SlideShare a Scribd company logo
1 of 17
Joris De Bleser | stafmedewerker
Stad Antwerpen | Lerende Stad | Strategisch Team
Lange Gasthuisstraat 24 | 2000 Antwerpen
+32 3 206 13 50 | +32 3 206 13 15
joris.debleser@stad.antwerpen.be | www.Antwerpen.be
De erkenning van competenties
verworven via niet-formeel en informeel leren
… het verhaal tot hiertoe
Situering
Het Vlaamse beleid m.b.t. het accrediteren van ‘Elders Verworven Competenties’ (EVC's)
is vandaag in volle ontwikkeling. De regering wenst hiermee tegemoet te komen aan
Europese richtlijnen, die ook in de ons omringende landen worden geïmplementeerd. Er
is ondertussen al heel wat visieontwikkeling en theorievorming gebeurd, hand in hand met
nieuwe wetgeving.
De Stad Antwerpen wenst aansluiting te vinden bij deze evolutie. Dit werd ingeschreven
in het bestuursakkoord, dat ook het jeugdwerk wil erkennen als leeromgeving. Het is de
bedoeling om datgene wat jongeren via ‘niet-formeel leren’ of op informele manier
geleerd hebben te kunnen erkennen en accrediteren.
Hierna volgt een overzicht van de jongste evoluties en stand van zaken van het
competentieverhaal. De tekst werd geplukt uit het eindrapport van het Antwerpse
WACKER-project, dat eind september 2007 werd afgerond met een congres.
Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 1
De erkenning van competenties
verworven via niet-formeel en informeel leren
… het verhaal tot hiertoe
Inleiding
Waarom is er plots zo’n grote belangstelling voor competenties? Is dit een nieuw
verhaal of een oud verhaal in een nieuwe jasje? Wat bedoelt men eigenlijk met
competenties? Vanwaar nu toch die plotse belangstelling, meer bepaald vanuit
bepaalde bedrijfssectoren en arbeidsbemiddelaars?
Het is al enige tijd duidelijk dat de zich snel veranderende samenleving van
globalisering en van technologische ontwikkelingen het vanouds vertrouwde diploma
maken tot een verouderd instrument dat niet langer meer garant kan staan voor een
levenslange, rechtlijnige loopbaan. Werkgevers en werknemers moeten zich in hoge
versnelling aanpassen aan de zich snel wijzigende verwachtingen van de wereldmarkt,
aan nieuwe technologieën. De economie wordt steeds meer wereldwijd aangestuurd,
met delocaties naar landen met goedkopere arbeidskrachten als gevolg. De markt van
vraag en aanbod is niet langer meer zo eenvoudig en rechtlijnig zoals economen ons
dat lange tijd op school onderwezen hebben.
Hier ziet de Europese Unie zich geplaatst voor een grote uitdaging, nl. zich minstens
handhaven in deze zich globaliserende economische markt die gedomineerd wordt
door Aziatische tijgers en machtige multinationals. Vandaar één van haar sterkste
doelstellingen sinds haar ontstaan, nl. dat de Europese Unie tegen 2010 de meest
competitieve en dynamische kenniseconomie van de wereld wenst te zijn. Het
bereiken van deze doelstelling vergt immense inspanningen. Het vraagt onder meer
ook om een nieuwe kijk op arbeid, maar ook een nieuwe kijk op leren. Ook het
valideren en gelijkstellen van buitenlandse diploma’s valt in deze doelstelling te
begrijpen, zodat alle EU-burgers in de hele Unie met gelijke kansen kunnen ingezet
worden op de arbeidsmarkt.
Het is dus in deze context dat de aandacht van opleidingsexperten zich begon te
verleggen van het tijdens de jeugdjaren eenmalig verworven diploma naar het
‘levensbreed en levenslang leren’, met het accent op competenties. Geconfronteerd
hiermee begonnen ook bedrijfsleiders in te zien dat voor hen niet alleen de technische
competenties van werknemers van belang zijn, maar ook persoonsgebonden
competenties zoals flexibiliteit, kunnen samenwerken, durven initiatief nemen,
zelfstandig kunnen werken. In het kielzog van heel dit verhaal zitten dus niet enkel
werkgevers en tewerkstellingspartners, maar vooral ook de hele opleidingsector en
onderwijswereld en iedere actor uit het brede middenveld die van nature een grote of
Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 2
kleine bijdrage levert aan het ‘levenslang en levensbreed leren’ (zoals het
vormingswerk, volwassenenwerk, jeugdwerk, …).
Hierdoor ontstond ook in Vlaanderen de nood om het hele onderwijs en de
opleidingsector in een nieuwe structuur te gieten (bijv. bachelor, master). Er was
hiervoor een nieuwe theoretische onderbouwing nodig en er werd begonnen aan de
ontwikkeling van een nieuw begrippenkader. Het begrip ‘competentie’ vormt hiervan
de spil. In het begin maakten arbeidsmarkt en onderwijs elk hun eigen definities, zodat
er al gauw begripsverwarring begon te ontstaan, vooral wanneer onderscheid gemaakt
werd tussen basiscompetenties, sleutelcompetenties, technische competenties,
persoonlijkheidscompetenties, metacompetentie, enzovoort. Buiten Vlaanderen
werden dan nog eens andere definities gebruikt. Omwille van de duidelijkheid besliste
de Vlaamse overheid een eenduidige omschrijving te geven: ‘Competentie is de reële
en individuele capaciteit om kennis (theoretische en praktische kennis), vaardigheden
en attitudes in het handelen aan te wenden, in functie van de concrete, dagdagelijkse
en veranderende werksituatie en in functie van persoonlijke en maatschappelijke
activiteiten1
’.
Ondanks de vele invullingen door de diverse actoren, bleek al gauw dat er toch een
grote consensus bestond rond de drie-dimensionaliteit van het begrip competentie: het
is de congruentie van kennis, vaardigheden, attitudes. Dit maakt van ‘competentie’ een
complex en dynamisch begrip, want gebaseerd op de interactiviteit van deze drie
dimensies. Kennis, vaardigheden en attitudes versterken elkaar, ze zijn niet los te zien
van elkaar, en ze zijn nooit voleindigd. Zo sluit het begrip dan ook vrijwel
onmiddellijk aan bij het begrip dat al eerder in omloop was, nl. ‘levenslang leren’.
Als Vlaanderen zich in de toekomst nog op de economische wereldkaart wil
terugvinden, zal het de weg van ‘competenties’ moeten opgaan en afstappen van het
nog steeds heersende diplomafetisjisme. Enerzijds zullen diploma’s steeds meer
vertaald worden naar verworven competenties. Maar anderzijds zal in de toekomst niet
langer enkel gekeken worden naar de competenties vermeld op het diploma, maar ook
naar de ‘elders verworven competenties’, de competenties verworven buiten het
formele onderwijs- en opleidingcircuit. Hierbij komen de sectoren in beeld waar het
niet-formeel en informeel leren een wezenlijk kenmerk is van hun methodiek,
waaronder het jeugdwerk of het volwassenenwerk. Het is in de context van dit grotere
verhaal dat het competentieluik van het Antwerpse jeugdbeleid, waaronder het project
WACKER, zich situeert, en dat de Stad Antwerpen een bijdrage wil leveren in het
door de Vlaamse overheid gewenste breed maatschappelijk debat over het begrip
‘competenties’.
1
‘Ruim baan voor competenties, advies voor een model van (h)erkenning van verworven competenties in Vlaanderen’, werkgroep EVC,
2002, blz. 11.
Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 3
1. Lissabon, Bologna en Kopenhagen: de Europese competentiemotor
Al een aantal jaren blijkt duidelijk dat Vlaanderen een beleid aan het ontwikkelen is
waarbinnen een plaats wordt gegeven aan het erkennen van verworven competenties
(EVC). Dit gebeurt voornamelijk onder stimulans van diverse Europese richtlijnen die
ook in de ons omringende landen moeten geïmplementeerd worden. Deze richtlijnen
kaderen in de Lissabonstrategie2
die door de Europese lidstaten voor 10 jaar werden
vastgelegd, met als grote doelstelling dat de EU tegen 2010 de meest competitieve en
dynamische kenniseconomie van de wereld moet zijn. Deze uitdaging impliceert onder
meer een grote verantwoordelijkheid voor alle opleiding- en onderwijsverstrekkers,
omdat de vraag om de tekorten op de arbeidsmarkt in te vullen door goed opgeleide
werknemers door het onderwijssysteem niet altijd adequaat beantwoord wordt. Om
hieraan tegemoet te komen bouwde men verder op wat al eerder sinds de vroege jaren
’90 was ingezet, nl. de visieontwikkeling m.b.t. het ‘levenslang leren’. Het thema
levenslang en levensbreed leren gaat ervan uit dat in de steeds veranderende
samenleving iedereen gestimuleerd moet worden om volop aan die samenleving te
kunnen participeren, voornamelijk met het oog op de arbeidsmarkt. Vele richtlijnen
sinds de Lissabonstrategie kaderen dus in die visie over ‘levenslang en levensbreed
leren’, waarbij ervan uitgegaan wordt dat elke vorm van leren bij iedereen voortdurend
gestimuleerd moet worden.
Onderwijs herstructureren
Eén van de gevolgen is de hervorming van het hele onderwijssysteem. Eerst was er het
Bologna-akkoord dat het hele hoger onderwijs wenste te reorganiseren naar
Angelsaksisch model, nl. een structuur van bachelor en master. Recent gaf het zgn.
Kopenhagen-proces het startschot voor de herstructurering van het beroepsgericht
onderwijs en dito vorming. Met dit ‘proces’ wil de Europese Unie de onderwijs- en
opleidingsystemen van alle lidstaten transparanter en vergelijkbaar maken om
vervolgens de kwaliteit te vergelijken en ‘het gemiddelde’ op een hoger pijl brengen.
Om dit te realiseren zijn een aantal tussenstappen nodig en voorziet het ‘proces’ het
European Qualification Framework (EQF). De Europese commissie heeft voor het
kwalificeren van het ‘levenslang en levensbreed leren’ een voorstel van aanbeveling
klaar voor het Europees parlement. Via de Europese ministerraad wordt dit nadien de
opdracht van de lidstaten om deze richtlijn te implementeren.
En jeugd?
Op Europees niveau zien we de impact van de competentiebenadering niet alleen in de
tewerkstelling- en onderwijssector, maar evenzeer in de jeugdsector. Zo zijn er al
enkele aanbevelingen gedaan vanuit de Europese Commissie en de Raad van Europa
betreffende de waardering en erkenning van leren in de jeugdsector3
. De focus hierbij
2
de Europese Top van Lissabon, februari 2000.
3
zie bijvoorbeeld:
- Witboek ‘Een nieuw elan voor Europa’s jeugd’, 2001.
- Pathways towards validation and recognition of education, training and learning in the youth field, Working paper by the Youth Unit of
the Directorate ‘Youth, Civil Society, Communication’ in the Directorate General ‘Education and Culture’ of the European
Commission and the Youth Department of the Directorate ‘Youth and Sport’ in the Directorate General ‘Education, Culture and
Heritage, Youth and Sport’ of the Council of Europe, Strasbourg and Brussels, 2004.
- Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de erkenning
van de waarde van niet-formeel leren en informeel leren in de jeugdsector in Europa, Publicatieblad van de Europese Unie, 2006.
Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 4
ligt dan niet meer enkel op tewerkstelling als finaliteit van de competentiegerichte
benadering, maar vooral ook op sociale inclusie en burgerschap.
De aanbevelingen gaan ervan uit dat leren het hele spectrum van formeel, niet-formeel
en informeel leren moet omvatten om zowel de persoonlijke ontwikkeling, de sociale
inclusie en de tewerkstelling te verhogen (Europese Commissie & Raad van Europa,
2004)4
. Er is nood aan een betere validatie van niet-formeel en informeel leren en
behoefte aan meer sociale en formele erkenning van niet-formeel en informeel leren.
Een belangrijke motivatie hiervoor is dat de noodzakelijke competenties die mensen
vandaag de dag nodig hebben om geïnformeerde, actieve en verantwoordelijke burgers
te worden, verworven kunnen worden door leren in alle settings en contexten. Het
leren in formele settings (scholen, universiteiten, opleidingen, …) omvat slechts één
deel van de competenties die we dagelijks nodig hebben om te kunnen functioneren op
het werk, thuis of daarbuiten. Het leren tijdens de vrije tijd of in sociale omgevingen,
dus in niet-formele en informele settings (jongerenorganisaties, familiaal leven, clubs,
enz.), vormt het andere, complementaire deel (zie voetnoot Europese Commissie &
Raad van Europa, 2004). In de aanbevelingen wordt gesteld dat het informele leren
specifieke kansen biedt, vooral voor de ontwikkeling van sociale, culturele en
persoonlijke competenties (zie idem).
De waarde van het niet-formeel en informeel leren wordt formeel erkend door de Raad
van de Europese Unie5
(inclusief een verwijzing naar het belang van de jeugdsector):
‘De Raad van de Europese Unie en de vertegenwoordigers van de regeringen der
lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, erkennen dat:
- niet-formeel en informeel leren belangrijke elementen van het leerproces zijn en
effectieve instrumenten zijn om leren aantrekkelijk te maken, de bereidheid om
levenslang leren te ontwikkelen en de sociale integratie van jongeren te
bevorderen
- niet formeel en informeel leren ervoor kunnen zorgen dat jongeren aanvullende
kennis, vaardigheden en competenties verwerven, en kunnen bijdragen tot hun
persoonlijke ontwikkeling, sociale integratie en actief burgerschap, en op die
manier hun vooruitzichten op werk verbeteren
- niet-formele en informele leeractiviteiten in de jeugdsector een aanzienlijke
meerwaarde kunnen hebben voor de samenleving, de economie en de jongeren
zelf; de bijdrage die deze activiteiten leveren, moet derhalve beter zichtbaar
worden gemaakt, en beter worden begrepen, erkend en ondersteund.’
Een welbepaalde actie in dit kader is de ontwikkeling van het ‘Europees Portfolio voor
jeugdleiders en jeugdwerkers’ door de Raad van Europa. Het Europees Portfolio moet
jeugdwerkers en jeugdleiders helpen om:
- hun competenties te identificeren, assessen en te registreren
- hun competenties aan anderen te beschrijven
- hun eigen leer- en ontwikkelingsdoelen te bepalen
4
zie Europese Commissie & Raad van Europa, 2004: Pathways towards validation and recognition of education, training and learning in the
youth field, Working paper by the Youth Unit of the Directorate ‘Youth, Civil Society, Communication’ in the Directorate General
‘Education and Culture’ of the European Commission and the Youth Department of the Directorate ‘Youth and Sport’ in the Directorate
General ‘Education, Culture and Heritage, Youth and Sport’ of the Council of Europe, Strasbourg and Brussels, 2004.
5
zie publicatieblad van de Europese Unie (2006) ‘Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten over de
erkenning van de waarde van niet-formeel leren en informeel leren in de jeugdsector in Europa’
Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 5
2. Vlaanderen
Gezien onze gefederaliseerde staatstructuur is het de bevoegdheid van de Vlaamse
gemeenschap om een aantal van de Europese aanbevelingen in wetten en
regelgeving om te zetten. De 21ste
eeuw werd dus alvast ingezet met een parelsnoer
van rapporten, actieplannen, decreten en uitvoeringsbesluiten die het
competentieverhaal vorm moeten geven. In juni 2000 was er het Actieplan van de:
Vlaamse Regering ‘Een leven lang leren in goede banen’. In het Pact van
Vilvoorde (2001) ambieerde de Vlaamse regering 21 doelstellingen waaronder:
‘Vlaanderen is in 2010 verder geëvolueerd naar een lerende samenleving. Het
levenslang en levensbreed leren zijn ingebed in de samenleving. Minstens 10
procent van de Vlaamse inwoners tussen 25 en 65 neemt deel aan permanente
vorming. Een lerende samenleving erkent ook dat competenties waar en hoe men
ze ook verwerft, evenwaardig worden erkend’. Het rapport van 2001 van een
VIONA–onderzoek(Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk
Arbeidsmarktrapportering) gaf advies voor een model van (h)erkenning van
verworven competenties in Vlaanderen. In 2003 werd DIVA (Dienst Informatie
Vorming en Afstemming) opgericht met o.a. als taak het implementeren en
uitvoeren van EVC in Vlaanderen (mede via een aantal pilootprojecten). In 2004
kwam het decreet ‘Titel van Beroepsbekwaamheid’ met als doel de bekwaamheid
die iemand via formeel en/of non-formeel leren heeft verworven om een bepaald
beroep uit te oefenen, te valideren en attesteren. In 2005 kwamen er
uitvoeringsbesluiten bij dit decreet met daarin een opdracht voor de SERV
(Sociaal-economische Raad voor Vlaanderen). Ook in 2005 was er het zgn. BaMa-
decreet dat de herstructurering regelde van het hele hoger onderwijs, en in 2007 het
decreet voor het volwassenenonderwijs. Er zit een duidelijke lijn in het verhaal,
want sinds 2006 is er een discussienota over een nieuwe kwalificatiestructuur die
later, na proefprojecten, in een decreet moet resulteren. Wellicht is dit overzicht
vandaag erg onvolledig en binnen korte tijd hopeloos achterhaald. De evolutie zet
zich immers consequent door.
EVC en EVK
Het Vlaamse competentiedebat raakte bekend via het letterwoord EVC. Deze
afkorting wordt ingevuld met meerdere betekenissen. De meest voor de hand
liggende is Erkenning van Verworven Competenties. Daarmee bedoelt men de
formele erkenning, meestal door een speciale erkende certificerende instelling, van
ervaringen en deskundigheid die men eerder, formeel of informeel, in zijn
loopbaan heeft verworven. Een goed voorbeeld daarvan is het ervaringsbewijs6
. De
ervaringsbewijzen zijn een idee van de vorige Vlaamse regering, maar werden
ondertussen door minister Frank Vandenbroucke ingevoerd. Een ervaringsbewijs,
of titel van beroepsbekwaamheid, biedt een oplossing voor mensen die over
relevante beroepservaring beschikken, maar deze niet met een diploma kunnen
bewijzen. De ervaringsbewijzen worden uitgereikt na een procedure van
herkenning, beoordeling en erkenning van competenties ten aanzien van een
bepaald beroep. Kandidaten kunnen hun jobspecifieke competenties laten assessen
in een erkend testcentrum. Dit testcentrum schrijft een advies uit aan de Vlaamse
Overheid en deze reikt het ervaringsbewijs al dan niet uit. Het ervaringsbewijs
6
meer informatie op www.ervaringsbewijzen.be
Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 6
bestaat momenteel voor een tiental knelpuntberoepen (autobus- en
autocarbestuurder, begeleider buitenschoolse kinderopvang, callcenteroperator,
industriële schilder, kapper, kappersalonbeheerder, verhuizer-drager, verhuizer-
inpakker en torenkraanbestuurder), maar de lijst met beroepen wordt voortdurend
met andere beroepen aangevuld.
In het competentiedebat hanteert men ook graag de afkorting EVK (Eerder
Verworven competenties en Kwalificaties). Het gaat er immers om dat men
iemand officieel kwalificeert voor een bepaalde functie of een bepaald
functieniveau die anders geen toegang zou krijgen. In het onderwijs zijn er recent
