APO Nederlands

1. Vakkenlijn 1.4
3. spelling

2. Inhoud en doelen
De student
• kan van spellingfouten aangeven tot welke
categorie ze behoren
• kent de toetsvorm dictee, kan onderscheid maken
tussen vorm en manier en kan van de verschillende
vormen aangeven welke functie ze hebben
• kent en herkent de niveaus van de
spellingcategorieën (fonologisch, morfologisch,
semantisch en syntactisch)
• past verschillende spellingstrategieën toe die
gehanteerd worden in de methode van de
stageschool

3. Dictee
Manier
• Auditief dictee  klassiek dictee
• Visueel dictee  flitsen (zie college 2)
• Auditief-visueel dictee  combinatie
Vorm
• woorddictee
• Kerndictee
• Zinsdictee
Doel
• Oefendictee
• Toetsdictee

4. Wat doe je met spelfouten?
• Vaststellen
• Registeren
• Analyseren
• Remediëren

5. Foutenanalyse
Methode-afhankelijk Methode-onafhankelijk

6. Opdracht
Categoriegerichte oefeningen
Groep 1: fonologische en morfologisch
Groep 2: semantisch en syntactisch
Strategiegerichte oefeningen
Groep 3: elementaire spellinghandeling en
klankclusteroefeningen
Groep 4: woordbeeldstrategie en regelstrategie
Groep 5: analogiestrategie en hulpstrategie

7. Presenteren Padlet

8. Voor de volgende keer
• Werkblad werkwoordspelling
• Lezen literatuur