Hoe zullen mensen in de toekomst sporten? Met wie zullen ze sporten en waar? Welke financiële middelen zullen er voor sport nog beschikbaar zijn? En welke sporten zullen populair zijn? Stap aan boord van de teletijdmachine van Living Tomorrow en reis mee naar 2040.
Uit: Sport&Strategie - NR 3 I september 2019 I jaargang 6
“We beleven een verandering van tijdperk” - Joachim De Vos en Griet Cappelle (TomorrowLab) over de toekomst van sport
1. 16
“We beleven een
verandering van
tijdperk”
Joachim De Vos en Griet Cappelle (TomorrowLab)
over de toekomst van sport
Hoe zullen mensen in de toekomst sporten? Met wie zullen ze sporten en waar? Welke financiële middelen zullen er voor sport nog
beschikbaar zijn? En welke sporten zullen populair zijn? Stap aan boord van de teletijdmachine van Living Tomorrow en reis mee naar 2040.
AUTEUR: BENEDICTVANCLOOSTER
Omdat de sport en de wereld met een rotvaart aan het ver-
anderen zijn, besliste Sport Vlaanderen drie jaar geleden een
sterke partner te zoeken om zich zo goed mogelijk te kunnen
voorbereiden op de toekomst. Het sportagentschap van de
Vlaamse overheid ging daarbij een driejarige samenwerking
aan met TomorrowLab, het expertenteam van Living Tomor-
row, in 1995 ontstaan als ‘Huis van de Toekomst’ in Vilvoor-
de. Nu die driejarige cyclus naar zijn einde loopt, zullen de
resultaten van de toekomstverkenning worden voorgesteld
op het Sportinnovatiecongres dat Sport Vlaanderen op 17
oktober organiseert in Brugge en waar naar verwachting ook
een verlenging van het contract met nog eens drie jaar zal
worden meegedeeld. Sport & Strategie Vlaanderen kon niet
tot dan geduld oefenen en mocht in primeur al eens een blik
in de toekomst werpen samen met Joachim De Vos, CEO van
Living Tomorrow en TomorrowLab, en Griet Cappelle, inno-
vation designer bij TomorrowLab.
Hoe doen we dat, in de toekomst kijken hoe-
wel de glazen bol nog niet is uitgevonden?
DE VOS: “Zonder structuur dreig je in een vrijblijvende ge-
dachteoefening te verzanden. Daarom passen wij, of het nu
om sport gaat of een ander thema, altijd strikt dezelfde me-
thodologie toe: de academisch onderbouwde Oxford-me-
thodologie van scenario’s.”
CAPPELLE: “Eerst beginnen we altijd met een aantal mensen
in het speelveld te identificeren. Zo hebben we heel het eco-
systeem van Sport Vlaanderen in kaart gebracht. Dan hebben
we die belangrijkste stakeholders bevraagd, een vijftiental:
van de sportfederaties, de sportclubs, Sportwerk Vlaanderen
tot universiteiten, de VSF en het ISB.”
DE VOS: “Wat we in zo’n bevraging doen, is de rollen omdraai-
en. We proberen te weten te komen wat de vragen zijn waar
zij zelf geen antwoord op hebben, wat hún grote onzeker-
heden zijn voor de toekomst. En met toekomst bedoelen we
niet 2020 of 2021, want dan blijf je steken in de problemen
van vandaag en morgen, maar de buitenschil: de substantiële
Dossier De toekomst van sport
FOTO:TOMORROWLAB
2. 17
NR 3 I september 2019 I jaargang 6
onzekerheden voor de toekomst, die soms zelfs existentieel
van aard zijn. Dus niet: moeten wij nu nieuw materiaal aanko-
pen voor onze sportcentra of moeten wij meer investeren in
deze of gene topsporter? We laten hen uit hun comfortzone
treden en stellen hun de vraag: stel dat ik uit 2040 kom en ik
weet exact hoe het sportlandschap eruitziet, welke vraag zou
jij mij dan stellen?”
Wat waren hun grootste besognes?
CAPPELLE: “Een van de belangrijkste vragen was: zullen de
sportclubs nog bestaan? Een andere vraag was: zal de over-
heid nog investeren in sport en welk belang zal zij er nog aan
hechten? Zullen de mensen nog wel geld hebben om te spor-
ten? Maar ook: welke rol zal technologie spelen in de sport?
Zullen we nog samen sporten of helemaal virtueel? Zullen er
misschien sportrobots bestaan die ons uitdagen?”
Jullie hebben het antwoord op die vragen?
