2. Bewegingstussendoortjes
Dierenpuzzel
Spelverloop
- Iedereen krijgt een puzzelstuk van een dierenpuzzel.
- Je beeldt het dier uit dat jij gekregen hebt. Daarna loop je door de klas terwijl
je het uitbeeldt. Zoek de klasgenoten die hetzelfde dier uitbeelden als jij.
Vorm dan de puzzel.
- De groep die het eerst de puzzel heeft samengebracht, wint.
Opmerking
Indien het uitbeelden te moeilijk is, mogen de leerlingen ook het geluid maken
dat bij zijn/haar dier past.
Tijdsduur
5-10 minuten
Benodigdheden
Dierenpuzzel per 4 – 6 kinderen
2
4. Acrobaten
Spelverloop
De circusdirecteur is op zoek naar nog zeer goede acrobaten. Hij heeft mij
gevraagd om mee te helpen zoeken. Hij vroeg of ik eens wou kijken of er in
deze klas goede acrobaten zitten!
Maar een acrobaat zit niet stil, hij beweegt. Dus we moeten ons achter onze
stoel zetten.
Ik ga eens kijken of er in deze klas goede acrobaten zitten, dan kan ik dat
zeggen tegen de directeur!
• Elke acrobaat springt ’s morgens 10 keer omhoog.
• Daarna maakt hij cirkels met zijn armen. Eerst kleine cirkels. De cirkels
worden groter en groter en groter!
• Vervolgens maakt hij zich klein en wordt hij zeer groot ( de kinderen maken
hurken neer en springen dan in de lucht om zich zo groot mogelijk te
maken).
Weet je wat de acrobaat daarna doet?
Hij gaat op bezoek bij de apen.
- Wie kan er eens een aap nadoen?
- We gaan allemaal eens een aap nadoen.
’s Middags zorgt de acrobaat ervoor dat de apen fit genoeg zijn. Daarvoor moet
de acrobaat bewegen zoals een aap beweegt.
“We zijn dus nu allemaal apen”.
• De acrobaat laat de apen eerst 2 keer in het rond draaien.
• Daarna springen de apen 2 keer zeer hoog en tikken ze de grond.
• De apen openen hun armen en klappen in hun handen. Dit doen ze 3 keer.
• En als laatste mogen de apen dansen!
….
Tijdsduur
5 minuten
Benodigdheden
4
5. Beloningssysteem
Uitleg
Omdat we rond het thema circus werken, leek het ons een leuk idee om in de klas een
grote circustent te zetten. Dit zal kinderen zeker en vast aanspreken.
We starten ons thema met een bepaalde figuur uit het circus die een verhaal vertelt.
Het komt er op neer dat het circus nu nog helemaal leeg is en dat ze door flink te zijn
dieren, personen en versiering kunnen verdienen om in hun circustent te hangen. Op
het einde van de stage wordt het dan een kleurrijke en sfeervolle circustent die door
de kinderen is gemaakt.
Wie mag er een prentje in de circustent hangen?
In de loop van de dag gaat er een knuffel(s) bij flinke kindjes op de bank zitten. Al wie
die dag de knuffel op zijn bank heeft gehad, mag een prentje op de circustent kleven.
Pedagogische waarde
We hebben voor dit beloningssysteem gekozen, omdat we wouden afstappen van het
traditionele systeem van goede punten. We vinden het leuk dat kinderen flink moeten
zijn en beloond worden met een knuffel die bij hun komt zitten op de bank. Kinderen
van het eerste leerjaar zijn enorm geboeid door knuffels en willen dan ook heel graag
dat die knuffel ook eens bij hun op de bank komt zitten. Verder is het leuk om met
heel de klas samen te werken aan de circustent. Kinderen vinden het al leuk op zich
om een prentje te kleven in de tent waar ze zelf willen. Ze zullen zich dan ook in de
dag willen bewijzen dat ze ook flink kunnen zijn. Naarmate we verder gaan in de stage
krijgt de tent meer kleur en komt er een leuke sfeer in de tent. Kinderen zullen er fier
op zijn dat ze de dieren, personen en versieringen zelf hebben verdiend. Om dan de
kers op de taart te zetten zouden we op het einde een klein ‘feestje’ willen geven,
want heel de circustent is compleet, en ze hebben er waarschijnlijk allemaal heel hard
voor gewerkt.
Het leuke aan dit beloningssysteem is dat het zowel individueel als klassikaal is.
Individueel om de knuffel op hun bank te hebben en een prentje op de tent te kunnen
kleven, maar ook het klassikale, want ze werken met de hele klasgroep aan een mooie
circustent.
5
6. Didactische materiaal
Taal:
• Boeken, verhalen om een les mee te starten of om rond te werken. Bijvoorbeeld
om een les stellen rond op te bouwen.
Voorbeelden: Paddington naar het circus, Tiny in het circus, Kijk en leer: Het
circus, …
Hierbij kan de leerkracht gebruik maken van prenten. Op de prenten staan
personages, dieren van uit het circus die ook in het verhaal voorkomen. Zo
kunnen de leerlingen achteraf aan de hand van de prenten het verhaal
reconstrueren. Ze hangen dan bijvoorbeeld de prenten in chronologische
volgorde.
• Verkleedkledij voor een les drama: goochelhoed en stokje, clownspak,
clownneus, …
Wiskunde:
• Magneten met daarop een clown, goochelaar, acrobaat, …
Deze kunnen gebruikt worden aan bord om bijvoorbeeld de hoeveelheid 5 te
splitsen. Zo kunnen alle splitsmogelijkheden van 5 getoond worden aan bord.
6
7. • Jongleerballen kunnen gebruikt worden om het optellen en het aftrekken aan te
leren.
Bijvoorbeeld: An heeft 2 jongleerballen, Piet heeft er 3, hoeveel hebben ze er
samen?
Beweging:
• Materiaal om zelf kunstjes van een clown uit te proberen: hoepels,
jongleerballen, springtouwen, omgekeerde banken (evenwicht van de
koorddanser), diablo’s, …
Wereldoriëntatie:
• De leerlingen kunnen naar de film Dumbo kijken. Achteraf kan de film
besproken worden. Wat hebben we gezien? Welke dieren zagen we in het
circus? Welke kunstjes deden ze? Was er een clown? Wat deed hij allemaal? …
7
8. Taal en rekenen
Rekenen
Materiaal:
Voor elk kind een clown en tien ballen.
Sfeerschepping:
Je vertelt de kinderen dat we samen met hen naar de clownschool gaan om te kijken
of clowns goed kunnen jongleren.
Wat denken jullie? Gaan ze dat goed kunnen?
Kern:
8
9. Je zegt tegen de kinderen het aantal ballen waar de clown mee start. Maar oei, het is
te moeilijk voor de clown en er vallen er een paar naar beneden. De moeten ze
wegnemen en in het vierkantje leggen. Hoeveel blijven er nu nog over?
Slot:
De kinderen mogen zelf eens uitproberen met hoeveel balletjes ze kunnen jongleren.
9