SlideShare a Scribd company logo
1 of 3
Download to read offline
10
Welke persoonlijke drijfveren
hebben jou bewogen om voor-
zitter te worden van de stuur-
groep Kennisinnovatie?
Een persoonlijke drijfveer was er niet.
Ik was toentertijd bezig met mijn pro­
motieonderzoek, wat veel tijd kostte.
Mede door druk van buitenaf heb ik
mij, na wat een oriënterend gesprek
zou zijn, verbonden aan deze functie.
Met name dat er niets was, maakte het
voor mij interessant.
Ik houd van een uitdaging. Ik vind het
leuk wanneer iets nog niet gepositio­
neerd of geprofileerd is, om daar dan
mee aan de slag te gaan. Ik ben meer
een bouwer dan een bestuurder.
Na het fuseren van de verschillende
beroepsverenigingen was Kennis­
innovatie nog een onderschoven kindje.
Er waren al wel een aantal nieuwe
ontwikkelingen, zoals het tijdschrift, de
CPMO (commissie Product- en module­
ontwikkeling) en het KOOP-overleg
(Kennisontwikkeling opleiding onder­
zoek platform). Deze ontwikkelingen
maakten onderdeel uit van de porte­
feuille Kennisinnovatie. Daarnaast werd
er veel ad-hoc gedaan, vooral voor de
ontwikkeling van de multidisciplinaire
richtlijn. Het kostte toen veel tijd om
mensen met de juiste expertise bij elkaar
te krijgen om die richtlijn te ontwikke­
len. Dit werd ook een van mijn belang­
rijkste aandachtspunten, het organise­
ren van het werkveld. Hoe kunnen we
het werkveld zo organiseren, dat als er
vragen komen voor onderzoek en richt­
lijnontwikkeling, we de experts in beeld
hebben die dat kunnen doen? Dit is nog
steeds een belangrijk doel. Tegelijkertijd
is het ook een kwetsbaar doel, omdat
het allemaal drukke professionals zijn
die zich op vrijwillige basis inzetten voor
verdere professionalisering.
Wat heb je bereikt?
Wat we hebben bereikt is de organisatie
van het werkveld en het neerzetten van
de kennisontwikkelingsspiraal.
Onderdeel daarvan is de samenwerking
met lectoren, het overleggen met de
opleidingen en het formaliseren van de
onderlinge samenwerking.
Dat zijn allemaal processen die in de
week worden gelegd, het zijn processen
die je niet kan sturen en die tijd nodig
hebben. Drie jaar geleden kwam er een
behoorlijke boost, toen hebben alle
betrokken opleidingen mij in dienst
genomen voor 8 uur per week. Dat was
ook nodig, omdat op dat moment
vanuit het Zorginstituut Nederland en
Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGz de
ontwikkeling van zorgstandaarden en
generieke modules op gang kwam.
Waar ben je trots op?
Er staan een aantal mooie FVB-
kennis­netwerken, waaronder Affect­
regulerende vaktherapie en het
kennisnetwerk Onco­logie. Het FVB-
kennisnetwerk Autisme Spectrum
Stoornis is in ont­wikkeling.
Ik ben trots op de onderzoeksagenda
die voor de vaktherapeutische beroepen
is ontwikkeld, en op de commissie
Richtlijnen die proactief de evidentie in
kaart brengt. Ik ben ook trots op het
feit dat een aantal opleidingen docen­
ten heeft gedetacheerd naar die com­
missie Richtlijnen. Dat opleidingen het
als een gedeelde verantwoordelijkheid
interview
Huub Notermans, hogeschooldocent Dramatherapie en onderzoeker aan de
Hogeschool van Utrecht, neemt na acht jaar afscheid als bestuurslid Federatie
Vaktherapeutische Beroepen (FVB). Hij was voorzitter van de stuurgroep Kennisinnovatie.
Huub Notermans is opgeleid als dramatherapeut, bewegingsexpressietherapeut en
gezondheidswetenschapper met als specialisatie geestelijke gezondheidskunde. Hij heeft
als dramatherapeut en als psychomotorisch therapeut gewerkt. In dit interview kijken we
terug op deze acht jaar voorzitterschap van de stuurgroep Kennisinnovatie en kijken we
vooruit naar hoe hij de toekomst ziet van de vaktherapeutische beroepen. 	
Interview Huub Notermans, voormalig FVB-bestuurlid
Kennisinnovatie
‘Ik ben een bouwer’
Anouk Veltmann
“Met name dat er niets was,
maakte het voor mij interessant.
Ik houd van een uitdaging.”
