veel variatie in effecten, niet
consistent. Vnl. VS onderzoek; weinig
bewijs VK. Vaak onderdeel breder
programma → herkomst effect
onduidelijk. Probleem: absentie
leerlingen.
Zomer- en lentescholen 6 / 4 0.00 – 0.43 0.18 Kleine groepen, intensief, ervaren
leraren → meer kans op succes.
Probleem: absentie leerlingen.
1-op-1-begeleiding 7 / 7 -0.06 – 0.70 0.37 Soms opleiding tutor wel belangrijk,
soms niet. Substantiële variatie in
effecten, niet consistent.
Individuele instructie 7 / 2 -0.07 – 0.41 0.19 Veel oude studies. Methodologische
problemen. Veel variatie in effecten.
Instructie kleine groepen 4 / 4 -0.08 – 1.61 0.31 Veelal oude studies. Vnl. vo Niet
gericht op verbetering prestaties.
Enorme variatie in effecten, niet
consistent. Kwaliteit instructie
waarschijnlijk erg belangrijk.
Directe instructie (*) 1 (328) 0.51 – 0.83 0.33 Geen directe referenties. Veelal oude
studies in één meta-analyse. Effecten
3. Interventie Metastudies /
individuele
studies
Min. – max.
effect
Gemiddeld
effect
Opmerkingen
op cognitief, maar niet op sociaal-
emotioneel vlak.
Leren van/met
medeleerlingen
9 / 4 -0.06 – 1.05 0.37 Enkele oude studies. Methodologische
problemen. Enorme variatie in
effecten. Recenter → sterkere
effecten, vaak i.c.m. inzet digitale
middelen.
Feedback 7 / 0 0.20 – 0.97 0.63 Nagenoeg allemaal (erg) oude studies.
Substantiële variatie in effecten.
Recenter → zwakkere effecten.
Beheersingsgericht leren 6 / 4 0.04 – 1.64 0.40 Veelal erg oude studies.
Methodologische problemen. Enorme
variatie in effecten, niet consistent.
Recentere VK studies → zwakkere
effecten.
Technieken begrijpend
lezen
8 / 4 0.10 – 0.74 0.45 Substantiële variatie. Vnl. uit VS.
Recente VK studies → zwakkere
effecten.
Gesproken-
taalinterventies
11 / 7 -0.14 – 0.91 0.37 Zeer breed begrip met talloze
invullingen. Enorme variatie in
effecten, niet consistent.
Interventies
welbevinden (*)
? ? ? Zeer breed begrip met talloze
invullingen. Geen referenties.
Praktisch alle NJI- interventies
mentale gezondheid niet effectief dan
wel effectiviteit onbekend.
Sportieve activiteiten 3 / 0 0.10 – 0.80 0.17 Methodologische problemen.
Substantiële variatie.
Cultuureducatie 5 / 2 0.03 – 0.77 0.15 Methodologische problemen.
Substantiële variatie, niet consistent.
Metacognitie en
zelfregulerend leren
11 / 9 -0.02 – 0.90 0.54 Effect sterk afhankelijk van of
leerlingen zelf verantwoordelijkheid
kunnen nemen voor hun leren.
Methodologische problemen. Enorme
variatie, niet consistent. Recente
studies → zwakkere effecten.
Samenwerkend leren 11 / 1 0.13 – 0.91 0.38 Substantiële variatie, niet consistent.
Klassenverkleining 6 / 0 0.12 – 0.34 0.19 Veelal zeer oude studies uit de VS.
Pas enig effect met minder dan 20 of
zelfs 15 leerlingen per klas.
Onderwijsassistenten/
instructeurs
0 / 15 -0.15 – 1.50 0.08 Enorme variatie, niet consistent. Ook
negatieve effecten.
4. Interventie Metastudies /
individuele
studies
Min. – max.
effect
Gemiddeld
effect
Opmerkingen
Faciliteiten en
randvoorwaarden (*)
? ? ? I.c.m. met andere interventies. Geen
referenties.
Ouderbetrokkenheid 15 / 4 -0.14 – 0.65 0.22 Zeer breed begrip met talloze
invullingen. Substantiële variatie.
Veelal oude studies uit de VS.
Digitale technologie 32 / 2 -0.15 – 1.13 0.29 Zeer breed begrip met talloze
invullingen. Methodologische
problemen. Enorme variatie, niet
consistent.
