SlideShare a Scribd company logo
1 of 9
Download to read offline
Wilt gij een vertelsel weten
van sint Jan, 't is oud en waar,
zet u neêre en blijft gezeten;
zwijgt al stille, en horkt ernaar.
Zacharias, vol van deugden,
vol van dagen, was de man
die, beroofd van kindervreugden,
wierd de vader van sint Jan.
Ondanks al heur almoesgeven,
al heur onvermoeid gebed,
kinderloos en oud gebleven
was zijn' vrouwe, Elisabeth.
Zacharias, afgekomen
uit Abias' edelen stam,
zijnen dienst in acht genomen,
beurtwijs in den tempel kwam.
Dankgebeên aan God, en zoeten
wierook, biênde, vóó al 't volk;
kwam hij Gabriël te ontmoeten,
dalende uit een' hemelwolk.
‘'k Ben tot u van God gezonden,’
sprak hij, ‘Zacharias, horkt:
onlangs na dit blij verkonden,
u een zoon geboren wordt.
U een zoon, dien Gods gebieden
u Johannes heeten doet:
immers u en vele lieden
zijn' geboorte blijden moet.
Hij zal, boetgezant des Heeren,boodschap doende luide en fel,van hun' kwade wegen keeren
al het volk van Israël.’
Zacharias sprak daartegen:
‘Engel Gods, twee oude liên,
tenden 's werelds groene wegen:
zegt, hoe zal mij dat geschiên?’
‘Om dien twijfel uit te boeten,
al zoo lange als 's Heeren wil
onvolbracht is, zult gij moeten
stom zijn, sprakeloos en stil.’
Zacharias, heel verlegen,
hoorde 's Engels vonnis wel;
maar en kon noch voor- noch tegen-
spreken, hem of iemand el.
't Biddend volk begon te klagen
om des Priesters lang verbei;
en 't verschrikte, als, op zijn vragen,
hij geen enkel woord en zei.
‘'t Moet een wonderlijk aanschouwen
hem gebeurd zijn,’ algemeen,
zeiden mannen, zeiden vrouwen:
wat het was en wist geen een
Eer veel tijd, zoo ging 't alomme:
‘Fraai, gezond aan lijf en led,
heeft een kindtje, lijk een blomme,
de oude en brave Elisabeth!’
[p. 168]
Heel 't gebuurte liep gaan kijken
hoe 't van nagels, hoe 't van haar,
hoe 't van alles, zijns gelijken
niet en hadde, in honderd jaar.
Ook de vrienden kwamen spreken
van die zake, en zeiden hoe 't
iedereen was recht gebleken
dat het kindtjen heeten moet.
‘Zacharias, zou 't betamen,
dat het na zijn' Vader heet,’
meenden ze; en 't aldus te namen,
buiten één, was elk gereed.
Buiten wien? ‘Johannes heet het,’
sprak de moeder; maar elkeen
zei: ‘'t En zal niet!’ Elk versmeet het:
‘onze stam en kent zulk geen!’
Ook gevraagd, wees de oude vader,
die daar stom zat bij dien twist,
naar het schrijfberd; schoof wat nader,
en hij schreef: ‘Johannes is 't!’
En hij brak nu uit in tranen,
uit in woorden dezen keer:
zijne boetschap was voldaan, en
hij bedankte God den Heer.
Velen poogden, velen porden
te achterhalen, eens en aars,
of er niet en zou geworden
van dit kind, iet wonderbaars?
[p. 169]
Eindlijk was 't alom geweten
dat Johannes wierd gezien
in een' wildernisse, en te eten
placht het zeem van wilde bien.
Dat hij springend voedsel voegde
wijls daarbij; dat 's kemels haar,
met een leêren snoer, genoegde
hem voor kleedsel, gansch het jaar.
Dat hij, gaande langs de stroomen
der Jordane, en overluid,
waarder bergen staan en boomen,
bracht des werelds zonden uit.
Van de lieden die vernamen
't geen zijn roepwoord had gezeid,
dat hij doopte al die daar kwamen
boeten hun' losbandigheid.
Dat daar één was, bij die benden,
dien hij doopte; en, als hij rees
uit het water, dien hij kende, en