enkele doorbraken: in februari 2007 kende de Katholieke Universiteit van Leuven
het eerste EVK-diploma toe voor een bachelor in sociaal werk, dit op basis van
eerdere werkervaring en opleidingen. Voor de toekenning van een masters-graad
maakt men meer voorbehoud, maar toch werd recent een eerste EVK-
licenciaatsdiploma (psychologie) uitgereikt aan een persoon die zeven jaar lang
Open Universiteit had gevolgd. Algemene erkenning van een dergelijk diploma op
de Belgische arbeidsmarkt kan echter nog op zich laten wachten.
Ook de bedrijfswereld is hiermee bezig, want men is daar niet enkel geïnteresseerd
in het verbreden van de toegang tot bepaalde functies, die moeilijk ingevuld
worden, maar ook in instrumenten voor loopbaanontwikkeling en
loopbaanbegeleiding van de eigen werknemers. Men ontwikkelt soms zelf
instrumenten om de evolutie van technische en persoonsgebonden competenties
van werknemers te meten en te stimuleren. In de negatieve zin kunnen dergelijke
instrumenten natuurlijk ook gebruikt worden om een ontslag van een werknemer te
motiveren of om loondifferentiatie binnen een zelfde functieniveau te legitimeren.
Vandaar dat tot nog toe de vakbondsorganisaties zich behoedzaam opstellen tegen
een te enthousiaste invoering van EVC-instrumenten in de bedrijven, vooral
wanneer de beoordeling en het assessment eenzijdig door de werkgever gebeurt.
a) Jeugdbeleid en jeugdwerk
Sinds de aanbevelingen van de Europese Commissie en Raad van Europa (2004,
zie hoger) wordt investeren in het jeugdwerk expliciet beschouwd als een deel van
de maatschappelijke investeringen in ‘human resources’. Er wordt immers heel wat
‘menselijk kapitaal’ ontwikkeld binnen het jeugdwerk zoals het vandaag
functioneert, zodat het jeugdwerk niet anders georganiseerd moet worden om een
plaats te verwerven in het competentieverhaal. Vlaanderen is sinds kort voorzichtig
op zoek naar manieren om dit zichtbaar te maken en om het brede jeugdwerk te
betrekken bij het debat over levenslang en levensbreed leren.
De bijdrage van jeugdwerk bij dit niet-formele en informele leren is immers
wezenlijk. De methodiek van het jeugdwerk is competentiebevorderend voor de
doelgroep, en is zelfs in staat om jongeren te stimuleren de draad terug op te
nemen (bijv. naar voortgezette opleidingen)7
. Diverse bronnen verklaren dit vanuit
een theoretische invalshoek die onze intelligentie verdeelt in negen thematische
gebieden. Hierbij wordt aangetoond dat het formele onderwijssysteem
voornamelijk vier van deze gebieden bespeelt8
. Het onderwijs is bijvoorbeeld goed
geplaatst om kennis en vaardigheden aan te leveren, terwijl het jeugdwerk een
7
in de UK. werd dit alvast aangetoond door UK Youth in samenwerking met de ‘National Learning and Skills Council’ – zie ook het advies
in het rapport van de Russell Commission, maart 2005 (ad hoc regeringscommissie door Binnenlandse Zaken opgericht ‘to develop a new
national framework for youth action and engagement’)
Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 7
bijdrage levert op het gebied van het ontwikkelen van transversale competenties
(zoals bijv. ruimere sociale vaardigheden)9
. In Vlaanderen is echter nog weinig
gedaan om dit effectief te identificeren en anderen deel te maken van deze
ervaringen en projecten. Een kader is nodig om de onderwijssector (het ‘formele’
leren) en de tewerkstellingssector te sensibiliseren voor het informele leren en de
rol die het jeugdwerk hierin opneemt.
De pioniers
Toch werden er de jongste paar jaar al een aantal stappen gezet, zowel door een
aantal jeugdwerkpartners als door beleidsactoren. De pioniers zijn te vinden bij Jint
(het Vlaams agentschap voor internationale jeugduitwisselingen, dat het Europese
competentiedenken ook in Vlaanderen wenste te stimuleren) en bij het Vlaams
Steunpunt Jeugd (dat onderzoeksmatig de vinger aan de pols hield met het oog op
sensibilisering en deskundigheidsontwikkeling). Ook de Vlaamse administratie
voor jeugd volgde het thema op de voet en werd betrokken in diverse
bijeenkomsten en netwerken. In het jeugdwerk zelf hebben we het Antwerps
verhaal, waarover meer verder in dit hoofdstuk. Maar het was precies in
Antwerpen dat de spelers uit het jeugdwerk zich vonden en hun nek konden
uitsteken: het lokale jeugdwerk van Kids vzw. en de landelijke organisaties JES
vzw. en VFJ vzw. (nu Formaat vzw.). De twee laatste organisaties
experimenteerden ook in Brussel, Gent en in de provincie West-Vlaanderen10
.
Voor VFJ vzw. gebeurden deze experimenten in de gewone setting van het
vrijwilligerswerk in de jeugdhuizen. JES vzw. kon, gezien jarenlange ervaring
terzake, de brug slaan met sociale tewerkstelling en het hele netwerk hierachter om
de jeugdwerkervaring als leerervaring erkend en gevalideerd te krijgen. Deze
tendensen zijn erg recent (2005-2007) maar hebben allemaal een
gemeenschappelijke drive die hen op het competentiepad voortstuwt, nl. de
bezorgdheid voor een heuse erkenning van het jeugdwerk als leerplek binnen de
context van het zich ontwikkelende competentiedenken.
Het Vlaams Jeugdbeleidsplan
Op Vlaams beleidsniveau betrok Vlaams minister Bert Anciaux, onder meer
bevoegd voor jeugd, het competentieluik in zijn Jeugdbeleidsplan 2006-2009. In
dit plan bepaalt de minister zijn positie ten aanzien van EVC. In de adviesronde,
voorafgaand aan de goedkeuring van het beleidsplan, gaf ook de SERV haar
advies. Daarin uitte de SERV zijn steun aan de door de minister voorgestelde
EVC-piste als volgt: ‘De voorgestelde EVC-piste is hierbij een essentieel gegeven.
De raad wenst zeer nadrukkelijk het belang te onderstrepen van de opname in de
portfolio van alle levensbreed verworven competenties, ook in het
vrijwilligerswerk’11
.
Een handvol verwijzingen naar de tekst van het Jeugdbeleidsplan verklaren een
aantal recente discussies, standpunten en ontwikkelingen binnen de context van het
8
zie bijv. het werk van Charles Handy en Howard Gardner (UK.) over ‘multiple intelligences’: factual intelligence, analytical intelligence,
linguistic intelligence, spatial intelligence, musical intelligence, practical intelligence, physical intelligence, intuitive intelligence,
interpersonal intelligence
9
zie input en conclusies door prof. Tim Brighouse op de ECYC-conferentie in Birmingham in 1998
10
Tijdens het competentiecongres ‘Aan de slag met competenties in het jeugdwerk’ van Formaat vzw. op 28 maart 2007 in Brugge werd
duidelijk dat ook in Vlaamse jeugdhuizen gekozen wordt om EVC toe te passen. Formaat vzw. had in 2006-2007, gelijklopend met hun
deelname aan WACKER, een competentieproject lopen met steun van de provincie West-Vlaanderen
11
citaat uit ‘Advies over het voorontwerp van het tweede Vlaams jeugdbeleidsplan 2006-2009’ (Sociaal Economische Raad voor
Vlaanderen, 19 oktober 2005)
Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 8
Vlaamse jeugdbeleid. Dit voornamelijk met betrekking tot de
jeugdwerkopleidingen (kadervorming, attesten) en de opdracht van Steunpunt
Jeugd m.b.t. competentiebeleid.
In het Vlaams Jeugdbeleidsplan merkt de minister op dat de grenzen tussen
formeel leren, niet-formeel leren (denk aan kadervorming in het jeugdwerk en
bewuste deelname aan vorming) en informeel leren (zoals leren door participeren
of deelnemen) vervagen ten voordele van een algemene erkenning van verworven
competenties (EVC). Het vraagstuk van de erkenning van de competenties die men
verwerft door actief te participeren in vrijwilligersorganisaties, houdt voor heel het
maatschappelijke middenveld een uitdaging in.
Hier legt de minister de link naar de opleiding of vorming van de vele duizenden
vrijwilligers en semi-vrijwilligers. Tot dusver zag de Vlaamse overheid haar rol
beperkt tot enerzijds het stimuleren van vrijwilligerswerk en anderzijds het (louter
formeel) homologeren van een aantal attesten (animator, hoofdanimator,
instructeur). De recente ontwikkelingen inzake het erkennen van verworven
competenties (EVC) en levenslang en levensbreed leren nopen het Vlaamse
jeugdbeleid tot een meer proactief competentiebeleid. Het Jeugdbeleidsplan stelt
voor om hierover nog eens grondig na te denken. Dit heeft alvast tot hiertoe de
discussie over jeugdwerkopleidingen (kadervorming) en de attestering beïnvloed.
Het Jeugdbeleidsplan neemt ten aanzien van het zich ontwikkelende
competentiebeleid ook een standpunt in, dat grotendeels tegemoet komt aan de
bezorgdheid van de jeugdwerksector. Enerzijds onderstreept het Jeugdbeleidsplan
de vele en diverse kansen die EVC biedt, die zowel sociaal, psychologisch als
economisch van uitzonderlijk belang zijn. Het beleidsplan waarschuwt echter ook
voor een verzakelijking of formalisering van het informele leren, de ongewenste
instrumentalisering. Het jeugdwerk (en bij uitbreiding het hele vrijwilligerswerk) is
voor vele jonge mensen een belangrijke ‘zone van de vrijheid’ die niet zomaar kan
en mag gekoloniseerd worden door een eendimensionaal nuttigheidsdenken. Het
competentiebeleid dat wordt ontwikkeld moet in eerste instantie dienen om deze
waardevolle werkvormen te ondersteunen zodat zoveel mogelijk kinderen en
jongeren hier kunnen aan deelnemen12
.
De Vlaamse kwalificatiestructuur
In navolging van de Europese richtlijnen over het European Qualification
Framework (EQF, zie hoger) wil de Vlaamse regering een nieuwe
kwalificatiestructuur. Ze zette hiervoor in 2005 het licht op groen, sinds oktober
2006 is er een discussienota en werd een oproep gelanceerd voor proefprojecten
tijdens het voorjaar 2007. Aan de hand hiervan komt nadien een conceptnota als
voorbereiding voor een Vlaams decreet voor de kwalificatiestructuur. Steunpunt
Jeugd kon zich inschrijven voor zulk proefproject zodat ook het jeugdwerk bij de
ontwikkeling van de nieuwe kwalificatiestructuur betrokken raakte. Het
proefproject was voor het jeugdwerk een interessante oefening, alvast omdat het
zich voor de eerste keer kon ‘meten’ met een aantal andere sectoren en omdat men
kon nagaan op welke wijze de deelnemende jeugdwerkorganisaties konden
voldoen aan de normen van kwalificatie binnen de uit te werken Vlaamse
kwalificatiestructuur. De kwalificatie ‘animator in het jeugdwerk’ werd
onderzoeksmatig tegen de meetlat van de kwalificatiestructuur gehouden. Het zou
12
vrij geciteerd en bewerkt uit het Vlaams Jeugdbeleidsplan 2006-2009, uit Hoofdstuk 2 vanaf blz. 36 (goedgekeurd door de Vlaamse
regering op 16 december 2005).
Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 9
te ver leiden om hier dieper in te gaan op de projectresultaten13
, maar er werd
alvast aangetoond dat het opleidingsaanbod van het jeugdwerk enorm varieert in
product en kwaliteit, en dat het tevens ontbreekt aan uniformiteit van
competentiebeschrijving. Het is dan ook erg moeilijk om algemene
jeugdwerkcompetenties te meten aan de kwalificatiestructuur, laat staan om ze
effectief te gaan valideren (bijv. voor vrijstellingen bij voortgezette opleidingen).
Om hieraan tegemoet te komen zullen in een vervolgonderzoek ook de andere
jeugdwerkopleidingen (hoofdanimator, instructeur) ingeschaald worden in de
kwalificatiestructuur, en zal ook het hele scala van competenties van een
jeugdwerker in beeld gebracht worden. Het hele onderzoekswerk moet stof leveren
tot discussie, tot beleids- en visievorming en tot een duidelijke profilering van de
sector in het competentiedenken. Via deze weg wordt getracht het jeugdwerk een
vaste plaats te bezorgen op de agenda van het competentiedebat.
b) Onderwijs en werk: de competentieagenda
Het competentieverhaal binnen onderwijs wordt duidelijk beïnvloed door de
akkoorden van de Top van Lissabon, waar de Europese lidstaten een antwoord
wilden bieden aan de hedendaagse economische uitdagingen van globalisering en
technische ontwikkelingen. Werkgevers vinden geen geschikte werknemers,
onderwijs en opleidingen komen niet tegemoet aan de verzuchtingen van de
arbeidsmarkt. Het begrip ‘competentie’ vindt ingang in de regelgeving, en de hele
onderwijssector wordt daarrond geherstructureerd. Het competentiedebat in het
onderwijs gebeurt dan ook op diverse niveaus: enerzijds het pedagogische en
didactische discours op zoek naar inhoudelijke verdieping en antwoorden op de
vraag van de arbeidsmarkt, en anderzijds herstructurering en reorganisatie van de
hele onderwijs- en opleidingsector. Het BaMa-decreet hervormde het hoger
onderwijs naar het model van bachelors en masters. Ook het beroepsgericht
onderwijs en dito vormingsaanbod zal in die zin hervormd worden, allemaal
gestimuleerd door Europese richtlijnen die tot doel hebben om in de hele Europese
Unie de onderwijssystemen transparanter en vergelijkbaar te maken om vervolgens
de kwaliteit te vergelijken en ‘het gemiddelde’ op een hoger pijl te brengen.
Accent op talent
Het begin van de implementatie van het competentieverhaal binnen onderwijs is
duidelijk te traceren. Het begint namelijk met het onderzoek ‘Accent op talent, een
geïntegreerde visie op leren en werken’, het eindrapport van de Koning
Boudewijnstichting14
. De aanbevelingen uit dit rapport zijn grotendeels
overgenomen door de Minister van Werk, Onderwijs en Vorming, Frank
Vandenbroucke. Het is sterk gebaseerd op een andere, ruimere visie op leren dan
wat tot nog toe gebruikelijk was in ons Vlaamse onderwijs, dat vooral toets- en
diplomagericht is, en bovendien op een heel beperkte visie op studie- en
beroepsoriëntering.
‘Accent op talent’ wilde het leren opentrekken door de nadruk te leggen op
processen, op interactie, op ontwikkeling, op context, op inzetbaarheid en transfer
van competenties, dit zowel in een onderwijs- als in een werkomgeving. De nadruk
ligt op het vermogen tot leren, in de plaats van het louter meten van prestaties.
13
zie hiervoor het eindrapport ‘Oefeningen voor de Vlaamse kwalificatiestructuur – proefproject 7: animator in het jeugdwerk’ (Michael
Debusscher – Cesor bvba., Vrije Universiteit Brussel, Steunpunt Jeugd – maart 2007)
14
eindrapport ‘Accent op talent, een geïntegreerde visie op leren en werken’, Koning Boudewijnstichting (Garant, 2002)
Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 10
Ook in het Vlaamse onderwijs kwam er interesse voor competenties. Meer en meer
raakte men betrokken met Europese uitwisselingsprogramma’s van studenten en
docenten. Hoe moest men hier een maatstaf ontwikkelen die vergelijkingen met
ons Vlaamse onderwijssysteem mogelijk maakten? Vooral de hogescholen en
universiteiten begonnen de druk te voelen van niet-ingevulde vacatures op de
arbeidsmarkt en de druk van volwassenen die, op latere leeftijd, toch nog een
aanvulling op hun eerdere opleiding wensten zonder dat ze hiervoor een drie- of
vierjaren traject wensten af te leggen. Zou hun ‘ervaring’ uit hun beroepsleven niet
kunnen gevalideerd worden? Zo ja, op welke manier moet dit gebeuren? In
antwoord op deze vraag zou het begrip ‘competentie’ een doorbraak kunnen zijn,
zij het dan dat dit een heel lange, zorgvuldige weg met procedures voor
vrijstellingen moet afleggen en pas nu echt ingang vindt.
Ook het volwassenenonderwijs ziet in erkenning van competenties mogelijkheden
tot uitbreiding van kansen voor levenslang leren. Dat dit in de toekomst meer vorm
zal krijgen, blijkt uit het nieuwe decreet op het Volwassenenonderwijs, waaruit we
het volgende citeren:
‘De directeur kan beslissen om een cursist die niet over het deelcertificaat van de
sequentieel voorgaande module beschikt, alsnog toe te laten tot een sequentieel
geordende module. De directeur kan deze toelating verlenen op basis van een
studiebewijs van een andere opleidingsinstelling, b.v. een attest van VDAB of van
een instelling binnen het sociaal-cultureel werk, het ervaringsbewijs opgemaakt in
het kader van de Titel van Beroepsbekwaamheid, enz.
5° De directeur kan ook de toelating verlenen op basis van de vaststelling dat de
cursist over voldoende reeds verworven competenties, in de zin van eerder
opgedane ervaring, beschikt om tot de module toegelaten te worden’15
.
Gezien de steeds stijgende interesse voor ‘competenties’ kon ook het secundair
onderwijs niet achterwege blijven, want ook daar werden klachten gehoord van
‘gebrek aan aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt’.
Stilaan kwam er een ware golfbeweging op gang: sociale instellingen,
tewerkstellingsprojecten, jeugdorganisaties, welzijnswerkers kregen oren en ogen
voor dit stilaan magisch begrip ‘competentie’ en begonnen eigen invullingen en
methodieken te ontwikkelen. Ook de arbeidsbemiddelende organisaties, zoals de
Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling, en de economische overlegorganen
zoals de SERV, zien toekomstmogelijkheden voor het hanteren van ‘competenties’
bij het ‘matching-proces’ en bij trajecten van levenslang leren.
De Competentieagenda
Vandaar dat minister van Werk, Onderwijs en Vorming, Frank Vandenbroucke een
‘Competentieagenda’ heeft opgesteld met tien prioriteiten, waaruit we hier selectief
citeren:
1. Competenties uitbouwen in het onderwijs: Loopbanen starten in het onderwijs.
Daarom wordt er extra geïnvesteerd in het begeleiden en verbeteren van studie- en
beroepskeuze voor leerlingen. De Centra voor Leerlingenbegeleiding krijgen hier
een belangrijke rol in, in nauwe samenwerking met VDAB, bedrijven en sectoren.
Eind 2007 moet er een actieplan op tafel liggen, met onder andere afspraken over
een gezamenlijk project ‘Mijn loopbaan’. Elke leerling krijgt daarin een
15
zie Art.35, § 4 en 5 van het decreet betreffende het Volwassenenonderwijs, 2007
Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 11
elektronische portfolio waarin alle individuele competenties verzameld worden.
Bedoeling is deze virtuele map doorheen de volledige loopbaan bij te houden als
instrument bij sollicitaties, opleidingen of keuzes in de loopbaan.
2. Competenties opdoen via leren en werken: Afwisselend leren en werken kent
heel wat troeven. Naast technische competenties krijgen leerlingen ook sociale
vaardigheden en een goede werkattitude aangeleerd. De sociale partners engageren
zich bedrijven te mobiliseren tot een groeipad om jaarlijks 75.000 stages voor
leerlingen uit het TSO en BSO en vijfjaarlijks 30.000 stages voor leraren praktijk
en techniek op te zetten. Ook voor de jongeren van het deeltijds onderwijs worden
inspanningen geleverd naar een voltijds engagement. Ook opleidingen voor
