SlideShare a Scribd company logo
1 of 50
Download to read offline
SAY YEAH. DRIGEST
EEN RESPONSIVE INLAADSYSTEEM
SAY YEAH. DRIGEST
EEN RESPONSIVE INLAADSYSTEEM
Naam: Maurice vlot
Studentnr: 108839
Opleiding: Kunst en Techniek
E-mail: mauricevlot@gmail.com
Afstudeerbegeleider: Eric Kramer
Vakdocent: Martijn de Groot
Bedrijfsbegeleider: Jan Eppink
Datum: 04-02-2015 I
[ SAMENVATTING ]
Sinds de veralgemenisering van de digitale datadragers voor camera's en andere videoapparaten,
is het concept spotten ondergesneeuwd geraakt. Spotten, het systematisch doorkijken van de
geschoten beelden om goede shots of stukken te vinden en informatie daarover te noteren, was
noodzakelijk toen er nog gewerkt werd met banden en tapes en alle tijdcodes opgeschreven
werden. Toch is het vandaag de dag nog steeds een handeling waar veel editors zich mee bezig
houden. Zo ook bij Say Yeah Motion Media. Waar vroeger het spotten werd gedaan door de
regisseur of door een spotter, doen editors het tegenwoordig zelf in hun non-lineaire editing
systemen. Dit is echter niet de meest effici nte manier, en Say Yeah gaf aan dat hier tijdswinstë
behaald kon worden.
Het spotten moet verschoven worden naar de cameramensen die, nadat ze de beelden geschoten
hebben, de beelden moeten gaan inladen in een web based spotsysteem. De filosifie hierachter is
dat de cameramensen al een voorsprong hebben wanneer ze spotten, omdat ze de beelden zelf
geschoten hebben.
De editors kunnen vervolgens de ingeladen spot-informatie opzoeken, zodat zij zelf niet of minder
beelden door moeten kijken. De invulling van dit systeem moet secuur gebeuren, zodat de gehele
workflow (inladen + uitlezen) niet langzamer isn dan het spotwerk wat de editors op dit moment zelf
doen.
De methode om de invulling van het systeem te bepalen, en te bepalen of nieuwe systeem beter
werkt is:
1. Huidige situatie bij Say Yeah in kaart brengen
2. Inlichtingen inwinnen over al bestaande oplossingen bij andere bedrijven
3. Een categorielijst maken van alle mogelijke beeldtechnische en filmtechnische informatie die
vast te leggen is over shots
4. Editors van Say Yeah uit de opgestelde categorisatielijst onderdelen laten kiezen waarmee
zij hun montage sneller kunnen uitvoeren, als die informatie bekend is over de beelden.
5. Met de gekozen onderdelen een web based inlaadsysteem ontwerpen, en dat systeem laten
testen door de cameramensen en de editors.
Bij het in kaart brengen van de situatie bij Say Yeah en bij andere bedrijven (door middel van
interviews) bleek dat een algemeen geaccepteerde manier om het spotproces over te slaan, het
laten meewerken van de regisseur in de editruimte is. De regisseur is vaak op de draaidag
aanwezig, en kent dus de geschoten beelden. Bij kleinere bedrijven is dit vaak niet haalbaar door te
weinig budget of mankracht.
Het samenstellen van de categorisatielijst is gebeurt vanuit literatuuronderzoek. Er is gekozen om
alle onderdelen kwalitatief te beschrijven, en niet kwantitatief. In andere woorden: in plaats van
kadrering te omschrijven in termen van 'afstand tot onderwerp' en 'brandpuntsafstand van de lens',
is er gekozen voor gangbaardere kwalitatieve termen zoals 'long shot' of 'close-up'.
De editors hebben gekozen voor een selectieve set aan informatie, waarbij ze niet kozen voor
complete categori n maar voor losse onderdelen.ë
Deze onderdelen zijn ge mplementeerd in het web based spotsysteem. Hierbij is rekeningï
gehouden met gebruiksgemak voor de cameramensen, door gebruik te maken van drag & drop van
videobeelden en iconen om informatie in te voeren.
Het complete systeem is getest door de cameramensen en editors. De cameramensen waren in
grote lijnen tevreden met hoe het opgezet was. De editors gaven aan dat het 'wennen' was, en ze
vroegen zich af of het sneller was om met dit systeem te werken dan zelf de beelden door te kijken.
Concluderend betekent dat, dat het inlaadsysteem goed werkt en goed is ingericht voor de
werknemers van Say Yeah, maar er getwijfeld moet worden of het de ideale oplossing om
bepaalde werkprocessen te versnellen.
II
[ VOORWOORD ]
Na het vele zwijgen, voor me uit staren, in gedachten verzonken zijn en schrijven...
Na al die pogingen, herzieningen, veranderingen en aanpassingen...
Met blijvende gedachte aan jou,
is het moment daar: ik ben vrij
III
[ INHOUDSOPGAVE ]
Inhoudsopgave
Samenvatting II
Inleiding 1
Probleemstelling 2
Hoofd en deelvragen 4
Afbakening 5
Korte omschrijving aanpak afstuderen 6
Opbouw 7
Theorie 8
Aanpak van afstuderen 9
Afstudeerresultaten 12
Conclusie en discussie 25
Aanbevelingen 26
Bronnen 27
Bijlagen 28
[ INLEIDING ]
aanleiding
Say Yeah Motion Media (voortaan: Say Yeah) is een goed lopend bedrijf waar 10 werknemers
werken aan videoproducties vooral gericht op corporate branding.
Het najaar van 2014 wordt een drukke periode voor Say Yeah met veel producties waarin veel werk
verzet gaat worden. Tijdens deze periodes is het zaak dat een bedrijf effici nt te werk gaat, en datë
ook binnen het bedrijf alle communicatielijnen kort, bondig en begrijpelijk zijn.
De workflow van de cameramensen naar de editors binnen Say Yeah verloopt, volgens de
directeur, nog niet optimaal. Volgens hem zou de beeldoverdracht beter geautomatiseerd en
gestructureerd kunnen verlopen. Het gewenste afstudeerproduct is een opzet voor een systeem
waar beelden mee gespot kunnen worden.
probleemstelling
Bij Say Yeah is er niet standaard bij alle producties een regisseur aanwezig die bij de draaidag is
en daarna ook bij de montage is. Het gebeurt vaak genoeg dat een cameraman alleen op pad gaat
en de beelden vervolgens aflevert aan de editor. In dit geval kent de editor de beelden niet.
De editors zijn doorgaans lang bezig met het doorkijken (spotten) van alle beelden, wat nodig is
voordat ze aan hun montage kunnen beginnen. Dit proces kan verbeterd worden.
Aangenomen wordt, dat wanneer de cameramensen de beelden spotten en de gegenereerde
informatie over de beelden doorgeven aan de editors, de editors sneller met de beelden kunnen
werken en het gehele proces beter verloopt. De cameramensen kennen hun eigen geschoten
beelden immers al, en zullen daarom sneller een spotlijst op kunnen stellen dan wanneer de editors
de beelden doorkijken. Hierdoor zal het geheel tijd effici nter worden. Dit is echter alleen zo,ë
wanneer er een vaste structuur of systeem is waarmee de cameramensen kunnen spotten die niet
te tijdrovend is.
hoofd- en deelvragen
Dat het spotproces niet te tijdrovend moet zijn voor de cameramensen, maar tegelijkertijd wel zo
volledig en nuttig mogelijk voor de editors, is waar het onderzoek over gaat. Het
afstudeeronderzoek is er voor om te bepalen volgens welke methodiek het spotten moet gebeuren,
en hoe een spotsysteem naargelang ingericht zou kunnen worden.
De hoofdvraag van het onderzoek is: “Welke informatie moet vastgelegd worden bij het spotten van
beeldmateriaal door de cameramensen van Say Yeah en op welke manier moet de
informatieoverdracht plaats vinden naar de editors, zodat voor de specifieke video's van Say Yeah
– welke creatieve video's zijn bedoeld voor corporate branding – editors sneller en effi nter kunnenë
werken dan in de huidige situatie?”
De deelvragen gaan vervolgens over (1) hoe de situatie op dit moment is bij Say Yeah (2) hoe de
situatie is bij vergelijkbare bedrijven (3) welke informatie er over individuele shots vast te leggen is
bij het spotten (4) welke informatie de editors belangrijk vinden (5) hoe de gekozen informatie snel
en begrijpbaar vastgelegd en uitgelezen kunnen worden.
afbakening
Bij de probleemstelling kwam het al even naar voren. Het afstudeeronderzoek rust geheel op een
aanname. Dit is een belangrijke afbakening. De aanname is dat het in de regel sneller is wanneer
een cameraman spot. Dit wordt niet onderzocht in het onderzoek (want dit zou een heel onderzoek
op zichzelf zijn), maar aangenomen.
afstudeermethode
De hoofdvraag en alle deelvragen zijn kwalitatieve vragen. De informatie wordt gewonnen door het
houden van relevante interviews en het raadplegen van relevante literatuur.
1
[ PROBLEEMSTELLING ]
Archivering en/of categorisering van materiaal is doorgaans niet gemakkelijk, al helemaal niet
wanneer het zoiets dynamisch als beeld of geluid betreft. Wat sla je wel op, en wat niet, en hoe
categoriseer je dingen zodat ze daarna vindbaar en overzichtelijk zijn? Probeer je zoveel mogelijk al
het materiaal in vaste stramienen en structuren te drukken, of zorg je ervoor dat de verslaglegging
van het materiaal in ieder geval goed is?
Deze vragen spelen een essenti le rol bij bijvoorbeeld een bibliotheek- of stadsarchief. Maar ookë
grote mediabedrijven die met veel beeld- en geluidsmateriaal om gaan kampen met deze
uitdagingen.
Say Yeah is daarin niet anders.
Bij Say Yeah werken 10 mensen, elk met hun eigen specialisatie. Alle werknemers opereren los
van elkaar, waardoor de behoefte aan juiste communicatie en overdracht van ideeën, plannen en
productiemateriaal essentieel is. Daarnaast wordt er veel videodata geproduceerd per maand, dat
kan lopen tot in de terabytes.
Binnen grotere mediabedrijven is het gebruikelijk dat voor een videoproductie een regisseur op de
klus wordt gezet die het proces overziet en leidt. De regisseur bepaalt (in overleg met anderen) het
verhaal, de opzet, de stijl en het projectverloop. Hij houdt bij deze zaken een oogje in het zeil,
stuurt aan en zorgt voor consistentie en samenhang. De regisseur is vaak bij alle stadia van de
productie aanwezig; van idee tot nabewerking. Hierdoor kan de regisseur inspringen op belangrijke
beslissingen, en wordt het project feitelijk door hem vorm gegeven. Dit betekent ook dat hij van alle
markten thuis moet zijn, en weet wat er reilt en zeilt binnen de productie. Hij is op de hoogte van
ten minste script, acteurs, locaties, shotlists, nabewerking en montage.
Binnen Say Yeah worden er op producties geen regisseurs gezet, omdat het bedrijf daarvoor te
klein is. Hierdoor mist er wat algehele cohesie. De directeur van het bedrijf haalt opdrachten
binnen, de producent plant draaidagen, de cameramensen gaan op pad en schieten beeld, en de
editors maken er een uiteindelijke video van. Dit is een efficiënte verdeling van werkkracht, mits er
een juiste workflow is.
Er kan op het gebied van workflow nog het een en ander verbeterd worden.
De situatie tussen cameramensen en editors is op het moment als volgt:
De cameramensen schieten beelden, die ze aan het eind van de draaidag in een gedeelde
netwerkmap zetten. Daarna kijken ze er feitelijk niet meer naar om. De editors zijn degene die al
het beeldmateriaal doorspitten (het zogenaamde "spotten") op zoek naar goed en bruikbaar
beeldmateriaal. De editors weten niet w t er precies gefilmd is, dus moeten ze alle beeldená
bekijken. Wanneer er veel beeldmateriaal is zijn ze hier uren (soms dagen volgens sommige
editors) mee bezig. Zeker wanneer het een langdurig en groot project is kan dit problematisch zijn.
Aangenomen wordt, door de editors en andere mensen, dat de cameramensen doorgaans minder
lang bezig zijn met spotten, omdat ze het beeld zelf geschoten hebben. Voor zover gevraagd aan
ze, wordt dit beaamd door de cameramensen. Hierdoor zou het totale proces van draaidag naar
eindmontage versneld kunnen worden. Het zou logisch zijn wanneer de cameramensen het beeld
dus spotten, en deze informatie door kunnen geven aan de editors.
Hier zitten wel wat haken en ogen aan. Het moet natuurlijk niet zo zijn, dat er dubbel werk wordt
verricht of teveel werk waardoor het gehele proces misschien zelfs minder effici nt wordt. Het is vanë
belang dat de cameramensen de editors van informatie voorzien die ze echt nodig hebben en waar
ze echt significant tijdswinst mee kunnen boeken.
Daarnaast moet er gekeken worden naar welke informatie misschien wel gemakkelijk is voor de
editors, maar niet effici nt omdat er misschien dubbel werk verricht wordt. Wanneer de cameramanë
bijvoorbeeld een beeld uitvoerig spot voor een precies detail, maar waar de editor vervolgens toch
2
zelf ook nog naar moet kijken omdat het een t specifiek detail is, of de omschrijving ervan nieté
volledig genoeg is, dan is er sprake van dubbel verricht werk.
Het afstudeeronderzoek richt zich op hoe het spotten systematisch kan gebeuren door de
cameramensen waardoor het proces van de editors versneld kan worden. Het gehele proces moet
sneller zijn dan in de huidige situatie het geval is. Dit houdt in dat ook het invoeren en uitlezen van
de spot-informatie effici nt moet kunnen gebeuren.ë
Om een goed productontwerp op te leveren waar zowel cameramensen als editors goed mee
overweg kunnen, zal onderzocht moeten worden waar dit product aan moet voldoen. Welke
onderdelen moeten er wel in en welke niet? Waar voldoet een goed spot- en invoersysteem aan?
Wat is werkbaar, wat is praktisch en wat niet? En wat bestaat er al bij andere bedrijven?
Dit zijn vragen waar het afstudeeronderzoek antwoord op moet geven.
3
[ HOOFD - EN DEELVRAGEN ]
Gezien de probleemstelling, kunnen er een hoofdvraag en deelvragen opgesteld worden.
hoofdvraag
De hoofdvraag van het onderzoek luidt:
Welke informatie moet vastgelegd worden bij het spotten van beeldmateriaal door
de cameramensen van Say Yeah binnen een web based spotsysteem, zodat voor
de corporate branding films van Say Yeah editors sneller kunnen werken dan in de
huidige situatie?
deelvragen
De deelvragen van het onderzoek binnen de afstudeeropdracht zijn:
I. “Hoe spotten de editors op dit moment, en welke knelpunten komen ze daarbij tegen?
II. “Hoe gebeurt het spotten en archiveren van beeldmateriaal bij vergelijkbare bedrijven?”
III. “Welke beeldtechnische of filmtechnische informatie is er over individuele shots vast te
leggen bij het spotten?”
IV. “Welke informatie is noodzakelijk om vast te leggen om het spotproces te versnellen,
volgens de editors van Say Yeah?”
V. Wat zijn de sterke en zwakke punten van het ontworpen web based spotsysteem, volgens
de editors en cameramensen van Say Yeah?
4
[ AFBAKENING ]
De allereerste en meest belangrijke afbakening die gemaakt wordt in het afstudeeronderzoek, is
een aanname; namelijk de aanname dat het in de regel effici nter is wanneer cameramensenë
beelden spotten in plaats van editors. Zonder die aanname is het onderzoek nutteloos. Er zou dan
eerst onderzocht moeten worden of het berhaupt beter is om cameramensen te laten spotten. Ditü
is een heel onderzoek op zich.
Nadat de editors en cameramensen geraadpleegd zijn bij Say Yeah, waren zij het erover eens dat
de aanname die gemaakt wordt een logische is waar ze achter staan. Dit is tegelijkertijd ook de
verantwoording voor deze keuze.
Als tweede gaat het afstudeeronderzoek zich niet richten op gebieden 'aan de andere kant' van de
bestandsoverdracht. In andere woorden: Hoe cameramensen minder kwantiteit en meer kwaliteit in
de geschoten beelden kunnen brengen (dit zorgt voor minder overhead in beelden).
Het afstudeeronderzoek richt zich specifiek op schriftelijke overdracht van beeldmateriaal, en niet
op mondelinge overdracht van beeldmateriaal.
Binnen deze schriftelijke overdracht, wordt er alleen rekening gehouden met cameramensen en
editors die een gedegen kennis hebben van type shots, kadrering, bewegingen, belichtingen
etcetera.
5
[ KORTE OMSCHRIJVING AANPAK AFSTUDEREN ]
Voordat het afstudeeronderzoek moet er als eerste theoretisch kader opgezet worden. In het
afstudeeronderzoek wordt de hoofdvraag beantwoord, en hiermee wordt bepaald welke onderdelen
er wel in het spotsysteem zouden moeten komen, welke niet, en hoe deze informatie precies
ingevoerd en weergegeven zou moeten worden.
Het onderzoek gebeurt op de volgende manier:
• Bepaal de huidige situatie bij zowel Say Yeah als andere bedrijven (nulmeting)
• Ontwerp een systematische manier of keuzelijst om shots in te delen en te categoriseren
• Laat de editors bij Say Yeah bepalen welke onderdelen zij nodig hebben uit deze keuzelijst
• Bepaal hoe de gekozen onderdelen het beste vastgelegd en weergegeven kunnen worden
in een spotsysteem
Om te bepalen of de gemaakte keuzes goed werken binnen de workflow van Say Yeah, wordt er
een test gedaan met een prototype. Hiermee kan geverifieerd worden of de juiste informatie
gekozen is, het spotten en uitlezen van deze informatie soepel verloopt en of het geheel beter is
dan de situatie zoals die voorheen was.
6
[ OPBOUW ]
Theorie:
In het hoofdstuk theorie zal de gevonden theorie voor deelvraag 3 uitgebreid beschreven worden
Aanpak afstuderen:
In dit hoofdstuk staat de methodiek beschreven die gebruikt is om tot de beantwoording van elke
deelvraag te komen.
Resultaten:
In dit hoofdstuk staan de resultaten beschreven van elke deelvraag.
7
[ THEORIE ]
In dit hoofdstuk wordt de gevonden theorie omschreven die gebruikt wordt voor de resultaten van
deelvraag 3.
Deelvraag 3
Uit de literatuur blijkt dat shots te categoriseren en beoordelen zijn op een behoorlijk aantal punten.
Veel daarvan gaan over het shot an sich, maar er zijn ook zaken die niet te achterhalen zijn door
slechts naar de opname te kijken (bijvoorbeeld camera instellingen of de gebruikte lens).
Al deze informatie kan noodzakelijk zijn voor een editor om een beeld in te schatten op zijn waarde,
voordat hij het daadwerkelijke beeld doorkijkt. De volgende categori n zijn gevonden in deë
literatuur:
1) Camerastandpunt [1] [2]
De fysieke positie van de camera, vaak gemeten ten opzichte van het onderwerp
2) Camerabeweging [3] [4]
De beweging van de camera, als er n iséé
3) Kadrering [5] [6] [7] [8]
Een algemene term die zowel aanduidt wat de grootte van het onderwerp is in het beeld,
maar ook waar het onderwerp in beeld staat
4) Shottype [15] [16]
De terminologie die gebruikt wordt om een shot aan te duiden in scripts of in ander
vakjargon
5) Compositie [9] [10]
+ fotografiegids 'compositie'
De verdeling van de verschillende onderdelen binnen het kader
6) Scherptediepte
Het gebied om het focuspunt waar het beeld nog als scherp waargenomen wordt
7) Kleur, contrast en helderheid
De hoeveelheid licht en welk licht er zichtbaar is in het kader
8) Onderwerp [11] [12]
Het onderwerp in het kader
9) Belichting [13] [14]
Alle lichtbronnen die het onderwerp en zijn/haar omgeving verlichten
10) Lens [17]
Het objectief voor de camera
11) Filters [18] [19]
Materialen die het invallende licht op het objectief veranderen in intensiteit, textuur of kleur
12) Camera-instellingen [20] [21]
Alle instellingen die (digitaal of analoog) op de camera te maken zijn om het beeld te
be nvloedenï
Al deze categori n hebben een bepaalde invulling. Deze wordt uitvoerig behandeld in deë
afstudeerresultaten van deelvraag 3.
[1] cinematography: pag. 64, “lens height”
[2] The five C's: pag. 35, “camera height”
[3] Cinematography: pag. 209, “camera movement”
[4] Shot by Shot: pag. 278, “the moving camera”
[5] The five C's: pag. 24, “Subject size, subject angle & camera height”
[6] Cinematography: pag. 20, “character shots”
[7] Shot by Shot: pag. 121, “shot size”
[8] Shot by Shot: pag. 159, “shot flow”
[15] Cinematography: pag. 17, “The shots: building blocks of a scene”
[16] The five C's: pag. 13, “Types of camera angles”
[9] Cinematography: pag. 200, “composition”
[10] The five C's: pag. 197, “composition”
[11] The five C's: pag 87, “directional continuity”
[12] Shot by Shot: pag 159, “Establishing a location by varying shot size”
[13] Cinematography: pag. 108, “some lighting terminology”
[14] Cinematography: pag. 181, “exposure”
[17] Cinematography: pag. 269, “optics and focus”
[18] Cinematography: pag. 231, “basic qualities of color”
[19] Cinematography: pag. 265, “Camera Filter Types”
[20] Cinematography: pag. 147, “HD cinematography”
[21] Cinematography: pag. 266, “Image Control with the camera”
8
[ AANPAK VAN AFSTUDEREN ]
Om de hoofdvraag te beantwoorden, moet er informatie komen die gaat over het spotproces alsook
informatie die gaat over de huidige situatie bij Say Yeah en de situatie bij andere bedrijven.
Het omschrijven van de situatie bij Say Yeah is noodzakelijk omdat er anders geen vergelijking
gemaakt kan worden met het ontworpen prototype aan het eind. In andere woorden: Je hebt een
momentopname nodig van de situatie voor de verandering en na de verandering.
Het omschrijven van de situatie bij andere bedrijven is nodig om idee n op te doen en onderdelenë
van hun systematiek over te kunnen nemen.
Ook wordt er informatie verzameld over de verschillende elementen die een shot maken. Als deze
elementen zijn verzameld kunnen ze ingedeeld worden in categorie n. Deze categorie n kunnenë ë
gebruikt worden om te spotten volgens een vaste methodiek. De editors van Say Yeah kunnen
vervolgens categorie n uitzoeken die passen bij hun behoeftes.ë
De uitgezochte categorie n kunnen getoetst worden of ze complexe informatie bevatten. Als zeë
complexe informatie bevatten, moet duidelijk worden hoe deze gemakkelijk en overzichtelijk te
noteren en uit te lezen is.
Aan de hand van alle voorgaande informatie, is een prototype te ontwerpen. Met dit prototype kan
bepaald worden of het gehele proces van cameraman naar editor verbeterd is volgens de
gemaakte keuzes in het onderzoek.
Deelvraag 1
De beantwoording van de eerste deelvraag gebeurt middels interviews met de editors bij Say Yeah.
Op voorhand zijn de doelen van de interviews opgesteld. De doelen zijn:
I. Inzicht krijgen in welke vorm van communicatie en hoeveel communicatie is er tussen de
editor en de cameraman voordat de editor aan een project begint, tijdens het project na het
project.
II. Inzicht krijgen in hoe editors omgaan met de videobestanden wanneer ze de beelden niet
kennen, en wanneer het een groot aantal beelden betreft.
III. Inzicht verkrijgen in waar de editors op selecteren bij het beoordelen van beelden.
IV. Inzicht verkrijgen in hoe het beeldarchief is opgebouwd.
Aan de hand van deze doelen zijn vragen opgesteld, zoals te lezen is in bijlage A.
Deelvraag 2
Het is belangrijk om in kaart te brengen en een globaal idee te krijgen hoe de werkstructuur tussen
cameramensen en editors bij andere bedrijven is. Hierdoor vergroten de inzichten in het
oplossingsproces van de probleemstelling van Say Yeah. In andere woorden: Hoe doen andere
bedrijven het? Het kan gezien worden als voorbereidend onderzoek of veldonderzoek.
De resultaten van deze deelvraag zullen als eerste moeten beantwoorden of de insteek die de
opdrachtgever wenst, de juiste insteek is. Als het blijkt dat er een slimmere manier is om het
probleem op te lossen, zal dit de leidraad worden voor de rest van het afstudeertraject.
De beantwoording van de tweede deelvraag kan alleen gedaan worden met interviews uit het
werkveld, bij bedrijven die vergelijkbare werkzaamheden verrichten als Say Yeah.
De doelstelling is om bij 3 mediabedrijven langs te gaan, elk van verschillende grootte en omvang:
E n bedrijf met dezelfde omvang en hetzelfde productievolume als Say Yeah, n bedrijf groter alsé éé
Say Yeah in aantal werknemers en productievolume, en n omroep met een zeer hoogéé
productievolume en beeldvolume.
Bij die bedrijven moet een interview gehouden worden met een cameraman, een editor, of iemand
9
anders die ten minste een goed overzicht heeft over hoe er om wordt gegaan met beelden binnen
het bedrijf.
Het interview met de omroep heeft de volgende 3 doelen:
I. Inzicht verkrijgen in de manier van archivering bij een bedrijf met veel beeldmateriaal.
II. Inzicht verkrijgen in de manier waarop beelden tussen verschillende partijen doorgegeven
worden
III. inzicht verkrijgen in welke informatie-uitwisseling er plaats vindt wanneer beelden
doorgegeven worden van een onafhankelijke cameraman naar een onafhankelijke editor.
Het interview met het bedrijf wat gelijk aan of groter is dan Say Yeah heeft de volgende 4 doelen:
I. Inzicht krijgen in welke vorm van communicatie en hoeveel communicatie is er tussen de
editor en de cameraman voordat de editor aan een project begint, tijdens het project en na
het project.
II. Inzicht krijgen in hoe editors omgaan met de videobestanden wanneer ze de beelden niet
kennen, en wanneer het een groot aantal beelden betreft.
III. Inzicht krijgen vanuit de expertise van de editors hoe er een verbetering plaats kan vinden in
het overdrachtsproces.
IV. Inzicht krijgen in de werking van het (eventuele) beeldarchief
Ook hiervan zijn de volledige vragenlijsten te vinden in bijlage B en C.
Deelvraag 3
Deelvraag 3 zal grotendeels berusten op een literatuurstudie. De elementen waar een shot uit
bestaat moeten opgezocht worden in relevante literatuur. Vervolgens kunnen die elementen
ingedeeld worden in categorie n. Hierdoor zal er een sluitende definitie (een lijst) ontstaanë
waarmee een shot ingedeeld of gecategoriseerd kan worden.
Het indelen van de gevonden elementen uit de literatuur naar categorie n zal voornamelijkë
gebeuren naar eigen kennis en inzicht, omdat veel elementen waarschijnlijk overlap hebben, of bij
verschillende categorie n ingedeeld kunnen worden.ë
Waarschijnlijk zullen er keuzes gemaakt moeten worden die de invulling van de lijst be nvloeden.ï
Deze keuzes zullen worden verantwoord, maar niet worden gecontroleerd door of gekomen zijn uit
externe bronnen.
Deelvraag 4
De beantwoording van deelvraag 4 is niet moeilijk. De categorielijst van deelvraag 3 wordt op
papier voorgelegd aan de editors van Say Yeah. Zij zullen aankruisen welke informatie zij van
belang vinden. Ze zullen dit alleen doen, zonder bijzijn van een andere partij. Ook de onderzoeker
zal zich afzijdig houden wanneer deze lijst ingevuld wordt. Hierdoor zijn de resultaten objectief, en
is direct ook duidelijk of de lijst op zichzelf duidelijk is, zonder uitleg van de dingen die er op staan.
Na afloop zal gevraagd worden of er onderdelen waren die de editors niet snapten. Dit zijn dan
direct eventuele knelpunten.
De ingevulde lijst zal de beantwoording van deze deelvraag zijn.
Deelvraag 5
Het ontwikkelen van het prototype zal gebeuren met de antwoorden op deelvraag 4. De keuze voor
het systeem van het prototype zal naar eigen inzicht gebeuren. Dit kan zowel analoog als digitaal
zijn. Zowel op papier, web based of via een C# programma. Het prototype is bedoelt om te
beoordelen of het spotten volgens de onderzochte methode en volgens de onderzochte invulling de
editors helpt in hun montageproces. De manier waarop deze data ingevoerd wordt en
gepresenteerd wordt is wel van belang (vanwege snelheid en effici ntie), maar via welk systeemë
dat gebeurt niet.
10
Het prototype zal getest worden door zowel de editors, en de cameramensen van Say Yeah. Het
commentaar wat ze geven zal vastgelegd worden in de resultaten van deze deelvraag en gebruikt
worden in de conclusie.
11
[ AFSTUDEERRESULTATEN ]
In dit hoofdstuk zullen de geboekte resultaten per deelvraag gepresenteerd worden.
Deelvraag 1
Er zijn twee interviews gehouden met twee editors bij Say Yeah, namelijk: Davey Minkhorst en
Jacek Selanski. Dit hoofdstuk zal gaan over de huidige werkwijze bij Say Yeah aangaande het
spotten en de werkwijze van de twee editors aangaande hun montage. Dit laatste is belangrijk om
inzicht te krijgen in waar editors op letten wanneer ze beelden selecteren. Ook zullen de problemen
benoemd worden bij de huidige manier van spotten bij Say Yeah, en de positieve punten.
[ Huidige werkwijze spotten ]
Wat opvalt is dat beide editors zelf al een oplossing hebben gecre erd om de problematiek vanë
lange en ingewikkelde montages met veel beeldmateriaal op te vangen, zodat ze minder hoeven te
spotten. Zo zegt Davey:
“Vaak is het zo, dat als het complexere opnames zijn, dat de editor mee gaat. Dat wil ik,
anders kom ik er niet uit.”
Davey zit zelf vaak bij de opnames die in de studio bij Say Yeah gebeuren. Hij heeft dan vaak ook
een regisserende rol bij de opnames. Jacek daarentegen, werkt vaker aan montages die buiten de
deur geschoten zijn. Zijn oplossing voor lange of ingewikkelde montages:
'Ik laat de cameraman die gefilmd heeft tegenwoordig alvast een voormontage maken, waar
alleen de goede shots en de relevante shots in staan. Ook knipt hij de shots alvast grof
voor, zodat dingen die er niet in horen of niet relevant zijn er al uit zijn. Die voormontage,
dat project, krijg ik dan.”
Belangrijk is om op te merken dat Jacek feitelijk het spotproces al deels naar de cameraman
verplaatst heeft.
Beide editors hebben een vergelijkbare manier van het spotten van materiaal wanneer ze het
materiaal niet kennen. Ze verplaatsen l het beeldmateriaal naar 1 tijdlijn, en scrollen er dan met deá
playhead door de tijdlijn heen. Volgens Jacek speelt hij het materiaal op minimaal twee keer de
snelheid af. Er wordt niet op audio gelet.
Jacek kon specifiek aangeven op welke punten hij lette bij het spotten van beelden (op volgorde
van belangrijkheid)
• Belichting
• Kadrering / compositie
• Witbalans
• Camerabeweging
[ problematiek bij huidige werkwijze spotten ]
Bij de vragen “Hoe houd je het overzicht?” (vraag 2.4) en “ben je voor je gevoel lang of kort bezig
met het zoeken en vinden van beelden?” (vraag 2.5) antwoordde Jacek:
“Vaak zit er in het houden van overzicht en het zoeken van beelden wel veel tijd ja.”
Daarnaast overkeek hij wel eens beelden die hij er achteraf wel in had willen hebben, maar hij zei:
“dat houd je denk ik altijd wel.”
Jacek geeft aan:
“Wanneer de cameraman een voormontage maakt, is dat echt effici nter voor mij. Hetë
scheelt me de hele voorselectie van beelden en het spotten van beelden”
Hieruit is op te maken dat het spotten en voorselecteren van beelden een buitengewoon tijdrovende
klus is.
Er kan wat gezegd worden tegen het feit dat de cameramensen een voormontage maken. Het
opstarten van een project kost vanzelfsprekend tijd. Daarnaast lijkt het alsof er dubbel werk verricht
wordt. Zowel de cameraman als editor knippen in het materiaal, terwijl in principe de cameraman
alleen maar de juiste shots aan zou hoeven geven.
12
Ook valt er wellicht te zeggen dat het problematisch is dat Davey vaak bij de opnames aanwezig is.
De vraag ontstaat of dit kosten effici nt is of niet. Maar aangezien in deze gevallen Davey ookë
regisseur is van het project, kan dit van tafel gedaan worden. Voor het spotten is dit ook gunstig,
want hij kent dan zijn eigen materiaal.
Davey geeft aan:
“Sommige video's moeten gewoon snel af, en daarvoor zou het wel handig zijn wanneer de
cameraman wat aan spotwerk doet.”
Tijdsdruk is dus een kritisch punt.
[ positieve punten bij huidige werkwijze spotten ]
Volgens Davey:
Er zijn ook langere producties, waar meer tijd aan de montage en het verhaal besteed kan
worden. Daarbij heeft het geen zin wanneer de cameraman het voorwerk doet, omdat toch
alle beelden uitgebreid bestudeerd worden door mij.
Hieruit valt te begrijpen dat een editor het liefst zijn beelden goed en aandachtig bestudeert. Dit kan
alleen wanneer de editor zelf alle beelden door kijkt, en zelf dus het spotwerk doet. Wanneer een
editor informatie van de cameraman zou krijgen, zou hij het gevoel kunnen krijgen dat hij misschien
beelden mist.
Deelvraag 2
Het is mislukt om bij 3 bedrijven langs te gaan. Een bedrijf wat groter was dan Say Yeah en geen
omroep was niet bereid om een interview te geven.
De bedrijven waar ik geweest ben, en de mensen waarmee ik interviews gehouden heb zijn:
• Anita Alferink en Marcel Boermans, afdeling Documentatie bij RTV Oost
• Arnold Bomhof, editor bij Bureau Beeldtaal
De interviews zijn uitgeschreven in bijlage D en E.
Van beide bedrijven zijn de beeldenstromen uitgewerkt in een schematische weergave. De
nummers geven een aantal manieren aan hoe de beeldenstroom kan lopen. De omschrijvingen aan
de onderzijde van het blok geven de verschillende fases aan. Gestippelde pijlen geven aan dat de
stroom soms gebeurt, maar niet altijd. Hele pijlen geven aan dat de stroom altijd gebeurt.
13
Camjo
Reporter +
cameraman
Live
schakeling
Camjo
(soms + editor)
Reporter +
editor
archief editor
Beeldarchief
(database)
uitzending
'Snel nieuws' voor
website
(belangrijke gebeurtenissen,
toespraken, calamiteiten)
bronmateriaal montage final opslag
1
2
3
4
RTV Oost
cameraman
regisseur +
cameraman
Editor
(+ soms regisseur) Beeldarchief
(losse
schijven)
Film / video
Voor klant
bronmateriaal montage final opslag
1
2
Bureau Beeldtaal
De beeldenstroom van RTV Oost zit redelijk ingewikkeld in elkaar, en heeft wat verklaring nodig.
Als eerste moet gezegd worden dat deze beeldenstroom zich voornamelijk focust op
nieuwsvoorziening, en minder van toepassing is op programma's. Er zijn een aantal zaken
gebruikelijk / gaande bij RTV Oost:
• Een cameraman gaat nooit alleen op pad, tenzij het een camjo betreft
• Een editor doet nooit in zijn eentje een montage vanuit aangeleverd materiaal, tenzij het een
zogenaamd 'kort bulletin' betreft voor in de uitzending. Deze montages worden dan vanuit
archiefmateriaal samengesteld. (manier 2)
Een camjo doet meestal zijn eigen montage, en kent natuurlijk zijn eigen geschoten
materiaal.
• Zowel het gemonteerde item, alsook de uitgezonden uitzending worden opgeslagen in het
archief. Dit is voornamelijk om praktische redenen, omdat dit het zoeken en downloaden
vanuit het archief sneller maakt dan wanneer alleen de uitgezonden programma's
opgeslagen zouden worden. Vroeger werden overigens zowel de complete uitzendingen
opgeslagen alsook de tapes bewaard.
• Ruw bronmateriaal wordt sporadisch opgeslagen. Dit heeft te maken met het feit dat
bronmateriaal lokaal wordt ingeladen, en niet centraal. Het bronmateriaal wordt op de
montagesets ingeladen en er is vanuit de montagesets geen automatische functie om het
bronmateriaal aan te bieden richting het archief. Alleen wanneer een cameraman, reporter
of editor het nodig vind het bronmateriaal te bewaren, renderen zijn een ruwe montage uit
met de shots die zij nodig vinden om te bewaren, en bieden die als 1 videobestand aan in
het archiefsysteem.
• De tekstuele nieuwsberichten op de website worden soms ondersteund met videomateriaal.
Soms zijn dit gemonteerde items die ook in het de uitzending verschijnen (deze optie is niet
meegenomen in het schema), en soms betreft het 'ongemonteerd' materiaal. Dit wordt 'snel
nieuws' genoemd, zo realtime mogelijk. Dit kan voorkomen bij lange evenementen die korte
updates nodig hebben, of bij 'breaking news' en calamiteiten.
Aan deze nieuwsvoorziening wordt zo weinig montage gedaan (geen voiceover, geen
reporter, en slechts een paar shots die kop/staart aan elkaar geplakt zijn op een laptop of in
een reportagewagen), of soms helemaal geen montage (1 shot van de koning die een lintje
doorknipt) dat het als ongemonteerd of 'ruw' wordt gezien.
Deze beelden belanden selectief in het archief. De selectie wordt door de afdeling
beeldarchief gedaan, op eigen inzicht. Vaak worden de beelden die geschoten zijn alsnog
door een editor gemonteerd voor gebruik in de uitzending.
• Live schakelingen worden direct opgeslagen in het archief, in zijn totaliteit.
14
De structuur bij Bureau beeldtaal zit gemakkelijker in elkaar, en spreekt voor zich. Het is een
standaard opzet voor een video of film productiebedrijf, en heeft weinig extra uitleg nodig. De paar
punten die aangestipt kunnen worden:
• Al het ruwe bronmateriaal wordt opgeslagen in het beeldarchief en daarbij de gemonteerde
video.
• De cameraman gaat soms alleen op pad, soms samen met de regisseur
• De editor zit voornamelijk alleen aan zijn montage te werken, en schakelt soms de hulp in
van de regisseur.
De structuur van Bureau Beeldtaal is vergelijkbaar met die van Say Yeah, en dat maakt het
interessant vergelijkingsmateriaal.
In de workflow tussen cameramensen en editors zit bij de twee bedrijven groot verschil. Zo is het bij
RTV Oost duidelijk dat een editor in wordt gezet als een ondersteunende hand van de reporter, als
een schakel die de technische handeling 'monteren' snel en effici nt uit kan voeren maar zichë
weinig bezig houdt met het de inhoud. De editor zit bij het monteren nooit alleen, tenzij het een kort
item betreft uit archiefmateriaal. In alle andere gevallen wordt hij aangestuurd door iemand die
inhoudelijk het verhaal kent. In principe is er hier dus geen sprake van overdracht van kennis of
informatie, aangezien de editor slechts aangestuurd wordt door een reporter of camjo.
Het concept Camjo wordt buiten beschouwing gelaten omdat het geen workflow betreft tussen twee
partijen. Een camjo kent vanzelfsprekend zijn eigen beelden, en heeft weinig met dit onderzoek te
maken.
Bij Bureau Beeldtaal is het een geheel andere verhaal. De editor krijgt zowel de taak van de
technische handeling monteren toevertrouwd alsook het in elkaar zetten van het verhaal. Vanuit het
interview werd duidelijk dat er geen overdracht van informatie was over de geschoten beelden van
de cameraman naar de editor. De enige bron van informatie waar de editor zich toe kon wenden
was de regisseur (wat hij overigens niet vaak nodig had volgens hemzelf).
Dit heeft praktische redenen, omdat de cameraman een ingehuurde freelancer betreft die niet op
kantoor aanwezig is, en de regisseur tegelijkertijd de directeur is die altijd op kantoor aanwezig is.
De editor van Bureau Beeldtaal moet dus zijn montage maken met weinig voorkennis. Hij gaat hier
op de volgende manier mee om:
• De editor kent de werkwijze van de cameraman. Hij weet welke beelden hij kan verwachten,
en ook ongeveer in welke volgorde ze geschoten worden.
• De editor spot de beelden niet op voorhand, maar kijkt tijdens het monteren wel alle
beelden door. Geen enkel beeld blijft ongezien, en tijdens de montage bouwt hij zo een
overzicht van de beelden op in zijn eigen geheugen.
• De werkwijze van de editor is om eerst de gesproken verhaallijn van de montage op te
zetten. De films bij Bureau Beeldtaal zijn vaak interview en/of voiceovergedragen. Hij zet
dus eerst de juiste stukken voiceover en interview op de tijdlijn, voordat hij daar beelden bij
gaat zoeken. Wanneer het een zogenaamde 'moodmontage' moet zijn, zorgt hij er eerst
voor dat de montage van de muziek goed is, voordat hij daar beelden bij gaat zoeken.
Als laatste gaf de editor van Bureau Beeldtaal aan dat hij altijd wel moeite had met het opstarten
van een project, omdat hij de beelden nog niet kende. Hij gaf het aan als “een bult aan materiaal”
waar hij zich doorheen moest worstelen in het begin.
Op mijn vraag of daar iets aan verbeterd kon worden kwam een negatief antwoord. Hij geloofde in
niet in in spotlijsten en hij gaf aan dat er vooral sprake moet zijn van een bepaalde professionaliteit
en fingerspitzengef hlü van een editor.
Aan het eind van het interview kwam hij hier enigszins op terug, en zei dat het maken van een
ruwe en snelle voormontage samen met de regisseur wel zou kunnen helpen. Hij zou dan die
voormontage kunnen uitwerken tot een definitieve montage.
15
[ concluderend ]
Als vergeleken wordt bij welke van de twee bedrijven de communicatiestructuur beter vormgegeven
is, dan is het duidelijk dat RTV Oost hier beter in geslaagd is. Dit is ook niet vreemd gezien de
grootte van het bedrijf, en de snelheid waarmee dagelijks nieuws geproduceerd moet worden. Wel
is het duidelijk geworden dat alhoewel RTV Oost een goed werkende structuur heeft, er feitelijk
geen overdracht van informatie is van de cameraman naar de editor. Dit wordt volledig opgevangen
door de verslaggever die de editor aanstuurt en zelf weet welke beelden er geschoten zijn. Er kan
aangenomen worden, dat dit het meest effici nt is voor hun behoeften. Het interview had zichë
wellicht beter kunnen richten op of er een informatieoverdracht was van de cameraman naar de
verslaggever, wanneer de cameraman wellicht een tijdje zelf wat beelden heeft geschoten.
Het is duidelijk dat de problematiek van Bureau Beeldtaal vergelijkend is met die van Say Yeah.
Het is nuttig dat de editor heeft aangegeven dat hij niet verwacht dat ingewikkelde lijsten en
structuren cht effici ntie geven, maar de professionaliteit van de editor wel. Deze professionaliteité ë
kan, denk ik, wel gestimuleerd worden en versneld worden door de editor aan het begin de juiste
informatie te geven.
Deelvraag 3
Vanuit de literatuur is een zo sluitend mogelijke lijst samengesteld van de elementen die bij elke
categorie horen. Deze classificatielijst is te lezen in bijlage F. De classificatielijst is bedoelt als een
zo sluitend mogelijke definitie om shots mee te wegen, te categoriseren en in te delen.
De termen zijn niet vertaald uit het Engels, omdat dit problematisch zou kunnen zijn. Elke term
heeft wel een Nederlandse verklaring.
Er ontstaat direct een problematisch punt. Om overlap en redundantie in de lijst te voorkomen,
moet er een keuze gemaakt worden: Wordt het shot omschreven aan de hand van wat er zichtbaar
is (kwalitatief beschreven), of aan de hand van de 'setup' van het shot (kwantitatief beschreven)?
Een voorbeeld ter illustratie: Een shot kan beschreven worden in de kwalitatieve term “een licht
shot”, maar ook in de kwantitatieve termen “De f-stop was F/4, Shutterspeed was 1/250, shutter
angle 90 graden en er is gefilmd in zonlicht met een waarde van 90.000 Lux met een
kleurtemperatuur van 6.500 Kelvin”
Een ander voorbeeld zijn camerabewegingen. Twee camerabewegingen kunnen hetzelfde eruit
zien, maar door tal van verschillende middelen tot stand gekomen zijn. Cranes, dolly's, fly-rigs,
steady-cams en ga zo maar door. Beschrijf je dan de gebruikte middelen en welke bewegingen die
middelen maakten (kwantitatief) of gebruik je een gestandaardiseerde termen die het soort
beweging omschrijven (kwalitatief)?
Als laatste voorbeeld, om de problematiek zo duidelijk mogelijk te maken: De kadrering van een
shot wordt technisch gezien natuurlijk volledig bepaald de gebruikte lens (brandpuntsafstand) en de
afstand tot het onderwerp (meters). Dit zijn kwantitatieve maatstaven. Maar al sinds jaar en dag
bestaan daar ook kwalitatieve termen voor, zoals 'close-up' en 'medium shot'.
De vraag ontstaat welke informatie praktisch is voor de cameraman om snel shots te categoriseren,
en voor de editor om shots snel in te kunnen schatten op waarde.
De keuze is gemaakt om alles uit te drukken in kwalitatieve termen, en niet kwantitatief vast te
leggen. Dit betekent ook dat een aantal categorie n niet meer belangrijk zijn om mee te nemen. Deë
volgende categorie n worden daarom in eerste instantie weggelaten:ë
Lens
Brandpuntsafstand en irisopening zijn kwantitatieve maatstaven voor onder andere de
kwalitatieve termen helderheid, scherptediepte, en kadrering.
Filters
ND-filters, kleurenfilters, IR-filters, UV-filters, contrastfilters en effectfilters zijn filters met
16
kwantitatieve waardes om de kwalitatieve waardes helderheid, kleur, en contrast aan te
passen.
Camera-instellingen
Frame rate, Shutterspeed, Shutter angle, Gain / ISO, Color balance, Gamma, Knee, Black
gamma / Gamma stretch, Color saturation en Color matrix zijn allemaal kwantitatief
beschreven waardes die ook kwalitatief beschreven kunnen worden met onder andere
helderheid, kleur, contrast en scherpte.
Wanneer er wensen zijn vanuit Say Yeah om categorie n terug te brengen, kan dit natuurlijk.ë
Voor de resterende categorie n is het goed als beschreven wordt wat ze precies aanduiden:ë
Camerastandpunt
De relatieve hoogte van de camera ten opzichte van het onderwerp. Ooghoogte wordt bij
karakters gezien als 'level'. Bij objecten bevinden camera en object zich beiden in hetzelfde
horizontale vlak als er sprake is van level. 'high angle' is boven het horizontale vlak, 'low
angle' beneden het horizontale vlak.
Camerabeweging
Elk shot waarin de camera niet stil staat. Pan's en tilt's behoren ook tot camerabewegingen.
Alhoewel veel bewegingen worden vernoemd naar hun technische hulpmiddelen (dolly,
crane, boom) is het niet van belang met welk hulpmiddel ze gemaakt zijn maar gaat het
slechts om de type beweging.
Kadrering
De grootte van het onderwerp in het frame, ongeacht vanuit welke hoek het onderwerp
gefilmd is.
Kadrering gaat hier niet over compositie (bijvoorbeeld links gekadreerd) of shottype
(bijvoorbeeld over the shoulder shot), omdat de definitie aan wordt gehouden zoals die te
lezen is het boek “Shot Size”, namelijk dat kadrering in eerste plaats gaat om de grootte van
het onderwerp in beeld:
“Though they [the long shot, the medium, and the close-up] can be used to describe spaces
as large as the solar system, or as small as the head of a pin, we always know
approximately how large an area is being framed when these terms are used. That's
because the shots are scaled to the subject and related to one another proportionately.” [1]
Shottype
Een concrete definitie van het shot volgens filmstandaarden.
Alhoewel het mogelijk is om sommige, zo niet alle, elementen in deze lijst te omschrijven in
termen van 'compositie', 'kadrering en 'camerabeweging' , zou dat het geheel aanzienlijk
complexer maken.
Als tweede zijn shotypes die een verhalende achtergrond hebben (bijvoorbeeld het Point of
View shot, of het Establishment Shot) uit deze lijst gelaten, omdat ze in principe niets te
maken hebben met het shot an sich, maar slechts met hoe ze in de montage in worden
gezet.
Als derde zijn shots die op een andere framerate geschoten zijn (de slow motion en de
timelapse), ook in deze lijst opgenomen omdat de categorie 'camera-instellingen'
weggelaten is.
Compositie
De verdeling van de verschillende elementen binnen het kader, en hun relatie tot elkaar.
Scherptediepte
De aanduiding hoeveel van de totale diepte scherp wordt waargenomen door de kijker. Niet
uitgedrukt in kwantitatieve termen zoals centimeters, maar in kwalitatieve termen gebruikt in
de filmwereld.
Kleur, contrast en helderheid
De algehele aanzicht van het shot, uitgedrukt in hoeveelheid kleur, contrast en helderheid.
Alle kwantitatieve elementen als camera-instellingen, gebruikte filters en gebruikte lens zijn
[1] shot by shot: pag. 121, “shot size”
17
hierin uit te drukken.
Onderwerp
Het onderwerp van het shot, de acties en de bewegingen van het onderwerp.
Belichting
Het gebruikte licht en de kwaliteiten daarvan, wat zichtbaar is in beeld.
Alhoewel het onderdeel 'gebruikt licht' wat op het randje is van wat beschreven kan worden
aan een shot (licht staat vaak buiten het kader van het shot, en het is daarom vaak niet
duidelijk wat voor een licht is gebruikt), zijn er toch enkele zeer karakteristieke
belichtingstechnieken die duidelijk zichtbaar zijn in het beeld. Een voorbeeld hiervan is het
backlight, de kicker, of het keylight.
Alhoewel de lijst zo sluitend mogelijk is zijn natuurlijk alsnog voorbeelden te bedenken van shots
die niet helemaal binnen n element uit een categorie passen, of waarbij er transities van A naar Béé
zijn. Neem als voorbeeld het wereldberoemde crane shot van Hitchcock uit de film Notorious. Het is
een cranebeweging, waarbij de camera in 'high angle' begint en 'level' eindigt. Zo zijn er natuurlijk
talloze voorbeelden waar een shot als A begint en via B bij C eindigt, al helemaal als het lange en
choreografisch ingewikkelde shots betreft (alhoewel hier de aanduiding “sequence shot” voor
aanwezig is in de categorielijst)
Hier is geen manier voor te bedenken die geheel sluitend is, anders dan een shot opdelen in
verschillende onderdelen. Film blijft tenslotte een dynamisch medium, en geen statische foto.
In het geval wanneer n element niet helemaal toepasbaar is, kan natuurlijk een combinatieéé
gemaakt worden tussen twee of meerdere elementen.
En dan zijn er nog de gevallen die helemaal buiten alle categorie n vallen. Hiervoor moet in hetë
afstudeerproduct altijd een optie zijn om extra commentaar mee te geven aan een shot.
Deelvraag 4
De ingevulde formulieren zijn toegevoegd in bijlage I en J. Davey heeft het formulier analoog
ingevuld, Jacek heeft een digitale versie ingevuld terwijl hij thuis was. De editors gaven na afloop
van het invullen aan dat er geen onderdelen op de lijst stonden die erg onduidelijk waren. Wel zei
Davey dat er onderdelen waren waarvan hij de terminologie niet herkende, maar die stonden onder
categori n die voor hem berhaupt niet van belang waren.ë ü
Bij de analyse van de lijst viel op dat de editors sommige elementen hadden toegevoegd of
samengevoegd. Dit geeft aan de ene kant aan dat de lijst voor hun doel, editor zijn bij Say Yeah,
toch niet helemaal compleet en volledig was. Het samenvoegen van de elementen geeft aan dat de
lijst in hun ogen effici nter opgebouwd kon worden.ë
Beide editors hebben nergens volledige categori n aangekruist, alhoewel dat wel kon. Ze hebbenë
allebei alleen losse elementen aangekruist. Soms waren er wel meerdere elementen aangekruist
onder n categrorie.éé
Het voorgaande is een belangrijk gegeven. De editors geven hiermee een duidelijke voorkeur aan
zeer specifieke informatie. Ook kan hieruit geconcludeerd worden, dat de editors liever korte en
bondige spotinformatie willen zien met veel kwalitatieve informatie, dan langere informatie die
vollediger is.
Hier zit een belangrijk gegeven in voor de ontwikkeling van het prototype. Het betekent, dat
wanneer categorie n opgenomen worden in het spotysteem, er ook goed nagedacht moet wordenë
over welke elementen in die categori n moeten zitten.ë
Een voorbeeld ter verduidelijking:
Het is niet ondenkbaar dat bij het invoeren van beelden in het web based spotysteem gebruik
gemaakt zal worden van drop-down menu's. Dit zijn meerkeuze menu's, met opties die van tevoren
vastgelegd zijn. Men zou gemakkelijk kunnen redeneren: “de editor heeft aangekruist dat hij het
18
belangrijk vindt om te weten of een camerabeweging een dolly shot is, dus zal de geh le categorieé
opgenomen moeten worden in het spotsysteem.” Maar aangezien de editor niet de hele categorie
'camerabeweging' heeft aangekruist geeft dit juist aan dat dit geen slimme keuze zou zijn. De
editor is slechts ge nteresseerd in een kleine set aan informatie en daarom zal er goed afgewogenï
moeten worden welke opties er wel en niet in zo'n drop-down menu komen te staan.
Dit geeft zowel voor de cameraman die de beelden in moet voeren, als de editor een snellere
workflow. Beide partijen hebben slechts toegang tot een beperkte set aan relevante informatie.
Deelvraag 5 gaat hier meer inhoudelijk op in.
19
Deelvraag 5
Voordat er getest kan worden of de vastgestelde methodiek en informatie juist is, moet er een
prototype ontwikkeld worden.
[ invulling protytype ]
Er is, aan de hand van de informatie uitdeelvraag 4 en naar eigen inzicht, gekozen om de volgende
keuzemogelijkheden te verwerken in het protytpe:
• Shot quality
◦ Excellent shot
◦ Poor shot
• Shot angle
◦ High angle
◦ Level
◦ Low angle
• Head rotation
◦ Geen
◦ Pan left
◦ Pan right
◦ Tilt up
◦ Tilt down
• Camera movement
◦ Geen
◦ Dolly
◦ Tracking
◦ Handheld
◦ Rolling shot
◦ Crane shot
◦ Drone shot
• Framing
◦ Long shot
◦ Full shot
◦ Medium shot
◦ Wide close-up
◦ Close-up
• Shottype
◦ Rack focus
◦ zoom shot
◦ slow motion shot
◦ timelapse
• Subject
◦ Subject description
◦ Subject actions
◦ Subject movement
▪ None
▪ Left to right
▪ Right tot left
▪ Up to down
▪ Down to up
Het zal opvallen dat een aantal elementen die de editors hadden aangekruist er niet in zitten. De
redenen daarvoor zijn:
• Een aantal technische details die Davey had aangekruist, zoals kleurtemperatuur, gain/ISO
en shutterspeed zijn technisch niet mogelijk om uit te lezen uit de bestanden. Anders dan bij
een foto, zit deze informatie niet ingebakken in de videoformaten waar Say Yeah op schiet.
20
Deze elementen zouden dus verwerkt kunnen worden in het spotsysteem, maar zouden
geheel afhangen van het geheugen van de cameraman. Hij alleen nog weet op welke
instellingen hij shots heeft gedraaid, en zelfs dat weten veel cameramensen na een
draaidag niet op te noemen. Dit is niet wenselijk en bijna het tegenovergestelde van
spotten.
• Jacek had bij belichting slechts 1 onderdeel aangekruist, namelijk 'low key'. Vanwege een
te minimalistische keuzeset is dit ene onderdeel eruit gelaten.
• Jacek had bij lensfilters 'kleurenfilters' en 'effectfilters' aangekruist. Dit is verbazend omdat
tijdens het onderzoek het niet is voorgekomen dat er, tijdens de talloze producties die
gedraaid zijn, er met kleurenfilters of effectfilters geschoten is bij Say Yeah. Say Yeah heeft
ze zelfs niet eens in bezit. Vanwege deze redenen zijn de lensfilters uit het spotsysteem
gelaten.
• Jacek had bij 'camerabeweginge' een optie 'tripod' gezet. Dit is natuurlijk de afwezigheid
van een camerabeweging.
Er zijn ook een aantal elementen toegevoegd. De keuzes die gemaakt zijn zijn:
• Framing Medium Shot: De keuzes opgegeven door de editors waren beperkt tot close-ups→
en full shots. Het medium shot (een niet onbelangrijke framing), is een noodzakelijke
toevoeging om de cameramensen beter hun shots aan te kunnen laten duiden.
• Camera movement tracking shot, rolling shot: Het tracking shot is een veelgebruikte→
beweging (ook bij Say Yeah) die niet aan een thumbnail te zien is. Omdat dit shot veel
gebruikt wordt bij Say Yeah is gekozen hem toe te voegen aan de lijst. Het rolling shot is
een heel specifiek shot (dezelfde zwaarte als slow-motion shot of timelapse shot), dat af en
toe gemaakt wordt bij Say Yeah met GoPro's. Ook hierbij is niet aan het thumbnail te zien
dat het een rolling shot is.
• Shottype Zoom shot, rack focus: Twee shottypes die veel gebruikt worden, maar waarbij→
aan de thumbnail niet te zien is dat het deze twee shots betreft.
• Shot quality: Aangegeven door cameramensen en editors, dat zij dit zeer handig zouden
vinden als het ingevoegd zou worden.
• Algemene informatie zoals datum en locatie van de opnames.
Een aantal details worden bij het inladen van de beelden wel vastgelegd, maar daarvoor hoeft de
cameraman niets te doen. Dit zijn:
• Bestandsnaam
• Lengte van het shot
• Framerate van het shot
• Codec van het videobestand
Ook wordt er voor elke video een thumbnail gegenereerd. Dit is een essentieel stukje informatie bij
zowel het spotten, als het uitlezen van de spotlijst.
[ ontwikkeling protytype ]
Het prototype is te downloaden op www.downloadgemist.nl/drigest.zip. In de zip staat een
readme.txt met verdere informatie over het opstarten van het systeem.
Omdat het inlaadsysteem web based is, was de keuze al vrij snel gemaakt om cameramensen de
videobestanden te laten 'draggen en droppen' (slepen en neerzetten) naar de browser. Dit is een
snelle en intu tieve manier van werken die steeds algemener wordt.ï
Nadat de cameraman de videobestanden heeft gesleept naar de browser, wordt er een tabel
aangemaakt met het juiste aantal rijen; voor elke video n. Voor elke video wordt een thumbnailéé
gegenereerd. De situatie na het slepen en neerzetten ziet er uit zoals in figuur 1:
21
De velden locatie, camera en datum gelden voor de hele tabel. Als er op meerdere locaties
geschoten is, of met meerdere camera's, kunnen de cameramensen de drag&drop actie herhalen.
Er wordt dan een nieuwe tabel gestart, waar opnieuw datum, locatie en camera in opgegeven
kunnen worden.
In het ontwerp is rekening gehouden met invoer- en uitleesgemak. Text is over het algemeen het
moeilijkst in te voeren (en uit te lezen), daarna dropdowns en het gemakkelijkst zijn klikbare iconen.
Over het algemeen geldt: hoe minder er geklikt hoeft te worden bij het invoeren, des te effici nter.ë
Zowel voor het uitleesgemak als invoergemak zijn er iconen gebruikt bij sommige invoerelementen.
Dit is alleen gedaan wanneer de keuzemogelijkheid beperkt was, en de gehele optie gemakkelijk in
n icoon te ontwerpen was. Zo is bijvoorbeeld het aangeven van een pan of tilt gemakkelijk teéé
doen met pijltjes. Een kadrering aangeven wordt al moeilijker (maar is wel mogelijk) en
camerabewegingen met een icoon aanduiden is onmogelijk.
Het is natuurlijk wel mogelijk om een icoon te ontwerpen voor bijvoorbeeld elke camerabeweging,
maar er moet rekening gehouden worden met de uitlezing van al die iconen. Wanneer er te veel
grafische informatie uitgelezen moet worden, zal het geheel een onoverzichtelijke kakofonie
worden.
Elke invoer mag leeg gelaten worden. Dit is ergens gevaarlijk omdat dit misbruikt zou kunnen
worden wanneer de cameramensen geen zin of tijd hebben om de beelden te spotten, en dan maar
lege beelden invoeren. Maar het is ook zeer wenselijk. Er vanuit gaande dat cameramensen
verantwoordelijk met het systeem om gaan, is het mogelijk dat de cameraman alleen die dingen
aangeeft die echt benoemenswaardig zijn. Dit zou het spotproces kunnen versnellen.
Deze strategie is al enigszins van toepassing bij het selecteren van de kwaliteit van het shot. Het is
namelijk niet de bedoeling dat de cameraman voor elk goed shot aangeeft dat het een “ok” shot is,
maar alleen bij shots die uitzonderlijk goed zijn. Of als er 4 takes zijn van nzelfde setting, is het deéé
bedoeling dat hij alleen de beste take een “ok” meegeeft.
Verder is alle interactie van het inlaadscherm 'responsive' met hovers en zogenaamde jQuery. Ook
gebeurt het inladen van het materiaal naar de database asynchoom. Dat betekent: Er hoeft geen
22
Afbeelding 1: status van het spotsysteem na slepen van bestanden
nieuwe pagina geladen te worden wanneer het beeldmateriaal naar de database geladen wordt.
In figuur 2 is te zien hoe de informatie getoond wordt aan de editor, in het resultaatscherm. De
tabel is grotendeels gelijk aan die bij het inladen, alleen zijn alle selectiemenu's verdwenen en is er
extra informatie verschenen bij de thumbnails. Ook is in figuur 2 te zien dat wanneer de
cameraman niets heeft opgegeven bij een bepaalde selectie, het veld in de tabel leeg blijft voor de
editor. Ook is te zien dat de selectie iconen die zichtbaar zijn in het inlaadscherm voor de
cameraman, bij het resultaatscherm van de editor alleen nog maar bestaan uit het geselecteerde
onderdeel. Dit alles maakt de tabel overzichtelijker voor de editor. Hier is opnieuw de leidraad:
alleen relevante informatie. Een editor kan dan snel de tabel over scannen of er een shot is wat
bijzonder is, volgens zijn selectiecriteria. Ook is in n oogopslag te zien welke shots 'eruitéé
springen' doordat er veel attributen zichtbaar zijn.
[ sterke en zwakke punten ]
Zowel de cameramensen bij Say Yeah als de editors hebben aangegeven wat zij de sterke en
zwakke punten vonden van het prototype wat ze hebben kunnen testen.
De sterke punten waren volgens de cameramensen:
• Drag & drop. Ze vonden het fijn werken dat ze de bestanden niet via een 'select file menu
