SlideShare a Scribd company logo
1 of 80
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Naam: Samra Jouaoui
Studentnummer: 11078790
Begeleider: Hester Brauer
Beoordelaar: Wil Ijzereef
Datum: 21-04-2016
Inventariserend onderzoek naar de ondersteuningsbehoeften van homo-, biseksuelen,
lesbiennes, transgenders en betrokkenen in de wijken Schilderswijk en Transvaal
2
Inventariserend onderzoek naar de ondersteuningsbehoeften van homo-,
biseksuelen, lesbiennes, transgenders en betrokkenen in de wijken Schilderswijk en
Transvaal
Samra Jouaoui
Haagse Hogeschool
Academie voor de Sociale Professies
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
3
Samenvatting
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Powerhouse van de opleiding
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening op de Haagse Hogeschool. Dit onderzoek is tot
stand gekomen nadat in mijn stagejaar het onderwerp LHBT naar voren kwam tijdens een
teamvergadering. Mijn toenmalige collega van de welzijnsorganisatie Zebra Welzijn wilde
loketten oprichten voor de doelgroep LHBT maar moest hiervoor eerst onderzoeken of hier
behoefte aan was. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden in de wijken Schilderswijk en
Transvaal.
De centrale vraag van dit onderzoek luidt als volgt:
Hoe kunnen beroepsprofessionals voorzien in de mogelijke ondersteuningsbehoeften van
LHBT-ers en betrokkenen in de Schilderswijk en Transvaal?
Het doel is om kennis te verkrijgen over de beroepspraktijk voor het vak Doelgroepen
Social Work van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Naast het
inventariseren van de ondersteuningsbehoeften, is er onderzocht hoe
beroepsprofessionals op een juiste manier op de ondersteuningsbehoeften kunnen
inspelen van de doelgroep.
Dit onderzoek betreft een kwalitatief onderzoek en gaat over het inventariseren van de
ondersteuningsbehoeften van mensen die in hun dagelijks leven te maken krijgen met
homoseksualiteit, biseksualiteit en transseksualiteit in Schilderswijk en Transvaal. Zes
professionals van verschillende instellingen en drie LHBT-ers hebben deelgenomen aan dit
onderzoek. De dataverzamelingsmethode bestaat uit semigestructureerde interviews en
literatuuronderzoeken. Door deze methoden toe te passen, is er een zo volledig mogelijk
beeld geschetst van de ondersteuningsbehoeften van respondenten en de ervaringen van
de professionals.
Uit het onderzoek worden de volgende conclusies worden getrokken. LHBT is en/of kan
niet echt bespreekbaar zijn in Schilderswijk en Transvaal. Dit is gebaseerd op de
verschillende ervaringen van de professionals met de LHBT-ers en betrokkenen in de
wijken. Er zijn diverse reacties door de sociale omgeving op de seksuele identiteit van de
LHBT-er zoals uitsluiten, doodzwijgen, negeren, treiteren, verstoten, van omgeving
veranderen en fysieke mishandeling door zowel mensen die de LHBT-er niet kent als door
bekenden zoals naasten. Tolerantie door de sociale omgeving komt vaker dan acceptatie
voor in Schilderswijk en Transvaal. De copingstrategieën van de LHBT-ers lopen uiteen:
rekening houden met het belang van de sociale omgeving, afstand nemen van sociale
omgeving, onderduiken, suïcide(pogingen), onderdrukken van geaardheid, aanpassen aan
de omgeving. De ernstige copingstrategieën van zowel de LHBT-ers als de betrokkenen
4
duiden aan dat LHBT op zijn minst niet wordt getolereerd in de twee wijken waardoor dit
tot ernstige gevolgen leidt voor de LHBT-ers. Hierdoor hebben de professionals
vermoedens van de ondersteuningsbehoeften van LHBT-ers in Schilderswijk en Transvaal.
Bij de drie respondenten die aan dit onderzoek hebben deelgenomen kwam naar voren dat
zij ook ondersteuningsbehoeften ervaren en verwachtingen op verschillende gebieden naar
de professionals en/of de overheid hebben.
De aanbevelingen die op basis van de bevindingen van dit onderzoek worden gedaan zijn:
1) Dialoogtafels
2) Ondersteuningsnetwerk voor ‘roze’ ouders en hun kinderen
3) LHBT in het lesmateriaal opnemen op alle scholen
5
Voorwoord
Voor u ligt de scriptie ‘Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal’. Dit onderzoek naar de
ondersteuningsbehoeften van homoseksuelen, biseksuelen, lesbiennes, transgenders en
betrokkenen is uitgevoerd in de wijken Schilderswijk en Transvaal in Den Haag. Deze
scriptie is geschreven in het kader van het afstuderen aan de opleiding Maatschappelijk
Werk en Dienstverlening aan de Haagse Hogeschool.
De reden dat ik voor dit onderwerp heb gekozen ligt bij het gegeven dat ik niet tegen
ongelijkheid kan, in welke vorm dan ook. LHBT-ers worden als leden van een
minderheidsgroep gezien; een groep waar veel vooroordelen, stereotypen en weerstanden
tegen zijn, waardoor mensen beïnvloed worden en negatief kunnen uitvallen tegen de
LHBT-ers. Iedereen hoort ongeacht geloof, leeftijd, ras, seksuele geaardheid of geslacht
gelijk behandeld te worden.
Mijn dankwoord wil ik richten aan betrokkenen die een bijdrage hebben geleverd aan de
totstandkoming van dit onderzoek. Ik wil de docenten van de Powerhouse bedanken voor
hun begeleiding, met name Hester Brauer. Verder zou ik ook mijn tutor Lusha Monte willen
bedanken voor haar begeleiding en adviezen. Tot slot wil ik in het bijzonder mijn familie en
vrienden bedanken voor hun steun en adviezen.
Ik wens u veel leesplezier toe.
Samra Jouaoui
6
Inhoudsopgave
Samenvatting ..................................................................................................................................................................3
Voorwoord.......................................................................................................................................................................5
Hoofdstuk 1 Inleiding............................................................................................................................................10
Aanleiding.................................................................................................................................................................10
1.1. Opdrachtgever...........................................................................................................................................10
1.2. Doelgroep.....................................................................................................................................................11
1.3. Probleemanalyse......................................................................................................................................11
1.4. Doelstelling .................................................................................................................................................16
1.5. Probleemstelling.......................................................................................................................................16
1.6. Begripsafbakening...................................................................................................................................17
1.7. Leeswijzer....................................................................................................................................................18
Hoofdstuk 2 Minority Stress Theory en Sociale Steun theorie..........................................................19
Inleiding.....................................................................................................................................................................19
2.1. Minority Stress Theory..........................................................................................................................19
2.2. Sociale Steuntheorie...............................................................................................................................22
2.3. Conclusie ......................................................................................................................................................25
Hoofdstuk 3 Methodologie..................................................................................................................................27
Inleiding.....................................................................................................................................................................27
3.1. Onderzoeksgroep.....................................................................................................................................27
3.2. Dataverzameling en meetinstrumenten .......................................................................................27
3.3. Procedure.....................................................................................................................................................29
3.4. Analyseprocedure....................................................................................................................................30
Hoofdstuk 4 Onderzoeksresultaten................................................................................................................31
Inleiding.....................................................................................................................................................................31
4.1. Respondentengroep 1............................................................................................................................31
4.1.1. Copingstrategieën van de sociale omgeving van de LHBT-ers..................................32
4.1.1.1. Uitsluiting....................................................................................................................................32
4.1.1.2. Fysieke mishandeling............................................................................................................33
4.1.1.3. Verstoten .....................................................................................................................................33
4.1.1.4. Van omgeving veranderen..................................................................................................34
7
4.1.1.5. Tolerantie en acceptatie.......................................................................................................34
4.1.1.6. Onvoorwaardeljik toeverlaat.............................................................................................34
4.1.2. Coping van de LHBT-ers...............................................................................................................35
4.1.2.1. Strategieën..................................................................................................................................35
4.1.2.2. Verschil in problematiek en acceptatie ........................................................................36
4.1.2.3. LHBT-ers met gezinnen........................................................................................................36
4.1.2.4. Coping Nederlandse/westerse homoseksuelen vs. niet-westerse
Nederlanders .................................................................................................................................................37
4.1.2.5. Religieuze en/of etnische gemeenschappen..............................................................38
4.1.3. Copingstrategieën m.b.t. de sociale omgeving..................................................................38
4.1.3.1. Rekening houden met het belang van de sociale omgeving ...............................38
4.1.3.2. Afstand nemen van sociale omgeving ...........................................................................39
4.1.3.3. Onderduiken..............................................................................................................................39
4.1.3.4. Suïcide(pogingen)...................................................................................................................40
4.1.3.5. Onderdrukken van geaardheid..........................................................................................40
4.1.3.6. Aanpassen aan de omgeving...............................................................................................41
4.1.4. Signalen ................................................................................................................................................41
4.1.4.1. Moeilijk uit te komen voor seksuele identiteit..........................................................41
4.1.4.2. Alerter bij niet-westerse Nederlandse LHBT-ers ....................................................42
4.1.4.3. Finding-out.................................................................................................................................42
4.1.4.4. Onwetendheid van docenten.............................................................................................42
4.1.4.5. Wet versus werkelijkheid in de maatschappij ..........................................................42
4.1.4.6. Tunnelvisie.................................................................................................................................43
4.1.4.7. Positie van de LHBT-ers.......................................................................................................44
4.1.5. Interventies ........................................................................................................................................44
4.1.6. Ervaringen met andere hulpverleningsinstanties...........................................................45
4.1.7. Cliënten.................................................................................................................................................46
4.1.7.1. Kanalen.........................................................................................................................................46
4.1.7.2. Hulpvragen.................................................................................................................................46
4.1.7.3. Ondersteuningsbehoeften...................................................................................................47
4.1.8. Overeenkomsten en verschillen theoretisch kader ........................................................48
8
4.1.9. Conclusie..............................................................................................................................................51
4.2. Respondentengroep 2............................................................................................................................53
4.2.1. Ontwikkeling seksuele identiteit..............................................................................................53
4.2.1.1. Jezelf ontdekken.......................................................................................................................54
4.2.1.2. Zelfontwikkeling......................................................................................................................54
4.2.1.3. Jezelf tonen naar buiten .......................................................................................................54
4.2.2. Reacties van sociale omgeving op seksuele identiteit ...................................................55
4.2.2.1. Informeren naar geaardheid..............................................................................................55
4.2.2.2. Negatieve reacties...................................................................................................................56
4.2.2.3. Positieve reacties.....................................................................................................................57
4.2.2.4. Belevenis van reactie op geaardheid vanuit de sociale omgeving...................57
4.2.3. Ondersteuningsbehoeften...........................................................................................................58
4.2.4. Tevredenheid over zichzelf en hun leven ............................................................................60
4.2.5. Overeenkomsten en verschillen met het theoretisch kader........................................60
4.2.6. Conclusie...............................................................................................................................................64
Hoofdstuk 5 Conclusie en discussie................................................................................................................66
Inleiding.....................................................................................................................................................................66
5.1. Conclusie ......................................................................................................................................................66
5.2. Discussie.......................................................................................................................................................68
5.2.1. Betrouwbaarheid van het onderzoek ....................................................................................68
5.2.2. Geldigheid............................................................................................................................................69
5.2.3. Generaliseerbaarheid ....................................................................................................................69
5.2.4. Bijdrage aan de theorie en praktijk.........................................................................................69
5.2.5. Vervolgonderzoek ...........................................................................................................................70
Hoofdstuk 6 Aanbevelingen ...............................................................................................................................71
Inleiding.....................................................................................................................................................................71
6.1. Dialoogtafel.................................................................................................................................................71
6.2. Ondersteuningsnetwerk voor ‘roze’ ouders en hun kinderen ...........................................74
6.3. LHBT op scholen.......................................................................................................................................75
Literatuurlijst...............................................................................................................................................................76
9
‘SOMS MOET JE LIEGEN OM BIJ DE MENSEN
TE KUNNEN ZIJN VAN WIE JE HOUDT. MAAR
HOE LANG KAN JE LEVEN ALS IEMAND DIE JE
NIET BENT?’
(VOORSTELLING SCHIJN. FAHD LARHZAOUI, 2014)
10
Hoofdstuk 1
Aanleiding
In het schooljaar 2013-2014 heb ik stage gevolgd bij de maatschappelijke organisatie Zebra
Welzijn. In een van de vele teamvergaderingen die ik heb bijgewoond, heeft een collega in
de groep gebracht dat hij graag een loket of loketten wil oprichten voor de lesbiennes,
homoseksuelen, biseksuelen en transgenders in verschillende wijken. Dit vond ik zeer
interessant en ik ben met mijn collega in gesprek gegaan over dit idee. Zo was ik op het idee
gekomen voor dit onderzoek. Mijn interesse ligt in het in kaart brengen wat de
ondersteuningsbehoeften (indien aanwezig) zijn van homoseksuele mannen en vrouwen,
biseksuelen, transgenders (LHBT)en betrokkenen (familieleden, vrienden, buren etc.) in
multiculturele gemeenschappen. Vervolgens ben ik mij gaan verdiepen in het onderwerp
LHBT en kwam ik een studie tegen van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).
In december 2014 heeft het SCP een studie gepubliceerd over de acceptatie van
homoseksualiteit binnen etnische en religieuze groepen in Nederland. In het onderzoek
wordt besproken dat Nederlanders over het algemeen het minst negatief staan tegenover
homoseksualiteit. Echter, in de Nederlandse samenleving zijn er bepaalde groepen waar
homoseksualiteit niet eenvoudig wordt geaccepteerd (SCP, 2014). Voorbeelden van
bepaalde groepen zijn kleinere protestantse groeperingen, zoals de evangelische
groepering. Dit telt ook voor de Turkse en Marokkaanse groep (SCP, 2014). De Nederlandse
overheid is al een tijd bezig met het bevorderen van de veiligheid en het vergroten van de
acceptatie van lesbiennes, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT-
ers). Het onderzoek concludeert ook dat de acceptatie moeizamer verloopt bij bepaalde
(orthodox-)religieuze groepen en migrantengroepen (Rijksoverheid.nl, 2014).
De maatschappelijke hulpverleningsinstanties die zich hebben gevestigd in de wijken
Schilderswijk en Transvaal, zijn niet gespecialiseerd of getraind in het hulpverlenen aan de
LHBT en betrokkenen die psychosociale problemen ervaren m.b.t. hun geaardheid. Waar
hebben de LHBT-ers behoefte aan als het neerkomt op hulp en begeleiding? Dit zijn mijn
beweegredenen om dit onderzoek uit te voeren.
1.1. Opdrachtgever
De Powerhouse is de opdrachtgever van dit onderzoek. Powerhouse is een initiatief van
een aantal docenten van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening van de
HHS om studenten die vertragen in het afstudeerproces extra ondersteuning te bieden.
11
1.2. Doelgroep
Mijn onderzoek gaat over het inventariseren van ondersteuningsbehoeften van LHBT-ers
en betrokkenen in multiculturele gemeenschappen. De wijken die in mijn onderzoek zullen
worden behandeld, zijn Schilderswijk en Transvaal.
In de wijken zijn culturele en religieuze kenmerken zichtbaar te zien aan het kleding van
mensen en gebouwen in de wijken. Voorbeelden hiervan zijn vlaggen, moskeeën, kerken
van de herkomstlanden. Uit onderzoek van SCP (2012) blijkt dat de etnische samenstelling
van een wijk een relatie kan aangeven met de acceptatie van homoseksualiteit.
Wijkbewoners waar meer mensen wonen van niet-westerse afkomst staan minder positief
tegenover homoseksualiteit. Het wonen in een omgeving die gemiddeld minder positief
staat ten aanzien van homoseksualiteit kan invloed hebben op de eigen opvattingen.
De homoseksuele man, de lesbische vrouw, de biseksuele persoon en de transgender zijn
niet de enigen die met homoseksualiteit te maken krijgen. Hoe zit het met de
ondersteuningsbehoeften van wijkbewoners die ermee te maken krijgen omdat blijkt dat
hun echtgenoot zich seksueel aangetrokken voelt tot mannen, of omdat er in het huis boven
hen twee vrouwen samenwonen?
De maatschappelijke hulpverleningsinstanties die zich hebben gevestigd in deze wijken,
zijn niet gespecialiseerd of getraind in het hulpverlenen aan de LHBT en betrokkenen die
psychosociale problemen ervaren m.b.t. hun geaardheid. Er is (nog) niet genoeg expertise
ontwikkeld om de juiste hulpverlening aan te bieden. Het jaar waarin ik stage heb gelopen
bij Zebra Welzijn, ben ik weinig hulpverleners tegengekomen (in de wijken) die
gespecialiseerd zijn in het hulpverlenen aan de doelgroep. Een hulpverleningsmethodiek
voor de doelgroep heb ik ook niet kunnen vinden. Dit wil niet zeggen dat het nodig is om
een hulpverleningsmethodiek te hebben of te ontwikkelen voor de doelgroep. Het is nog
niet bekend of er ondersteuningsbehoeften zijn vanuit de doelgroep.
1.3. Probleemanalyse
Mijn onderzoek gaat over de homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen, transgenders (en
betrokkenen). Meestal spreekt men dan over de LBHT, waaronder ook de transgenders.
Transgender is een term voor alle personen bij wie de biologische aanduiding man of
vrouw niet overeenkomt met hun genderidentiteit. Binnen de groep transgenders zijn er
meerdere indelingen waarbij elk een andere naam heeft. Voorbeelden hiervan zijn:
transvrouw, transman, transseksueel. Bij homo- en biseksuelen gaat het om tot welk
geslacht zij aangetrokken voelen (Movisie, 2007). In de studies die in deze paragraaf
worden besproken, komen voornamelijk LHB-ers ter sprake. Transgenders worden niet of
nauwelijks genoemd.
In dit onderzoek wordt er niet specifiek gericht op nationaliteiten. Het gaat over zowel
autochtone als allochtone LHBT-ers.
12
LHB-ers die niet voor hun geaardheid naar buiten zijn gekomen, maar wel homoseksuele
contacten en relaties aangaan, vinden zich in een double-bind situatie. Dit houdt in dat
iemand een relatie is aangegaan met iemand van hetzelfde geslacht en zichzelf als een
homoseksueel benoemt maar dit niet naar zijn sociale omgeving kan doen, omdat
homoseksualiteit en biseksualiteit niet geaccepteerd wordt in zijn of haar sociale, culturele
en/of religieuze leefwereld. Mensen die zich in een double bind-situatie bevinden, kunnen
dit sociaal, emotioneel en psychisch als zeer belastend ervaren. Dit is omdat er steeds een
bepaalde vrees aanwezig is om ontdekt te worden (COC, 2012).
Als LHB-ers zich niet kunnen uiten door hun culturele achtergrond, kan dit leiden tot
psychische en sociale problemen. In de methodiek van de gespecialiseerde afdeling van
COC Haaglanden en RotterdamV worden er de vijf fasen van acceptatie besproken (COC,
2012):
1. Identiteitsverwarring; een eerste bewustwording van homo- en biseksuele
gevoelens
2. Zelfbenoeming; zichzelf homo- of biseksueel noemen, stap naar een nieuwe
identiteit
3. Coming-out: iemand benoemt zijn homoseksuele gevoelens in contact met anderen
4. Coming-in: hier wordt er contact gezocht met anderen die homo- of biseksuele
gevoelens hebben.
5. Identiteitsintegratie; dit is een proces waarin homo- of biseksualiteit voor de
persoon zelf en voor zijn omgeving steeds beter geïntegreerd wordt in de dagelijkse
routine (COC, 2012).
Deze fasen kunnen een lineair proces vormen maar het kan ook tegelijkertijd spelen. Bij het
vormen van een (seksuele) identiteit speelt ook de interactie met de omgeving een
belangrijke rol. Gedachten en gevoelens worden onderworpen aan interpretaties m.b.t.
zichzelf in relatie tot de omgeving. Als er negatieve reacties vanuit de sociale omgeving
komen, kan dit zeer belastend zijn voor de persoon die homo- of biseksuele gevoelens
hebben (COC, 2012). Het is moeilijk om met homoseksualiteit te leren omgaan als de eigen
gemeenschap vanuit religieuze overtuigingen en culturele tradities homoseksualiteit of
biseksualiteit afwijst (FORUM,2005).
Uit internationale en Nederlandse onderzoeken is naar voren gekomen dat
LHBT-ers vaker last hebben van psychische klachten dan heteroseksuele mannen en
vrouwen.
13
Voorbeelden van psychische klachten bij LHBT-ers:
Lesbische vrouwen
1. rapporteren vaker wantrouwen en slaapproblemen dan heteroseksuele vrouwen
(Bos & Ehrhardt, 2010; Gilman et al., 2001). Deze uitkomst kwam uit een online
onderzoek in 2008 die door de Universiteit van Amsterdam is uitgevoerd onder
lesbische en biseksuele vrouwen. Het doel was om de ervaringen van lesbische en
biseksuele vrouwen in verschillende sociale contexten in beeld te brengen en de
gevolgen hiervan zijn in beeld te brengen voor de psychosociale gezondheid van
deze vrouwen. De meeste respondenten hebben een Nederlandse culturele
achtergrond (Keuzenkamp, S. 2010).
2. geven aan minder vaak gelukkig te zijn (Nieuwenhuis, Janssen, & Bosveld, 2009). Dit
is gebleken uit een vragenlijstonderzoek onder 4.000 Amsterdammers voor de
monitor ‘De Staat van de Stad Amsterdam’. De culturele achtergrond wordt niet
benoemd bij de lesbiennes (Nieuwenhuis, Janssen, & Bosveld, 2009).
3. hebben minder vertrouwen in de toekomst hebben dan heteroseksuele vrouwen
(Nieuwenhuis, Janssen, & Bosveld, 2009).
4. kampen vaker met overmatig alcohol- en drugsgebruik (Sandfort, De Graaf, Bijl, &
Schnabel, 2001). De gegevens voor dit onderzoek zijn deel van Nederland Mental
Health Survey and Incidence Study (NEMESIS), die psychiatrische stoornissen in een
representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking van 18 tot 64 jaar
onderzocht. NEMESIS werd uitgevoerd met de goedkeuring van de interne Review
Board van het Trimbos-instituut, Utrecht, Nederland. Een totaal van 7076 personen
werden geïnterviewd (Sandfort, De Graaf, Bijl, & Schnabel, 2001).
Homoseksuele mannen
 hebben redelijk vaak last van stemmings- en angststoornissen en paniekaanvallen
(Cochran, Mays, & Sullivan, 2003; Sandfort, De Graaf, Bijl, & Schnabel, 2001). De
auteurs onderzochten aan de hand van een landelijke enquête die ze onder 2917
volwassenen hebben gehouden, of er verschillen zijn in angst, ziektes en gebruik van
geestelijke gezondheidszorg. Uit onderzoek blijkt dat het bij homo-/biseksuele
mannen het vaker voorkomt dat ze paniekaanvallen, depressie en angsten ervaren,
in vergelijking met heteroseksuele mannen. Bij lesbische, biseksuele vrouwen blijkt
het dat ze vaker last hebben van angststoornissen dan bij heteroseksuele vrouwen.
Gebruik van geestelijke gezondheidszorg was frequenter bij de mensen die deel zijn
van de minderheidsgroep. Er staat niet in het onderzoek vermeld of het over
allochtonen of autochtonen gaat (Cochran, Mays, & Sullivan, 2003).
14
Transgenders
In een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (2012) naar transgenders hebben
er 450 respondenten zich aangemeld. Hiervan is een groot deel transvrouw (47%). Dit zijn
mensen die zijn geboren als een jongen, maar zichzelf volledig of vooral zien en voelen als
een vrouw. Ongeveer een derde (31%) van de respondenten is transman. Dit houdt in dat
ze zijn geboren als een meisje, maar zichzelf volledig of vooral zien en voelen als een man.
De rest van de ondervraagden zijn bij elkaar gezet onder de categorie genderambigue
transgenders. Zij vormen bij elkaar 22% van de kandidaten die meededen. Genderambigue
transgenders zijn personen die zich zowel man als vrouw voelen of niet man, niet vrouw.
Het gaat ook om personen die als man of vrouw zijn geboren en die zich vooral (maar niet
volledig) man dan wel vrouw voelen. Bij hen is er dus wel een onderscheid tussen het
geboortegeslacht en de genderidentiteit. De cijfers over het welbevinden van transgenders
tonen een ongunstig beeld vergeleken met de rest van de bevolking. Van de transgenders
die meededen aan het onderzoek is tweederde eenzaam en een kwart in sterke mate. In het
algemeen is het zo dat onder de Nederlandse bevolking 30% eenzaam is en 10% sterk
eenzaam. De helft van de 450 respondenten heeft psychische problemen en 14% kan zelfs
psychisch ernstig ongezond genoemd worden. Bij de rest van de bevolking zitten de
percentages rond de 14% en 2%.
Twee derde van de 450 respondenten heeft er ooit aan gedacht om zelfmoord te plegen.
Hiervan heeft 21 procent ooit een zelfmoordpoging gepleegd (SCP, 2012).
Het beeld van de personen die de transitie al hebben gehad, ziet er over het algemeen beter
uit. Zij kampen niet zo vaak met eenzaamheid dan de andere transgenders, maar de
meerderheid ervaart wel in meer of mindere mate eenzaamheid. Ook hebben zij (38%)
minder vaak psychische problemen. In het jaar voorafgaand aan het onderzoek heeft toch
3% van hen een zelfmoordpoging gedaan (SCP, 2012).
Biseksuele mannen en vrouwen
Deze groep wordt in veel onderzoeken samen met de homoseksuelen of lesbiennes
genomen. Er zijn wel een aantal onderzoeken waarin biseksuelen wel als aparte groepen
worden benoemd. Het is naar voren gekomen dat biseksuelen vaker psychische klachten
ervaren dan homoseksuele mannen en lesbische vrouwen (Keuzenkamp, 2010). Het blijkt
dat zowel depressiviteit als angsten een verband heeft met de leeftijd en aan de mate
waarin de persoon open is tegenover familie en andere personen vanuit zijn of haar sociale
netwerk (Keuzenkamp, 2010). Ze komen ook in ervaring met kwesties zoals negatieve
beeldvorming over hun relaties. Biseksuele mannen en vrouwen staan onder sociale druk
om voor een homoseksuele of heteroseksuele identiteit te kiezen en kunnen worden
afgewezen binnen de homoseksuele, lesbische en heteroseksuele gemeenschap (Van
Lisdonk & Kooiman, 2012).
15
GGD Amsterdam heeft een kleinschalig onderzoek gedaan onder de LHB-ers in Amsterdam.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat bijna alle respondenten wel eens grapjes,
vervelende blikken en opmerkingen hebben ervaren. In een paar gevallen hebben de
respondenten ook te maken gehad met agressiviteit op hun werkplek of binnen hun
religieuze en/of culturele gemeenschappen. De meerderheid van de respondenten zegt
weinig blijvende last te ervaren van hun minderheidspositie in de heteronormatieve
samenleving. In Amsterdam voelden zij zich gewaardeerd. Ze konden vaak zonder
problemen open zijn over hun seksuele geaardheid. Wanneer de respondenten negatief
behandeld werden vanwege hun seksuele geaardheid, pasten ze verschillende effectieve
copingstrategieën toe. Een voorbeeld van een copingstrategie is humor. Humor wordt
gezien als een belangrijk middel voor de respondenten om met een ongemakkelijke situatie
om te gaan. Tevens vonden ze ook belangrijk om hun grenzen duidelijk aan te geven, vooral
