Meesterproef van Ine Cardoen : het audio visueel verhoor
1. FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID
DECANAAT
TIENSESTRAAT 41
3000 LEUVEN
Academiejaar 2010 - 2011
Het audiovisueel verhoor:
Een alternatief voor de Salduz-regeling?
Promotor: Prof. F. HUTSEBAUT
Begeleidster: J. STEYVERS
Verhandeling, ingediend door INE CARDOEN, bij
het eindexamen voor de graad van MASTER IN DE
CRIMINOLOGISCHE WETENSCHAPPEN
2. FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID
DECANAAT
TIENSESTRAAT 41
3000 LEUVEN
Academiejaar 2010 - 2011
Het audiovisueel verhoor:
Een alternatief voor de Salduz-regeling?
Promotor: Prof. F. HUTSEBAUT
Begeleidster: J. STEYVERS
Verhandeling, ingediend door INE CARDOEN, bij
het eindexamen voor de graad van MASTER IN DE
CRIMINOLOGISCHE WETENSCHAPPEN
3. SAMENVATTING
Deze meesterproef handelt over de recent aangenomen Salduz-regeling. België tracht met
deze regeling de Europese rechtspraak te volgen en het recht op een eerlijk proces voor de
verdachte te waarborgen. De Salduz-wet voorziet het recht op bijstand van een advocaat
tijdens het eerste politioneel verhoor. Er wordt verwacht dat de invoering van deze regeling
op uiterlijk 1 januari 2012 een grote impact zal hebben op het politiewezen. Sinds de aanname
klinken dan ook allerlei argumenten en kritieken vanuit het werkveld.
Bovendien werd tijdens de debatten in de Senaat en de Kamer het audiovisueel verhoor als
mogelijk alternatief op deze regeling naar voren geschoven. Over de mogelijke problemen of
verbeteringen door dit alternatief is echter weinig bekend, waardoor deze optie als lange
termijn oplossing van de baan werd geschoven. Kortom, er is momenteel maar weinig
wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd naar de impact die deze regeling op de lokale
politiezones kan hebben, noch is er een duidelijk zicht op de optie van het audiovisueel
verhoor als alternatief. Deze meesterproef tracht dit nader te onderzoeken en een duidelijker
beeld te schetsen van de mogelijke problemen of verbeteringen.
Deze scriptie bestaat bijgevolg uit vier delen. Ten eerste wordt de bestaande literatuur met
betrekking tot het recht op een eerlijk proces en het (audiovisueel) verhoor grondig
geanalyseerd. Ten tweede wordt een toelichting gegeven bij het kwalitatief onderzoek dat in
het kader van de meesterproef gevoerd werd bij de lokale politie in Vlaanderen. Ten derde
worden de resultaten van dit onderzoek geanalyseerd en besproken. Als laatst volgt een
algemene conclusie en enkele aanbevelingen.
4. DANKWOORD
Het is een cliché te zeggen dat je een thesis niet alleen schrijft, maar toch is dit ook in mijn
geval zeker van toepassing. Ik wil daarom graag enkele mensen bedanken die me rechtstreeks
of onrechtstreeks hebben bijgestaan bij het maken van deze thesis.
Eerst en vooral zou ik graag mijn begeleidster, Joke Steyvers, willen bedanken voor de
uistekende begeleiding tijdens het hele proces. Ik kon steeds op een snelle respons rekenen en
haar zorgvuldige aanwijzingen waren dan ook een belangrijke meerwaarde.
Daarnaast verdienen mijn ouders, mijn zus en Jan hier ook een apart plekje. Dit niet enkel
omdat ze mij de mogelijkheid bieden om deze studie te volgen, maar het schrijven van deze
thesis was voor mij een bijzondere confrontatie met mijzelf en woog op mijn zelfvertrouwen,
zenuwen maar vooral op mijn humeur. Ik ben hen daarom zeer dankbaar dat ze me toch
onophoudelijk hebben gesteund, gemotiveerd en verdragen tijdens dit hele traject.