box' hoefden te kiezen. Het slepen en neerzetten werkt snel en effici nt.ë
• One pager: Twee editors gaven aan dat het fijn is dat al het inladen op n pagina kanéé
gebeuren, zonder dat je van die pagina af hoeft te gaan en dingen telkens opnieuw moet
laden.
• Beknopt: De editors waren blij te zien dat het inlaadsysteem slechts beperkte selectieopties
heeft. Meer dan dit moest het volgens hun ook niet worden per shot.
De zwakke punten volgens de cameramensen:
• Geen responsive thumbnail: Sommige editors wezen op een 'flaw in the design'. Doordat
de thumbnails als statische afbeeldingen worden geladen, moeten de cameramensen
alsnog de videobestanden openen in een videospeler om ze te checken op beweging, of dat
ze goed zijn of niet. Dit is dubbel werk. Het zou beter zijn wanneer ze over de thumbnail
heen zouden kunnen 'scrubben' om meerdere tijdsmomenten in de video te kunnen zien.
• Wissen: Er is geen mogelijkheid om een rij te wissen en weer terug te zetten naar de initi leë
status.
Daarnaast hebben de cameramensen nog talloze 'opportunities' aangegeven. Bijvoorbeeld dat het
handig zou zijn om in n keer alle opties in 1 kolom te veranderen, of om een rij volledig teéé
verwijderen (wanneer ze bijvoorbeeld per ongeluk een shot te veel hadden geselecteerd). Ook zei
n editor dat hij het fijn zou vinden als een rij een 'check' status zou kunnen krijgen. Hij dachtéé
hierdoor sneller met het systeem te kunnen werken, omdat hij niet standaard van boven naar
beneden werkte, maar eerst begon bij de shots die hij zich nog herinnerde.
Ook de editors hebben sterke en zwakke punten aangegeven:
De sterke punten volgens de editors:
• Alle informatie staat op n plekéé
• Declutter: De editors vonden het een erg goed idee dat informatie alleen weergegeven werd
wanneer er daadwerkelijk iets te melden was.
• Onderwerp: beide editors vonden het onderdeel 'onderwerp' erg nuttig, en dan specifiek de
acties van het onderwerp.
De zwakke punten volgens de editors:
• Wennen: Beide editors zeiden dat ze erg zouden moeten wennen aan deze manier van
23
werken
• Selectieve kolommen: Davey zei “Wat voor Jacek relevante informatie is, hoeft dat voor mij
nog niet te zijn. Het zou beter zijn als ik kolommen kon uit-vinken, zodat ze niet meer
zichtbaar zijn.”
24
[ CONCLUSIE EN DISCUSSIE ]
Om te beginnen is het duidelijk welke informatie er bij het spotten vastgelegd moet worden voor de
videoproducties van Say Yeah. Het onderzoek heeft relevante informatie gegenereerd over de
wensen en eisen van zowel de cameramensen als de editors wanneer het gaat om het spotten van
beelden. Ook heeft het onderzoek bij andere bedrijven relevante informatie opgeleverd over welke
werkstructuur zij hanteren.
Het is niet duidelijk of de 'nieuwe workflow' (inladen van beelden door de cameramensen in een
inlaadsysteem) direct sneller zal zijn. In het begin zal dit waarschijnlijk niet zo zijn, aangezien beide
partijen nog zullen moeten wennen.
25
[ AANBEVELINGEN ]
Wanneer Say Yeah dit inlaadsysteem zou willen implementeren in hun bedrijfsstructuur zullen er
nog veel dingen moeten gebeuren en uitgezocht moeten worden voordat dit mogelijk is. Omdat er
achter het inlaadsysteem een database zit waar alle informatie ingeladen kan worden, betekent dit
dat er ook gezocht kan worden in deze database. Zo kunnen bepaalde shots weer teruggehaald
worden als dat nodig is, na verloop van tijd. Bijvoorbeeld een specifieke locatie waar ooit geschoten
is, of closeups van een bepaald object.
Het is zaak, dat nagedacht wordt of de manier waarop het spotten nu gedaan wordt met het
inlaadsysteem, genoeg relevante informatie oplevert. Het is relevant voor de h idige editors, en deú
h idige cameramensen. Maar het is de vraag of het relevante informatie is voor de toekomstigeú
werknemers.
Ook raadt dit onderzoek aan om het systeem te herbouwen naar een C# applicatie. Zoals het web
based spotsysteem nu opgezet is, moet er altijd een locale instantie draaien van PHP en MySQL.
Dit kan gemakkelijk gedaan worden met USBWebserver, of een ander LAMP programma, maar dit
is niet wenselijk. Het is wenselijker dat het web based systeem omgebouwd wordt naar een
daadwerkelijk programma. Dit maakt het uitvoeren van het systeem veel makkelijker en
gebruiksvriendelijker.
Het is natuurlijk ook aan te raden om de zwakke punten die aangegeven zijn door de editors en de
cameramensen te gaan verwerken in het systeem, als ook alle opportunities die aangegeven zijn
door de cameramensen.
26
[ BRONNEN ]
Broek, J. (2010). Beeldtaal: Perspectieven voor makers en gebruikers. Amsterdam: Boom
onderwijs.
Brown, B. (2012). Cinematography: Theory and practice : imagemaking for cinematographers and
directors. Amsterdam: Elsevier/Focal Press.
Hider, P. (2012). Information resource description: Creating and managing metadata. London:
Facet.
Katz, S. D. (1991). Film directing shot by shot: Visualizing from concept to screen. Studio City,
CA: Michael Wiese Productions in conjunction with Focal Press.
Mascelli, J. V. (1998). The five C's of cinematography: Motion picture filming techniques. Los
Angeles: Silman-James Press.
Van, S. J. (2005). Cinematic storytelling: The 100 most powerful film conventions every filmmaker
must know. Studio City, CA: Michael Wiese Productions.
27
[ BIJLAGEN ]
Bijlage A – vragenlijst voor editors Say Yeah
1. COMMUNICATIE
1) Voordat een cameraman begint aan een draaidag, is er dan communicatie tussen jullie over
welke beelden er geschoten moeten worden?
2) Wanneer een cameraman de beelden aflevert bij jou, is er dan overleg over de geschoten
beelden?
3) Heb je tijdens de montage contact met de cameraman met vragen over de beelden?
4) Is er na de montage een feedbackronde tussen jou en de cameraman?
2. SPOTTEN VAN BEELDEN
1) Wat doe je met de beelden die je hebt gekregen van de cameraman aan het begin van de
montage?
2) Ken je de beelden voordat je aan een montage begint?
3) Als je de beelden niet kent, spot je ze dan op v rhand?óó
4) Wanneer het een project is met veel beelden, hoe houdt je dan het overzicht tijdens de
montage?
5) Ben je voor je gevoel kort of lang bezig met het opzoeken van de beelden, tijdens de
montage?
3. SELECTEREN VAN BEELDEN
1) Op welke criteria beoordeel je of een beeld geschikt is voor jouw edit?
2) Welke beeldeigenschappen gebruik je in je selectieproces? Bijvoorbeeld kadrering, kleur,
beweging etc?
4. ARCHIVERING VAN BEELDEN
1) Bestaat er een beeldarchief?
2) Kan er gezocht worden in dat beeldarchief?
3) Hoe worden de beelden opgeslagen in dat beeldarchief?
28
Bijlage B – vragenlijst voor omroep
1. BEELDENSTROOM BINNEN BEDRIJF
1) Nadat cameramensen beelden hebben geschoten op locatie, wat doen zij daarna met de
beelden? Hoe gaan de beelden rond binnen jullie bedrijf?
2) Wie kunnen de beelden uiteindelijk benaderen?
3) Wie is er uiteindelijk verantwoordelijk voor het archiveren van de beelden?
2. ARCHIVERING – DATA
1) (warming up) Hoe groot is jullie beeldarchief op dit moment?
2) Welke structuur heeft het beeldarchief?
3) In welk formaat archiveren jullie het huidige beeldmateriaal?
4) Is er sprake van compressie bij het opslaan van het beeldmateriaal? Zo ja: Hoeveel?
5) Wordt er selectief beelden opgeslagen? Zo ja: volgens welke manier worden beelden
gewogen of ze wel of niet gearchiveerd worden? Wie maakt de selectie?
3. ARCHIVERING – METADATA
1) Hoe gebeurt het invoeren van de beelden in het archief?
2) Kunt u een inzicht geven welke metadata er opgeslagen wordt bij de videobestanden?
4. ARCHIVERING – TECHNISCH
1) Op welke media wordt het archief opgeslagen?
2) Hoe wordt dataverlies voorkomen?
5. SPOTTEN VAN BEELDEN
1) Welke communicatie vindt er plaats tussen een onafhankelijke cameraman, en een
onafhankelijke editor?
2) Worden de beelden gespot? Zo ja: wie doet dat?
6. BEN IK NOG WAT VERGETEN OM DE WORKFLOW VAN BEELDEN BINNEN JULLIE BEDRIJF IN
KAART TE BRENGEN?
Nee.
29
Bijlage C – vragenlijst voor vergelijkbaar bedrijf als Say Yeah
1. COMMUNICATIE
1) Met wie heb je tijdens het editproces hoofdzakelijk contact over je edit?
2) Voordat een draaidag begint, is er dan communicatie tussen jou en de cameraman over
welke beelden er geschoten moeten worden?
3) Wanneer een cameraman de beelden aflevert bij jou, is er dan informatieoverdracht over de
geschoten beelden?
4) Als je vragen hebt over de beelden tijdens je edit, of als er beelden niet goed zijn, met wie
heb je dan contact?
5) Is er na de montage een feedbackronde tussen jou en de cameraman of regisseur?
2. SPOTTEN VAN BEELDEN
1) Wat doe je met de beelden die je hebt gekregen van de cameraman aan het begin van de
montage?
2) Ken je de beelden voordat je aan een montage begint?
3) Als je de beelden niet kent, spot je ze dan op v rhand?óó
4) Wanneer het een project is met veel beelden, hoe houdt je dan het overzicht tijdens de
montage?
5) Ben je voor je gevoel kort of lang bezig met het opzoeken van de beelden, tijdens de
montage?
3. OVERDRACHT VAN BEELDEN – VERBETERING
1) Als je kijkt naar de workflow tussen jou en de cameraman, werkt die dan effici nt?ë
2) Denk je dat de montagestructuur waarmee je zelf werkt verbeterd zou kunnen worden?
4. ARCHIVERING VAN BEELDEN
1) Bestaat er een beeldarchief?
2) Kan er gezocht worden in dat beeldarchief?
3) Hoe worden de beelden opgeslagen in dat beeldarchief?
30
Bijlage D – resultaten interview editor Say Yeah (Davey)
1. COMMUNICATIE
1) Soms wordt er op voorhand overlegd. Dan geef ik aan welke shots ik wil hebben. Maar in
principe gebeurt dat bijna nooit, en dan worden de cameramensen gewoon op pad
gestuurd. Die doen dan hun eigen ding, en wordt er ook niet zoveel voorbereid of overlegd
aan de draaidag.
2) Ja, wanneer ik de beelden niet ken dan vraag ik wel aan de cameraman wat er zo een
beetje geschoten is.
3) Alleen als het onduidelijk is, anders niet.
2. SPOTTEN VAN BEELDEN
1) Ik gooi alle shots op 1 tijdlijn, en dan gooi ik de slechte shots direct weg, en de goede shots
knip ik op juiste lengte. Zodoende heb ik een tijdlijn met echt goede shots die ik kan
gebruiken. En terwijl ik dat doe weet ik dus direct welke shots gedraaid zijn, en kan ik een
verhaal bedenken.
2) Vaak is het zo, dat als het complexere opnames zijn, dat de editor mee gaat. Dat wil ik,
anders kom ik er niet uit. Ik ben in zulke situaties dan vaak ook meer de regisseur van het
project, en heb het plan in m'n hoofd. Dan ken ik de beelden dus.
3) Als ik de productie niet ken, en ik heb net shots gekregen, dan kijk ik alles door omdat ik wil
weten waar het over gaat en welke shots ik heb, zodat ik een verhaal kan bedenken voordat
ik begin met de montage. Dat is wel belangrijk. Als ik niet weet wat er gefilmd is kan ik heel
moeilijk een verhaal maken.
Meestal ga ik er vanuit dat het laatste shot de beste is, maar daar mag ik niet van uit gaan.
Dus daarom kijk ik ook de andere shots door.
4) Als er verschillende draaidagen zijn dan deel ik de beelden wel in op die verschillende
draaidagen, in het project. Maar verder dan dat niet.
In principe is alles wel op volgorde geschoten. Wanneer het een sfeerverslag is begin je bij
het begin, de binnenkomst, en eindig je bij het einde, de borrel. Dus daar heb je nooit
problemen mee. Wat het soms moeilijk maakt zijn processen. Dingen die niet in volgorde
gefilmd zijn. Bijvoorbeeld wanneer er een buis in elkaar gezet wordt, waarbij dingen
andersom gefilmd worden omdat dat dan makkelijker is vanwege het licht of de opzet.
Bijvoorbeeld alle close shots achter elkaar. Dat is wel lastig. Bij zulke opnames ben ik er
zelf eigenlijk altijd bij.
5) Ik ben het overzicht nooit kwijt in m'n montage. Wel eens het overzicht van de schrijven
waar de projecten op staan. Dus voor mijn gevoel ben ik nooit lang bezig om een beeld te
vinden.
6) vraag: zou je er wat aan hebben wanneer de cameraman jou meer input geeft over welke
beelden goed zijn en welke niet?
Antwoord: Ik zou er niet veel aan hebben als de cameraman aangeeft welke shots hij goed
vind, omdat ik toch alles zelf door wil kijken en beoordelen.
Nouja... Anders gezegd: Er zijn twee verschillende producties bij Say Yeah. Sommige
video's moeten gewoon snel af, en daarvoor zou het wel handig zijn wanneer de
cameraman wat aan spotwerk doet. Maar er zijn ook langere producties, waar meer tijd aan
de montage en het verhaal besteed kan worden. Daarbij heeft het geen zin wanneer de
cameraman wat voorwerk doet, omdat toch alle beelden uitgebreid bestudeerd worden door
mij.
Over het algemeen worden de korte edits niet door de vaste editors gedaan. Deze worden
vaak gedaan door stagiairs, waar Laurens-Jan (producent / regisseur) dan bij zit. De vaste
editors zijn vaker bezig met lange projecten. Daarom zeg ik: ik zou er niet veel aan hebben.
31
Bijlage E – resultaten interview editor Say Yeah (Jacek)
1. COMMUNICATIE
1) Dat ligt er een beetje aan wat voor een soort klus het is. Een corporate film daar is meestal
een storyboard of concept voor, en het is dan handig als de cameraman volgens een
shotlijst filmt of tenminste het concept een beetje weet. Dan wordt de cameraman gebrieft.
Ideaal is natuurlijk een storyboard, zodat de cameraman zich echt op de shots kan focussen
die we nodig hebben, maar vaak is het voor de tijd nooit echt super duidelijk wat er moet
gebeuren. Vaak wordt er alleen een sfeer bepaald, of wordt het soort shots aangegeven.
2) Wanneer een cameraman de beelden aflevert bij jou, is er dan overleg over de geschoten
beelden?
Nee. Alleen eventueel een voormontage die gemaakt wordt.
2. SPOTTEN VAN BEELDEN
1) Ik laat de cameraman die gefilmd heeft tegenwoordig alvast een voormontage maken, waar
alleen de goede shots en de relevante shots in staan. Ook knipt hij de shots alvast grof
voor, zodat dingen die er niet in horen of niet relevant zijn er al uit zijn. Die voormontage,
dat project, krijg ik dan.
Vraag: Het gaat sneller wanneer de cameraman de voorselectie maakt?
Het is vooral effici nter, omdat cameramensen over het algemeen wat ruimer ingepland zijnë
en ze niet elke dag een filmklus hebben.
Dat is echt effici nter voor mij. Het scheelt me de hele voorselectie van beelden en hetë
spotten van beelden.
Wanneer de cameraman geen voorselectie heeft gemaakt, maak ik van een bepaalde
locatie of draaidag een tijdlijn waar ik alle beelden op zet. Daarin kan ik gemakkelijk zoeken,
erdoorheen scrollen. Als ik een goed shot zie zet ik hem direct een spoor omhoog zodat ik
het gemakkelijk kan onthouden.
Maar dit is alleen als er geen script of shotlijst is.
2) Nee. Ik ben bijna nooit bij de opnames, dus ik ken de beelden bijna nooit en moet alles
doorspotten.
3) Nee, dat doe ik meestal tijdens de montage. Het is ook niet zo dat ik alle beelden op een
tijdlijn gooi, op play druk en met een bak koffie lekker filmpjes ga zitten kijken. Als ik
beelden kijk, is het sowieso dat ik er twee keer zo snel doorheen scroll.
4) Het gebeurt wel eens dat ik het overzicht verlies, of dat ik aan het eind er achter kom “Dat
was eigenlijk ook wel een mooi shot.” Maar dat houdt je denk ik altijd wel.
5) Vaak zit er in het houden van overzicht en het zoeken van beelden wel veel tijd ja.
3. SELECTEREN VAN BEELDEN
1) Exposure moet goed zijn. Verder vind ik de witbalans ook belangrijk. De compositie vind ik
buitengewoon belangrijk. Je kunt de mooiste scherptediepte hebben, en de prachtigste
kleuren, maar als je ge nterviewde niet op de juiste plek staat kijkt de kijker er geen goedì
gevoel bij. Daarnaast moet de acteur natuurlijk goed acteren als er een acteur aanwezig is.
2) Belichting, kadrering, witbalans en camerabewegingen.
4. ARCHIVERING VAN BEELDEN
1) Ja, het staat apart op schijven opgeslagen. Op projectschijven. Het is eigenlijk alleen maar
archivering, het is niet zo bedoelt als database. Dat vind ik zelf ook niet wenselijk. Een klant
wil toch graag bij elke video iets unieks hebben, iets wat nog nooit gebruikt is.
2) Het kan wel, maar het is niet ideaal. Er kan gezocht worden op bestandsnamen. Dat
betekent dat je op projectnamen kunt zoeken, maar eigenlijk niet op beeldmateriaal.
Beeldmateriaal heeft gewoon een nummer als bestandsnaam, dus als je een specifiek shot
nodig hebt van de Alfatoren in Enschede dan is dat alleen maar terug te vinden als je het
project weet waar dat shot in geschoten of gebruikt is.
3) Alles wordt in projectfolders opgeslagen. Die hebben een vaste structuur. Het bronmateriaal
32
staat altijd op een vaste plek in die folders.
33
Bijlage F – interview Anita Alferink en Marcel Boermans
1. BEELDENSTROOM BINNEN BEDRIJF
1) Camjo's maken hun eigen montage. Cameramensen die met een reporter op pad gaan
geven de beelden aan de reporter, die het met een editor (soms ook cameraman zelf)
afmonteert. Dit kan in de studio, of op locatie in een reportagewagen.
De beelden worden lokaal ingeladen, en niet centraal. Op montagesets (final cut) worden de
beelden gemonteerd tot een reportage, waarna de complete reportage ingeladen wordt in
Fork (content management systeem / simpel editing systeem) en daarmee doorgestuurd
wordt naar een newsroomsysteem, waar de archivering plaats vindt. Het ruwe
beeldmateriaal wordt automatisch verwijderd van de montageset om de aantal dagen. Het
ruwe beeldmateriaal k n ook aangeboden worden in Fork voor archivering, maar dat is perá
persoon afhankelijk of dat gebeurt.
2) Iedereen met inloggegevens binnen RTV Oost kan het archief benaderen en beeldmateriaal
opvragen.
3) De twee archivarissen bij RTV Oost zijn verantwoordelijk voor de archiveringshandeling
(laatste stap). Het aandragen van het ruwe beeldmateriaal moet gebeuren door de
reporters, de editors of de camjo's. De cameramensen (zij die alleen camerawerk doen)
houden zich doorgaans niet bezig met het aanleveren van beeldmateriaal voor het archief.
2. ARCHIVERING – DATA
1) Grootte van het archief worden gerekend in uren:
We zijn begonnen in september 1992, met 1 uur per week.
In 1993 gingen we naar 2 uur per week, en in 1994 naar 1 uur per dag.
Al vrij snel werd het 2 uur per dag, en 2 seizoenen lang hebben we zelfs nog 3 uur
uitzending per dag gehad.
Momenteel zitten we op 1 uur per doordeweekse dag, met losse programma's in het
weekend van 7 uur, en losse evenementen 20 per jaar van 8 uur.à
Maar we praten dan alleen over de uitzendingen. Het losse materiaal houden we niet bij
hoeveel dat is.
2) Het achterliggende systeem van het beeldarchief is een database waarin voor elk stuk
archiefmateriaal een aparte entry bestaat inclusief de benodigde informatie en metadata. In
principe heeft het archief een platte structuur, zonder sortering. Door juiste benamingen en
metadata is het materiaal gemakkelijk terug te vinden.
In het archief worden gehele uitzendingen opgeslagen, alsook losse reportages en
gemonteerd ruw materiaal. Het ruwe materiaal wordt (meestal) niet per clip opgeslagen,
maar per afgemonteerde video, waarin al het ruwe materiaal achter elkaar staat. Het
diepste level waar in het archief in gezocht kan worden is dus per item, en niet inhoudelijk
per clip.
Af en toe wanneer het lange aan ngesloten shots betreft wordt er een los shot opgeslagen.éé
Dit is dan vaak als er op locatie gefilmd is, en het via een reportagewagen doorgestuurd
wordt om op de website te verschijnen. Het gaat hierbij om snel nieuws voor online, wat dan
ook uit n shot kan bestaan.éé
3) Al het beeldmateriaal wordt opgeslagen in een quicktime container met daarin de MPEG
HD422 codec. Dit is een 50 Mb/s codec, en is gelijk aan de codec waarin het ruwe
beeldmateriaal van de XDCAM's bij RTV Oost weggeschreven wordt.
4) Nee, Er is bij het opslaan geen sprake van compressie, behalve het renderen van een proxy
file voor previews.
5) Ja en nee. Afleveringen en uitzendingen worden niet selectief gearchiveerd, maar volledig.
34
Ongemonteerd materiaal wordt wel selectief gearchiveerd, maar dit is voornamelijk omdat er
selectief aangeboden wordt. Omdat de beelden lokaal (op een montageset) wordt
ingeladen, zijn de editors, camjo's en reporters verantwoordelijk voor het aanbieden van het
materiaal om gearchiveerd te worden (via Fork naar het newsroomsysteem). Dit wordt niet
altijd gedaan. Daarom wordt er ook selectief gearchiveerd.
Wanneer er wel ruw beeldmateriaal aan wordt geboden, slaan de archivarissen dat ruw
materiaal alsnog selectief op. Ze selecteren op eigen inzicht, op of nieuwswaardig materiaal
in de toekomst wellicht nog terug gaat komen.
3. ARCHIVERING – METADATA
1) De gemonteerde uitzeindingen en items die ingeladen zijn in Fork worden doorgestuurd
naar een neuwsroomsysteem, van waaruit de archivering gebeurt. Het invoeren gebeurt via
een invoerstyeem.
2) De volgende metadata wordt toegevoegd:
Datum en tijdstip, omschrijving, onderwerp, plaats, uitzending, duur, trefwoorden &
opmerkingen
4. ARCHIVERING – TECHNISCH
1) Het allereerste archief lag vast op Betacam tapes. Daarna is er over gegaan op LTO
Datatapes. Sinds een jaar wordt er op HDD's opgeslagen.
2) Vroeger werd er een kopie gemaakt van de LTO datatape die vervolgens ergens anders op
werd geslagen. Tegenwoordig zijn er 2 aparte serversystemen in het gebouw aanwezig, die
kopie n zijn van elkaar. De systemen staan in verschillende gedeeltes van het gebouw.ë
5. SPOTTEN VAN BEELDEN
1)
2) Er is bij RTV Oost zelden sprake van cameramensen die alleen op pad gaan, en dan het
beeldmateriaal bij een editor afleveren. Het is of
1. Een camjo die zelf zijn edit doet of naast de editor zit om instructies te geven over de
reportages, of
2. Een cameraman en verslaggever gaan samen op pad, waarna de verslaggever de
beelden meeneemt naar een editor om het item af te monteren. De verslaggever kent dan
vanzelfsprekend de beelden die geschoten zijn.
De editor krijgt dus in geen enkel geval beelden waar hij “zich maar mee moet redden”, en
die hij zou moeten spotten. Afgezien van een kort item die hij vanuit archiefmateriaal samen
moet stellen. Maar dit heeft niets met spotten te maken, meer met juist zoeken in het
archief.
6. BEN IK NOG WAT VERGETEN OM DE WORKFLOW VAN BEELDEN BINNEN JULLIE BEDRIJF IN
KAART TE BRENGEN?
1) Nee.
35
Bijlage G – interview Arnold Bomhof
1. COMMUNICATIE
1) Met de regisseur. Hij heeft het klantcontact ook, weet wat de klant wil en heeft het verhaal
in zijn hoofd zitten.
2) Heel vaak zijn er super korte deadlines, dus vaak slaan we die communicatiestap over. In
het geval wanneer er een zogenaamde 'moodfilim' gemaakt moet worden en daar meer tijd
voor is, zitten we van tevoren met regisseur, cameraman en editor samen. Ik kan dan input
geven over inhoud, en soms ook over stijl kan ik suggesties geven.
En daarnaast: veel films is toch een standaard riedeltje afwerken, en vergen niet een hele
bijzondere benadering qua vorm. Dan kun je meer op de automatische piloot werken.
3) Als de regisseur mee is, dan niet. Alleen wanneer er dronebeelden geschoten zijn is er wel
wat extra overleg. Wanneer de cameraman alleen op pad is geweest, als camjo, geeft hij
vaak wel een mondelinge toelichting over welke beelden er geschoten zijn, op welke
locaties, etcetera.
4) Als er wat mis is met de beelden heb ik contact met de cameraman. Inhoudelijk overleg ik
met de regisseur. Heel af en toe, wanneer het om vormgedragen montages gaat, zit de
cameraman er ook nog wel eens bij.
5) Nee, zulke feedbackrondes gebeuren eigenlijk nooit. Opnieuw, vanwege korte deadlines.
Als we het ene project af hebben start de volgende dag de volgende al weer.
2. SPOTTEN VAN BEELDEN
1) Mijn montage begint met het opzetten van een inhoudelijk verhaal, net zoals een boek. Wat
is de aanleiding, wat is de oorzaak of wat is het belang, en andere hoofdstukken. Soms is
er een script waarnaar ik kan werken, maar soms ook niet. Vaak met interviews werkt het
volgen van een script niet echt lekker, omdat er nog wel eens andere informatie opduikt.
Ik zet eerst de voiceover en interview 0p de tijdlijn, om het verhaal juist te krijgen. Daarna
zoek ik pas de vorm erbij, de beelden. Als er geen voiceover en interviews zijn, in het geval
van moodfilms, dan werk ik meer op intu tie en monteer ik aan de hand van muziek.ï
Technisch aangezien de opbouw van het Avid project, heb ik altijd een bin “_edit”, een bin
“muziek”, een bin “VO” en de bin waar alle beelden in staan houd ik qua structuur altijd
intact. Ik verander niets aan de volgorde of bestandsnamen. Als het over verschillende
locaties verdeeld is of verschillende draaidagen, dan wil ik nog wel eens de bin opdelen in
kleinere bins. Maar dat wordt pas effici nt vanaf meer dan 100 beelden die op meer dan 2ë
locaties geschoten zijn.
2) Nee.
3) Ik kijk de clips nooit helemaal door, in andere woorden: ik speel ze nooit van A tot Z af. In
dat opzicht spot ik ze dus niet. Ik scrol wat door een clip heen. Wat ik wel doe is alle clips
afgaan, hetzij thumbnails of er even doorheen scrollen omdat ik anders heel onrustig wordt.
Dit doe ik alleen niet op voorhand, maar meestal tijdens het montageproces.
4) In eerste instantie denk je altijd “jemig, wat een bult aan materiaal. Hoe moet ik hier nog
een verhaal van maken?” Maar op een gegeven moment weet je waar het op slaat, en
vallen dingen op z'n plek. Maar als het een project is met cht veel beelden, op veelé
verschillende locaties geschoten, dan heb ik altijd wel iemand naast me nodig die bij de
opnames is geweest. Vaak is dat de regisseur.
Maar vaak is het lastiger, om overzicht te houden van de inhoud. De beelden wijzen zichzelf
altijd wel.
5) Valt meestal wel mee.
3. OVERDRACHT VAN BEELDEN – VERBETERING
1) Als je kijkt naar de workflow tussen jou en de cameraman, werkt die dan effici nt?ë
2) Denk je dat de montagestructuur waarmee je zelf werkt verbeterd zou kunnen worden?
3) Vraag: Je geeft zelf al aan dat je in het begin een beetje het gevoel krijgt dat je een bak aan
beelden krijgt. Zou die beginfase verbeterd kunnen worden?
Antwoord: Ja, dat kan wel. Dan moet je met z'n twee n monteren, met de regisseur ernaastë
die precies weet wat waar gedraaid is. Als er al een ruwe voormontage met de regisseur te
36
maken is, zou ik als editor sneller verder kunnen.
Vraag: Zouden er nog andere manieren zijn, die goedkoper zijn dan een regisseur naast je
hebben? Wanneer er een overdracht is van informatie van de cameraman naar jou?
Antwoord: Ik geloof er niet zo in, dan krijg je een hele administratie enzovoort. Ik geloof
meer in een soort talent of professionaliteit, in plaats van lijsten enzovoort.
De cameraman zou eventueel nog kunnen spotten... Maarja, ik zie het eigenlijk niet zo als
een probleem.
4. ARCHIVERING VAN BEELDEN
1) Ja.
2) Niet echt gezocht, maar ik houd wel op lijsten bij welke projecten op welke schrijven staan.
3) Alle projecten staan op externe schijven. Ik heb n werkschijf, en backupschijven. Met eenéé
programma 'syncback' synchroniseer ik dat dan. Maar dat is wel allemaal handwerk. Wij
zijn te klein om het anders te doen.
37
Bijlage H – classificatielijst
Camerastandpunt
• Low angle
• Level
• High angle
Camerabeweging
• rotatie
◦ Pan
◦ Tilt
◦ Roll
• verplaatsing
◦ Dolly in / push in
◦ Dolly out / pull out
◦ Side dolly
◦ Circle dolly
◦ Tracking
◦ Countermove
◦ Boom up
◦ Boom down
◦ Crane movement
◦ Rolling Shot
◦ Handheld shot
◦ First / third person movement
◦ Drone / helicopter movement
Kadrering
• Extreme long shot
• Long shot
• Full shot
• medium full shot / Cowboy shot / American shot
• Medium shot
• Medium close shot / Three T's
• wide close-up/ head and shoulders
• close-up
• Choker / big head close-up
• extreme close-up
Shottype
• Over the Shoulder shot
• 50/50 shot
• Two shot
• Three (or more) shot
• Rack focus
• Zoom shot
• Vertigo shot
38
• Dutch angle shot
• Sequence shot
• Slow motion shot
• Timelapse
Compositie
• Framing
◦ Open framing
◦ Closed framing
◦ Frame in frame
◦ centre
◦ 2/3 th
◦ off-centre
• Depth
◦ Compressed space
◦ wide space
◦ flat
◦ perspective
◦ foreground
◦ background
• Lines
◦ Horizontal
◦ Vertical
◦ Diagonal
◦ symmetric
◦ a-symmetric
◦ Triangle
◦ curve
Scherptediepte
◦ Deep focus
◦ Selective focus
◦ Narrow focus
kleur, contrast en helderheid
• color
◦ Grayscale
◦ Saturated
◦ De-saturated
◦ color tinted
▪ Warm colors
▪ cold colors
• Exposure
◦ Bright image
◦ Normal image
◦ Dark image
39
• Tonal range
◦ Dark tones
◦ Contrastary tones
◦ Light tones
• Image clarity
◦ Soft image
◦ Sharp image
Onderwerp
• The subject
• Movement of the subject
◦ Static
◦ Constant
▪ left right→
▪ right left→
▪ up down→
▪ down up→
▪ diagonal up – left right→
▪ diagonal down – left right→
▪ diagonal up – right left→
▪ diagonal down – right left→
▪ neutral
◦ contrasting
• Actions of the subject
Belichting
• used lights
◦ Key light
◦ Fill light
◦ Backlight
◦ Kicker
◦ Sidelight
◦ Topper
◦ Footlight
◦ Ambient light
◦ Practical lights
• Light quality
◦ Soft light
◦ Hard light
◦ High key
◦ Low key
• Light direction
◦ Front
◦ ¾ front
◦ side
◦ ¾ back
40
◦ back
◦ omnidirectional
Lens
• High speed / Slow speed
• Focal length
• F-stop
Lensfilters
• Difussiefilter
• Contrastfilter
• Net's
• ND-filter
• Kleurenfilter
• Polarisatiefilter
• IR-filter
• UV-filter
• Effect filters
Camera-instellingen
• Frame rate
• Shutterspeed
• Shutter angle
• Gain / ISO
• Color balance
• Gamma
• Knee
• Black gamma / Gamma stretch
• Color saturation
• Color matrix
41
Bijlage I – beoordeling classificatielijst Davey
42
43
Bijlage J – beoordeling classificatielijst Jacek
44
45