dien hij met den vinger wees.
‘'t Is 't Lam Gods,’ zei hij, ‘dat beuren
dezer wereld boosheid al,
dat, aan 't kruis gevest, daar scheuren
Adams ouden schuldbrief zal!’
In dien tijde en in die streken
een ontuchtig koning was,
die zijn huwlijk kwam te breken:
hiet Herodes Antipas.
't Was zijns broeders eigen vrouwe,
Salome met het hoofd van Johannes de Doper - Caravaggio
die hem hielp in dat verkeer;
zijns wel willens, en geen' rouwe
noch geen' ruste en had hij meer.
En Sint Jan, die zulke zaken
onbesproken nooit en liet,
zei: ‘Herodes, staken, staken
zal dat!’ Maar 't en staakte niet.
Dan, om 't lastig wijf te krijgen
tot bedaarnisse, en voortaan
dien Sint Jan te leeren zwijgen,
heeft hij hem in 't kot gedaan.
Staande om 't oude recht te plegen
zijns verjarens, korts nadien,
zond Herodes allerwegen
volk ter maaltijd inontbiên.
't Kwamen vele en groote mannen,
diepe drinkers dan te gaar;
volle berden, hooge kannen,
breede schalen stonden daar.
't Wierd gezongen, 't wierd gevedeld,
't wierd gedeeld en deurgedaan
menig vat; en, al ontedeld,
ging de blijdschap verder gaan.
Want, 't oneerlijk wijfgebroedsel,
Herodias' dochter koen,
kwam, tot 's konings oogenvoedsel,
dansen daar, en dertel doen.
[p. 171]
‘Kind, wat lust u? 'k Zal 't u laten,’zei de ontaarde booswicht nu:‘g'hebt de helft van al mijn' staten,
Caravaggio 'Johannes de Doper' (1610)
zoo gij wilt! Dat zwere ik u!’
Aanstonds uit de bruiloftzale
vloog de dochter: ‘Eischt den hals,
zeg ik, die met lastertale
kwetste uw' moeder, vuil en valsch!’
‘Eischt den hals!’ Dat hoorden ze allen,
die daar zaten, buiten een',
een' die lag in 't slot gevallen
van des konings gijzelsteen.
‘Haalt het hoofd mij,’ sprak de deerne,
‘van Johannes hier beneên:
dat, o koning, hadde ik geerne,
in een snijberd afgesneên!’
Al te schriklijk woord! Het brandde
deur Herodes veege vleesch,
om zijne eedspreuke en de schande
van dien vrouwelijken eesch.
‘'k Heb 't gezworen, 't moet gebeuren!
Doch, en wete 't volk daarvan,
want het zou me in stikken scheuren,
roerde 't hoofd ik van sint Jan!’
Hij wordt boos. ‘Den beul!’ En boven
kwam dat hoofd, met eere omstraald,
daar het koninklijk beloven
mee zijn danswijf heeft betaald.
Verder weet het volk te dichten
nog een lang vertellingsnoer;
hoe die booze vrouwe sichten
loon naar werken wedervoer.
Hoe zij, schaatsende eens bedorven,
liep een lomme in; zulker wijs,
dat, den hals intween gekorven,
't hoofd vloog op, zij onder 't ijs.
Hoe ze, in wervelwind veranderd,
maalt het mul meê van den grond;
en, verwenscht, voor eeuwig pandert,
port en pijnt, de wereld rond.
't Heilig hoofd, en 't lijk mitsgaders,
van Gods edelen boetgezant.
wierd ontweerd zijne euveldaders,
en gewijd in 't heilig Land.
‘Onder al die moeder minden,’
zei 't Lam Gods, ‘en was ooit man,
hier op 't aarderijk, te vinden,
die was grooter als sint Jan!’
Daarom is 't, o Vlaamsche vrouwen,
dat ge uw' kinders wel te recht,
met een moederlijk betrouwen,
vóór sint Jan ten autaar legt.
Daarom is 't, dat bronnen, beken,
waterputten, wijd en zijd,
hier in onze en andere streken,
aan sint Jan zijn toegewijd.
Daarom is 't dat 't Kortrijksch water
eens van jong- en oudgedaagd
hier gebruikt, verdolven later,
nog den naam ‘Sint-Jans-put’ draagt.
15-10-1892