als er grapjes wordt gemaakt over seksuele geaardheid. Ook probeerden respondenten om
te gaan met minderheidsstress door situaties te vermijden. Een aantal respondenten heeft
afstand genomen van hun culturele en/of religieuze gemeenschap. De respondenten
gebruikten verschillende strategieën om te kunnen omgaan met de verschillende gevoelens
of de beleving van minderheidsstress. Ze probeerden zich niet te laten raken door de
negativiteit over homo- en biseksuelen van andere mensen. De respondenten hadden
verschillende methoden om met de emoties om te gaan. Zo schreven sommigen hun
emoties en ervaringen op in een dagboek. Ook zochten de respondenten hulp bij vrienden
en familie om zo afgeleid te worden van hun emoties en ervaringen. Een aantal
respondenten gaf ook aan dat wanneer ze met hun LHB-vrienden een gesprek hadden over
homonegativiteit ze zich beter begrepen voelden (tijdschriftvoorseksuologie.nl, 2012).
Zowel bij de respondenten die het moeilijk hadden om zichzelf te accepteren en de
respondenten die regelmatig minderheidsstress ervoeren, had minderheidsstress een
negatieve invloed op hun psychosociale gezondheid (tijdschriftvoorseksuologie.nl, 2012).
Nederland maakt al een lange tijd deel van de groep landen waar de acceptatie van
homoseksualiteit betrekkelijk hoog is. In het jaar 2006 stond 15% van de bevolking
negatief tegenover homoseksualiteit. In 2012 daalde dat aantal tot 4%. Het is echter nog
steeds moeilijk voor sommige homoseksuele mannen, vrouwen en biseksuelen om in
multiculturele gemeenschappen uit de kast te komen (Rijksoverheid.nl, 2013).
In het onderzoek van Sociaal Cultureel Planbureau over de acceptatie van homoseksualiteit
in etnische en religieuze kringen, is naar voren gekomen dat de acceptatie van
homoseksualiteit binnen bepaalde etnische groepen een van de grootste knelpunten is. Een
groot deel van de ondervraagde migranten heeft als opvatting dat LHB-ers vrij zijn in het
kunnen leven hoe zij willen leven. Maar het verrassende punt: als homoseksualiteit
dichterbij komt, neemt de acceptatie af (SCP, 2014). Bij westerse migranten is de acceptatie
16
groot; veelal delen zij de tolerante opvattingen ten aanzien van homoseksualiteit met (niet-
gelovige) autochtone Nederlanders. Dit is dus niet zo bij niet-westerse migranten (SCP,
2014).
In het debat over de multiculturele samenleving is homotolerantie een belangrijk thema
geworden. Dit kwam onder andere door imam El-Moumni met zijn felle uitspraken tegen
homo’s en de openlijke homoseksuele Pim Fortuyn die begin deze eeuw opkwam (SCP,
2014).
Meldingen over discriminatie en vijandigheid tegenover LHBT-ers blijven aanhouden. Er
worden ongeveer drie meldingen per week geregistreerd over geweld tegen
homoseksuelen (Segerink, 2013). Dit is waarschijnlijk maar een klein deel van alle
incidenten, want de meeste mensen doen geen aangifte. Doordat er de laatste tijden in de
media veel aandacht wordt besteed aan pesterijen van homoseksuele koppels in het
uitgaansleven, is het homovriendelijke imago dat Nederland heeft, onder druk gezet
(Segerink, 2013).
1.4. Doelstelling
Het doel is om kennis te verkrijgen over de beroepspraktijk voor het vak Doelgroepen
Social Work van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Het Minority
Stress Model laat zien hoe minderheidsstress kan leiden tot een verminderd welzijn onder
de homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en andere seksuele minderheden. Als de
ondersteuningsbehoeften zijn geïnventariseerd, zal ik onderzoeken hoe
beroepsprofessionals op een juiste manier op de ondersteuningsbehoeften kunnen
inspelen van de doelgroep. Een ander doelstelling is dat LHBT-ers beroepsprofessionals
weten te bereiken in de wijken. Hierbij worden de mensen uit de doelgroep bekend met de
aangeboden hulpverlening.
De missie van het maatschappelijk werk is: ‘bevorderen dat mensen in onze samenleving
tot hun recht komen, als mens en burger. Maatschappelijke werkers streven ernaar dat
mensen zich in wisselwerking met hun sociale omgeving zo goed mogelijk kunnen
ontplooien, naar hun eigen aard, behoeften, opvattingen en dat ze rekening houden met
anderen met wie zij samenleven’ (Beroepsprofiel, NVMW, 2006).
1.5. Probleemstelling
De centrale vraag luidt als volgt:
Hoe kunnen beroepsprofessionals voorzien in de mogelijke ondersteuningsbehoeften van
LHBT-ers en betrokkenen in de Schilderswijk en Transvaal?
17
Om de vraagstelling te kunnen beantwoorden, zijn de volgende deelvragen geformuleerd:
 Welke ervaringen hebben professionals met LHBT-ers en betrokkenen in de wijken?
 Wat zijn de mogelijke ondersteuningsbehoeften van LHBT-ers en betrokkenen in de
wijken?
1.6. Begripsafbakening
In deze paragraaf worden de begrippen in de deelvragen gespecificeerd en verduidelijkt.
Hieronder staan de begrippen die zijn uitgekozen:
LHBT-specifieke hulpverlening:
LHBT-specifieke hulpverlening houdt zich bezig met de specifieke gezondheidsproblemen
van LHBT-ers en op het inperken van de gezondheidsverschillen tussen LHBT-ers en de
rest van de bevolking. Dit wordt gedaan door LHBT-gezondheid te bevorderen. Bij
gezondheid kan men denken aan lichamelijke, sociale en psychische welbevinden. In dit
onderzoek wordt er gericht op de psychische en sociale welbevinden van de LHBT-ers.
Sommige LHBT-ers maken negatieve ervaringen mee en voelen zich prettiger als zij
worden geholpen door instanties/ organisaties die een duidelijke loyaliteit naar LHBT-ers
uitstralen (Savenije, 2012).
In dit onderzoek wordt LHBT- specifieke hulpverlening gebruikt als:
- de LHBT-ers als doelgroep zijn benoemd
- de hulpverlening zich richt op (de specifieke gezondheidsproblemen van) LHBT-ers
- De (welzijns)instelling beschikt over specifieke kennis en expertise over LHBT-ers door
opgedane ervaring en/of opleiding. Het gaat om LHBT-vriendelijke en LHBT-sensitieve
hulpverlening (ggd.amsterdam.nl, 2013).
Betrokkenen:
Voor dit begrip wil ik de volgende definitie van Sonderen (1991) gebruiken: “De personen
waarmee de betrokkene een bepaalde vorm van contact onderhoudt of personen waarbij een
relatie met de betrokkene gebaseerd is op cultureel bepaalde verwachtingen, verplichtingen,
en rechten.” Van Sonderen gebruikt deze definitie om het sociaal netwerk te beschrijven. In
dit onderzoek wordt er vooral uitgegaan van familieleden, vrienden en buren: personen
waarmee de LHBT-er een bepaalde vorm van contact onderhoudt.
Psychosociale hulpverlening:
Psychosociale hulpverlening houdt in dat maatschappelijk werkers mensen helpen die
problemen hebben. Sommige mensen kunnen het zelf oplossen maar soms kan dat niet
lukken. Onder psychosociale hulpverlening kan het volgende worden verstaan:
18
 Veranderings- en compententiegerichte begeleiding
 Ondersteunende en stabiliserende begeleiding
 Outreachende benadering
 Casemanagement
 Crisisinterventie
 Concrete en informatieve hulp
 Belangenbehartiging en conflictbemiddeling
 Uitbreiden en ondersteunen van sociale netwerken
 Onderzoek en rapportage (nvmw.nl, 2006)
Behoeften:
In het boek van Verschuren (2008) wordt een onderscheid gemaakt tussen wants, demands
en needs.
Bij wants gaat het om (soms nog on)bewuste behoeften die cliënten hebben aan
zorgverlening. Alleen heeft de cliënt dit niet omgezet naar een zorgvraag. Deze soort
behoeften kan ook worden aangeduid als subjectieve behoeften.
Bij demands gaat het om behoeften waar de cliënt zich bewust van is en die hij heeft
omgezet in een hulp- of zorgvraag. Deze soort behoeften worden aangeduid als actuele
zorgvragen.
Bij needs zijn de behoeften van een cliënt niet zoals de cliënt het zelf voelt of ziet (wants),
maar zoals de behoeften worden gezien door de professionele hulpverlener. Deze soort
behoeften worden aangeduid als objectieve behoeften.
Deze drie soorten kunnen een rol spelen in een hulpverleningssituatie: subjectieve
behoeften, actuele zorgvraag en objectieve behoeften (Verschuren, 2008).
Ervaring:
Ervaring staat voor gewaarwording, ondervinding (Willemsen, Harry, 1992).
In dit onderzoek wordt de bovenstaande uitleg gehanteerd. Mijn eerste deelvraag gaat over
de ervaringen van professionals van verschillende instellingen met LHBT-ers in de wijken
Schilderswijk en Transvaal. De professionals zouden zicht kunnen hebben op de mensen in
de wijken en mogelijk kunnen zij een bijdrage leveren aan het onderzoek door hun visie als
professional te delen.
1.7. Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt het onderzoek vanuit een theoretisch kader beschreven. Dit kader is
een verdieping op mijn literatuurstudie en probleemstelling. In dit kader wordt de Minority
Stress Theory en de sociale steuntheorie beschreven. Vervolgens wordt de methodologie in
hoofdstuk 3 besproken. Hierin komen de soort onderzoek, onderzoeksgroep,
dataverzamelingsmethode, meetinstrumenten, procedure en analyse aan bod. In hoofdstuk
4 wordt het stappenplan beschreven.
19
Hoofdstuk 2
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het onderwerp van mijn onderzoek vanuit een theoretisch kader
beschreven. De bevindingen van het praktijkonderzoek zullen vanuit verschillende
invalshoeken worden bekeken. Dit wordt gedaan om meer validatie toe te kennen aan de
bevindingen van het onderzoek. De professionals in het werkveld worden gevraagd om hun
professionele kijk op het onderwerp toe te lichten. De LHBT-ers en betrokkenen die in het
onderzoek worden opgenomen, worden gevraagd om hun belevingswereld te delen.
2.1. Minority Stress Theory
De theorie richt zich op vormen van sociale stress die voortgekomen zijn van de heersende
sociale systemen die structurele, systematische en interpersoonlijke nadelen in stand
houden voor personen die zich identificeren als leden van een minderheidsgroep. Hierbij
kan er aan voorbeelden worden gedacht zoals seksuele minderheden, ras/ etnische
minderheden en mensen die een achtergestelde sociale status hebben (bijvoorbeeld
vrouwen) (Brooks, 1981; DiPlacido, 1998; Meyer, 2003a, 2003b; Meyer & Frost, 2013).
In het artikel Prejudice, Social Stress, and Mental Health in Lesbian, Gay, and Bisexual
Populations: Conceptual Issues and Research Evidence van Ilan H. Meyer wordt het
bovenstaande model beschreven. Hieronder staat wat Ilan H. Meyer over het model uitlegt:
”Minderheidsstressprocessen in lesbische, homoseksuele en biseksuele gemeenschappen”
(Meyer, 2003)
20
A) Omstandigheden in de omgeving:
Minderheidsstress komt door omstandigheden voor in de omgeving. Deze omstandigheden
kunnen bestaan uit voor- en nadelen die verband hebben met factoren zoals de
sociaaleconomische status van een persoon.
B) Minderheidsstatus:
Een belangrijk aspect van de omstandigheden in de omgeving van een persoon, is de
minderheidsstatus van de persoon. Hier wordt verwezen naar de seksuele geaardheid of
gerichtheid van de persoon. Deze worden weergegeven als overlappende vakken in de
figuur omdat de vakken een nauwe relatie met elkaar kunnen hebben. Een voorbeeld is een
homoseksuele man die in de armoede zit. De minderheidstressoren die hij ervaart, hebben
ongetwijfeld te maken met het feit dat hij in armoede leeft. Deze kenmerken bepalen samen
zijn blootstelling aan de stress en hoe hij met de situatie omgaat.
C) Algemene stressoren:
Omstandigheden in de omgeving van een persoon kunnen leiden tot blootstelling aan
stressoren, inclusief algemene stressoren. Voorbeelden van algemene stressoren kunnen
het verlies van een baan of het overlijden van een naaste zijn.
D) Minderheidsstressprocessen die op afstand plaatsvinden:
Stressoren die leden van minderheidsgroepen ervaren. Discriminatie op de arbeidsmarkt is
een voorbeeld van een stressor die een persoon van een minderheidsgroep kan ervaren.
Dit vak kan overlappen met vak F. Een ervaring van geweld kan verwachtingen van
afwijzingen en vigilantie verhogen.
E) Identiteit m.b.t. minderheid:
Het hebben van een minderheidsstatus kan leiden tot persoonlijke identificatie met de
minderheidsstatus. Bovendien kan deze identificatie met de minderheidsstatus leiden tot
bijkomende stressoren die gerelateerd zijn aan de zelfwaarneming van een persoon tot een
gestigmatiseerde en inferieure minderheid (Miller & Major, 2000).
F) Minderheidsstressprocessen die dichtbij plaatsvinden:
De zelfwaarnemingen en zelfbeoordelingen zijn dicht bij de persoon. Voorbeelden zoals
verwachtingen van afwijzing, verborgenheid en geïnternaliseerde homofobie worden in
het model beschreven (vak F).
G) Kenmerken van identiteit m.b.t. minderheid:
Een minderheidsidentiteit is niet alleen een bron van stress, maar heeft ook een belangrijke
rol in het wijzigen van effecten van het stressproces. De karakteriserende punten van de
minderheidsidentiteit kan de impact van stress zwakker of sterker maken. Minderheid-
stressoren kunnen een grotere invloed uitoefenen op de gezondheid als de LHBT-identiteit
prominenter is dan wanneer het ondergeschikt zou zijn aan de zelfdefinitie van de persoon.
H) Coping en sociale steun (gemeenschap en individu):
Een individu met een LHB-identiteit kan ook een bron van kracht zijn wanneer het
geassocieerd wordt met kansen voor aansluiting, sociale steun en het verbeteren van de
omgang met de impact van stress (Meyer, 2003).
21
In het boek ‘ Psychologie en de multiculturele samenleving’ van Jeroen Knipscheer en Rolf
Kleber (2012) wordt minderheidsstress beschreven als een gevolg van geïnternaliseerde
negatieve attitudes, sociale afkeuring, discriminatie en uitsluiting. Het kan ook tot risicovol
gedrag zoals alcohol- en drugsmisbruik en tot andere vormen van zelfbeschadigend gedrag
leiden.
Minderheidsstressoren
De auteurs Gwen van Husen, Henny Bos, Stephan Cremer van het artikel ‘Minderheidsstress
bij homoseksuele, lesbische en biseksuele Amsterdammers’ schrijven in hun artikel hoe
minderheidsstress kan leiden tot een verminderd welzijn onder de LHBT-ers. In de huidige
maatschappij waar heteronormatieve relaties zich vooral plaatsvinden, zijn LHBT-ers een
minderheidsgroep in de maatschappij. De stressoren die de LHBT-ers ervaren, zijn dan ook
stressoren die typerend voor hen zijn als minderheidsgroep. Iedereen kan stressoren
ervaren zoals het verliezen van een naaste of het verliezen van werk. Maar voor de LHB-ers
komen er andere stressoren bij zoals stigma, vooroordelen en discriminatie. Deze
stressoren zijn bijkomende gevolgen van algemene stressoren die iedereen kan meemaken.
De stressoren kunnen ook uit ervaringen bestaan zoals het gebrek van acceptatie in de
sociale omgeving of homonegatief gedrag. Deze stressoren worden externe
minderheidstressoren genoemd. LHB-ers kunnen ook interne minderheidsstressoren
ervaren. Dit houdt in dat de LHB-ers verwachten afgewezen te worden door hun seksuele
geaardheid, zelf negatief staan tegenover homoseksualiteit of biseksualiteit en/of stress
ervaren van het verbergen van hun geaardheid. Zowel interne als externe
minderheidstressoren kunnen negatieve invloeden hebben op het welzijn van de LHB-ers
(Bos, Cremer, van Husen, 2012).
Er is tot op heden veel bekend over de rol van minderheidsstressoren in het beïnvloeden
van de geestelijke gezondheid van minderheidsgroepen en in het verklaren van de
geestelijke gezondheid van de verschillen tussen seksuele minderheden en heteroseksuele
populatie in het bijzonder. Maar er ontbreken genuanceerde opvattingen over hoe
minderheidsstress andere vormen van stress kan veroorzaken of verergeren.
De Minority Stress Theory negeert grotendeels de relationele stressoren en richt zich in
plaats daarvan meer op de sociale stress die afkomstig is van een nadelige sociale status,
identiteit en/of nadelige sociale positie in een groep. Ook onderzoekt de theorie geen
stresservaringen die betrekking hebben op andere levensdomeinen. De gevolgen hiervan
zijn dat de relatie tussen algemene stress-processen(die door de algemene bevolking
worden ervaren) en de stressoren die door de minderheid (uniek voor benadeelde
bevolkingsgroepen) worden ervaren niet goed begrepen worden. Auteurs zoals Balsam &
Szymanski, (2005); Frost & Meyer (2009); Lehavot & Simoni, (2011); Balsam & Szymanski,
(2005) Wight et al, (2012); Zamboni & Crawford, (2007) die zich bezighouden met de
22
minderheidstress theorie zijn aan de slag gegaan met het onderzoeken van mediatoren van
minderheid stressoren. Alleen wordt er in bijna geen enkele onderzoek de
minderheidsstress binnen een stressproliferatiekader onderzocht. Stressproliferatie houdt
in hoe stress kan uitbreiden en verspreiden binnen een stel van onderling gerelateerde
stressoren in individuele levens en binnen belangrijke relaties. Een van de uitzonderingen
is een zorgstudie die minderheidsstressoren en zorggerelateerde stressoren (primair en
secundair) gelijkmatig heeft onderzocht. Hiermee hebben ze belangrijke relaties kunnen
ontdekken tussen seksuele minderheidsstatussen, secundaire stress en mentale
gezondheid bij AIDS- zorgverleners in de loop van tijd (Wight, 2002). Het gebrek aan een
dergelijk onderzoek laat zien dat er een duidelijk gat is in de huidige kennis over
stressoren.
2.2. Sociale Steuntheorie
In de theorie van Eric van Sonderen (2012) wordt sociale steun gedefinieerd als een
kenmerk van de relatie tussen een persoon en zijn of haar maatschappelijke omgeving. In
zo een dergelijke relatie kan sociale steun overgedragen worden in interacties. Men kan in
allerlei situaties zoals bij problemen, behoefte hebben aan sociale steun. In de theorie van
Sonderen wordt er aandacht besteed aan interacties die in alledaagse situaties voorkomen
en die bij problemen relevant zijn. Als er sprake is van een verschil tussen interacties en de
behoefte, dan wordt er gesproken van een discrepantie (Sonderen, 2012).
Bij sociale steun onderscheiden we vier aspecten:
1. Het sociaal netwerk
2. Interacties (ondersteunend en negatief)
3. Discrepanties in interacties (m.a.w. discrepanties)
4. Gepercipieerde ondersteuning(m.a.w. perceptie)
De vier aspecten worden in het volgende schema weergegeven.
23
(rug.nl, 1991)
Typen interacties
De behoefte aan bepaalde vormen van ondersteuning zal niet bij iedereen even groot zijn.
Niet iedereen zal in dezelfde mate te maken hebben met problemen. Van Sonderen vertelt
dat interacties en discrepanties in verschillende typen steun kunnen worden verdeeld.
Deze verschillende typen steun zijn (Van Sonderen, 2012):
1. Interacties die als gevolg hebben dat de perceptie omtrent ondersteuning versterkt
wordt
2. Evaluatieve interacties, gericht op het bieden van hulp bij het beoordelen van de
situatie van de betrokkene
3. Motivationele interacties, gericht op het versterken van de wil om problemen het
hoofd te bieden dan wel aan te pakken
4. Informatieve interacties, gericht op het bieden van hulp bij het beoordelen van het
eigen functioneren
5. Informatieve steun, 'task-related', dat wil zeggen hulp bij het verkrijgen van
informatie
6. Instrumentele/praktische steun, dat wil zeggen hulp in de vorm van geld, goederen
of diensten
7. 'Social companionship', het 'samen met anderen dingen doen'(rug.nl, 1991)
Negatieve interacties zijn interacties die, al dan niet zo bedoeld, als onplezierig worden
ervaren. Er kan op drie manieren een negatief karakter worden toegekend aan interacties:
 Interacties die als ondersteuning geïntendeerd zijn, kunnen niet als zodanig ervaren
worden (o.a. Van Tilburg, 1985).
24
 Bepaalde interacties die negatief overkomen kunnen ook als zodanig bedoeld zijn
(ruzie maken, met opzet kwetsen).
 Vanuit de ruiltheorie van George Homans (1974) kunnen interacties als negatief
ervaren worden omdat de ontvanger zich verplicht voelt de steun te compenseren.
Uit deze drie typen negatieve interacties wordt het tweede punt meestal van groot belang
beschouwd in het verklaren van welbevinden (Shinn, Lehmann, & Wong, 1984; Rook, 1985;
Coyne & DeLongis, 1986; Bruhn & Philips, 1984).
Discrepantie
Het is niet alleen belangrijk in welke mate je ondersteunende interacties hebt maar ook of
de interacties die plaatsvinden aan de behoeften voldoen van de betrokkene. Deze
tegenstrijdigheid is waar Thoits (1982) zijn definitie van sociale steun op baseert. Het is
nog niet duidelijk of deze tegenstrijdigheid relevant is wanneer de hoeveelheid interacties
niet voldoen aan de behoefte. Irritaties kunnen ook opgewekt worden bij teveel interacties,
waardoor het oordeel wordt beïnvloed van de ondersteuning van het netwerk. In negatieve
interacties is het niet zinvol om te spreken over discrepanties. Er wordt uitgegaan van de
gedachte dat er geen behoeftes zijn in negatieve interacties en dat daarom negatieve
interacties leiden tot een discrepantie. Ook vinden er waarschijnlijk discrepanties plaats in
de overige zeven type interacties.
Typen gepercipieerde ondersteuning
(rug.nl, 1991)
Hoewel ondersteuning voldoende is, komt het toch wel eens voor dat het tegenvalt. Dit
komt doordat de verwachtingen hoger zijn. Het is ook mogelijk dat een persoon meerderen
malen zonder succes hulp heeft gezocht bij andere leden van zijn of haar sociaal netwerk.
De perceptie van de persoon kan ook beïnvloed worden doordat er bepaalde afspraken niet
zijn nagekomen. Er bestaat ook een mogelijkheid dat de mate waarin ondersteunende
25
interacties aangeboden worden, toch een invloed heeft op de perceptie, ongeacht als er
sprake zou zijn van een tekort aan ondersteuning. In een dergelijk situatie kan de
betrokkene zich gesteund voelen. Dit zou mogelijk zijn doordat het netwerk een optimale
inzet heeft getoond. Al deze factoren bepalen voor een gedeelte in wat voor een mate een
persoon zich op ieder gegeven moment gesteund voelt. Ook wordt er tegelijkertijd een
basis gevormd voor de perceptie aan de hand van de ondersteuning die de persoon
verwacht in de toekomst.
Het bovenstaande uitleg wordt gedefinieerd aan de definitie van sociale steun door de
auteur Cobb:
“ Information leading the subject to believe that he is cared for and loved, is esteemed and
valued, and belongs to a network of communication and mutual obligation” (Cobb, 1976;
p.300).
2.3. Conclusie
In deze paragraaf wordt er een verband gelegd tussen de theorieën. Verder wordt het
verband met de probleemstelling uitgelegd.
De Minority Stress Theory van Meyer (2003) laat goed zien wat er allemaal speelt in een
minderheidsgroep zoals de LHBT-ers. In de huidige maatschappij waar voornamelijk
heteronormatieve relaties zich plaatsvinden, zijn de homoseksuelen, lesbiennes en
biseksuelen een minderheidsgroep in de maatschappij. Transgenders worden in deze
theorie niet genoemd maar er wordt wel gesproken van seksuele minderheden. De theorie
richt zich op vormen van sociale stress die voortgekomen zijn uit de heersende sociale
systemen die structurele, systematische en interpersoonlijke nadelen in stand houden voor
personen die zich identificeren als leden van een minderheidsgroep. Deze theorie beslaat
de sociale processen die bij LHBT-ers afspelen en is daarom essentieel voor mijn
onderzoek. Het geeft mij inzicht hoe en welke stressprocessen er plaatsvinden bij LHBT-
ers. Ook geeft de Minority Stress Theory mij inzicht in de minderheidsgroep waardoor er
betere interviewvragen kunnen worden gesteld.
De sociale steuntheorie van Sonderen gaat over interacties (negatief en ondersteunend),
discrepanties en percepties. Dit zijn allemaal aspecten die een grote rol spelen bij
ondersteuning. In mijn onderzoek ga ik ondersteuningsbehoeften van LHBT-ers en
betrokkenen inventariseren, indien die aanwezig zijn. Hier speelt deze theorie een grote
rol.
Mijn eerste deelvraag gaat over de ervaringen van professionals van verschillende
instellingen in de wijken Schilderswijk en Transvaal. De professionals zouden zicht kunnen
26
hebben op de mensen in de wijken. Zij kunnen wellicht een antwoord geven op de vraag of
er cliënten naar hen zijn gekomen die met minderheidsstress zaten of zitten. Mijn tweede
deelvraag gaat over de mogelijke ondersteuningsbehoeften vanuit de LHBT-ers en
betrokkenen in de wijken Schilderswijk en Transvaal. De mogelijke
ondersteuningsbehoeften kunnen voortvloeien uit de mogelijke minderheidsstress die de
doelgroep kan ervaren. Bij de interviews die ik met de LHBT-ers en betrokkenen ga
uitvoeren, spelen de Minority Stress Theory en de sociale steun theorie een grote rol. De
Minority Stress Theory geeft mij inzicht in de stressprocessen die er kunnen plaatsvinden
en biedt mij de mogelijkheid om interviewvragen te stellen vanuit de kennis van deze
theorie. De sociale steun theorie biedt mij de mogelijkheid om te zien welke
ondersteuningsbehoeften (indien aanwezig) de doelgroep heeft.
27
Hoofdstuk 3
Inleiding
Dit onderzoek betreft een kwalitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek toont wat er
aanwezig is onder de doelgroep. Het gekozen type onderzoek is een
inventarisatieonderzoek. Mijn onderzoek gaat over het inventariseren van
ondersteuningsbehoeften van mensen die in hun dagelijks leven te maken krijgen met
homoseksualiteit, biseksualiteit en transseksualiteit in Schilderswijk en Transvaal.
3.1. Onderzoeksgroep
De verworven respondenten worden in twee groepen verdeeld: de professionals en de
LHBT-ers. Voor dit onderzoek zullen verschillende instellingen in Schilderswijk en
Transvaal worden benaderd. Professionals van deze instellingen (professionals van Zebra
Welzijn, gezondheids/huisartspraktijken in de wijk, Zichtbare Schakel) kunnen hun
professionele kijk geven op dit onderzoek en kunnen meedelen of zij eerder mensen van de
betreffende wijken met het onderwerp van dit onderzoek te maken hebben gehad. Verder
is het plan om met de twee gespecialiseerde maatschappelijk werkers van COC Haaglanden
een interview af te leggen. Vervolgens zullen oproepen op Facebook worden geplaatst voor
het verwerven van respondenten. Ik zal drie professionals van elk genoemde instelling
interviewen om zo een inzicht te krijgen in de LHBT-ers en betrokkenen in de wijken.
Vervolgens zal ik via de instellingen en sociale media proberen om de LHBT-ers en
betrokkenen te bereiken en in mijn onderzoek te betrekken.
3.2. Dataverzameling en meetinstrumenten
De dataverzamelingsmethode zal bestaan uit semigestructureerde interviews en
literatuuronderzoeken. Door deze methoden toe te passen, kan er een zo volledig mogelijk
beeld worden geschetst van de indien aanwezige ondersteuningsbehoeften van
respondenten en de ervaringen van de professionals. Zo kunnen de bevindingen vanuit het
onderzoek onderbouwd worden vanuit de literatuur.
Meetinstrumenten
Deelvraag 1 gaat over hoe de professionals van maatschappelijke (welzijns)organisaties in
contact komen met de homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en betrokkenen. Ter
beantwoording van de deelvraag wordt de ervaringen van professionals van
maatschappelijke organisaties gevraagd.
28
1) Welke ervaringen hebben professionals met LHBT-ers en betrokkenen in de
wijken?
In de interviews met de professionals zullen de volgende vragen in het gesprek worden
gesteld:
 Welke verhalen hoort u over LHBT-ers in deze wijk?
 Hoe is de positie van deze LHBT-ers?
 Via welke wegen komen LHBT cliënten bij u terecht?
 Met welke hulpvragen komen zij naar uw instelling?
 Kunt u mij iets vertellen over de LHBT-specifieke hulpverlening die uw instelling
verleent?
 Zijn er cliënten bij u gekomen die eerder bij de reguliere hulpverlening ondersteund
werden? Hoe ervoeren zij de reguliere hulpverlening?
 Hoe gaan de LHBT-ers om met hun identiteit?
 Hoe wordt er vanuit de sociale omgeving gereageerd op de identiteit van de LHBT-
er?
 Welke vermoedens heeft u over de ondersteuningsbehoeften van de LHBT-ers (en
betrokkenen in deze wijk?
 Vermoedt u dat er in de wijken verborgen ondersteuningsbehoeften vanuit de
LHBT-ers en hun sociale omgeving aanwezig is?
 Denkt u dat de reguliere hulpverlening voldoende aansluit bij de doelgroep? Leg uit.
2) Wat zijn de mogelijke ondersteuningsbehoeften van de LHBT-ers in Schilderswijk
en Transvaal?
Mijn tweede deelvraag gaat over de mogelijke ondersteuningsbehoeften vanuit de LHBT-
ers en betrokken in de wijken Schilderswijk en Transvaal. De mogelijke
ondersteuningsbehoeften kunnen voortvloeien uit de mogelijke minderheidsstress die de
doelgroep kan ervaren. De interviews worden opgenomen. De respondenten worden
duidelijk gemaakt dat deze informatie vertrouwelijk is, uitsluitend bij mij bekend blijft en
dat het voor mij geldt als bewijs. Als de respondent(en) niet opgenomen willen worden, ga
ik een verklaring of ander bewijsstuk van deelname aan het interview regelen. De gegevens
worden geanonimiseerd in het onderzoeksverslag.
De volgende vragen zijn voorbeelden die gebruikt kunnen worden bij de interviews met de
LHBT-ers:
 Hoe beschrijf jij je seksuele identiteit?
 Hoe ga je om met je identiteit?
 Hoe wordt er vanuit je sociale omgeving gereageerd?
 Heb je ooit behoefte gehad aan ondersteuning?
29
 Waar liep je op dat moment(en) tegen aan?
 Hoe tevreden ben jij nu met je leven op een schaal van 1 tot 5?
(1= zeer ontevreden, 2= ontevreden, 3= neutraal, 4= tevreden, 5= zeer tevreden)
 Wat heb jij nodig om minimaal 4 te behalen?
 Waar zou je willen dat de ondersteuning of hulp uit bestaat?
 Hoe zouden de hulpverleners jou kunnen ondersteunen?
Aan betrokkenen kan de volgende vraag gesteld worden:
 Hoe hebt u te maken gehad met homoseksualiteit, biseksualiteit en transseksualiteit
in uw omgeving?
Focusgroep
Na het beantwoorden van de twee deelvragen van dit onderzoek, is een beeld gecreëerd
van de ondersteuningsbehoeften van de LHBT-ers en betrokkenen in Schilderswijk en
Transvaal. Indien de ondersteuningsbehoeften aanwezig zijn, zal de volgende stap een
focusgroep zijn. Dit is een soort groepsinterview maar dan in de vorm van een discussie.
Hier worden de deelnemers van de focusgroep uitgenodigd hun ideeën, motieven, belangen
en denkwijzen over een bepaald onderwerp te formuleren en dit met elkaar te delen
(Ponte, 2012). De deelnemers zullen professionals zijn van verschillende instellingen. In dit
onderzoek wordt er een aanpassing gedaan aan de structuur van de focusgroep. De
gespecialiseerde maatschappelijke werkers van COC Haaglanden zullen worden
uitgenodigd om over hun hulpaanbod te vertellen en hierop worden de andere
professionals uitgenodigd om hun ideeën, motieven, belangen en denkwijzen te formuleren
en dit met elkaar te delen om samen uiteindelijk tot een hulpaanbod te komen. De
focusgroep is niet doorgegaan omdat er niet veel professionals reageerden op het verzoek
voor een interview. Bij weinig animo zou er niet optimaal gebruik gemaakt kunnen worden
van een focusgroep.
3.3. Procedure
Er zal contact worden opgenomen met COC Haaglanden, Zebra Welzijn, gezondheidscentra
voor de interviews. De organisaties zullen worden benaderd per email. In de email zal er
beschreven staan wat het doel is van dit onderzoek, de vraag of ze bereid zijn om aan het
onderzoek te participeren en ze geïnterviewd willen worden. Bij de instellingen in
Schilderswijk en Transvaal zullen twee of drie medewerkers geïnterviewd worden. Bij COC
Haaglanden zijn twee gespecialiseerde maatschappelijk werkers werkzaam die
geïnterviewd zullen worden. Professionals van Zebra Welzijn, gezondheids- en
huisartspraktijken in de wijk en de Zichtbare Schakel kunnen hun professionele kijk geven
op dit onderzoek en kunnen meedelen of zij eerder met het onderwerp van dit onderzoek
te maken hebben gehad. Vervolgens worden er oproepen op Facebook geplaatst voor het
30
verwerven van respondenten. Ik zal drie professionals van elk genoemde instelling
interviewen om zo een zicht te krijgen op de LHBT-ers en betrokkenen in de wijken.
Vervolgens zal ik via de instellingen en sociale media proberen om de LHBT-ers en
betrokkenen te bereiken en in mijn onderzoek te betrekken. De verkregen informatie uit de
interviews met de professionals en de doelgroep zal worden geanonimiseerd. De
professionals en LHBT-ers die hebben deelgenomen aan dit onderzoek zijn op
verschillende manieren gecontacteerd. Bij het versturen van de e-mailberichten voor de
interviews naar meerdere professionals heeft niet ieder van hen een reactie teruggestuurd.
Verder heeft een aantal van de benaderde professionals gezegd geen ervaring met de
doelgroep te hebben en er niets van af te weten. Bij de LHBT-ers was de verwachting dat er
niet veel animo zou zijn voor de interviews vanwege de gevoeligheid van het onderwerp.
Een van mijn methoden om LHBT-ers en/of betrokkenen te werven voor de interviews,
was het rondvragen in mijn sociale netwerk of zij mensen in hun netwerk kennen die aan
dit onderzoek wilden deelnemen. De andere methode bestond uit oproepen die op social
media werden geplaatst en gedeeld. Uiteindelijk hebben drie respondenten via mijn sociale
netwerk deelgenomen aan dit onderzoek.
3.4. Analyseprocedure
Na de interviews met de professionals en de doelgroep te hebben afgenomen, zullen de
data worden verzameld en uitgeschreven. Er zal gebruik worden gemaakt van de drie fasen