* Niet opgenomen in de EEF Toolkit.
Als we naar de effecten in de tabel kijken, wordt duidelijk dat van enkele interventies
niet duidelijk is hoe effectief ze zijn, van een derde van de interventies is het
gemiddelde effect verwaarloosbaar (<0.20), in de helft van de gevallen is het effect
klein(0.20-0.50), en in slechts twee gevallen is het effect nipt middelgroot
(>0.50). Samenvattend: als ze al effectief zijn, zijn praktisch alle interventies
hooguit zwak effectief. Hierbij is het overigens verrassend dat voor een belangrijk
deel van de interventies geldt dat ze niet voldoen aan de (eigen) standaarden voor
effectiviteit. Maar dit oordeel is bovendien nog sterk geflatteerd. Uit de tabel blijkt
immers ook overduidelijk dat er een enorme variatie bestaat in de sterkte van de
effecten, ze schieten alle kanten op, van negatief naar sterk positief. Aan eenduidige
consistente effecten ontbreekt het in het merendeel van de gevallen. Er is kennelijk
meer aan de hand, de situatie is aanmerkelijk complexer dan wellicht verondersteld.
In Tabel 2 vatten we de belangrijkste problematisch aspecten samen.
Tabel 2 – Overzicht problematische aspecten onderzoek naar ‘bewezen effectieve
interventies’ (trends)
• Interventies omvatten uiteenlopende (praktische) invullingen; doorgaans zeer breed, abstract concept;
vaak niet even duidelijk wat precies wordt bedoeld.
• Geen of nauwelijks gericht onderzoek; voor zover onderzoek, is dat voornamelijk uit de Verenigde
Staten en – minder nog – het Verenigd Koninkrijk, terwijl Nederlands onderzoek veelal helemaal
ontbreekt (lees ook: 'Waarom negeert OCW ons eigen
onderwijsonderzoek?').
• Conclusies van de EEF zijn gebaseerd op een relatief gering aantal
studies, die bovendien vaak (sterk) gedateerd zijn.
• De door de EEF opgevoerde (meta-)analyses vertonen erg veel overlap,
zeker wanneer die door eenzelfde auteur worden verricht.
5. • Geen onderzoek vanuit Covid-context. Afwijkend doel onderzoek en afwijkende doelgroep: interventies
doorgaans opgezet om achterstanden van kinderen uit lagere milieus en met een etnische achtergrond
te voorkomen, verminderen of weg te werken.
• Onderzoek voldoet in methodologische zin vaak niet.
• Zowel positieve, nul- als negatieve effecten; van sterk positief naar sterk negatief; geen consistentie,
eenduidigheid ontbreekt.
• Eventuele positieve effecten lijken te worden overgerapporteerd; weinig aandacht
voor (oorzaken van) negatieve en nul-effecten.
• Eventuele effecten gelden alleen voor specifieke doelgroepen (bijvoorbeeld milieu,
etniciteit, leeftijd/leerjaar, po/vo) in combinatie met inhoudelijke domeinen (bv taal,
rekenen, zelfvertrouwen, motivatie). In de samenvattende effect sizes wordt dit
allemaal op één hoop gegooid, terwijl die onderscheiden bij de inzet van de
interventies om Covid-achterstanden weg te werken cruciaal zijn.
• Interpretatie van de effecten voldoet niet altijd aan standaarden; effectief is volgens eigen standaarden
dan niet effectief.
• Recentere studies laten vaak zwakkere effecten zien dan oudere studies.
• Veel discussie en twijfel over validiteit omzetting effect in maanden vooruitgang.
Er mogen op basis van bovenstaande bevindingen grote vraagtekens worden gezet
bij de verplichting voor scholen om interventies uit de menukaart te kiezen. Wellicht
is het beter om nu eindelijk eens goede studies op te zetten om in de toekomst echt
bewezen effectieve interventies bij de hand te hebben. De huidige situatie biedt
daartoe goede mogelijkheden. Echter, de wil, expertise en haast zijn dan geboden om
daarmee te beginnen.
Dr. Geert Driessen was tot 2016 als onderwijskundig onderzoeker
verbonden aan het Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen
(ITS). Hij promoveerde op een proefschrift over de positie van allochtone
leerlingen in het onderwijs.