More Related Content

Similar to afstudeerverslag Maurice Vlot (108839) versie 4

Nearshoring Review
Nearshoring ReviewNearshoring Review
Nearshoring ReviewJacekSalek
 
Waarden ethiek en ai in het onderwijs, deel 2 - Wilco Te Winkel (EUR), Arun R...
Waarden ethiek en ai in het onderwijs, deel 2 - Wilco Te Winkel (EUR), Arun R...Waarden ethiek en ai in het onderwijs, deel 2 - Wilco Te Winkel (EUR), Arun R...
Waarden ethiek en ai in het onderwijs, deel 2 - Wilco Te Winkel (EUR), Arun R...SURF Events
 
Pdf see menext
Pdf see menextPdf see menext
Pdf see menextSeeMe
 
Productletter quick scan dutch six sigma may 2017
Productletter quick scan dutch six sigma may 2017Productletter quick scan dutch six sigma may 2017
Productletter quick scan dutch six sigma may 2017Leo Monhemius
 
09 06 01 Iia In Imag
09 06 01 Iia In Imag09 06 01 Iia In Imag
09 06 01 Iia In ImagStevenR
 
10 valkuilen algemeen
10 valkuilen algemeen10 valkuilen algemeen
10 valkuilen algemeenNicole Aafjes
 
Workshop Procesmatig werken vs FTE's
Workshop Procesmatig werken vs FTE'sWorkshop Procesmatig werken vs FTE's
Workshop Procesmatig werken vs FTE'sRichard den Dulk
 
Artikel 4+2 procesmodel v1.0
Artikel 4+2 procesmodel v1.0Artikel 4+2 procesmodel v1.0
Artikel 4+2 procesmodel v1.0rloggen
 
Een Pragmatische Aanpak Voor Architectuur Versie 2.3
Een Pragmatische Aanpak Voor Architectuur Versie 2.3Een Pragmatische Aanpak Voor Architectuur Versie 2.3
Een Pragmatische Aanpak Voor Architectuur Versie 2.3Willem Oorschot
 
Een Pragmatische Aanpak Voor Architectuur Versie 2.3 1
Een Pragmatische Aanpak Voor Architectuur Versie 2.3 1Een Pragmatische Aanpak Voor Architectuur Versie 2.3 1
Een Pragmatische Aanpak Voor Architectuur Versie 2.3 1Willem Oorschot
 
12. Agile BI: valkuilen bij het starten met de SCRUM methode
12. Agile BI: valkuilen bij het starten met de SCRUM methode12. Agile BI: valkuilen bij het starten met de SCRUM methode
12. Agile BI: valkuilen bij het starten met de SCRUM methodeFourPoints Business Intelligence
 
150223 Corporate presentation v0.5
150223 Corporate presentation v0.5150223 Corporate presentation v0.5
150223 Corporate presentation v0.5Weynand Kuijpers
 
Wachttijden verkorten met SMED, deel 3: De praktijk.pptx
Wachttijden verkorten met SMED, deel 3: De praktijk.pptxWachttijden verkorten met SMED, deel 3: De praktijk.pptx
Wachttijden verkorten met SMED, deel 3: De praktijk.pptxBertTeeuwen1
 
CV Frans Traas 2016 Algemeen
CV Frans Traas 2016 AlgemeenCV Frans Traas 2016 Algemeen
CV Frans Traas 2016 AlgemeenFransTraas
 
gouden tips voor Blended learning en future proof onderwijs
gouden tips voor Blended learning en future proof onderwijsgouden tips voor Blended learning en future proof onderwijs
gouden tips voor Blended learning en future proof onderwijsJurjen Helmus
 
160729-WP05-Operating-Model-Canvas-Definitief-JG
160729-WP05-Operating-Model-Canvas-Definitief-JG160729-WP05-Operating-Model-Canvas-Definitief-JG
160729-WP05-Operating-Model-Canvas-Definitief-JGAnderson MacGyver
 
Over testen gesproken TestNet najaar 2019 openingskeynote Rik Marselis
Over testen gesproken TestNet najaar 2019 openingskeynote Rik MarselisOver testen gesproken TestNet najaar 2019 openingskeynote Rik Marselis
Over testen gesproken TestNet najaar 2019 openingskeynote Rik MarselisRik Marselis
 

Similar to afstudeerverslag Maurice Vlot (108839) versie 4 (20)

Nearshoring Review
Nearshoring ReviewNearshoring Review
Nearshoring Review
 
Waarden ethiek en ai in het onderwijs, deel 2 - Wilco Te Winkel (EUR), Arun R...
Waarden ethiek en ai in het onderwijs, deel 2 - Wilco Te Winkel (EUR), Arun R...Waarden ethiek en ai in het onderwijs, deel 2 - Wilco Te Winkel (EUR), Arun R...
Waarden ethiek en ai in het onderwijs, deel 2 - Wilco Te Winkel (EUR), Arun R...
 