Tijdschrift voor vaktherapie 2018/1, jaargang 14, © FVB | 11
ervaren om die evidentie in kaart te
brengen en te zorgen dat we goed
gepositioneerd worden in zorgstandaar­
den en richtlijnen, is heel mooi. Ik ben
ook trost op de vernieuwde handleiding
interventieontwikkeling die door de
CPMO ontwikkeld is. Waar ik specifiek
trots op ben is dat dit format steeds
meer voldoet aan de eisen die belang­
rijke stakeholders (o.a. Nederlands
Jeugdinstituut, Trimbos, Vilans) aan
interventiebeschrijvingen stellen.
Ik ben er eveneens trots op dat de net­
werken zich ontwikkelen. Netwerken
die onderling afhankelijk waren en zijn,
maar waar acht jaar geleden iedereen
nog op zijn eigen eilandje zat. Dat lec­
toraten, opleidingen en de beroepsver­
enigingen intensief samenwerken, daar
ben ik trots op.
Waar baal je van?
Om die kennisontwikkelingsspiraal goed
neer te zetten, zijn we sterk afhankelijk
van de werkveldgroepen. Wanneer vak­
therapeuten iets hebben ontwikkeld,
moeten ze dit durven delen zodat er
consensus over kan komen, om van
daaruit vervolgens een product of een
module te ontwikkelen. Het op gang
komen van die werkveldgroepen gaat
moeizaam. De professionals uit de prak­
tijk zijn moeilijk te motiveren, vooral door
externe factoren, zoals hoge werkbelas­
ting en weinig support vanuit de werk­
gever. Wat dat betreft zitten we nog in
de emancipatie van het vak. Veel instel­
lingen dragen therapie op handen, maar
als puntje bij paaltje komt en we ze
vragen te investeren, dan haken ze af.
Dat zegt ook iets over positionering en
professionalisering van de vakgroep. De
kennisontwikkelingsspiraal is mooi
gevormd maar nog een kwetsbaar
bouwwerk. Hoe krijgen we de praktijk
zo gemotiveerd om hiermee aan de slag
te gaan?
Wat hoop je dat er in de nabije
toekomst gaat gebeuren?
Ik hoop dat de FVB-kennisnetwerken
Huub Notermans
12
krijgt om een beroepstitel te verkrijgen,
de GZ-vaktherapeut. En ik hoop dat dit
vervolgens gaat leiden tot de BIG-
registratie, zodat we een beschermde
opleidingstitel krijgen. Wat ik het vak
gun, is dat er steeds meer in de vakthe­
rapeutische beroepen wordt geschre­
ven. Dat er een aantal gebieden zijn
gedifferentieerd, waar je de vakthera­
peutische beroepen op in kan zetten.
En ik hoop dat er onder elk gebied
differentiaties hangen, zodat de cliënt
die geïndiceerd wordt voor een vakthe­
rapeutische behandeling, kan kiezen via
welke vorm hij of zij dat wil doen. Ik
gun het vak meer body.
Aanbevolen literatuur en/of publicaties:
Deze referentie beschrijft een kennisontwik­
kelingsspiraal. De CPMO werkte hiermee en
heeft mij geïnspireerd.
•	 Nonaka, I. & Takeuchi, H. (1995). De kennis-
creërende onderneming. Hoe Japanse bedrij-
ven innovatieprocessen in gang zetten.
Schiedam: Scriptum Management.
Publicaties:
•	 Kaufmann, C. & Notermans, H. (2003). Ich
bilde mir das doch nicht ein. Pulsationen,
Zeitschrift des Arbeitskreises für Emotionale
Reintegration. 2003 (45), 7-19.
•	 Notermans, H. (M. Bühring, red.). Het
Chronisch Whiplashsyndroom: een integrale
aanpak. Tijdschrift voor Psychosomatische
Fysiotherapie, 1997 (1).
•	 Notermans, H. (2005). Diagnostiek in de
bewegingsexpressie therapie bij patiënten
met chronische pijn en chronische vermoeid­
heid: Een aanzet voor een diagnostisch
instrument. Zeist/Altrecht-GGz: Centrum voor
psychosomatiek, Eikenboom.
•	 Notermans, H. (2005). Diagnosticeren in
dramatherapie. In H. Smeijsters, (red.),
Praktijkonderzoek in vaktherapie, (pp.
89-111). Bussum: Coutinho.
•	 Notermans, H. (2010). Wat speelt er? Een
reflectie op dramatherapie voor adolescenten
met internaliserende problemen, Kind en
Adolescent 31-Jubileumnummer, 15-30.
•	 Notermans, H. (2010). Spelen met perspec­
tieven. Bouwstenen voor een ontwikkelings­
gerichte dramatherapie. Tijdschrift voor
vaktherapie. 6(1), 37-43.
•	 Notermans, H. (2012). Ontmoeten in spel,
Een dramatherapeutische interventie voor
adolescenten met internaliserend probleem­