Ook gaat mijn dank uit naar de verschillende politiezones. Zonder hun medewerking zou deze
meesterproef immers niet bestaan.
Tenslotte wil ik ook mijn vrienden bedanken voor de vele gezellige, maar vaak late uren in de
bibliotheek. Samen hebben we heel wat stressmomenten en dreigende paniekaanvallen
overwonnen, maar gelukkig ook heel wat leuke momenten beleefd. Kortom het is onmogelijk
om iedereen hier bij naam te noemen. De vele vragen zoals: “Hoe is het met je thesis? “ of
“Lukt het een beetje?” waren steeds weer een bron van motivatie om door te blijven werken.
Na een jaar van vallen en opstaan, herlezen en herschrijven, moet ik eerlijk toegeven dat ik
trots ben om mijn onderzoek te mogen indienen. Het was ongetwijfeld een leerrijke ervaring.
Bedankt.
II
5. INHOUDSTAFEL
LIJST MET AFKORTINGEN ........................................................................................... VII
LIJST MET BIJLAGEN ....................................................................................................VIII
INLEIDING .............................................................................................................................. 1
DEEL 1: FENOMEENANALYSE ......................................................................................... 4
1. Het recht op een eerlijk proces ........................................................................................... 4
1.1. Bronnen ........................................................................................................................ 4
1.1.1. Artikel 6 EVRM ................................................................................................... 5
1.1.2. Artikel 14 BUPO .................................................................................................. 6
1.1.3. De grondwet ......................................................................................................... 6
1.1.4. Andere waarborgen .............................................................................................. 7
1.1.5. Werkingssfeer ....................................................................................................... 7
1.2. Toezicht........................................................................................................................ 8
1.2.1. Nationaal toezicht ................................................................................................. 8
1.2.2. Europees toezicht ................................................................................................. 9
1.3. Besluit ........................................................................................................................ 10
2. Het recht op bijstand van een advocaat ........................................................................... 12
2.1. De Europese Commissie ............................................................................................ 12
2.2. De Raad van Europa .................................................................................................. 13
3. Het recht op bijstand in het EVRM .................................................................................. 15
3.1. Standpunt van het Hof................................................................................................ 15
3.2. Pre-Salduz Standpunt ................................................................................................. 16
3.3. Het arrest Salduz en het arrest Panovits ..................................................................... 17
3.3.1. Salduz: Feiten en nationaal proces .................................................................... 17
3.3.2. Panovits: Feiten en nationaal proces ................................................................. 18
III
6. 3.4. Beoordeling EHRM ................................................................................................... 19
3.4.1. Salduz en EHRM ................................................................................................ 19
3.4.2. Panovits en EHRM ............................................................................................. 20
3.5. Bijstand volgens het Hof: Aanwezigheid of consultatie? .......................................... 21
4. België volgt de Salduz-rechtspraak .................................................................................. 22
4.1. De Salduz-wet ............................................................................................................ 22
4.2. Kritieken vanuit het politiewezen .............................................................................. 24
4.3. Voorgestelde alternatieven ......................................................................................... 25
5. Het verhoor ....................................................................................................................... 28
5.1. Het klassieke verdachtenverhoor ............................................................................... 28
5.2. Relevante artikels voor het vooronderzoek ................................................................ 29
5.3. Andere vormen van verhoren ..................................................................................... 31
5.4. Het Audiovisueel verhoor .......................................................................................... 31