More Related Content

What's hot (20)

2016 12-11 3e zondag advent
2016 12-11 3e zondag advent2016 12-11 3e zondag advent
2016 12-11 3e zondag advent
 
Doop, Israël en het binnengaan in het koninkrijk
Doop, Israël en het binnengaan in het koninkrijkDoop, Israël en het binnengaan in het koninkrijk
Doop, Israël en het binnengaan in het koninkrijk
 
Van palmtak tot kruishout ( Palmzondag 2017 A)
Van palmtak tot kruishout ( Palmzondag 2017 A)Van palmtak tot kruishout ( Palmzondag 2017 A)
Van palmtak tot kruishout ( Palmzondag 2017 A)
 
Goed toegerust op reis
Goed toegerust op reisGoed toegerust op reis
Goed toegerust op reis
 
Zondag 24 Mei 2009 Avonddienst
Zondag 24 Mei 2009 AvonddienstZondag 24 Mei 2009 Avonddienst
Zondag 24 Mei 2009 Avonddienst
 
Zondag 10 Mei 2009 Avonddienst
Zondag 10 Mei 2009 AvonddienstZondag 10 Mei 2009 Avonddienst
Zondag 10 Mei 2009 Avonddienst
 
‘Act of God’
‘Act of God’‘Act of God’
‘Act of God’
 
Psalm 110 deel 3
Psalm 110 deel 3Psalm 110 deel 3
Psalm 110 deel 3
 
2016 01-01 nieuwjaar
2016 01-01 nieuwjaar2016 01-01 nieuwjaar
2016 01-01 nieuwjaar
 
Welkom thuis!!
Welkom thuis!!Welkom thuis!!
Welkom thuis!!
 
27 febr 2011, 09.30
27 febr 2011, 09.3027 febr 2011, 09.30
27 febr 2011, 09.30
 
www.invervulling.nu
www.invervulling.nuwww.invervulling.nu
www.invervulling.nu
 
Kom
KomKom
Kom
 
Gered door het Lam
Gered door het LamGered door het Lam
Gered door het Lam
 
11 Okt 09
11 Okt 0911 Okt 09
11 Okt 09
 
Kijk mij eens
Kijk mij eensKijk mij eens
Kijk mij eens
 
"Het zijn de kleine dingen die het doen"
"Het zijn de kleine dingen die het doen""Het zijn de kleine dingen die het doen"
"Het zijn de kleine dingen die het doen"
 
20110807, 09.30
20110807, 09.3020110807, 09.30
20110807, 09.30
 
wie het ambt begeert, begeert een schone zaak
wie het ambt begeert, begeert een schone zaakwie het ambt begeert, begeert een schone zaak
wie het ambt begeert, begeert een schone zaak
 
