Ds. Wiekeraad organist: Joh de Vries

1. Welkom
Voorganger: Ds. Wiekeraad
Organist: Joh. de Vries

2. Zingen voor de dienst:
Gez. 320: 1,3 en 4

3. Zingt een nieuw lied voor God de Here (LvdK 320) t. J. Wit; m. Valerius 1626

4. Zingt een nieuw lied voor God de Here (LvdK 320) t. J. Wit; m. Valerius 1626

5. Zingt een nieuw lied voor God de Here (LvdK 320) t. J. Wit; m. Valerius 1626

6. Zingt een nieuw lied voor God de Here (LvdK 320) t. J. Wit; m. Valerius 1626

7. Zingt een nieuw lied voor God de Here (LvdK 320) t. J. Wit; m. Valerius 1626

8. Zingt een nieuw lied voor God de Here (LvdK 320) t. J. Wit; m. Valerius 1626

9. Welkom en Mededelingen
Voorganger: Ds. Wiekeraad
Organist: Joh. de Vries

10. Intochtslied: Ps. 119:1

11. Psalm 119 (LvdK) m. L. Bourgeois 1551
t. W. Barnard, A.C. den Besten, K. Heeroma, J.W. Schulte Nordholt, J. Wit

12. Psalm 119 (LvdK) m. L. Bourgeois 1551
t. W. Barnard, A.C. den Besten, K. Heeroma, J.W. Schulte Nordholt, J. Wit

13. Votum en Groet
Klein Gloria

14. Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,
En van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Amen.

15. Zingen Ps. 119: 13

16. Psalm 119 (LvdK) m. L. Bourgeois 1551
t. W. Barnard, A.C. den Besten, K. Heeroma, J.W. Schulte Nordholt, J. Wit

17. Psalm 119 (LvdK) m. L. Bourgeois 1551
t. W. Barnard, A.C. den Besten, K. Heeroma, J.W. Schulte Nordholt, J. Wit

18. Vermaning
Zingen: Ps. 119:16

19. Psalm 119 (LvdK) m. L. Bourgeois 1551
t. W. Barnard, A.C. den Besten, K. Heeroma, J.W. Schulte Nordholt, J. Wit

20. Psalm 119 (LvdK) m. L. Bourgeois 1551
t. W. Barnard, A.C. den Besten, K. Heeroma, J.W. Schulte Nordholt, J. Wit

21. Verootmoediging en
Schuldbelijdenis

22. Zingen: Elb. 223:1

23. Ga niet alleen door ‘t leven (EL 223) t. & m. J.H. Gunning

24. Ga niet alleen door ‘t leven (EL 223) t. & m. J.H. Gunning

25. Ga niet alleen door ‘t leven (EL 223) t. & m. J.H. Gunning

26. Verkondiging van Gods genade
Zingen: Elb. 223:2

27. Ga niet alleen door ‘t leven (EL 223) t. & m. J.H. Gunning

28. Ga niet alleen door ‘t leven (EL 223) t. & m. J.H. Gunning

29. Ga niet alleen door ‘t leven (EL 223) t. & m. J.H. Gunning

30. Gebed om verlichting met
de Heilige Geest

31. Kinderlied Elb 456
Kijk eens om je heen

32. Kijk eens om je heen (AWN-2.28)(EL-456)

33. Kijk eens om je heen (AWN-2.28)(EL-456)

34. Kijk eens om je heen (AWN-2.28)(EL-456)

35. Kijk eens om je heen (AWN-2.28)(EL-456)

36. Kijk eens om je heen (AWN-2.28)(EL-456)

37. Kijk eens om je heen (AWN-2.28)(EL-456)

38. Schriftlezing (nbv)
Richteren 12: 1-6
Lukas 15: 11-32

39. Conflict met Efraïm
121
De Efraïmieten brachten een ​
leger op de been en staken de​ ​
Jordaan over naar S​ afon. ‘Waarom
bent u tegen de Ammon​ ieten​
opgetrokken zonder ons erbij te
betrekken?’ wilden ze van Jefta
weten. ‘We zullen u met huis en al​ ​
verbranden!’

40. 2
Jefta antwoordde hun:
‘Toen mijn volk en ik in oorlog​ ​
waren met de Ammon​ ieten heb​
ik u opgeroepen,
maar u bent me niet te hulp
gekomen.

41. 3
Dus toen ik merkte dat er van
uw kant geen hulp te verwachten
was, ben ik met gevaar voor
eigen leven zelf tegen de ​
Ammonieten ten strijde​ ​ ​
getrokken, en de HEERheeft ze
aan mij uitgeleverd. Waarom valt
u mij nu dan aan?’

42. 4
Daarop riep hij alle mannen van ​
Gilead op, bond de strijd aan met de​
Efraïmieten en versloeg hen. De
Efraïmieten hadden namelijk
gezegd: ‘Jullie zijn niets anders dan
een stel gevluchte Efraïmieten. ​
Gilead hoort bij Man​ asse, en dus
evengoed bij Efraïm!’

43. 5
Daarna bezetten de Gileadieten de
oversteekplaatsen van de Jord​ aan​
om de Efraïmieten de terugtocht te
beletten. Wanneer een Efraïmiet die
wilde vluchten vroeg of hij de rivier
mocht oversteken, vroegen ze hem:
‘Kom jij uit Efraïm?’ Dat ontkende hij
natuurlijk,

44. maar dan vroegen ze: ‘Zeg
eens: “sjibbolet”.’ Als hij dan
‘sibbolet’ zei, en het woord dus
niet goed uitsprak, grepen ze
hem en doodden ze hem ter
plekke. Op die dag sneuvelden
al met al tweeënveertigduizend
Efraïmieten.