werkzoekenden zullen intensiever gebruik gaan maken van stages, om de overgang
naar werk te vergemakkelijken. Stagebemiddelaars zullen erop toezien dat vraag en
aanbod beter op elkaar afgestemd worden. Het werkplekleren wordt ook
kwalitatief versterkt.
3. Actieplan zelfstandig ondernemen voor het onderwijs: Vlaanderen moet
ondernemender worden. Daar zet het actieplan ondernemend onderwijs op in. Al
van in het kleuteronderwijs moet zin voor initiatief aandacht krijgen. Meer
informatie, een betere sensibilisering en een dialoog en partnerschappen met de
Vlaamse ondernemerswereld zijn onderdelen van de nieuwe aanpak.
4. Kennen van verworven competenties op de arbeidsmarkt: Het zichtbaar maken
van alle competenties en ervaringen is van essentieel belang voor de arbeidsmarkt.
Het ervaringsbewijs is daar een mogelijke troef in. Meer testcentra voor meer
beroepen en een snellere ontwikkeling van standaarden kunnen helpen om snel op
de noden van de markt in te spelen. Er komt een sterkere toepassing op het terrein.
5. Uitbreiding van de aanpak jeugdwerkloosheid: De proefaanpak in dertien
centrumsteden bewijst dat sneller en intensiever inspelen op werkloze jongeren
opbrengt. Het is te vroeg voor zegebulletins, maar op basis van lessen die we
kunnen trekken uit de ervaringen in deze steden en gemeenten, wordt een directe
en intensieve aanpak op punt gesteld voor alle jonge schoolverlaters in Vlaanderen
met ten hoogste een diploma secundair onderwijs. Maatwerk en duurzame
tewerkstelling zijn sleutelwoorden.
6. Een goed competentiebeleid binnen bedrijven en organisaties: Ook bedrijven en
organisaties zijn gebaat bij een eigen competentiebeleid. In lerende netwerken
zullen zij hun knowhow op dit vlak kunnen uitwisselen, vergelijken en versterken.
De goede praktijken zullen we verspreiden, zodat ook anderen hiervan kunnen
leren. Om aan te tonen dat een competentiebeleid wel degelijk gedragen kan
worden door werkgever én werknemers engageren de sociale partners zich om 101
goede praktijkvoorbeelden te verzamelen.
7. Een leeftijdsbewust personeelsbeleid: De vergrijzing is een feit. Bedrijven en
organisaties zullen niet alleen meer kunnen draaien op de schouders van jongere
werknemers. Ze moeten een goed evenwicht weten te vinden tussen jong talent en
ervaring. De oprichting van een centrum Leeftijd en Werk moet bedrijven en
organisaties hierin ondersteunen. Er zullen ook extra middelen ingezet worden
voor mentorschapprojecten: oudere werknemers begeleiden hun jongere collega’s.
8. Competentieopbouw voor de individuele werknemer: Naast een
competentiebeleid in bedrijven is het ook belangrijk voor de werknemers zelf om
zich te kunnen ontplooien. Zowel in het binnen- als het buitenland bestaan daar al
een pak instrumenten voor (opleidingen, loopbaanbegeleiding, EVC-procedures,
enz.). Bedoeling is deze instrumenten te evalueren om voor elke werknemer
Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 12
competentieopbouw mogelijk te maken met zo weinig mogelijk drempels. Op basis
hiervan zullen de SERV-partners nieuwe voorstellen formuleren.
9. Omgaan met veranderende loopbanen: Werknemers blijven alsmaar minder hun
hele carrière op dezelfde plek zitten. Een loopbaan is geen lange rechte lijn meer.
Periodes van werken en niet werken wisselen elkaar veel meer af en veranderingen
en overgangen komen steeds meer voor. Het is belangrijk dat de Vlaamse
arbeidsmarkt goed leert omgaan met deze nieuwe realiteit. Het wordt als
vanzelfsprekend beschouwd dat de overheid investeert in werkzoekenden, maar
ook werknemers zullen voortaan op minimale ondersteuning kunnen rekenen.
10. Sectoren als draaischijven voor competentiebeleid: We zien sectoren als
belangrijke motoren voor het hele vernieuwingsproces dat de competentieagenda
beoogt. Met de steun van het Europees Sociaal Fonds zullen zij daarom
gestimuleerd worden zich te ontwikkelen tot expertisecentrum voor
competentiebeleid binnen hun branche. De expertise zal ter beschikking gesteld
worden van zowel leerlingen, werkzoekenden als werknemers.
Zowel de Vlaamse regering als de sociale partners onderschrijven het belang van
de agenda en engageren zich expliciet voor elk van de 10 prioriteiten. Samen
nodigen ze bovendien de onderwijswereld uit voor een constructief gesprek over
de competentieagenda, om ook met hen tot een stevig wederzijds engagement te
komen16
. Dat de minister het goede voorbeeld wil geven blijkt onder meer uit de
recente stappen die ondernomen zijn in verband met het ervaringsbewijs en de
nieuwe kwalificatiestructuur (zie hoger in deze tekst).
16
bron: website minister Frank Vandenbroucke: http://www.ministervandenbroucke.be
Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 13
3. Antwerpen en EVC, proeftuin voor jeugdwerk
De laatste paar jaar wist Antwerpen zich te profileren als EVC-proeftuin voor het
jeugdwerk. Het stedelijk jeugdbeleid was er in 2004 vlug bij om zich aan te sluiten bij
het prille competentieverhaal, zoals reeds blijkt in het tweede VISIEr-beleidsplan17
,
maar vooral in het Jeugdwerkbeleidsplan 2005-200718
. Initieel werd toen vooral de
link gelegd met het opleidingsaanbod van het jeugdwerk (de kadervorming) om de
kwaliteit van het aanbod te verbeteren. Maar tevens werd gekozen om het thema nauw
op te volgen en zich aan te sluiten bij de netwerken die hiermee bezig waren. Toch
was het de wens om verder te gaan en ook daadwerkelijk eigen initiatieven binnen het
jeugdwerk te gaan realiseren. Er was immers grote actiebereidheid vanuit een aantal
jeugdwerkpartners, die vooral ook uit eigen beweging concrete projecten in gang
wilden zetten. Hierdoor ging in de tweede helft van 2004 het Antwerps jeugdbeleid
een paar versnellingen hoger en evolueerde van volger naar voortrekker, niet enkel
voor het Antwerpse jeugdwerklandschap maar ook daarbuiten. Op kabinetsniveau
(schepen voor onderwijs en jeugd) werd een eigen stuurgroep opgestart voor
beleidsontwikkeling en projecten, i.p.v. aansluiting te vinden bij bestaande EVC-
netwerken, die toen eigenlijk nog vrij onbestaande waren. Concreet betekende dit het
volgende:
- er werd van meet af aan de brug geslagen tussen jeugd, onderwijs en tewerkstelling
(via partnerorganisaties en de betreffende stedelijke diensten)
- het Vlaamse beleidsniveau werd betrokken (Vlaamse jeugdadministratie, Steunpunt
Jeugd)
- er werd aangesloten bij enkele Europese projectvoorstellen van buitenlandse
partners (via Minerva, Socrates, …), die echter nooit goedgekeurd raakten
- een aantal projecten van partnerorganisaties uit het jeugdwerk werd symbolisch
geadopteerd en kreeg via de Antwerpse stuurgroep een eigen uitwisselingsforum19
- er was een startmoment onder de vorm van een klein congres (11 oktober 2004),
waar uit de UK. John Bateman werd uitgenodigd om competenties in het
jeugdwerk toe te lichten aan de hand van de methodiek van de Youth Achievement
Awards20
(YAA)
Om effectief tot actie over te gaan en de ontwikkelingen van het competentieverhaal te
ondersteunen in jeugdwerk en onderwijs werden drie paden bewandeld:
- Het competentieverhaal van jeugd werd eind 2004 ingeschreven in de prioritaire
doelstellingen van de Stad Antwerpen die in de tweede jaarhelft werden ontwikkeld
om uitgevoerd te worden in de laatste jaren van de toenmalige legislatuur (2005-
2006). Hierdoor kwam er een voltijdse coördinator voor het competentieluik van
17
VISIEr was van 2001 tot 2004 de permanente, stedelijke werkgroep risicojongeren en jongerencriminaliteit met als doel een integrale
aanpak voor te stellen. De werkgroep was daarom samengesteld uit gedetacheerden uit diverse, op het thema betrokken actoren (onderwijs,
jeugd, welzijn, justitie, politie, diversiteit). In 2002 en 2004 werden beleidsnota’s voorgesteld aan college en gemeenteraad. Het EVC-thema
komt aan bod in de tweede VISIEr-beleidsnota (zie hoofdstuk 1.1.3 op blz. 19).
18
zie Jeugdwerkbeleidsplan 2005-2007 op blz. 34
19
Het betrof drie projecten: (1) ‘Competenties van jonge stadsjeugdwerkers’ van JES vzw., (2) een actieonderzoek naar competenties in het
jeugdhuiswerk van VFJ vzw. (uitgevoerd in academiejaar 2005/2006 door KULeuven, faculteit psychologie en pedagogische
wetenschappen, afdeling sociale pedagogiek, prof. Danny Wildemeersch) en (3) het stedelijk project Jongerencompetentiecentrum in
Deurne-Noord (zie tekst).
20
zie ook www.ukyouth.org, klik voor YAA door op ‘youth achievement awards’ – Deze vorm van ‘awards’ wordt in de UK al bijna 10 jaar
in de brede jeugdwerkcontext toegepast. Hiervoor wordt samengewerkt tussen Asdan (een zgn. ‘QCA approved awarding body’) en UK
Youth. De YAA is geen formele vorm van accreditatie, maar werd in maart 2005 door de Russell commission (regeringscommissie)
aanbevolen als werkbare methodiek om toe te passen in diverse jongerenprogramma’s (ook in onderwijscontext).
Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 14
jeugd, en werden de voorwaarden geschapen die een project zoals WACKER
mogelijk maakten.
- Er werd een project ‘jongerencompetentiecentrum’ (JCC) voorbereid dat op 18
maart 2005 werd goedgekeurd in het kader van Doelstelling 2 (Europees fonds)
voor de kanaalzone in Deurne-Noord. Het project combineert de functies van een
jeugdwerking (ontmoeting, recreatie, ...) met een competentieproject en
tegelijkertijd een tewerkstellingsproject (Fietshaven: een fietsenatelier dat fietsen
verhuurt aan studenten, werknemers, e.d.). Het project wordt sinds september 2005
uitgevoerd door Vitamine W, vzw. BOM (samen gefusioneerd in Levanto vzw.) en
de jeugdwerkers van Kids vzw. (steunpunt Deurne).
- Een tweede JCC bestaat sinds begin 2006 in de schoot van jeugdcentrum Kavka
vzw., nl. jeugdcentrum Zappa. Het project ontwikkelt zich op en rond de site van
een voormalige schoolfeestzaal op het Antwerpse Kiel. Het voorziet onder meer de
vernieuwing van de feestzaal, met ruimte voor werkervaring, opleiding en
competentieontwikkeling van jongeren. Het hele project (inclusief verbouwing)
werd goedgekeurd in het kader van URBAN II Zuidrand (Europees fonds).
Door deze keuzes wilde het stadsbestuur uitdrukkelijk ook de minder kansrijke
jongeren meenemen in het competentieverhaal en werd er extra aandacht besteed aan
ongekwalificeerde en laaggeschoolde jongeren. Er werd gekozen voor jongeren
waarvan geweten is dat ze minder kansen hebben in het formele leren. Bij hen is het
risico immers groot dat zij ongekwalificeerd uitstromen. Het was van meet af aan de
bedoeling om datgene wat jongeren op niet-formele of informele manier geleerd
hebben, o.a. in het jeugdwerk, te kunnen erkennen en accrediteren.
De stedelijke, prioritaire doelstelling waarin het competentieverhaal werd
ondergebracht was in essentie een onderwijsdoelstelling: ‘om de negatieve gevolgen
van de ongekwalificeerde uitstroom (uit onderwijs, n.v.d.r.) te verminderen wordt er
meer aandacht besteed aan informeel leren’. Deze ongekwalificeerde uitstroom uit
onderwijs is groot. In het LOA-rapport van 2004 geven Van Landeghem en Van
Damme21
cijfers voor Vlaanderen. Er zijn geen afzonderlijke cijfers bekend voor de
stad Antwerpen, maar indicaties geven aan dat het probleem sterker wordt aangevoeld
in grootstedelijke agglomeraties22
. Eén van de negatieve gevolgen van het
ongekwalificeerd uitstromen is o.a. een verhoogde kans op werkloosheid. Het stedelijk
gemiddelde voor de jongerenwerkloosheid in maart 2006 bedroeg 17%. Van alle niet-
werkende werkzoekenden zijn er 20% jongeren (onder de 25 jaar). Deze jonge
werkzoekenden hebben tevens vaak een laag opleidingsniveau: meer dan de helft
(57%) van de werkzoekenden jonger dan 25 jaar heeft ten hoogste een diploma lager
secundair onderwijs23
.
Het is echter niet zo dat deze jongeren niks kunnen. Meer en meer groeit de
overtuiging dat, willen we deze doelgroep betere toekomstkansen bieden (o.m. naar
tewerkstelling), we ook de ‘elders verworven competenties’ (verworven via non
formeel en informeel leren) moeten erkennen en inzetbaar maken. Eén van de plekken
bij uitstek hiervoor is het jeugdwerk, dat in Antwerpen erg uitgebreid en rijk
21
Van Landeghem, G. & Van Damme, J. (2004). Indicatoren van de ongekwalificeerde uitstroom. Een bijdrage tot de discussie en een
aantal nieuwe schattingen. LOA-rapport nr. 19
22
voor algemene situering zie ‘Arbeidsmarktmonitor stad Antwerpen – september 2005’, blz. 27 ‘1.6. ongekwalificeerde schoolverlaters’,
gebaseerd op cijfers van de VDAB en het departement Onderwijs van de Vlaamse gemeenschap (Stad Antwerpen, Databank Sociale
Planning DSPA, Werkgelegenheid en Arbeidsmarkt W&A)
23
zie ‘Arbeidsmarktmonitor stad Antwerpen – 20 maart 2006’, blz. 5, 8 en in hoofdstuk 1.3 op blz. 19-20 (Stad Antwerpen, Databank
Sociale Planning DSPA, Werkgelegenheid en Arbeidsmarkt W&A)
Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 15
geschakeerd is: van het pure vrijwilligerswerk tot het sterk geprofessionaliseerde
jeugdwerk.
Het is in deze context dat ook het project WACKER is gegroeid, dat liep van april
2006 tot eind september 2007, dankzij middelen van het Europees sociaal fonds. Dit
wordt uitgebreid in onderhavig eindrapport uit de doeken gedaan. Met eigen stedelijke
middelen werden bijkomend twee bestaande producten onderzocht en uitgeprobeerd:
- De CH-Q-methode24
werd met een aantal jeugdwerkers getest binnen het
WACKER-project. Omwille van een aantal redenen werd besloten om, alvast
voorlopig, niet met deze methode verder te gaan. Toch is de ervaring verrijkend
geweest en werden nieuwe inzichten aangereikt.
- Voor een proefproject met de Youth Achievement Awards (YAA) werd een
samenwerkingscontract afgesloten met UK Youth25
, één van de grootste
jeugdwerkorganisaties in de UK, tevens eigenaar van de YAA. Er werden andere
jeugdwerkorganisaties aangetrokken om met een aantal van hun jongeren deel te
nemen aan dit project: Arktos vzw., jeugdcentrum Kavka vzw. (waardoor de link
werd gelegd met het tweede JCC) en jeugdcentrum Bouckenborgh vzw. Het
proefproject verloopt tot hiertoe met succes. Het lijkt erop dat na de proefperiode,
die afloopt in maart 2008, de interesse bestaat om met de YAA verder te gaan.
Bovenstaande evolutie heeft er alvast toe geleid dat het competentieluik een plaats
heeft verworven in het Antwerps jeugdbeleid. Het is opgenomen in het
bestuursakkoord van de nieuwe legislatuur, waarin letterlijk staat dat het stadsbestuur
het jeugdwerk wil erkennen als leeromgeving26
. Ook zal er een derde JCC komen. Dit
alles zal tevens vastgelegd worden in het nieuwe jeugdbeleidsplan dat eind 2007 voor
de periode 2008-2010 door de gemeenteraad gestemd wordt. In dit beleidsplan lijkt het
competentieverhaal één van de rode draden, want de term komt in diverse
hoofdstukken terug. Hierdoor blijkt dat de Stad Antwerpen zich verder wenst in te
spannen voor het competentieluik van het jeugdwerk en haar pioniersrol wil blijven
opnemen.
24
De CH-Q-competentietraining is een Zwitsers model dat o.m. in Nederland (bijv. bij de scouts in Gelderland, cfr. studiebezoek met
Steunpunt Jeugd op 10 juni 2005) succesvol wordt toegepast (zie www.ch-q.ch of www.ch-q.nl.).
25
UK Youth (opgericht in 1911) is als jeugdwerkorganisatie een netwerk van 41 regionaal georganiseerde structuren van ‘open jeugdwerk’,
waardoor alle regio’s van de hele UK. bestrijkt worden. Daardoor bereikt de organisatie ruim 7.000 groepen (jeugdwerkingen, jeugdcentra)
en meer dan 750.000 jongeren (zie ook www.ukyouth.org).
26
zie Bestuursakkoord 2007-2012, blz. 27 nr. 233 (Stad Antwerpen)
Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 16
Slotbeschouwing
Hoewel veel EVC-initiatieven spontaan lijken te groeien vanuit het werkveld zelf,
spreekt het voor zich dat er in de eerste plaats grote belangstelling is van de
beleidsmakers voor jeugdbeleid, tewerkstelling, welzijn en onderwijs. Vele van deze
initiatieven werden opgestart onder de vlag van het Europees Sociaal Fonds (ESF), en
worden gesteund door precies diezelfde beleidsmakers, mede met het oog op
toekomstige regelgeving. Het Antwerpse competentieproject WACKER was één van
deze projecten die de stijgende interesse in het competentiedenken illustreerde.
Hiermee is de Stad Antwerpen er alvast in geslaagd om aan minstens één van de vele
verzuchting van de Vlaamse overheid tegemoet gekomen, nl. een brede beweging op
gang brengen rond het competentiedenken. Een ruim scala aan organisaties en
beleidsmedewerkers was immers actief betrokken bij het project en een breed netwerk
toonde grote belangstelling.
De toon is dus gezet: de belangstelling voor het competentieverhaal neemt toe, wat
onder meer blijkt uit het toenemend aantal congressen en studiedagen die allemaal
mogen genieten van een heel uitgebreide publieke belangstelling. De interesse is groot
in de bedrijfswereld, bij arbeidsbemiddeling, het onderwijs en het jeugdwerk. Er werd
sterke vooruitgang geboekt. Bijvoorbeeld boden de vele experimenten tijdens het
WACKER-project vele frisse en vernieuwende ideeën. Deze aanpak betekende een
stap naar meer kwaliteit en effectiviteit in het vergroten van de toekomstkansen van
jongeren. Maar er zal nog een hele reeks van beslissingen moeten volgen om het
competentieverhaal stapsgewijs af te werken. Uiteraard blijft ook een grote taak
weggelegd voor de onderzoekswereld. Professoren zoals Filip Dochy, Herman Baert
en Lou Van Beirendonck hebben zeker al baanbrekend werk verricht, maar er is nog
een brede waaier aan vraagstukken in verband met EVC, competentieherkenning en
-erkenning, kwalificaties, assessment, en vooral met ‘leren’ en leerprocessen die
wachten op verder degelijk onderzoek. Er is dus nog voldoende werk voor het
realiseren van een aanpak van competentieontwikkeling als instrument voor een betere
link tussen leren en werken, levenslang leren, efficiënter arbeidsmarktbeleid, een
andere aanpak van human resources in de bedrijfswereld, een betere toekomst voor
jongeren die het risico lopen naast de boot te vallen.
Er is dus een toekomst voor het competentiegericht denken, handelen en reflecteren.
Er zit muziek in EVC. Vandaar ook de wil van het Antwerpse stadsbestuur om mee
verder te schrijven aan dit competentieverhaal. Vandaar ook onze hoop om verder aan
de slag te kunnen met WACKER en verder te mogen smeden aan de gegroeide
samenwerkingsbanden tussen jeugd, onderwijs en tewerkstelling.
Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 17