gedrag. Opgevraagd van http://kenvak.
hszuyd.nl/files/Onlinepub/Ontmoeten.pdf
•	 Notermans, H. (2015). Een barometer voor
de positionering van de vaktherapeutische
beroepen. Tijdschrift voor vaktherapie, 11(4),
3-4.
E: Huub.notermans@hu.nl
generieke modules. Daar is echt heel
veel in geïnvesteerd en er is ongelooflijk
hard gewerkt door een grote groep van
betrokken vaktherapeuten. Dat stemt
hoopvol. Er is dus zeker voldoende wind
gecreëerd. Laten we voor nu vooral nog
in de change blijven en wind blijven
creëren. Dan houden we dynamiek. Het
hoeft niet meer zo hard te stormen
maar er moet wel verder gebouwd
worden.
En nu? Fight, flight of freeze?
Het is nu tijd voor ruimte in mijn hoofd.
Ik heb veel geïnvesteerd en hard
gewerkt. Nu is het weer even tijd voor
mezelf. Wat niet inhoudt dat ik stil ga
zitten. Mijn uren zijn alweer gevuld. Ik
volg een masterclass Opleidingskunde.
Even weer in de schoolbanken zitten en
gevoed worden. De masterclass past
ook bij de projecten die ik op dit
moment doe. We hebben net een
nieuw curriculum ontwikkeld. Ik ga mij
nu bezighouden met hoe we kunnen
aansluiten bij de opleiding Social Work
en hoe we daar gezamenlijk onderwijs
voor kunnen ontwikkelen.
Daarnaast blijf ik actief binnen de NVDT.
De onderzoeksagenda van de FVB is
klaar, dat betekent dat er op vereni­
gingsniveau ook een en ander gedaan
moet worden. Als commissielid van de
NVDT wil ik hierbinnen meedenkend en
uitvoerend zijn. Ik wil alleen even niet
ergens verantwoordelijk voor zijn.
Het is vijf jaar later. Waar sta je
dan?
Dan hoef ik nog maar twee jaar te
werken. Ik denk er zeker over na. Ik
zit nog te fantaseren of ik mij meer ga
richten op onderwijskunde. Als ik dat
doe, raak ik alleen de lijn kwijt met de
dramatherapie-opleiding, wat ik jammer
zou vinden. Voor nu ben ik tevreden.
Ik denk wel dat ik op een of andere
manier betrokken blijf bij kennisinno­
vatie.
Hoe staat het over vijf jaar met
de positie van de vaktherapeuti-
sche beroepen?
Ik hoop dat het werkveld het voor elkaar
in de nabije toekomst steeds meer
gaan samenwerken met de verenigin­
gen. Willen de verenigingen rondom
de transdiagnostische factoren hun
producten en modulen beschrij­
ven, dan hebben we daar de FVB-
kennisnetwerken nodig.
Nu is nog steeds de vraag: Bij welke
problematiek zet je welke vaktherapeu­
tische discipline in?
Het mooiste is uiteindelijk dat de cliënt
kan kiezen. Bij deze problematiek, met
die transdiagnostische factoren, kan
je kiezen voor deze vaktherapeutische
disciplines. Zo bereiken we dat er vanuit
het vaktherapeutisch denken minder
onderscheid wordt gemaakt tussen de
verschillende disciplines.
De kennisontwikkelingsspiraal heeft
zich gevormd ondanks zijn hiaten en
kwetsbaarheden.
Voor de werkveldgroepen die producten
en modules ontwikkelen ligt er nu de
kans de producten uit te gaan werken
naar modules. Daarmee moeten pro­
cesevaluaties worden gedaan, waaruit
blijkt dat ze uitvoerbaar zijn in de prak­
tijk. Op dat moment kunnen de modu­
les ingezet gaan worden voor verder
onderzoek. Dit sluit aan bij de onder­
zoeksagenda voor de vaktherapeuti­
sche beroepen. Die procesevaluaties van
de modules hebben we nodig om de
modules in de zorgstandaarden en de
generieke modules te krijgen.
Nu twee jaar later, in welke
atmosfeer bevinden we ons nu
en welke kant gaan we op?
In het Tijdschrift voor vaktherapie (jaar-
gang 2015, nummer 4) schreef je een
mooie inleiding over ‘een barometer
voor de positionering van de vakthera-
peutische beroepen’. Je gebruik­te hierin
de metaforische beschrijving van een
barometer die onderscheid maakt
tussen very sunny, fair, change, rain en
stormy. We bevonden ons op dat
moment in de change, schreef je. En je
deed een oproep om vooral wind te
creëren. Is dat gelukt?
We mogen trots zijn op hoe de vakthe­
rapeutische beroepen een plek hebben
gekregen in de zorgstandaarden en de