Pdf see menext
Pdf see menextPdf see menext
Pdf see menext
 
Productletter quick scan dutch six sigma may 2017
Productletter quick scan dutch six sigma may 2017Productletter quick scan dutch six sigma may 2017
Productletter quick scan dutch six sigma may 2017
 
09 06 01 Iia In Imag
09 06 01 Iia In Imag09 06 01 Iia In Imag
09 06 01 Iia In Imag
 
10 valkuilen algemeen
10 valkuilen algemeen10 valkuilen algemeen
10 valkuilen algemeen
 
10 valkuilen algemeen
10 valkuilen algemeen10 valkuilen algemeen
10 valkuilen algemeen
 
Monitoring sucks
Monitoring sucksMonitoring sucks
Monitoring sucks
 
Workshop Procesmatig werken vs FTE's
Workshop Procesmatig werken vs FTE'sWorkshop Procesmatig werken vs FTE's
Workshop Procesmatig werken vs FTE's
 
Artikel 4+2 procesmodel v1.0
Artikel 4+2 procesmodel v1.0Artikel 4+2 procesmodel v1.0
Artikel 4+2 procesmodel v1.0
 
Een Pragmatische Aanpak Voor Architectuur Versie 2.3
Een Pragmatische Aanpak Voor Architectuur Versie 2.3Een Pragmatische Aanpak Voor Architectuur Versie 2.3
Een Pragmatische Aanpak Voor Architectuur Versie 2.3
 
Een Pragmatische Aanpak Voor Architectuur Versie 2.3 1
Een Pragmatische Aanpak Voor Architectuur Versie 2.3 1Een Pragmatische Aanpak Voor Architectuur Versie 2.3 1
Een Pragmatische Aanpak Voor Architectuur Versie 2.3 1
 
12. Agile BI: valkuilen bij het starten met de SCRUM methode
12. Agile BI: valkuilen bij het starten met de SCRUM methode12. Agile BI: valkuilen bij het starten met de SCRUM methode
12. Agile BI: valkuilen bij het starten met de SCRUM methode
 
150223 Corporate presentation v0.5
150223 Corporate presentation v0.5150223 Corporate presentation v0.5
150223 Corporate presentation v0.5
 
Wachttijden verkorten met SMED, deel 3: De praktijk.pptx
Wachttijden verkorten met SMED, deel 3: De praktijk.pptxWachttijden verkorten met SMED, deel 3: De praktijk.pptx
Wachttijden verkorten met SMED, deel 3: De praktijk.pptx
 
CV Frans Traas 2016 Algemeen
CV Frans Traas 2016 AlgemeenCV Frans Traas 2016 Algemeen
CV Frans Traas 2016 Algemeen
 
gouden tips voor Blended learning en future proof onderwijs
gouden tips voor Blended learning en future proof onderwijsgouden tips voor Blended learning en future proof onderwijs
gouden tips voor Blended learning en future proof onderwijs
 
160729-WP05-Operating-Model-Canvas-Definitief-JG
160729-WP05-Operating-Model-Canvas-Definitief-JG160729-WP05-Operating-Model-Canvas-Definitief-JG
160729-WP05-Operating-Model-Canvas-Definitief-JG
 
Over testen gesproken TestNet najaar 2019 openingskeynote Rik Marselis
Over testen gesproken TestNet najaar 2019 openingskeynote Rik MarselisOver testen gesproken TestNet najaar 2019 openingskeynote Rik Marselis
Over testen gesproken TestNet najaar 2019 openingskeynote Rik Marselis
 
GIVE-metadataproject
GIVE-metadataprojectGIVE-metadataproject
GIVE-metadataproject
 