More Related Content

Viewers also liked

Educatie in tijden van schaarste (Maarten Simons en Pedro De Bruyckere
Educatie in tijden van schaarste (Maarten Simons en Pedro De BruyckereEducatie in tijden van schaarste (Maarten Simons en Pedro De Bruyckere
Educatie in tijden van schaarste (Maarten Simons en Pedro De BruyckerePedro De Bruyckere
 
Ignite inspire innovate - Ghent (University) model
Ignite inspire innovate - Ghent (University) modelIgnite inspire innovate - Ghent (University) model
Ignite inspire innovate - Ghent (University) modelSteve Stevens
 
Yeme bozuklukları nasıl anlaşılır?
Yeme bozuklukları nasıl anlaşılır?Yeme bozuklukları nasıl anlaşılır?
Yeme bozuklukları nasıl anlaşılır?Derya Özçelik
 
Urban Myths about Learning and Education, #rEDScand version
Urban Myths about Learning and Education, #rEDScand versionUrban Myths about Learning and Education, #rEDScand version
Urban Myths about Learning and Education, #rEDScand versionPedro De Bruyckere
 
E twinning sunu portal
E twinning sunu portalE twinning sunu portal
E twinning sunu portalHakan Öztürk
 
160513 Mouth That Roars
160513 Mouth That Roars160513 Mouth That Roars
160513 Mouth That RoarsApestaartjaren
 
160512 How to use social media to engage youth
160512 How to use social media to engage youth160512 How to use social media to engage youth
160512 How to use social media to engage youthApestaartjaren
 
İşletmeler hangi konularda danışmanlığa ihtiyaç duyarlar?
İşletmeler hangi konularda danışmanlığa ihtiyaç duyarlar?İşletmeler hangi konularda danışmanlığa ihtiyaç duyarlar?
İşletmeler hangi konularda danışmanlığa ihtiyaç duyarlar?Dr. Ayşe Kocabacak
 
SharePoint Beginner Training for End Users
SharePoint Beginner Training for End UsersSharePoint Beginner Training for End Users
SharePoint Beginner Training for End UsersGregory Zelfond
 
TILA BROADWAY RESUME 2016
TILA BROADWAY RESUME 2016TILA BROADWAY RESUME 2016
TILA BROADWAY RESUME 2016Tila Broadway
 
Urie bronfenbrenner
Urie bronfenbrennerUrie bronfenbrenner
Urie bronfenbrenneromneya2010
 
David's Medical Assistant Certificate June 2007
David's Medical Assistant Certificate June 2007David's Medical Assistant Certificate June 2007
David's Medical Assistant Certificate June 2007David Ogletree
 
Kick-Ass Project Collaboration with Office 365 Groups
Kick-Ass Project Collaboration with Office 365 GroupsKick-Ass Project Collaboration with Office 365 Groups
Kick-Ass Project Collaboration with Office 365 GroupsGregory Zelfond
 
Project Management System
Project Management SystemProject Management System
Project Management SystemDivyen Patel
 
Bronfenbrenner Ecological Theory
Bronfenbrenner Ecological TheoryBronfenbrenner Ecological Theory
Bronfenbrenner Ecological TheoryCL Montecarlo
 

Viewers also liked (18)

Educatie in tijden van schaarste (Maarten Simons en Pedro De Bruyckere
Educatie in tijden van schaarste (Maarten Simons en Pedro De BruyckereEducatie in tijden van schaarste (Maarten Simons en Pedro De Bruyckere
Educatie in tijden van schaarste (Maarten Simons en Pedro De Bruyckere
 
Ignite inspire innovate - Ghent (University) model
Ignite inspire innovate - Ghent (University) modelIgnite inspire innovate - Ghent (University) model
Ignite inspire innovate - Ghent (University) model
 
Naseer Cv
Naseer CvNaseer Cv
Naseer Cv
 
Yeme bozuklukları nasıl anlaşılır?
Yeme bozuklukları nasıl anlaşılır?Yeme bozuklukları nasıl anlaşılır?
Yeme bozuklukları nasıl anlaşılır?
 
Urban Myths about Learning and Education, #rEDScand version
Urban Myths about Learning and Education, #rEDScand versionUrban Myths about Learning and Education, #rEDScand version
Urban Myths about Learning and Education, #rEDScand version
 
6 skb-aspek-hukum
6 skb-aspek-hukum6 skb-aspek-hukum
6 skb-aspek-hukum
 
E twinning sunu portal
E twinning sunu portalE twinning sunu portal
E twinning sunu portal
 
E twinning sunu kayit
E twinning sunu kayitE twinning sunu kayit
E twinning sunu kayit
 
160513 Mouth That Roars
160513 Mouth That Roars160513 Mouth That Roars
160513 Mouth That Roars
 
160512 How to use social media to engage youth
160512 How to use social media to engage youth160512 How to use social media to engage youth
160512 How to use social media to engage youth
 
İşletmeler hangi konularda danışmanlığa ihtiyaç duyarlar?
İşletmeler hangi konularda danışmanlığa ihtiyaç duyarlar?İşletmeler hangi konularda danışmanlığa ihtiyaç duyarlar?
İşletmeler hangi konularda danışmanlığa ihtiyaç duyarlar?
 