CAPPELLE: “Nee, maar wat wij dan doen, is al die onzekerhe-
den oplijsten en ze per thema bundelen. Sommige vragen zijn
meer gericht op technologie, andere gaan over het business-
model, nog andere zijn meer sociocultureel van aard. Met die
vragen stappen we dan naar mensen die expert zijn in een van
die domeinen. Zo brengen we dus informatie van buiten het
sportsysteem binnen en brengen we de veranderende bui-
tenwereld voor een stuk in kaart. Aan een technologie-expert
vragen we bijvoorbeeld welke rol technologie in ons dagelijks
leven in de toekomst zou kunnen spelen in functie van sport
en bewegen. Die experten kunnen natuurlijk ook niet in de
toekomst kijken, maar ze kunnen wel vertellen welke techno-
logische mogelijkheden ze zien en welke richting de trends
aan het uitgaan zijn.”
DE VOS: “In al onze bevragingen polsen we ook altijd naar
de meest extreme scenario’s: het worstcase- en het bestcase-
scenario, zodanig dat we de mate van onzekerheid kunnen
bepalen. Is het iets wat fundamenteel onzeker is? Of is het
iets waar ze al min of meer de trend van zien, maar waar ze
nog niet zeker van weten of die zich zal doorzetten of niet?
Want heel vaak zal over trends worden gesproken. En trends
zijn per definitie niet meer onzeker, ze zijn al aan de gang. Je
kunt alleen nog discussiëren over de adaptieratio, de snelheid
waarop een bepaalde trend zich zal doorzetten. De impact
kan groot of klein zijn.”
Wat gebeurt er vervolgens met alle verzamel-
de kennis?
CAPPELLE: “In een volgende fase zetten we de twee groot-
ste onzekerheden met de meeste impact op assen uit. Op
die manier ontstaan kwadranten: vier mogelijke werelden of
scenario’s. Daar kunnen we de combinatie van alle onzeker-
heden in kwijt. Zo hebben we op de eerste as uitgezet hoe
mensen zich in de toekomst al dan niet zullen verenigen. De
tweede as gaat uit van de vraag of de economie gunstig zal
evolueren of niet. Voor het bepalen van de assen vertrekken
wij altijd vanuit de klant voor wie wij werken. Mochten wij
deze oefening voor pakweg Golazo hebben gedaan, zouden
we hoogstwaarschijnlijk andere assen hebben gehad. Nu zijn
we uitgegaan van wat de impact zou zijn op Sport Vlaande-
ren.”
Los vs. georganiseerd
De eerste as appelleert aan de onzekerheid of
de sportclub in de toekomst nog zal bestaan.
CAPPELLE: “Sport Vlaanderen is historisch gegroeid vanuit de
georganiseerde sport, en hun beleid, dat sterk gericht was op
die georganiseerde settings, is gaandeweg gegroeid naar een
tweesporenbeleid waarin ook ingezet werd op niet-/licht ge-
organiseerd sporten. Vandaar dat het belangrijk was om die
eerste as erin te steken, want die heeft een grote impact op
hun ecosysteem. Op die as is het ene extreem dat mensen al-
leen nog informeel, in losse gemeenschappen samenkomen,
het andere uiterste is dat ze zeer gestructureerd samenko-
men. Hoe meer losse gemeenschappen er in de maatschappij
bestaan, hoe kleiner de kans op het bestaan van sportclubs.
Zo hebben we twee scenario’s waar je niet meer de sport-
clubs hebt zoals we die vandaag kennen, en twee werelden
waar er wel nog echte structuren zijn. Maar de sportclub zo-
als we die vandaag kennen, die zal binnen twintig jaar hoe
dan ook niet meer bestaan. Als de wereld verandert, moet
ook de sportclub veranderen, anders is hij niet meer relevant.
De echte vraag is dus niet: zal de sportclub nog bestaan? De
vraag is: hoe is de sportclub geëvolueerd, hoe zullen we ons
in de toekomst verenigen om te sporten?”
DE VOS: “Er zal altijd een soort van samenwerking tussen
mensen zijn, hoe individueel dat mogelijk ook kan zijn. Want
dat kan volledig virtueel zijn, dat je je activiteiten ontplooit in
een team zonder dat je elkaar tijdens de week hebt gezien.