afstudeerverslag Maurice Vlot (108839) versie 4

  • 1. SAY YEAH. DRIGEST EEN RESPONSIVE INLAADSYSTEEM
  • 2. SAY YEAH. DRIGEST EEN RESPONSIVE INLAADSYSTEEM Naam: Maurice vlot Studentnr: 108839 Opleiding: Kunst en Techniek E-mail: mauricevlot@gmail.com Afstudeerbegeleider: Eric Kramer Vakdocent: Martijn de Groot Bedrijfsbegeleider: Jan Eppink Datum: 04-02-2015 I
  • 3. [ SAMENVATTING ] Sinds de veralgemenisering van de digitale datadragers voor camera's en andere videoapparaten, is het concept spotten ondergesneeuwd geraakt. Spotten, het systematisch doorkijken van de geschoten beelden om goede shots of stukken te vinden en informatie daarover te noteren, was noodzakelijk toen er nog gewerkt werd met banden en tapes en alle tijdcodes opgeschreven werden. Toch is het vandaag de dag nog steeds een handeling waar veel editors zich mee bezig houden. Zo ook bij Say Yeah Motion Media. Waar vroeger het spotten werd gedaan door de regisseur of door een spotter, doen editors het tegenwoordig zelf in hun non-lineaire editing systemen. Dit is echter niet de meest effici nte manier, en Say Yeah gaf aan dat hier tijdswinstë behaald kon worden. Het spotten moet verschoven worden naar de cameramensen die, nadat ze de beelden geschoten hebben, de beelden moeten gaan inladen in een web based spotsysteem. De filosifie hierachter is dat de cameramensen al een voorsprong hebben wanneer ze spotten, omdat ze de beelden zelf geschoten hebben. De editors kunnen vervolgens de ingeladen spot-informatie opzoeken, zodat zij zelf niet of minder beelden door moeten kijken. De invulling van dit systeem moet secuur gebeuren, zodat de gehele workflow (inladen + uitlezen) niet langzamer isn dan het spotwerk wat de editors op dit moment zelf doen. De methode om de invulling van het systeem te bepalen, en te bepalen of nieuwe systeem beter werkt is: 1. Huidige situatie bij Say Yeah in kaart brengen 2. Inlichtingen inwinnen over al bestaande oplossingen bij andere bedrijven 3. Een categorielijst maken van alle mogelijke beeldtechnische en filmtechnische informatie die vast te leggen is over shots 4. Editors van Say Yeah uit de opgestelde categorisatielijst onderdelen laten kiezen waarmee zij hun montage sneller kunnen uitvoeren, als die informatie bekend is over de beelden. 5. Met de gekozen onderdelen een web based inlaadsysteem ontwerpen, en dat systeem laten testen door de cameramensen en de editors. Bij het in kaart brengen van de situatie bij Say Yeah en bij andere bedrijven (door middel van interviews) bleek dat een algemeen geaccepteerde manier om het spotproces over te slaan, het laten meewerken van de regisseur in de editruimte is. De regisseur is vaak op de draaidag aanwezig, en kent dus de geschoten beelden. Bij kleinere bedrijven is dit vaak niet haalbaar door te weinig budget of mankracht. Het samenstellen van de categorisatielijst is gebeurt vanuit literatuuronderzoek. Er is gekozen om alle onderdelen kwalitatief te beschrijven, en niet kwantitatief. In andere woorden: in plaats van kadrering te omschrijven in termen van 'afstand tot onderwerp' en 'brandpuntsafstand van de lens', is er gekozen voor gangbaardere kwalitatieve termen zoals 'long shot' of 'close-up'. De editors hebben gekozen voor een selectieve set aan informatie, waarbij ze niet kozen voor complete categori n maar voor losse onderdelen.ë Deze onderdelen zijn ge mplementeerd in het web based spotsysteem. Hierbij is rekeningï gehouden met gebruiksgemak voor de cameramensen, door gebruik te maken van drag & drop van videobeelden en iconen om informatie in te voeren. Het complete systeem is getest door de cameramensen en editors. De cameramensen waren in grote lijnen tevreden met hoe het opgezet was. De editors gaven aan dat het 'wennen' was, en ze vroegen zich af of het sneller was om met dit systeem te werken dan zelf de beelden door te kijken. Concluderend betekent dat, dat het inlaadsysteem goed werkt en goed is ingericht voor de werknemers van Say Yeah, maar er getwijfeld moet worden of het de ideale oplossing om bepaalde werkprocessen te versnellen. II
  • 4. [ VOORWOORD ] Na het vele zwijgen, voor me uit staren, in gedachten verzonken zijn en schrijven... Na al die pogingen, herzieningen, veranderingen en aanpassingen... Met blijvende gedachte aan jou, is het moment daar: ik ben vrij III
  • 5. [ INHOUDSOPGAVE ] Inhoudsopgave Samenvatting II Inleiding 1 Probleemstelling 2 Hoofd en deelvragen 4 Afbakening 5 Korte omschrijving aanpak afstuderen 6 Opbouw 7 Theorie 8 Aanpak van afstuderen 9 Afstudeerresultaten 12 Conclusie en discussie 25 Aanbevelingen 26 Bronnen 27 Bijlagen 28
  • 6. [ INLEIDING ] aanleiding Say Yeah Motion Media (voortaan: Say Yeah) is een goed lopend bedrijf waar 10 werknemers werken aan videoproducties vooral gericht op corporate branding. Het najaar van 2014 wordt een drukke periode voor Say Yeah met veel producties waarin veel werk verzet gaat worden. Tijdens deze periodes is het zaak dat een bedrijf effici nt te werk gaat, en datë ook binnen het bedrijf alle communicatielijnen kort, bondig en begrijpelijk zijn. De workflow van de cameramensen naar de editors binnen Say Yeah verloopt, volgens de directeur, nog niet optimaal. Volgens hem zou de beeldoverdracht beter geautomatiseerd en gestructureerd kunnen verlopen. Het gewenste afstudeerproduct is een opzet voor een systeem waar beelden mee gespot kunnen worden. probleemstelling Bij Say Yeah is er niet standaard bij alle producties een regisseur aanwezig die bij de draaidag is en daarna ook bij de montage is. Het gebeurt vaak genoeg dat een cameraman alleen op pad gaat en de beelden vervolgens aflevert aan de editor. In dit geval kent de editor de beelden niet. De editors zijn doorgaans lang bezig met het doorkijken (spotten) van alle beelden, wat nodig is voordat ze aan hun montage kunnen beginnen. Dit proces kan verbeterd worden. Aangenomen wordt, dat wanneer de cameramensen de beelden spotten en de gegenereerde informatie over de beelden doorgeven aan de editors, de editors sneller met de beelden kunnen werken en het gehele proces beter verloopt. De cameramensen kennen hun eigen geschoten beelden immers al, en zullen daarom sneller een spotlijst op kunnen stellen dan wanneer de editors de beelden doorkijken. Hierdoor zal het geheel tijd effici nter worden. Dit is echter alleen zo,ë wanneer er een vaste structuur of systeem is waarmee de cameramensen kunnen spotten die niet te tijdrovend is. hoofd- en deelvragen Dat het spotproces niet te tijdrovend moet zijn voor de cameramensen, maar tegelijkertijd wel zo volledig en nuttig mogelijk voor de editors, is waar het onderzoek over gaat. Het afstudeeronderzoek is er voor om te bepalen volgens welke methodiek het spotten moet gebeuren, en hoe een spotsysteem naargelang ingericht zou kunnen worden. De hoofdvraag van het onderzoek is: “Welke informatie moet vastgelegd worden bij het spotten van beeldmateriaal door de cameramensen van Say Yeah en op welke manier moet de informatieoverdracht plaats vinden naar de editors, zodat voor de specifieke video's van Say Yeah – welke creatieve video's zijn bedoeld voor corporate branding – editors sneller en effi nter kunnenë werken dan in de huidige situatie?” De deelvragen gaan vervolgens over (1) hoe de situatie op dit moment is bij Say Yeah (2) hoe de situatie is bij vergelijkbare bedrijven (3) welke informatie er over individuele shots vast te leggen is bij het spotten (4) welke informatie de editors belangrijk vinden (5) hoe de gekozen informatie snel en begrijpbaar vastgelegd en uitgelezen kunnen worden. afbakening Bij de probleemstelling kwam het al even naar voren. Het afstudeeronderzoek rust geheel op een aanname. Dit is een belangrijke afbakening. De aanname is dat het in de regel sneller is wanneer een cameraman spot. Dit wordt niet onderzocht in het onderzoek (want dit zou een heel onderzoek op zichzelf zijn), maar aangenomen. afstudeermethode De hoofdvraag en alle deelvragen zijn kwalitatieve vragen. De informatie wordt gewonnen door het houden van relevante interviews en het raadplegen van relevante literatuur. 1
  • 7. [ PROBLEEMSTELLING ] Archivering en/of categorisering van materiaal is doorgaans niet gemakkelijk, al helemaal niet wanneer het zoiets dynamisch als beeld of geluid betreft. Wat sla je wel op, en wat niet, en hoe categoriseer je dingen zodat ze daarna vindbaar en overzichtelijk zijn? Probeer je zoveel mogelijk al het materiaal in vaste stramienen en structuren te drukken, of zorg je ervoor dat de verslaglegging van het materiaal in ieder geval goed is? Deze vragen spelen een essenti le rol bij bijvoorbeeld een bibliotheek- of stadsarchief. Maar ookë grote mediabedrijven die met veel beeld- en geluidsmateriaal om gaan kampen met deze uitdagingen. Say Yeah is daarin niet anders. Bij Say Yeah werken 10 mensen, elk met hun eigen specialisatie. Alle werknemers opereren los van elkaar, waardoor de behoefte aan juiste communicatie en overdracht van ideeën, plannen en productiemateriaal essentieel is. Daarnaast wordt er veel videodata geproduceerd per maand, dat kan lopen tot in de terabytes. Binnen grotere mediabedrijven is het gebruikelijk dat voor een videoproductie een regisseur op de klus wordt gezet die het proces overziet en leidt. De regisseur bepaalt (in overleg met anderen) het verhaal, de opzet, de stijl en het projectverloop. Hij houdt bij deze zaken een oogje in het zeil, stuurt aan en zorgt voor consistentie en samenhang. De regisseur is vaak bij alle stadia van de productie aanwezig; van idee tot nabewerking. Hierdoor kan de regisseur inspringen op belangrijke beslissingen, en wordt het project feitelijk door hem vorm gegeven. Dit betekent ook dat hij van alle markten thuis moet zijn, en weet wat er reilt en zeilt binnen de productie. Hij is op de hoogte van ten minste script, acteurs, locaties, shotlists, nabewerking en montage. Binnen Say Yeah worden er op producties geen regisseurs gezet, omdat het bedrijf daarvoor te klein is. Hierdoor mist er wat algehele cohesie. De directeur van het bedrijf haalt opdrachten binnen, de producent plant draaidagen, de cameramensen gaan op pad en schieten beeld, en de editors maken er een uiteindelijke video van. Dit is een efficiënte verdeling van werkkracht, mits er een juiste workflow is. Er kan op het gebied van workflow nog het een en ander verbeterd worden. De situatie tussen cameramensen en editors is op het moment als volgt: De cameramensen schieten beelden, die ze aan het eind van de draaidag in een gedeelde netwerkmap zetten. Daarna kijken ze er feitelijk niet meer naar om. De editors zijn degene die al het beeldmateriaal doorspitten (het zogenaamde "spotten") op zoek naar goed en bruikbaar beeldmateriaal. De editors weten niet w t er precies gefilmd is, dus moeten ze alle beeldená bekijken. Wanneer er veel beeldmateriaal is zijn ze hier uren (soms dagen volgens sommige editors) mee bezig. Zeker wanneer het een langdurig en groot project is kan dit problematisch zijn. Aangenomen wordt, door de editors en andere mensen, dat de cameramensen doorgaans minder lang bezig zijn met spotten, omdat ze het beeld zelf geschoten hebben. Voor zover gevraagd aan ze, wordt dit beaamd door de cameramensen. Hierdoor zou het totale proces van draaidag naar eindmontage versneld kunnen worden. Het zou logisch zijn wanneer de cameramensen het beeld dus spotten, en deze informatie door kunnen geven aan de editors. Hier zitten wel wat haken en ogen aan. Het moet natuurlijk niet zo zijn, dat er dubbel werk wordt verricht of teveel werk waardoor het gehele proces misschien zelfs minder effici nt wordt. Het is vanë belang dat de cameramensen de editors van informatie voorzien die ze echt nodig hebben en waar ze echt significant tijdswinst mee kunnen boeken. Daarnaast moet er gekeken worden naar welke informatie misschien wel gemakkelijk is voor de editors, maar niet effici nt omdat er misschien dubbel werk verricht wordt. Wanneer de cameramanë bijvoorbeeld een beeld uitvoerig spot voor een precies detail, maar waar de editor vervolgens toch 2
  • 8. zelf ook nog naar moet kijken omdat het een t specifiek detail is, of de omschrijving ervan nieté volledig genoeg is, dan is er sprake van dubbel verricht werk. Het afstudeeronderzoek richt zich op hoe het spotten systematisch kan gebeuren door de cameramensen waardoor het proces van de editors versneld kan worden. Het gehele proces moet sneller zijn dan in de huidige situatie het geval is. Dit houdt in dat ook het invoeren en uitlezen van de spot-informatie effici nt moet kunnen gebeuren.ë Om een goed productontwerp op te leveren waar zowel cameramensen als editors goed mee overweg kunnen, zal onderzocht moeten worden waar dit product aan moet voldoen. Welke onderdelen moeten er wel in en welke niet? Waar voldoet een goed spot- en invoersysteem aan? Wat is werkbaar, wat is praktisch en wat niet? En wat bestaat er al bij andere bedrijven? Dit zijn vragen waar het afstudeeronderzoek antwoord op moet geven. 3
  • 9. [ HOOFD - EN DEELVRAGEN ] Gezien de probleemstelling, kunnen er een hoofdvraag en deelvragen opgesteld worden. hoofdvraag De hoofdvraag van het onderzoek luidt: Welke informatie moet vastgelegd worden bij het spotten van beeldmateriaal door de cameramensen van Say Yeah binnen een web based spotsysteem, zodat voor de corporate branding films van Say Yeah editors sneller kunnen werken dan in de huidige situatie? deelvragen De deelvragen van het onderzoek binnen de afstudeeropdracht zijn: I. “Hoe spotten de editors op dit moment, en welke knelpunten komen ze daarbij tegen? II. “Hoe gebeurt het spotten en archiveren van beeldmateriaal bij vergelijkbare bedrijven?” III. “Welke beeldtechnische of filmtechnische informatie is er over individuele shots vast te leggen bij het spotten?” IV. “Welke informatie is noodzakelijk om vast te leggen om het spotproces te versnellen, volgens de editors van Say Yeah?” V. Wat zijn de sterke en zwakke punten van het ontworpen web based spotsysteem, volgens de editors en cameramensen van Say Yeah? 4
  • 10. [ AFBAKENING ] De allereerste en meest belangrijke afbakening die gemaakt wordt in het afstudeeronderzoek, is een aanname; namelijk de aanname dat het in de regel effici nter is wanneer cameramensenë beelden spotten in plaats van editors. Zonder die aanname is het onderzoek nutteloos. Er zou dan eerst onderzocht moeten worden of het berhaupt beter is om cameramensen te laten spotten. Ditü is een heel onderzoek op zich. Nadat de editors en cameramensen geraadpleegd zijn bij Say Yeah, waren zij het erover eens dat de aanname die gemaakt wordt een logische is waar ze achter staan. Dit is tegelijkertijd ook de verantwoording voor deze keuze. Als tweede gaat het afstudeeronderzoek zich niet richten op gebieden 'aan de andere kant' van de bestandsoverdracht. In andere woorden: Hoe cameramensen minder kwantiteit en meer kwaliteit in de geschoten beelden kunnen brengen (dit zorgt voor minder overhead in beelden). Het afstudeeronderzoek richt zich specifiek op schriftelijke overdracht van beeldmateriaal, en niet op mondelinge overdracht van beeldmateriaal. Binnen deze schriftelijke overdracht, wordt er alleen rekening gehouden met cameramensen en editors die een gedegen kennis hebben van type shots, kadrering, bewegingen, belichtingen etcetera. 5
  • 11. [ KORTE OMSCHRIJVING AANPAK AFSTUDEREN ] Voordat het afstudeeronderzoek moet er als eerste theoretisch kader opgezet worden. In het afstudeeronderzoek wordt de hoofdvraag beantwoord, en hiermee wordt bepaald welke onderdelen er wel in het spotsysteem zouden moeten komen, welke niet, en hoe deze informatie precies ingevoerd en weergegeven zou moeten worden. Het onderzoek gebeurt op de volgende manier: • Bepaal de huidige situatie bij zowel Say Yeah als andere bedrijven (nulmeting) • Ontwerp een systematische manier of keuzelijst om shots in te delen en te categoriseren • Laat de editors bij Say Yeah bepalen welke onderdelen zij nodig hebben uit deze keuzelijst • Bepaal hoe de gekozen onderdelen het beste vastgelegd en weergegeven kunnen worden in een spotsysteem Om te bepalen of de gemaakte keuzes goed werken binnen de workflow van Say Yeah, wordt er een test gedaan met een prototype. Hiermee kan geverifieerd worden of de juiste informatie gekozen is, het spotten en uitlezen van deze informatie soepel verloopt en of het geheel beter is dan de situatie zoals die voorheen was. 6
  • 12. [ OPBOUW ] Theorie: In het hoofdstuk theorie zal de gevonden theorie voor deelvraag 3 uitgebreid beschreven worden Aanpak afstuderen: In dit hoofdstuk staat de methodiek beschreven die gebruikt is om tot de beantwoording van elke deelvraag te komen. Resultaten: In dit hoofdstuk staan de resultaten beschreven van elke deelvraag. 7
  • 13. [ THEORIE ] In dit hoofdstuk wordt de gevonden theorie omschreven die gebruikt wordt voor de resultaten van deelvraag 3. Deelvraag 3 Uit de literatuur blijkt dat shots te categoriseren en beoordelen zijn op een behoorlijk aantal punten. Veel daarvan gaan over het shot an sich, maar er zijn ook zaken die niet te achterhalen zijn door slechts naar de opname te kijken (bijvoorbeeld camera instellingen of de gebruikte lens). Al deze informatie kan noodzakelijk zijn voor een editor om een beeld in te schatten op zijn waarde, voordat hij het daadwerkelijke beeld doorkijkt. De volgende categori n zijn gevonden in deë literatuur: 1) Camerastandpunt [1] [2] De fysieke positie van de camera, vaak gemeten ten opzichte van het onderwerp 2) Camerabeweging [3] [4] De beweging van de camera, als er n iséé 3) Kadrering [5] [6] [7] [8] Een algemene term die zowel aanduidt wat de grootte van het onderwerp is in het beeld, maar ook waar het onderwerp in beeld staat 4) Shottype [15] [16] De terminologie die gebruikt wordt om een shot aan te duiden in scripts of in ander vakjargon 5) Compositie [9] [10] + fotografiegids 'compositie' De verdeling van de verschillende onderdelen binnen het kader 6) Scherptediepte Het gebied om het focuspunt waar het beeld nog als scherp waargenomen wordt 7) Kleur, contrast en helderheid De hoeveelheid licht en welk licht er zichtbaar is in het kader 8) Onderwerp [11] [12] Het onderwerp in het kader 9) Belichting [13] [14] Alle lichtbronnen die het onderwerp en zijn/haar omgeving verlichten 10) Lens [17] Het objectief voor de camera 11) Filters [18] [19] Materialen die het invallende licht op het objectief veranderen in intensiteit, textuur of kleur 12) Camera-instellingen [20] [21] Alle instellingen die (digitaal of analoog) op de camera te maken zijn om het beeld te be nvloedenï Al deze categori n hebben een bepaalde invulling. Deze wordt uitvoerig behandeld in deë afstudeerresultaten van deelvraag 3. [1] cinematography: pag. 64, “lens height” [2] The five C's: pag. 35, “camera height” [3] Cinematography: pag. 209, “camera movement” [4] Shot by Shot: pag. 278, “the moving camera” [5] The five C's: pag. 24, “Subject size, subject angle & camera height” [6] Cinematography: pag. 20, “character shots” [7] Shot by Shot: pag. 121, “shot size” [8] Shot by Shot: pag. 159, “shot flow” [15] Cinematography: pag. 17, “The shots: building blocks of a scene” [16] The five C's: pag. 13, “Types of camera angles” [9] Cinematography: pag. 200, “composition” [10] The five C's: pag. 197, “composition” [11] The five C's: pag 87, “directional continuity” [12] Shot by Shot: pag 159, “Establishing a location by varying shot size” [13] Cinematography: pag. 108, “some lighting terminology” [14] Cinematography: pag. 181, “exposure” [17] Cinematography: pag. 269, “optics and focus” [18] Cinematography: pag. 231, “basic qualities of color” [19] Cinematography: pag. 265, “Camera Filter Types” [20] Cinematography: pag. 147, “HD cinematography” [21] Cinematography: pag. 266, “Image Control with the camera” 8
  • 14. [ AANPAK VAN AFSTUDEREN ] Om de hoofdvraag te beantwoorden, moet er informatie komen die gaat over het spotproces alsook informatie die gaat over de huidige situatie bij Say Yeah en de situatie bij andere bedrijven. Het omschrijven van de situatie bij Say Yeah is noodzakelijk omdat er anders geen vergelijking gemaakt kan worden met het ontworpen prototype aan het eind. In andere woorden: Je hebt een momentopname nodig van de situatie voor de verandering en na de verandering. Het omschrijven van de situatie bij andere bedrijven is nodig om idee n op te doen en onderdelenë van hun systematiek over te kunnen nemen. Ook wordt er informatie verzameld over de verschillende elementen die een shot maken. Als deze elementen zijn verzameld kunnen ze ingedeeld worden in categorie n. Deze categorie n kunnenë ë gebruikt worden om te spotten volgens een vaste methodiek. De editors van Say Yeah kunnen vervolgens categorie n uitzoeken die passen bij hun behoeftes.ë De uitgezochte categorie n kunnen getoetst worden of ze complexe informatie bevatten. Als zeë complexe informatie bevatten, moet duidelijk worden hoe deze gemakkelijk en overzichtelijk te noteren en uit te lezen is. Aan de hand van alle voorgaande informatie, is een prototype te ontwerpen. Met dit prototype kan bepaald worden of het gehele proces van cameraman naar editor verbeterd is volgens de gemaakte keuzes in het onderzoek. Deelvraag 1 De beantwoording van de eerste deelvraag gebeurt middels interviews met de editors bij Say Yeah. Op voorhand zijn de doelen van de interviews opgesteld. De doelen zijn: I. Inzicht krijgen in welke vorm van communicatie en hoeveel communicatie is er tussen de editor en de cameraman voordat de editor aan een project begint, tijdens het project na het project. II. Inzicht krijgen in hoe editors omgaan met de videobestanden wanneer ze de beelden niet kennen, en wanneer het een groot aantal beelden betreft. III. Inzicht verkrijgen in waar de editors op selecteren bij het beoordelen van beelden. IV. Inzicht verkrijgen in hoe het beeldarchief is opgebouwd. Aan de hand van deze doelen zijn vragen opgesteld, zoals te lezen is in bijlage A. Deelvraag 2 Het is belangrijk om in kaart te brengen en een globaal idee te krijgen hoe de werkstructuur tussen cameramensen en editors bij andere bedrijven is. Hierdoor vergroten de inzichten in het oplossingsproces van de probleemstelling van Say Yeah. In andere woorden: Hoe doen andere bedrijven het? Het kan gezien worden als voorbereidend onderzoek of veldonderzoek. De resultaten van deze deelvraag zullen als eerste moeten beantwoorden of de insteek die de opdrachtgever wenst, de juiste insteek is. Als het blijkt dat er een slimmere manier is om het probleem op te lossen, zal dit de leidraad worden voor de rest van het afstudeertraject. De beantwoording van de tweede deelvraag kan alleen gedaan worden met interviews uit het werkveld, bij bedrijven die vergelijkbare werkzaamheden verrichten als Say Yeah. De doelstelling is om bij 3 mediabedrijven langs te gaan, elk van verschillende grootte en omvang: E n bedrijf met dezelfde omvang en hetzelfde productievolume als Say Yeah, n bedrijf groter alsé éé Say Yeah in aantal werknemers en productievolume, en n omroep met een zeer hoogéé productievolume en beeldvolume. Bij die bedrijven moet een interview gehouden worden met een cameraman, een editor, of iemand 9
  • 15. anders die ten minste een goed overzicht heeft over hoe er om wordt gegaan met beelden binnen het bedrijf. Het interview met de omroep heeft de volgende 3 doelen: I. Inzicht verkrijgen in de manier van archivering bij een bedrijf met veel beeldmateriaal. II. Inzicht verkrijgen in de manier waarop beelden tussen verschillende partijen doorgegeven worden III. inzicht verkrijgen in welke informatie-uitwisseling er plaats vindt wanneer beelden doorgegeven worden van een onafhankelijke cameraman naar een onafhankelijke editor. Het interview met het bedrijf wat gelijk aan of groter is dan Say Yeah heeft de volgende 4 doelen: I. Inzicht krijgen in welke vorm van communicatie en hoeveel communicatie is er tussen de editor en de cameraman voordat de editor aan een project begint, tijdens het project en na het project. II. Inzicht krijgen in hoe editors omgaan met de videobestanden wanneer ze de beelden niet kennen, en wanneer het een groot aantal beelden betreft. III. Inzicht krijgen vanuit de expertise van de editors hoe er een verbetering plaats kan vinden in het overdrachtsproces. IV. Inzicht krijgen in de werking van het (eventuele) beeldarchief Ook hiervan zijn de volledige vragenlijsten te vinden in bijlage B en C. Deelvraag 3 Deelvraag 3 zal grotendeels berusten op een literatuurstudie. De elementen waar een shot uit bestaat moeten opgezocht worden in relevante literatuur. Vervolgens kunnen die elementen ingedeeld worden in categorie n. Hierdoor zal er een sluitende definitie (een lijst) ontstaanë waarmee een shot ingedeeld of gecategoriseerd kan worden. Het indelen van de gevonden elementen uit de literatuur naar categorie n zal voornamelijkë gebeuren naar eigen kennis en inzicht, omdat veel elementen waarschijnlijk overlap hebben, of bij verschillende categorie n ingedeeld kunnen worden.ë Waarschijnlijk zullen er keuzes gemaakt moeten worden die de invulling van de lijst be nvloeden.ï Deze keuzes zullen worden verantwoord, maar niet worden gecontroleerd door of gekomen zijn uit externe bronnen. Deelvraag 4 De beantwoording van deelvraag 4 is niet moeilijk. De categorielijst van deelvraag 3 wordt op papier voorgelegd aan de editors van Say Yeah. Zij zullen aankruisen welke informatie zij van belang vinden. Ze zullen dit alleen doen, zonder bijzijn van een andere partij. Ook de onderzoeker zal zich afzijdig houden wanneer deze lijst ingevuld wordt. Hierdoor zijn de resultaten objectief, en is direct ook duidelijk of de lijst op zichzelf duidelijk is, zonder uitleg van de dingen die er op staan. Na afloop zal gevraagd worden of er onderdelen waren die de editors niet snapten. Dit zijn dan direct eventuele knelpunten. De ingevulde lijst zal de beantwoording van deze deelvraag zijn. Deelvraag 5 Het ontwikkelen van het prototype zal gebeuren met de antwoorden op deelvraag 4. De keuze voor het systeem van het prototype zal naar eigen inzicht gebeuren. Dit kan zowel analoog als digitaal zijn. Zowel op papier, web based of via een C# programma. Het prototype is bedoelt om te beoordelen of het spotten volgens de onderzochte methode en volgens de onderzochte invulling de editors helpt in hun montageproces. De manier waarop deze data ingevoerd wordt en gepresenteerd wordt is wel van belang (vanwege snelheid en effici ntie), maar via welk systeemë dat gebeurt niet. 10
  • 16. Het prototype zal getest worden door zowel de editors, en de cameramensen van Say Yeah. Het commentaar wat ze geven zal vastgelegd worden in de resultaten van deze deelvraag en gebruikt worden in de conclusie. 11
  • 17. [ AFSTUDEERRESULTATEN ] In dit hoofdstuk zullen de geboekte resultaten per deelvraag gepresenteerd worden. Deelvraag 1 Er zijn twee interviews gehouden met twee editors bij Say Yeah, namelijk: Davey Minkhorst en Jacek Selanski. Dit hoofdstuk zal gaan over de huidige werkwijze bij Say Yeah aangaande het spotten en de werkwijze van de twee editors aangaande hun montage. Dit laatste is belangrijk om inzicht te krijgen in waar editors op letten wanneer ze beelden selecteren. Ook zullen de problemen benoemd worden bij de huidige manier van spotten bij Say Yeah, en de positieve punten. [ Huidige werkwijze spotten ] Wat opvalt is dat beide editors zelf al een oplossing hebben gecre erd om de problematiek vanë lange en ingewikkelde montages met veel beeldmateriaal op te vangen, zodat ze minder hoeven te spotten. Zo zegt Davey: “Vaak is het zo, dat als het complexere opnames zijn, dat de editor mee gaat. Dat wil ik, anders kom ik er niet uit.” Davey zit zelf vaak bij de opnames die in de studio bij Say Yeah gebeuren. Hij heeft dan vaak ook een regisserende rol bij de opnames. Jacek daarentegen, werkt vaker aan montages die buiten de deur geschoten zijn. Zijn oplossing voor lange of ingewikkelde montages: 'Ik laat de cameraman die gefilmd heeft tegenwoordig alvast een voormontage maken, waar alleen de goede shots en de relevante shots in staan. Ook knipt hij de shots alvast grof voor, zodat dingen die er niet in horen of niet relevant zijn er al uit zijn. Die voormontage, dat project, krijg ik dan.” Belangrijk is om op te merken dat Jacek feitelijk het spotproces al deels naar de cameraman verplaatst heeft. Beide editors hebben een vergelijkbare manier van het spotten van materiaal wanneer ze het materiaal niet kennen. Ze verplaatsen l het beeldmateriaal naar 1 tijdlijn, en scrollen er dan met deá playhead door de tijdlijn heen. Volgens Jacek speelt hij het materiaal op minimaal twee keer de snelheid af. Er wordt niet op audio gelet. Jacek kon specifiek aangeven op welke punten hij lette bij het spotten van beelden (op volgorde van belangrijkheid) • Belichting • Kadrering / compositie • Witbalans • Camerabeweging [ problematiek bij huidige werkwijze spotten ] Bij de vragen “Hoe houd je het overzicht?” (vraag 2.4) en “ben je voor je gevoel lang of kort bezig met het zoeken en vinden van beelden?” (vraag 2.5) antwoordde Jacek: “Vaak zit er in het houden van overzicht en het zoeken van beelden wel veel tijd ja.” Daarnaast overkeek hij wel eens beelden die hij er achteraf wel in had willen hebben, maar hij zei: “dat houd je denk ik altijd wel.” Jacek geeft aan: “Wanneer de cameraman een voormontage maakt, is dat echt effici nter voor mij. Hetë scheelt me de hele voorselectie van beelden en het spotten van beelden” Hieruit is op te maken dat het spotten en voorselecteren van beelden een buitengewoon tijdrovende klus is. Er kan wat gezegd worden tegen het feit dat de cameramensen een voormontage maken. Het opstarten van een project kost vanzelfsprekend tijd. Daarnaast lijkt het alsof er dubbel werk verricht wordt. Zowel de cameraman als editor knippen in het materiaal, terwijl in principe de cameraman alleen maar de juiste shots aan zou hoeven geven. 12
