BOEK: ‘WHEN INSURERS GO BUST. AN ECONOMIC ANALYSIS OF THE ROLE AND DESIGN OF PRUDENTIAL REGULATION’
1. boekbespreking
BOEKBESPREKING: DOOR DR IR MARC UITERDIJK AAG,
WERKZAAM BIJ DE GOUDSE VERZEKERINGEN
B O E K : ‘ W H E N I N S U R E R S G O B U S T.
A N E C O N O M I C A N A LY S I S O F T H E R O L E A N D
D E S I G N O F P R U D E N T I A L R E G U L AT I O N ’
door Guillaume Plantin en Jean-Charles Rochet, Princeton University Press, 2007
Het boek is voortgekomen uit een researchproject van om te verwachten dat er een universele formule is,
het Franse verbond van verzekeraars. De auteurs, Guil- waarmee de ruïnekans tot een voorgeschreven maxi-
laume Plantin en Jean-Charles Rochet, zijn als weten- mum kan worden beperkt.
schapper werkzaam aan respectievelijk de London Bus-
iness School en de universiteit van Toulouse. RUÏNEKANS VERKLEINEN
Maar er zijn ook meer conceptuele kanttekeningen. Zo
De verwachtingen zijn hooggespannen, want in zijn is er het beroemde theorema van Modigliani en Miller:
voorwoord kondigt de Princeton hoogleraar Shin aan, in frictieloze markten is de vermogensstructuur van een
dat het boek een klassieker zal worden op het gebied onderneming irrelevant voor haar waarde. De vermo-
van het prudentiële toezicht op verzekeraars. Wellicht gensstructuur geeft alleen maar aan hoe de binnenko-
verwacht de argeloze actuaris hierbij vooral een techni- mende cashflows over de vermogenverschaffers ver-
sche, actuariële beschouwing zoals we die kennen uit deeld moeten worden, het zegt niets over de waarde die
het inmiddels beroemde ‘blauwe boek’1. De schrijvers de operationele activiteiten generen. Met andere woor-
slaan deze weg echter niet in, maar geven een veel den, waarom zou het aanhouden van extra eigen vermo-
abstractere economische analyse vanuit het perspectief gen daarom waarde voor de polishouders creëren?
van de corporate finance. Daarnaast is het aanhouden van extra kapitaal niet de
enige manier om de ruïnekans te verkleinen. Wellicht is
KLASSIEKE BANKRUN zo’n kapitaalseis wel de meest voor de hand liggende
De centrale vraag is waarom er überhaupt prudentieel methode; maar is het ook de efficiëntste methode? Dit
toezicht op verzekeraars zou moeten zijn en hoe je dat volgt niet per se uit de ruïnetheorie. Tenslotte merken
optimaal kan inrichten. De vergelijking met het bankwe- de auteurs nog op, dat ruïnetheorie er aan voorbij gaat,
zen gaat hierbij niet op. Bij banken gaat het namelijk dat kapitaalseisen feitelijk gewoon productiekosten voor
vooral om het liquiditeitsrisico en de stabiliteit van het de verzekeraar zijn. Echter, wanneer hiermee onvol-
financiële systeem. Er is het gevaar, dat alle rekening- doende rekening wordt gehouden, dan zou dit kunnen
houders opeens hun tegoeden opvragen, terwijl de bank leiden tot allerlei vormen van toezichtarbitrage, waar-
deze gelden meestal in illiquide leningen heeft belegd mee de werkelijke kans op insolventie alleen maar
(de klassieke bankrun). En, omdat banken elkaar finan- wordt vergroot.
cieren via de interbancaire markt, is er daarnaast een
groot risico, dat een insolvabele bank andere, gezonde A L S D E G O K V E R K E E R D U I T V A LT
banken hierin meetrekt. Om de mogelijke solvabiliteitsproblemen in de verzeke-
ringsindustrie te onderzoeken staan Plantin en Rochet
GEEN CONSENSUS uitgebreid stil bij de insolventie van vier verzekeraars in
In de praktijk wordt het toezicht op verzekeraars eigen- Frankrijk en Engeland2. De auteurs constateren hierbij
lijk altijd vormgegeven vanuit de traditionele actuariële steeds hetzelfde patroon: er is sprake van een onver-
ruïnetheorie. Hierbij poogt men om de ruïnekans tot een wachte verslechtering van de solvabiliteitspositie, waar
acceptabel niveau te reduceren door de verzekeraar te in eerste instantie alleen het management op reageert.
verplichten om voldoende eigen vermogen als buffer Echter in plaats van het nemen van verliesbeperkende
aan te houden. Deze insteek is in wezen hetzelfde als de maatregelen speculeert de bedrijfsleiding op een her-
‘Value-at-Risk’-methode in het bankwezen. Hoewel stel (gamble for resurrection). Voor de aandeelhouders
deze benadering vrij universeel lijkt te zijn, constateren is dit wellicht optimaal in de gegeven omstandigheden,
de schrijvers desondanks, dat er wereldwijd veel ver- maar als de gok verkeerd uitwerkt, dan zijn de polishou-
1 “A global framework for insurer schillen zijn in de precieze uitwerking ervan. Blijkbaar is ders een heel stuk slechter af. Op basis hiervan conclu-
solvency assessment”, Internatio- er geen consensus over. De auteurs plaatsen een aantal deren de auteurs, dat de vermogenstructuur van een
nal Actuarial Association, 2004 interessante kanttekeningen bij deze traditionele actua- verzekeraar weldegelijk relevant is. Alleen de reden
riële benadering. Allereerst blijkt uit onderzoek dat de hiervoor is niet zo zeer gelegen in het beperken van de
2 Waaronder natuurlijk het geval voorspellende kracht van de risk-based-capital- ruïnekans, als wel in het tegengaan van corporate
van de Equitable Life Assurance formules (RBC) in het Amerikaanse toezicht maar zeer governance problemen. Deze corporate governance pro-
Society. beperkt is. Het lijkt de schrijvers daarom onrealistisch blemen vinden hun oorsprong eigenlijk in twee zaken:
DE ACTUARIS
54 MAART 2008
2. boekbespreking
de geïnverteerde productiecyclus en het ontbreken van tarbitrage, maar de auteurs denken dit grotendeels te
een krachtige vreemd vermogenverschaffer (absence of kunnen ondervangen door de ‘double trigger’ zoals we
a tough claimholder). Het probleem bij de geïnverteerde die al kennen bij het Nederlandse toezicht op pensioen-
productiecyclus is, dat de werkelijke kostprijs van een fondsen en in de Europese voorstellen voor Solvency II.