45. 11
Vervolgens zei hij: ‘Iemand had
twee zonen.
12
De jongste van hen zei tegen zijn
vader: “Vader, geef mij het deel van
uw bezit waarop ik recht heb.” De
vader verdeelde zijn vermogen
onder hen.

46. 13
Na enkele dagen verzilverde de
jongste zoon zijn bezit en reisde af
naar een ver land, waar hij een
losbandig leven leidde en zijn
vermogen verkwistte.
14
Toen hij alles had uitgegeven, werd
dat land getroffen door een zware
hongersnood, en begon hij gebrek te
lijden.

47. 15
Hij vroeg om werk bij een van
de inwoners van dat land, die
hem op het veld zijn varkens liet
hoeden.
16
Hij had graag zijn maag willen
vullen met de peulen die de
varkens te eten kregen, maar
niemand gaf ze hem.

48. 17
Toen kwam hij tot zichzelf en
dacht: De dagloners van mijn vader
hebben eten in overvloed, en ik kom
hier om van de honger.
18
Ik zal naar mijn vader gaan en
tegen hem zeggen: “Vader, ik heb
gezondigd tegen de hemel en tegen
u,

49. 19
ik ben het niet meer waard uw
zoon genoemd te worden; behandel
mij als een van uw dagloners.”
20
Hij vertrok meteen en ging op weg​ ​
naar zijn vader.

50. Zijn vader zag hem in de verte al
aankomen. Hij kreeg medelijden en
rende op zijn zoon af, viel hem om
de hals en kuste hem.
21
“Vader,” zei zijn zoon tegen hem,
“ik heb gezondigd tegen de hemel
en tegen u, ik ben het niet meer
waard uw zoon genoemd te
worden.”

51. 22
Maar de vader zei tegen zijn
knechten: “Haal vlug het mooiste
gewaad en trek het hem aan,
doe hem een ring aan zijn vinger​ ​
en geef hem sandalen.​
23
Breng het gemeste kalf en
slacht het. Laten we eten en
feestvieren,

52. 24
want deze zoon van mij was
dood en is weer tot leven
gekomen, hij was verloren en is
teruggevonden.” En ze
begonnen feest te vieren.

53. 25
De oudste zoon was op het
veld. Toen hij naar huis ging en
al dichtbij was, hoorde hij muziek
en gedans.
26
Hij riep een van de knechten bij
zich en vroeg wat dat te
betekenen had.

54. 27
De knecht zei tegen hem: “Uw
broer is thuisgekomen, en uw
vader heeft het gemeste kalf
geslacht omdat hij hem gezond
en wel heeft teruggekregen.”

55. 28
Hij werd woedend en wilde niet
naar binnen gaan, maar zijn
vader kwam naar buiten en
trachtte hem te bedaren.

56. 29
Hij zei tegen zijn vader: “Al jarenlang
werk ik voor u en nooit ben ik u ​
ongehoorzaam geweest als u mij iets​
opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een
geitenbokje gegeven om met mijn
vrienden feest te vieren.

57. 30
Maar nu die zoon van u is
thuisgekomen die uw vermogen
heeft verkwanseld aan de ​
hoeren, hebt u voor hem het
gemeste kalf geslacht.”

58. 31
Zijn vader zei tegen hem: “Mijn
jongen, jij bent altijd bij me, en
alles wat van mij is, is van jou.

59. 32
Maar we konden toch niet
anders dan feestvieren en blij
zijn, want je broer was dood en
is weer tot leven gekomen. Hij
was verloren en is
teruggevonden.”’

60. Zingen: Gez. 304:1

61. God is getrouw (LvdK 304) t. H. Pierson; m. Chr. Gregor

62. God is getrouw (LvdK 304) t. H. Pierson; m. Chr. Gregor

63. Verkondiging

64. Zingen: Gez. 434: 1 en 2

65. Lof zij de Heer (LvdK 434) v. J. Wit, J.W. Schulte Nordholt; m. J.A. Freylinghausen

66. Lof zij de Heer (LvdK 434) v. J. Wit, J.W. Schulte Nordholt; m. J.A. Freylinghausen

67. Lof zij de Heer (LvdK 434) v. J. Wit, J.W. Schulte Nordholt; m. J.A. Freylinghausen

68. Lof zij de Heer (LvdK 434) v. J. Wit, J.W. Schulte Nordholt; m. J.A. Freylinghausen

69. Voorbeden
en Onze Vader

70. Collecte:
1. Radio kerkdiensten
2. Kerk

71. Zingen: Elb 405: 1,2,3

72. Dat eens de Heer zal komen (ZGz 187) t. A.F. Troost; m. M. Kamminga

73. Dat eens de Heer zal komen (ZGz 187) t. A.F. Troost; m. M. Kamminga

74. Dat eens de Heer zal komen (ZGz 187) t. A.F. Troost; m. M. Kamminga

75. Dat eens de Heer zal komen (ZGz 187) t. A.F. Troost; m. M. Kamminga

76. Dat eens de Heer zal komen (ZGz 187) t. A.F. Troost; m. M. Kamminga

77. Dat eens de Heer zal komen (ZGz 187) t. A.F. Troost; m. M. Kamminga

78. Zegen
3 x Amen