Sportclubs zouden ook weleens mondiaal georganiseerd
kunnen worden, zoals nu al in de gamingsector. Het om-
gekeerde kan evengoed: dat mensen in deze versnipperde
wereld vanuit een meer sociaal gedreven karakter elkaar
juist meer gaan opzoeken. Het is geen ja-neeverhaal, maar
het gaat erom toch voldoende in de richting van de ja/nee te
proberen denken. Zodat je er niet zomaar van uitgaat dat het
allemaal maar een klein beetje anders zal zijn dan vandaag.”
CAPPELLE: “Verkeerdelijk denken sommige mensen dat sport
altijd sport gebleven is en altijd sport zal blijven. Maar als je
de sportgeschiedenis kent, weet je dat we eigenlijk nog maar
vanaf de negentiende eeuw Europese sportclubs hebben. In
feite bestaan ze nog niet lang. En in de sportclubs van die tijd
deden ze militaire oefeningen, dat is ook niet meer wat het
vandaag is.”
DE VOS: “Een andere fout die heel vaak wordt gemaakt als
mensen over de toekomst bezig zijn, is dat ze denken dat ze
die toekomst kunnen maken, dat zíj die toekomst beïnvloe-
den. Maar dat klopt niet. Het is niet omdat je bijvoorbeeld
het aanbod voorziet, dat de rest wel zal volgen. Als de maat-
schappij verandert, als de assen rond het financiële of rond
gezondheid of rond nog andere contexten zich aanpassen,
zou het aanbod een complete mismatch kunnen zijn. De toe-
komst overvalt je. Je moet ervoor zorgen dat je je zo goed
mogelijk aanpast aan de behoeftes die er morgen zullen zijn.
Je kunt niet zeggen: ik ga vier scenario’s uitstippelen, nu kies
ik dát scenario en wij gaan dát doen. Zo werkt het niet.”
CAPPELLE: “Vooral de politiek heeft het daar soms moeilijk
mee.”
DE VOS: “Dat komt omdat elk scenario natuurlijk min of meer
waardegedreven is. Iemand zal zich uiteraard meer thuis voe-
len in de ene waarde dan in de andere. De ene partij zou liever
meer sociale cohesie hebben, de andere zal zich verheugen
op meer individuele vrijheid. Scenario’s staan daarboven.”
CAPPELLE: “Wij zullen niet zeggen wie juist of fout denkt, wij
moeten neutraal zijn, want anders treden we in de plaats van
het beleid. We don’t teach you what to think, we teach you
how to think. De waarde van de oefening zit in de discussie
zelf.”
Businessmodel
De tweede as vertrok van de vraag of de eco-
nomie gunstig zal evolueren of niet.
DE VOS: “Stel dat er een gigantische financiële crisis komt en
het land gaat deels failliet. Vandaag zullen we dat niet willen
geloven, maar we spreken over twintig jaar. Er is nu al een
verarming van het Westen, er zullen hoe dan ook dingen
veranderen. Wat ga je doen als we in een wereld terecht-
komen waar de overheid écht geen middelen meer heeft?
“ALS DE WERELD VERANDERT, MOET OOK DE
SPORTCLUB VERANDEREN, ANDERS IS HIJ NIET
MEER RELEVANT”
Griet Cappelle
“JE ZIT IN HET DONKER, JE HEBT GEEN VUUR BIJ
EN DENKT: WAT NU? JE BEGINT OP HANDEN EN
VOETEN TE KRUIPEN EN VOORZICHTIG TE TASTEN”
Joachim De Vos
3. 18
Hoeft dat daarom te betekenen dat je als sportorganisatie ook
geen middelen meer hebt? Nee, alleen zal je businessmodel
moeten veranderen. De financiering zou misschien vanuit
een heel ander niveau kunnen komen. Vanuit de werkgevers
bijvoorbeeld, of vanuit het individu: mensen zouden op een
alternatieve manier kunnen vergoeden door meer vrijwilli-
gerswerk te doen. Dat zijn allemaal mogelijkheden.”
Stel: ik ben bestuurder in een club of een
federatie en ik geloof dat we in een omge-
ving zullen terechtkomen waar mensen meer
dan ooit hun sport in los verband beoefenen
en dat de overheid nog nauwelijks in sport
investeert. Hoe kan ik mij op dit scenario
voorbereiden?
