1. Geef leraren de ruimte!
De leraar staat de laatste jaren centraal in het onderwijsdebat en daardoor
staat hij vaak ter discussie. Kenmerkend aan die discussie is dat deze vooral
gaat over de omstandigheden waaronder leraren hun werk moeten doen en
bijna nooit over de vraag wat nu eigenlijk een goede leraar is.
Vrij vertaald naar de Canadese filosoof Charles Taylor kunnen we stellen dat
de identiteit van de hedendaagse leraar alleen geïdentificeerd kan worden
tegen de achtergrond van de dingen die ertoe doen. En het gesprek daarover
vindt naar mijn idee onvoldoende plaats. En als het al plaatsvindt wordt het
niet gevoerd met en door de leraren zelf. Leraren en schoolleiders zitten
vastgebakken in een onderwijsparadigma waarvan ze voelen dat het aan sleet
onderhevig is, maar ze vinden niet de taal om het opnieuw te definiëren. 21e
eeuwse burgers vragen om een andere vorming. Leerlingen roepen steeds
luider dat ze leren niet saai vinden, maar school des te meer.
De heersende moraal en de conventies en regels binnen een school
verhinderen dat de leraar zijn eigen talent, zijn eigen visie op onderwijs en een
eigen stijl kan ontwikkelen. Daarmee wordt verhinderd dat leraren de
autonomie en authenticiteit aan de dag kunnen leggen die hen uniek maakt als
mens en daarmee als leraar. De existentiële pijn die daaruit voortvloeit is op
den duur ondraaglijk. De beroepstrots en bevlogenheid brokkelt af, de liefde
voor het leraarsvak verdwijnt.
Om erger te voorkomen en de pijn te verlichten wordt heil gezocht in een
CAO. Onder leiding van vakbonden worden bekende mantra’s bezongen.
Kleinere klassen, meer loon, behoud van entreerecht, geen kortere vakanties.
Begrijpelijk en deels terecht, maar te oppervlakkig om echt een
kwaliteitsimpuls in het onderwijs mee te bewerkstelligen èn, wat belangrijker
is, de leraar zijn beroepstrots en bevlogenheid terug te geven.
De oppervlakkigheid is te vergelijken met de man die te weinig beweegt,
teveel eet en vooral bezorgd is over zijn gewicht en gebrekkige conditie, in
plaats zich af te vragen waarom hij het niet voor elkaar krijgt iedere dag een
uur te wandelen en zijn eetgewoonten te matigen. Een zelfonderzoek op basis
van belangrijke waarden, niet slechts op basis van symptomen.
Het is daarnaast uitermate dom en vervelend dat sommige vakbonden de
achterdocht jegens de schoolleiding en de besturen aanwakkeren. Mij stoort
het in ieder geval mateloos en veel van mijn collega schoolleiders met mij.
Schoolleiders realiseren zich als geen ander dat de onderwijskwaliteit zeer
gebaat is bij bevlogen leraren die graag naar hun werk komen. Vele uren per
week besteden schoolleiders quality-time aan het realiseren van die ambitie.
Waarom wordt dan iedere keer de indruk gewekt dat ze erop uit zijn het
omgekeerde te bewerkstelligen?
Een aantal schoolleiders heeft het initiatief genomen om een ‘netwerk
2. innovatieve schoolleiders’ op te richten. Dat netwerk is bedoeld om het
leiderschap te definiëren dat leraren de ruimte geeft en autonomie en
authenticiteit als belangrijke kernwaarden voor kwaliteit ziet.
Zou dat niet iets zijn voor leraren? Een ‘netwerk innovatieve leraren’. Leraren
die de vakbonden laten vechten voor uitstekende arbeidsvoorwaarden, maar
die zelf niet langer toestaan dat anderen dan zijzelf over dè leraar en de
identiteit van hèt leraarsvak praten. Leraren die hun vuisten ballen door
gezamenlijk de creatieve ruimte te zoeken en met de inhoud aan de slag te
gaan. Welke dingen doen ertoe in het leraarsvak, wat hebben onze leerlingen
nodig en wat betekent dat voor de identiteit van het hedendaags leraarschap?
Een netwerk niet tegenover maar naast dat van de schoolleiders, gezamelijk
optrekkend. Van die beelden krijg ik energie.
Jan Fasen