SharePoint Beginner Training for End Users
SharePoint Beginner Training for End UsersSharePoint Beginner Training for End Users
SharePoint Beginner Training for End Users
 
TILA BROADWAY RESUME 2016
TILA BROADWAY RESUME 2016TILA BROADWAY RESUME 2016
TILA BROADWAY RESUME 2016
 
Urie bronfenbrenner
Urie bronfenbrennerUrie bronfenbrenner
Urie bronfenbrenner
 
David's Medical Assistant Certificate June 2007
David's Medical Assistant Certificate June 2007David's Medical Assistant Certificate June 2007
David's Medical Assistant Certificate June 2007
 
Kick-Ass Project Collaboration with Office 365 Groups
Kick-Ass Project Collaboration with Office 365 GroupsKick-Ass Project Collaboration with Office 365 Groups
Kick-Ass Project Collaboration with Office 365 Groups
 
Project Management System
Project Management SystemProject Management System
Project Management System
 
Bronfenbrenner Ecological Theory
Bronfenbrenner Ecological TheoryBronfenbrenner Ecological Theory
Bronfenbrenner Ecological Theory
 

Similar to 070827 EVC-verhaal tot hiertoe (historiek)

Voet2010
Voet2010Voet2010
Voet2010sofie
 
Auditrapportage Dynamiek Onderweg Coe en CIV okt'14 DEF
Auditrapportage Dynamiek Onderweg Coe en CIV okt'14 DEFAuditrapportage Dynamiek Onderweg Coe en CIV okt'14 DEF
Auditrapportage Dynamiek Onderweg Coe en CIV okt'14 DEFBas Douma
 
Flexibiliseren van onderwijs: ervaringen, toekomstige ontwikkelingen en mogel...
Flexibiliseren van onderwijs: ervaringen, toekomstige ontwikkelingen en mogel...Flexibiliseren van onderwijs: ervaringen, toekomstige ontwikkelingen en mogel...
Flexibiliseren van onderwijs: ervaringen, toekomstige ontwikkelingen en mogel...robert bouwhuis
 
Twee jaar platform hbo creatieve industrie
Twee jaar platform hbo creatieve industrieTwee jaar platform hbo creatieve industrie
Twee jaar platform hbo creatieve industrieVera de Jong
 
212.25.21 leven lang leren
212.25.21 leven lang leren212.25.21 leven lang leren
212.25.21 leven lang lerenCNV Vakcentrale
 
Publicatie Onderwijsparade 2015_v101
Publicatie Onderwijsparade 2015_v101Publicatie Onderwijsparade 2015_v101
Publicatie Onderwijsparade 2015_v101Roeland Hogt
 
een_levenlang_leren_de_leervraag_centraal_jaarboek_2004_cinop_den_bosch
een_levenlang_leren_de_leervraag_centraal_jaarboek_2004_cinop_den_boscheen_levenlang_leren_de_leervraag_centraal_jaarboek_2004_cinop_den_bosch
een_levenlang_leren_de_leervraag_centraal_jaarboek_2004_cinop_den_boschSonja C.D. Jansen
 
Nieuwsbrief Citowoz december
Nieuwsbrief Citowoz decemberNieuwsbrief Citowoz december
Nieuwsbrief Citowoz decemberCitowoz
 
adviesrapport-flexibilisering-hoger-onderwijs
adviesrapport-flexibilisering-hoger-onderwijsadviesrapport-flexibilisering-hoger-onderwijs
adviesrapport-flexibilisering-hoger-onderwijsJitske Gulmans-Weitenberg
 
Ketensamenwerking
KetensamenwerkingKetensamenwerking
Ketensamenwerkingmarloesdrie
 
2010.052 1028
2010.052 10282010.052 1028
2010.052 1028swaipnew
 
Profielvoorleraar so
Profielvoorleraar soProfielvoorleraar so
Profielvoorleraar sosofiekdg1
 
Het onderwijs vast goed in 2032
Het onderwijs vast goed in 2032Het onderwijs vast goed in 2032
Het onderwijs vast goed in 2032René P.M. Stevens
 

Similar to 070827 EVC-verhaal tot hiertoe (historiek) (20)

Voet2010
Voet2010Voet2010
Voet2010
 
Mededeling eurcom
Mededeling eurcomMededeling eurcom
Mededeling eurcom
 
Auditrapportage Dynamiek Onderweg Coe en CIV okt'14 DEF
Auditrapportage Dynamiek Onderweg Coe en CIV okt'14 DEFAuditrapportage Dynamiek Onderweg Coe en CIV okt'14 DEF
Auditrapportage Dynamiek Onderweg Coe en CIV okt'14 DEF
 
Flexibiliseren van onderwijs: ervaringen, toekomstige ontwikkelingen en mogel...
Flexibiliseren van onderwijs: ervaringen, toekomstige ontwikkelingen en mogel...Flexibiliseren van onderwijs: ervaringen, toekomstige ontwikkelingen en mogel...
Flexibiliseren van onderwijs: ervaringen, toekomstige ontwikkelingen en mogel...
 
Twee jaar platform hbo creatieve industrie
Twee jaar platform hbo creatieve industrieTwee jaar platform hbo creatieve industrie
Twee jaar platform hbo creatieve industrie
 
212.25.21 leven lang leren
212.25.21 leven lang leren212.25.21 leven lang leren
212.25.21 leven lang leren
 
170420 no
170420 no170420 no
170420 no
 
Publicatie Onderwijsparade 2015_v101
Publicatie Onderwijsparade 2015_v101Publicatie Onderwijsparade 2015_v101
Publicatie Onderwijsparade 2015_v101
 
een_levenlang_leren_de_leervraag_centraal_jaarboek_2004_cinop_den_bosch
een_levenlang_leren_de_leervraag_centraal_jaarboek_2004_cinop_den_boscheen_levenlang_leren_de_leervraag_centraal_jaarboek_2004_cinop_den_bosch
een_levenlang_leren_de_leervraag_centraal_jaarboek_2004_cinop_den_bosch
 
Nieuwsbrief Citowoz december
Nieuwsbrief Citowoz decemberNieuwsbrief Citowoz december
Nieuwsbrief Citowoz december
 
adviesrapport-flexibilisering-hoger-onderwijs
adviesrapport-flexibilisering-hoger-onderwijsadviesrapport-flexibilisering-hoger-onderwijs
adviesrapport-flexibilisering-hoger-onderwijs
 
Ketensamenwerking
KetensamenwerkingKetensamenwerking
Ketensamenwerking
 
2010.052 1028
2010.052 10282010.052 1028
2010.052 1028
 
Radicaal duaal
Radicaal duaalRadicaal duaal
Radicaal duaal
 
Radicaal Duaal
Radicaal DuaalRadicaal Duaal
Radicaal Duaal
 
Profielvoorleraar so
Profielvoorleraar soProfielvoorleraar so
Profielvoorleraar so
 
RTC-netwerkevent 2019
RTC-netwerkevent 2019RTC-netwerkevent 2019
RTC-netwerkevent 2019
 
Wphb oonderzoek
Wphb oonderzoekWphb oonderzoek
Wphb oonderzoek
 
Splits de onderwijskolom naar doelstelling van onderwijs
Splits de onderwijskolom naar doelstelling van onderwijsSplits de onderwijskolom naar doelstelling van onderwijs
Splits de onderwijskolom naar doelstelling van onderwijs
 
Het onderwijs vast goed in 2032
Het onderwijs vast goed in 2032Het onderwijs vast goed in 2032
Het onderwijs vast goed in 2032
 

