1. ‘EEN APOTHEKER MOET DURVEN
DISCUSSIËREN MET EEN
HUISARTS OF SPECIALIST’
I N T E R V I E W I N T E R V I E W I N T E R V I E W
FotoMennoBausch
8
|Pharmweekbl23oktober2015;150–43
2. |Pharmweekbl23oktober2015;150–43
Apotheker, docent en cursusleider
Chiel Ebbelaar is openbaar apotheker in IJsselstein in een cluster van drie
apotheken. Daarnaast is hij, nu bijna zeven jaar, als docent verbonden aan
de vakgroep Klinische Farmacologie en Epidemiologie van de Universiteit
Utrecht. Ook is hij wetenschappelijk coördinator van het Geïntegreerde
Farmaceutische Zorgprogramma van Mediq apotheken. Hij geeft post
academisch onderwijs aan zowel apothekers als huisartsen; hij is onder
andere cursusleider van de big-6-cyclus van pao-farmacie en het klinische
nascholingsprogramma van Mediq.
Auteur Frans van den
Houdt
Opleiding wordt aangepast aan nieuwe rol apotheker als medebehandelaar
“Nu het beroep van apotheker in sneltrein
vaart verandert kan de opleiding niet achter
blijven”, zegt Chiel Ebbelaar. “Sinds de
apotheekzorg onder de wgbo valt wordt
er door patiënten en zorgverzekeraars veel
van apothekers verwacht. De apotheker is
medeverantwoordelijk voor de behandeling
van een patiënt en moet daar pro-actief aan
bijdragen. Dat moet leiden tot optimale be
handeluitkomsten. Dat gaat veel verder dan
medicatiebewaking en -begeleiding.”
Hielden apothekers zich lange tijd vooral
bezig met procesbewaking, tegenwoordig
moeten ze volgens Ebbelaar zelf verantwoor
delijkheid en behandelbeslissingen nemen.
“Ze moeten durven optreden. Niet langer
passief signaleren, maar pro-actief adviseren.
Afstand nemen van hun oude rol en zich
profileren als pro-actieve zorgverleners die
hun farmaceutische kennis gebruiken om zelf
behandelinterventies te initiëren. Stel een
patiënt komt met een bijwerking op een anti
depressivum: dan wordt nog te vaak naar de
arts verwezen! De apotheker zou echter moe
ten vragen wat de patiënt belangrijk vindt
en zelf contact moeten opnemen met de arts
voor een advies.”
Onzekerheid
Een drempel is dat veel apothekers niet be
schikken over genoemde vaardigheden en
parate kennis, signaleert Ebbelaar. “Onzeker
heid speelt hen parten. Ze vragen zich steeds
af of ze wel de juiste beslissing nemen. Ze
zijn heel erg gewend te denken in regeltjes en
vinden het lastig om hiervan weloverwogen
af te wijken. Ze willen graag alles honderd
procent zeker weten, maar dat is in de dage
lijkse, klinische praktijk helaas niet mogelijk.
Je moet kunnen optreden zonder die absolu
te zekerheid. Apothekers moeten die nieuwe
rol pakken en bewijzen dat ze die aankunnen.
Daar is durf voor nodig.”
Om hen vertrouwd te maken met hun nieuwe
rol geeft Ebbelaar trainingen in klinisch rede
neren aan apothekers, aangeboden door
Mediq en de big-6-cyclus pao-Farmacie.
“De animo voor de cursussen is gelukkig
groot.Veel apothekers willen zich laten bij
scholen en de lacune in hun kennis opvullen.”
Centraal in de training staat dat apothekers
leren redeneren en in staat zijn het klinische
beeld goed te begrijpen. “Om vervolgens op
individuele basis en richtlijnoverschrijdend
beslissingen te nemen”, aldus Ebbelaar.
Van passief signaleren
naar pro-actief adviseren
Apothekers moeten niet langer passief signaleren, maar actief adviseren
en klinisch optreden, vindt openbaar apotheker en docent aan de
Universiteit Utrecht Chiel Ebbelaar. Met postacademisch onderwijs en
een nieuw curriculum moeten huidige en toekomstige apothekers worden
klaargestoomd voor hun nieuwe rol. “Alleen zo kan maatwerk worden
geleverd aan de patiënt.”
9
3. |Pharmweekbl23oktober2015;150–43
I N T E R V I E W I N T E R V I E W I N T E R V I E W
MFB’S HEBBEN
EEN SIGNAAL-
FUNCTIE, MAAR
DE APOTHEKER
MOET ZE
ZELF INTER-
PRETEREN
Bij de trainingen zijn vaak ook specialisten
betrokken, zoals een psychiater, longarts
en internist. “De apotheker moet durven
discussiëren met een huisarts of specialist
als hij vindt dat die niet goed voorschrijft.