van codering: open, axiaal en selectief coderen.
Bij het open coderen worden de verzamelde gegevens gelezen en in fragmenten gedeeld.
De relevante fragmenten worden met elkaar vergeleken en gelabeld.
Bij het axiaal coderen worden de codes geordend en onderverdeeld in hoofdcodes en
subcodes. Daarna komt het selectief coderen. Hier wordt de nadruk gelegd op de
verbanden van de bevindingen tussen de categorieën die in de vorige fase zijn beschreven
(Boeije, 2014). Bij de interviews met de LHBT-ers en betrokken ben ik van plan om het
model van de Minority Stress Theory te betrekken. De interviews worden m.b.v. de
volgende punten van het model geanalyseerd:
 Omstandigheden in de omgeving
 Minderheidsstatus
 Algemene stressoren
 Minderheidsstressprocessen die op afstand plaatsvinden
 Identiteit m.b.t. minderheid
 Minderheidsstressprocessen die dichtbij plaatsvinden
 Kenmerken van identiteit m.b.t. minderheid
 Coping en sociale steun (gemeenschap en individu)
31
Hoofdstuk 4
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven na het analyseren van de interviews
met de professionals en de respondenten uit of rondom Schilderswijk en Transvaal. Voor
dit onderzoek zijn twee respondentengroepen geïnterviewd. Respondentengroep 1 bestaat
uit zes professionals van verschillende instellingen. Respondentengroep 2 bestaat uit drie
LHBT-ers. Het hoofdstuk start eerst met een paragraaf over de geanalyseerde data van de
professionals en vervolgens volgt er een paragraaf van de respondenten. In deze
paragraven worden de twee deelvragen m.b.v. de data beantwoord. Aansluitend volgen de
theorieën uit het theoretisch kader die worden vergeleken met de bevindingen van dit
onderzoek.
4.1. Respondentengroep 1
In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de onderstaande deelvraag: ‘Wat zijn de
ervaringen m.b.t. LHBT en betrokkenen van de professionals van verschillende instellingen in
de wijken?’
De zes professionals zullen onder een fictieve naam aangeduid worden ter behoud van hun
anonimiteit. De professionals worden als volgt voorgesteld:
 Professional Aria is een maatschappelijk werkster in dienst van Zebra Welzijn. Ze
werkt voornamelijk in Schilderswijk en Transvaal. Op woensdagen werkt ze voor
een dagdeel ook als maatschappelijk werkster in het gezondheidscentrum
Rubenshoek in Schilderswijk.
 Professional Ben werkt bij de Stichting Hindustani. Hindustani besteedt aandacht
aan verschillende aspecten, zoals sociale cohesie en saamhorigheid, sociale en
economische zelfstandigheid en maatschappelijke zelfredzaamheid, respect voor
elkaars culturen en daardoor voor elkaar, integratie en inburgering.
 Professional Carry is een wijkverpleegkundig in dienst van Plicare. Zij werkt in het
centrum en in Schilderswijk. Plicare is een samenwerking van meerdere
wijkverpleegkundigen.
 Professional Dirk is een gespecialiseerde maatschappelijke werker bij COC
Haaglanden. COC Haaglanden komt op voor de belangen van lesbische vrouwen,
homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT-ers). Ze komen op voor
de emancipatie van LHBT-ers.
32
 Professional Erik was een wethouder van emancipatie, volksgezondheid en welzijn
in de jaren 2006 t/m 2010. Een van zijn speerpunten was homo-emancipatie. Nu is
hij een GroenLinks-politicus.
 Professional Fadia werkt bij Stichting Yasmin. Stichting Yasmin is een
participatiecentrum voor vrouwen om zich verder te ontwikkelen, verder te
ontplooien, om talenten te ontdekken.
4.1.1. Copingstrategieën van de sociale omgeving van de LHBT-ers
Elk mens gaat op verschillende manieren om met bepaalde situaties, stress en/of gevoelens
in zijn of haar leven. De manieren waarop een persoon omgaat met de genoemde zaken
kunnen worden benoemd als copingstrategieën. In de trant van dit onderzoek hebben de
professionals verschillende copingstrategieën van de sociale omgeving van de LHBT-ers
beschreven. De professionals hebben verschillende manieren aangegeven hoe de sociale
omgeving van de LHBT-ers reageert op de seksuele identiteit van LHBT-ers. Er zijn diverse
reacties te noemen waaronder de voornaamste uitsluiting is. Daarnaast volgen er heftige
reacties zoals fysieke mishandeling, verstoten van de LHBT-er uit de sociale omgeving, van
omgeving veranderen, tolerantie/acceptatie en onvoorwaardelijk toelating.
4.1.1.1. Uitsluiting
Negeren, er niet over praten of er geen aandacht aan besteden zijn vormen van uitsluiting
die de sociale omgeving van de LHBT-ers gebruikt. De sociale omgeving maakt zich ook
schuldig aan treiteren. Hier hebben meerdere professionals voorbeelden van gegeven. Ben:
“Je kan jezelf niet zijn. Als je geweest was bij het festival, we hadden een Turkse man, een
kunstenaar. Hij had ook die dag veel gedaan met LHBT, met symbolen, met kinderen, kleuren
en dat soort dingen allemaal. Hij komt vandaar uit de buurt maar woont nu in het centrum.
Hij kan zichzelf daar niet zijn. Maar hij is echt een vrouw. Hij is een man, maar je ziet een
vrouw lopen. Zijn hele gedrag, gepraat, alles, alles, is vrouw. Hij is 80 procent vrouw. Je ziet
het heel snel bij hem. Hij is daar gewoon weggepest. Hij woont hier in het Centrum. Hij is uit
zijn eigen buurt weggegaan. Het is niet makkelijk. Vooral in Schilderswijk en Transvaal is het
moeilijker dan Centrum.” Hier vertelt Ben dus dat een Turkse man, die kunstenaar van
beroep is, in Transvaal heeft gewoond maar is weggepest vanwege het hebben van een
feminiene uitstraling en houding. Dit is helaas niet een eenmalige gebeurtenis. Zo
vermelden Carry en Dirk dat zij beiden gevallen hebben meegemaakt waarin autochtone
LHBT-ers werden weggetreiterd uit Schilderswijk. Als gespecialiseerde maatschappelijk
werker kon Dirk in zulke gevallen alleen adviseren, ondersteunen en in extreme gevallen
doorverwijzen naar de wijkagent voor interventie of naar Slachtofferhulp of Bureau
Discriminatiezaken om een melding te doen.
33
4.1.1.2. Fysieke mishandeling
Zoals eerder in de paragraaf is benoemd, zijn er ook heftige reacties vanuit de sociale
omgeving van de LHBT-ers. Een van deze reacties is fysieke mishandeling. Dit uit zich door
het spugen en in elkaar slaan. Dit gebeurt door zowel mensen die de LHBT-er niet kent als
door bekenden zoals naasten. Aria heeft meerdere reacties beschreven die haar voormalige
cliënten hebben ervaren. “Na het derde gesprek vertelde hij over zijn seksuele identiteit. Hij
vertelde verhalen…hij zei: “het is wel te zien aan mijn gedrag dat ik homoseksueel ben.” Hij
toont het met zijn gedrag. Hoe hij in het verleden door een groep mannen werd geslagen,
gespuugd. Hij heeft zelf verteld dat hij door een groep mannen is aangevallen omdat hij homo
is. Hij is ook door vrouwen in het gezicht gespuugd.” Zij deelt mee dat de Turkse man in het
verleden door een groep mannen in elkaar is geslagen en dat er op hem is gespuugd door
zowel mannen als vrouwen vanwege zijn seksuele geaardheid. Dit soort reacties is ook bij
een andere cliënt van Aria voorgekomen. Deze Turkse cliënt was een meisje maar voelde
zich van jongs af meer een jongen. Toen hij dit kenbaar maakte aan zijn familie, werd hij
mishandeld en werd er op hem gespuugd. Een dergelijke fysieke reactie is ook
voorgekomen bij een ander cliënte van Aria. Zij vertelt dat een van haar voormalige
cliënten de seksuele geaardheid van haar man de voornaamste reden vond voor het
ontstaan en in stand houden van het huiselijk geweld en ruzies. Zij accepteert niet dat haar
man homoseksueel is. Bij deze drie cliënten was er geen sprake van acceptatie of tolerantie
door de sociale omgeving. De sociale omgeving reageert zo hevig op de seksuele
geaardheid van de LHBT-ers dat dit fysiek naar de LHBT-ers wordt geuit.
4.1.1.3. Verstoten
Een andere, ernstigere vorm van een copingstrategie van de sociale omgeving is de LHBT-
er verstoten uit de familie of vriendenkring. Door verstoten te worden uit de sociale
omgeving is er kans op isolatie. Erik vermeldt dat er ook gevallen waren waarin LHBT-ers
niet werden verstoten nadat zij de LHBT-ers hun seksuele identiteit hebben geaccepteerd.
Meerdere professionals zeggen dat verstoting door de sociale omgeving voorkomt bij de
LHBT-ers, voornamelijk door het gezin. Zo deed dit zich voor bij een Hindoestaanse jongen
in de Schilderswijk. “Ik heb een andere Hindoestaanse jongen uit Schilderswijk en hij is
moslim. Hij is verstoten door de hele familie en dus ook zijn moeder. Hij is dus helemaal
geïsoleerd”, zo vermeldt Ben. Een persoon kan naast het verstoten worden vanuit een
familiekring, ook verstoten worden vanuit vriendschapskringen. Vriendschappen worden
afgebroken als de vrienden van de LHBT-er van de seksuele geaardheid te weten komen.
Vrienden zoeken geen contact met hen op en passeren hen.
34
4.1.1.4. Van omgeving veranderen
Bij de sociale omgeving kunnen er gevallen zijn waar er hoop is dat de LHBT-er van
gedachten kan veranderen als hij of zij zich in een nieuwe of andere omgeving bevindt. Om
deze reden nam de familie van het Turks meisje dat zich als een jongen voelde, de stap om
naar Turkije te verhuizen. Dit deden ze met de hoop dat een nieuwe omgeving hun (toen)
dochter van gedachten zou doen veranderen. “Toen de hele familie, op haar dertiende, is
haar hele familie naar Turkije verhuisd met de hoop van als we van plek veranderen, gaat het
goed komen. Maar die gezin heb ik na drie jaar gezien. Ze hebben in Turkije meegemaakt dat
hun dochter met een verhuizing naar een andere land het gevoel dat ze zich man voelt, niet
weggenomen is. Op haar zestiende hebben ze haar naar Nederland gestuurd van: “ga dan, leef
dan hoe je wilt.” Maar het veranderen van de omgeving heeft niet hun gewenste uitkomst
gehad, dus ze stuurden hun (toen) dochter terug naar Nederland met als doel dat ze hulp
zou zoeken voor haar “probleem”. Aria heeft haar toen ondersteund en begeleid en later
heeft ze het hulpverleningstraject laten overnemen door het ziekenhuis. De familie van de
voormalige cliënt heeft later tolerantie voor de cliënt opgebracht. Hierdoor hebben de
cliënt en de familie nog steeds contact.
4.1.1.5. Tolerantie en acceptatie
Als de professionals spreken over tolerantie en acceptatie binnen Schilderswijk en
Transvaal, komt tolerantie meer voor. Dirk heeft het volgende daarover te zeggen: “Dat is
wel… dus als het gaat om de succesverhalen binnen de allochtonengemeenschap gaan vaak
dan daarover. Dus niet van: het is niet dat er ineens een Marokkaanse jongen met zijn ouders
op de gayparade staat. Dat het getolereerd word of dat er een modus wordt gevonden
waardoor het verklaarbaar is, waardoor het hanteerbaar is. Ik denk dat dat het hoogst
haalbaar is. Dan wordt het verzwegen of het wordt anders genoemd. Of het verhaal wordt
gezegd als in “ze zijn gescheiden”, maar de echte reden wordt niet gegeven, een andere reden
wordt gegeven. Zodat het pakketje goed verkoopbaar is of verenigbaar is in jouw eigen
hoofd.” Acceptatie lijkt voornamelijk sneller en makkelijker voor te komen bij autochtone
Nederlanders. Aria heeft ook iets soortgelijks vermeld. Zij ziet dat bij niet-westerse
Nederlanders de seksuele identiteit waarschijnlijk wel wordt erkend, maar voor de rest van
de maatschappij moet het geheim blijven. Dit levert druk op de LHBT-er.
4.1.1.6. Onvoorwaardelijk toeverlaat
Naast de genoemde copingstrategieën die de sociale omgeving inzet, komt ook een andere
vorm voor. Acceptatie en tolerantie komen niet vaak voor en dat kan ook worden gezegd
over onvoorwaardelijk toeverlaat. Een illustratie van de onvoorwaardelijke toeverlaat kan
worden gezien bij het Turkse meisje dat fysiek werd mishandeld nadat ze kenbaar maakte
dat ze zich een jongen voelde. Nadat de familie het meisje terugstuurde naar Nederland,
stond haar zus in Nederland voor haar paraat en was aanwezig bij het
hulpverleningsproces. Naast deze illustratie van onvoorwaardelijk toeverlaat volgt er nog
35
een voorbeeld uit Schilderswijk. De ouders van drie Hindoestaanse islamitische jongens
staan achter hun kinderen en hun seksuele identiteit. “We hebben nu een moslimjongen die
bij ons betrokken is. Maar het is heel raar, drie broers en alle drie zijn gays. Ze wonen in de
Schilderswijk en zijn van Hindoestaanse afkomst. Maar het is heel gek dat deze drie jongens
wel door hun moslimouders worden geaccepteerd zoals ze zijn. De ouders staan achter hen
hoe ze zijn. Dat is perfect”, vertelt Ben.
Er zijn dus verschillende reacties vanuit de sociale omgeving van de LHBT-er. De meeste
reacties zijn negatieve reacties zijn vanuit de sociale omgeving van de LHBT-ers. Er zijn
maar enkele gevallen waar er sprake is van een positieve reactie. Dit is zorgelijk want de
negatieve reacties vanuit de sociale omgeving van de LHBT-ers beïnvloeden het
(zelf)ontwikkelingsproces van de LHBT-ers en ook de copingstrategieën die zij inzetten.
4.1.2. Coping van de LHBT-ers
Bij de coping van de LHBT-ers met zijn of haar seksuele identiteit moeten er een aantal
zaken meegeteld worden. Zo is het afhankelijk van persoonlijke capaciteiten, vaardigheden
en de achtergrond hoe een LHBT-er met zijn of haar seksuele identiteit omgaat. Als een
persoon niet voldoet aan verwachtingen of genderrollen die de gemeenschap stelt, wordt
het zwaarder voor de desbetreffende persoon. Zo vermeldt Dirk dat elke LHBT-er te maken
heeft met iets extra’s waar een ander ― een heteroseksueel ― niet mee te maken heeft. Er is
ook een overeenkomst te zien in alle vier de groepen. “Er is wel een overeenkomst tussen
alle vier de groepen, in de zin van een minderheidsgevoel. Ik tegen de rest van de
wereldgevoel, ze begrijpen me niet.” Over de coping van transgenders vermeldt Erik het
volgende: “Bij de transgenders komen er extra problemen bij, dat ze met zichzelf nog niet
helemaal helder hebben van hoe het nou eigenlijk zit. Dat maakt het gecompliceerder.”
Het is vast te stellen dat er veel bij komt kijken bij de coping van de LHBT-er. De
strategieën die worden ingezet door de LHBT-ers zijn mede afhankelijk van de verschillen
in de problematiek van de LHBT-ers en de acceptatie door de sociale omgeving. De
verschillen kunnen ook worden gezien tussen niet-westerse Nederlanders en westerse
Nederlanders. Daarnaast zijn er ook LHBT-ers (voornamelijk homoseksuelen) die voor
lastige keuzes staan zoals een gezin hebben en een heteroseksuele relatie onderhouden
met hun echtgenoot of echtgenote.
4.1.2.1. Strategieën
Elke LHBT-er gaat op een andere manier om met zijn of haar seksuele identiteit. Sommigen
verschuilen zich of vechten juist om zichzelf te kunnen en willen zijn. Ze weten niet hoe ze
ermee moeten of kunnen omgaan. Er zijn LHBT-ers die ervoor kiezen hun seksuele
identiteit te willen vormen, maar niet weten hoe dit proces verloopt. Anderen ontkennen,
verstoppen of onderdrukken hun seksuele identiteit. “Een Turkse man. Hij was niet de
36
oudste zoon, maar wel de twee na oudste. Een praktiserende moslim zoals zijn hele gezin,
maar hij dus ook. En was overtuigd van zijn homoseksualiteit. Heeft het altijd onderdrukt.
Heeft daardoor psychische problemen gekregen. Burn-out gehad op zijn werk”, vertelt Dirk.
LHBT-ers gaan dus op verschillende manieren om met hun seksuele identiteit, die op hun
beurt gevolgen kunnen hebben voor hun psychische gesteldheid zoals het bovengenoemde
voorbeeld.
4.1.2.2. Verschil in problematiek en acceptatie
Er zijn verschillen in de problematiek en acceptatie bij zowel de L, de H, de B en de T door
de sociale omgeving. Meerdere professionals vermelden dat het voor de lesbiennes en
homoseksuelen iets ‘makkelijker’ is dan voor biseksuelen en transgenders. Er is meer
bekend over homoseksualiteit en er zijn meer stappen in gezet. Daarnaast wordt acceptatie
vaker gezien bij homoseksuele mannen en lesbiennes. Biseksualiteit is moeilijker te
begrijpen voor velen. Men heeft de gedachte dat de persoon een keuze moet maken. Bij
transgenders is het complexer omdat het gaat over de identiteit van een persoon.
Psychologische toestand, de omgeving, seksualiteit, relaties en de relatie met jezelf. Dirk
vermeldt dat het complex is voor iemand omdat het, eventueel als daar behoefte in is, ook
gaat om transitie, wat een zwaar proces is.
4.1.2.3. LHBT-ers met gezinnen
Moeders en vaders die niet heteroseksueel zijn ― in gezinnen ― staan voor lastige keuzes.
Ze ervaren altijd extra spanning. De meesten voelen zich schuldig naar de ander toe. Er is
altijd de angst voor finding-out. Een finding-out is dat de seksuele identiteit wordt ontdekt
door de sociale omgeving van de LHBT-er maar zonder dat zij of hij dit wil. De LHBT-ers
met gezinnen leven in twee werelden en weten niet hoe zij in die twee werelden moeten
leven. Zij zitten continu onder spanning. Deze stressoren kunnen als minderheidstressoren
worden gezien.
Er zijn ook mensen bij wie het ontwikkelingsproces van de seksuele identiteit positiever
verloopt. Dit hangt af van meerdere factoren. Dirk vertelt hier meer over: “Weet je, als je in
de puberteit bent, ontdek je dat je homo bent, je hebt leuke mensen, je hebt leuke
vaardigheden, je hebt een leuk gezin waar je uit komt, tolerant, acceptatie, je hebt een beetje
zelfvertrouwen. Dan komt het allemaal wel goed.”
Zoals eerder in deze paragraaf is benoemd, tellen er meerdere zaken mee bij het omgaan
door de LHBT-er met zijn of haar seksuele identiteit. Het verloop van het
ontwikkelingsproces van de LHBT-er is dus afhankelijk van meerdere factoren, zoals een
etnische achtergrond, die hun invloed uitoefenen op de copingstrategieën van de LHBT-ers.
37
4.1.2.4. Coping Nederlandse/ westerse homoseksuelen vs. coping niet-westerse
Nederlanders
Uit de verhalen van de geïnterviewde professionals kwam sterk naar voren dat er een
verschil is in de coping van Nederlandse/westerse homoseksuelen en niet-westerse
Nederlanders. Een voorbeeld van Aria: “Ik heb ook Nederlandse homo’s en lesbiennes
meegemaakt als cliënt. Ze zijn meer open, ze zijn bewust dat hun seksuele identiteit
grotendeels geaccepteerd wordt door de Nederlandse maatschappij. En daardoor hebben ze
een stukje rust. Ze kunnen makkelijker over praten, ze houden het niet geheim voor een ander.
Ze kunnen het makkelijker zeggen tegen een vriend of vriendin. Of kleden als een man en
vrouw.”
Aria heeft bij haar Nederlandse/westerse cliënten opgemerkt dat zij opener zijn en meer
acceptatie ontvangen vanuit de sociale omgeving. Zij legt het verschil uit met niet-westerse
Nederlanders: “Maar als je dat vergelijkt met iemand uit een ander etnische doelgroep, zij
zijn nog niet zover gekomen of mensen met een andere seksuele identiteit te accepteren. Daar
zit een heel groot verschil.” “Bij andere doelgroepen zoals bij Turken, Surinamers,
Marokkanen heb ik gemerkt dat in de maatschappij geen acceptatie wordt getoond. Dat er
homo’s en lesbiennes heel veel hebben gemaakt, heel veel lijden. Niet alleen homo’s en
lesbiennes eigenlijk, LHBT-ers allemaal. Ze moeten vechten, echt vechten. Elk moment. Elke
dag. En sterker zijn naar buiten toe om zichzelf te beschermen.”
Dirk vertelt iets soortgelijks hierover: “En binnen de allochtone gemeenschap, maar dat kan
dan ook binnen de katholieke gemeenschap zijn, dan heb je te maken met religieuze, culturele,
etnische, maatschappelijke kant. En dan wordt het zwaarder. En in de Nederlandse cultuur is
het, ze hebben al wat meer stappen genomen, dus homoseksualiteit bij wet is in Nederland
bijna alles geregeld, hè. Er is geen ongelijkheid.”
Uit de ervaringen van de professionals is af te leiden dat er duidelijk een verschil is tussen
de coping van Nederlandse, westerse homoseksuelen en lesbiennes en de coping van niet-
westerse Nederlanders. Dirk vermeldt erbij dat de moeizame coping niet alleen in niet-
westerse gemeenschappen plaatsvindt, maar bijvoorbeeld ook in katholieke
gemeenschappen. Desondanks is het opmerkenswaardig dat de coping van LHBT-ers
moeizamer lijkt te verlopen bij de niet-westerse Nederlandse LHBT-ers dan bij de
Nederlandse westerse LHBT-ers. Homoseksuelen met een migrantenachtergrond kunnen
niet voor hun identiteit uitkomen of bespreken. Vele LHBT-ers zoeken erkenning vanuit
hun netwerk en dan voornamelijk hun familie. Omdat het verkrijgen van deze erkenning
niet altijd mogelijk is, zou er volgens Aria een identiteitsprobleem bij de LHBT-ers kunnen
ontstaan. Dit zorgt ervoor dat zij zich gevangen voelen in hun identiteit. Een negatief gevolg
hiervan is dat het vaak hen belemmert om te ontwikkelen, om te bereiken wat zij zouden
willen worden. “Zolang dat de maatschappij het niet accepteert, denk ik dat de buitenlandse,
iemand met een buitenlandse achtergrond meer behoefte heeft aan ondersteuning. Maar
38
eigenlijk, hele maatschappij, bijvoorbeeld de Turkse gemeenschap of Marokkaanse
gemeenschap moet er een andere aanpak komen. Ze moeten open zijn. Zolang er in het land
van herkomst niet openheid is voor deze doelgroep, zullen de LHBT-ers altijd hieronder
lijden.”
4.1.2.5. Religieuze en/of etnische gemeenschappen
Binnen de religieuze en/of etnische gemeenschappen heeft een LHBT-er te maken met
verschillende aspecten van de gemeenschap. Zo heeft de LHBT-er te maken met
familiebanden en het concept van eer. Dirk vergelijkt dit met westerse Nederlanders, die
volgens hem minder zijn opgegroeid met eer voor de familie. Individualiteit komt meer
voor bij Nederlanders en collectivisme komt vaker voor bij de niet-westerse Nederlanders.
Het collectivisme zorgt voor saamhorigheid, maar het kan ook beklemmend en uitsluitend
werken. Als een persoon niet meer in de collectivistische gemeenschap past, merkt Dirk dat
de gemeenschap zich gaat wreken op de persoon. Dit maakt de positie van de LHBT-er
lastig. Zo ziet Erik dat voornamelijk niet-westerse Nederlandse jongeren op een gegeven
moment moeten ‘kiezen’ tussen hun familie of zichzelf. Vele LHBT-ers ‘kiezen’ het belang
van de familie voor hun eigen belang. Dirk benadrukt dat het geen keuze is maar dat de
LHBT-ers zichzelf zijn.
4.1.3. Copingstrategieën m.b.t. de sociale omgeving
Naast de copingstrategieën van het individu zelf hebben LHBT-ers eveneens
copingstrategieën met betrekking tot hun sociale omgeving.
4.1.3.1. Rekening houden met het belang van de sociale omgeving
Het belang van de sociale omgeving weegt bij sommige LHBT-ers evenveel of wel zwaarder
dan hun eigen belang. Zo is dit te zien bij een Turkse getrouwde lesbische vrouw die een
kind heeft met haar man. Dirk geeft aan dat bij haar een combinatie van coming-out en
finding-out heeft plaatsgevonden. In het begin accepteerde de man de seksuele identiteit
van zijn vrouw niet en heeft hij bewust hun hele sociale netwerk hiervan op de hoogte
gebracht. Niet iedereen was verheugd dit te horen, maar er volgden gelukkig geen
“ernstige” reacties vanuit hun sociaal netwerk. De vrouw koos voor zichzelf en voor haar
kind, maar ze hield ook rekening met het belang van het vaderschap van haar voormalige
echtgenoot. “. Zij heeft toen heel erg voor zichzelf gekozen en haar kind. Ze heeft daar sterk in
geopereerd, dat ze het belang van haar man voor hun kind in ogen had. De vader van een
kind. En zij is uiteindelijk op zichzelf gaan wonen, ja, heeft een vriendin en dat soort dingen.”
Dit is een geval waar het belang van elk betrokkene is meegewogen. Echter, het kan ook
minder positief verlopen. Een Turkse homoseksuele man, die zich schaamde voor zijn
seksuele identiteit in Schilderswijk zette stappen om te breken met zijn familie. Zo zou hij
zijn familie niet kwijtraken en de eer van de familie behouden. Zijn stappen waren als volgt:
woonruimte zoeken, ruzie zoeken met zijn familieleden, letterlijk conflicten aangaan of
oproepen en zijn familieleden op een afstand houden. Hij zorgde ervoor dat de conflicten
39
niet werden opgelost. Dit was zowel voor hem als voor zijn ouders pijnlijk. Uit de twee
voorbeelden kan worden afgeleid dat er verschillende manieren zijn hoe een persoon
rekening kan houden met het belang van de sociale omgeving. Beiden hebben
goedbedoelde intenties, nemen bepaalde stappen maar bij ieder verloopt het op een andere
manier.
4.1.3.2. Afstand nemen van sociale omgeving
Aansluitend op het voorbeeld van de Turkse man in de vorige subparagraaf, zijn er
verschillende redenen waardoor een LHBT-er afstand moet of wil nemen van zijn sociale
omgeving. Ze lopen weg van huis of vermijden de confrontatie, wat in hun ogen een conflict
is. Soms veranderen ze zelfs van omgeving en verhuizen ze naar een andere stad onder de
mom van “het vinden van een baan”. Deze copingstrategie kan door verschillende factoren
beïnvloed zijn. Dat is te zien bij het eerder genoemde voorbeeld van de Turkse
homoseksuele man die conflicten opzocht met zijn familie.
Een ander voorbeeld is een Turkse lesbische vrouw die naar Amersfoort verhuisde. Zij
heeft ook afstand genomen van haar sociale omgeving, voornamelijk van haar familie. Ben
licht toe: “Alleen maar om te zijn wie zij is. Ze heeft het op een hele andere manier gedaan. Ze
is van huis weggelopen in de zin van: ze heeft werk gezocht ver. Haar broer is een imam. Ze
weten wel dat ze lesbisch is maar niemand wilt erover praten. Ze weten het maar hebben het
niet over. Ze komt wel in huis, maar ze zullen niet een discussie met haar aan van: “hoe gaat
het met je leven?” Dat niet.” Beide personen hebben verschillende beweegredenen gehad
om afstand te nemen van hun sociale omgeving, in welk vorm dan ook.
4.1.3.3. Onderduiken
Deze copingstrategie kan voorkomen als de LHBT-er vreest voor negatieve en/of fysieke
reacties vanuit zijn of haar sociale omgeving. De LHBT-er kan het onderduiken als enige
optie zien om zichzelf te beschermen. Ter illustratie: een 14-jarige jongen die met hulp van
Dirk moest onderduiken na een finding-out door zijn sociale omgeving. “Een jongen van 14
die ik begeleidde, die heb ik moeten laten onderduiken. Zo was dat toen ontstaan. Dat juf haar
mond voorbij praatte in maatschappijles, de kinderen namen dat op, hebben het op Facebook
gezet, finding-out voor die jongen in zijn omgeving, van allochtone afkomst. Eergerelateerd
geweld.” Hoewel de leerkracht welgemeende intenties had, wordt er geen rekening
gehouden met de gevolgen van de finding-out voor de jongen. Na deze gebeurtenis
belandde de jongen in een nare situatie. Het finding-out viel verkeerd in de sociale
omgeving, waardoor onderduiken de beste optie was. Overigens merkt Dirk ook iets anders
op: “Maar je ziet heel vaak, met alle goede bedoelingen van de wereld, heel trieste dingen
gebeuren op scholen, regelmatig van finding-outs van jonge, minderjarige homoseksuelen die
door een goed bedoelde schoolmaatschappelijk werker of mentor of juf van “oh, dat maakt
hier niet uit dat je homo bent en nee, daar moet je juist trots op zijn en daar gaan we wat mee
doen, we gaan het in de klas bespreken, of we gaan met je ouders praten”. Beetje dat. En niet
40
rekening houdend met, ja, dat is heel mooi, maar misschien zit dat kind wel met ouders die
hem het huis uit schoppen of erger nog, die hem wat aandoen. Of misschien zit dat kind in een
vriendengroep die het nooit gaan accepteren, dan wordt hij uitgesloten, gepest of geslagen.”
De jongen kan zelf niet inzien wat de gevolgen en de reacties kunnen zijn van een coming-
out, die, afhankelijk van de sociale omgeving, van intensiteit kunnen verschillen.
4.1.3.4. Suïcide(pogingen)
In dit hoofdstuk is het eerder benoemd dat de manieren waarop LHBT-ers omgaan met hun
seksuele identiteit afhangt van meerdere factoren. De factoren wegen bij ieder LHBT-er
niet even zwaar. Dit heeft invloed op de copingstrategieën omdat deze dan hun kracht
verliezen, wat ernstige gevolgen kan hebben voor het welbevinden van de LHBT-ers. Zo
kan dit bijvoorbeeld worden bevestigd door het verhaal van Erik. Hij vertelt dat hij een
nota, een bestuurlijk stuk over een bepaald vraagstuk zoals de homo-emancipatie, heeft
geschreven dat gericht is op de hulpverlening en ondersteuning van in het bijzonder niet-
westerse Nederlanders. Zijn beweegreden voor de nota hing af van het feit dat hij vele
signalen van verschillende organisaties en personen binnenkreeg over suïcide(pogingen)
door (niet-westerse) Nederlandse LHBT-ers. Die is ooit een keer begonnen met interviews
toentertijd bij de Haagse krant. Met name allochtone jongeren; dat die de doelgroep waren.
Er was niemand toen die wilde, totdat er eentje wel wilde, maar die zei van: ik moet echt
volledig anoniem blijven en je moet mij niet kunnen zien, geen foto’s enzovoort, enzovoort.
Toch is hij herkend. Ja… uitspraken, situaties enzovoorts. Het is heel negatief afgelopen. Het is
in de gemeenschap zo slecht gevallen dat hij inderdaad een eind aan zijn leven heeft gemaakt.
Dat probeert iedereen dus te voorkomen, dat soort zaken. Vandaar ook denk ik vaak dat het
moeilijk contact te leggen is met de doelgroep,” vertelt Erik.
De gemeenschap heeft dus zo afkeurend gereageerd op de seksuele identiteit van de
geïnterviewde dat de geïnterviewde geen andere uitweg zag dan zijn leven te nemen. Het
aantal suïcideneigingen of gedachten bij jonge LHBT-ers ligt vaak hoger dan bij
heteroseksuelen. Daarnaast zijn de suïcide(pogingen) bij transgenders wat hoger dan bij de
LHB-ers. Dit kan komen omdat de problematiek en acceptatie bij de transgenders
complexer is dan bij de lesbiennes, homoseksuelen en biseksuelen.
4.1.3.5. Onderdrukken van geaardheid
Een deel of je gehele identiteit onderdrukken kan veel van een persoon vergen. Een LHBT-
er kan hiervoor verschillende beweegredenen hebben. De beweegredenen kunnen ook
verschillen per LHBT-er. Een voorbeeld hiervan is de Turkse man die geen andere weg zag
dan zijn homoseksualiteit te onderdrukken, voor het behoud van de eer van zijn familie.
Naast dit voorbeeld was er ook een 90-jarige man die tegen Dirk heeft gezegd dat hij iets
met zijn homoseksualiteit wil gedaan hebben voordat hij overlijdt. LHBT-ers kunnen lang
niks met hun seksuele identiteit doen. Aan een waarneming van Erik is te zien dat niet-
westerse Nederlandse jongeren hun seksuele identiteit voor zich houden, met alle
41
problemen van dien. De agressie en afwijzing die zij vanuit hun vertrouwde kring ervaren,
worden steeds moeilijker. Zij kunnen niet goed inschatten hoe anderen erop zouden
reageren. Wat ook relevant is, is dat Erik ziet dat een LHBT-er min of meer door de
publieke opinie gedwongen wordt om uit de kast te komen. Dit kan weer gevolgen hebben
voor het welbevinden van de LHBT-ers. Jongeren ervaren druk vanuit twee kanten
waardoor ze genoodzaakt zijn om een keuze te maken: het onderdrukken of voor zichzelf
houden.
4.1.3.6. Aanpassen aan de omgeving
De laatste strategie die LHBT-ers inzetten, is het aanpassen aan de omgeving waarin de
LHBT-ers zich bevinden. Om niet uitgesloten te worden van de omgeving passen de LHBT-
ers zich aan hun omgeving. Ze zijn niet zichzelf en/of kunnen zichzelf niet zijn, waardoor zij
een ander manier moeten vinden om hiermee om te gaan. Ter illustratie kan er gekeken
worden naar de culturen van de LHBT-ers. Bij niet-westerse Nederlandse culturen wordt er
nadruk gelegd op het collectivisme. Collectivisme kan iets moois hebben zoals
saamhorigheid en zorgen voor elkaar, maar het kan ook als benauwend worden ervaren en
zorgen voor uitsluiting. Als een persoon ― in dit geval een LHBT-er ― niet past in de
collectivistische cultuur, kan het zich voordoen dat de cultuur zich op de persoon gaat
wreken. De identiteit van de LHBT-er en de cultuur botsen waardoor zij in een lastige
positie verkeren die als heel pijnlijk wordt ervaren.
Er valt te concluderen dat de copingstrategieën m.b.t. de sociale omgeving zeer nadelig zijn
voor het welbevinden van de LHBT-ers. Omdat de sociale omgeving van de LHBT-ers
negatief kan reageren op de seksuele identiteit, zetten de LHBT-ers verschillende
copingstrategieën in om zichzelf te beschermen en/of hun sociale omgeving te behouden.
Elk copingstrategie vergt veel energie van de LHBT-ers wat gevolgen heeft voor hun
welbevinden.
4.1.4. Signalen
De professionals hebben in hun loopbaan verschillende en meerdere signalen ontvangen
over of van LHBT-ers. De signalen zeggen veel over het feit dat er nog veel moet gebeuren
op verschillende vlakken wat betreft LHBT.
4.1.4.1. Moeilijk uit te komen voor seksuele identiteit
Een van de opgevangen signalen is dat het voor LHBT-ers, mits zij de behoefte hier aan
hebben, moeilijk is om voor hun seksuele identiteit uit te komen. Dit kan door
verschillende aspecten komen. Een aspect zoals de populatie in Schilderswijk en Transvaal,
dat voor ruim 90 procent bestaat uit bewoners van een niet-westerse afkomst. “Grotendeels
natuurlijk mensen van Turkse en Marokkaanse afkomst. Zij hebben een, vanuit een religieuze
opvatting, behoort de homoseksualiteit en transseksualiteit, alles wat daar in voorkomt, dat
wordt gewoon als taboe gezien en is het heel moeilijk om daar openlijk mee om te gaan,” zo
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal
Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal

More Related Content

Viewers also liked

Walsh Work Samples
Walsh Work SamplesWalsh Work Samples
Walsh Work SamplesJohn Walsh
 
Story board etm reading skill
Story board etm reading skillStory board etm reading skill
Story board etm reading skilleba17
 
Organizatsiya ta provedenya_d_n_okhrimenko_o_v_6_m (2)
Organizatsiya ta provedenya_d_n_okhrimenko_o_v_6_m (2)Organizatsiya ta provedenya_d_n_okhrimenko_o_v_6_m (2)
Organizatsiya ta provedenya_d_n_okhrimenko_o_v_6_m (2)dimka1994
 
Program Pendeteksi Golden Fish
Program Pendeteksi Golden FishProgram Pendeteksi Golden Fish
Program Pendeteksi Golden Fishwardhanadany
 
Is accounting software hurting your business?
Is accounting software hurting your business?Is accounting software hurting your business?
Is accounting software hurting your business?IT Solutions
 
Adiviñas ilustracións
Adiviñas ilustraciónsAdiviñas ilustracións
Adiviñas ilustraciónseduc-arte
 
Eng. Mohammad Zamil _MEP Engineer
Eng. Mohammad Zamil _MEP EngineerEng. Mohammad Zamil _MEP Engineer
Eng. Mohammad Zamil _MEP EngineerMohammad Zamil
 
Perangkat keras-internet1
Perangkat keras-internet1Perangkat keras-internet1
Perangkat keras-internet1Adam51000
 
Van droom tot werkelijkheid
Van droom tot werkelijkheidVan droom tot werkelijkheid
Van droom tot werkelijkheidArnaud Veere
 

Viewers also liked (13)

Walsh Work Samples
Walsh Work SamplesWalsh Work Samples
Walsh Work Samples
 
Story board etm reading skill
Story board etm reading skillStory board etm reading skill
Story board etm reading skill
 
Organizatsiya ta provedenya_d_n_okhrimenko_o_v_6_m (2)
Organizatsiya ta provedenya_d_n_okhrimenko_o_v_6_m (2)Organizatsiya ta provedenya_d_n_okhrimenko_o_v_6_m (2)
Organizatsiya ta provedenya_d_n_okhrimenko_o_v_6_m (2)
 
Program Pendeteksi Golden Fish
Program Pendeteksi Golden FishProgram Pendeteksi Golden Fish
Program Pendeteksi Golden Fish
 
Is accounting software hurting your business?
Is accounting software hurting your business?Is accounting software hurting your business?
Is accounting software hurting your business?
 
