2. Zuchtend staan Menno en Pieter voor hun nieuwe huis. ‘Laten we naar binnen gaan.’ zegt Pieter tegen zijn zoon.
3. Menno knikt. De twee lopen hun nieuwe huis binnen, het oude huis had te veel herinneringen aan het verleden, Menno’s moeder en Pieter zijn vrouw.
4. Menno gaat rustig zitten op een bankje en pakt een boek. Aandachtig probeert hij zich te concentreren.
5. Pieter heeft het al snel bekeken en wandelt vervolgens naar buiten. Daar op het strand gaat hij zitten om even rust te krijgen.
6. Pieter kan het moeilijk begrijpen, zijn vrouw is gestorven, hij moet alleen deze wereld in.
7. Natuurlijk heeft hij zijn zoon nog, maar het leven is een stuk anders geworden. Een golf uit de zee reikt Pieter zijn voeten aan.
8. Even rekt hij zich uit maar springt daarna in het water.
9. Menno kijkt uit het raam en kijkt toe hoe zijn vader rustig aan het zwemmen is.
10. Niet lang hoeft hij na te denken of ook hij staat buiten aan het strand.
11. Niet veel later gaat hij zitten, turend naar zijn vader die soms net een stipje lijkt terwijl hij dichtbij is.
12. Pieter duikt diep het water in en komt niet veel later dan een minuut weer boven, zodra hij boven komt ziet hij Menno ook het water in stappen. ‘Ja jongen, kom er ook in!’ roept Pieter.
13. Het lijkt voor even dat al hun zorgen voor bij zijn maar zodra ze liggen te zonnebaden valt hun gesprek op een onderwerp over hun verleden.
14. Het was goed om zo te praten over moeder, denkt Menno. Als het vijf uur is staat hij op en maakt vervolgens eten klaar. Lekker een kop warm eten gaat er goed in.
15. Pieter ruikt de geur en snuivend komt hij binnen gewandeld. Menno en Pieter gaan zitten aan tafel. ‘Pap, ik heb besloten om hier morgen werk te zoeken, klinkt dat goed?’ vraagt Menno.
16. Pieter knikt lachend. Het eten is al snel op en beiden besluiten ze om maar naar bed te gaan. Pieter trekt zijn pyjama aan en schuift zich in zijn nest.
17. Eerst gaat Menno nog douchen. Als hij naar zijn bed wil lopen ziet hij de krant liggen waar banen in staan. Aandachtig pakt hij de krant. Hij kiest voor een baan in ordehandhaving.
18. Hoewel hij al gedoucht heeft kan Menno het toch niet laten om voor het slapen nog even te gaan springtouwen, voor morgen wil hij al graag meteen promotie.
19. De volgende morgen staat Pieter vroeg op, gapend verplaatst hij zich naar de badkamer waar hij zich uitkleedt.
20. Hij doet de douche aan en al snel komt er een warme gloed water uit vallen. Pieter springt er meteen eronder. Langzaam laat hij zich meedromen door het water van de zee op de achtergrond.
21. Als de zon al een tijdje op is komt ook Menno uit zijn bed stappen. Vermoeid maar toch vastbesloten pakt hij zijn springtouw om nog meer punten te halen voor zin skills.
22. Buiten loopt er een ietwat oudere vrouw langs het huis die Pieter meteen naar buiten doet laten komen. Hij begroet haar vriendelijk waaruit een gesprek ontstaat.
23. Veel tijd heeft hij niet want niet veel later komt zijn carpool de straat in rijden. Met een tevreden gezicht stapt hij in de auto.
24. Menno hoort zijn vader ‘’dag’’ roepen. Tevreden pakt hij een kookboek uit de kast en begint te lezen. Maar niet altijd kan hij zijn aandacht erbij houden, want stiekem denkt hij de hele tijd aan zijn ouders.
25. Om toch voor wat andere afleiding te zorgen gaat hij soep maken. Hij maakt het gerecht wat hij ook net had gelezen en toch heeft opgepikt uit het kookboek.
26. Met een sierlijke boog voorover pakt Menno even later een kom soep van het aanrecht af. Hij smult zijn zelf gemaakte eten naar binnen. ‘Wauw dit is heerlijk.’ zegt hij tegen zichzelf met volle mond.
27. Het eten is zo lekker dat Menno twijfelt aan nog een kom maar hij laat het hierbij. Als hij de kom heeft afgewassen ziet hij opeens een grote schep buiten staan. Geen vijf minuten later staat hij daarom te graven naar wat kostbaars.
28. Als Menno nog bezig is komt Pieter actief en vrolijk de carpool uit stappen. Hij houdt erg veel van zijn nieuwe baan, en de collega’s zijn aardig.
29. Hij begroet zijn zoon en geeft hem een knuffel. Menno maakt nog een kom soep voor zijn vader maar die krijgt het maar half op. ‘Ik ga slapen, oke?’ vraagt Pieter aan Menno. Menno knikt. Hij moet straks toch naar zijn werk.
30. Een andere carpool komt nu de straat in rijden. Menno staat al wachtend voor zijn huis. De chauffeur lacht vriendelijk. ‘Mooi op tijd.’ lacht hij.
32. Die volgende morgen is iedereen al vroeg uit de veren, Pieter loopt naar buiten net wanneer het krantenmeisje de krant naar hem toe brengt. Al snel komt er een gesprek maar Menno kan niet mee praten want zijn carpool staat al weer toeterend voor het huis.
33. Het gesprek tussen het krantenmeisje en Pieter gaat zo goed dat ze er beiden even tijd voor nemen en op de grond gaan zitten.
34. Maar ook Pieter werkt en het krantenmeisje moet ook weer verder dus nemen ze afscheid en gaan beiden weer naar hun werk toe.
35. Het huis is verlaten voor een paar uurtjes, maar het duurt niet lang. Menno komt thuis en bijna half slapend stapt hij onder de douche. Een warme straal maakt hem meteen weer wakker.
36. Toch stapt Menno na het douchen in bed. Met een glimlach op zijn gezicht valt hij in slaap, hij weet gewoon dat er iets leuks gaat gebeuren.