18. Gevangen als een rover
na laster en verraad,
zo staat hij tegenover
de machten van het kwaad.
En wat Hem ook zal deren
met wat voor felle pijn,
Hij zal zich niet verweren
doch louter vrede zijn.
19. Hij moet een kruis gaan dragen
doorheen Jeruzalem.
Wie zijn in onze dagen
nog bondgenoot van Hem?
Die zinloos moeten lijden
op aanklacht zonder grond,
zij zijn in alle tijden
het volk van Gods verbond.
21. ADONAI LI
In Jouw handen, God, vertrouw ik mijn ziel,
als ik slaap en als ik wakker ben.
En met mijn ziel ook mijn lichaam.
Jij bent bij mij.
Ik hoef niets te vrezen.
22.
23. Nada te turbe, nada te espante:
quien a Dios tienne nada te falta
Nada te turbe, nada te espante:
só lo Dios basta.
Laat niets je verontrusten,
laat niets je beangstigen.
Wie God heeft, ontbreekt niets,
God alleen is genoeg
(Taizé)
24.
25. Waar staat een gedekte tafel?
Waar is brood dat mij verzadigd?
Zonder eten ga ik dood.
Wie, wie geeft mij van zijn brood?
Of heb ik genoeg voor velen
maar geen mens om mee te delen,
geen die naast mij zit of staat
en mijn brood mij breken laat?
26.
27. Daar waar vriendschap is en liefde
Daar waar vriendschap is, daar is god.
Gij die ons in het leven roept
en ieder kent bij name,
wij bidden U en zoeken U
Vader, verre vriend.
28.
29. Gij die de mensen liefhebt
en tot liefde hebt geschapen,
wij zegenen Uw maaksel:
mensen naar Uw beeld.
Gezegend zij die vrienden zijn
elkaar een steun en toeverlaat,
die delen brood en leven,
die heiligen Uw naam.
30.
31. Gezegend zij die strijden
voor vrede en gerechtigheid,
gezegend de barmhartigen
die uitzien naar Uw toekomst.
Gezegend en geprezen zij
die ongevraagd en ongezien
hartverwarmend zijn en lief
en eerlijk en getrouw.
32.
33. Gezegend is de nieuwe mens
die onze hoop verankert,
die spreekt en is Uw eigen woord:
vriendschap en waarheid,
gebroken knecht, minste mens,
dienaar van Uw trouw
die leeft voor ons ten dode toe:
Jezus Messias.
34.
35.
36.
37. Gezegend zij die doen als Hij
en opstaan tegen alle dood,
die ademen zijn Geest,
die leven naar Uw woord
Gezegend zij die vrienden zijn,
die moeizaam of van harte
delen brood en vrede
die stichten hier Uw rijk.
38.
39. Gij die ons mensen hebt gemaakt,
bekleed ons met Uw naam.
Maak ons nieuw en zegen ons
en schenk ons aan elkaar.