Preek van de Week
Preek van de WeekPreek van de Week
Preek van de Week
 

Sint-Jansgedicht Guido Gezelle 1892

  • 1. Wilt gij een vertelsel weten van sint Jan, 't is oud en waar, zet u neêre en blijft gezeten; zwijgt al stille, en horkt ernaar. Zacharias, vol van deugden, vol van dagen, was de man die, beroofd van kindervreugden, wierd de vader van sint Jan. Ondanks al heur almoesgeven, al heur onvermoeid gebed, kinderloos en oud gebleven was zijn' vrouwe, Elisabeth. Zacharias, afgekomen uit Abias' edelen stam, zijnen dienst in acht genomen, beurtwijs in den tempel kwam. Dankgebeên aan God, en zoeten wierook, biênde, vóó al 't volk; kwam hij Gabriël te ontmoeten, dalende uit een' hemelwolk. ‘'k Ben tot u van God gezonden,’ sprak hij, ‘Zacharias, horkt: onlangs na dit blij verkonden, u een zoon geboren wordt.
  • 2. U een zoon, dien Gods gebieden u Johannes heeten doet: immers u en vele lieden zijn' geboorte blijden moet. Hij zal, boetgezant des Heeren,boodschap doende luide en fel,van hun' kwade wegen keeren al het volk van Israël.’ Zacharias sprak daartegen: ‘Engel Gods, twee oude liên, tenden 's werelds groene wegen: zegt, hoe zal mij dat geschiên?’ ‘Om dien twijfel uit te boeten, al zoo lange als 's Heeren wil onvolbracht is, zult gij moeten stom zijn, sprakeloos en stil.’ Zacharias, heel verlegen, hoorde 's Engels vonnis wel; maar en kon noch voor- noch tegen- spreken, hem of iemand el. 't Biddend volk begon te klagen om des Priesters lang verbei; en 't verschrikte, als, op zijn vragen, hij geen enkel woord en zei. ‘'t Moet een wonderlijk aanschouwen
  • 3. hem gebeurd zijn,’ algemeen, zeiden mannen, zeiden vrouwen: wat het was en wist geen een Eer veel tijd, zoo ging 't alomme: ‘Fraai, gezond aan lijf en led, heeft een kindtje, lijk een blomme, de oude en brave Elisabeth!’ [p. 168] Heel 't gebuurte liep gaan kijken hoe 't van nagels, hoe 't van haar, hoe 't van alles, zijns gelijken niet en hadde, in honderd jaar. Ook de vrienden kwamen spreken van die zake, en zeiden hoe 't iedereen was recht gebleken dat het kindtjen heeten moet. ‘Zacharias, zou 't betamen, dat het na zijn' Vader heet,’ meenden ze; en 't aldus te namen, buiten één, was elk gereed. Buiten wien? ‘Johannes heet het,’ sprak de moeder; maar elkeen zei: ‘'t En zal niet!’ Elk versmeet het: ‘onze stam en kent zulk geen!’ Ook gevraagd, wees de oude vader,
  • 4. die daar stom zat bij dien twist, naar het schrijfberd; schoof wat nader, en hij schreef: ‘Johannes is 't!’ En hij brak nu uit in tranen, uit in woorden dezen keer: zijne boetschap was voldaan, en hij bedankte God den Heer. Velen poogden, velen porden te achterhalen, eens en aars, of er niet en zou geworden van dit kind, iet wonderbaars? [p. 169] Eindlijk was 't alom geweten dat Johannes wierd gezien in een' wildernisse, en te eten placht het zeem van wilde bien. Dat hij springend voedsel voegde wijls daarbij; dat 's kemels haar, met een leêren snoer, genoegde hem voor kleedsel, gansch het jaar. Dat hij, gaande langs de stroomen der Jordane, en overluid, waarder bergen staan en boomen, bracht des werelds zonden uit.