070827 EVC-verhaal tot hiertoe (historiek)

  • 1. Joris De Bleser | stafmedewerker Stad Antwerpen | Lerende Stad | Strategisch Team Lange Gasthuisstraat 24 | 2000 Antwerpen +32 3 206 13 50 | +32 3 206 13 15 joris.debleser@stad.antwerpen.be | www.Antwerpen.be De erkenning van competenties verworven via niet-formeel en informeel leren … het verhaal tot hiertoe Situering Het Vlaamse beleid m.b.t. het accrediteren van ‘Elders Verworven Competenties’ (EVC's) is vandaag in volle ontwikkeling. De regering wenst hiermee tegemoet te komen aan Europese richtlijnen, die ook in de ons omringende landen worden geïmplementeerd. Er is ondertussen al heel wat visieontwikkeling en theorievorming gebeurd, hand in hand met nieuwe wetgeving. De Stad Antwerpen wenst aansluiting te vinden bij deze evolutie. Dit werd ingeschreven in het bestuursakkoord, dat ook het jeugdwerk wil erkennen als leeromgeving. Het is de bedoeling om datgene wat jongeren via ‘niet-formeel leren’ of op informele manier geleerd hebben te kunnen erkennen en accrediteren. Hierna volgt een overzicht van de jongste evoluties en stand van zaken van het competentieverhaal. De tekst werd geplukt uit het eindrapport van het Antwerpse WACKER-project, dat eind september 2007 werd afgerond met een congres. Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 1
  • 2. De erkenning van competenties verworven via niet-formeel en informeel leren … het verhaal tot hiertoe Inleiding Waarom is er plots zo’n grote belangstelling voor competenties? Is dit een nieuw verhaal of een oud verhaal in een nieuwe jasje? Wat bedoelt men eigenlijk met competenties? Vanwaar nu toch die plotse belangstelling, meer bepaald vanuit bepaalde bedrijfssectoren en arbeidsbemiddelaars? Het is al enige tijd duidelijk dat de zich snel veranderende samenleving van globalisering en van technologische ontwikkelingen het vanouds vertrouwde diploma maken tot een verouderd instrument dat niet langer meer garant kan staan voor een levenslange, rechtlijnige loopbaan. Werkgevers en werknemers moeten zich in hoge versnelling aanpassen aan de zich snel wijzigende verwachtingen van de wereldmarkt, aan nieuwe technologieën. De economie wordt steeds meer wereldwijd aangestuurd, met delocaties naar landen met goedkopere arbeidskrachten als gevolg. De markt van vraag en aanbod is niet langer meer zo eenvoudig en rechtlijnig zoals economen ons dat lange tijd op school onderwezen hebben. Hier ziet de Europese Unie zich geplaatst voor een grote uitdaging, nl. zich minstens handhaven in deze zich globaliserende economische markt die gedomineerd wordt door Aziatische tijgers en machtige multinationals. Vandaar één van haar sterkste doelstellingen sinds haar ontstaan, nl. dat de Europese Unie tegen 2010 de meest competitieve en dynamische kenniseconomie van de wereld wenst te zijn. Het bereiken van deze doelstelling vergt immense inspanningen. Het vraagt onder meer ook om een nieuwe kijk op arbeid, maar ook een nieuwe kijk op leren. Ook het valideren en gelijkstellen van buitenlandse diploma’s valt in deze doelstelling te begrijpen, zodat alle EU-burgers in de hele Unie met gelijke kansen kunnen ingezet worden op de arbeidsmarkt. Het is dus in deze context dat de aandacht van opleidingsexperten zich begon te verleggen van het tijdens de jeugdjaren eenmalig verworven diploma naar het ‘levensbreed en levenslang leren’, met het accent op competenties. Geconfronteerd hiermee begonnen ook bedrijfsleiders in te zien dat voor hen niet alleen de technische competenties van werknemers van belang zijn, maar ook persoonsgebonden competenties zoals flexibiliteit, kunnen samenwerken, durven initiatief nemen, zelfstandig kunnen werken. In het kielzog van heel dit verhaal zitten dus niet enkel werkgevers en tewerkstellingspartners, maar vooral ook de hele opleidingsector en onderwijswereld en iedere actor uit het brede middenveld die van nature een grote of Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 2
  • 3. kleine bijdrage levert aan het ‘levenslang en levensbreed leren’ (zoals het vormingswerk, volwassenenwerk, jeugdwerk, …). Hierdoor ontstond ook in Vlaanderen de nood om het hele onderwijs en de opleidingsector in een nieuwe structuur te gieten (bijv. bachelor, master). Er was hiervoor een nieuwe theoretische onderbouwing nodig en er werd begonnen aan de ontwikkeling van een nieuw begrippenkader. Het begrip ‘competentie’ vormt hiervan de spil. In het begin maakten arbeidsmarkt en onderwijs elk hun eigen definities, zodat er al gauw begripsverwarring begon te ontstaan, vooral wanneer onderscheid gemaakt werd tussen basiscompetenties, sleutelcompetenties, technische competenties, persoonlijkheidscompetenties, metacompetentie, enzovoort. Buiten Vlaanderen werden dan nog eens andere definities gebruikt. Omwille van de duidelijkheid besliste de Vlaamse overheid een eenduidige omschrijving te geven: ‘Competentie is de reële en individuele capaciteit om kennis (theoretische en praktische kennis), vaardigheden en attitudes in het handelen aan te wenden, in functie van de concrete, dagdagelijkse en veranderende werksituatie en in functie van persoonlijke en maatschappelijke activiteiten1 ’. Ondanks de vele invullingen door de diverse actoren, bleek al gauw dat er toch een grote consensus bestond rond de drie-dimensionaliteit van het begrip competentie: het is de congruentie van kennis, vaardigheden, attitudes. Dit maakt van ‘competentie’ een complex en dynamisch begrip, want gebaseerd op de interactiviteit van deze drie dimensies. Kennis, vaardigheden en attitudes versterken elkaar, ze zijn niet los te zien van elkaar, en ze zijn nooit voleindigd. Zo sluit het begrip dan ook vrijwel onmiddellijk aan bij het begrip dat al eerder in omloop was, nl. ‘levenslang leren’. Als Vlaanderen zich in de toekomst nog op de economische wereldkaart wil terugvinden, zal het de weg van ‘competenties’ moeten opgaan en afstappen van het nog steeds heersende diplomafetisjisme. Enerzijds zullen diploma’s steeds meer vertaald worden naar verworven competenties. Maar anderzijds zal in de toekomst niet langer enkel gekeken worden naar de competenties vermeld op het diploma, maar ook naar de ‘elders verworven competenties’, de competenties verworven buiten het formele onderwijs- en opleidingcircuit. Hierbij komen de sectoren in beeld waar het niet-formeel en informeel leren een wezenlijk kenmerk is van hun methodiek, waaronder het jeugdwerk of het volwassenenwerk. Het is in de context van dit grotere verhaal dat het competentieluik van het Antwerpse jeugdbeleid, waaronder het project WACKER, zich situeert, en dat de Stad Antwerpen een bijdrage wil leveren in het door de Vlaamse overheid gewenste breed maatschappelijk debat over het begrip ‘competenties’. 1 ‘Ruim baan voor competenties, advies voor een model van (h)erkenning van verworven competenties in Vlaanderen’, werkgroep EVC, 2002, blz. 11. Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 3
  • 4. 1. Lissabon, Bologna en Kopenhagen: de Europese competentiemotor Al een aantal jaren blijkt duidelijk dat Vlaanderen een beleid aan het ontwikkelen is waarbinnen een plaats wordt gegeven aan het erkennen van verworven competenties (EVC). Dit gebeurt voornamelijk onder stimulans van diverse Europese richtlijnen die ook in de ons omringende landen moeten geïmplementeerd worden. Deze richtlijnen kaderen in de Lissabonstrategie2 die door de Europese lidstaten voor 10 jaar werden vastgelegd, met als grote doelstelling dat de EU tegen 2010 de meest competitieve en dynamische kenniseconomie van de wereld moet zijn. Deze uitdaging impliceert onder meer een grote verantwoordelijkheid voor alle opleiding- en onderwijsverstrekkers, omdat de vraag om de tekorten op de arbeidsmarkt in te vullen door goed opgeleide werknemers door het onderwijssysteem niet altijd adequaat beantwoord wordt. Om hieraan tegemoet te komen bouwde men verder op wat al eerder sinds de vroege jaren ’90 was ingezet, nl. de visieontwikkeling m.b.t. het ‘levenslang leren’. Het thema levenslang en levensbreed leren gaat ervan uit dat in de steeds veranderende samenleving iedereen gestimuleerd moet worden om volop aan die samenleving te kunnen participeren, voornamelijk met het oog op de arbeidsmarkt. Vele richtlijnen sinds de Lissabonstrategie kaderen dus in die visie over ‘levenslang en levensbreed leren’, waarbij ervan uitgegaan wordt dat elke vorm van leren bij iedereen voortdurend gestimuleerd moet worden. Onderwijs herstructureren Eén van de gevolgen is de hervorming van het hele onderwijssysteem. Eerst was er het Bologna-akkoord dat het hele hoger onderwijs wenste te reorganiseren naar Angelsaksisch model, nl. een structuur van bachelor en master. Recent gaf het zgn. Kopenhagen-proces het startschot voor de herstructurering van het beroepsgericht onderwijs en dito vorming. Met dit ‘proces’ wil de Europese Unie de onderwijs- en opleidingsystemen van alle lidstaten transparanter en vergelijkbaar maken om vervolgens de kwaliteit te vergelijken en ‘het gemiddelde’ op een hoger pijl brengen. Om dit te realiseren zijn een aantal tussenstappen nodig en voorziet het ‘proces’ het European Qualification Framework (EQF). De Europese commissie heeft voor het kwalificeren van het ‘levenslang en levensbreed leren’ een voorstel van aanbeveling klaar voor het Europees parlement. Via de Europese ministerraad wordt dit nadien de opdracht van de lidstaten om deze richtlijn te implementeren. En jeugd? Op Europees niveau zien we de impact van de competentiebenadering niet alleen in de tewerkstelling- en onderwijssector, maar evenzeer in de jeugdsector. Zo zijn er al enkele aanbevelingen gedaan vanuit de Europese Commissie en de Raad van Europa betreffende de waardering en erkenning van leren in de jeugdsector3 . De focus hierbij 2 de Europese Top van Lissabon, februari 2000. 3 zie bijvoorbeeld: - Witboek ‘Een nieuw elan voor Europa’s jeugd’, 2001. - Pathways towards validation and recognition of education, training and learning in the youth field, Working paper by the Youth Unit of the Directorate ‘Youth, Civil Society, Communication’ in the Directorate General ‘Education and Culture’ of the European Commission and the Youth Department of the Directorate ‘Youth and Sport’ in the Directorate General ‘Education, Culture and Heritage, Youth and Sport’ of the Council of Europe, Strasbourg and Brussels, 2004. - Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de erkenning van de waarde van niet-formeel leren en informeel leren in de jeugdsector in Europa, Publicatieblad van de Europese Unie, 2006. Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 4
  • 5. ligt dan niet meer enkel op tewerkstelling als finaliteit van de competentiegerichte benadering, maar vooral ook op sociale inclusie en burgerschap. De aanbevelingen gaan ervan uit dat leren het hele spectrum van formeel, niet-formeel en informeel leren moet omvatten om zowel de persoonlijke ontwikkeling, de sociale inclusie en de tewerkstelling te verhogen (Europese Commissie & Raad van Europa, 2004)4 . Er is nood aan een betere validatie van niet-formeel en informeel leren en behoefte aan meer sociale en formele erkenning van niet-formeel en informeel leren. Een belangrijke motivatie hiervoor is dat de noodzakelijke competenties die mensen vandaag de dag nodig hebben om geïnformeerde, actieve en verantwoordelijke burgers te worden, verworven kunnen worden door leren in alle settings en contexten. Het leren in formele settings (scholen, universiteiten, opleidingen, …) omvat slechts één deel van de competenties die we dagelijks nodig hebben om te kunnen functioneren op het werk, thuis of daarbuiten. Het leren tijdens de vrije tijd of in sociale omgevingen, dus in niet-formele en informele settings (jongerenorganisaties, familiaal leven, clubs, enz.), vormt het andere, complementaire deel (zie voetnoot Europese Commissie & Raad van Europa, 2004). In de aanbevelingen wordt gesteld dat het informele leren specifieke kansen biedt, vooral voor de ontwikkeling van sociale, culturele en persoonlijke competenties (zie idem). De waarde van het niet-formeel en informeel leren wordt formeel erkend door de Raad van de Europese Unie5 (inclusief een verwijzing naar het belang van de jeugdsector): ‘De Raad van de Europese Unie en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, erkennen dat: - niet-formeel en informeel leren belangrijke elementen van het leerproces zijn en effectieve instrumenten zijn om leren aantrekkelijk te maken, de bereidheid om levenslang leren te ontwikkelen en de sociale integratie van jongeren te bevorderen - niet formeel en informeel leren ervoor kunnen zorgen dat jongeren aanvullende kennis, vaardigheden en competenties verwerven, en kunnen bijdragen tot hun persoonlijke ontwikkeling, sociale integratie en actief burgerschap, en op die manier hun vooruitzichten op werk verbeteren - niet-formele en informele leeractiviteiten in de jeugdsector een aanzienlijke meerwaarde kunnen hebben voor de samenleving, de economie en de jongeren zelf; de bijdrage die deze activiteiten leveren, moet derhalve beter zichtbaar worden gemaakt, en beter worden begrepen, erkend en ondersteund.’ Een welbepaalde actie in dit kader is de ontwikkeling van het ‘Europees Portfolio voor jeugdleiders en jeugdwerkers’ door de Raad van Europa. Het Europees Portfolio moet jeugdwerkers en jeugdleiders helpen om: - hun competenties te identificeren, assessen en te registreren - hun competenties aan anderen te beschrijven - hun eigen leer- en ontwikkelingsdoelen te bepalen 4 zie Europese Commissie & Raad van Europa, 2004: Pathways towards validation and recognition of education, training and learning in the youth field, Working paper by the Youth Unit of the Directorate ‘Youth, Civil Society, Communication’ in the Directorate General ‘Education and Culture’ of the European Commission and the Youth Department of the Directorate ‘Youth and Sport’ in the Directorate General ‘Education, Culture and Heritage, Youth and Sport’ of the Council of Europe, Strasbourg and Brussels, 2004. 5 zie publicatieblad van de Europese Unie (2006) ‘Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten over de erkenning van de waarde van niet-formeel leren en informeel leren in de jeugdsector in Europa’ Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 5
  • 6. 2. Vlaanderen Gezien onze gefederaliseerde staatstructuur is het de bevoegdheid van de Vlaamse gemeenschap om een aantal van de Europese aanbevelingen in wetten en regelgeving om te zetten. De 21ste eeuw werd dus alvast ingezet met een parelsnoer van rapporten, actieplannen, decreten en uitvoeringsbesluiten die het competentieverhaal vorm moeten geven. In juni 2000 was er het Actieplan van de: Vlaamse Regering ‘Een leven lang leren in goede banen’. In het Pact van Vilvoorde (2001) ambieerde de Vlaamse regering 21 doelstellingen waaronder: ‘Vlaanderen is in 2010 verder geëvolueerd naar een lerende samenleving. Het levenslang en levensbreed leren zijn ingebed in de samenleving. Minstens 10 procent van de Vlaamse inwoners tussen 25 en 65 neemt deel aan permanente vorming. Een lerende samenleving erkent ook dat competenties waar en hoe men ze ook verwerft, evenwaardig worden erkend’. Het rapport van 2001 van een VIONA–onderzoek(Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering) gaf advies voor een model van (h)erkenning van verworven competenties in Vlaanderen. In 2003 werd DIVA (Dienst Informatie Vorming en Afstemming) opgericht met o.a. als taak het implementeren en uitvoeren van EVC in Vlaanderen (mede via een aantal pilootprojecten). In 2004 kwam het decreet ‘Titel van Beroepsbekwaamheid’ met als doel de bekwaamheid die iemand via formeel en/of non-formeel leren heeft verworven om een bepaald beroep uit te oefenen, te valideren en attesteren. In 2005 kwamen er uitvoeringsbesluiten bij dit decreet met daarin een opdracht voor de SERV (Sociaal-economische Raad voor Vlaanderen). Ook in 2005 was er het zgn. BaMa- decreet dat de herstructurering regelde van het hele hoger onderwijs, en in 2007 het decreet voor het volwassenenonderwijs. Er zit een duidelijke lijn in het verhaal, want sinds 2006 is er een discussienota over een nieuwe kwalificatiestructuur die later, na proefprojecten, in een decreet moet resulteren. Wellicht is dit overzicht vandaag erg onvolledig en binnen korte tijd hopeloos achterhaald. De evolutie zet zich immers consequent door. EVC en EVK Het Vlaamse competentiedebat raakte bekend via het letterwoord EVC. Deze afkorting wordt ingevuld met meerdere betekenissen. De meest voor de hand liggende is Erkenning van Verworven Competenties. Daarmee bedoelt men de formele erkenning, meestal door een speciale erkende certificerende instelling, van ervaringen en deskundigheid die men eerder, formeel of informeel, in zijn loopbaan heeft verworven. Een goed voorbeeld daarvan is het ervaringsbewijs6 . De ervaringsbewijzen zijn een idee van de vorige Vlaamse regering, maar werden ondertussen door minister Frank Vandenbroucke ingevoerd. Een ervaringsbewijs, of titel van beroepsbekwaamheid, biedt een oplossing voor mensen die over relevante beroepservaring beschikken, maar deze niet met een diploma kunnen bewijzen. De ervaringsbewijzen worden uitgereikt na een procedure van herkenning, beoordeling en erkenning van competenties ten aanzien van een bepaald beroep. Kandidaten kunnen hun jobspecifieke competenties laten assessen in een erkend testcentrum. Dit testcentrum schrijft een advies uit aan de Vlaamse Overheid en deze reikt het ervaringsbewijs al dan niet uit. Het ervaringsbewijs 6 meer informatie op www.ervaringsbewijzen.be Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 6
