Hogeschool Rotterdam - De kunst van het begeleiden
Interview met huub notermans
1. 10
Welke persoonlijke drijfveren
hebben jou bewogen om voor-
zitter te worden van de stuur-
groep Kennisinnovatie?
Een persoonlijke drijfveer was er niet.
Ik was toentertijd bezig met mijn pro
motieonderzoek, wat veel tijd kostte.
Mede door druk van buitenaf heb ik
mij, na wat een oriënterend gesprek
zou zijn, verbonden aan deze functie.
Met name dat er niets was, maakte het
voor mij interessant.
Ik houd van een uitdaging. Ik vind het
leuk wanneer iets nog niet gepositio
neerd of geprofileerd is, om daar dan
mee aan de slag te gaan. Ik ben meer
een bouwer dan een bestuurder.
Na het fuseren van de verschillende
beroepsverenigingen was Kennis
innovatie nog een onderschoven kindje.
Er waren al wel een aantal nieuwe
ontwikkelingen, zoals het tijdschrift, de
CPMO (commissie Product- en module
ontwikkeling) en het KOOP-overleg
(Kennisontwikkeling opleiding onder
zoek platform). Deze ontwikkelingen
maakten onderdeel uit van de porte
feuille Kennisinnovatie. Daarnaast werd
er veel ad-hoc gedaan, vooral voor de
ontwikkeling van de multidisciplinaire
richtlijn. Het kostte toen veel tijd om
mensen met de juiste expertise bij elkaar
te krijgen om die richtlijn te ontwikke
len. Dit werd ook een van mijn belang
rijkste aandachtspunten, het organise
ren van het werkveld. Hoe kunnen we
het werkveld zo organiseren, dat als er
vragen komen voor onderzoek en richt
lijnontwikkeling, we de experts in beeld
hebben die dat kunnen doen? Dit is nog
steeds een belangrijk doel. Tegelijkertijd
is het ook een kwetsbaar doel, omdat
het allemaal drukke professionals zijn
die zich op vrijwillige basis inzetten voor
verdere professionalisering.
Wat heb je bereikt?
Wat we hebben bereikt is de organisatie
van het werkveld en het neerzetten van
de kennisontwikkelingsspiraal.
Onderdeel daarvan is de samenwerking
met lectoren, het overleggen met de
opleidingen en het formaliseren van de
onderlinge samenwerking.
Dat zijn allemaal processen die in de
week worden gelegd, het zijn processen
die je niet kan sturen en die tijd nodig
hebben. Drie jaar geleden kwam er een
behoorlijke boost, toen hebben alle
betrokken opleidingen mij in dienst
genomen voor 8 uur per week. Dat was
ook nodig, omdat op dat moment
vanuit het Zorginstituut Nederland en
Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGz de
ontwikkeling van zorgstandaarden en
generieke modules op gang kwam.
Waar ben je trots op?
Er staan een aantal mooie FVB-
kennisnetwerken, waaronder Affect
regulerende vaktherapie en het
kennisnetwerk Oncologie. Het FVB-
kennisnetwerk Autisme Spectrum
Stoornis is in ontwikkeling.
Ik ben trots op de onderzoeksagenda
die voor de vaktherapeutische beroepen
is ontwikkeld, en op de commissie
Richtlijnen die proactief de evidentie in
kaart brengt. Ik ben ook trots op het
feit dat een aantal opleidingen docen
ten heeft gedetacheerd naar die com
missie Richtlijnen. Dat opleidingen het
als een gedeelde verantwoordelijkheid
interview
Huub Notermans, hogeschooldocent Dramatherapie en onderzoeker aan de
Hogeschool van Utrecht, neemt na acht jaar afscheid als bestuurslid Federatie
Vaktherapeutische Beroepen (FVB). Hij was voorzitter van de stuurgroep Kennisinnovatie.