More Related Content

Similar to Interview met huub notermans

Handen en voeten geven aan duurzaam organiseren Tonnie van der Zouwen 2015
Handen en voeten geven aan duurzaam organiseren Tonnie van der Zouwen 2015Handen en voeten geven aan duurzaam organiseren Tonnie van der Zouwen 2015
Handen en voeten geven aan duurzaam organiseren Tonnie van der Zouwen 2015Tonnie Van Der Zouwen
 
intervisie in de opleiding tot medisch specialist
intervisie in de opleiding tot medisch specialistintervisie in de opleiding tot medisch specialist
intervisie in de opleiding tot medisch specialistGert Roos
 
Eindopdracht HBO Management
Eindopdracht HBO ManagementEindopdracht HBO Management
Eindopdracht HBO ManagementMarjolein Groen
 
Voorproefje handboek teamcoaching met de authentieke dialoog
Voorproefje handboek teamcoaching met de authentieke dialoogVoorproefje handboek teamcoaching met de authentieke dialoog
Voorproefje handboek teamcoaching met de authentieke dialoogVeronique Kilian
 
Jaarverslag sociale-innovatie-2014 def
Jaarverslag sociale-innovatie-2014 defJaarverslag sociale-innovatie-2014 def
Jaarverslag sociale-innovatie-2014 defSietse Rauwerdink
 
Visie op leren voor het beroepsonderwijs
Visie op leren voor het beroepsonderwijsVisie op leren voor het beroepsonderwijs
Visie op leren voor het beroepsonderwijsNoordhoff Health
 
Leren en innoveren in het beroepsonderwijs
Leren en innoveren in het beroepsonderwijsLeren en innoveren in het beroepsonderwijs
Leren en innoveren in het beroepsonderwijsNoordhoff Health
 
Nieuwsbrief 10 hrm avans def
Nieuwsbrief 10 hrm avans defNieuwsbrief 10 hrm avans def
Nieuwsbrief 10 hrm avans defAvansAlumniHRM
 
2015 28 september Dudok Den Haag2
2015 28 september Dudok Den Haag22015 28 september Dudok Den Haag2
2015 28 september Dudok Den Haag2Maaike Miedema
 
Interview met Jacqui Brassey - Hoe verdraag je ongemak?
Interview met Jacqui Brassey - Hoe verdraag je ongemak? Interview met Jacqui Brassey - Hoe verdraag je ongemak?
Interview met Jacqui Brassey - Hoe verdraag je ongemak? JBrassey
 
F.A.Q. bij de workshop "STEM-activiteiten ontwikkelen"; Pieter van der Hijden
F.A.Q. bij de workshop "STEM-activiteiten ontwikkelen"; Pieter van der Hijden F.A.Q. bij de workshop "STEM-activiteiten ontwikkelen"; Pieter van der Hijden
F.A.Q. bij de workshop "STEM-activiteiten ontwikkelen"; Pieter van der Hijden Pieter van der Hijden
 
Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werken
Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werkenHandreiking lesopzet docenten wijkgericht werken
Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werkenEvelien Verkade
 
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)Evelien Verkade
 
Andere tijden slim personeelsbeleid
Andere tijden   slim personeelsbeleidAndere tijden   slim personeelsbeleid
Andere tijden slim personeelsbeleidAndereTijden
 
Hogeschool Rotterdam - De kunst van het begeleiden
Hogeschool Rotterdam - De kunst van het begeleiden Hogeschool Rotterdam - De kunst van het begeleiden
Hogeschool Rotterdam - De kunst van het begeleiden Esther Groenewegen
 