வெற்றி
வெற்றிவெற்றி
வெற்றி
 
efikasno disciplinovanje
efikasno disciplinovanjeefikasno disciplinovanje
efikasno disciplinovanje
 
Nada huwaidah
Nada huwaidahNada huwaidah
Nada huwaidah
 
Kowshikaa consultancy overseas
Kowshikaa consultancy overseas Kowshikaa consultancy overseas
Kowshikaa consultancy overseas
 
Adiviñas ilustracións
Adiviñas ilustraciónsAdiviñas ilustracións
Adiviñas ilustracións
 
Eng. Mohammad Zamil _MEP Engineer
Eng. Mohammad Zamil _MEP EngineerEng. Mohammad Zamil _MEP Engineer
Eng. Mohammad Zamil _MEP Engineer
 
Perangkat keras-internet1
Perangkat keras-internet1Perangkat keras-internet1
Perangkat keras-internet1
 
Van droom tot werkelijkheid
Van droom tot werkelijkheidVan droom tot werkelijkheid
Van droom tot werkelijkheid
 

Similar to Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal

ASkV vluchtelingen ondersteuning
ASkV vluchtelingen ondersteuningASkV vluchtelingen ondersteuning
ASkV vluchtelingen ondersteuningNienke Busink
 
W11 firma LoS Seks is meer... Ganzenbord
W11 firma LoS   Seks is meer... GanzenbordW11 firma LoS   Seks is meer... Ganzenbord
W11 firma LoS Seks is meer... GanzenbordTycho Malmberg
 
Speciaalonderzoek Denise Heins online versie
Speciaalonderzoek Denise Heins online versieSpeciaalonderzoek Denise Heins online versie
Speciaalonderzoek Denise Heins online versieDenise Heins
 
130625 Generaties voor elkaar Arendonk
130625 Generaties voor elkaar Arendonk130625 Generaties voor elkaar Arendonk
130625 Generaties voor elkaar ArendonkAvansa Kempen
 
STEUNGEZINNEN: Contouren van een kansarmoedeproject
STEUNGEZINNEN: Contouren van een kansarmoedeprojectSTEUNGEZINNEN: Contouren van een kansarmoedeproject
STEUNGEZINNEN: Contouren van een kansarmoedeprojectDesmetK
 
Masterthesis Lenneke Broeze
Masterthesis Lenneke BroezeMasterthesis Lenneke Broeze
Masterthesis Lenneke BroezeLenneke Broeze
 
Voor blogpost: niet mijn presentatie: Bevindingen over de vrije tijd, schoolb...
Voor blogpost: niet mijn presentatie: Bevindingen over de vrije tijd, schoolb...Voor blogpost: niet mijn presentatie: Bevindingen over de vrije tijd, schoolb...
Voor blogpost: niet mijn presentatie: Bevindingen over de vrije tijd, schoolb...Pedro De Bruyckere
 
Kinderinspraak in Amersfoort: PIP 84
Kinderinspraak in Amersfoort: PIP 84Kinderinspraak in Amersfoort: PIP 84
Kinderinspraak in Amersfoort: PIP 84Krishna Autar
 
Jongeren en vrijwilligerswerk : Balanceren tussen solidariteit en zelfontploo...
Jongeren en vrijwilligerswerk : Balanceren tussen solidariteit en zelfontploo...Jongeren en vrijwilligerswerk : Balanceren tussen solidariteit en zelfontploo...
Jongeren en vrijwilligerswerk : Balanceren tussen solidariteit en zelfontploo...barbaradenys
 
CURRICULUM VITAE trainingsacteren
CURRICULUM VITAE trainingsacterenCURRICULUM VITAE trainingsacteren
CURRICULUM VITAE trainingsacterenEls Schouten
 
Hannah werkveldorientatie VluchtelingenWerk
Hannah werkveldorientatie VluchtelingenWerkHannah werkveldorientatie VluchtelingenWerk
Hannah werkveldorientatie VluchtelingenWerkHannah Wiersinga
 
Essay De nieuwe samenlevingsvorm van Rotterdam Zuid
Essay De nieuwe samenlevingsvorm van Rotterdam ZuidEssay De nieuwe samenlevingsvorm van Rotterdam Zuid
Essay De nieuwe samenlevingsvorm van Rotterdam ZuidJob Reniers
 

Similar to Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal (18)

ASkV vluchtelingen ondersteuning
ASkV vluchtelingen ondersteuningASkV vluchtelingen ondersteuning
ASkV vluchtelingen ondersteuning
 
W11 firma LoS Seks is meer... Ganzenbord
W11 firma LoS   Seks is meer... GanzenbordW11 firma LoS   Seks is meer... Ganzenbord
W11 firma LoS Seks is meer... Ganzenbord
 
Masterthesis (1)
Masterthesis (1)Masterthesis (1)
Masterthesis (1)
 
Leden van Valente
Leden van ValenteLeden van Valente
Leden van Valente
 
Leden van Valente
Leden van ValenteLeden van Valente
Leden van Valente
 
Speciaalonderzoek Denise Heins online versie
Speciaalonderzoek Denise Heins online versieSpeciaalonderzoek Denise Heins online versie
Speciaalonderzoek Denise Heins online versie
 
130625 Generaties voor elkaar Arendonk
130625 Generaties voor elkaar Arendonk130625 Generaties voor elkaar Arendonk
130625 Generaties voor elkaar Arendonk
 
STEUNGEZINNEN: Contouren van een kansarmoedeproject
STEUNGEZINNEN: Contouren van een kansarmoedeprojectSTEUNGEZINNEN: Contouren van een kansarmoedeproject
STEUNGEZINNEN: Contouren van een kansarmoedeproject
 
Masterthesis Lenneke Broeze
Masterthesis Lenneke BroezeMasterthesis Lenneke Broeze
Masterthesis Lenneke Broeze
 
l.muijsers
l.muijsersl.muijsers
l.muijsers
 
brochure SMW
brochure SMWbrochure SMW
brochure SMW
 
Voor blogpost: niet mijn presentatie: Bevindingen over de vrije tijd, schoolb...
Voor blogpost: niet mijn presentatie: Bevindingen over de vrije tijd, schoolb...Voor blogpost: niet mijn presentatie: Bevindingen over de vrije tijd, schoolb...
Voor blogpost: niet mijn presentatie: Bevindingen over de vrije tijd, schoolb...
 
Kinderinspraak in Amersfoort: PIP 84
Kinderinspraak in Amersfoort: PIP 84Kinderinspraak in Amersfoort: PIP 84
Kinderinspraak in Amersfoort: PIP 84
 
Jongeren en vrijwilligerswerk : Balanceren tussen solidariteit en zelfontploo...
Jongeren en vrijwilligerswerk : Balanceren tussen solidariteit en zelfontploo...Jongeren en vrijwilligerswerk : Balanceren tussen solidariteit en zelfontploo...
Jongeren en vrijwilligerswerk : Balanceren tussen solidariteit en zelfontploo...
 
CURRICULUM VITAE trainingsacteren
CURRICULUM VITAE trainingsacterenCURRICULUM VITAE trainingsacteren
CURRICULUM VITAE trainingsacteren
 
Scriptie master
Scriptie masterScriptie master
Scriptie master
 
Hannah werkveldorientatie VluchtelingenWerk
Hannah werkveldorientatie VluchtelingenWerkHannah werkveldorientatie VluchtelingenWerk
Hannah werkveldorientatie VluchtelingenWerk
 
Essay De nieuwe samenlevingsvorm van Rotterdam Zuid
Essay De nieuwe samenlevingsvorm van Rotterdam ZuidEssay De nieuwe samenlevingsvorm van Rotterdam Zuid
Essay De nieuwe samenlevingsvorm van Rotterdam Zuid
 

Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal

  • 1. Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal Naam: Samra Jouaoui Studentnummer: 11078790 Begeleider: Hester Brauer Beoordelaar: Wil Ijzereef Datum: 21-04-2016 Inventariserend onderzoek naar de ondersteuningsbehoeften van homo-, biseksuelen, lesbiennes, transgenders en betrokkenen in de wijken Schilderswijk en Transvaal
  • 2. 2 Inventariserend onderzoek naar de ondersteuningsbehoeften van homo-, biseksuelen, lesbiennes, transgenders en betrokkenen in de wijken Schilderswijk en Transvaal Samra Jouaoui Haagse Hogeschool Academie voor de Sociale Professies Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
  • 3. 3 Samenvatting Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Powerhouse van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening op de Haagse Hogeschool. Dit onderzoek is tot stand gekomen nadat in mijn stagejaar het onderwerp LHBT naar voren kwam tijdens een teamvergadering. Mijn toenmalige collega van de welzijnsorganisatie Zebra Welzijn wilde loketten oprichten voor de doelgroep LHBT maar moest hiervoor eerst onderzoeken of hier behoefte aan was. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden in de wijken Schilderswijk en Transvaal. De centrale vraag van dit onderzoek luidt als volgt: Hoe kunnen beroepsprofessionals voorzien in de mogelijke ondersteuningsbehoeften van LHBT-ers en betrokkenen in de Schilderswijk en Transvaal? Het doel is om kennis te verkrijgen over de beroepspraktijk voor het vak Doelgroepen Social Work van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Naast het inventariseren van de ondersteuningsbehoeften, is er onderzocht hoe beroepsprofessionals op een juiste manier op de ondersteuningsbehoeften kunnen inspelen van de doelgroep. Dit onderzoek betreft een kwalitatief onderzoek en gaat over het inventariseren van de ondersteuningsbehoeften van mensen die in hun dagelijks leven te maken krijgen met homoseksualiteit, biseksualiteit en transseksualiteit in Schilderswijk en Transvaal. Zes professionals van verschillende instellingen en drie LHBT-ers hebben deelgenomen aan dit onderzoek. De dataverzamelingsmethode bestaat uit semigestructureerde interviews en literatuuronderzoeken. Door deze methoden toe te passen, is er een zo volledig mogelijk beeld geschetst van de ondersteuningsbehoeften van respondenten en de ervaringen van de professionals. Uit het onderzoek worden de volgende conclusies worden getrokken. LHBT is en/of kan niet echt bespreekbaar zijn in Schilderswijk en Transvaal. Dit is gebaseerd op de verschillende ervaringen van de professionals met de LHBT-ers en betrokkenen in de wijken. Er zijn diverse reacties door de sociale omgeving op de seksuele identiteit van de LHBT-er zoals uitsluiten, doodzwijgen, negeren, treiteren, verstoten, van omgeving veranderen en fysieke mishandeling door zowel mensen die de LHBT-er niet kent als door bekenden zoals naasten. Tolerantie door de sociale omgeving komt vaker dan acceptatie voor in Schilderswijk en Transvaal. De copingstrategieën van de LHBT-ers lopen uiteen: rekening houden met het belang van de sociale omgeving, afstand nemen van sociale omgeving, onderduiken, suïcide(pogingen), onderdrukken van geaardheid, aanpassen aan de omgeving. De ernstige copingstrategieën van zowel de LHBT-ers als de betrokkenen
  • 4. 4 duiden aan dat LHBT op zijn minst niet wordt getolereerd in de twee wijken waardoor dit tot ernstige gevolgen leidt voor de LHBT-ers. Hierdoor hebben de professionals vermoedens van de ondersteuningsbehoeften van LHBT-ers in Schilderswijk en Transvaal. Bij de drie respondenten die aan dit onderzoek hebben deelgenomen kwam naar voren dat zij ook ondersteuningsbehoeften ervaren en verwachtingen op verschillende gebieden naar de professionals en/of de overheid hebben. De aanbevelingen die op basis van de bevindingen van dit onderzoek worden gedaan zijn: 1) Dialoogtafels 2) Ondersteuningsnetwerk voor ‘roze’ ouders en hun kinderen 3) LHBT in het lesmateriaal opnemen op alle scholen
  • 5. 5 Voorwoord Voor u ligt de scriptie ‘Jezelf zijn in Schilderswijk en Transvaal’. Dit onderzoek naar de ondersteuningsbehoeften van homoseksuelen, biseksuelen, lesbiennes, transgenders en betrokkenen is uitgevoerd in de wijken Schilderswijk en Transvaal in Den Haag. Deze scriptie is geschreven in het kader van het afstuderen aan de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening aan de Haagse Hogeschool. De reden dat ik voor dit onderwerp heb gekozen ligt bij het gegeven dat ik niet tegen ongelijkheid kan, in welke vorm dan ook. LHBT-ers worden als leden van een minderheidsgroep gezien; een groep waar veel vooroordelen, stereotypen en weerstanden tegen zijn, waardoor mensen beïnvloed worden en negatief kunnen uitvallen tegen de LHBT-ers. Iedereen hoort ongeacht geloof, leeftijd, ras, seksuele geaardheid of geslacht gelijk behandeld te worden. Mijn dankwoord wil ik richten aan betrokkenen die een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van dit onderzoek. Ik wil de docenten van de Powerhouse bedanken voor hun begeleiding, met name Hester Brauer. Verder zou ik ook mijn tutor Lusha Monte willen bedanken voor haar begeleiding en adviezen. Tot slot wil ik in het bijzonder mijn familie en vrienden bedanken voor hun steun en adviezen. Ik wens u veel leesplezier toe. Samra Jouaoui
  • 6. 6 Inhoudsopgave Samenvatting ..................................................................................................................................................................3 Voorwoord.......................................................................................................................................................................5 Hoofdstuk 1 Inleiding............................................................................................................................................10 Aanleiding.................................................................................................................................................................10 1.1. Opdrachtgever...........................................................................................................................................10 1.2. Doelgroep.....................................................................................................................................................11 1.3. Probleemanalyse......................................................................................................................................11 1.4. Doelstelling .................................................................................................................................................16 1.5. Probleemstelling.......................................................................................................................................16 1.6. Begripsafbakening...................................................................................................................................17 1.7. Leeswijzer....................................................................................................................................................18 Hoofdstuk 2 Minority Stress Theory en Sociale Steun theorie..........................................................19 Inleiding.....................................................................................................................................................................19 2.1. Minority Stress Theory..........................................................................................................................19 2.2. Sociale Steuntheorie...............................................................................................................................22 2.3. Conclusie ......................................................................................................................................................25 Hoofdstuk 3 Methodologie..................................................................................................................................27 Inleiding.....................................................................................................................................................................27 3.1. Onderzoeksgroep.....................................................................................................................................27 3.2. Dataverzameling en meetinstrumenten .......................................................................................27 3.3. Procedure.....................................................................................................................................................29 3.4. Analyseprocedure....................................................................................................................................30 Hoofdstuk 4 Onderzoeksresultaten................................................................................................................31 Inleiding.....................................................................................................................................................................31 4.1. Respondentengroep 1............................................................................................................................31 4.1.1. Copingstrategieën van de sociale omgeving van de LHBT-ers..................................32 4.1.1.1. Uitsluiting....................................................................................................................................32 4.1.1.2. Fysieke mishandeling............................................................................................................33 4.1.1.3. Verstoten .....................................................................................................................................33 4.1.1.4. Van omgeving veranderen..................................................................................................34
  • 7. 7 4.1.1.5. Tolerantie en acceptatie.......................................................................................................34 4.1.1.6. Onvoorwaardeljik toeverlaat.............................................................................................34 4.1.2. Coping van de LHBT-ers...............................................................................................................35 4.1.2.1. Strategieën..................................................................................................................................35 4.1.2.2. Verschil in problematiek en acceptatie ........................................................................36 4.1.2.3. LHBT-ers met gezinnen........................................................................................................36 4.1.2.4. Coping Nederlandse/westerse homoseksuelen vs. niet-westerse Nederlanders .................................................................................................................................................37 4.1.2.5. Religieuze en/of etnische gemeenschappen..............................................................38 4.1.3. Copingstrategieën m.b.t. de sociale omgeving..................................................................38 4.1.3.1. Rekening houden met het belang van de sociale omgeving ...............................38 4.1.3.2. Afstand nemen van sociale omgeving ...........................................................................39 4.1.3.3. Onderduiken..............................................................................................................................39 4.1.3.4. Suïcide(pogingen)...................................................................................................................40 4.1.3.5. Onderdrukken van geaardheid..........................................................................................40 4.1.3.6. Aanpassen aan de omgeving...............................................................................................41 4.1.4. Signalen ................................................................................................................................................41 4.1.4.1. Moeilijk uit te komen voor seksuele identiteit..........................................................41 4.1.4.2. Alerter bij niet-westerse Nederlandse LHBT-ers ....................................................42 4.1.4.3. Finding-out.................................................................................................................................42 4.1.4.4. Onwetendheid van docenten.............................................................................................42 4.1.4.5. Wet versus werkelijkheid in de maatschappij ..........................................................42 4.1.4.6. Tunnelvisie.................................................................................................................................43 4.1.4.7. Positie van de LHBT-ers.......................................................................................................44 4.1.5. Interventies ........................................................................................................................................44 4.1.6. Ervaringen met andere hulpverleningsinstanties...........................................................45 4.1.7. Cliënten.................................................................................................................................................46 4.1.7.1. Kanalen.........................................................................................................................................46 4.1.7.2. Hulpvragen.................................................................................................................................46 4.1.7.3. Ondersteuningsbehoeften...................................................................................................47 4.1.8. Overeenkomsten en verschillen theoretisch kader ........................................................48
  • 8. 8 4.1.9. Conclusie..............................................................................................................................................51 4.2. Respondentengroep 2............................................................................................................................53 4.2.1. Ontwikkeling seksuele identiteit..............................................................................................53 4.2.1.1. Jezelf ontdekken.......................................................................................................................54 4.2.1.2. Zelfontwikkeling......................................................................................................................54 4.2.1.3. Jezelf tonen naar buiten .......................................................................................................54 4.2.2. Reacties van sociale omgeving op seksuele identiteit ...................................................55 4.2.2.1. Informeren naar geaardheid..............................................................................................55 4.2.2.2. Negatieve reacties...................................................................................................................56 4.2.2.3. Positieve reacties.....................................................................................................................57 4.2.2.4. Belevenis van reactie op geaardheid vanuit de sociale omgeving...................57 4.2.3. Ondersteuningsbehoeften...........................................................................................................58 4.2.4. Tevredenheid over zichzelf en hun leven ............................................................................60 4.2.5. Overeenkomsten en verschillen met het theoretisch kader........................................60 4.2.6. Conclusie...............................................................................................................................................64 Hoofdstuk 5 Conclusie en discussie................................................................................................................66 Inleiding.....................................................................................................................................................................66 5.1. Conclusie ......................................................................................................................................................66 5.2. Discussie.......................................................................................................................................................68 5.2.1. Betrouwbaarheid van het onderzoek ....................................................................................68 5.2.2. Geldigheid............................................................................................................................................69 5.2.3. Generaliseerbaarheid ....................................................................................................................69 5.2.4. Bijdrage aan de theorie en praktijk.........................................................................................69 5.2.5. Vervolgonderzoek ...........................................................................................................................70 Hoofdstuk 6 Aanbevelingen ...............................................................................................................................71 Inleiding.....................................................................................................................................................................71 6.1. Dialoogtafel.................................................................................................................................................71 6.2. Ondersteuningsnetwerk voor ‘roze’ ouders en hun kinderen ...........................................74 6.3. LHBT op scholen.......................................................................................................................................75 Literatuurlijst...............................................................................................................................................................76
  • 9. 9 ‘SOMS MOET JE LIEGEN OM BIJ DE MENSEN TE KUNNEN ZIJN VAN WIE JE HOUDT. MAAR HOE LANG KAN JE LEVEN ALS IEMAND DIE JE NIET BENT?’ (VOORSTELLING SCHIJN. FAHD LARHZAOUI, 2014)
  • 10. 10 Hoofdstuk 1 Aanleiding In het schooljaar 2013-2014 heb ik stage gevolgd bij de maatschappelijke organisatie Zebra Welzijn. In een van de vele teamvergaderingen die ik heb bijgewoond, heeft een collega in de groep gebracht dat hij graag een loket of loketten wil oprichten voor de lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders in verschillende wijken. Dit vond ik zeer interessant en ik ben met mijn collega in gesprek gegaan over dit idee. Zo was ik op het idee gekomen voor dit onderzoek. Mijn interesse ligt in het in kaart brengen wat de ondersteuningsbehoeften (indien aanwezig) zijn van homoseksuele mannen en vrouwen, biseksuelen, transgenders (LHBT)en betrokkenen (familieleden, vrienden, buren etc.) in multiculturele gemeenschappen. Vervolgens ben ik mij gaan verdiepen in het onderwerp LHBT en kwam ik een studie tegen van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). In december 2014 heeft het SCP een studie gepubliceerd over de acceptatie van homoseksualiteit binnen etnische en religieuze groepen in Nederland. In het onderzoek wordt besproken dat Nederlanders over het algemeen het minst negatief staan tegenover homoseksualiteit. Echter, in de Nederlandse samenleving zijn er bepaalde groepen waar homoseksualiteit niet eenvoudig wordt geaccepteerd (SCP, 2014). Voorbeelden van bepaalde groepen zijn kleinere protestantse groeperingen, zoals de evangelische groepering. Dit telt ook voor de Turkse en Marokkaanse groep (SCP, 2014). De Nederlandse overheid is al een tijd bezig met het bevorderen van de veiligheid en het vergroten van de acceptatie van lesbiennes, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT- ers). Het onderzoek concludeert ook dat de acceptatie moeizamer verloopt bij bepaalde (orthodox-)religieuze groepen en migrantengroepen (Rijksoverheid.nl, 2014). De maatschappelijke hulpverleningsinstanties die zich hebben gevestigd in de wijken Schilderswijk en Transvaal, zijn niet gespecialiseerd of getraind in het hulpverlenen aan de LHBT en betrokkenen die psychosociale problemen ervaren m.b.t. hun geaardheid. Waar hebben de LHBT-ers behoefte aan als het neerkomt op hulp en begeleiding? Dit zijn mijn beweegredenen om dit onderzoek uit te voeren. 1.1. Opdrachtgever De Powerhouse is de opdrachtgever van dit onderzoek. Powerhouse is een initiatief van een aantal docenten van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening van de HHS om studenten die vertragen in het afstudeerproces extra ondersteuning te bieden.
  • 11. 11 1.2. Doelgroep Mijn onderzoek gaat over het inventariseren van ondersteuningsbehoeften van LHBT-ers en betrokkenen in multiculturele gemeenschappen. De wijken die in mijn onderzoek zullen worden behandeld, zijn Schilderswijk en Transvaal. In de wijken zijn culturele en religieuze kenmerken zichtbaar te zien aan het kleding van mensen en gebouwen in de wijken. Voorbeelden hiervan zijn vlaggen, moskeeën, kerken van de herkomstlanden. Uit onderzoek van SCP (2012) blijkt dat de etnische samenstelling van een wijk een relatie kan aangeven met de acceptatie van homoseksualiteit. Wijkbewoners waar meer mensen wonen van niet-westerse afkomst staan minder positief tegenover homoseksualiteit. Het wonen in een omgeving die gemiddeld minder positief staat ten aanzien van homoseksualiteit kan invloed hebben op de eigen opvattingen. De homoseksuele man, de lesbische vrouw, de biseksuele persoon en de transgender zijn niet de enigen die met homoseksualiteit te maken krijgen. Hoe zit het met de ondersteuningsbehoeften van wijkbewoners die ermee te maken krijgen omdat blijkt dat hun echtgenoot zich seksueel aangetrokken voelt tot mannen, of omdat er in het huis boven hen twee vrouwen samenwonen? De maatschappelijke hulpverleningsinstanties die zich hebben gevestigd in deze wijken, zijn niet gespecialiseerd of getraind in het hulpverlenen aan de LHBT en betrokkenen die psychosociale problemen ervaren m.b.t. hun geaardheid. Er is (nog) niet genoeg expertise ontwikkeld om de juiste hulpverlening aan te bieden. Het jaar waarin ik stage heb gelopen bij Zebra Welzijn, ben ik weinig hulpverleners tegengekomen (in de wijken) die gespecialiseerd zijn in het hulpverlenen aan de doelgroep. Een hulpverleningsmethodiek voor de doelgroep heb ik ook niet kunnen vinden. Dit wil niet zeggen dat het nodig is om een hulpverleningsmethodiek te hebben of te ontwikkelen voor de doelgroep. Het is nog niet bekend of er ondersteuningsbehoeften zijn vanuit de doelgroep. 1.3. Probleemanalyse Mijn onderzoek gaat over de homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen, transgenders (en betrokkenen). Meestal spreekt men dan over de LBHT, waaronder ook de transgenders. Transgender is een term voor alle personen bij wie de biologische aanduiding man of vrouw niet overeenkomt met hun genderidentiteit. Binnen de groep transgenders zijn er meerdere indelingen waarbij elk een andere naam heeft. Voorbeelden hiervan zijn: transvrouw, transman, transseksueel. Bij homo- en biseksuelen gaat het om tot welk geslacht zij aangetrokken voelen (Movisie, 2007). In de studies die in deze paragraaf worden besproken, komen voornamelijk LHB-ers ter sprake. Transgenders worden niet of nauwelijks genoemd. In dit onderzoek wordt er niet specifiek gericht op nationaliteiten. Het gaat over zowel autochtone als allochtone LHBT-ers.
  • 12. 12 LHB-ers die niet voor hun geaardheid naar buiten zijn gekomen, maar wel homoseksuele contacten en relaties aangaan, vinden zich in een double-bind situatie. Dit houdt in dat iemand een relatie is aangegaan met iemand van hetzelfde geslacht en zichzelf als een homoseksueel benoemt maar dit niet naar zijn sociale omgeving kan doen, omdat homoseksualiteit en biseksualiteit niet geaccepteerd wordt in zijn of haar sociale, culturele en/of religieuze leefwereld. Mensen die zich in een double bind-situatie bevinden, kunnen dit sociaal, emotioneel en psychisch als zeer belastend ervaren. Dit is omdat er steeds een bepaalde vrees aanwezig is om ontdekt te worden (COC, 2012). Als LHB-ers zich niet kunnen uiten door hun culturele achtergrond, kan dit leiden tot psychische en sociale problemen. In de methodiek van de gespecialiseerde afdeling van COC Haaglanden en RotterdamV worden er de vijf fasen van acceptatie besproken (COC, 2012): 1. Identiteitsverwarring; een eerste bewustwording van homo- en biseksuele gevoelens 2. Zelfbenoeming; zichzelf homo- of biseksueel noemen, stap naar een nieuwe identiteit 3. Coming-out: iemand benoemt zijn homoseksuele gevoelens in contact met anderen 4. Coming-in: hier wordt er contact gezocht met anderen die homo- of biseksuele gevoelens hebben. 5. Identiteitsintegratie; dit is een proces waarin homo- of biseksualiteit voor de persoon zelf en voor zijn omgeving steeds beter geïntegreerd wordt in de dagelijkse routine (COC, 2012). Deze fasen kunnen een lineair proces vormen maar het kan ook tegelijkertijd spelen. Bij het vormen van een (seksuele) identiteit speelt ook de interactie met de omgeving een belangrijke rol. Gedachten en gevoelens worden onderworpen aan interpretaties m.b.t. zichzelf in relatie tot de omgeving. Als er negatieve reacties vanuit de sociale omgeving komen, kan dit zeer belastend zijn voor de persoon die homo- of biseksuele gevoelens hebben (COC, 2012). Het is moeilijk om met homoseksualiteit te leren omgaan als de eigen gemeenschap vanuit religieuze overtuigingen en culturele tradities homoseksualiteit of biseksualiteit afwijst (FORUM,2005). Uit internationale en Nederlandse onderzoeken is naar voren gekomen dat LHBT-ers vaker last hebben van psychische klachten dan heteroseksuele mannen en vrouwen.
  • 13. 13 Voorbeelden van psychische klachten bij LHBT-ers: Lesbische vrouwen 1. rapporteren vaker wantrouwen en slaapproblemen dan heteroseksuele vrouwen (Bos & Ehrhardt, 2010; Gilman et al., 2001). Deze uitkomst kwam uit een online onderzoek in 2008 die door de Universiteit van Amsterdam is uitgevoerd onder lesbische en biseksuele vrouwen. Het doel was om de ervaringen van lesbische en biseksuele vrouwen in verschillende sociale contexten in beeld te brengen en de gevolgen hiervan zijn in beeld te brengen voor de psychosociale gezondheid van deze vrouwen. De meeste respondenten hebben een Nederlandse culturele achtergrond (Keuzenkamp, S. 2010). 2. geven aan minder vaak gelukkig te zijn (Nieuwenhuis, Janssen, & Bosveld, 2009). Dit is gebleken uit een vragenlijstonderzoek onder 4.000 Amsterdammers voor de monitor ‘De Staat van de Stad Amsterdam’. De culturele achtergrond wordt niet benoemd bij de lesbiennes (Nieuwenhuis, Janssen, & Bosveld, 2009). 3. hebben minder vertrouwen in de toekomst hebben dan heteroseksuele vrouwen (Nieuwenhuis, Janssen, & Bosveld, 2009). 4. kampen vaker met overmatig alcohol- en drugsgebruik (Sandfort, De Graaf, Bijl, & Schnabel, 2001). De gegevens voor dit onderzoek zijn deel van Nederland Mental Health Survey and Incidence Study (NEMESIS), die psychiatrische stoornissen in een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking van 18 tot 64 jaar onderzocht. NEMESIS werd uitgevoerd met de goedkeuring van de interne Review Board van het Trimbos-instituut, Utrecht, Nederland. Een totaal van 7076 personen werden geïnterviewd (Sandfort, De Graaf, Bijl, & Schnabel, 2001). Homoseksuele mannen  hebben redelijk vaak last van stemmings- en angststoornissen en paniekaanvallen (Cochran, Mays, & Sullivan, 2003; Sandfort, De Graaf, Bijl, & Schnabel, 2001). De auteurs onderzochten aan de hand van een landelijke enquête die ze onder 2917 volwassenen hebben gehouden, of er verschillen zijn in angst, ziektes en gebruik van geestelijke gezondheidszorg. Uit onderzoek blijkt dat het bij homo-/biseksuele mannen het vaker voorkomt dat ze paniekaanvallen, depressie en angsten ervaren, in vergelijking met heteroseksuele mannen. Bij lesbische, biseksuele vrouwen blijkt het dat ze vaker last hebben van angststoornissen dan bij heteroseksuele vrouwen. Gebruik van geestelijke gezondheidszorg was frequenter bij de mensen die deel zijn van de minderheidsgroep. Er staat niet in het onderzoek vermeld of het over allochtonen of autochtonen gaat (Cochran, Mays, & Sullivan, 2003).
  • 14. 14 Transgenders In een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (2012) naar transgenders hebben er 450 respondenten zich aangemeld. Hiervan is een groot deel transvrouw (47%). Dit zijn mensen die zijn geboren als een jongen, maar zichzelf volledig of vooral zien en voelen als een vrouw. Ongeveer een derde (31%) van de respondenten is transman. Dit houdt in dat ze zijn geboren als een meisje, maar zichzelf volledig of vooral zien en voelen als een man. De rest van de ondervraagden zijn bij elkaar gezet onder de categorie genderambigue transgenders. Zij vormen bij elkaar 22% van de kandidaten die meededen. Genderambigue transgenders zijn personen die zich zowel man als vrouw voelen of niet man, niet vrouw. Het gaat ook om personen die als man of vrouw zijn geboren en die zich vooral (maar niet volledig) man dan wel vrouw voelen. Bij hen is er dus wel een onderscheid tussen het geboortegeslacht en de genderidentiteit. De cijfers over het welbevinden van transgenders tonen een ongunstig beeld vergeleken met de rest van de bevolking. Van de transgenders die meededen aan het onderzoek is tweederde eenzaam en een kwart in sterke mate. In het algemeen is het zo dat onder de Nederlandse bevolking 30% eenzaam is en 10% sterk eenzaam. De helft van de 450 respondenten heeft psychische problemen en 14% kan zelfs psychisch ernstig ongezond genoemd worden. Bij de rest van de bevolking zitten de percentages rond de 14% en 2%. Twee derde van de 450 respondenten heeft er ooit aan gedacht om zelfmoord te plegen. Hiervan heeft 21 procent ooit een zelfmoordpoging gepleegd (SCP, 2012). Het beeld van de personen die de transitie al hebben gehad, ziet er over het algemeen beter uit. Zij kampen niet zo vaak met eenzaamheid dan de andere transgenders, maar de meerderheid ervaart wel in meer of mindere mate eenzaamheid. Ook hebben zij (38%) minder vaak psychische problemen. In het jaar voorafgaand aan het onderzoek heeft toch 3% van hen een zelfmoordpoging gedaan (SCP, 2012). Biseksuele mannen en vrouwen Deze groep wordt in veel onderzoeken samen met de homoseksuelen of lesbiennes genomen. Er zijn wel een aantal onderzoeken waarin biseksuelen wel als aparte groepen worden benoemd. Het is naar voren gekomen dat biseksuelen vaker psychische klachten ervaren dan homoseksuele mannen en lesbische vrouwen (Keuzenkamp, 2010). Het blijkt dat zowel depressiviteit als angsten een verband heeft met de leeftijd en aan de mate waarin de persoon open is tegenover familie en andere personen vanuit zijn of haar sociale netwerk (Keuzenkamp, 2010). Ze komen ook in ervaring met kwesties zoals negatieve beeldvorming over hun relaties. Biseksuele mannen en vrouwen staan onder sociale druk om voor een homoseksuele of heteroseksuele identiteit te kiezen en kunnen worden afgewezen binnen de homoseksuele, lesbische en heteroseksuele gemeenschap (Van Lisdonk & Kooiman, 2012).