Huub Notermans is opgeleid als dramatherapeut, bewegingsexpressietherapeut en
gezondheidswetenschapper met als specialisatie geestelijke gezondheidskunde. Hij heeft
als dramatherapeut en als psychomotorisch therapeut gewerkt. In dit interview kijken we
terug op deze acht jaar voorzitterschap van de stuurgroep Kennisinnovatie en kijken we
vooruit naar hoe hij de toekomst ziet van de vaktherapeutische beroepen.
Interview Huub Notermans, voormalig FVB-bestuurlid
Kennisinnovatie
‘Ik ben een bouwer’
Anouk Veltmann
“Met name dat er niets was,
maakte het voor mij interessant.
Ik houd van een uitdaging.”
3. 12
krijgt om een beroepstitel te verkrijgen,
de GZ-vaktherapeut. En ik hoop dat dit
vervolgens gaat leiden tot de BIG-
registratie, zodat we een beschermde
opleidingstitel krijgen. Wat ik het vak
gun, is dat er steeds meer in de vakthe
rapeutische beroepen wordt geschre
ven. Dat er een aantal gebieden zijn
gedifferentieerd, waar je de vakthera
peutische beroepen op in kan zetten.
En ik hoop dat er onder elk gebied
differentiaties hangen, zodat de cliënt
die geïndiceerd wordt voor een vakthe
rapeutische behandeling, kan kiezen via
welke vorm hij of zij dat wil doen. Ik
gun het vak meer body.
Aanbevolen literatuur en/of publicaties:
Deze referentie beschrijft een kennisontwik
kelingsspiraal. De CPMO werkte hiermee en
heeft mij geïnspireerd.
• Nonaka, I. & Takeuchi, H. (1995). De kennis-
creërende onderneming. Hoe Japanse bedrij-
ven innovatieprocessen in gang zetten.
Schiedam: Scriptum Management.
Publicaties:
• Kaufmann, C. & Notermans, H. (2003). Ich
bilde mir das doch nicht ein. Pulsationen,
Zeitschrift des Arbeitskreises für Emotionale
Reintegration. 2003 (45), 7-19.
• Notermans, H. (M. Bühring, red.). Het
Chronisch Whiplashsyndroom: een integrale
aanpak. Tijdschrift voor Psychosomatische
Fysiotherapie, 1997 (1).
• Notermans, H. (2005). Diagnostiek in de
bewegingsexpressie therapie bij patiënten
met chronische pijn en chronische vermoeid
heid: Een aanzet voor een diagnostisch
instrument. Zeist/Altrecht-GGz: Centrum voor
psychosomatiek, Eikenboom.
• Notermans, H. (2005). Diagnosticeren in
dramatherapie. In H. Smeijsters, (red.),
Praktijkonderzoek in vaktherapie, (pp.
89-111). Bussum: Coutinho.
• Notermans, H. (2010). Wat speelt er? Een
reflectie op dramatherapie voor adolescenten
met internaliserende problemen, Kind en
Adolescent 31-Jubileumnummer, 15-30.
• Notermans, H. (2010). Spelen met perspec
tieven. Bouwstenen voor een ontwikkelings
gerichte dramatherapie. Tijdschrift voor
vaktherapie. 6(1), 37-43.
• Notermans, H. (2012). Ontmoeten in spel,
Een dramatherapeutische interventie voor
adolescenten met internaliserend probleem
gedrag. Opgevraagd van http://kenvak.
hszuyd.nl/files/Onlinepub/Ontmoeten.pdf
• Notermans, H. (2015). Een barometer voor
de positionering van de vaktherapeutische
beroepen. Tijdschrift voor vaktherapie, 11(4),
3-4.
E: Huub.notermans@hu.nl
generieke modules. Daar is echt heel
veel in geïnvesteerd en er is ongelooflijk
hard gewerkt door een grote groep van
betrokken vaktherapeuten. Dat stemt
hoopvol. Er is dus zeker voldoende wind
gecreëerd. Laten we voor nu vooral nog
in de change blijven en wind blijven
creëren. Dan houden we dynamiek. Het
hoeft niet meer zo hard te stormen
maar er moet wel verder gebouwd
worden.