  • 18. Ook valt er wellicht te zeggen dat het problematisch is dat Davey vaak bij de opnames aanwezig is. De vraag ontstaat of dit kosten effici nt is of niet. Maar aangezien in deze gevallen Davey ookë regisseur is van het project, kan dit van tafel gedaan worden. Voor het spotten is dit ook gunstig, want hij kent dan zijn eigen materiaal. Davey geeft aan: “Sommige video's moeten gewoon snel af, en daarvoor zou het wel handig zijn wanneer de cameraman wat aan spotwerk doet.” Tijdsdruk is dus een kritisch punt. [ positieve punten bij huidige werkwijze spotten ] Volgens Davey: Er zijn ook langere producties, waar meer tijd aan de montage en het verhaal besteed kan worden. Daarbij heeft het geen zin wanneer de cameraman het voorwerk doet, omdat toch alle beelden uitgebreid bestudeerd worden door mij. Hieruit valt te begrijpen dat een editor het liefst zijn beelden goed en aandachtig bestudeert. Dit kan alleen wanneer de editor zelf alle beelden door kijkt, en zelf dus het spotwerk doet. Wanneer een editor informatie van de cameraman zou krijgen, zou hij het gevoel kunnen krijgen dat hij misschien beelden mist. Deelvraag 2 Het is mislukt om bij 3 bedrijven langs te gaan. Een bedrijf wat groter was dan Say Yeah en geen omroep was niet bereid om een interview te geven. De bedrijven waar ik geweest ben, en de mensen waarmee ik interviews gehouden heb zijn: • Anita Alferink en Marcel Boermans, afdeling Documentatie bij RTV Oost • Arnold Bomhof, editor bij Bureau Beeldtaal De interviews zijn uitgeschreven in bijlage D en E. Van beide bedrijven zijn de beeldenstromen uitgewerkt in een schematische weergave. De nummers geven een aantal manieren aan hoe de beeldenstroom kan lopen. De omschrijvingen aan de onderzijde van het blok geven de verschillende fases aan. Gestippelde pijlen geven aan dat de stroom soms gebeurt, maar niet altijd. Hele pijlen geven aan dat de stroom altijd gebeurt. 13 Camjo Reporter + cameraman Live schakeling Camjo (soms + editor) Reporter + editor archief editor Beeldarchief (database) uitzending 'Snel nieuws' voor website (belangrijke gebeurtenissen, toespraken, calamiteiten) bronmateriaal montage final opslag 1 2 3 4 RTV Oost
  • 19. cameraman regisseur + cameraman Editor (+ soms regisseur) Beeldarchief (losse schijven) Film / video Voor klant bronmateriaal montage final opslag 1 2 Bureau Beeldtaal De beeldenstroom van RTV Oost zit redelijk ingewikkeld in elkaar, en heeft wat verklaring nodig. Als eerste moet gezegd worden dat deze beeldenstroom zich voornamelijk focust op nieuwsvoorziening, en minder van toepassing is op programma's. Er zijn een aantal zaken gebruikelijk / gaande bij RTV Oost: • Een cameraman gaat nooit alleen op pad, tenzij het een camjo betreft • Een editor doet nooit in zijn eentje een montage vanuit aangeleverd materiaal, tenzij het een zogenaamd 'kort bulletin' betreft voor in de uitzending. Deze montages worden dan vanuit archiefmateriaal samengesteld. (manier 2) Een camjo doet meestal zijn eigen montage, en kent natuurlijk zijn eigen geschoten materiaal. • Zowel het gemonteerde item, alsook de uitgezonden uitzending worden opgeslagen in het archief. Dit is voornamelijk om praktische redenen, omdat dit het zoeken en downloaden vanuit het archief sneller maakt dan wanneer alleen de uitgezonden programma's opgeslagen zouden worden. Vroeger werden overigens zowel de complete uitzendingen opgeslagen alsook de tapes bewaard. • Ruw bronmateriaal wordt sporadisch opgeslagen. Dit heeft te maken met het feit dat bronmateriaal lokaal wordt ingeladen, en niet centraal. Het bronmateriaal wordt op de montagesets ingeladen en er is vanuit de montagesets geen automatische functie om het bronmateriaal aan te bieden richting het archief. Alleen wanneer een cameraman, reporter of editor het nodig vind het bronmateriaal te bewaren, renderen zijn een ruwe montage uit met de shots die zij nodig vinden om te bewaren, en bieden die als 1 videobestand aan in het archiefsysteem. • De tekstuele nieuwsberichten op de website worden soms ondersteund met videomateriaal. Soms zijn dit gemonteerde items die ook in het de uitzending verschijnen (deze optie is niet meegenomen in het schema), en soms betreft het 'ongemonteerd' materiaal. Dit wordt 'snel nieuws' genoemd, zo realtime mogelijk. Dit kan voorkomen bij lange evenementen die korte updates nodig hebben, of bij 'breaking news' en calamiteiten. Aan deze nieuwsvoorziening wordt zo weinig montage gedaan (geen voiceover, geen reporter, en slechts een paar shots die kop/staart aan elkaar geplakt zijn op een laptop of in een reportagewagen), of soms helemaal geen montage (1 shot van de koning die een lintje doorknipt) dat het als ongemonteerd of 'ruw' wordt gezien. Deze beelden belanden selectief in het archief. De selectie wordt door de afdeling beeldarchief gedaan, op eigen inzicht. Vaak worden de beelden die geschoten zijn alsnog door een editor gemonteerd voor gebruik in de uitzending. • Live schakelingen worden direct opgeslagen in het archief, in zijn totaliteit. 14
  • 20. De structuur bij Bureau beeldtaal zit gemakkelijker in elkaar, en spreekt voor zich. Het is een standaard opzet voor een video of film productiebedrijf, en heeft weinig extra uitleg nodig. De paar punten die aangestipt kunnen worden: • Al het ruwe bronmateriaal wordt opgeslagen in het beeldarchief en daarbij de gemonteerde video. • De cameraman gaat soms alleen op pad, soms samen met de regisseur • De editor zit voornamelijk alleen aan zijn montage te werken, en schakelt soms de hulp in van de regisseur. De structuur van Bureau Beeldtaal is vergelijkbaar met die van Say Yeah, en dat maakt het interessant vergelijkingsmateriaal. In de workflow tussen cameramensen en editors zit bij de twee bedrijven groot verschil. Zo is het bij RTV Oost duidelijk dat een editor in wordt gezet als een ondersteunende hand van de reporter, als een schakel die de technische handeling 'monteren' snel en effici nt uit kan voeren maar zichë weinig bezig houdt met het de inhoud. De editor zit bij het monteren nooit alleen, tenzij het een kort item betreft uit archiefmateriaal. In alle andere gevallen wordt hij aangestuurd door iemand die inhoudelijk het verhaal kent. In principe is er hier dus geen sprake van overdracht van kennis of informatie, aangezien de editor slechts aangestuurd wordt door een reporter of camjo. Het concept Camjo wordt buiten beschouwing gelaten omdat het geen workflow betreft tussen twee partijen. Een camjo kent vanzelfsprekend zijn eigen beelden, en heeft weinig met dit onderzoek te maken. Bij Bureau Beeldtaal is het een geheel andere verhaal. De editor krijgt zowel de taak van de technische handeling monteren toevertrouwd alsook het in elkaar zetten van het verhaal. Vanuit het interview werd duidelijk dat er geen overdracht van informatie was over de geschoten beelden van de cameraman naar de editor. De enige bron van informatie waar de editor zich toe kon wenden was de regisseur (wat hij overigens niet vaak nodig had volgens hemzelf). Dit heeft praktische redenen, omdat de cameraman een ingehuurde freelancer betreft die niet op kantoor aanwezig is, en de regisseur tegelijkertijd de directeur is die altijd op kantoor aanwezig is. De editor van Bureau Beeldtaal moet dus zijn montage maken met weinig voorkennis. Hij gaat hier op de volgende manier mee om: • De editor kent de werkwijze van de cameraman. Hij weet welke beelden hij kan verwachten, en ook ongeveer in welke volgorde ze geschoten worden. • De editor spot de beelden niet op voorhand, maar kijkt tijdens het monteren wel alle beelden door. Geen enkel beeld blijft ongezien, en tijdens de montage bouwt hij zo een overzicht van de beelden op in zijn eigen geheugen. • De werkwijze van de editor is om eerst de gesproken verhaallijn van de montage op te zetten. De films bij Bureau Beeldtaal zijn vaak interview en/of voiceovergedragen. Hij zet dus eerst de juiste stukken voiceover en interview op de tijdlijn, voordat hij daar beelden bij gaat zoeken. Wanneer het een zogenaamde 'moodmontage' moet zijn, zorgt hij er eerst voor dat de montage van de muziek goed is, voordat hij daar beelden bij gaat zoeken. Als laatste gaf de editor van Bureau Beeldtaal aan dat hij altijd wel moeite had met het opstarten van een project, omdat hij de beelden nog niet kende. Hij gaf het aan als “een bult aan materiaal” waar hij zich doorheen moest worstelen in het begin. Op mijn vraag of daar iets aan verbeterd kon worden kwam een negatief antwoord. Hij geloofde in niet in in spotlijsten en hij gaf aan dat er vooral sprake moet zijn van een bepaalde professionaliteit en fingerspitzengef hlü van een editor. Aan het eind van het interview kwam hij hier enigszins op terug, en zei dat het maken van een ruwe en snelle voormontage samen met de regisseur wel zou kunnen helpen. Hij zou dan die voormontage kunnen uitwerken tot een definitieve montage. 15
  • 21. [ concluderend ] Als vergeleken wordt bij welke van de twee bedrijven de communicatiestructuur beter vormgegeven is, dan is het duidelijk dat RTV Oost hier beter in geslaagd is. Dit is ook niet vreemd gezien de grootte van het bedrijf, en de snelheid waarmee dagelijks nieuws geproduceerd moet worden. Wel is het duidelijk geworden dat alhoewel RTV Oost een goed werkende structuur heeft, er feitelijk geen overdracht van informatie is van de cameraman naar de editor. Dit wordt volledig opgevangen door de verslaggever die de editor aanstuurt en zelf weet welke beelden er geschoten zijn. Er kan aangenomen worden, dat dit het meest effici nt is voor hun behoeften. Het interview had zichë wellicht beter kunnen richten op of er een informatieoverdracht was van de cameraman naar de verslaggever, wanneer de cameraman wellicht een tijdje zelf wat beelden heeft geschoten. Het is duidelijk dat de problematiek van Bureau Beeldtaal vergelijkend is met die van Say Yeah. Het is nuttig dat de editor heeft aangegeven dat hij niet verwacht dat ingewikkelde lijsten en structuren cht effici ntie geven, maar de professionaliteit van de editor wel. Deze professionaliteité ë kan, denk ik, wel gestimuleerd worden en versneld worden door de editor aan het begin de juiste informatie te geven. Deelvraag 3 Vanuit de literatuur is een zo sluitend mogelijke lijst samengesteld van de elementen die bij elke categorie horen. Deze classificatielijst is te lezen in bijlage F. De classificatielijst is bedoelt als een zo sluitend mogelijke definitie om shots mee te wegen, te categoriseren en in te delen. De termen zijn niet vertaald uit het Engels, omdat dit problematisch zou kunnen zijn. Elke term heeft wel een Nederlandse verklaring. Er ontstaat direct een problematisch punt. Om overlap en redundantie in de lijst te voorkomen, moet er een keuze gemaakt worden: Wordt het shot omschreven aan de hand van wat er zichtbaar is (kwalitatief beschreven), of aan de hand van de 'setup' van het shot (kwantitatief beschreven)? Een voorbeeld ter illustratie: Een shot kan beschreven worden in de kwalitatieve term “een licht shot”, maar ook in de kwantitatieve termen “De f-stop was F/4, Shutterspeed was 1/250, shutter angle 90 graden en er is gefilmd in zonlicht met een waarde van 90.000 Lux met een kleurtemperatuur van 6.500 Kelvin” Een ander voorbeeld zijn camerabewegingen. Twee camerabewegingen kunnen hetzelfde eruit zien, maar door tal van verschillende middelen tot stand gekomen zijn. Cranes, dolly's, fly-rigs, steady-cams en ga zo maar door. Beschrijf je dan de gebruikte middelen en welke bewegingen die middelen maakten (kwantitatief) of gebruik je een gestandaardiseerde termen die het soort beweging omschrijven (kwalitatief)? Als laatste voorbeeld, om de problematiek zo duidelijk mogelijk te maken: De kadrering van een shot wordt technisch gezien natuurlijk volledig bepaald de gebruikte lens (brandpuntsafstand) en de afstand tot het onderwerp (meters). Dit zijn kwantitatieve maatstaven. Maar al sinds jaar en dag bestaan daar ook kwalitatieve termen voor, zoals 'close-up' en 'medium shot'. De vraag ontstaat welke informatie praktisch is voor de cameraman om snel shots te categoriseren, en voor de editor om shots snel in te kunnen schatten op waarde. De keuze is gemaakt om alles uit te drukken in kwalitatieve termen, en niet kwantitatief vast te leggen. Dit betekent ook dat een aantal categorie n niet meer belangrijk zijn om mee te nemen. Deë volgende categorie n worden daarom in eerste instantie weggelaten:ë Lens Brandpuntsafstand en irisopening zijn kwantitatieve maatstaven voor onder andere de kwalitatieve termen helderheid, scherptediepte, en kadrering. Filters ND-filters, kleurenfilters, IR-filters, UV-filters, contrastfilters en effectfilters zijn filters met 16
  • 22. kwantitatieve waardes om de kwalitatieve waardes helderheid, kleur, en contrast aan te passen. Camera-instellingen Frame rate, Shutterspeed, Shutter angle, Gain / ISO, Color balance, Gamma, Knee, Black gamma / Gamma stretch, Color saturation en Color matrix zijn allemaal kwantitatief beschreven waardes die ook kwalitatief beschreven kunnen worden met onder andere helderheid, kleur, contrast en scherpte. Wanneer er wensen zijn vanuit Say Yeah om categorie n terug te brengen, kan dit natuurlijk.ë Voor de resterende categorie n is het goed als beschreven wordt wat ze precies aanduiden:ë Camerastandpunt De relatieve hoogte van de camera ten opzichte van het onderwerp. Ooghoogte wordt bij karakters gezien als 'level'. Bij objecten bevinden camera en object zich beiden in hetzelfde horizontale vlak als er sprake is van level. 'high angle' is boven het horizontale vlak, 'low angle' beneden het horizontale vlak. Camerabeweging Elk shot waarin de camera niet stil staat. Pan's en tilt's behoren ook tot camerabewegingen. Alhoewel veel bewegingen worden vernoemd naar hun technische hulpmiddelen (dolly, crane, boom) is het niet van belang met welk hulpmiddel ze gemaakt zijn maar gaat het slechts om de type beweging. Kadrering De grootte van het onderwerp in het frame, ongeacht vanuit welke hoek het onderwerp gefilmd is. Kadrering gaat hier niet over compositie (bijvoorbeeld links gekadreerd) of shottype (bijvoorbeeld over the shoulder shot), omdat de definitie aan wordt gehouden zoals die te lezen is het boek “Shot Size”, namelijk dat kadrering in eerste plaats gaat om de grootte van het onderwerp in beeld: “Though they [the long shot, the medium, and the close-up] can be used to describe spaces as large as the solar system, or as small as the head of a pin, we always know approximately how large an area is being framed when these terms are used. That's because the shots are scaled to the subject and related to one another proportionately.” [1] Shottype Een concrete definitie van het shot volgens filmstandaarden. Alhoewel het mogelijk is om sommige, zo niet alle, elementen in deze lijst te omschrijven in termen van 'compositie', 'kadrering en 'camerabeweging' , zou dat het geheel aanzienlijk complexer maken. Als tweede zijn shotypes die een verhalende achtergrond hebben (bijvoorbeeld het Point of View shot, of het Establishment Shot) uit deze lijst gelaten, omdat ze in principe niets te maken hebben met het shot an sich, maar slechts met hoe ze in de montage in worden gezet. Als derde zijn shots die op een andere framerate geschoten zijn (de slow motion en de timelapse), ook in deze lijst opgenomen omdat de categorie 'camera-instellingen' weggelaten is. Compositie De verdeling van de verschillende elementen binnen het kader, en hun relatie tot elkaar. Scherptediepte De aanduiding hoeveel van de totale diepte scherp wordt waargenomen door de kijker. Niet uitgedrukt in kwantitatieve termen zoals centimeters, maar in kwalitatieve termen gebruikt in de filmwereld. Kleur, contrast en helderheid De algehele aanzicht van het shot, uitgedrukt in hoeveelheid kleur, contrast en helderheid. Alle kwantitatieve elementen als camera-instellingen, gebruikte filters en gebruikte lens zijn [1] shot by shot: pag. 121, “shot size” 17
  • 23. hierin uit te drukken. Onderwerp Het onderwerp van het shot, de acties en de bewegingen van het onderwerp. Belichting Het gebruikte licht en de kwaliteiten daarvan, wat zichtbaar is in beeld. Alhoewel het onderdeel 'gebruikt licht' wat op het randje is van wat beschreven kan worden aan een shot (licht staat vaak buiten het kader van het shot, en het is daarom vaak niet duidelijk wat voor een licht is gebruikt), zijn er toch enkele zeer karakteristieke belichtingstechnieken die duidelijk zichtbaar zijn in het beeld. Een voorbeeld hiervan is het backlight, de kicker, of het keylight. Alhoewel de lijst zo sluitend mogelijk is zijn natuurlijk alsnog voorbeelden te bedenken van shots die niet helemaal binnen n element uit een categorie passen, of waarbij er transities van A naar Béé zijn. Neem als voorbeeld het wereldberoemde crane shot van Hitchcock uit de film Notorious. Het is een cranebeweging, waarbij de camera in 'high angle' begint en 'level' eindigt. Zo zijn er natuurlijk talloze voorbeelden waar een shot als A begint en via B bij C eindigt, al helemaal als het lange en choreografisch ingewikkelde shots betreft (alhoewel hier de aanduiding “sequence shot” voor aanwezig is in de categorielijst) Hier is geen manier voor te bedenken die geheel sluitend is, anders dan een shot opdelen in verschillende onderdelen. Film blijft tenslotte een dynamisch medium, en geen statische foto. In het geval wanneer n element niet helemaal toepasbaar is, kan natuurlijk een combinatieéé gemaakt worden tussen twee of meerdere elementen. En dan zijn er nog de gevallen die helemaal buiten alle categorie n vallen. Hiervoor moet in hetë afstudeerproduct altijd een optie zijn om extra commentaar mee te geven aan een shot. Deelvraag 4 De ingevulde formulieren zijn toegevoegd in bijlage I en J. Davey heeft het formulier analoog ingevuld, Jacek heeft een digitale versie ingevuld terwijl hij thuis was. De editors gaven na afloop van het invullen aan dat er geen onderdelen op de lijst stonden die erg onduidelijk waren. Wel zei Davey dat er onderdelen waren waarvan hij de terminologie niet herkende, maar die stonden onder categori n die voor hem berhaupt niet van belang waren.ë ü Bij de analyse van de lijst viel op dat de editors sommige elementen hadden toegevoegd of samengevoegd. Dit geeft aan de ene kant aan dat de lijst voor hun doel, editor zijn bij Say Yeah, toch niet helemaal compleet en volledig was. Het samenvoegen van de elementen geeft aan dat de lijst in hun ogen effici nter opgebouwd kon worden.ë Beide editors hebben nergens volledige categori n aangekruist, alhoewel dat wel kon. Ze hebbenë allebei alleen losse elementen aangekruist. Soms waren er wel meerdere elementen aangekruist onder n categrorie.éé Het voorgaande is een belangrijk gegeven. De editors geven hiermee een duidelijke voorkeur aan zeer specifieke informatie. Ook kan hieruit geconcludeerd worden, dat de editors liever korte en bondige spotinformatie willen zien met veel kwalitatieve informatie, dan langere informatie die vollediger is. Hier zit een belangrijk gegeven in voor de ontwikkeling van het prototype. Het betekent, dat wanneer categorie n opgenomen worden in het spotysteem, er ook goed nagedacht moet wordenë over welke elementen in die categori n moeten zitten.ë Een voorbeeld ter verduidelijking: Het is niet ondenkbaar dat bij het invoeren van beelden in het web based spotysteem gebruik gemaakt zal worden van drop-down menu's. Dit zijn meerkeuze menu's, met opties die van tevoren vastgelegd zijn. Men zou gemakkelijk kunnen redeneren: “de editor heeft aangekruist dat hij het 18
  • 24. belangrijk vindt om te weten of een camerabeweging een dolly shot is, dus zal de geh le categorieé opgenomen moeten worden in het spotsysteem.” Maar aangezien de editor niet de hele categorie 'camerabeweging' heeft aangekruist geeft dit juist aan dat dit geen slimme keuze zou zijn. De editor is slechts ge nteresseerd in een kleine set aan informatie en daarom zal er goed afgewogenï moeten worden welke opties er wel en niet in zo'n drop-down menu komen te staan. Dit geeft zowel voor de cameraman die de beelden in moet voeren, als de editor een snellere workflow. Beide partijen hebben slechts toegang tot een beperkte set aan relevante informatie. Deelvraag 5 gaat hier meer inhoudelijk op in. 19
  • 25. Deelvraag 5 Voordat er getest kan worden of de vastgestelde methodiek en informatie juist is, moet er een prototype ontwikkeld worden. [ invulling protytype ] Er is, aan de hand van de informatie uitdeelvraag 4 en naar eigen inzicht, gekozen om de volgende keuzemogelijkheden te verwerken in het protytpe: • Shot quality ◦ Excellent shot ◦ Poor shot • Shot angle ◦ High angle ◦ Level ◦ Low angle • Head rotation ◦ Geen ◦ Pan left ◦ Pan right ◦ Tilt up ◦ Tilt down • Camera movement ◦ Geen ◦ Dolly ◦ Tracking ◦ Handheld ◦ Rolling shot ◦ Crane shot ◦ Drone shot • Framing ◦ Long shot ◦ Full shot ◦ Medium shot ◦ Wide close-up ◦ Close-up • Shottype ◦ Rack focus ◦ zoom shot ◦ slow motion shot ◦ timelapse • Subject ◦ Subject description ◦ Subject actions ◦ Subject movement ▪ None ▪ Left to right ▪ Right tot left ▪ Up to down ▪ Down to up Het zal opvallen dat een aantal elementen die de editors hadden aangekruist er niet in zitten. De redenen daarvoor zijn: • Een aantal technische details die Davey had aangekruist, zoals kleurtemperatuur, gain/ISO en shutterspeed zijn technisch niet mogelijk om uit te lezen uit de bestanden. Anders dan bij een foto, zit deze informatie niet ingebakken in de videoformaten waar Say Yeah op schiet. 20
  • 26. Deze elementen zouden dus verwerkt kunnen worden in het spotsysteem, maar zouden geheel afhangen van het geheugen van de cameraman. Hij alleen nog weet op welke instellingen hij shots heeft gedraaid, en zelfs dat weten veel cameramensen na een draaidag niet op te noemen. Dit is niet wenselijk en bijna het tegenovergestelde van spotten. • Jacek had bij belichting slechts 1 onderdeel aangekruist, namelijk 'low key'. Vanwege een te minimalistische keuzeset is dit ene onderdeel eruit gelaten. • Jacek had bij lensfilters 'kleurenfilters' en 'effectfilters' aangekruist. Dit is verbazend omdat tijdens het onderzoek het niet is voorgekomen dat er, tijdens de talloze producties die gedraaid zijn, er met kleurenfilters of effectfilters geschoten is bij Say Yeah. Say Yeah heeft ze zelfs niet eens in bezit. Vanwege deze redenen zijn de lensfilters uit het spotsysteem gelaten. • Jacek had bij 'camerabeweginge' een optie 'tripod' gezet. Dit is natuurlijk de afwezigheid van een camerabeweging. Er zijn ook een aantal elementen toegevoegd. De keuzes die gemaakt zijn zijn: • Framing Medium Shot: De keuzes opgegeven door de editors waren beperkt tot close-ups→ en full shots. Het medium shot (een niet onbelangrijke framing), is een noodzakelijke toevoeging om de cameramensen beter hun shots aan te kunnen laten duiden. • Camera movement tracking shot, rolling shot: Het tracking shot is een veelgebruikte→ beweging (ook bij Say Yeah) die niet aan een thumbnail te zien is. Omdat dit shot veel gebruikt wordt bij Say Yeah is gekozen hem toe te voegen aan de lijst. Het rolling shot is een heel specifiek shot (dezelfde zwaarte als slow-motion shot of timelapse shot), dat af en toe gemaakt wordt bij Say Yeah met GoPro's. Ook hierbij is niet aan het thumbnail te zien dat het een rolling shot is. • Shottype Zoom shot, rack focus: Twee shottypes die veel gebruikt worden, maar waarbij→ aan de thumbnail niet te zien is dat het deze twee shots betreft. • Shot quality: Aangegeven door cameramensen en editors, dat zij dit zeer handig zouden vinden als het ingevoegd zou worden. • Algemene informatie zoals datum en locatie van de opnames. Een aantal details worden bij het inladen van de beelden wel vastgelegd, maar daarvoor hoeft de cameraman niets te doen. Dit zijn: • Bestandsnaam • Lengte van het shot • Framerate van het shot • Codec van het videobestand Ook wordt er voor elke video een thumbnail gegenereerd. Dit is een essentieel stukje informatie bij zowel het spotten, als het uitlezen van de spotlijst. [ ontwikkeling protytype ] Het prototype is te downloaden op www.downloadgemist.nl/drigest.zip. In de zip staat een readme.txt met verdere informatie over het opstarten van het systeem. Omdat het inlaadsysteem web based is, was de keuze al vrij snel gemaakt om cameramensen de videobestanden te laten 'draggen en droppen' (slepen en neerzetten) naar de browser. Dit is een snelle en intu tieve manier van werken die steeds algemener wordt.ï Nadat de cameraman de videobestanden heeft gesleept naar de browser, wordt er een tabel aangemaakt met het juiste aantal rijen; voor elke video n. Voor elke video wordt een thumbnailéé gegenereerd. De situatie na het slepen en neerzetten ziet er uit zoals in figuur 1: 21
  • 27. De velden locatie, camera en datum gelden voor de hele tabel. Als er op meerdere locaties geschoten is, of met meerdere camera's, kunnen de cameramensen de drag&drop actie herhalen. Er wordt dan een nieuwe tabel gestart, waar opnieuw datum, locatie en camera in opgegeven kunnen worden. In het ontwerp is rekening gehouden met invoer- en uitleesgemak. Text is over het algemeen het moeilijkst in te voeren (en uit te lezen), daarna dropdowns en het gemakkelijkst zijn klikbare iconen. Over het algemeen geldt: hoe minder er geklikt hoeft te worden bij het invoeren, des te effici nter.ë Zowel voor het uitleesgemak als invoergemak zijn er iconen gebruikt bij sommige invoerelementen. Dit is alleen gedaan wanneer de keuzemogelijkheid beperkt was, en de gehele optie gemakkelijk in n icoon te ontwerpen was. Zo is bijvoorbeeld het aangeven van een pan of tilt gemakkelijk teéé doen met pijltjes. Een kadrering aangeven wordt al moeilijker (maar is wel mogelijk) en camerabewegingen met een icoon aanduiden is onmogelijk. Het is natuurlijk wel mogelijk om een icoon te ontwerpen voor bijvoorbeeld elke camerabeweging, maar er moet rekening gehouden worden met de uitlezing van al die iconen. Wanneer er te veel grafische informatie uitgelezen moet worden, zal het geheel een onoverzichtelijke kakofonie worden. Elke invoer mag leeg gelaten worden. Dit is ergens gevaarlijk omdat dit misbruikt zou kunnen worden wanneer de cameramensen geen zin of tijd hebben om de beelden te spotten, en dan maar lege beelden invoeren. Maar het is ook zeer wenselijk. Er vanuit gaande dat cameramensen verantwoordelijk met het systeem om gaan, is het mogelijk dat de cameraman alleen die dingen aangeeft die echt benoemenswaardig zijn. Dit zou het spotproces kunnen versnellen. Deze strategie is al enigszins van toepassing bij het selecteren van de kwaliteit van het shot. Het is namelijk niet de bedoeling dat de cameraman voor elk goed shot aangeeft dat het een “ok” shot is, maar alleen bij shots die uitzonderlijk goed zijn. Of als er 4 takes zijn van nzelfde setting, is het deéé bedoeling dat hij alleen de beste take een “ok” meegeeft. Verder is alle interactie van het inlaadscherm 'responsive' met hovers en zogenaamde jQuery. Ook gebeurt het inladen van het materiaal naar de database asynchoom. Dat betekent: Er hoeft geen 22 Afbeelding 1: status van het spotsysteem na slepen van bestanden