Daar is zelfvertrouwen voor nodig. En de
basis van zelfvertrouwen is kennis. Die
moet worden vergroot, zodat je klinisch
kunt beargumenteren dat in het belang van
de individuele patiënt niet middel A, maar
middel B voorgeschreven moet worden.
Voorschrijven wordt zo steeds doelgerichter.”
mfb’s
Ebbelaar wijst op de medisch-farmaceutische
beslisregels (mfb’s). “Mooi dat ze er zijn,
maar ze worden steeds complexer en apothe
kers moeten inhoudelijk goed onderlegd zijn
om de juiste klinische afweging te maken.
Want mfb’s vormen een beginpunt, geen
eindpunt. Ze hebben een signaalfunctie,
maar vervolgens moet de apotheker ze zelf
interpreteren, per patiënt.”
Dat laatste is hard nodig, benadrukt Ebbe
laar, want mfb’s zijn volgens hem soms een
“gigantische simplificatie van de realiteit”.
Als voorbeeld geeft hij de combinatie van
een oraal anticoagulans met een plaatjes
remmer. “Als je de beslisboom van deze
mfb volgt, lijkt de beslissing heel eenvoudig.
Maar er zijn veel risicofactoren waarmee je
rekening moet houden, zoals event history,
risico op trombo-embolische complicaties en
bloedingsrisico.”
Om goed op de nieuwe praktijk te kunnen
inspelen is het belangrijk dat het curriculum
op de universiteit wordt aangepast, bena
drukt Ebbelaar. Het huidige leerplan dateert
van 2000 en hoewel het de laatste jaren al
ingrijpend is veranderd, is het nog altijd on
voldoende toegespitst op huidige en toekom
stige ontwikkelingen.
“In de oorspronkelijke opleiding lag de na
druk op de chemisch-analytische kant van
het vak, was er veel aandacht voor bereidin
gen. In het huidige curriculum gaat het veel
meer om farmacotherapie en patiëntenzorg.
De volgende stap – in het nieuwe curricu-
lum – is dat apothekers leren klinisch te
redeneren, zodat ze een gelijkwaardige ge
sprekspartner worden van de huisarts.”
Hoewel het huidige curriculum van de
School of Pharmacy al veel beter is toe
gespitst op de veranderingen in de farma
ceutische praktijk, zijn nieuwe aanpassingen
noodzakelijk. Ebbelaar: “Het nieuwe curricu
lum, dat in 2016 wordt ingevoerd, moet nog
meer op de individuele patiënt zijn gericht,
zodat de apotheker maatwerk kan leveren.”
Hoger niveau
Groot manco van het huidige leerplan is dat
de driejarige bacheloropleiding, die vooraf
gaat aan de driejarige masteropleiding tot
apotheker, breed en algemeen is. Ebbelaar:
“Ik vind dat studenten in de eerste drie jaar
veel gerichter moeten worden opgeleid voor
het vak van apotheker. Zoals een arts vanaf
dag één weet dat hij als arts wordt opgeleid.
Als je als apotheker pas in jaar vier begint,
sta je vanaf het begin al met 1-0 achter.”
“Hoewel de bachelor ook in het nieuwe
curriculum breed blijft, is het voorstel om in
de nieuwe bacheloropleiding meer farmaco
therapie en klinische aspecten op te nemen,
zodat er vanaf het begin aandacht is voor
patiëntenzorg.Tijdens de master staat vooral
geïntegreerde kennis over aandoeningen en
geneesmiddelen centraal. Na zijn studie kan
de apotheker dan op een hoger niveau begin
nen, zodat hij weet hoe te handelen bij bij
voorbeeld multimorbiditeit en polyfarmacie.”
Ebbelaar vindt het belangrijk dat goede con
tacten worden onderhouden met de studie
geneeskunde. “Studenten geneeskunde heb
ben geen idee wat farmaciestudenten kunnen
en doen.Terwijl het voor beide groepen
prettig is een goede sparringpartner te heb
ben tijdens de studie en later in de praktijk.
Multidisciplinaire samenwerking is heel fijn,
onder meer bij medicatiebeoordelingen voor
ouderen. Daar heeft de patiënt baat bij, maar
dan moet de apotheker wel iemand zijn met
kennis van zaken.”
Eerst meer, nu weer minder apothekers
Het aantal kandidaten dat hun master farmacie behaalde en de farmaceuti
sche faculteiten in Utrecht en Groningen met een apothekersdiploma verliet,
is in 2014 met achttien gestegen tot 236. De toename is in lijn met de lichte
groei van het aantal eerstejaarsstudenten zes jaar eerder in 2008. Omdat de
aantallen eerstejaars zowel in 2009 als in 2010 afnamen, zullen naar ver
wachting in 2015 en 2016 minder apothekers afstuderen dan vorig jaar.
11