  • 7. bestaat momenteel voor een tiental knelpuntberoepen (autobus- en autocarbestuurder, begeleider buitenschoolse kinderopvang, callcenteroperator, industriële schilder, kapper, kappersalonbeheerder, verhuizer-drager, verhuizer- inpakker en torenkraanbestuurder), maar de lijst met beroepen wordt voortdurend met andere beroepen aangevuld. In het competentiedebat hanteert men ook graag de afkorting EVK (Eerder Verworven competenties en Kwalificaties). Het gaat er immers om dat men iemand officieel kwalificeert voor een bepaalde functie of een bepaald functieniveau die anders geen toegang zou krijgen. In het onderwijs zijn er recent enkele doorbraken: in februari 2007 kende de Katholieke Universiteit van Leuven het eerste EVK-diploma toe voor een bachelor in sociaal werk, dit op basis van eerdere werkervaring en opleidingen. Voor de toekenning van een masters-graad maakt men meer voorbehoud, maar toch werd recent een eerste EVK- licenciaatsdiploma (psychologie) uitgereikt aan een persoon die zeven jaar lang Open Universiteit had gevolgd. Algemene erkenning van een dergelijk diploma op de Belgische arbeidsmarkt kan echter nog op zich laten wachten. Ook de bedrijfswereld is hiermee bezig, want men is daar niet enkel geïnteresseerd in het verbreden van de toegang tot bepaalde functies, die moeilijk ingevuld worden, maar ook in instrumenten voor loopbaanontwikkeling en loopbaanbegeleiding van de eigen werknemers. Men ontwikkelt soms zelf instrumenten om de evolutie van technische en persoonsgebonden competenties van werknemers te meten en te stimuleren. In de negatieve zin kunnen dergelijke instrumenten natuurlijk ook gebruikt worden om een ontslag van een werknemer te motiveren of om loondifferentiatie binnen een zelfde functieniveau te legitimeren. Vandaar dat tot nog toe de vakbondsorganisaties zich behoedzaam opstellen tegen een te enthousiaste invoering van EVC-instrumenten in de bedrijven, vooral wanneer de beoordeling en het assessment eenzijdig door de werkgever gebeurt. a) Jeugdbeleid en jeugdwerk Sinds de aanbevelingen van de Europese Commissie en Raad van Europa (2004, zie hoger) wordt investeren in het jeugdwerk expliciet beschouwd als een deel van de maatschappelijke investeringen in ‘human resources’. Er wordt immers heel wat ‘menselijk kapitaal’ ontwikkeld binnen het jeugdwerk zoals het vandaag functioneert, zodat het jeugdwerk niet anders georganiseerd moet worden om een plaats te verwerven in het competentieverhaal. Vlaanderen is sinds kort voorzichtig op zoek naar manieren om dit zichtbaar te maken en om het brede jeugdwerk te betrekken bij het debat over levenslang en levensbreed leren. De bijdrage van jeugdwerk bij dit niet-formele en informele leren is immers wezenlijk. De methodiek van het jeugdwerk is competentiebevorderend voor de doelgroep, en is zelfs in staat om jongeren te stimuleren de draad terug op te nemen (bijv. naar voortgezette opleidingen)7 . Diverse bronnen verklaren dit vanuit een theoretische invalshoek die onze intelligentie verdeelt in negen thematische gebieden. Hierbij wordt aangetoond dat het formele onderwijssysteem voornamelijk vier van deze gebieden bespeelt8 . Het onderwijs is bijvoorbeeld goed geplaatst om kennis en vaardigheden aan te leveren, terwijl het jeugdwerk een 7 in de UK. werd dit alvast aangetoond door UK Youth in samenwerking met de ‘National Learning and Skills Council’ – zie ook het advies in het rapport van de Russell Commission, maart 2005 (ad hoc regeringscommissie door Binnenlandse Zaken opgericht ‘to develop a new national framework for youth action and engagement’) Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 7
  • 8. bijdrage levert op het gebied van het ontwikkelen van transversale competenties (zoals bijv. ruimere sociale vaardigheden)9 . In Vlaanderen is echter nog weinig gedaan om dit effectief te identificeren en anderen deel te maken van deze ervaringen en projecten. Een kader is nodig om de onderwijssector (het ‘formele’ leren) en de tewerkstellingssector te sensibiliseren voor het informele leren en de rol die het jeugdwerk hierin opneemt. De pioniers Toch werden er de jongste paar jaar al een aantal stappen gezet, zowel door een aantal jeugdwerkpartners als door beleidsactoren. De pioniers zijn te vinden bij Jint (het Vlaams agentschap voor internationale jeugduitwisselingen, dat het Europese competentiedenken ook in Vlaanderen wenste te stimuleren) en bij het Vlaams Steunpunt Jeugd (dat onderzoeksmatig de vinger aan de pols hield met het oog op sensibilisering en deskundigheidsontwikkeling). Ook de Vlaamse administratie voor jeugd volgde het thema op de voet en werd betrokken in diverse bijeenkomsten en netwerken. In het jeugdwerk zelf hebben we het Antwerps verhaal, waarover meer verder in dit hoofdstuk. Maar het was precies in Antwerpen dat de spelers uit het jeugdwerk zich vonden en hun nek konden uitsteken: het lokale jeugdwerk van Kids vzw. en de landelijke organisaties JES vzw. en VFJ vzw. (nu Formaat vzw.). De twee laatste organisaties experimenteerden ook in Brussel, Gent en in de provincie West-Vlaanderen10 . Voor VFJ vzw. gebeurden deze experimenten in de gewone setting van het vrijwilligerswerk in de jeugdhuizen. JES vzw. kon, gezien jarenlange ervaring terzake, de brug slaan met sociale tewerkstelling en het hele netwerk hierachter om de jeugdwerkervaring als leerervaring erkend en gevalideerd te krijgen. Deze tendensen zijn erg recent (2005-2007) maar hebben allemaal een gemeenschappelijke drive die hen op het competentiepad voortstuwt, nl. de bezorgdheid voor een heuse erkenning van het jeugdwerk als leerplek binnen de context van het zich ontwikkelende competentiedenken. Het Vlaams Jeugdbeleidsplan Op Vlaams beleidsniveau betrok Vlaams minister Bert Anciaux, onder meer bevoegd voor jeugd, het competentieluik in zijn Jeugdbeleidsplan 2006-2009. In dit plan bepaalt de minister zijn positie ten aanzien van EVC. In de adviesronde, voorafgaand aan de goedkeuring van het beleidsplan, gaf ook de SERV haar advies. Daarin uitte de SERV zijn steun aan de door de minister voorgestelde EVC-piste als volgt: ‘De voorgestelde EVC-piste is hierbij een essentieel gegeven. De raad wenst zeer nadrukkelijk het belang te onderstrepen van de opname in de portfolio van alle levensbreed verworven competenties, ook in het vrijwilligerswerk’11 . Een handvol verwijzingen naar de tekst van het Jeugdbeleidsplan verklaren een aantal recente discussies, standpunten en ontwikkelingen binnen de context van het 8 zie bijv. het werk van Charles Handy en Howard Gardner (UK.) over ‘multiple intelligences’: factual intelligence, analytical intelligence, linguistic intelligence, spatial intelligence, musical intelligence, practical intelligence, physical intelligence, intuitive intelligence, interpersonal intelligence 9 zie input en conclusies door prof. Tim Brighouse op de ECYC-conferentie in Birmingham in 1998 10 Tijdens het competentiecongres ‘Aan de slag met competenties in het jeugdwerk’ van Formaat vzw. op 28 maart 2007 in Brugge werd duidelijk dat ook in Vlaamse jeugdhuizen gekozen wordt om EVC toe te passen. Formaat vzw. had in 2006-2007, gelijklopend met hun deelname aan WACKER, een competentieproject lopen met steun van de provincie West-Vlaanderen 11 citaat uit ‘Advies over het voorontwerp van het tweede Vlaams jeugdbeleidsplan 2006-2009’ (Sociaal Economische Raad voor Vlaanderen, 19 oktober 2005) Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 8
  • 9. Vlaamse jeugdbeleid. Dit voornamelijk met betrekking tot de jeugdwerkopleidingen (kadervorming, attesten) en de opdracht van Steunpunt Jeugd m.b.t. competentiebeleid. In het Vlaams Jeugdbeleidsplan merkt de minister op dat de grenzen tussen formeel leren, niet-formeel leren (denk aan kadervorming in het jeugdwerk en bewuste deelname aan vorming) en informeel leren (zoals leren door participeren of deelnemen) vervagen ten voordele van een algemene erkenning van verworven competenties (EVC). Het vraagstuk van de erkenning van de competenties die men verwerft door actief te participeren in vrijwilligersorganisaties, houdt voor heel het maatschappelijke middenveld een uitdaging in. Hier legt de minister de link naar de opleiding of vorming van de vele duizenden vrijwilligers en semi-vrijwilligers. Tot dusver zag de Vlaamse overheid haar rol beperkt tot enerzijds het stimuleren van vrijwilligerswerk en anderzijds het (louter formeel) homologeren van een aantal attesten (animator, hoofdanimator, instructeur). De recente ontwikkelingen inzake het erkennen van verworven competenties (EVC) en levenslang en levensbreed leren nopen het Vlaamse jeugdbeleid tot een meer proactief competentiebeleid. Het Jeugdbeleidsplan stelt voor om hierover nog eens grondig na te denken. Dit heeft alvast tot hiertoe de discussie over jeugdwerkopleidingen (kadervorming) en de attestering beïnvloed. Het Jeugdbeleidsplan neemt ten aanzien van het zich ontwikkelende competentiebeleid ook een standpunt in, dat grotendeels tegemoet komt aan de bezorgdheid van de jeugdwerksector. Enerzijds onderstreept het Jeugdbeleidsplan de vele en diverse kansen die EVC biedt, die zowel sociaal, psychologisch als economisch van uitzonderlijk belang zijn. Het beleidsplan waarschuwt echter ook voor een verzakelijking of formalisering van het informele leren, de ongewenste instrumentalisering. Het jeugdwerk (en bij uitbreiding het hele vrijwilligerswerk) is voor vele jonge mensen een belangrijke ‘zone van de vrijheid’ die niet zomaar kan en mag gekoloniseerd worden door een eendimensionaal nuttigheidsdenken. Het competentiebeleid dat wordt ontwikkeld moet in eerste instantie dienen om deze waardevolle werkvormen te ondersteunen zodat zoveel mogelijk kinderen en jongeren hier kunnen aan deelnemen12 . De Vlaamse kwalificatiestructuur In navolging van de Europese richtlijnen over het European Qualification Framework (EQF, zie hoger) wil de Vlaamse regering een nieuwe kwalificatiestructuur. Ze zette hiervoor in 2005 het licht op groen, sinds oktober 2006 is er een discussienota en werd een oproep gelanceerd voor proefprojecten tijdens het voorjaar 2007. Aan de hand hiervan komt nadien een conceptnota als voorbereiding voor een Vlaams decreet voor de kwalificatiestructuur. Steunpunt Jeugd kon zich inschrijven voor zulk proefproject zodat ook het jeugdwerk bij de ontwikkeling van de nieuwe kwalificatiestructuur betrokken raakte. Het proefproject was voor het jeugdwerk een interessante oefening, alvast omdat het zich voor de eerste keer kon ‘meten’ met een aantal andere sectoren en omdat men kon nagaan op welke wijze de deelnemende jeugdwerkorganisaties konden voldoen aan de normen van kwalificatie binnen de uit te werken Vlaamse kwalificatiestructuur. De kwalificatie ‘animator in het jeugdwerk’ werd onderzoeksmatig tegen de meetlat van de kwalificatiestructuur gehouden. Het zou 12 vrij geciteerd en bewerkt uit het Vlaams Jeugdbeleidsplan 2006-2009, uit Hoofdstuk 2 vanaf blz. 36 (goedgekeurd door de Vlaamse regering op 16 december 2005). Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 9
  • 10. te ver leiden om hier dieper in te gaan op de projectresultaten13 , maar er werd alvast aangetoond dat het opleidingsaanbod van het jeugdwerk enorm varieert in product en kwaliteit, en dat het tevens ontbreekt aan uniformiteit van competentiebeschrijving. Het is dan ook erg moeilijk om algemene jeugdwerkcompetenties te meten aan de kwalificatiestructuur, laat staan om ze effectief te gaan valideren (bijv. voor vrijstellingen bij voortgezette opleidingen). Om hieraan tegemoet te komen zullen in een vervolgonderzoek ook de andere jeugdwerkopleidingen (hoofdanimator, instructeur) ingeschaald worden in de kwalificatiestructuur, en zal ook het hele scala van competenties van een jeugdwerker in beeld gebracht worden. Het hele onderzoekswerk moet stof leveren tot discussie, tot beleids- en visievorming en tot een duidelijke profilering van de sector in het competentiedenken. Via deze weg wordt getracht het jeugdwerk een vaste plaats te bezorgen op de agenda van het competentiedebat. b) Onderwijs en werk: de competentieagenda Het competentieverhaal binnen onderwijs wordt duidelijk beïnvloed door de akkoorden van de Top van Lissabon, waar de Europese lidstaten een antwoord wilden bieden aan de hedendaagse economische uitdagingen van globalisering en technische ontwikkelingen. Werkgevers vinden geen geschikte werknemers, onderwijs en opleidingen komen niet tegemoet aan de verzuchtingen van de arbeidsmarkt. Het begrip ‘competentie’ vindt ingang in de regelgeving, en de hele onderwijssector wordt daarrond geherstructureerd. Het competentiedebat in het onderwijs gebeurt dan ook op diverse niveaus: enerzijds het pedagogische en didactische discours op zoek naar inhoudelijke verdieping en antwoorden op de vraag van de arbeidsmarkt, en anderzijds herstructurering en reorganisatie van de hele onderwijs- en opleidingsector. Het BaMa-decreet hervormde het hoger onderwijs naar het model van bachelors en masters. Ook het beroepsgericht onderwijs en dito vormingsaanbod zal in die zin hervormd worden, allemaal gestimuleerd door Europese richtlijnen die tot doel hebben om in de hele Europese Unie de onderwijssystemen transparanter en vergelijkbaar te maken om vervolgens de kwaliteit te vergelijken en ‘het gemiddelde’ op een hoger pijl te brengen. Accent op talent Het begin van de implementatie van het competentieverhaal binnen onderwijs is duidelijk te traceren. Het begint namelijk met het onderzoek ‘Accent op talent, een geïntegreerde visie op leren en werken’, het eindrapport van de Koning Boudewijnstichting14 . De aanbevelingen uit dit rapport zijn grotendeels overgenomen door de Minister van Werk, Onderwijs en Vorming, Frank Vandenbroucke. Het is sterk gebaseerd op een andere, ruimere visie op leren dan wat tot nog toe gebruikelijk was in ons Vlaamse onderwijs, dat vooral toets- en diplomagericht is, en bovendien op een heel beperkte visie op studie- en beroepsoriëntering. ‘Accent op talent’ wilde het leren opentrekken door de nadruk te leggen op processen, op interactie, op ontwikkeling, op context, op inzetbaarheid en transfer van competenties, dit zowel in een onderwijs- als in een werkomgeving. De nadruk ligt op het vermogen tot leren, in de plaats van het louter meten van prestaties. 13 zie hiervoor het eindrapport ‘Oefeningen voor de Vlaamse kwalificatiestructuur – proefproject 7: animator in het jeugdwerk’ (Michael Debusscher – Cesor bvba., Vrije Universiteit Brussel, Steunpunt Jeugd – maart 2007) 14 eindrapport ‘Accent op talent, een geïntegreerde visie op leren en werken’, Koning Boudewijnstichting (Garant, 2002) Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 10
  • 11. Ook in het Vlaamse onderwijs kwam er interesse voor competenties. Meer en meer raakte men betrokken met Europese uitwisselingsprogramma’s van studenten en docenten. Hoe moest men hier een maatstaf ontwikkelen die vergelijkingen met ons Vlaamse onderwijssysteem mogelijk maakten? Vooral de hogescholen en universiteiten begonnen de druk te voelen van niet-ingevulde vacatures op de arbeidsmarkt en de druk van volwassenen die, op latere leeftijd, toch nog een aanvulling op hun eerdere opleiding wensten zonder dat ze hiervoor een drie- of vierjaren traject wensten af te leggen. Zou hun ‘ervaring’ uit hun beroepsleven niet kunnen gevalideerd worden? Zo ja, op welke manier moet dit gebeuren? In antwoord op deze vraag zou het begrip ‘competentie’ een doorbraak kunnen zijn, zij het dan dat dit een heel lange, zorgvuldige weg met procedures voor vrijstellingen moet afleggen en pas nu echt ingang vindt. Ook het volwassenenonderwijs ziet in erkenning van competenties mogelijkheden tot uitbreiding van kansen voor levenslang leren. Dat dit in de toekomst meer vorm zal krijgen, blijkt uit het nieuwe decreet op het Volwassenenonderwijs, waaruit we het volgende citeren: ‘De directeur kan beslissen om een cursist die niet over het deelcertificaat van de sequentieel voorgaande module beschikt, alsnog toe te laten tot een sequentieel geordende module. De directeur kan deze toelating verlenen op basis van een studiebewijs van een andere opleidingsinstelling, b.v. een attest van VDAB of van een instelling binnen het sociaal-cultureel werk, het ervaringsbewijs opgemaakt in het kader van de Titel van Beroepsbekwaamheid, enz. 5° De directeur kan ook de toelating verlenen op basis van de vaststelling dat de cursist over voldoende reeds verworven competenties, in de zin van eerder opgedane ervaring, beschikt om tot de module toegelaten te worden’15 . Gezien de steeds stijgende interesse voor ‘competenties’ kon ook het secundair onderwijs niet achterwege blijven, want ook daar werden klachten gehoord van ‘gebrek aan aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt’. Stilaan kwam er een ware golfbeweging op gang: sociale instellingen, tewerkstellingsprojecten, jeugdorganisaties, welzijnswerkers kregen oren en ogen voor dit stilaan magisch begrip ‘competentie’ en begonnen eigen invullingen en methodieken te ontwikkelen. Ook de arbeidsbemiddelende organisaties, zoals de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling, en de economische overlegorganen zoals de SERV, zien toekomstmogelijkheden voor het hanteren van ‘competenties’ bij het ‘matching-proces’ en bij trajecten van levenslang leren. De Competentieagenda Vandaar dat minister van Werk, Onderwijs en Vorming, Frank Vandenbroucke een ‘Competentieagenda’ heeft opgesteld met tien prioriteiten, waaruit we hier selectief citeren: 1. Competenties uitbouwen in het onderwijs: Loopbanen starten in het onderwijs. Daarom wordt er extra geïnvesteerd in het begeleiden en verbeteren van studie- en beroepskeuze voor leerlingen. De Centra voor Leerlingenbegeleiding krijgen hier een belangrijke rol in, in nauwe samenwerking met VDAB, bedrijven en sectoren. Eind 2007 moet er een actieplan op tafel liggen, met onder andere afspraken over een gezamenlijk project ‘Mijn loopbaan’. Elke leerling krijgt daarin een 15 zie Art.35, § 4 en 5 van het decreet betreffende het Volwassenenonderwijs, 2007 Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 11