  • 5. Van de lieden die vernamen 't geen zijn roepwoord had gezeid, dat hij doopte al die daar kwamen boeten hun' losbandigheid. Dat daar één was, bij die benden, dien hij doopte; en, als hij rees uit het water, dien hij kende, en dien hij met den vinger wees. ‘'t Is 't Lam Gods,’ zei hij, ‘dat beuren dezer wereld boosheid al, dat, aan 't kruis gevest, daar scheuren Adams ouden schuldbrief zal!’ In dien tijde en in die streken een ontuchtig koning was, die zijn huwlijk kwam te breken: hiet Herodes Antipas. 't Was zijns broeders eigen vrouwe, Salome met het hoofd van Johannes de Doper - Caravaggio die hem hielp in dat verkeer; zijns wel willens, en geen' rouwe noch geen' ruste en had hij meer. En Sint Jan, die zulke zaken onbesproken nooit en liet, zei: ‘Herodes, staken, staken zal dat!’ Maar 't en staakte niet.
  • 6. Dan, om 't lastig wijf te krijgen tot bedaarnisse, en voortaan dien Sint Jan te leeren zwijgen, heeft hij hem in 't kot gedaan. Staande om 't oude recht te plegen zijns verjarens, korts nadien, zond Herodes allerwegen volk ter maaltijd inontbiên. 't Kwamen vele en groote mannen, diepe drinkers dan te gaar; volle berden, hooge kannen, breede schalen stonden daar. 't Wierd gezongen, 't wierd gevedeld, 't wierd gedeeld en deurgedaan menig vat; en, al ontedeld, ging de blijdschap verder gaan. Want, 't oneerlijk wijfgebroedsel, Herodias' dochter koen, kwam, tot 's konings oogenvoedsel, dansen daar, en dertel doen. [p. 171] ‘Kind, wat lust u? 'k Zal 't u laten,’zei de ontaarde booswicht nu:‘g'hebt de helft van al mijn' staten, Caravaggio 'Johannes de Doper' (1610) zoo gij wilt! Dat zwere ik u!’
  • 7. Aanstonds uit de bruiloftzale vloog de dochter: ‘Eischt den hals, zeg ik, die met lastertale kwetste uw' moeder, vuil en valsch!’ ‘Eischt den hals!’ Dat hoorden ze allen, die daar zaten, buiten een', een' die lag in 't slot gevallen van des konings gijzelsteen. ‘Haalt het hoofd mij,’ sprak de deerne, ‘van Johannes hier beneên: dat, o koning, hadde ik geerne, in een snijberd afgesneên!’ Al te schriklijk woord! Het brandde deur Herodes veege vleesch, om zijne eedspreuke en de schande van dien vrouwelijken eesch. ‘'k Heb 't gezworen, 't moet gebeuren! Doch, en wete 't volk daarvan, want het zou me in stikken scheuren, roerde 't hoofd ik van sint Jan!’ Hij wordt boos. ‘Den beul!’ En boven kwam dat hoofd, met eere omstraald, daar het koninklijk beloven mee zijn danswijf heeft betaald.
  • 8. Verder weet het volk te dichten nog een lang vertellingsnoer; hoe die booze vrouwe sichten loon naar werken wedervoer. Hoe zij, schaatsende eens bedorven, liep een lomme in; zulker wijs, dat, den hals intween gekorven, 't hoofd vloog op, zij onder 't ijs. Hoe ze, in wervelwind veranderd, maalt het mul meê van den grond; en, verwenscht, voor eeuwig pandert, port en pijnt, de wereld rond. 't Heilig hoofd, en 't lijk mitsgaders, van Gods edelen boetgezant. wierd ontweerd zijne euveldaders, en gewijd in 't heilig Land. ‘Onder al die moeder minden,’ zei 't Lam Gods, ‘en was ooit man, hier op 't aarderijk, te vinden, die was grooter als sint Jan!’ Daarom is 't, o Vlaamsche vrouwen, dat ge uw' kinders wel te recht, met een moederlijk betrouwen, vóór sint Jan ten autaar legt.
  • 9. Daarom is 't, dat bronnen, beken, waterputten, wijd en zijd, hier in onze en andere streken, aan sint Jan zijn toegewijd. Daarom is 't dat 't Kortrijksch water eens van jong- en oudgedaagd hier gebruikt, verdolven later, nog den naam ‘Sint-Jans-put’ draagt. 15-10-1892