Similar to Interview met huub notermans (20)

Handen en voeten geven aan duurzaam organiseren Tonnie van der Zouwen 2015
Handen en voeten geven aan duurzaam organiseren Tonnie van der Zouwen 2015Handen en voeten geven aan duurzaam organiseren Tonnie van der Zouwen 2015
Handen en voeten geven aan duurzaam organiseren Tonnie van der Zouwen 2015
 
Cv coach jb
Cv coach jbCv coach jb
Cv coach jb
 
intervisie in de opleiding tot medisch specialist
intervisie in de opleiding tot medisch specialistintervisie in de opleiding tot medisch specialist
intervisie in de opleiding tot medisch specialist
 
Eindopdracht HBO Management
Eindopdracht HBO ManagementEindopdracht HBO Management
Eindopdracht HBO Management
 
Voorproefje handboek teamcoaching met de authentieke dialoog
Voorproefje handboek teamcoaching met de authentieke dialoogVoorproefje handboek teamcoaching met de authentieke dialoog
Voorproefje handboek teamcoaching met de authentieke dialoog
 
Jaarverslag sociale-innovatie-2014 def
Jaarverslag sociale-innovatie-2014 defJaarverslag sociale-innovatie-2014 def
Jaarverslag sociale-innovatie-2014 def
 
ArtikelSamenSterk
ArtikelSamenSterkArtikelSamenSterk
ArtikelSamenSterk
 
Visie op leren voor het beroepsonderwijs
Visie op leren voor het beroepsonderwijsVisie op leren voor het beroepsonderwijs
Visie op leren voor het beroepsonderwijs
 
Leren en innoveren in het beroepsonderwijs
Leren en innoveren in het beroepsonderwijsLeren en innoveren in het beroepsonderwijs
Leren en innoveren in het beroepsonderwijs
 
Nieuwsbrief 10 hrm avans def
Nieuwsbrief 10 hrm avans defNieuwsbrief 10 hrm avans def
Nieuwsbrief 10 hrm avans def
 
Leren en veranderen voor de 21e eeuw
Leren en veranderen voor de 21e eeuwLeren en veranderen voor de 21e eeuw
Leren en veranderen voor de 21e eeuw
 
2015 28 september Dudok Den Haag2
2015 28 september Dudok Den Haag22015 28 september Dudok Den Haag2
2015 28 september Dudok Den Haag2
 
Interview met Jacqui Brassey - Hoe verdraag je ongemak?
Interview met Jacqui Brassey - Hoe verdraag je ongemak? Interview met Jacqui Brassey - Hoe verdraag je ongemak?
Interview met Jacqui Brassey - Hoe verdraag je ongemak?
 
F.A.Q. bij de workshop "STEM-activiteiten ontwikkelen"; Pieter van der Hijden
F.A.Q. bij de workshop "STEM-activiteiten ontwikkelen"; Pieter van der Hijden F.A.Q. bij de workshop "STEM-activiteiten ontwikkelen"; Pieter van der Hijden
F.A.Q. bij de workshop "STEM-activiteiten ontwikkelen"; Pieter van der Hijden
 
Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werken
Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werkenHandreiking lesopzet docenten wijkgericht werken
Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werken
 
Kennisdelen in het Steunpunt Expertisenetwerken
Kennisdelen in het Steunpunt ExpertisenetwerkenKennisdelen in het Steunpunt Expertisenetwerken
Kennisdelen in het Steunpunt Expertisenetwerken
 
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)
 
Andere tijden slim personeelsbeleid
Andere tijden   slim personeelsbeleidAndere tijden   slim personeelsbeleid
Andere tijden slim personeelsbeleid
 
NBTP_mrt_2015_DEF
NBTP_mrt_2015_DEFNBTP_mrt_2015_DEF
NBTP_mrt_2015_DEF
 
Hogeschool Rotterdam - De kunst van het begeleiden
Hogeschool Rotterdam - De kunst van het begeleiden Hogeschool Rotterdam - De kunst van het begeleiden
Hogeschool Rotterdam - De kunst van het begeleiden
 