DE VOS: “Wij zullen natuurlijk de oplossing niet aanbieden,
want die hebben wij niet. Wat wij wel doen, is de mensen
begeleiden. We zetten hen ertoe aan om na te denken in
een wereld die ze voordien niet voor ogen hielden. Dat je als
bestuurder durft over worstcasescenario’s na te denken, is
op zich al winst. Want zelfs in die wereld moet je je de vraag
stellen: wat zal mijn opdracht zijn? Hoe zal ik die verwezen-
lijken? Welke middelen heb ik daarvoor nodig? Wat zal mijn
maatschappelijke relevantie nog zijn? En misschien denk je
op het eerste gezicht dat het een compleet onmogelijke op-
dracht wordt en dat je organisatie niet meer zal bestaan, maar
in tweede instantie kom je toch met een totaal nieuw model
naar voren. Waarbij je bijvoorbeeld met andere partners gaat
samenwerken, een iets andere rol aanneemt omdat jouw rol
door iemand anders is overgenomen, of een innovatief idee
ontwikkelt.”
CAPPELLE: “Het boeiende aan het scenariodenken is dat men-
sen andere redeneringen beginnen te maken, hun hersenen
maken andere combinaties dan dat ze gewoon waren. In de
sportwereld zitten vaak dezelfde mensen samen die al jaren
altijd dezelfde discussies met elkaar voeren, vaak vanuit eigen
belangen, waardoor telkens weer dezelfde fricties terugke-
ren. Onze scenario’s gaan over de wereld binnen twintig jaar,
dat lijkt ver van hun bed, waardoor ze geen rekening moe-
ten houden met hun agenda’s van vandaag. Bovendien ligt
in dat scenariodenken de werkelijkheid vast: er wordt alleen
nog gesport in los verband bijvoorbeeld, geen discussie mo-
gelijk, terwijl men vroeger misschien zou hebben gezegd dat
zoiets toch nooit zou gebeuren. En dan zie je mensen plots
zelf met vernieuwende redeneringen op de proppen komen.
Discussies die al jaren vastzitten, raken soms op die manier
ontdooid. Heel mooi om dat te zien gebeuren.”
DE VOS: “Wanneer een mens gedwongen in een bepaal-
de omgeving terechtkomt waar hij liever niet in zit, kan zijn
creativiteit beginnen te werken. Je zit in het donker, je hebt
geen vuur bij en denkt: wat nu? Je begint op handen en voe-
ten te kruipen en voorzichtig te tasten. Dat is wat gebeurt in
het scenariodenken: er ontstaan opties. Daar zullen wij vanuit
TomorrowLab dan verder op gaan enten: wat bedoel je daar
juist mee? Zou dat vandaag al kunnen? Zou je, bij wijze van
spreken, op een alternatieve manier vuur kunnen maken? Zou
je andere financieringsmodellen kunnen vinden? Of zou je je
werking kunnen afslanken door je te beperken tot je kernta-
ken en de rest uit te besteden aan iemand anders? Dat zijn de
momenten waarop je echt aan het innoveren bent.
Het verhaal dat ik daar graag bij vertel, is dat van het Ikea-effect.
Voordat Ikea kwam, dacht iedereen dat we meubels moesten
laten maken bij een meubelmaker en dat die kant-en-klaar
moesten worden thuisgeleverd. Plots kwam er een partij die
gewoon wat planken bij elkaar stak met een handleiding erbij
opdat we die gewoon zelf zouden samenstellen. En ineens be-
ginnen mensen een deel van de taak van de meubelmaker op
zich te nemen en ze vinden het nog leuker ook. Voordat Ikea
er was, had niemand gedacht dat dit mogelijk was. Diezelfde
effecten krijg je ook binnen zo’n oefening rond sport of ge-
zondheid of mobiliteit of waar we ook mee bezig zijn.”
Virtual reality
Sportorganisaties die zich willen voorberei-
den op de toekomst, vragen zich ook af welke
sporten populair zullen zijn.
CAPPELLE: “Dat zal afhangen van in welk van de vier werel-
den we zullen terechtkomen. In de bigbrotherwereld bijvoor-
beeld, waarin er een overheid is die weinig geld heeft maar er
veel in structuren wordt gesport, wordt er gekozen voor heel
specifieke traditionele sporten die weinig geld kosten en veel
opleveren naar gezondheid en fitheid toe.”
DE VOS: “Wat alvast in elk van de verschillende scenario’s
terugkeert, is dat virtual reality binnen een sportomgeving
aan belang zal winnen, doordat de technologie steeds rea-
listischer wordt. We hebben vastgesteld dat er rond VR grote
nieuwsgierigheid leefde binnen Sport Vlaanderen. Ze vroe-
gen zich af hoe ze daarmee moesten omgaan, welke rol ze
daarin te vervullen hadden. We hebben voorgesteld om dat
gewoon eens in een pilootproject te proberen en te bekijken
hoe dat kan werken. In de sporthal van de toekomst in Brugge
hebben we zo’n VR-cube geïnstalleerd. Dat blijkt aan te slaan,
waardoor Sport Vlaanderen kan experimenteren met VR en de
pro’s en contra’s goed in kaart kan brengen.”
