In de VAL junior aanpak staan de leeractiviteiten voor de leerlingen beschreven in leeropdrachten. Die opdrachten staan in de virtuele leeromgeving. Ze sturen aan op on- en offline activiteiten, zoals informatie zoeken, leerproducten maken, tips geven op elkaars werk enz. Die activiteiten maken deel uit van de stappen uit het VAL junior leerproces dat bekend is bij de leerlingen.
2. De opdrachten staan in de
leeromgeving. In de opdracht
staat ‘stuurinformatie’. De
leerlingen kunnen de
opdrachten zelfstandig
uitvoeren.
In de opdracht staan de stappen
beschreven uit het leerproces.
3. In deze zin wordt een vraag gesteld aan de
leerlingen rondom het onderwerp als
inleiding. Het is een zogenaamde inleefzin.
Leerpad
Hier staat beschreven wat de
leerlingen gaan maken en waarover.
Zo beknopt mogelijk.
Met criteria aan het leerproduct.
Leerpad aantal min.
• Hier staan de stappen die de leerling kan nemen
om het leerproduct te maken. Kortom: hoe kan ik
het leerproduct maken?
• Het zijn concrete handelingen: Bekijk, schrijf
op, of maak, in plaats van ‘denk na over’.
• Er wordt verwezen naar informatiebronnen die
de kinderen kunnen bekijken óf dat ze zelf
bronnen gaan zoeken.
• Veel handelingen geven meer sturing, minder
handelingen geven meer ruimte.
• De leerlingen kunnen hun leerproduct in hun
portfolio zetten.
Soms staat hier nog een tip, een grapje of een
aanmoediging. De zogenaamde uitzwaaizin.
4. Een leeropdracht wordt ontworpen met de
principes van beeldschermtaal in het achterhoofd:
korte zinnen, vaste titels, bullets, met tekstvakken
(object georiënteerd) en een herkenbare structuur.
Samenleren
Hier staat beschreven op welke
manieren in de klas samen kunnen
werken of in de leeromgeving.
Bijvoorbeeld door tips te
geven, leervragen te
stellen/beantwoorden, of te reageren
op elkaars stellingen.
Topwerk aantal min.
• Hier staan de stappen die de leerling kan nemen
om zijn leerproduct te verbeteren.
• De leerlingen kunnen hun verbeterde leerproduct
in hun portfolio zetten.
• De tweede versie van het leerproduct kunnen ze
verplaatsen naar Topwerk.
• In de leeromgeving staat alle Topwerk bij elkaar.
De leerlingen kunnen elkaars werk een
waardering geven op verschillende criteria.
Groepsbijeenkomst
Soms staat hier een verwijzing naar een bijeenkomst in
de klas, als brug tussen de virtuele en fysieke
leeractiviteiten.
5.
6. Stuurinformatie
• In de opdrachten staat stuurinformatie
• Er wordt gestuurd op leeractiviteiten
(leerproduct maken, tips geven, test
invullen, reageren op stellingen)
• En verwezen naar broninformatie
Broninformatie
• Op andere plekken in de leeromgeving
staan documenten, zoals hulpkaarten
of formulieren, interessante websites
met tekst en/of filmpjes.
• Het bekijken van informatie is altijd
gekoppeld aan een leeractiviteit.