  • 12. elektronische portfolio waarin alle individuele competenties verzameld worden. Bedoeling is deze virtuele map doorheen de volledige loopbaan bij te houden als instrument bij sollicitaties, opleidingen of keuzes in de loopbaan. 2. Competenties opdoen via leren en werken: Afwisselend leren en werken kent heel wat troeven. Naast technische competenties krijgen leerlingen ook sociale vaardigheden en een goede werkattitude aangeleerd. De sociale partners engageren zich bedrijven te mobiliseren tot een groeipad om jaarlijks 75.000 stages voor leerlingen uit het TSO en BSO en vijfjaarlijks 30.000 stages voor leraren praktijk en techniek op te zetten. Ook voor de jongeren van het deeltijds onderwijs worden inspanningen geleverd naar een voltijds engagement. Ook opleidingen voor werkzoekenden zullen intensiever gebruik gaan maken van stages, om de overgang naar werk te vergemakkelijken. Stagebemiddelaars zullen erop toezien dat vraag en aanbod beter op elkaar afgestemd worden. Het werkplekleren wordt ook kwalitatief versterkt. 3. Actieplan zelfstandig ondernemen voor het onderwijs: Vlaanderen moet ondernemender worden. Daar zet het actieplan ondernemend onderwijs op in. Al van in het kleuteronderwijs moet zin voor initiatief aandacht krijgen. Meer informatie, een betere sensibilisering en een dialoog en partnerschappen met de Vlaamse ondernemerswereld zijn onderdelen van de nieuwe aanpak. 4. Kennen van verworven competenties op de arbeidsmarkt: Het zichtbaar maken van alle competenties en ervaringen is van essentieel belang voor de arbeidsmarkt. Het ervaringsbewijs is daar een mogelijke troef in. Meer testcentra voor meer beroepen en een snellere ontwikkeling van standaarden kunnen helpen om snel op de noden van de markt in te spelen. Er komt een sterkere toepassing op het terrein. 5. Uitbreiding van de aanpak jeugdwerkloosheid: De proefaanpak in dertien centrumsteden bewijst dat sneller en intensiever inspelen op werkloze jongeren opbrengt. Het is te vroeg voor zegebulletins, maar op basis van lessen die we kunnen trekken uit de ervaringen in deze steden en gemeenten, wordt een directe en intensieve aanpak op punt gesteld voor alle jonge schoolverlaters in Vlaanderen met ten hoogste een diploma secundair onderwijs. Maatwerk en duurzame tewerkstelling zijn sleutelwoorden. 6. Een goed competentiebeleid binnen bedrijven en organisaties: Ook bedrijven en organisaties zijn gebaat bij een eigen competentiebeleid. In lerende netwerken zullen zij hun knowhow op dit vlak kunnen uitwisselen, vergelijken en versterken. De goede praktijken zullen we verspreiden, zodat ook anderen hiervan kunnen leren. Om aan te tonen dat een competentiebeleid wel degelijk gedragen kan worden door werkgever én werknemers engageren de sociale partners zich om 101 goede praktijkvoorbeelden te verzamelen. 7. Een leeftijdsbewust personeelsbeleid: De vergrijzing is een feit. Bedrijven en organisaties zullen niet alleen meer kunnen draaien op de schouders van jongere werknemers. Ze moeten een goed evenwicht weten te vinden tussen jong talent en ervaring. De oprichting van een centrum Leeftijd en Werk moet bedrijven en organisaties hierin ondersteunen. Er zullen ook extra middelen ingezet worden voor mentorschapprojecten: oudere werknemers begeleiden hun jongere collega’s. 8. Competentieopbouw voor de individuele werknemer: Naast een competentiebeleid in bedrijven is het ook belangrijk voor de werknemers zelf om zich te kunnen ontplooien. Zowel in het binnen- als het buitenland bestaan daar al een pak instrumenten voor (opleidingen, loopbaanbegeleiding, EVC-procedures, enz.). Bedoeling is deze instrumenten te evalueren om voor elke werknemer Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 12
  • 13. competentieopbouw mogelijk te maken met zo weinig mogelijk drempels. Op basis hiervan zullen de SERV-partners nieuwe voorstellen formuleren. 9. Omgaan met veranderende loopbanen: Werknemers blijven alsmaar minder hun hele carrière op dezelfde plek zitten. Een loopbaan is geen lange rechte lijn meer. Periodes van werken en niet werken wisselen elkaar veel meer af en veranderingen en overgangen komen steeds meer voor. Het is belangrijk dat de Vlaamse arbeidsmarkt goed leert omgaan met deze nieuwe realiteit. Het wordt als vanzelfsprekend beschouwd dat de overheid investeert in werkzoekenden, maar ook werknemers zullen voortaan op minimale ondersteuning kunnen rekenen. 10. Sectoren als draaischijven voor competentiebeleid: We zien sectoren als belangrijke motoren voor het hele vernieuwingsproces dat de competentieagenda beoogt. Met de steun van het Europees Sociaal Fonds zullen zij daarom gestimuleerd worden zich te ontwikkelen tot expertisecentrum voor competentiebeleid binnen hun branche. De expertise zal ter beschikking gesteld worden van zowel leerlingen, werkzoekenden als werknemers. Zowel de Vlaamse regering als de sociale partners onderschrijven het belang van de agenda en engageren zich expliciet voor elk van de 10 prioriteiten. Samen nodigen ze bovendien de onderwijswereld uit voor een constructief gesprek over de competentieagenda, om ook met hen tot een stevig wederzijds engagement te komen16 . Dat de minister het goede voorbeeld wil geven blijkt onder meer uit de recente stappen die ondernomen zijn in verband met het ervaringsbewijs en de nieuwe kwalificatiestructuur (zie hoger in deze tekst). 16 bron: website minister Frank Vandenbroucke: http://www.ministervandenbroucke.be Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 13
  • 14. 3. Antwerpen en EVC, proeftuin voor jeugdwerk De laatste paar jaar wist Antwerpen zich te profileren als EVC-proeftuin voor het jeugdwerk. Het stedelijk jeugdbeleid was er in 2004 vlug bij om zich aan te sluiten bij het prille competentieverhaal, zoals reeds blijkt in het tweede VISIEr-beleidsplan17 , maar vooral in het Jeugdwerkbeleidsplan 2005-200718 . Initieel werd toen vooral de link gelegd met het opleidingsaanbod van het jeugdwerk (de kadervorming) om de kwaliteit van het aanbod te verbeteren. Maar tevens werd gekozen om het thema nauw op te volgen en zich aan te sluiten bij de netwerken die hiermee bezig waren. Toch was het de wens om verder te gaan en ook daadwerkelijk eigen initiatieven binnen het jeugdwerk te gaan realiseren. Er was immers grote actiebereidheid vanuit een aantal jeugdwerkpartners, die vooral ook uit eigen beweging concrete projecten in gang wilden zetten. Hierdoor ging in de tweede helft van 2004 het Antwerps jeugdbeleid een paar versnellingen hoger en evolueerde van volger naar voortrekker, niet enkel voor het Antwerpse jeugdwerklandschap maar ook daarbuiten. Op kabinetsniveau (schepen voor onderwijs en jeugd) werd een eigen stuurgroep opgestart voor beleidsontwikkeling en projecten, i.p.v. aansluiting te vinden bij bestaande EVC- netwerken, die toen eigenlijk nog vrij onbestaande waren. Concreet betekende dit het volgende: - er werd van meet af aan de brug geslagen tussen jeugd, onderwijs en tewerkstelling (via partnerorganisaties en de betreffende stedelijke diensten) - het Vlaamse beleidsniveau werd betrokken (Vlaamse jeugdadministratie, Steunpunt Jeugd) - er werd aangesloten bij enkele Europese projectvoorstellen van buitenlandse partners (via Minerva, Socrates, …), die echter nooit goedgekeurd raakten - een aantal projecten van partnerorganisaties uit het jeugdwerk werd symbolisch geadopteerd en kreeg via de Antwerpse stuurgroep een eigen uitwisselingsforum19 - er was een startmoment onder de vorm van een klein congres (11 oktober 2004), waar uit de UK. John Bateman werd uitgenodigd om competenties in het jeugdwerk toe te lichten aan de hand van de methodiek van de Youth Achievement Awards20 (YAA) Om effectief tot actie over te gaan en de ontwikkelingen van het competentieverhaal te ondersteunen in jeugdwerk en onderwijs werden drie paden bewandeld: - Het competentieverhaal van jeugd werd eind 2004 ingeschreven in de prioritaire doelstellingen van de Stad Antwerpen die in de tweede jaarhelft werden ontwikkeld om uitgevoerd te worden in de laatste jaren van de toenmalige legislatuur (2005- 2006). Hierdoor kwam er een voltijdse coördinator voor het competentieluik van 17 VISIEr was van 2001 tot 2004 de permanente, stedelijke werkgroep risicojongeren en jongerencriminaliteit met als doel een integrale aanpak voor te stellen. De werkgroep was daarom samengesteld uit gedetacheerden uit diverse, op het thema betrokken actoren (onderwijs, jeugd, welzijn, justitie, politie, diversiteit). In 2002 en 2004 werden beleidsnota’s voorgesteld aan college en gemeenteraad. Het EVC-thema komt aan bod in de tweede VISIEr-beleidsnota (zie hoofdstuk 1.1.3 op blz. 19). 18 zie Jeugdwerkbeleidsplan 2005-2007 op blz. 34 19 Het betrof drie projecten: (1) ‘Competenties van jonge stadsjeugdwerkers’ van JES vzw., (2) een actieonderzoek naar competenties in het jeugdhuiswerk van VFJ vzw. (uitgevoerd in academiejaar 2005/2006 door KULeuven, faculteit psychologie en pedagogische wetenschappen, afdeling sociale pedagogiek, prof. Danny Wildemeersch) en (3) het stedelijk project Jongerencompetentiecentrum in Deurne-Noord (zie tekst). 20 zie ook www.ukyouth.org, klik voor YAA door op ‘youth achievement awards’ – Deze vorm van ‘awards’ wordt in de UK al bijna 10 jaar in de brede jeugdwerkcontext toegepast. Hiervoor wordt samengewerkt tussen Asdan (een zgn. ‘QCA approved awarding body’) en UK Youth. De YAA is geen formele vorm van accreditatie, maar werd in maart 2005 door de Russell commission (regeringscommissie) aanbevolen als werkbare methodiek om toe te passen in diverse jongerenprogramma’s (ook in onderwijscontext). Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 14
  • 15. jeugd, en werden de voorwaarden geschapen die een project zoals WACKER mogelijk maakten. - Er werd een project ‘jongerencompetentiecentrum’ (JCC) voorbereid dat op 18 maart 2005 werd goedgekeurd in het kader van Doelstelling 2 (Europees fonds) voor de kanaalzone in Deurne-Noord. Het project combineert de functies van een jeugdwerking (ontmoeting, recreatie, ...) met een competentieproject en tegelijkertijd een tewerkstellingsproject (Fietshaven: een fietsenatelier dat fietsen verhuurt aan studenten, werknemers, e.d.). Het project wordt sinds september 2005 uitgevoerd door Vitamine W, vzw. BOM (samen gefusioneerd in Levanto vzw.) en de jeugdwerkers van Kids vzw. (steunpunt Deurne). - Een tweede JCC bestaat sinds begin 2006 in de schoot van jeugdcentrum Kavka vzw., nl. jeugdcentrum Zappa. Het project ontwikkelt zich op en rond de site van een voormalige schoolfeestzaal op het Antwerpse Kiel. Het voorziet onder meer de vernieuwing van de feestzaal, met ruimte voor werkervaring, opleiding en competentieontwikkeling van jongeren. Het hele project (inclusief verbouwing) werd goedgekeurd in het kader van URBAN II Zuidrand (Europees fonds). Door deze keuzes wilde het stadsbestuur uitdrukkelijk ook de minder kansrijke jongeren meenemen in het competentieverhaal en werd er extra aandacht besteed aan ongekwalificeerde en laaggeschoolde jongeren. Er werd gekozen voor jongeren waarvan geweten is dat ze minder kansen hebben in het formele leren. Bij hen is het risico immers groot dat zij ongekwalificeerd uitstromen. Het was van meet af aan de bedoeling om datgene wat jongeren op niet-formele of informele manier geleerd hebben, o.a. in het jeugdwerk, te kunnen erkennen en accrediteren. De stedelijke, prioritaire doelstelling waarin het competentieverhaal werd ondergebracht was in essentie een onderwijsdoelstelling: ‘om de negatieve gevolgen van de ongekwalificeerde uitstroom (uit onderwijs, n.v.d.r.) te verminderen wordt er meer aandacht besteed aan informeel leren’. Deze ongekwalificeerde uitstroom uit onderwijs is groot. In het LOA-rapport van 2004 geven Van Landeghem en Van Damme21 cijfers voor Vlaanderen. Er zijn geen afzonderlijke cijfers bekend voor de stad Antwerpen, maar indicaties geven aan dat het probleem sterker wordt aangevoeld in grootstedelijke agglomeraties22 . Eén van de negatieve gevolgen van het ongekwalificeerd uitstromen is o.a. een verhoogde kans op werkloosheid. Het stedelijk gemiddelde voor de jongerenwerkloosheid in maart 2006 bedroeg 17%. Van alle niet- werkende werkzoekenden zijn er 20% jongeren (onder de 25 jaar). Deze jonge werkzoekenden hebben tevens vaak een laag opleidingsniveau: meer dan de helft (57%) van de werkzoekenden jonger dan 25 jaar heeft ten hoogste een diploma lager secundair onderwijs23 . Het is echter niet zo dat deze jongeren niks kunnen. Meer en meer groeit de overtuiging dat, willen we deze doelgroep betere toekomstkansen bieden (o.m. naar tewerkstelling), we ook de ‘elders verworven competenties’ (verworven via non formeel en informeel leren) moeten erkennen en inzetbaar maken. Eén van de plekken bij uitstek hiervoor is het jeugdwerk, dat in Antwerpen erg uitgebreid en rijk 21 Van Landeghem, G. & Van Damme, J. (2004). Indicatoren van de ongekwalificeerde uitstroom. Een bijdrage tot de discussie en een aantal nieuwe schattingen. LOA-rapport nr. 19 22 voor algemene situering zie ‘Arbeidsmarktmonitor stad Antwerpen – september 2005’, blz. 27 ‘1.6. ongekwalificeerde schoolverlaters’, gebaseerd op cijfers van de VDAB en het departement Onderwijs van de Vlaamse gemeenschap (Stad Antwerpen, Databank Sociale Planning DSPA, Werkgelegenheid en Arbeidsmarkt W&A) 23 zie ‘Arbeidsmarktmonitor stad Antwerpen – 20 maart 2006’, blz. 5, 8 en in hoofdstuk 1.3 op blz. 19-20 (Stad Antwerpen, Databank Sociale Planning DSPA, Werkgelegenheid en Arbeidsmarkt W&A) Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 15
  • 16. geschakeerd is: van het pure vrijwilligerswerk tot het sterk geprofessionaliseerde jeugdwerk. Het is in deze context dat ook het project WACKER is gegroeid, dat liep van april 2006 tot eind september 2007, dankzij middelen van het Europees sociaal fonds. Dit wordt uitgebreid in onderhavig eindrapport uit de doeken gedaan. Met eigen stedelijke middelen werden bijkomend twee bestaande producten onderzocht en uitgeprobeerd: - De CH-Q-methode24 werd met een aantal jeugdwerkers getest binnen het WACKER-project. Omwille van een aantal redenen werd besloten om, alvast voorlopig, niet met deze methode verder te gaan. Toch is de ervaring verrijkend geweest en werden nieuwe inzichten aangereikt. - Voor een proefproject met de Youth Achievement Awards (YAA) werd een samenwerkingscontract afgesloten met UK Youth25 , één van de grootste jeugdwerkorganisaties in de UK, tevens eigenaar van de YAA. Er werden andere jeugdwerkorganisaties aangetrokken om met een aantal van hun jongeren deel te nemen aan dit project: Arktos vzw., jeugdcentrum Kavka vzw. (waardoor de link werd gelegd met het tweede JCC) en jeugdcentrum Bouckenborgh vzw. Het proefproject verloopt tot hiertoe met succes. Het lijkt erop dat na de proefperiode, die afloopt in maart 2008, de interesse bestaat om met de YAA verder te gaan. Bovenstaande evolutie heeft er alvast toe geleid dat het competentieluik een plaats heeft verworven in het Antwerps jeugdbeleid. Het is opgenomen in het bestuursakkoord van de nieuwe legislatuur, waarin letterlijk staat dat het stadsbestuur het jeugdwerk wil erkennen als leeromgeving26 . Ook zal er een derde JCC komen. Dit alles zal tevens vastgelegd worden in het nieuwe jeugdbeleidsplan dat eind 2007 voor de periode 2008-2010 door de gemeenteraad gestemd wordt. In dit beleidsplan lijkt het competentieverhaal één van de rode draden, want de term komt in diverse hoofdstukken terug. Hierdoor blijkt dat de Stad Antwerpen zich verder wenst in te spannen voor het competentieluik van het jeugdwerk en haar pioniersrol wil blijven opnemen. 24 De CH-Q-competentietraining is een Zwitsers model dat o.m. in Nederland (bijv. bij de scouts in Gelderland, cfr. studiebezoek met Steunpunt Jeugd op 10 juni 2005) succesvol wordt toegepast (zie www.ch-q.ch of www.ch-q.nl.). 25 UK Youth (opgericht in 1911) is als jeugdwerkorganisatie een netwerk van 41 regionaal georganiseerde structuren van ‘open jeugdwerk’, waardoor alle regio’s van de hele UK. bestrijkt worden. Daardoor bereikt de organisatie ruim 7.000 groepen (jeugdwerkingen, jeugdcentra) en meer dan 750.000 jongeren (zie ook www.ukyouth.org). 26 zie Bestuursakkoord 2007-2012, blz. 27 nr. 233 (Stad Antwerpen) Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 16
  • 17. Slotbeschouwing Hoewel veel EVC-initiatieven spontaan lijken te groeien vanuit het werkveld zelf, spreekt het voor zich dat er in de eerste plaats grote belangstelling is van de beleidsmakers voor jeugdbeleid, tewerkstelling, welzijn en onderwijs. Vele van deze initiatieven werden opgestart onder de vlag van het Europees Sociaal Fonds (ESF), en worden gesteund door precies diezelfde beleidsmakers, mede met het oog op toekomstige regelgeving. Het Antwerpse competentieproject WACKER was één van deze projecten die de stijgende interesse in het competentiedenken illustreerde. Hiermee is de Stad Antwerpen er alvast in geslaagd om aan minstens één van de vele verzuchting van de Vlaamse overheid tegemoet gekomen, nl. een brede beweging op gang brengen rond het competentiedenken. Een ruim scala aan organisaties en beleidsmedewerkers was immers actief betrokken bij het project en een breed netwerk toonde grote belangstelling. De toon is dus gezet: de belangstelling voor het competentieverhaal neemt toe, wat onder meer blijkt uit het toenemend aantal congressen en studiedagen die allemaal mogen genieten van een heel uitgebreide publieke belangstelling. De interesse is groot in de bedrijfswereld, bij arbeidsbemiddeling, het onderwijs en het jeugdwerk. Er werd sterke vooruitgang geboekt. Bijvoorbeeld boden de vele experimenten tijdens het WACKER-project vele frisse en vernieuwende ideeën. Deze aanpak betekende een stap naar meer kwaliteit en effectiviteit in het vergroten van de toekomstkansen van jongeren. Maar er zal nog een hele reeks van beslissingen moeten volgen om het competentieverhaal stapsgewijs af te werken. Uiteraard blijft ook een grote taak weggelegd voor de onderzoekswereld. Professoren zoals Filip Dochy, Herman Baert en Lou Van Beirendonck hebben zeker al baanbrekend werk verricht, maar er is nog een brede waaier aan vraagstukken in verband met EVC, competentieherkenning en -erkenning, kwalificaties, assessment, en vooral met ‘leren’ en leerprocessen die wachten op verder degelijk onderzoek. Er is dus nog voldoende werk voor het realiseren van een aanpak van competentieontwikkeling als instrument voor een betere link tussen leren en werken, levenslang leren, efficiënter arbeidsmarktbeleid, een andere aanpak van human resources in de bedrijfswereld, een betere toekomst voor jongeren die het risico lopen naast de boot te vallen. Er is dus een toekomst voor het competentiegericht denken, handelen en reflecteren. Er zit muziek in EVC. Vandaar ook de wil van het Antwerpse stadsbestuur om mee verder te schrijven aan dit competentieverhaal. Vandaar ook onze hoop om verder aan de slag te kunnen met WACKER en verder te mogen smeden aan de gegroeide samenwerkingsbanden tussen jeugd, onderwijs en tewerkstelling. Erkennen van elders verworven competenties: historiek – Stad Antwerpen – LS/STC – Joris De Bleser – 27 augustus 2007 – blz. 17