CAPPELLE: “Technologie komt in alle vier de scenario’s in
meerdere of mindere mate voor. In bepaalde scenario’s heb-
ben we er een blind geloof in, in andere is er omwille van de
privacy minder vertrouwen in en blijft ze nog enigszins onder
de radar.”
DE VOS: “Technologie is dé drijvende kracht achter verande-
ring in de sport. We leven niet meer in een tijdperk van ver-
andering, we leven in een verandering van tijdperk. En dat
moeten we goed indachtig zijn. Het is niet zomaar de tech-
nologie die dingen aan het veranderen is, de maatschappij
davert op haar grondvesten. Technologie is aan een giganti-
sche snelheid aan het evolueren. De systemen en processen
die die technologie moeten ondersteunen, maken ook een
verandering door, maar die verandering verloopt iets trager
dan die van de technologie. Dan heb je de mens, die zich nog
iets trager aanpast en soms niet kan volgen. En dan heb je de
systemen en structuren, de overheid en de reglementering,
die nog trager reageren en dikwijls nog niet aangepast zijn
aan de nieuwe realiteit. Maar het is iedere keer de technologie
die ervoor zorgt dat er dingen mogelijk zijn die twee, drie jaar
geleden niet mogelijk waren.”
Droomscenario
Kennen jullie aan de verschillende scenario’s
ook een waarschijnlijkheidsscore toe?
DE VOS: “Nee, in het meest ideale geval hebben alle vier de
scenario’s, als ze zeer goed gekozen zijn, elk zowat 25 pro-
cent kans om zich te ontplooien. Meer zelfs, het is zeer zinvol
om in elk van die scenario’s de oefening te maken, omdat je
zelfs binnen een kleine omgeving als Vlaanderen de verschil-
lende opties zult zien terugkeren. Op het platteland in Lim-
burg zal men misschien totaal anders gaan sporten dan in een
stad als Antwerpen. Wanneer je meer open ruimte hebt, zal
je in een iets ander scenario terechtkomen. Het ene scena-
rio zal meer naar jongeren gericht zijn, het andere meer naar
ouderen. Het is dus niet zo dat we allemaal samen naar één
scenario evolueren.”
“PLOTS RAKEN DISCUSSIES IN DE SPORTWERELD,
DIE ALJAREN VASTZITTEN, DANKZIJ HET
SCENARIODENKEN ONTDOOID. HEEL MOOI OM
DATTE ZIEN GEBEUREN”
Griet Cappelle
“TECHNOLOGIE IS DÉ
DRIJVENDE KRACHT
ACHTER VERANDERING
IN DE SPORT”
Joachim De Vos
FOTO:TOMORROWLAB
FOTO:TOMORROWLAB
4. 19
NR 3 I september 2019 I jaargang 6
Naar welk van de vier werelden gaat jullie
persoonlijke voorkeur?
DE VOS: “Iedereen zal natuurlijk spontaan zeggen: een wereld
waarin er heel veel geld is en we allemaal samen gaan sporten.
Maar wat vandaag een droomscenario lijkt, kan morgen een
nachtmerrie zijn, als er een andere partij is opgestaan die heel dat
terrein heeft weggekaapt. Bovendien biedt een wereld waarin er
weinigbudgetisenjeindividuenmoetsamenbrengen,evengoed
opties. Denk aan persoonlijke bottom-up initiatieven of heel het
Starttorun-verhaal.Datzounooitontstaanzijnineenwereldwaar
je meer dan voldoende budget hebt en waar de perfecte sport-
clubs bestaan. Of neem de lichte gemeenschappen die met de
hulp van sociale media elkaar de zondagmorgen vinden in een
park.Diepop-upsspelenmisschiennetzogoedofzelfsnogbeter
op de noden in dan bijvoorbeeld een grote fitnessketen.”
CAPPELLE: “Doe mij maar van elk scenario een beetje. (lacht) Je
zou eigenlijk een puzzel willen maken van heel verschillende din-
gen, maardie passen jammergenoeg niet altijd samen.”