Interview met huub notermans

  • 1. 10 Welke persoonlijke drijfveren hebben jou bewogen om voor- zitter te worden van de stuur- groep Kennisinnovatie? Een persoonlijke drijfveer was er niet. Ik was toentertijd bezig met mijn pro­ motieonderzoek, wat veel tijd kostte. Mede door druk van buitenaf heb ik mij, na wat een oriënterend gesprek zou zijn, verbonden aan deze functie. Met name dat er niets was, maakte het voor mij interessant. Ik houd van een uitdaging. Ik vind het leuk wanneer iets nog niet gepositio­ neerd of geprofileerd is, om daar dan mee aan de slag te gaan. Ik ben meer een bouwer dan een bestuurder. Na het fuseren van de verschillende beroepsverenigingen was Kennis­ innovatie nog een onderschoven kindje. Er waren al wel een aantal nieuwe ontwikkelingen, zoals het tijdschrift, de CPMO (commissie Product- en module­ ontwikkeling) en het KOOP-overleg (Kennisontwikkeling opleiding onder­ zoek platform). Deze ontwikkelingen maakten onderdeel uit van de porte­ feuille Kennisinnovatie. Daarnaast werd er veel ad-hoc gedaan, vooral voor de ontwikkeling van de multidisciplinaire richtlijn. Het kostte toen veel tijd om mensen met de juiste expertise bij elkaar te krijgen om die richtlijn te ontwikke­ len. Dit werd ook een van mijn belang­ rijkste aandachtspunten, het organise­ ren van het werkveld. Hoe kunnen we het werkveld zo organiseren, dat als er vragen komen voor onderzoek en richt­ lijnontwikkeling, we de experts in beeld hebben die dat kunnen doen? Dit is nog steeds een belangrijk doel. Tegelijkertijd is het ook een kwetsbaar doel, omdat het allemaal drukke professionals zijn die zich op vrijwillige basis inzetten voor verdere professionalisering. Wat heb je bereikt? Wat we hebben bereikt is de organisatie van het werkveld en het neerzetten van de kennisontwikkelingsspiraal. Onderdeel daarvan is de samenwerking met lectoren, het overleggen met de opleidingen en het formaliseren van de onderlinge samenwerking. Dat zijn allemaal processen die in de week worden gelegd, het zijn processen die je niet kan sturen en die tijd nodig hebben. Drie jaar geleden kwam er een behoorlijke boost, toen hebben alle betrokken opleidingen mij in dienst genomen voor 8 uur per week. Dat was ook nodig, omdat op dat moment vanuit het Zorginstituut Nederland en Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGz de ontwikkeling van zorgstandaarden en generieke modules op gang kwam. Waar ben je trots op? Er staan een aantal mooie FVB- kennis­netwerken, waaronder Affect­ regulerende vaktherapie en het kennisnetwerk Onco­logie. Het FVB- kennisnetwerk Autisme Spectrum Stoornis is in ont­wikkeling. Ik ben trots op de onderzoeksagenda die voor de vaktherapeutische beroepen is ontwikkeld, en op de commissie Richtlijnen die proactief de evidentie in kaart brengt. Ik ben ook trots op het feit dat een aantal opleidingen docen­ ten heeft gedetacheerd naar die com­ missie Richtlijnen. Dat opleidingen het als een gedeelde verantwoordelijkheid interview Huub Notermans, hogeschooldocent Dramatherapie en onderzoeker aan de Hogeschool van Utrecht, neemt na acht jaar afscheid als bestuurslid Federatie Vaktherapeutische Beroepen (FVB). Hij was voorzitter van de stuurgroep Kennisinnovatie. Huub Notermans is opgeleid als dramatherapeut, bewegingsexpressietherapeut en gezondheidswetenschapper met als specialisatie geestelijke gezondheidskunde. Hij heeft als dramatherapeut en als psychomotorisch therapeut gewerkt. In dit interview kijken we terug op deze acht jaar voorzitterschap van de stuurgroep Kennisinnovatie en kijken we vooruit naar hoe hij de toekomst ziet van de vaktherapeutische beroepen. Interview Huub Notermans, voormalig FVB-bestuurlid Kennisinnovatie ‘Ik ben een bouwer’ Anouk Veltmann “Met name dat er niets was, maakte het voor mij interessant. Ik houd van een uitdaging.”