  • 15. 15 GGD Amsterdam heeft een kleinschalig onderzoek gedaan onder de LHB-ers in Amsterdam. Uit het onderzoek kwam naar voren dat bijna alle respondenten wel eens grapjes, vervelende blikken en opmerkingen hebben ervaren. In een paar gevallen hebben de respondenten ook te maken gehad met agressiviteit op hun werkplek of binnen hun religieuze en/of culturele gemeenschappen. De meerderheid van de respondenten zegt weinig blijvende last te ervaren van hun minderheidspositie in de heteronormatieve samenleving. In Amsterdam voelden zij zich gewaardeerd. Ze konden vaak zonder problemen open zijn over hun seksuele geaardheid. Wanneer de respondenten negatief behandeld werden vanwege hun seksuele geaardheid, pasten ze verschillende effectieve copingstrategieën toe. Een voorbeeld van een copingstrategie is humor. Humor wordt gezien als een belangrijk middel voor de respondenten om met een ongemakkelijke situatie om te gaan. Tevens vonden ze ook belangrijk om hun grenzen duidelijk aan te geven, vooral als er grapjes wordt gemaakt over seksuele geaardheid. Ook probeerden respondenten om te gaan met minderheidsstress door situaties te vermijden. Een aantal respondenten heeft afstand genomen van hun culturele en/of religieuze gemeenschap. De respondenten gebruikten verschillende strategieën om te kunnen omgaan met de verschillende gevoelens of de beleving van minderheidsstress. Ze probeerden zich niet te laten raken door de negativiteit over homo- en biseksuelen van andere mensen. De respondenten hadden verschillende methoden om met de emoties om te gaan. Zo schreven sommigen hun emoties en ervaringen op in een dagboek. Ook zochten de respondenten hulp bij vrienden en familie om zo afgeleid te worden van hun emoties en ervaringen. Een aantal respondenten gaf ook aan dat wanneer ze met hun LHB-vrienden een gesprek hadden over homonegativiteit ze zich beter begrepen voelden (tijdschriftvoorseksuologie.nl, 2012). Zowel bij de respondenten die het moeilijk hadden om zichzelf te accepteren en de respondenten die regelmatig minderheidsstress ervoeren, had minderheidsstress een negatieve invloed op hun psychosociale gezondheid (tijdschriftvoorseksuologie.nl, 2012). Nederland maakt al een lange tijd deel van de groep landen waar de acceptatie van homoseksualiteit betrekkelijk hoog is. In het jaar 2006 stond 15% van de bevolking negatief tegenover homoseksualiteit. In 2012 daalde dat aantal tot 4%. Het is echter nog steeds moeilijk voor sommige homoseksuele mannen, vrouwen en biseksuelen om in multiculturele gemeenschappen uit de kast te komen (Rijksoverheid.nl, 2013). In het onderzoek van Sociaal Cultureel Planbureau over de acceptatie van homoseksualiteit in etnische en religieuze kringen, is naar voren gekomen dat de acceptatie van homoseksualiteit binnen bepaalde etnische groepen een van de grootste knelpunten is. Een groot deel van de ondervraagde migranten heeft als opvatting dat LHB-ers vrij zijn in het kunnen leven hoe zij willen leven. Maar het verrassende punt: als homoseksualiteit dichterbij komt, neemt de acceptatie af (SCP, 2014). Bij westerse migranten is de acceptatie
  • 16. 16 groot; veelal delen zij de tolerante opvattingen ten aanzien van homoseksualiteit met (niet- gelovige) autochtone Nederlanders. Dit is dus niet zo bij niet-westerse migranten (SCP, 2014). In het debat over de multiculturele samenleving is homotolerantie een belangrijk thema geworden. Dit kwam onder andere door imam El-Moumni met zijn felle uitspraken tegen homo’s en de openlijke homoseksuele Pim Fortuyn die begin deze eeuw opkwam (SCP, 2014). Meldingen over discriminatie en vijandigheid tegenover LHBT-ers blijven aanhouden. Er worden ongeveer drie meldingen per week geregistreerd over geweld tegen homoseksuelen (Segerink, 2013). Dit is waarschijnlijk maar een klein deel van alle incidenten, want de meeste mensen doen geen aangifte. Doordat er de laatste tijden in de media veel aandacht wordt besteed aan pesterijen van homoseksuele koppels in het uitgaansleven, is het homovriendelijke imago dat Nederland heeft, onder druk gezet (Segerink, 2013). 1.4. Doelstelling Het doel is om kennis te verkrijgen over de beroepspraktijk voor het vak Doelgroepen Social Work van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Het Minority Stress Model laat zien hoe minderheidsstress kan leiden tot een verminderd welzijn onder de homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en andere seksuele minderheden. Als de ondersteuningsbehoeften zijn geïnventariseerd, zal ik onderzoeken hoe beroepsprofessionals op een juiste manier op de ondersteuningsbehoeften kunnen inspelen van de doelgroep. Een ander doelstelling is dat LHBT-ers beroepsprofessionals weten te bereiken in de wijken. Hierbij worden de mensen uit de doelgroep bekend met de aangeboden hulpverlening. De missie van het maatschappelijk werk is: ‘bevorderen dat mensen in onze samenleving tot hun recht komen, als mens en burger. Maatschappelijke werkers streven ernaar dat mensen zich in wisselwerking met hun sociale omgeving zo goed mogelijk kunnen ontplooien, naar hun eigen aard, behoeften, opvattingen en dat ze rekening houden met anderen met wie zij samenleven’ (Beroepsprofiel, NVMW, 2006). 1.5. Probleemstelling De centrale vraag luidt als volgt: Hoe kunnen beroepsprofessionals voorzien in de mogelijke ondersteuningsbehoeften van LHBT-ers en betrokkenen in de Schilderswijk en Transvaal?
  • 17. 17 Om de vraagstelling te kunnen beantwoorden, zijn de volgende deelvragen geformuleerd:  Welke ervaringen hebben professionals met LHBT-ers en betrokkenen in de wijken?  Wat zijn de mogelijke ondersteuningsbehoeften van LHBT-ers en betrokkenen in de wijken? 1.6. Begripsafbakening In deze paragraaf worden de begrippen in de deelvragen gespecificeerd en verduidelijkt. Hieronder staan de begrippen die zijn uitgekozen: LHBT-specifieke hulpverlening: LHBT-specifieke hulpverlening houdt zich bezig met de specifieke gezondheidsproblemen van LHBT-ers en op het inperken van de gezondheidsverschillen tussen LHBT-ers en de rest van de bevolking. Dit wordt gedaan door LHBT-gezondheid te bevorderen. Bij gezondheid kan men denken aan lichamelijke, sociale en psychische welbevinden. In dit onderzoek wordt er gericht op de psychische en sociale welbevinden van de LHBT-ers. Sommige LHBT-ers maken negatieve ervaringen mee en voelen zich prettiger als zij worden geholpen door instanties/ organisaties die een duidelijke loyaliteit naar LHBT-ers uitstralen (Savenije, 2012). In dit onderzoek wordt LHBT- specifieke hulpverlening gebruikt als: - de LHBT-ers als doelgroep zijn benoemd - de hulpverlening zich richt op (de specifieke gezondheidsproblemen van) LHBT-ers - De (welzijns)instelling beschikt over specifieke kennis en expertise over LHBT-ers door opgedane ervaring en/of opleiding. Het gaat om LHBT-vriendelijke en LHBT-sensitieve hulpverlening (ggd.amsterdam.nl, 2013). Betrokkenen: Voor dit begrip wil ik de volgende definitie van Sonderen (1991) gebruiken: “De personen waarmee de betrokkene een bepaalde vorm van contact onderhoudt of personen waarbij een relatie met de betrokkene gebaseerd is op cultureel bepaalde verwachtingen, verplichtingen, en rechten.” Van Sonderen gebruikt deze definitie om het sociaal netwerk te beschrijven. In dit onderzoek wordt er vooral uitgegaan van familieleden, vrienden en buren: personen waarmee de LHBT-er een bepaalde vorm van contact onderhoudt. Psychosociale hulpverlening: Psychosociale hulpverlening houdt in dat maatschappelijk werkers mensen helpen die problemen hebben. Sommige mensen kunnen het zelf oplossen maar soms kan dat niet lukken. Onder psychosociale hulpverlening kan het volgende worden verstaan:
  • 18. 18  Veranderings- en compententiegerichte begeleiding  Ondersteunende en stabiliserende begeleiding  Outreachende benadering  Casemanagement  Crisisinterventie  Concrete en informatieve hulp  Belangenbehartiging en conflictbemiddeling  Uitbreiden en ondersteunen van sociale netwerken  Onderzoek en rapportage (nvmw.nl, 2006) Behoeften: In het boek van Verschuren (2008) wordt een onderscheid gemaakt tussen wants, demands en needs. Bij wants gaat het om (soms nog on)bewuste behoeften die cliënten hebben aan zorgverlening. Alleen heeft de cliënt dit niet omgezet naar een zorgvraag. Deze soort behoeften kan ook worden aangeduid als subjectieve behoeften. Bij demands gaat het om behoeften waar de cliënt zich bewust van is en die hij heeft omgezet in een hulp- of zorgvraag. Deze soort behoeften worden aangeduid als actuele zorgvragen. Bij needs zijn de behoeften van een cliënt niet zoals de cliënt het zelf voelt of ziet (wants), maar zoals de behoeften worden gezien door de professionele hulpverlener. Deze soort behoeften worden aangeduid als objectieve behoeften. Deze drie soorten kunnen een rol spelen in een hulpverleningssituatie: subjectieve behoeften, actuele zorgvraag en objectieve behoeften (Verschuren, 2008). Ervaring: Ervaring staat voor gewaarwording, ondervinding (Willemsen, Harry, 1992). In dit onderzoek wordt de bovenstaande uitleg gehanteerd. Mijn eerste deelvraag gaat over de ervaringen van professionals van verschillende instellingen met LHBT-ers in de wijken Schilderswijk en Transvaal. De professionals zouden zicht kunnen hebben op de mensen in de wijken en mogelijk kunnen zij een bijdrage leveren aan het onderzoek door hun visie als professional te delen. 1.7. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt het onderzoek vanuit een theoretisch kader beschreven. Dit kader is een verdieping op mijn literatuurstudie en probleemstelling. In dit kader wordt de Minority Stress Theory en de sociale steuntheorie beschreven. Vervolgens wordt de methodologie in hoofdstuk 3 besproken. Hierin komen de soort onderzoek, onderzoeksgroep, dataverzamelingsmethode, meetinstrumenten, procedure en analyse aan bod. In hoofdstuk 4 wordt het stappenplan beschreven.
  • 19. 19 Hoofdstuk 2 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het onderwerp van mijn onderzoek vanuit een theoretisch kader beschreven. De bevindingen van het praktijkonderzoek zullen vanuit verschillende invalshoeken worden bekeken. Dit wordt gedaan om meer validatie toe te kennen aan de bevindingen van het onderzoek. De professionals in het werkveld worden gevraagd om hun professionele kijk op het onderwerp toe te lichten. De LHBT-ers en betrokkenen die in het onderzoek worden opgenomen, worden gevraagd om hun belevingswereld te delen. 2.1. Minority Stress Theory De theorie richt zich op vormen van sociale stress die voortgekomen zijn van de heersende sociale systemen die structurele, systematische en interpersoonlijke nadelen in stand houden voor personen die zich identificeren als leden van een minderheidsgroep. Hierbij kan er aan voorbeelden worden gedacht zoals seksuele minderheden, ras/ etnische minderheden en mensen die een achtergestelde sociale status hebben (bijvoorbeeld vrouwen) (Brooks, 1981; DiPlacido, 1998; Meyer, 2003a, 2003b; Meyer & Frost, 2013). In het artikel Prejudice, Social Stress, and Mental Health in Lesbian, Gay, and Bisexual Populations: Conceptual Issues and Research Evidence van Ilan H. Meyer wordt het bovenstaande model beschreven. Hieronder staat wat Ilan H. Meyer over het model uitlegt: ”Minderheidsstressprocessen in lesbische, homoseksuele en biseksuele gemeenschappen” (Meyer, 2003)
  • 20. 20 A) Omstandigheden in de omgeving: Minderheidsstress komt door omstandigheden voor in de omgeving. Deze omstandigheden kunnen bestaan uit voor- en nadelen die verband hebben met factoren zoals de sociaaleconomische status van een persoon. B) Minderheidsstatus: Een belangrijk aspect van de omstandigheden in de omgeving van een persoon, is de minderheidsstatus van de persoon. Hier wordt verwezen naar de seksuele geaardheid of gerichtheid van de persoon. Deze worden weergegeven als overlappende vakken in de figuur omdat de vakken een nauwe relatie met elkaar kunnen hebben. Een voorbeeld is een homoseksuele man die in de armoede zit. De minderheidstressoren die hij ervaart, hebben ongetwijfeld te maken met het feit dat hij in armoede leeft. Deze kenmerken bepalen samen zijn blootstelling aan de stress en hoe hij met de situatie omgaat. C) Algemene stressoren: Omstandigheden in de omgeving van een persoon kunnen leiden tot blootstelling aan stressoren, inclusief algemene stressoren. Voorbeelden van algemene stressoren kunnen het verlies van een baan of het overlijden van een naaste zijn. D) Minderheidsstressprocessen die op afstand plaatsvinden: Stressoren die leden van minderheidsgroepen ervaren. Discriminatie op de arbeidsmarkt is een voorbeeld van een stressor die een persoon van een minderheidsgroep kan ervaren. Dit vak kan overlappen met vak F. Een ervaring van geweld kan verwachtingen van afwijzingen en vigilantie verhogen. E) Identiteit m.b.t. minderheid: Het hebben van een minderheidsstatus kan leiden tot persoonlijke identificatie met de minderheidsstatus. Bovendien kan deze identificatie met de minderheidsstatus leiden tot bijkomende stressoren die gerelateerd zijn aan de zelfwaarneming van een persoon tot een gestigmatiseerde en inferieure minderheid (Miller & Major, 2000). F) Minderheidsstressprocessen die dichtbij plaatsvinden: De zelfwaarnemingen en zelfbeoordelingen zijn dicht bij de persoon. Voorbeelden zoals verwachtingen van afwijzing, verborgenheid en geïnternaliseerde homofobie worden in het model beschreven (vak F). G) Kenmerken van identiteit m.b.t. minderheid: Een minderheidsidentiteit is niet alleen een bron van stress, maar heeft ook een belangrijke rol in het wijzigen van effecten van het stressproces. De karakteriserende punten van de minderheidsidentiteit kan de impact van stress zwakker of sterker maken. Minderheid- stressoren kunnen een grotere invloed uitoefenen op de gezondheid als de LHBT-identiteit prominenter is dan wanneer het ondergeschikt zou zijn aan de zelfdefinitie van de persoon. H) Coping en sociale steun (gemeenschap en individu): Een individu met een LHB-identiteit kan ook een bron van kracht zijn wanneer het geassocieerd wordt met kansen voor aansluiting, sociale steun en het verbeteren van de omgang met de impact van stress (Meyer, 2003).
  • 21. 21 In het boek ‘ Psychologie en de multiculturele samenleving’ van Jeroen Knipscheer en Rolf Kleber (2012) wordt minderheidsstress beschreven als een gevolg van geïnternaliseerde negatieve attitudes, sociale afkeuring, discriminatie en uitsluiting. Het kan ook tot risicovol gedrag zoals alcohol- en drugsmisbruik en tot andere vormen van zelfbeschadigend gedrag leiden. Minderheidsstressoren De auteurs Gwen van Husen, Henny Bos, Stephan Cremer van het artikel ‘Minderheidsstress bij homoseksuele, lesbische en biseksuele Amsterdammers’ schrijven in hun artikel hoe minderheidsstress kan leiden tot een verminderd welzijn onder de LHBT-ers. In de huidige maatschappij waar heteronormatieve relaties zich vooral plaatsvinden, zijn LHBT-ers een minderheidsgroep in de maatschappij. De stressoren die de LHBT-ers ervaren, zijn dan ook stressoren die typerend voor hen zijn als minderheidsgroep. Iedereen kan stressoren ervaren zoals het verliezen van een naaste of het verliezen van werk. Maar voor de LHB-ers komen er andere stressoren bij zoals stigma, vooroordelen en discriminatie. Deze stressoren zijn bijkomende gevolgen van algemene stressoren die iedereen kan meemaken. De stressoren kunnen ook uit ervaringen bestaan zoals het gebrek van acceptatie in de sociale omgeving of homonegatief gedrag. Deze stressoren worden externe minderheidstressoren genoemd. LHB-ers kunnen ook interne minderheidsstressoren ervaren. Dit houdt in dat de LHB-ers verwachten afgewezen te worden door hun seksuele geaardheid, zelf negatief staan tegenover homoseksualiteit of biseksualiteit en/of stress ervaren van het verbergen van hun geaardheid. Zowel interne als externe minderheidstressoren kunnen negatieve invloeden hebben op het welzijn van de LHB-ers (Bos, Cremer, van Husen, 2012). Er is tot op heden veel bekend over de rol van minderheidsstressoren in het beïnvloeden van de geestelijke gezondheid van minderheidsgroepen en in het verklaren van de geestelijke gezondheid van de verschillen tussen seksuele minderheden en heteroseksuele populatie in het bijzonder. Maar er ontbreken genuanceerde opvattingen over hoe minderheidsstress andere vormen van stress kan veroorzaken of verergeren. De Minority Stress Theory negeert grotendeels de relationele stressoren en richt zich in plaats daarvan meer op de sociale stress die afkomstig is van een nadelige sociale status, identiteit en/of nadelige sociale positie in een groep. Ook onderzoekt de theorie geen stresservaringen die betrekking hebben op andere levensdomeinen. De gevolgen hiervan zijn dat de relatie tussen algemene stress-processen(die door de algemene bevolking worden ervaren) en de stressoren die door de minderheid (uniek voor benadeelde bevolkingsgroepen) worden ervaren niet goed begrepen worden. Auteurs zoals Balsam & Szymanski, (2005); Frost & Meyer (2009); Lehavot & Simoni, (2011); Balsam & Szymanski, (2005) Wight et al, (2012); Zamboni & Crawford, (2007) die zich bezighouden met de
  • 22. 22 minderheidstress theorie zijn aan de slag gegaan met het onderzoeken van mediatoren van minderheid stressoren. Alleen wordt er in bijna geen enkele onderzoek de minderheidsstress binnen een stressproliferatiekader onderzocht. Stressproliferatie houdt in hoe stress kan uitbreiden en verspreiden binnen een stel van onderling gerelateerde stressoren in individuele levens en binnen belangrijke relaties. Een van de uitzonderingen is een zorgstudie die minderheidsstressoren en zorggerelateerde stressoren (primair en secundair) gelijkmatig heeft onderzocht. Hiermee hebben ze belangrijke relaties kunnen ontdekken tussen seksuele minderheidsstatussen, secundaire stress en mentale gezondheid bij AIDS- zorgverleners in de loop van tijd (Wight, 2002). Het gebrek aan een dergelijk onderzoek laat zien dat er een duidelijk gat is in de huidige kennis over stressoren. 2.2. Sociale Steuntheorie In de theorie van Eric van Sonderen (2012) wordt sociale steun gedefinieerd als een kenmerk van de relatie tussen een persoon en zijn of haar maatschappelijke omgeving. In zo een dergelijke relatie kan sociale steun overgedragen worden in interacties. Men kan in allerlei situaties zoals bij problemen, behoefte hebben aan sociale steun. In de theorie van Sonderen wordt er aandacht besteed aan interacties die in alledaagse situaties voorkomen en die bij problemen relevant zijn. Als er sprake is van een verschil tussen interacties en de behoefte, dan wordt er gesproken van een discrepantie (Sonderen, 2012). Bij sociale steun onderscheiden we vier aspecten: 1. Het sociaal netwerk 2. Interacties (ondersteunend en negatief) 3. Discrepanties in interacties (m.a.w. discrepanties) 4. Gepercipieerde ondersteuning(m.a.w. perceptie) De vier aspecten worden in het volgende schema weergegeven.
  • 23. 23 (rug.nl, 1991) Typen interacties De behoefte aan bepaalde vormen van ondersteuning zal niet bij iedereen even groot zijn. Niet iedereen zal in dezelfde mate te maken hebben met problemen. Van Sonderen vertelt dat interacties en discrepanties in verschillende typen steun kunnen worden verdeeld. Deze verschillende typen steun zijn (Van Sonderen, 2012): 1. Interacties die als gevolg hebben dat de perceptie omtrent ondersteuning versterkt wordt 2. Evaluatieve interacties, gericht op het bieden van hulp bij het beoordelen van de situatie van de betrokkene 3. Motivationele interacties, gericht op het versterken van de wil om problemen het hoofd te bieden dan wel aan te pakken 4. Informatieve interacties, gericht op het bieden van hulp bij het beoordelen van het eigen functioneren 5. Informatieve steun, 'task-related', dat wil zeggen hulp bij het verkrijgen van informatie 6. Instrumentele/praktische steun, dat wil zeggen hulp in de vorm van geld, goederen of diensten 7. 'Social companionship', het 'samen met anderen dingen doen'(rug.nl, 1991) Negatieve interacties zijn interacties die, al dan niet zo bedoeld, als onplezierig worden ervaren. Er kan op drie manieren een negatief karakter worden toegekend aan interacties:  Interacties die als ondersteuning geïntendeerd zijn, kunnen niet als zodanig ervaren worden (o.a. Van Tilburg, 1985).
  • 24. 24  Bepaalde interacties die negatief overkomen kunnen ook als zodanig bedoeld zijn (ruzie maken, met opzet kwetsen).  Vanuit de ruiltheorie van George Homans (1974) kunnen interacties als negatief ervaren worden omdat de ontvanger zich verplicht voelt de steun te compenseren. Uit deze drie typen negatieve interacties wordt het tweede punt meestal van groot belang beschouwd in het verklaren van welbevinden (Shinn, Lehmann, & Wong, 1984; Rook, 1985; Coyne & DeLongis, 1986; Bruhn & Philips, 1984). Discrepantie Het is niet alleen belangrijk in welke mate je ondersteunende interacties hebt maar ook of de interacties die plaatsvinden aan de behoeften voldoen van de betrokkene. Deze tegenstrijdigheid is waar Thoits (1982) zijn definitie van sociale steun op baseert. Het is nog niet duidelijk of deze tegenstrijdigheid relevant is wanneer de hoeveelheid interacties niet voldoen aan de behoefte. Irritaties kunnen ook opgewekt worden bij teveel interacties, waardoor het oordeel wordt beïnvloed van de ondersteuning van het netwerk. In negatieve interacties is het niet zinvol om te spreken over discrepanties. Er wordt uitgegaan van de gedachte dat er geen behoeftes zijn in negatieve interacties en dat daarom negatieve interacties leiden tot een discrepantie. Ook vinden er waarschijnlijk discrepanties plaats in de overige zeven type interacties. Typen gepercipieerde ondersteuning (rug.nl, 1991) Hoewel ondersteuning voldoende is, komt het toch wel eens voor dat het tegenvalt. Dit komt doordat de verwachtingen hoger zijn. Het is ook mogelijk dat een persoon meerderen malen zonder succes hulp heeft gezocht bij andere leden van zijn of haar sociaal netwerk. De perceptie van de persoon kan ook beïnvloed worden doordat er bepaalde afspraken niet zijn nagekomen. Er bestaat ook een mogelijkheid dat de mate waarin ondersteunende
  • 25. 25 interacties aangeboden worden, toch een invloed heeft op de perceptie, ongeacht als er sprake zou zijn van een tekort aan ondersteuning. In een dergelijk situatie kan de betrokkene zich gesteund voelen. Dit zou mogelijk zijn doordat het netwerk een optimale inzet heeft getoond. Al deze factoren bepalen voor een gedeelte in wat voor een mate een persoon zich op ieder gegeven moment gesteund voelt. Ook wordt er tegelijkertijd een basis gevormd voor de perceptie aan de hand van de ondersteuning die de persoon verwacht in de toekomst. Het bovenstaande uitleg wordt gedefinieerd aan de definitie van sociale steun door de auteur Cobb: “ Information leading the subject to believe that he is cared for and loved, is esteemed and valued, and belongs to a network of communication and mutual obligation” (Cobb, 1976; p.300). 2.3. Conclusie In deze paragraaf wordt er een verband gelegd tussen de theorieën. Verder wordt het verband met de probleemstelling uitgelegd. De Minority Stress Theory van Meyer (2003) laat goed zien wat er allemaal speelt in een minderheidsgroep zoals de LHBT-ers. In de huidige maatschappij waar voornamelijk heteronormatieve relaties zich plaatsvinden, zijn de homoseksuelen, lesbiennes en biseksuelen een minderheidsgroep in de maatschappij. Transgenders worden in deze theorie niet genoemd maar er wordt wel gesproken van seksuele minderheden. De theorie richt zich op vormen van sociale stress die voortgekomen zijn uit de heersende sociale systemen die structurele, systematische en interpersoonlijke nadelen in stand houden voor personen die zich identificeren als leden van een minderheidsgroep. Deze theorie beslaat de sociale processen die bij LHBT-ers afspelen en is daarom essentieel voor mijn onderzoek. Het geeft mij inzicht hoe en welke stressprocessen er plaatsvinden bij LHBT- ers. Ook geeft de Minority Stress Theory mij inzicht in de minderheidsgroep waardoor er betere interviewvragen kunnen worden gesteld. De sociale steuntheorie van Sonderen gaat over interacties (negatief en ondersteunend), discrepanties en percepties. Dit zijn allemaal aspecten die een grote rol spelen bij ondersteuning. In mijn onderzoek ga ik ondersteuningsbehoeften van LHBT-ers en betrokkenen inventariseren, indien die aanwezig zijn. Hier speelt deze theorie een grote rol. Mijn eerste deelvraag gaat over de ervaringen van professionals van verschillende instellingen in de wijken Schilderswijk en Transvaal. De professionals zouden zicht kunnen
  • 26. 26 hebben op de mensen in de wijken. Zij kunnen wellicht een antwoord geven op de vraag of er cliënten naar hen zijn gekomen die met minderheidsstress zaten of zitten. Mijn tweede deelvraag gaat over de mogelijke ondersteuningsbehoeften vanuit de LHBT-ers en betrokkenen in de wijken Schilderswijk en Transvaal. De mogelijke ondersteuningsbehoeften kunnen voortvloeien uit de mogelijke minderheidsstress die de doelgroep kan ervaren. Bij de interviews die ik met de LHBT-ers en betrokkenen ga uitvoeren, spelen de Minority Stress Theory en de sociale steun theorie een grote rol. De Minority Stress Theory geeft mij inzicht in de stressprocessen die er kunnen plaatsvinden en biedt mij de mogelijkheid om interviewvragen te stellen vanuit de kennis van deze theorie. De sociale steun theorie biedt mij de mogelijkheid om te zien welke ondersteuningsbehoeften (indien aanwezig) de doelgroep heeft.
  • 27. 27 Hoofdstuk 3 Inleiding Dit onderzoek betreft een kwalitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek toont wat er aanwezig is onder de doelgroep. Het gekozen type onderzoek is een inventarisatieonderzoek. Mijn onderzoek gaat over het inventariseren van ondersteuningsbehoeften van mensen die in hun dagelijks leven te maken krijgen met homoseksualiteit, biseksualiteit en transseksualiteit in Schilderswijk en Transvaal. 3.1. Onderzoeksgroep De verworven respondenten worden in twee groepen verdeeld: de professionals en de LHBT-ers. Voor dit onderzoek zullen verschillende instellingen in Schilderswijk en Transvaal worden benaderd. Professionals van deze instellingen (professionals van Zebra Welzijn, gezondheids/huisartspraktijken in de wijk, Zichtbare Schakel) kunnen hun professionele kijk geven op dit onderzoek en kunnen meedelen of zij eerder mensen van de betreffende wijken met het onderwerp van dit onderzoek te maken hebben gehad. Verder is het plan om met de twee gespecialiseerde maatschappelijk werkers van COC Haaglanden een interview af te leggen. Vervolgens zullen oproepen op Facebook worden geplaatst voor het verwerven van respondenten. Ik zal drie professionals van elk genoemde instelling interviewen om zo een inzicht te krijgen in de LHBT-ers en betrokkenen in de wijken. Vervolgens zal ik via de instellingen en sociale media proberen om de LHBT-ers en betrokkenen te bereiken en in mijn onderzoek te betrekken. 3.2. Dataverzameling en meetinstrumenten De dataverzamelingsmethode zal bestaan uit semigestructureerde interviews en literatuuronderzoeken. Door deze methoden toe te passen, kan er een zo volledig mogelijk beeld worden geschetst van de indien aanwezige ondersteuningsbehoeften van respondenten en de ervaringen van de professionals. Zo kunnen de bevindingen vanuit het onderzoek onderbouwd worden vanuit de literatuur. Meetinstrumenten Deelvraag 1 gaat over hoe de professionals van maatschappelijke (welzijns)organisaties in contact komen met de homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en betrokkenen. Ter beantwoording van de deelvraag wordt de ervaringen van professionals van maatschappelijke organisaties gevraagd.
  • 28. 28 1) Welke ervaringen hebben professionals met LHBT-ers en betrokkenen in de wijken? In de interviews met de professionals zullen de volgende vragen in het gesprek worden gesteld:  Welke verhalen hoort u over LHBT-ers in deze wijk?  Hoe is de positie van deze LHBT-ers?  Via welke wegen komen LHBT cliënten bij u terecht?  Met welke hulpvragen komen zij naar uw instelling?  Kunt u mij iets vertellen over de LHBT-specifieke hulpverlening die uw instelling verleent?  Zijn er cliënten bij u gekomen die eerder bij de reguliere hulpverlening ondersteund werden? Hoe ervoeren zij de reguliere hulpverlening?  Hoe gaan de LHBT-ers om met hun identiteit?  Hoe wordt er vanuit de sociale omgeving gereageerd op de identiteit van de LHBT- er?  Welke vermoedens heeft u over de ondersteuningsbehoeften van de LHBT-ers (en betrokkenen in deze wijk?  Vermoedt u dat er in de wijken verborgen ondersteuningsbehoeften vanuit de LHBT-ers en hun sociale omgeving aanwezig is?  Denkt u dat de reguliere hulpverlening voldoende aansluit bij de doelgroep? Leg uit. 2) Wat zijn de mogelijke ondersteuningsbehoeften van de LHBT-ers in Schilderswijk en Transvaal? Mijn tweede deelvraag gaat over de mogelijke ondersteuningsbehoeften vanuit de LHBT- ers en betrokken in de wijken Schilderswijk en Transvaal. De mogelijke ondersteuningsbehoeften kunnen voortvloeien uit de mogelijke minderheidsstress die de doelgroep kan ervaren. De interviews worden opgenomen. De respondenten worden duidelijk gemaakt dat deze informatie vertrouwelijk is, uitsluitend bij mij bekend blijft en dat het voor mij geldt als bewijs. Als de respondent(en) niet opgenomen willen worden, ga ik een verklaring of ander bewijsstuk van deelname aan het interview regelen. De gegevens worden geanonimiseerd in het onderzoeksverslag. De volgende vragen zijn voorbeelden die gebruikt kunnen worden bij de interviews met de LHBT-ers:  Hoe beschrijf jij je seksuele identiteit?  Hoe ga je om met je identiteit?  Hoe wordt er vanuit je sociale omgeving gereageerd?  Heb je ooit behoefte gehad aan ondersteuning?
  • 29. 29  Waar liep je op dat moment(en) tegen aan?  Hoe tevreden ben jij nu met je leven op een schaal van 1 tot 5? (1= zeer ontevreden, 2= ontevreden, 3= neutraal, 4= tevreden, 5= zeer tevreden)  Wat heb jij nodig om minimaal 4 te behalen?  Waar zou je willen dat de ondersteuning of hulp uit bestaat?  Hoe zouden de hulpverleners jou kunnen ondersteunen? Aan betrokkenen kan de volgende vraag gesteld worden:  Hoe hebt u te maken gehad met homoseksualiteit, biseksualiteit en transseksualiteit in uw omgeving? Focusgroep Na het beantwoorden van de twee deelvragen van dit onderzoek, is een beeld gecreëerd van de ondersteuningsbehoeften van de LHBT-ers en betrokkenen in Schilderswijk en Transvaal. Indien de ondersteuningsbehoeften aanwezig zijn, zal de volgende stap een focusgroep zijn. Dit is een soort groepsinterview maar dan in de vorm van een discussie. Hier worden de deelnemers van de focusgroep uitgenodigd hun ideeën, motieven, belangen en denkwijzen over een bepaald onderwerp te formuleren en dit met elkaar te delen (Ponte, 2012). De deelnemers zullen professionals zijn van verschillende instellingen. In dit onderzoek wordt er een aanpassing gedaan aan de structuur van de focusgroep. De gespecialiseerde maatschappelijke werkers van COC Haaglanden zullen worden uitgenodigd om over hun hulpaanbod te vertellen en hierop worden de andere professionals uitgenodigd om hun ideeën, motieven, belangen en denkwijzen te formuleren en dit met elkaar te delen om samen uiteindelijk tot een hulpaanbod te komen. De focusgroep is niet doorgegaan omdat er niet veel professionals reageerden op het verzoek voor een interview. Bij weinig animo zou er niet optimaal gebruik gemaakt kunnen worden van een focusgroep. 3.3. Procedure Er zal contact worden opgenomen met COC Haaglanden, Zebra Welzijn, gezondheidscentra voor de interviews. De organisaties zullen worden benaderd per email. In de email zal er beschreven staan wat het doel is van dit onderzoek, de vraag of ze bereid zijn om aan het onderzoek te participeren en ze geïnterviewd willen worden. Bij de instellingen in Schilderswijk en Transvaal zullen twee of drie medewerkers geïnterviewd worden. Bij COC Haaglanden zijn twee gespecialiseerde maatschappelijk werkers werkzaam die geïnterviewd zullen worden. Professionals van Zebra Welzijn, gezondheids- en huisartspraktijken in de wijk en de Zichtbare Schakel kunnen hun professionele kijk geven op dit onderzoek en kunnen meedelen of zij eerder met het onderwerp van dit onderzoek te maken hebben gehad. Vervolgens worden er oproepen op Facebook geplaatst voor het
  • 30. 30 verwerven van respondenten. Ik zal drie professionals van elk genoemde instelling interviewen om zo een zicht te krijgen op de LHBT-ers en betrokkenen in de wijken. Vervolgens zal ik via de instellingen en sociale media proberen om de LHBT-ers en betrokkenen te bereiken en in mijn onderzoek te betrekken. De verkregen informatie uit de interviews met de professionals en de doelgroep zal worden geanonimiseerd. De professionals en LHBT-ers die hebben deelgenomen aan dit onderzoek zijn op verschillende manieren gecontacteerd. Bij het versturen van de e-mailberichten voor de interviews naar meerdere professionals heeft niet ieder van hen een reactie teruggestuurd. Verder heeft een aantal van de benaderde professionals gezegd geen ervaring met de doelgroep te hebben en er niets van af te weten. Bij de LHBT-ers was de verwachting dat er niet veel animo zou zijn voor de interviews vanwege de gevoeligheid van het onderwerp. Een van mijn methoden om LHBT-ers en/of betrokkenen te werven voor de interviews, was het rondvragen in mijn sociale netwerk of zij mensen in hun netwerk kennen die aan dit onderzoek wilden deelnemen. De andere methode bestond uit oproepen die op social media werden geplaatst en gedeeld. Uiteindelijk hebben drie respondenten via mijn sociale netwerk deelgenomen aan dit onderzoek. 3.4. Analyseprocedure Na de interviews met de professionals en de doelgroep te hebben afgenomen, zullen de data worden verzameld en uitgeschreven. Er zal gebruik worden gemaakt van de drie fasen van codering: open, axiaal en selectief coderen. Bij het open coderen worden de verzamelde gegevens gelezen en in fragmenten gedeeld. De relevante fragmenten worden met elkaar vergeleken en gelabeld. Bij het axiaal coderen worden de codes geordend en onderverdeeld in hoofdcodes en subcodes. Daarna komt het selectief coderen. Hier wordt de nadruk gelegd op de verbanden van de bevindingen tussen de categorieën die in de vorige fase zijn beschreven (Boeije, 2014). Bij de interviews met de LHBT-ers en betrokken ben ik van plan om het model van de Minority Stress Theory te betrekken. De interviews worden m.b.v. de volgende punten van het model geanalyseerd:  Omstandigheden in de omgeving  Minderheidsstatus  Algemene stressoren  Minderheidsstressprocessen die op afstand plaatsvinden  Identiteit m.b.t. minderheid  Minderheidsstressprocessen die dichtbij plaatsvinden  Kenmerken van identiteit m.b.t. minderheid  Coping en sociale steun (gemeenschap en individu)