DE VOS: “Aan onze ingang staat: ‘Do not fear the future.’ Dat is
waar wij van overtuigd zijn: de toekomst zal altijd meer opportu-
niteiten inhouden dan bedreigingen. Maarwe zullen ermee moe-
ten leren omgaan. Bij Sport Vlaanderen zijn ze zich daar nu heel
goed van bewust en is een cultuurverandering in gang gezet. Ze
hebbengestructureerdlerennadenkenoverdeverschillendetoe-
komstscenario’s. Zelfs al hebben we over 3.000 dagen nog altijd
geen regering, er kan nog maar weinig gebeuren waar ze totaal
niet zijn opvoorbereid.” ■
“ZULLEN WIJ NOG WEL AAN TOPSPORT WÍLLEN DOEN?”
De toekomstverkenning in opdracht van Sport Vlaanderen richtte
zich niet alleen op de breedtesport maar ook op de topsport. Wat
leert het scenariodenken over de toekomst van topsport?
CAPPELLE: “De topsport zal zo mogelijk nog sneller dan de breedtesport met grote uitda-
gingen worden geconfronteerd. Twee grote onzekerheden komen heel sterk naar voren:
de opdeling in categorieën sporters en de macht van de sportbonden. Het in categorieën
opdelen van sporters zal steeds moeilijker worden. Er is om te beginnen de genderpro-
blematiek. We hebben nu al de discussie rond Caster Semenya (zie pagina 12-14, nvdr),
dergelijke vraagstukken zullen we steeds vaker hebben. En er is ten tweede de rol van de
technologie. Protheses zullen steeds beter worden, waardoor we bijvoorbeeld zullen kun-
nen volleyballen met een prothesearm (zie pagina 8-11, nvdr). In welke categorie mogen
we dan meespelen? Het is begonnen met Oscar Pistorius en we zullen steeds meervan die
dilemma’s krijgen, waardoor ook de topsport zich zal moeten herdenken. Er komen heel
wat ethische vraagstukken op ons af. De vraag is hoe we als Belgische topsport zullen re-
ageren. Alle sporten waar je maar één aspect van je lichaam voor nodig hebt, bijvoorbeeld
puur kracht of snelheid, dreigen het territorium te worden van genetisch gemanipuleerde
atleten. Is het nog niet binnen dit en vijf jaar, dan misschien over twintig jaar. Willen wij daar
nog aan meedoen en de concurrentie aangaan met landen als China en Rusland?
Wat de macht van de sportbonden betreft, rijst de vraag hoelang het IOC heel het circus
nog draaiende kan houden. Hoelang accepteert de maatschappij het nog dat overheden
investeren in milieuvervuilend entertainment en hoelang is het nog betaalbaar? Het IOC
leeft in belangrijke mate van sponsorgelden en advertentie-inkomsten, die dan weer
gelinkt zijn aan mediazichtbaarheid. Wat als de nieuwe mediagiganten als Facebook en
Google, die de helft van de wereldbevolking bereiken, hun eigen competities beginnen
te organiseren, los van het IOC? Om deel te nemen aan Olympische Spelen, WK’s of EK’s
moet je als atleet afgevaardigd worden door je nationale federatie, die op zich weer ge-
koppeld is aan een internationale koepelfederatie. Heel de piramide zou in dit scenario als
een kaartenhuisje in elkaar zakken. Om hierop te anticiperen is de kans reëel dat het IOC
in de toekomst meer dan ooit de kaart van de spektakelsporten zal trekken en de deur zal
openzetten voor VR-componenten.”
Wat zou dat betekenen voor de sport in Vlaanderen?
CAPPELLE: “Sport Vlaanderen wenst niet dat gaming zonder beweegcomponent de sport
kaapt, maar staat duidelijk open voor nieuwe technologie zoals VR en onderzoekt hoe
deze de toeleiding tot echte sportparticipatie en de verhoging van kwaliteit in de sport tot
en met de topsport kan versterken.”
DE VOS: “Daar zie je toekomstbereidheid. Er wordt nagedacht: hoe zullen we ermee om-
gaan? Wat zullen we juist stimuleren? In welke richting willen we dat het dan evolueert?
En komt een structuur en een plan tot stand. Men bekijkt het niet meer louter als een
bedreiging, maar men begint de opportuniteiten te zien. Dankzij VR kun je de meest fan-
tastische sportaccommodatie hebben, zonder dat je ze daarom gebouwd hebt en terwijl
je misschien in een afgedankte schuur staat.”
“JE DENKT DATJE DE TOEKOMST
KUNT MAKEN, MAAR DE TOEKOMST
OVERVALTJE”
Joachim De Vos
FOTO:TOMORROWLAB