verzekering pas bekend wordt, nadat de premies al Hierbij worden er twee kapitaalseisen gesteld. Wanneer
geruime tijd geleden betaald zijn. Als gevolg hiervan is men door de eerste (hogere) kapitaalseis zakt, dan moet
een verzekeraar vaak al lang insolvabel, voordat ook de verzekeraar een herstelplan indienen, dat door de
maar de eerste liquiditeitsproblemen optreden. En, hoe toezichthouder gekeurd moet worden. Wanneer men
langer een insolvabele verzekeraar nog kan doormodde- vervolgens ook de tweede (lagere) grens passeert, dan
ren des te slechter het voor de polishouders is. wordt de vergunning ingetrokken. Plantin en Rochet
stellen hierbij tevens voor, dat in zo’n geval de verplich-
NERGENS MEE BEMOEIEN tingen aan een garantiefonds worden overgedragen.
Het tweede aspect betreft de positie en de rechten van Hierbij is het wel belangrijk, dat dit garantiefonds
de polishouder als vreemd vermogenverschaffer. Wan- gemeenschappelijk eigendom van de verzekeringsin-
neer een bank vreemd vermogen zou verschaffen in de dustrie is en hierdoor ook wordt gerund.
mate, waarin de polishouders dat bij een verzekeraar
doen, dan kun je er van op aan, dat hij daarbij zeer Ook benadrukken de auteurs het belang van een onaf-
zware eisen zal stellen. Dit betekent in feite dat de bank hankelijke toezichthouder alsmede het gebruik van
extra rechten (control rights) krijgt wanneer het met de dezelfde verslaglegginggrondslagen voor zowel de jaar-
onderneming slechter gaat. Bijvoorbeeld, in de vorm van rekening als de prudentiële rapportages. Verder dient
onderpand of hypothecaire rechten. Voor de polishou- men het toezicht vooral niet te breed uit te spinnen. De
ders zal het daarentegen praktisch onmogelijk zijn om auteurs benadrukken vaak, dat men de (economische)
als collectief te opereren en daarbij dezelfde control kosten steeds tegen de (maatschappelijke) baten moet
rights als een bank af te dwingen. Anderzijds is de wer- afwegen. Ze gaan hierbij zelfs zo ver om prudentieel
kelijkheid nu eenmaal te ingewikkeld om contractueel toezicht op vrijwillige basis te bepleiten!
tussen verzekeraar en polishouder al helemaal vast te
leggen, wat de te volgen weg moet zijn in geval van ver- Een interessante vraag, waar het boek niet op ingaat, is
slechterende omstandigheden. De auteurs concluderen de positie van pensioenfondsen. In hoe verre spelen
daarom, dat de toezichthouder dan ook juist de rol van daar dezelfde of andere corporate governance proble-
de ‘tough claimholder’ moet krijgen zoals een bank die men? Of zou je juist op grond van de gepresenteerde
heeft als vreemd vermogenverschaffer bij een industri- theorie mogen concluderen, dat het prudentieel toezicht
ële of handelsfirma. Zo lang het goed gaat moet hij zich op pensioenfondsen overbodig is? Ik ben benieuwd wat
vooral nergens mee bemoeien. Maar zo gauw het mis de auteurs daarvan zouden vinden!
dreigt te gaan, dan moet hij meedogenloos ingrijpen om
de belangen van de polishouder veilig te stellen zoals Ik heb het boek met erg veel plezier en interesse gele-
een bank dat ook zou doen om zijn uitstaande leningen zen. Juist die corporate finance invalshoek verschaft je
te redden. nieuwe inzichten en zet je aan het denken over de din-
gen, die wij als actuaris zo vaak als vanzelfsprekend
DOUBLE TRIGGER beschouwen. Bovendien is het perspectief en de instel-
Plantin en Rochet doen ook een aantal aanbevelingen ling van de auteurs erg verfrissend; zeker in deze tijd
voor het toezicht op verzekeraars. Allereerst vinden zij, waarin over (prudentieel) toezicht vaak alleen nog maar
dat de prudentiele ratio’s eenvoudig moeten zijn en in de overtreffende trap kan worden gedacht. Kortom
direct uit de jaarrekening af te leiden. De ratio’s moeten van harte aanbevolen!
vooral snel en gemakkelijk te verifiëren zijn. Niet alleen
om snel te kunnen ingrijpen, maar ook om de toezicht-
houder achteraf op de vingers te kunnen tikken als hij in
gebreke is gebleven. Ze onderkennen dat een simpele
benadering nadelen heeft en mogelijk leidt tot toezich- ■
DE ACTUARIS
MAART 2008
55