  • 2. Tijdschrift voor vaktherapie 2018/1, jaargang 14, © FVB | 11 ervaren om die evidentie in kaart te brengen en te zorgen dat we goed gepositioneerd worden in zorgstandaar­ den en richtlijnen, is heel mooi. Ik ben ook trost op de vernieuwde handleiding interventieontwikkeling die door de CPMO ontwikkeld is. Waar ik specifiek trots op ben is dat dit format steeds meer voldoet aan de eisen die belang­ rijke stakeholders (o.a. Nederlands Jeugdinstituut, Trimbos, Vilans) aan interventiebeschrijvingen stellen. Ik ben er eveneens trots op dat de net­ werken zich ontwikkelen. Netwerken die onderling afhankelijk waren en zijn, maar waar acht jaar geleden iedereen nog op zijn eigen eilandje zat. Dat lec­ toraten, opleidingen en de beroepsver­ enigingen intensief samenwerken, daar ben ik trots op. Waar baal je van? Om die kennisontwikkelingsspiraal goed neer te zetten, zijn we sterk afhankelijk van de werkveldgroepen. Wanneer vak­ therapeuten iets hebben ontwikkeld, moeten ze dit durven delen zodat er consensus over kan komen, om van daaruit vervolgens een product of een module te ontwikkelen. Het op gang komen van die werkveldgroepen gaat moeizaam. De professionals uit de prak­ tijk zijn moeilijk te motiveren, vooral door externe factoren, zoals hoge werkbelas­ ting en weinig support vanuit de werk­ gever. Wat dat betreft zitten we nog in de emancipatie van het vak. Veel instel­ lingen dragen therapie op handen, maar als puntje bij paaltje komt en we ze vragen te investeren, dan haken ze af. Dat zegt ook iets over positionering en professionalisering van de vakgroep. De kennisontwikkelingsspiraal is mooi gevormd maar nog een kwetsbaar bouwwerk. Hoe krijgen we de praktijk zo gemotiveerd om hiermee aan de slag te gaan? Wat hoop je dat er in de nabije toekomst gaat gebeuren? Ik hoop dat de FVB-kennisnetwerken Huub Notermans
  • 3. 12 krijgt om een beroepstitel te verkrijgen, de GZ-vaktherapeut. En ik hoop dat dit vervolgens gaat leiden tot de BIG- registratie, zodat we een beschermde opleidingstitel krijgen. Wat ik het vak gun, is dat er steeds meer in de vakthe­ rapeutische beroepen wordt geschre­ ven. Dat er een aantal gebieden zijn gedifferentieerd, waar je de vakthera­ peutische beroepen op in kan zetten. En ik hoop dat er onder elk gebied differentiaties hangen, zodat de cliënt die geïndiceerd wordt voor een vakthe­ rapeutische behandeling, kan kiezen via welke vorm hij of zij dat wil doen. Ik gun het vak meer body. Aanbevolen literatuur en/of publicaties: Deze referentie beschrijft een kennisontwik­ kelingsspiraal. De CPMO werkte hiermee en heeft mij geïnspireerd. • Nonaka, I. & Takeuchi, H. (1995). De kennis- creërende onderneming. Hoe Japanse bedrij- ven innovatieprocessen in gang zetten. Schiedam: Scriptum Management. Publicaties: • Kaufmann, C. & Notermans, H. (2003). Ich bilde mir das doch nicht ein. Pulsationen, Zeitschrift des Arbeitskreises für Emotionale Reintegration. 2003 (45), 7-19. • Notermans, H. (M. Bühring, red.). Het Chronisch Whiplashsyndroom: een integrale aanpak. Tijdschrift voor Psychosomatische Fysiotherapie, 1997 (1). • Notermans, H. (2005). Diagnostiek in de bewegingsexpressie therapie bij patiënten met chronische pijn en chronische vermoeid­ heid: Een aanzet voor een diagnostisch instrument. Zeist/Altrecht-GGz: Centrum voor psychosomatiek, Eikenboom. • Notermans, H. (2005). Diagnosticeren in dramatherapie. In H. Smeijsters, (red.), Praktijkonderzoek in vaktherapie, (pp. 89-111). Bussum: Coutinho. • Notermans, H. (2010). Wat speelt er? Een reflectie op dramatherapie voor adolescenten met internaliserende problemen, Kind en Adolescent 31-Jubileumnummer, 15-30. • Notermans, H. (2010). Spelen met perspec­ tieven. Bouwstenen voor een ontwikkelings­ gerichte dramatherapie. Tijdschrift voor vaktherapie. 