  • 28. nieuwe pagina geladen te worden wanneer het beeldmateriaal naar de database geladen wordt. In figuur 2 is te zien hoe de informatie getoond wordt aan de editor, in het resultaatscherm. De tabel is grotendeels gelijk aan die bij het inladen, alleen zijn alle selectiemenu's verdwenen en is er extra informatie verschenen bij de thumbnails. Ook is in figuur 2 te zien dat wanneer de cameraman niets heeft opgegeven bij een bepaalde selectie, het veld in de tabel leeg blijft voor de editor. Ook is te zien dat de selectie iconen die zichtbaar zijn in het inlaadscherm voor de cameraman, bij het resultaatscherm van de editor alleen nog maar bestaan uit het geselecteerde onderdeel. Dit alles maakt de tabel overzichtelijker voor de editor. Hier is opnieuw de leidraad: alleen relevante informatie. Een editor kan dan snel de tabel over scannen of er een shot is wat bijzonder is, volgens zijn selectiecriteria. Ook is in n oogopslag te zien welke shots 'eruitéé springen' doordat er veel attributen zichtbaar zijn. [ sterke en zwakke punten ] Zowel de cameramensen bij Say Yeah als de editors hebben aangegeven wat zij de sterke en zwakke punten vonden van het prototype wat ze hebben kunnen testen. De sterke punten waren volgens de cameramensen: • Drag & drop. Ze vonden het fijn werken dat ze de bestanden niet via een 'select file menu box' hoefden te kiezen. Het slepen en neerzetten werkt snel en effici nt.ë • One pager: Twee editors gaven aan dat het fijn is dat al het inladen op n pagina kanéé gebeuren, zonder dat je van die pagina af hoeft te gaan en dingen telkens opnieuw moet laden. • Beknopt: De editors waren blij te zien dat het inlaadsysteem slechts beperkte selectieopties heeft. Meer dan dit moest het volgens hun ook niet worden per shot. De zwakke punten volgens de cameramensen: • Geen responsive thumbnail: Sommige editors wezen op een 'flaw in the design'. Doordat de thumbnails als statische afbeeldingen worden geladen, moeten de cameramensen alsnog de videobestanden openen in een videospeler om ze te checken op beweging, of dat ze goed zijn of niet. Dit is dubbel werk. Het zou beter zijn wanneer ze over de thumbnail heen zouden kunnen 'scrubben' om meerdere tijdsmomenten in de video te kunnen zien. • Wissen: Er is geen mogelijkheid om een rij te wissen en weer terug te zetten naar de initi leë status. Daarnaast hebben de cameramensen nog talloze 'opportunities' aangegeven. Bijvoorbeeld dat het handig zou zijn om in n keer alle opties in 1 kolom te veranderen, of om een rij volledig teéé verwijderen (wanneer ze bijvoorbeeld per ongeluk een shot te veel hadden geselecteerd). Ook zei n editor dat hij het fijn zou vinden als een rij een 'check' status zou kunnen krijgen. Hij dachtéé hierdoor sneller met het systeem te kunnen werken, omdat hij niet standaard van boven naar beneden werkte, maar eerst begon bij de shots die hij zich nog herinnerde. Ook de editors hebben sterke en zwakke punten aangegeven: De sterke punten volgens de editors: • Alle informatie staat op n plekéé • Declutter: De editors vonden het een erg goed idee dat informatie alleen weergegeven werd wanneer er daadwerkelijk iets te melden was. • Onderwerp: beide editors vonden het onderdeel 'onderwerp' erg nuttig, en dan specifiek de acties van het onderwerp. De zwakke punten volgens de editors: • Wennen: Beide editors zeiden dat ze erg zouden moeten wennen aan deze manier van 23
  • 29. werken • Selectieve kolommen: Davey zei “Wat voor Jacek relevante informatie is, hoeft dat voor mij nog niet te zijn. Het zou beter zijn als ik kolommen kon uit-vinken, zodat ze niet meer zichtbaar zijn.” 24
  • 30. [ CONCLUSIE EN DISCUSSIE ] Om te beginnen is het duidelijk welke informatie er bij het spotten vastgelegd moet worden voor de videoproducties van Say Yeah. Het onderzoek heeft relevante informatie gegenereerd over de wensen en eisen van zowel de cameramensen als de editors wanneer het gaat om het spotten van beelden. Ook heeft het onderzoek bij andere bedrijven relevante informatie opgeleverd over welke werkstructuur zij hanteren. Het is niet duidelijk of de 'nieuwe workflow' (inladen van beelden door de cameramensen in een inlaadsysteem) direct sneller zal zijn. In het begin zal dit waarschijnlijk niet zo zijn, aangezien beide partijen nog zullen moeten wennen. 25
  • 31. [ AANBEVELINGEN ] Wanneer Say Yeah dit inlaadsysteem zou willen implementeren in hun bedrijfsstructuur zullen er nog veel dingen moeten gebeuren en uitgezocht moeten worden voordat dit mogelijk is. Omdat er achter het inlaadsysteem een database zit waar alle informatie ingeladen kan worden, betekent dit dat er ook gezocht kan worden in deze database. Zo kunnen bepaalde shots weer teruggehaald worden als dat nodig is, na verloop van tijd. Bijvoorbeeld een specifieke locatie waar ooit geschoten is, of closeups van een bepaald object. Het is zaak, dat nagedacht wordt of de manier waarop het spotten nu gedaan wordt met het inlaadsysteem, genoeg relevante informatie oplevert. Het is relevant voor de h idige editors, en deú h idige cameramensen. Maar het is de vraag of het relevante informatie is voor de toekomstigeú werknemers. Ook raadt dit onderzoek aan om het systeem te herbouwen naar een C# applicatie. Zoals het web based spotsysteem nu opgezet is, moet er altijd een locale instantie draaien van PHP en MySQL. Dit kan gemakkelijk gedaan worden met USBWebserver, of een ander LAMP programma, maar dit is niet wenselijk. Het is wenselijker dat het web based systeem omgebouwd wordt naar een daadwerkelijk programma. Dit maakt het uitvoeren van het systeem veel makkelijker en gebruiksvriendelijker. Het is natuurlijk ook aan te raden om de zwakke punten die aangegeven zijn door de editors en de cameramensen te gaan verwerken in het systeem, als ook alle opportunities die aangegeven zijn door de cameramensen. 26
  • 32. [ BRONNEN ] Broek, J. (2010). Beeldtaal: Perspectieven voor makers en gebruikers. Amsterdam: Boom onderwijs. Brown, B. (2012). Cinematography: Theory and practice : imagemaking for cinematographers and directors. Amsterdam: Elsevier/Focal Press. Hider, P. (2012). Information resource description: Creating and managing metadata. London: Facet. Katz, S. D. (1991). Film directing shot by shot: Visualizing from concept to screen. Studio City, CA: Michael Wiese Productions in conjunction with Focal Press. Mascelli, J. V. (1998). The five C's of cinematography: Motion picture filming techniques. Los Angeles: Silman-James Press. Van, S. J. (2005). Cinematic storytelling: The 100 most powerful film conventions every filmmaker must know. Studio City, CA: Michael Wiese Productions. 27
  • 33. [ BIJLAGEN ] Bijlage A – vragenlijst voor editors Say Yeah 1. COMMUNICATIE 1) Voordat een cameraman begint aan een draaidag, is er dan communicatie tussen jullie over welke beelden er geschoten moeten worden? 2) Wanneer een cameraman de beelden aflevert bij jou, is er dan overleg over de geschoten beelden? 3) Heb je tijdens de montage contact met de cameraman met vragen over de beelden? 4) Is er na de montage een feedbackronde tussen jou en de cameraman? 2. SPOTTEN VAN BEELDEN 1) Wat doe je met de beelden die je hebt gekregen van de cameraman aan het begin van de montage? 2) Ken je de beelden voordat je aan een montage begint? 3) Als je de beelden niet kent, spot je ze dan op v rhand?óó 4) Wanneer het een project is met veel beelden, hoe houdt je dan het overzicht tijdens de montage? 5) Ben je voor je gevoel kort of lang bezig met het opzoeken van de beelden, tijdens de montage? 3. SELECTEREN VAN BEELDEN 1) Op welke criteria beoordeel je of een beeld geschikt is voor jouw edit? 2) Welke beeldeigenschappen gebruik je in je selectieproces? Bijvoorbeeld kadrering, kleur, beweging etc? 4. ARCHIVERING VAN BEELDEN 1) Bestaat er een beeldarchief? 2) Kan er gezocht worden in dat beeldarchief? 3) Hoe worden de beelden opgeslagen in dat beeldarchief? 28
  • 34. Bijlage B – vragenlijst voor omroep 1. BEELDENSTROOM BINNEN BEDRIJF 1) Nadat cameramensen beelden hebben geschoten op locatie, wat doen zij daarna met de beelden? Hoe gaan de beelden rond binnen jullie bedrijf? 2) Wie kunnen de beelden uiteindelijk benaderen? 3) Wie is er uiteindelijk verantwoordelijk voor het archiveren van de beelden? 2. ARCHIVERING – DATA 1) (warming up) Hoe groot is jullie beeldarchief op dit moment? 2) Welke structuur heeft het beeldarchief? 3) In welk formaat archiveren jullie het huidige beeldmateriaal? 4) Is er sprake van compressie bij het opslaan van het beeldmateriaal? Zo ja: Hoeveel? 5) Wordt er selectief beelden opgeslagen? Zo ja: volgens welke manier worden beelden gewogen of ze wel of niet gearchiveerd worden? Wie maakt de selectie? 3. ARCHIVERING – METADATA 1) Hoe gebeurt het invoeren van de beelden in het archief? 2) Kunt u een inzicht geven welke metadata er opgeslagen wordt bij de videobestanden? 4. ARCHIVERING – TECHNISCH 1) Op welke media wordt het archief opgeslagen? 2) Hoe wordt dataverlies voorkomen? 5. SPOTTEN VAN BEELDEN 1) Welke communicatie vindt er plaats tussen een onafhankelijke cameraman, en een onafhankelijke editor? 2) Worden de beelden gespot? Zo ja: wie doet dat? 6. BEN IK NOG WAT VERGETEN OM DE WORKFLOW VAN BEELDEN BINNEN JULLIE BEDRIJF IN KAART TE BRENGEN? Nee. 29
  • 35. Bijlage C – vragenlijst voor vergelijkbaar bedrijf als Say Yeah 1. COMMUNICATIE 1) Met wie heb je tijdens het editproces hoofdzakelijk contact over je edit? 2) Voordat een draaidag begint, is er dan communicatie tussen jou en de cameraman over welke beelden er geschoten moeten worden? 3) Wanneer een cameraman de beelden aflevert bij jou, is er dan informatieoverdracht over de geschoten beelden? 4) Als je vragen hebt over de beelden tijdens je edit, of als er beelden niet goed zijn, met wie heb je dan contact? 5) Is er na de montage een feedbackronde tussen jou en de cameraman of regisseur? 2. SPOTTEN VAN BEELDEN 1) Wat doe je met de beelden die je hebt gekregen van de cameraman aan het begin van de montage? 2) Ken je de beelden voordat je aan een montage begint? 3) Als je de beelden niet kent, spot je ze dan op v rhand?óó 4) Wanneer het een project is met veel beelden, hoe houdt je dan het overzicht tijdens de montage? 5) Ben je voor je gevoel kort of lang bezig met het opzoeken van de beelden, tijdens de montage? 3. OVERDRACHT VAN BEELDEN – VERBETERING 1) Als je kijkt naar de workflow tussen jou en de cameraman, werkt die dan effici nt?ë 2) Denk je dat de montagestructuur waarmee je zelf werkt verbeterd zou kunnen worden? 4. ARCHIVERING VAN BEELDEN 1) Bestaat er een beeldarchief? 2) Kan er gezocht worden in dat beeldarchief? 3) Hoe worden de beelden opgeslagen in dat beeldarchief? 30
  • 36. Bijlage D – resultaten interview editor Say Yeah (Davey) 1. COMMUNICATIE 1) Soms wordt er op voorhand overlegd. Dan geef ik aan welke shots ik wil hebben. Maar in principe gebeurt dat bijna nooit, en dan worden de cameramensen gewoon op pad gestuurd. Die doen dan hun eigen ding, en wordt er ook niet zoveel voorbereid of overlegd aan de draaidag. 2) Ja, wanneer ik de beelden niet ken dan vraag ik wel aan de cameraman wat er zo een beetje geschoten is. 3) Alleen als het onduidelijk is, anders niet. 2. SPOTTEN VAN BEELDEN 1) Ik gooi alle shots op 1 tijdlijn, en dan gooi ik de slechte shots direct weg, en de goede shots knip ik op juiste lengte. Zodoende heb ik een tijdlijn met echt goede shots die ik kan gebruiken. En terwijl ik dat doe weet ik dus direct welke shots gedraaid zijn, en kan ik een verhaal bedenken. 2) Vaak is het zo, dat als het complexere opnames zijn, dat de editor mee gaat. Dat wil ik, anders kom ik er niet uit. Ik ben in zulke situaties dan vaak ook meer de regisseur van het project, en heb het plan in m'n hoofd. Dan ken ik de beelden dus. 3) Als ik de productie niet ken, en ik heb net shots gekregen, dan kijk ik alles door omdat ik wil weten waar het over gaat en welke shots ik heb, zodat ik een verhaal kan bedenken voordat ik begin met de montage. Dat is wel belangrijk. Als ik niet weet wat er gefilmd is kan ik heel moeilijk een verhaal maken. Meestal ga ik er vanuit dat het laatste shot de beste is, maar daar mag ik niet van uit gaan. Dus daarom kijk ik ook de andere shots door. 4) Als er verschillende draaidagen zijn dan deel ik de beelden wel in op die verschillende draaidagen, in het project. Maar verder dan dat niet. In principe is alles wel op volgorde geschoten. Wanneer het een sfeerverslag is begin je bij het begin, de binnenkomst, en eindig je bij het einde, de borrel. Dus daar heb je nooit problemen mee. Wat het soms moeilijk maakt zijn processen. Dingen die niet in volgorde gefilmd zijn. Bijvoorbeeld wanneer er een buis in elkaar gezet wordt, waarbij dingen andersom gefilmd worden omdat dat dan makkelijker is vanwege het licht of de opzet. Bijvoorbeeld alle close shots achter elkaar. Dat is wel lastig. Bij zulke opnames ben ik er zelf eigenlijk altijd bij. 5) Ik ben het overzicht nooit kwijt in m'n montage. Wel eens het overzicht van de schrijven waar de projecten op staan. Dus voor mijn gevoel ben ik nooit lang bezig om een beeld te vinden. 6) vraag: zou je er wat aan hebben wanneer de cameraman jou meer input geeft over welke beelden goed zijn en welke niet? Antwoord: Ik zou er niet veel aan hebben als de cameraman aangeeft welke shots hij goed vind, omdat ik toch alles zelf door wil kijken en beoordelen. Nouja... Anders gezegd: Er zijn twee verschillende producties bij Say Yeah. Sommige video's moeten gewoon snel af, en daarvoor zou het wel handig zijn wanneer de cameraman wat aan spotwerk doet. Maar er zijn ook langere producties, waar meer tijd aan de montage en het verhaal besteed kan worden. Daarbij heeft het geen zin wanneer de cameraman wat voorwerk doet, omdat toch alle beelden uitgebreid bestudeerd worden door mij. Over het algemeen worden de korte edits niet door de vaste editors gedaan. Deze worden vaak gedaan door stagiairs, waar Laurens-Jan (producent / regisseur) dan bij zit. De vaste editors zijn vaker bezig met lange projecten. Daarom zeg ik: ik zou er niet veel aan hebben. 31
  • 37. Bijlage E – resultaten interview editor Say Yeah (Jacek) 1. COMMUNICATIE 1) Dat ligt er een beetje aan wat voor een soort klus het is. Een corporate film daar is meestal een storyboard of concept voor, en het is dan handig als de cameraman volgens een shotlijst filmt of tenminste het concept een beetje weet. Dan wordt de cameraman gebrieft. Ideaal is natuurlijk een storyboard, zodat de cameraman zich echt op de shots kan focussen die we nodig hebben, maar vaak is het voor de tijd nooit echt super duidelijk wat er moet gebeuren. Vaak wordt er alleen een sfeer bepaald, of wordt het soort shots aangegeven. 2) Wanneer een cameraman de beelden aflevert bij jou, is er dan overleg over de geschoten beelden? Nee. Alleen eventueel een voormontage die gemaakt wordt. 2. SPOTTEN VAN BEELDEN 1) Ik laat de cameraman die gefilmd heeft tegenwoordig alvast een voormontage maken, waar alleen de goede shots en de relevante shots in staan. Ook knipt hij de shots alvast grof voor, zodat dingen die er niet in horen of niet relevant zijn er al uit zijn. Die voormontage, dat project, krijg ik dan. Vraag: Het gaat sneller wanneer de cameraman de voorselectie maakt? Het is vooral effici nter, omdat cameramensen over het algemeen wat ruimer ingepland zijnë en ze niet elke dag een filmklus hebben. Dat is echt effici nter voor mij. Het scheelt me de hele voorselectie van beelden en hetë spotten van beelden. Wanneer de cameraman geen voorselectie heeft gemaakt, maak ik van een bepaalde locatie of draaidag een tijdlijn waar ik alle beelden op zet. Daarin kan ik gemakkelijk zoeken, erdoorheen scrollen. Als ik een goed shot zie zet ik hem direct een spoor omhoog zodat ik het gemakkelijk kan onthouden. Maar dit is alleen als er geen script of shotlijst is. 2) Nee. Ik ben bijna nooit bij de opnames, dus ik ken de beelden bijna nooit en moet alles doorspotten. 3) Nee, dat doe ik meestal tijdens de montage. Het is ook niet zo dat ik alle beelden op een tijdlijn gooi, op play druk en met een bak koffie lekker filmpjes ga zitten kijken. Als ik beelden kijk, is het sowieso dat ik er twee keer zo snel doorheen scroll. 4) Het gebeurt wel eens dat ik het overzicht verlies, of dat ik aan het eind er achter kom “Dat was eigenlijk ook wel een mooi shot.” Maar dat houdt je denk ik altijd wel. 5) Vaak zit er in het houden van overzicht en het zoeken van beelden wel veel tijd ja. 3. SELECTEREN VAN BEELDEN 1) Exposure moet goed zijn. Verder vind ik de witbalans ook belangrijk. De compositie vind ik buitengewoon belangrijk. Je kunt de mooiste scherptediepte hebben, en de prachtigste kleuren, maar als je ge nterviewde niet op de juiste plek staat kijkt de kijker er geen goedì gevoel bij. Daarnaast moet de acteur natuurlijk goed acteren als er een acteur aanwezig is. 2) Belichting, kadrering, witbalans en camerabewegingen. 4. ARCHIVERING VAN BEELDEN 1) Ja, het staat apart op schijven opgeslagen. Op projectschijven. Het is eigenlijk alleen maar archivering, het is niet zo bedoelt als database. Dat vind ik zelf ook niet wenselijk. Een klant wil toch graag bij elke video iets unieks hebben, iets wat nog nooit gebruikt is. 2) Het kan wel, maar het is niet ideaal. Er kan gezocht worden op bestandsnamen. Dat betekent dat je op projectnamen kunt zoeken, maar eigenlijk niet op beeldmateriaal. Beeldmateriaal heeft gewoon een nummer als bestandsnaam, dus als je een specifiek shot nodig hebt van de Alfatoren in Enschede dan is dat alleen maar terug te vinden als je het project weet waar dat shot in geschoten of gebruikt is. 3) Alles wordt in projectfolders opgeslagen. Die hebben een vaste structuur. Het bronmateriaal 32
  • 38. staat altijd op een vaste plek in die folders. 33
  • 39. Bijlage F – interview Anita Alferink en Marcel Boermans 1. BEELDENSTROOM BINNEN BEDRIJF 1) Camjo's maken hun eigen montage. Cameramensen die met een reporter op pad gaan geven de beelden aan de reporter, die het met een editor (soms ook cameraman zelf) afmonteert. Dit kan in de studio, of op locatie in een reportagewagen. De beelden worden lokaal ingeladen, en niet centraal. Op montagesets (final cut) worden de beelden gemonteerd tot een reportage, waarna de complete reportage ingeladen wordt in Fork (content management systeem / simpel editing systeem) en daarmee doorgestuurd wordt naar een newsroomsysteem, waar de archivering plaats vindt. Het ruwe beeldmateriaal wordt automatisch verwijderd van de montageset om de aantal dagen. Het ruwe beeldmateriaal k n ook aangeboden worden in Fork voor archivering, maar dat is perá persoon afhankelijk of dat gebeurt. 2) Iedereen met inloggegevens binnen RTV Oost kan het archief benaderen en beeldmateriaal opvragen. 3) De twee archivarissen bij RTV Oost zijn verantwoordelijk voor de archiveringshandeling (laatste stap). Het aandragen van het ruwe beeldmateriaal moet gebeuren door de reporters, de editors of de camjo's. De cameramensen (zij die alleen camerawerk doen) houden zich doorgaans niet bezig met het aanleveren van beeldmateriaal voor het archief. 2. ARCHIVERING – DATA 1) Grootte van het archief worden gerekend in uren: We zijn begonnen in september 1992, met 1 uur per week. In 1993 gingen we naar 2 uur per week, en in 1994 naar 1 uur per dag. Al vrij snel werd het 2 uur per dag, en 2 seizoenen lang hebben we zelfs nog 3 uur uitzending per dag gehad. Momenteel zitten we op 1 uur per doordeweekse dag, met losse programma's in het weekend van 7 uur, en losse evenementen 20 per jaar van 8 uur.à Maar we praten dan alleen over de uitzendingen. Het losse materiaal houden we niet bij hoeveel dat is. 2) Het achterliggende systeem van het beeldarchief is een database waarin voor elk stuk archiefmateriaal een aparte entry bestaat inclusief de benodigde informatie en metadata. In principe heeft het archief een platte structuur, zonder sortering. Door juiste benamingen en metadata is het materiaal gemakkelijk terug te vinden. In het archief worden gehele uitzendingen opgeslagen, alsook losse reportages en gemonteerd ruw materiaal. Het ruwe materiaal wordt (meestal) niet per clip opgeslagen, maar per afgemonteerde video, waarin al het ruwe materiaal achter elkaar staat. Het diepste level waar in het archief in gezocht kan worden is dus per item, en niet inhoudelijk per clip. Af en toe wanneer het lange aan ngesloten shots betreft wordt er een los shot opgeslagen.éé Dit is dan vaak als er op locatie gefilmd is, en het via een reportagewagen doorgestuurd wordt om op de website te verschijnen. Het gaat hierbij om snel nieuws voor online, wat dan ook uit n shot kan bestaan.éé 3) Al het beeldmateriaal wordt opgeslagen in een quicktime container met daarin de MPEG HD422 codec. Dit is een 50 Mb/s codec, en is gelijk aan de codec waarin het ruwe beeldmateriaal van de XDCAM's bij RTV Oost weggeschreven wordt. 4) Nee, Er is bij het opslaan geen sprake van compressie, behalve het renderen van een proxy file voor previews. 5) Ja en nee. Afleveringen en uitzendingen worden niet selectief gearchiveerd, maar volledig. 34
  • 40. Ongemonteerd materiaal wordt wel selectief gearchiveerd, maar dit is voornamelijk omdat er selectief aangeboden wordt. Omdat de beelden lokaal (op een montageset) wordt ingeladen, zijn de editors, camjo's en reporters verantwoordelijk voor het aanbieden van het materiaal om gearchiveerd te worden (via Fork naar het newsroomsysteem). Dit wordt niet altijd gedaan. Daarom wordt er ook selectief gearchiveerd. Wanneer er wel ruw beeldmateriaal aan wordt geboden, slaan de archivarissen dat ruw materiaal alsnog selectief op. Ze selecteren op eigen inzicht, op of nieuwswaardig materiaal in de toekomst wellicht nog terug gaat komen. 3. ARCHIVERING – METADATA 1) De gemonteerde uitzeindingen en items die ingeladen zijn in Fork worden doorgestuurd naar een neuwsroomsysteem, van waaruit de archivering gebeurt. Het invoeren gebeurt via een invoerstyeem. 2) De volgende metadata wordt toegevoegd: Datum en tijdstip, omschrijving, onderwerp, plaats, uitzending, duur, trefwoorden & opmerkingen 4. ARCHIVERING – TECHNISCH 1) Het allereerste archief lag vast op Betacam tapes. Daarna is er over gegaan op LTO Datatapes. Sinds een jaar wordt er op HDD's opgeslagen. 2) Vroeger werd er een kopie gemaakt van de LTO datatape die vervolgens ergens anders op werd geslagen. Tegenwoordig zijn er 2 aparte serversystemen in het gebouw aanwezig, die kopie n zijn van elkaar. De systemen staan in verschillende gedeeltes van het gebouw.ë 5. SPOTTEN VAN BEELDEN 1) 2) Er is bij RTV Oost zelden sprake van cameramensen die alleen op pad gaan, en dan het beeldmateriaal bij een editor afleveren. Het is of 1. Een camjo die zelf zijn edit doet of naast de editor zit om instructies te geven over de reportages, of 2. Een cameraman en verslaggever gaan samen op pad, waarna de verslaggever de beelden meeneemt naar een editor om het item af te monteren. De verslaggever kent dan vanzelfsprekend de beelden die geschoten zijn. De editor krijgt dus in geen enkel geval beelden waar hij “zich maar mee moet redden”, en die hij zou moeten spotten. Afgezien van een kort item die hij vanuit archiefmateriaal samen moet stellen. Maar dit heeft niets met spotten te maken, meer met juist zoeken in het archief. 6. BEN IK NOG WAT VERGETEN OM DE WORKFLOW VAN BEELDEN BINNEN JULLIE BEDRIJF IN KAART TE BRENGEN? 1) Nee. 35
  • 41. Bijlage G – interview Arnold Bomhof 1. COMMUNICATIE 1) Met de regisseur. Hij heeft het klantcontact ook, weet wat de klant wil en heeft het verhaal in zijn hoofd zitten. 2) Heel vaak zijn er super korte deadlines, dus vaak slaan we die communicatiestap over. In het geval wanneer er een zogenaamde 'moodfilim' gemaakt moet worden en daar meer tijd voor is, zitten we van tevoren met regisseur, cameraman en editor samen. Ik kan dan input geven over inhoud, en soms ook over stijl kan ik suggesties geven. En daarnaast: veel films is toch een standaard riedeltje afwerken, en vergen niet een hele bijzondere benadering qua vorm. Dan kun je meer op de automatische piloot werken. 3) Als de regisseur mee is, dan niet. Alleen wanneer er dronebeelden geschoten zijn is er wel wat extra overleg. Wanneer de cameraman alleen op pad is geweest, als camjo, geeft hij vaak wel een mondelinge toelichting over welke beelden er geschoten zijn, op welke locaties, etcetera. 4) Als er wat mis is met de beelden heb ik contact met de cameraman. Inhoudelijk overleg ik met de regisseur. Heel af en toe, wanneer het om vormgedragen montages gaat, zit de cameraman er ook nog wel eens bij. 5) Nee, zulke feedbackrondes gebeuren eigenlijk nooit. Opnieuw, vanwege korte deadlines. Als we het ene project af hebben start de volgende dag de volgende al weer. 2. SPOTTEN VAN BEELDEN 1) Mijn montage begint met het opzetten van een inhoudelijk verhaal, net zoals een boek. Wat is de aanleiding, wat is de oorzaak of wat is het belang, en andere hoofdstukken. Soms is er een script waarnaar ik kan werken, maar soms ook niet. Vaak met interviews werkt het volgen van een script niet echt lekker, omdat er nog wel eens andere informatie opduikt. Ik zet eerst de voiceover en interview 0p de tijdlijn, om het verhaal juist te krijgen. Daarna zoek ik pas de vorm erbij, de beelden. Als er geen voiceover en interviews zijn, in het geval van moodfilms, dan werk ik meer op intu tie en monteer ik aan de hand van muziek.ï Technisch aangezien de opbouw van het Avid project, heb ik altijd een bin “_edit”, een bin “muziek”, een bin “VO” en de bin waar alle beelden in staan houd ik qua structuur altijd intact. Ik verander niets aan de volgorde of bestandsnamen. Als het over verschillende locaties verdeeld is of verschillende draaidagen, dan wil ik nog wel eens de bin opdelen in kleinere bins. Maar dat wordt pas effici nt vanaf meer dan 100 beelden die op meer dan 2ë locaties geschoten zijn. 2) Nee. 3) Ik kijk de clips nooit helemaal door, in andere woorden: ik speel ze nooit van A tot Z af. In dat opzicht spot ik ze dus niet. Ik scrol wat door een clip heen. Wat ik wel doe is alle clips afgaan, hetzij thumbnails of er even doorheen scrollen omdat ik anders heel onrustig wordt. Dit doe ik alleen niet op voorhand, maar meestal tijdens het montageproces. 4) In eerste instantie denk je altijd “jemig, wat een bult aan materiaal. Hoe moet ik hier nog een verhaal van maken?” Maar op een gegeven moment weet je waar het op slaat, en vallen dingen op z'n plek. Maar als het een project is met cht veel beelden, op veelé verschillende locaties geschoten, dan heb ik altijd wel iemand naast me nodig die bij de opnames is geweest. Vaak is dat de regisseur. Maar vaak is het lastiger, om overzicht te houden van de inhoud. De beelden wijzen zichzelf altijd wel. 5) Valt meestal wel mee. 3. OVERDRACHT VAN BEELDEN – VERBETERING 1) Als je kijkt naar de workflow tussen jou en de cameraman, werkt die dan effici nt?ë 2) Denk je dat de montagestructuur waarmee je zelf werkt verbeterd zou kunnen worden? 3) Vraag: Je geeft zelf al aan dat je in het begin een beetje het gevoel krijgt dat je een bak aan beelden krijgt. Zou die beginfase verbeterd kunnen worden? Antwoord: Ja, dat kan wel. Dan moet je met z'n twee n monteren, met de regisseur ernaastë die precies weet wat waar gedraaid is. Als er al een ruwe voormontage met de regisseur te 36
  • 42. maken is, zou ik als editor sneller verder kunnen. Vraag: Zouden er nog andere manieren zijn, die goedkoper zijn dan een regisseur naast je hebben? Wanneer er een overdracht is van informatie van de cameraman naar jou? Antwoord: Ik geloof er niet zo in, dan krijg je een hele administratie enzovoort. Ik geloof meer in een soort talent of professionaliteit, in plaats van lijsten enzovoort. De cameraman zou eventueel nog kunnen spotten... Maarja, ik zie het eigenlijk niet zo als een probleem. 4. ARCHIVERING VAN BEELDEN 1) Ja. 2) Niet echt gezocht, maar ik houd wel op lijsten bij welke projecten op welke schrijven staan. 3) Alle projecten staan op externe schijven. Ik heb n werkschijf, en backupschijven. Met eenéé programma 'syncback' synchroniseer ik dat dan. Maar dat is wel allemaal handwerk. Wij zijn te klein om het anders te doen. 37
  • 43. Bijlage H – classificatielijst Camerastandpunt • Low angle • Level • High angle Camerabeweging • rotatie ◦ Pan ◦ Tilt ◦ Roll • verplaatsing ◦ Dolly in / push in ◦ Dolly out / pull out ◦ Side dolly ◦ Circle dolly ◦ Tracking ◦ Countermove ◦ Boom up ◦ Boom down ◦ Crane movement ◦ Rolling Shot ◦ Handheld shot ◦ First / third person movement ◦ Drone / helicopter movement Kadrering • Extreme long shot • Long shot • Full shot • medium full shot / Cowboy shot / American shot • Medium shot • Medium close shot / Three T's • wide close-up/ head and shoulders • close-up • Choker / big head close-up • extreme close-up Shottype • Over the Shoulder shot • 50/50 shot • Two shot • Three (or more) shot • Rack focus • Zoom shot • Vertigo shot 38
  • 44. • Dutch angle shot • Sequence shot • Slow motion shot • Timelapse Compositie • Framing ◦ Open framing ◦ Closed framing ◦ Frame in frame ◦ centre ◦ 2/3 th ◦ off-centre • Depth ◦ Compressed space ◦ wide space ◦ flat ◦ perspective ◦ foreground ◦ background • Lines ◦ Horizontal ◦ Vertical ◦ Diagonal ◦ symmetric ◦ a-symmetric ◦ Triangle ◦ curve Scherptediepte ◦ Deep focus ◦ Selective focus ◦ Narrow focus kleur, contrast en helderheid • color ◦ Grayscale ◦ Saturated ◦ De-saturated ◦ color tinted ▪ Warm colors ▪ cold colors • Exposure ◦ Bright image ◦ Normal image ◦ Dark image 39
  • 45. • Tonal range ◦ Dark tones ◦ Contrastary tones ◦ Light tones • Image clarity ◦ Soft image ◦ Sharp image Onderwerp • The subject • Movement of the subject ◦ Static ◦ Constant ▪ left right→ ▪ right left→ ▪ up down→ ▪ down up→ ▪ diagonal up – left right→ ▪ diagonal down – left right→ ▪ diagonal up – right left→ ▪ diagonal down – right left→ ▪ neutral ◦ contrasting • Actions of the subject Belichting • used lights ◦ Key light ◦ Fill light ◦ Backlight ◦ Kicker ◦ Sidelight ◦ Topper ◦ Footlight ◦ Ambient light ◦ Practical lights • Light quality ◦ Soft light ◦ Hard light ◦ High key ◦ Low key • Light direction ◦ Front ◦ ¾ front ◦ side ◦ ¾ back 40
  • 46. ◦ back ◦ omnidirectional Lens • High speed / Slow speed • Focal length • F-stop Lensfilters • Difussiefilter • Contrastfilter • Net's • ND-filter • Kleurenfilter • Polarisatiefilter • IR-filter • UV-filter • Effect filters Camera-instellingen • Frame rate • Shutterspeed • Shutter angle • Gain / ISO • Color balance • Gamma • Knee • Black gamma / Gamma stretch • Color saturation • Color matrix 41
  • 47. Bijlage I – beoordeling classificatielijst Davey 42
  • 48. 43
  • 49. Bijlage J – beoordeling classificatielijst Jacek 44
  • 50. 45