En nu? Fight, flight of freeze?
Het is nu tijd voor ruimte in mijn hoofd.
Ik heb veel geïnvesteerd en hard
gewerkt. Nu is het weer even tijd voor
mezelf. Wat niet inhoudt dat ik stil ga
zitten. Mijn uren zijn alweer gevuld. Ik
volg een masterclass Opleidingskunde.
Even weer in de schoolbanken zitten en
gevoed worden. De masterclass past
ook bij de projecten die ik op dit
moment doe. We hebben net een
nieuw curriculum ontwikkeld. Ik ga mij
nu bezighouden met hoe we kunnen
aansluiten bij de opleiding Social Work
en hoe we daar gezamenlijk onderwijs
voor kunnen ontwikkelen.
Daarnaast blijf ik actief binnen de NVDT.
De onderzoeksagenda van de FVB is
klaar, dat betekent dat er op vereni
gingsniveau ook een en ander gedaan
moet worden. Als commissielid van de
NVDT wil ik hierbinnen meedenkend en
uitvoerend zijn. Ik wil alleen even niet
ergens verantwoordelijk voor zijn.
Het is vijf jaar later. Waar sta je
dan?
Dan hoef ik nog maar twee jaar te
werken. Ik denk er zeker over na. Ik
zit nog te fantaseren of ik mij meer ga
richten op onderwijskunde. Als ik dat
doe, raak ik alleen de lijn kwijt met de
dramatherapie-opleiding, wat ik jammer
zou vinden. Voor nu ben ik tevreden.
Ik denk wel dat ik op een of andere
manier betrokken blijf bij kennisinno
vatie.
Hoe staat het over vijf jaar met
de positie van de vaktherapeuti-
sche beroepen?
Ik hoop dat het werkveld het voor elkaar
in de nabije toekomst steeds meer
gaan samenwerken met de verenigin
gen. Willen de verenigingen rondom
de transdiagnostische factoren hun
producten en modulen beschrij
ven, dan hebben we daar de FVB-
kennisnetwerken nodig.
Nu is nog steeds de vraag: Bij welke
problematiek zet je welke vaktherapeu
tische discipline in?
Het mooiste is uiteindelijk dat de cliënt
kan kiezen. Bij deze problematiek, met
die transdiagnostische factoren, kan
je kiezen voor deze vaktherapeutische
disciplines. Zo bereiken we dat er vanuit
het vaktherapeutisch denken minder
onderscheid wordt gemaakt tussen de
verschillende disciplines.
De kennisontwikkelingsspiraal heeft
zich gevormd ondanks zijn hiaten en
kwetsbaarheden.
Voor de werkveldgroepen die producten
en modules ontwikkelen ligt er nu de
kans de producten uit te gaan werken
naar modules. Daarmee moeten pro
cesevaluaties worden gedaan, waaruit
blijkt dat ze uitvoerbaar zijn in de prak
tijk. Op dat moment kunnen de modu
les ingezet gaan worden voor verder
onderzoek. Dit sluit aan bij de onder
zoeksagenda voor de vaktherapeuti
sche beroepen. Die procesevaluaties van
de modules hebben we nodig om de
modules in de zorgstandaarden en de
generieke modules te krijgen.
Nu twee jaar later, in welke
atmosfeer bevinden we ons nu
en welke kant gaan we op?
In het Tijdschrift voor vaktherapie (jaar-
gang 2015, nummer 4) schreef je een
mooie inleiding over ‘een barometer
voor de positionering van de vakthera-
peutische beroepen’. Je gebruikte hierin
de metaforische beschrijving van een
barometer die onderscheid maakt
tussen very sunny, fair, change, rain en
stormy. We bevonden ons op dat
moment in de change, schreef je. En je
deed een oproep om vooral wind te
creëren. Is dat gelukt?
We mogen trots zijn op hoe de vakthe
rapeutische beroepen een plek hebben
gekregen in de zorgstandaarden en de