  • 31. 31 Hoofdstuk 4 Inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven na het analyseren van de interviews met de professionals en de respondenten uit of rondom Schilderswijk en Transvaal. Voor dit onderzoek zijn twee respondentengroepen geïnterviewd. Respondentengroep 1 bestaat uit zes professionals van verschillende instellingen. Respondentengroep 2 bestaat uit drie LHBT-ers. Het hoofdstuk start eerst met een paragraaf over de geanalyseerde data van de professionals en vervolgens volgt er een paragraaf van de respondenten. In deze paragraven worden de twee deelvragen m.b.v. de data beantwoord. Aansluitend volgen de theorieën uit het theoretisch kader die worden vergeleken met de bevindingen van dit onderzoek. 4.1. Respondentengroep 1 In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de onderstaande deelvraag: ‘Wat zijn de ervaringen m.b.t. LHBT en betrokkenen van de professionals van verschillende instellingen in de wijken?’ De zes professionals zullen onder een fictieve naam aangeduid worden ter behoud van hun anonimiteit. De professionals worden als volgt voorgesteld:  Professional Aria is een maatschappelijk werkster in dienst van Zebra Welzijn. Ze werkt voornamelijk in Schilderswijk en Transvaal. Op woensdagen werkt ze voor een dagdeel ook als maatschappelijk werkster in het gezondheidscentrum Rubenshoek in Schilderswijk.  Professional Ben werkt bij de Stichting Hindustani. Hindustani besteedt aandacht aan verschillende aspecten, zoals sociale cohesie en saamhorigheid, sociale en economische zelfstandigheid en maatschappelijke zelfredzaamheid, respect voor elkaars culturen en daardoor voor elkaar, integratie en inburgering.  Professional Carry is een wijkverpleegkundig in dienst van Plicare. Zij werkt in het centrum en in Schilderswijk. Plicare is een samenwerking van meerdere wijkverpleegkundigen.  Professional Dirk is een gespecialiseerde maatschappelijke werker bij COC Haaglanden. COC Haaglanden komt op voor de belangen van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT-ers). Ze komen op voor de emancipatie van LHBT-ers.
  • 32. 32  Professional Erik was een wethouder van emancipatie, volksgezondheid en welzijn in de jaren 2006 t/m 2010. Een van zijn speerpunten was homo-emancipatie. Nu is hij een GroenLinks-politicus.  Professional Fadia werkt bij Stichting Yasmin. Stichting Yasmin is een participatiecentrum voor vrouwen om zich verder te ontwikkelen, verder te ontplooien, om talenten te ontdekken. 4.1.1. Copingstrategieën van de sociale omgeving van de LHBT-ers Elk mens gaat op verschillende manieren om met bepaalde situaties, stress en/of gevoelens in zijn of haar leven. De manieren waarop een persoon omgaat met de genoemde zaken kunnen worden benoemd als copingstrategieën. In de trant van dit onderzoek hebben de professionals verschillende copingstrategieën van de sociale omgeving van de LHBT-ers beschreven. De professionals hebben verschillende manieren aangegeven hoe de sociale omgeving van de LHBT-ers reageert op de seksuele identiteit van LHBT-ers. Er zijn diverse reacties te noemen waaronder de voornaamste uitsluiting is. Daarnaast volgen er heftige reacties zoals fysieke mishandeling, verstoten van de LHBT-er uit de sociale omgeving, van omgeving veranderen, tolerantie/acceptatie en onvoorwaardelijk toelating. 4.1.1.1. Uitsluiting Negeren, er niet over praten of er geen aandacht aan besteden zijn vormen van uitsluiting die de sociale omgeving van de LHBT-ers gebruikt. De sociale omgeving maakt zich ook schuldig aan treiteren. Hier hebben meerdere professionals voorbeelden van gegeven. Ben: “Je kan jezelf niet zijn. Als je geweest was bij het festival, we hadden een Turkse man, een kunstenaar. Hij had ook die dag veel gedaan met LHBT, met symbolen, met kinderen, kleuren en dat soort dingen allemaal. Hij komt vandaar uit de buurt maar woont nu in het centrum. Hij kan zichzelf daar niet zijn. Maar hij is echt een vrouw. Hij is een man, maar je ziet een vrouw lopen. Zijn hele gedrag, gepraat, alles, alles, is vrouw. Hij is 80 procent vrouw. Je ziet het heel snel bij hem. Hij is daar gewoon weggepest. Hij woont hier in het Centrum. Hij is uit zijn eigen buurt weggegaan. Het is niet makkelijk. Vooral in Schilderswijk en Transvaal is het moeilijker dan Centrum.” Hier vertelt Ben dus dat een Turkse man, die kunstenaar van beroep is, in Transvaal heeft gewoond maar is weggepest vanwege het hebben van een feminiene uitstraling en houding. Dit is helaas niet een eenmalige gebeurtenis. Zo vermelden Carry en Dirk dat zij beiden gevallen hebben meegemaakt waarin autochtone LHBT-ers werden weggetreiterd uit Schilderswijk. Als gespecialiseerde maatschappelijk werker kon Dirk in zulke gevallen alleen adviseren, ondersteunen en in extreme gevallen doorverwijzen naar de wijkagent voor interventie of naar Slachtofferhulp of Bureau Discriminatiezaken om een melding te doen.
  • 33. 33 4.1.1.2. Fysieke mishandeling Zoals eerder in de paragraaf is benoemd, zijn er ook heftige reacties vanuit de sociale omgeving van de LHBT-ers. Een van deze reacties is fysieke mishandeling. Dit uit zich door het spugen en in elkaar slaan. Dit gebeurt door zowel mensen die de LHBT-er niet kent als door bekenden zoals naasten. Aria heeft meerdere reacties beschreven die haar voormalige cliënten hebben ervaren. “Na het derde gesprek vertelde hij over zijn seksuele identiteit. Hij vertelde verhalen…hij zei: “het is wel te zien aan mijn gedrag dat ik homoseksueel ben.” Hij toont het met zijn gedrag. Hoe hij in het verleden door een groep mannen werd geslagen, gespuugd. Hij heeft zelf verteld dat hij door een groep mannen is aangevallen omdat hij homo is. Hij is ook door vrouwen in het gezicht gespuugd.” Zij deelt mee dat de Turkse man in het verleden door een groep mannen in elkaar is geslagen en dat er op hem is gespuugd door zowel mannen als vrouwen vanwege zijn seksuele geaardheid. Dit soort reacties is ook bij een andere cliënt van Aria voorgekomen. Deze Turkse cliënt was een meisje maar voelde zich van jongs af meer een jongen. Toen hij dit kenbaar maakte aan zijn familie, werd hij mishandeld en werd er op hem gespuugd. Een dergelijke fysieke reactie is ook voorgekomen bij een ander cliënte van Aria. Zij vertelt dat een van haar voormalige cliënten de seksuele geaardheid van haar man de voornaamste reden vond voor het ontstaan en in stand houden van het huiselijk geweld en ruzies. Zij accepteert niet dat haar man homoseksueel is. Bij deze drie cliënten was er geen sprake van acceptatie of tolerantie door de sociale omgeving. De sociale omgeving reageert zo hevig op de seksuele geaardheid van de LHBT-ers dat dit fysiek naar de LHBT-ers wordt geuit. 4.1.1.3. Verstoten Een andere, ernstigere vorm van een copingstrategie van de sociale omgeving is de LHBT- er verstoten uit de familie of vriendenkring. Door verstoten te worden uit de sociale omgeving is er kans op isolatie. Erik vermeldt dat er ook gevallen waren waarin LHBT-ers niet werden verstoten nadat zij de LHBT-ers hun seksuele identiteit hebben geaccepteerd. Meerdere professionals zeggen dat verstoting door de sociale omgeving voorkomt bij de LHBT-ers, voornamelijk door het gezin. Zo deed dit zich voor bij een Hindoestaanse jongen in de Schilderswijk. “Ik heb een andere Hindoestaanse jongen uit Schilderswijk en hij is moslim. Hij is verstoten door de hele familie en dus ook zijn moeder. Hij is dus helemaal geïsoleerd”, zo vermeldt Ben. Een persoon kan naast het verstoten worden vanuit een familiekring, ook verstoten worden vanuit vriendschapskringen. Vriendschappen worden afgebroken als de vrienden van de LHBT-er van de seksuele geaardheid te weten komen. Vrienden zoeken geen contact met hen op en passeren hen.
  • 34. 34 4.1.1.4. Van omgeving veranderen Bij de sociale omgeving kunnen er gevallen zijn waar er hoop is dat de LHBT-er van gedachten kan veranderen als hij of zij zich in een nieuwe of andere omgeving bevindt. Om deze reden nam de familie van het Turks meisje dat zich als een jongen voelde, de stap om naar Turkije te verhuizen. Dit deden ze met de hoop dat een nieuwe omgeving hun (toen) dochter van gedachten zou doen veranderen. “Toen de hele familie, op haar dertiende, is haar hele familie naar Turkije verhuisd met de hoop van als we van plek veranderen, gaat het goed komen. Maar die gezin heb ik na drie jaar gezien. Ze hebben in Turkije meegemaakt dat hun dochter met een verhuizing naar een andere land het gevoel dat ze zich man voelt, niet weggenomen is. Op haar zestiende hebben ze haar naar Nederland gestuurd van: “ga dan, leef dan hoe je wilt.” Maar het veranderen van de omgeving heeft niet hun gewenste uitkomst gehad, dus ze stuurden hun (toen) dochter terug naar Nederland met als doel dat ze hulp zou zoeken voor haar “probleem”. Aria heeft haar toen ondersteund en begeleid en later heeft ze het hulpverleningstraject laten overnemen door het ziekenhuis. De familie van de voormalige cliënt heeft later tolerantie voor de cliënt opgebracht. Hierdoor hebben de cliënt en de familie nog steeds contact. 4.1.1.5. Tolerantie en acceptatie Als de professionals spreken over tolerantie en acceptatie binnen Schilderswijk en Transvaal, komt tolerantie meer voor. Dirk heeft het volgende daarover te zeggen: “Dat is wel… dus als het gaat om de succesverhalen binnen de allochtonengemeenschap gaan vaak dan daarover. Dus niet van: het is niet dat er ineens een Marokkaanse jongen met zijn ouders op de gayparade staat. Dat het getolereerd word of dat er een modus wordt gevonden waardoor het verklaarbaar is, waardoor het hanteerbaar is. Ik denk dat dat het hoogst haalbaar is. Dan wordt het verzwegen of het wordt anders genoemd. Of het verhaal wordt gezegd als in “ze zijn gescheiden”, maar de echte reden wordt niet gegeven, een andere reden wordt gegeven. Zodat het pakketje goed verkoopbaar is of verenigbaar is in jouw eigen hoofd.” Acceptatie lijkt voornamelijk sneller en makkelijker voor te komen bij autochtone Nederlanders. Aria heeft ook iets soortgelijks vermeld. Zij ziet dat bij niet-westerse Nederlanders de seksuele identiteit waarschijnlijk wel wordt erkend, maar voor de rest van de maatschappij moet het geheim blijven. Dit levert druk op de LHBT-er. 4.1.1.6. Onvoorwaardelijk toeverlaat Naast de genoemde copingstrategieën die de sociale omgeving inzet, komt ook een andere vorm voor. Acceptatie en tolerantie komen niet vaak voor en dat kan ook worden gezegd over onvoorwaardelijk toeverlaat. Een illustratie van de onvoorwaardelijke toeverlaat kan worden gezien bij het Turkse meisje dat fysiek werd mishandeld nadat ze kenbaar maakte dat ze zich een jongen voelde. Nadat de familie het meisje terugstuurde naar Nederland, stond haar zus in Nederland voor haar paraat en was aanwezig bij het hulpverleningsproces. Naast deze illustratie van onvoorwaardelijk toeverlaat volgt er nog
  • 35. 35 een voorbeeld uit Schilderswijk. De ouders van drie Hindoestaanse islamitische jongens staan achter hun kinderen en hun seksuele identiteit. “We hebben nu een moslimjongen die bij ons betrokken is. Maar het is heel raar, drie broers en alle drie zijn gays. Ze wonen in de Schilderswijk en zijn van Hindoestaanse afkomst. Maar het is heel gek dat deze drie jongens wel door hun moslimouders worden geaccepteerd zoals ze zijn. De ouders staan achter hen hoe ze zijn. Dat is perfect”, vertelt Ben. Er zijn dus verschillende reacties vanuit de sociale omgeving van de LHBT-er. De meeste reacties zijn negatieve reacties zijn vanuit de sociale omgeving van de LHBT-ers. Er zijn maar enkele gevallen waar er sprake is van een positieve reactie. Dit is zorgelijk want de negatieve reacties vanuit de sociale omgeving van de LHBT-ers beïnvloeden het (zelf)ontwikkelingsproces van de LHBT-ers en ook de copingstrategieën die zij inzetten. 4.1.2. Coping van de LHBT-ers Bij de coping van de LHBT-ers met zijn of haar seksuele identiteit moeten er een aantal zaken meegeteld worden. Zo is het afhankelijk van persoonlijke capaciteiten, vaardigheden en de achtergrond hoe een LHBT-er met zijn of haar seksuele identiteit omgaat. Als een persoon niet voldoet aan verwachtingen of genderrollen die de gemeenschap stelt, wordt het zwaarder voor de desbetreffende persoon. Zo vermeldt Dirk dat elke LHBT-er te maken heeft met iets extra’s waar een ander ― een heteroseksueel ― niet mee te maken heeft. Er is ook een overeenkomst te zien in alle vier de groepen. “Er is wel een overeenkomst tussen alle vier de groepen, in de zin van een minderheidsgevoel. Ik tegen de rest van de wereldgevoel, ze begrijpen me niet.” Over de coping van transgenders vermeldt Erik het volgende: “Bij de transgenders komen er extra problemen bij, dat ze met zichzelf nog niet helemaal helder hebben van hoe het nou eigenlijk zit. Dat maakt het gecompliceerder.” Het is vast te stellen dat er veel bij komt kijken bij de coping van de LHBT-er. De strategieën die worden ingezet door de LHBT-ers zijn mede afhankelijk van de verschillen in de problematiek van de LHBT-ers en de acceptatie door de sociale omgeving. De verschillen kunnen ook worden gezien tussen niet-westerse Nederlanders en westerse Nederlanders. Daarnaast zijn er ook LHBT-ers (voornamelijk homoseksuelen) die voor lastige keuzes staan zoals een gezin hebben en een heteroseksuele relatie onderhouden met hun echtgenoot of echtgenote. 4.1.2.1. Strategieën Elke LHBT-er gaat op een andere manier om met zijn of haar seksuele identiteit. Sommigen verschuilen zich of vechten juist om zichzelf te kunnen en willen zijn. Ze weten niet hoe ze ermee moeten of kunnen omgaan. Er zijn LHBT-ers die ervoor kiezen hun seksuele identiteit te willen vormen, maar niet weten hoe dit proces verloopt. Anderen ontkennen, verstoppen of onderdrukken hun seksuele identiteit. “Een Turkse man. Hij was niet de
  • 36. 36 oudste zoon, maar wel de twee na oudste. Een praktiserende moslim zoals zijn hele gezin, maar hij dus ook. En was overtuigd van zijn homoseksualiteit. Heeft het altijd onderdrukt. Heeft daardoor psychische problemen gekregen. Burn-out gehad op zijn werk”, vertelt Dirk. LHBT-ers gaan dus op verschillende manieren om met hun seksuele identiteit, die op hun beurt gevolgen kunnen hebben voor hun psychische gesteldheid zoals het bovengenoemde voorbeeld. 4.1.2.2. Verschil in problematiek en acceptatie Er zijn verschillen in de problematiek en acceptatie bij zowel de L, de H, de B en de T door de sociale omgeving. Meerdere professionals vermelden dat het voor de lesbiennes en homoseksuelen iets ‘makkelijker’ is dan voor biseksuelen en transgenders. Er is meer bekend over homoseksualiteit en er zijn meer stappen in gezet. Daarnaast wordt acceptatie vaker gezien bij homoseksuele mannen en lesbiennes. Biseksualiteit is moeilijker te begrijpen voor velen. Men heeft de gedachte dat de persoon een keuze moet maken. Bij transgenders is het complexer omdat het gaat over de identiteit van een persoon. Psychologische toestand, de omgeving, seksualiteit, relaties en de relatie met jezelf. Dirk vermeldt dat het complex is voor iemand omdat het, eventueel als daar behoefte in is, ook gaat om transitie, wat een zwaar proces is. 4.1.2.3. LHBT-ers met gezinnen Moeders en vaders die niet heteroseksueel zijn ― in gezinnen ― staan voor lastige keuzes. Ze ervaren altijd extra spanning. De meesten voelen zich schuldig naar de ander toe. Er is altijd de angst voor finding-out. Een finding-out is dat de seksuele identiteit wordt ontdekt door de sociale omgeving van de LHBT-er maar zonder dat zij of hij dit wil. De LHBT-ers met gezinnen leven in twee werelden en weten niet hoe zij in die twee werelden moeten leven. Zij zitten continu onder spanning. Deze stressoren kunnen als minderheidstressoren worden gezien. Er zijn ook mensen bij wie het ontwikkelingsproces van de seksuele identiteit positiever verloopt. Dit hangt af van meerdere factoren. Dirk vertelt hier meer over: “Weet je, als je in de puberteit bent, ontdek je dat je homo bent, je hebt leuke mensen, je hebt leuke vaardigheden, je hebt een leuk gezin waar je uit komt, tolerant, acceptatie, je hebt een beetje zelfvertrouwen. Dan komt het allemaal wel goed.” Zoals eerder in deze paragraaf is benoemd, tellen er meerdere zaken mee bij het omgaan door de LHBT-er met zijn of haar seksuele identiteit. Het verloop van het ontwikkelingsproces van de LHBT-er is dus afhankelijk van meerdere factoren, zoals een etnische achtergrond, die hun invloed uitoefenen op de copingstrategieën van de LHBT-ers.
  • 37. 37 4.1.2.4. Coping Nederlandse/ westerse homoseksuelen vs. coping niet-westerse Nederlanders Uit de verhalen van de geïnterviewde professionals kwam sterk naar voren dat er een verschil is in de coping van Nederlandse/westerse homoseksuelen en niet-westerse Nederlanders. Een voorbeeld van Aria: “Ik heb ook Nederlandse homo’s en lesbiennes meegemaakt als cliënt. Ze zijn meer open, ze zijn bewust dat hun seksuele identiteit grotendeels geaccepteerd wordt door de Nederlandse maatschappij. En daardoor hebben ze een stukje rust. Ze kunnen makkelijker over praten, ze houden het niet geheim voor een ander. Ze kunnen het makkelijker zeggen tegen een vriend of vriendin. Of kleden als een man en vrouw.” Aria heeft bij haar Nederlandse/westerse cliënten opgemerkt dat zij opener zijn en meer acceptatie ontvangen vanuit de sociale omgeving. Zij legt het verschil uit met niet-westerse Nederlanders: “Maar als je dat vergelijkt met iemand uit een ander etnische doelgroep, zij zijn nog niet zover gekomen of mensen met een andere seksuele identiteit te accepteren. Daar zit een heel groot verschil.” “Bij andere doelgroepen zoals bij Turken, Surinamers, Marokkanen heb ik gemerkt dat in de maatschappij geen acceptatie wordt getoond. Dat er homo’s en lesbiennes heel veel hebben gemaakt, heel veel lijden. Niet alleen homo’s en lesbiennes eigenlijk, LHBT-ers allemaal. Ze moeten vechten, echt vechten. Elk moment. Elke dag. En sterker zijn naar buiten toe om zichzelf te beschermen.” Dirk vertelt iets soortgelijks hierover: “En binnen de allochtone gemeenschap, maar dat kan dan ook binnen de katholieke gemeenschap zijn, dan heb je te maken met religieuze, culturele, etnische, maatschappelijke kant. En dan wordt het zwaarder. En in de Nederlandse cultuur is het, ze hebben al wat meer stappen genomen, dus homoseksualiteit bij wet is in Nederland bijna alles geregeld, hè. Er is geen ongelijkheid.” Uit de ervaringen van de professionals is af te leiden dat er duidelijk een verschil is tussen de coping van Nederlandse, westerse homoseksuelen en lesbiennes en de coping van niet- westerse Nederlanders. Dirk vermeldt erbij dat de moeizame coping niet alleen in niet- westerse gemeenschappen plaatsvindt, maar bijvoorbeeld ook in katholieke gemeenschappen. Desondanks is het opmerkenswaardig dat de coping van LHBT-ers moeizamer lijkt te verlopen bij de niet-westerse Nederlandse LHBT-ers dan bij de Nederlandse westerse LHBT-ers. Homoseksuelen met een migrantenachtergrond kunnen niet voor hun identiteit uitkomen of bespreken. Vele LHBT-ers zoeken erkenning vanuit hun netwerk en dan voornamelijk hun familie. Omdat het verkrijgen van deze erkenning niet altijd mogelijk is, zou er volgens Aria een identiteitsprobleem bij de LHBT-ers kunnen ontstaan. Dit zorgt ervoor dat zij zich gevangen voelen in hun identiteit. Een negatief gevolg hiervan is dat het vaak hen belemmert om te ontwikkelen, om te bereiken wat zij zouden willen worden. “Zolang dat de maatschappij het niet accepteert, denk ik dat de buitenlandse, iemand met een buitenlandse achtergrond meer behoefte heeft aan ondersteuning. Maar
  • 38. 38 eigenlijk, hele maatschappij, bijvoorbeeld de Turkse gemeenschap of Marokkaanse gemeenschap moet er een andere aanpak komen. Ze moeten open zijn. Zolang er in het land van herkomst niet openheid is voor deze doelgroep, zullen de LHBT-ers altijd hieronder lijden.” 4.1.2.5. Religieuze en/of etnische gemeenschappen Binnen de religieuze en/of etnische gemeenschappen heeft een LHBT-er te maken met verschillende aspecten van de gemeenschap. Zo heeft de LHBT-er te maken met familiebanden en het concept van eer. Dirk vergelijkt dit met westerse Nederlanders, die volgens hem minder zijn opgegroeid met eer voor de familie. Individualiteit komt meer voor bij Nederlanders en collectivisme komt vaker voor bij de niet-westerse Nederlanders. Het collectivisme zorgt voor saamhorigheid, maar het kan ook beklemmend en uitsluitend werken. Als een persoon niet meer in de collectivistische gemeenschap past, merkt Dirk dat de gemeenschap zich gaat wreken op de persoon. Dit maakt de positie van de LHBT-er lastig. Zo ziet Erik dat voornamelijk niet-westerse Nederlandse jongeren op een gegeven moment moeten ‘kiezen’ tussen hun familie of zichzelf. Vele LHBT-ers ‘kiezen’ het belang van de familie voor hun eigen belang. Dirk benadrukt dat het geen keuze is maar dat de LHBT-ers zichzelf zijn. 4.1.3. Copingstrategieën m.b.t. de sociale omgeving Naast de copingstrategieën van het individu zelf hebben LHBT-ers eveneens copingstrategieën met betrekking tot hun sociale omgeving. 4.1.3.1. Rekening houden met het belang van de sociale omgeving Het belang van de sociale omgeving weegt bij sommige LHBT-ers evenveel of wel zwaarder dan hun eigen belang. Zo is dit te zien bij een Turkse getrouwde lesbische vrouw die een kind heeft met haar man. Dirk geeft aan dat bij haar een combinatie van coming-out en finding-out heeft plaatsgevonden. In het begin accepteerde de man de seksuele identiteit van zijn vrouw niet en heeft hij bewust hun hele sociale netwerk hiervan op de hoogte gebracht. Niet iedereen was verheugd dit te horen, maar er volgden gelukkig geen “ernstige” reacties vanuit hun sociaal netwerk. De vrouw koos voor zichzelf en voor haar kind, maar ze hield ook rekening met het belang van het vaderschap van haar voormalige echtgenoot. “. Zij heeft toen heel erg voor zichzelf gekozen en haar kind. Ze heeft daar sterk in geopereerd, dat ze het belang van haar man voor hun kind in ogen had. De vader van een kind. En zij is uiteindelijk op zichzelf gaan wonen, ja, heeft een vriendin en dat soort dingen.” Dit is een geval waar het belang van elk betrokkene is meegewogen. Echter, het kan ook minder positief verlopen. Een Turkse homoseksuele man, die zich schaamde voor zijn seksuele identiteit in Schilderswijk zette stappen om te breken met zijn familie. Zo zou hij zijn familie niet kwijtraken en de eer van de familie behouden. Zijn stappen waren als volgt: woonruimte zoeken, ruzie zoeken met zijn familieleden, letterlijk conflicten aangaan of oproepen en zijn familieleden op een afstand houden. Hij zorgde ervoor dat de conflicten
  • 39. 39 niet werden opgelost. Dit was zowel voor hem als voor zijn ouders pijnlijk. Uit de twee voorbeelden kan worden afgeleid dat er verschillende manieren zijn hoe een persoon rekening kan houden met het belang van de sociale omgeving. Beiden hebben goedbedoelde intenties, nemen bepaalde stappen maar bij ieder verloopt het op een andere manier. 4.1.3.2. Afstand nemen van sociale omgeving Aansluitend op het voorbeeld van de Turkse man in de vorige subparagraaf, zijn er verschillende redenen waardoor een LHBT-er afstand moet of wil nemen van zijn sociale omgeving. Ze lopen weg van huis of vermijden de confrontatie, wat in hun ogen een conflict is. Soms veranderen ze zelfs van omgeving en verhuizen ze naar een andere stad onder de mom van “het vinden van een baan”. Deze copingstrategie kan door verschillende factoren beïnvloed zijn. Dat is te zien bij het eerder genoemde voorbeeld van de Turkse homoseksuele man die conflicten opzocht met zijn familie. Een ander voorbeeld is een Turkse lesbische vrouw die naar Amersfoort verhuisde. Zij heeft ook afstand genomen van haar sociale omgeving, voornamelijk van haar familie. Ben licht toe: “Alleen maar om te zijn wie zij is. Ze heeft het op een hele andere manier gedaan. Ze is van huis weggelopen in de zin van: ze heeft werk gezocht ver. Haar broer is een imam. Ze weten wel dat ze lesbisch is maar niemand wilt erover praten. Ze weten het maar hebben het niet over. Ze komt wel in huis, maar ze zullen niet een discussie met haar aan van: “hoe gaat het met je leven?” Dat niet.” Beide personen hebben verschillende beweegredenen gehad om afstand te nemen van hun sociale omgeving, in welk vorm dan ook. 4.1.3.3. Onderduiken Deze copingstrategie kan voorkomen als de LHBT-er vreest voor negatieve en/of fysieke reacties vanuit zijn of haar sociale omgeving. De LHBT-er kan het onderduiken als enige optie zien om zichzelf te beschermen. Ter illustratie: een 14-jarige jongen die met hulp van Dirk moest onderduiken na een finding-out door zijn sociale omgeving. “Een jongen van 14 die ik begeleidde, die heb ik moeten laten onderduiken. Zo was dat toen ontstaan. Dat juf haar mond voorbij praatte in maatschappijles, de kinderen namen dat op, hebben het op Facebook gezet, finding-out voor die jongen in zijn omgeving, van allochtone afkomst. Eergerelateerd geweld.” Hoewel de leerkracht welgemeende intenties had, wordt er geen rekening gehouden met de gevolgen van de finding-out voor de jongen. Na deze gebeurtenis belandde de jongen in een nare situatie. Het finding-out viel verkeerd in de sociale omgeving, waardoor onderduiken de beste optie was. Overigens merkt Dirk ook iets anders op: “Maar je ziet heel vaak, met alle goede bedoelingen van de wereld, heel trieste dingen gebeuren op scholen, regelmatig van finding-outs van jonge, minderjarige homoseksuelen die door een goed bedoelde schoolmaatschappelijk werker of mentor of juf van “oh, dat maakt hier niet uit dat je homo bent en nee, daar moet je juist trots op zijn en daar gaan we wat mee doen, we gaan het in de klas bespreken, of we gaan met je ouders praten”. Beetje dat. En niet
  • 40. 40 rekening houdend met, ja, dat is heel mooi, maar misschien zit dat kind wel met ouders die hem het huis uit schoppen of erger nog, die hem wat aandoen. Of misschien zit dat kind in een vriendengroep die het nooit gaan accepteren, dan wordt hij uitgesloten, gepest of geslagen.” De jongen kan zelf niet inzien wat de gevolgen en de reacties kunnen zijn van een coming- out, die, afhankelijk van de sociale omgeving, van intensiteit kunnen verschillen. 4.1.3.4. Suïcide(pogingen) In dit hoofdstuk is het eerder benoemd dat de manieren waarop LHBT-ers omgaan met hun seksuele identiteit afhangt van meerdere factoren. De factoren wegen bij ieder LHBT-er niet even zwaar. Dit heeft invloed op de copingstrategieën omdat deze dan hun kracht verliezen, wat ernstige gevolgen kan hebben voor het welbevinden van de LHBT-ers. Zo kan dit bijvoorbeeld worden bevestigd door het verhaal van Erik. Hij vertelt dat hij een nota, een bestuurlijk stuk over een bepaald vraagstuk zoals de homo-emancipatie, heeft geschreven dat gericht is op de hulpverlening en ondersteuning van in het bijzonder niet- westerse Nederlanders. Zijn beweegreden voor de nota hing af van het feit dat hij vele signalen van verschillende organisaties en personen binnenkreeg over suïcide(pogingen) door (niet-westerse) Nederlandse LHBT-ers. Die is ooit een keer begonnen met interviews toentertijd bij de Haagse krant. Met name allochtone jongeren; dat die de doelgroep waren. Er was niemand toen die wilde, totdat er eentje wel wilde, maar die zei van: ik moet echt volledig anoniem blijven en je moet mij niet kunnen zien, geen foto’s enzovoort, enzovoort. Toch is hij herkend. Ja… uitspraken, situaties enzovoorts. Het is heel negatief afgelopen. Het is in de gemeenschap zo slecht gevallen dat hij inderdaad een eind aan zijn leven heeft gemaakt. Dat probeert iedereen dus te voorkomen, dat soort zaken. Vandaar ook denk ik vaak dat het moeilijk contact te leggen is met de doelgroep,” vertelt Erik. De gemeenschap heeft dus zo afkeurend gereageerd op de seksuele identiteit van de geïnterviewde dat de geïnterviewde geen andere uitweg zag dan zijn leven te nemen. Het aantal suïcideneigingen of gedachten bij jonge LHBT-ers ligt vaak hoger dan bij heteroseksuelen. Daarnaast zijn de suïcide(pogingen) bij transgenders wat hoger dan bij de LHB-ers. Dit kan komen omdat de problematiek en acceptatie bij de transgenders complexer is dan bij de lesbiennes, homoseksuelen en biseksuelen. 4.1.3.5. Onderdrukken van geaardheid Een deel of je gehele identiteit onderdrukken kan veel van een persoon vergen. Een LHBT- er kan hiervoor verschillende beweegredenen hebben. De beweegredenen kunnen ook verschillen per LHBT-er. Een voorbeeld hiervan is de Turkse man die geen andere weg zag dan zijn homoseksualiteit te onderdrukken, voor het behoud van de eer van zijn familie. Naast dit voorbeeld was er ook een 90-jarige man die tegen Dirk heeft gezegd dat hij iets met zijn homoseksualiteit wil gedaan hebben voordat hij overlijdt. LHBT-ers kunnen lang niks met hun seksuele identiteit doen. Aan een waarneming van Erik is te zien dat niet- westerse Nederlandse jongeren hun seksuele identiteit voor zich houden, met alle
  • 41. 41 problemen van dien. De agressie en afwijzing die zij vanuit hun vertrouwde kring ervaren, worden steeds moeilijker. Zij kunnen niet goed inschatten hoe anderen erop zouden reageren. Wat ook relevant is, is dat Erik ziet dat een LHBT-er min of meer door de publieke opinie gedwongen wordt om uit de kast te komen. Dit kan weer gevolgen hebben voor het welbevinden van de LHBT-ers. Jongeren ervaren druk vanuit twee kanten waardoor ze genoodzaakt zijn om een keuze te maken: het onderdrukken of voor zichzelf houden. 4.1.3.6. Aanpassen aan de omgeving De laatste strategie die LHBT-ers inzetten, is het aanpassen aan de omgeving waarin de LHBT-ers zich bevinden. Om niet uitgesloten te worden van de omgeving passen de LHBT- ers zich aan hun omgeving. Ze zijn niet zichzelf en/of kunnen zichzelf niet zijn, waardoor zij een ander manier moeten vinden om hiermee om te gaan. Ter illustratie kan er gekeken worden naar de culturen van de LHBT-ers. Bij niet-westerse Nederlandse culturen wordt er nadruk gelegd op het collectivisme. Collectivisme kan iets moois hebben zoals saamhorigheid en zorgen voor elkaar, maar het kan ook als benauwend worden ervaren en zorgen voor uitsluiting. Als een persoon ― in dit geval een LHBT-er ― niet past in de collectivistische cultuur, kan het zich voordoen dat de cultuur zich op de persoon gaat wreken. De identiteit van de LHBT-er en de cultuur botsen waardoor zij in een lastige positie verkeren die als heel pijnlijk wordt ervaren. Er valt te concluderen dat de copingstrategieën m.b.t. de sociale omgeving zeer nadelig zijn voor het welbevinden van de LHBT-ers. Omdat de sociale omgeving van de LHBT-ers negatief kan reageren op de seksuele identiteit, zetten de LHBT-ers verschillende copingstrategieën in om zichzelf te beschermen en/of hun sociale omgeving te behouden. Elk copingstrategie vergt veel energie van de LHBT-ers wat gevolgen heeft voor hun welbevinden. 4.1.4. Signalen De professionals hebben in hun loopbaan verschillende en meerdere signalen ontvangen over of van LHBT-ers. De signalen zeggen veel over het feit dat er nog veel moet gebeuren op verschillende vlakken wat betreft LHBT. 4.1.4.1. Moeilijk uit te komen voor seksuele identiteit Een van de opgevangen signalen is dat het voor LHBT-ers, mits zij de behoefte hier aan hebben, moeilijk is om voor hun seksuele identiteit uit te komen. Dit kan door verschillende aspecten komen. Een aspect zoals de populatie in Schilderswijk en Transvaal, dat voor ruim 90 procent bestaat uit bewoners van een niet-westerse afkomst. “Grotendeels natuurlijk mensen van Turkse en Marokkaanse afkomst. Zij hebben een, vanuit een religieuze opvatting, behoort de homoseksualiteit en transseksualiteit, alles wat daar in voorkomt, dat wordt gewoon als taboe gezien en is het heel moeilijk om daar openlijk mee om te gaan,” zo