1. „Als Brabander een buitenbeentje”
Luís Carlos Vogels (25): „Aan mijn accent is te horen dat ik in Brabant ben opge
groeid. Als Brabander ben ik echter een buitenbeentje, en dan bedoel ik niet zo zeer
qua huidskleur. Geboren ben ik in Colombia. Toen ik drie was ben ik samen met mijn
zusje geadopteerd. Mijn geschiedenis als geadopteer de is turbulent. Door mijn
adoptieouders ben ik niet altijd goed behandeld en dan druk ik me zacht jes uit.
Brabanders zeggen dingen omfloerst, ik was heel direct. Zo ontstonden er ruzies,
waarbij ik veel te verduren kreeg. Ik was niet zoals mijn ouders vonden dat ik moest
zijn: zoals zij. Zij waren ingeto gen, ik temperamentvol. Op mijn achtste ben ik naar
jeugdzorg gestapt. Tot mijn zestiende heb ik bij instanties gelopen, later ben ik bij mijn
oom en tan te gaan wonen. Op school werd ik beschouwd als een apart mannetje dat
graag in de belangstelling wilde staan. Een macho. Pas nadat ik terug was in Colombia
leerde ik mijn eigen gedrag begrijpen. Co lombia is één grote machocultuur.
In Nederland had ik problemen met mijn amicale omgang met vrouwen. Latino’s
knuffelen nu een maal meer dan Nederlanders. Dat zegt ook mijn vriendin – een
honderd procent Hollandse met blond haar en blauwe ogen – met wie ik samen woon
in Leerdam. Maar zij heeft er geen problemen mee. Ik ben scheikundig laborant, maar
zit momen teel zonder werk. Ik heb er duidelijk moeite mee een baan vast te houden.
Een baas verweet mij een Mediterraanse mentaliteit: rustig aan, geen gestress,
morgen kan ook. Ik deed wel mijn best en probeerde mijn werk af te hebben, maar
soms lukte het ge woon niet. Intussen ben ik voor een tweede keer te ruggeweest in
Colombia, maar mijn biologische ouders heb ik niet gevonden. Mijn adoptieouders
zeiden dat ze me naar Nederland hadden gehaald omdat mijn echte ouders niet voor
me konden zor gen. Uit verhalen maak ik op dat de kans groot is dat ze dat wel
konden. Het is een klap als je daar achter komt. Overigens ben ik heel positief inge
steld en zie mezelf absoluut niet als slachtoffer. Ik ben niet blij met mijn adoptie, maar
ik ben wel een gelukkig persoon.”
Luís Carlos Vogels.
„Ik ben geen boos adoptiekind”
2. Marcia Engel (31): „In Colombia, waar ik ben geboren, heette ik Mart ha, maar toen ik
tweeënhalf was en werd geadopteerd door een echt paar uit het Gooi, is mijn naam ver
anderd in Marcia. Later hoorde ik van een tante dat ik veel huilde en nachtmerries had.
Voor mijn adop tieouders was het de mooiste tijd van hun leven, zo iets als de geboorte
van een kind, maar voor mij moet mijn eerste tijd in Nederland een trauma zijn
geweest. Mijn problemen bestonden aanvankelijk uit kleine dingen. Veel
adoptiekinderen eten van hap-slik-weg. Het is een vorm van overleven. Als je als
ouders niet weet dat het eigenlijk normaal is, wordt het als ongewenst gedrag
beschouwd. Dat werkt gewoon negatief. Al snel dacht ik: er is iets mis met mij, ik ben
gek. Ik wilde altijd naar mijn ka mer. Dat wil je sowieso als puber, maar ik vond geza
menlijke gezinssituaties extreem moeilijk. Ik voelde me een ‘alien’. Pas toen ik elf was,
vertelde mijn moeder dat ik niet uit haar buik kwam. De grond zakte onder mijn voeten
weg. Dat heeft voor veel emotionele problemen gezorgd. Ik ging liegen om alles en
was opstandig. Na de scheiding van mijn ouders kwam ik in de crisisopvang terecht,
maar daar wist niemand hoe met een adoptiekind om te gaan. Daarna werd ik
opgenomen in een pleeggezin met meer adoptiekinderen. Gelukkig wisten ze daar wel
hoe het moest. Als je niet weet waar je vandaan komt, kun je niet naar de toekomst
kijken. Dat is het basale probleem van veel adoptiekinderen. Heel lang heb ik doelloos
door het leven gedoold. Pas na dat ik in Colombia mijn biologische ouders had ge
vonden, kon ik beginnen mezelf te ontdekken. Ie mand die daar een business van heeft
gemaakt, heeft ze voor me opgespoord. Mijn adoptiepapieren zijn gewoon vervalst. Als
mijn geboortedatum staat er 1 januari, maar dat klopt helemaal niet. Ook staat er:
ouders onbekend. Maar als je ervoor betaalt, dan zijn ze opeens wel te vinden. Mijn
biologische ouders hebben nooit voor mijn adoptie getekend.
Sterker nog: mijn vader heeft lang naar me gezocht, maar toen hij bij het weeshuis
kwam waar ik zat, kreeg hij te horen: je bent te laat, ze is al weg. Zoals veel
geadopteerde kinderen ben ik heel lang heel boos geweest over hoe het is gegaan.
Maar ik koes ter geen wrok. Toen ik wist hoe alles zat, kwam ik erachter hoe uniek ik
eigenlijk was. Het lot heeft blijkbaar zo toegeslagen dat ik hier moest zijn. Ik wil niet
zielig door het leven gaan, maar een succes zijn.
Met mijn man woon ik al tien jaar samen in Amster dam.
We hebben twee zonen. Dat gaat goed. In mijn kin deren herken ik mezelf. Thuis en
op mijn werk bij een incassobureau wil in conflictsituaties mijn tem perament nog wel
eens opspelen, maar ik heb ge leerd me in te houden. Met mijn adoptievader heb ik
een goed contact. Hij is op zijn mening teruggeko men. Hij zegt nu: ik wist niet wat voor
problemen adoptie bij een kind kon veroorzaken. Ik heb ge daan wat ik toen dacht dat
het beste was.”
Marcia Engel.