6(1), 37-43. • Notermans, H. (2012). Ontmoeten in spel, Een dramatherapeutische interventie voor adolescenten met internaliserend probleem­ gedrag. Opgevraagd van http://kenvak. hszuyd.nl/files/Onlinepub/Ontmoeten.pdf • Notermans, H. (2015). Een barometer voor de positionering van de vaktherapeutische beroepen. Tijdschrift voor vaktherapie, 11(4), 3-4. E: Huub.notermans@hu.nl generieke modules. Daar is echt heel veel in geïnvesteerd en er is ongelooflijk hard gewerkt door een grote groep van betrokken vaktherapeuten. Dat stemt hoopvol. Er is dus zeker voldoende wind gecreëerd. Laten we voor nu vooral nog in de change blijven en wind blijven creëren. Dan houden we dynamiek. Het hoeft niet meer zo hard te stormen maar er moet wel verder gebouwd worden. En nu? Fight, flight of freeze? Het is nu tijd voor ruimte in mijn hoofd. Ik heb veel geïnvesteerd en hard gewerkt. Nu is het weer even tijd voor mezelf. Wat niet inhoudt dat ik stil ga zitten. Mijn uren zijn alweer gevuld. Ik volg een masterclass Opleidingskunde. Even weer in de schoolbanken zitten en gevoed worden. De masterclass past ook bij de projecten die ik op dit moment doe. We hebben net een nieuw curriculum ontwikkeld. Ik ga mij nu bezighouden met hoe we kunnen aansluiten bij de opleiding Social Work en hoe we daar gezamenlijk onderwijs voor kunnen ontwikkelen. Daarnaast blijf ik actief binnen de NVDT. De onderzoeksagenda van de FVB is klaar, dat betekent dat er op vereni­ gingsniveau ook een en ander gedaan moet worden. Als commissielid van de NVDT wil ik hierbinnen meedenkend en uitvoerend zijn. Ik wil alleen even niet ergens verantwoordelijk voor zijn. Het is vijf jaar later. Waar sta je dan? Dan hoef ik nog maar twee jaar te werken. Ik denk er zeker over na. Ik zit nog te fantaseren of ik mij meer ga richten op onderwijskunde. Als ik dat doe, raak ik alleen de lijn kwijt met de dramatherapie-opleiding, wat ik jammer zou vinden. Voor nu ben ik tevreden. Ik denk wel dat ik op een of andere manier betrokken blijf bij kennisinno­ vatie. Hoe staat het over vijf jaar met de positie van de vaktherapeuti- sche beroepen? Ik hoop dat het werkveld het voor elkaar in de nabije toekomst steeds meer gaan samenwerken met de verenigin­ gen. Willen de verenigingen rondom de transdiagnostische factoren hun producten en modulen beschrij­ ven, dan hebben we daar de FVB- kennisnetwerken nodig. Nu is nog steeds de vraag: Bij welke problematiek zet je welke vaktherapeu­ tische discipline in? Het mooiste is uiteindelijk dat de cliënt kan kiezen. Bij deze problematiek, met die transdiagnostische factoren, kan je kiezen voor deze vaktherapeutische disciplines. Zo bereiken we dat er vanuit het vaktherapeutisch denken minder onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende disciplines. De kennisontwikkelingsspiraal heeft zich gevormd ondanks zijn hiaten en kwetsbaarheden. Voor de werkveldgroepen die producten en modules ontwikkelen ligt er nu de kans de producten uit te gaan werken naar modules. Daarmee moeten pro­ cesevaluaties worden gedaan, waaruit blijkt dat ze uitvoerbaar zijn in de prak­ tijk. Op dat moment kunnen de modu­ les ingezet gaan worden voor verder onderzoek. Dit sluit aan bij de onder­ zoeksagenda voor de vaktherapeuti­ sche beroepen. Die procesevaluaties van de modules hebben we nodig om de modules in de zorgstandaarden en de generieke modules te krijgen. Nu twee jaar later, in welke atmosfeer bevinden we ons nu en welke kant gaan we op? In het Tijdschrift voor vaktherapie (jaar- gang 2015, nummer 4) schreef je een mooie inleiding over ‘een barometer voor de positionering van de vakthera- peutische beroepen’. Je gebruik­te hierin de metaforische beschrijving van een barometer die onderscheid maakt tussen very sunny, fair, change, rain en stormy. We bevonden ons op dat moment in de change, schreef je. En je deed een oproep om vooral wind te creëren. Is dat gelukt? We mogen trots zijn op hoe de vakthe­ rapeutische beroepen een plek hebben gekregen in de zorgstandaarden en de