5.4.1. Wetsbepalingen .................................................................................................. 32
5.4.2. Artikel 112ter Strafvordering ............................................................................. 32
5.5. De meerwaarde van het audiovisueel verhoor ........................................................... 34
5.5.1. Voordelen voor de politiedienst ......................................................................... 34
5.5.2. Voordelen voor de verdachte ............................................................................. 35
5.6. Mogelijke nadelen ...................................................................................................... 36
5.6.1. Nadelen uit de literatuur ..................................................................................... 36
5.6.2. Praktische bezwaren ........................................................................................... 37
5.7. Als onderhandelingsmarge ......................................................................................... 38
6. Besluit ............................................................................................................................... 39
DEEL 2: METHODOLOGIE ............................................................................................... 40
1. Probleemstelling en onderzoeksvragen ............................................................................ 40
1.1. Onderzoeksvragen ...................................................................................................... 41
IV
8. 2. Kwaliteit van het onderzoek ............................................................................................. 70
3. Aanbevelingen .................................................................................................................. 71
BIBLIOGRAFIE .................................................................................................................... 73
BIJLAGEN ............................................................................................................................. 87
VI
9. LIJST MET AFKORTINGEN
BUPO Internationaal verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten
(Algemene Vergadering Verenigde Natie)
CPT European Committee for the Prevention of Torture / Comité ter
Preventie van Foltering
EVRM Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (Raad van Europa)
EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens (Raad van Europa)
Salduz-arrest European Court of Human Rights: Yusuf Salduz v. Turkey, 27
november 2008 (Application no. 36391/02)
Sv. Wetboek van Strafvordering
Wet Franchimont Wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het
stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek
COL 7/2010 Omzendbrief nr. col 7/2010 van het college van procureurs-generaal bij
de hoven van beroep: Voorlopige richtlijnen inzake de bijstand van een
advocaat bij het eerste politionele verhoor van een verdachte gelet op de
recente rechtspraak van het EHRM
COL 15/2010 Omzendbrief nr. col 15/2010 van het college van procureurs-generaal
bij de hoven van beroep: Addendum bij de COL 7/2010 betreffende de
bijstand van een advocaat bij het eerste politionele verhoor van een
verdachte gelet op de recente rechtspraak van het EHRM
OM Openbaar Ministerie
OR onderzoeksrechter
PDK Procureur des Konings
AVV audiovisueel verhoor
VII
10. LIJST MET BIJLAGEN
Bijlage 1: Introductiebrief
Bijlage 2: Eerst herinneringsbericht
Bijlage 3: Tweede herinneringsbericht
Bijlage 4: Bedanking
Bijlage 5: Vragenlijst
Bijlage 6: Contactinfo lokale politiezones
Bijlage 7: Reacties
VIII
11. INLEIDING
De recent aangenomen Salduz-regeling wordt in de media bestempeld als de belangrijkste
hervorming van het strafrechtsklimaat van de jongste vijftig jaar. 1 De wet verwijst naar het
Salduz-arrest van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM), dat bepaalt dat
elke aangehouden verdachte recht heeft op bijstand van een advocaat tijdens zijn eerste
politieverhoor. Hoewel deze interpretatie van het Hof tot verhitte discussies in de Senaat en de
Kamer heeft geleid, werd recentelijk ook in België beslist om de Europese rechtspraak vanaf
1 januari 2012 te volgen en de nationale wetgeving aan te passen. Maar sinds de Salduz-
regeling door deze beslissing een verplicht nummer is geworden, klinken ook vanuit de
praktijk allerlei kritieken. Zo verwacht men dat de wet een grote impact zal hebben op het
politiewezen. Waarschuwingen over het tekort aan infrastructuur, geschoold personeel en het
grote financiële plaatje zijn maar enkele voorbeelden.2 Het wettelijk vastleggen van de
Salduz-regeling was slechts de eerste stap, een degelijke implementatie is cruciaal. Daarom is
het belangrijk om zicht te krijgen op de problemen of verandering die de lokale politie
verwacht.
Daarnaast werden tijdens de voorbereidende debatten ook enkele alternatieven naar voren
geschoven. Eén van deze alternatieven is het audiovisueel verhoor (AVV). In andere
Europese landen, zoals Engeland en Nederland, wordt al enkele jaren geëxperimenteerd met
dit alternatief. Uit die ervaringen is gebleken dat het opnemen van het verhoor de verdachte
voordelen biedt.3 Momenteel is het in België echter ook hier nog tasten in het duister: De visie
van de lokale politiezones en de mogelijkheden voor een degelijke uitvoering van dit
alternatief zijn nog onbekend. Het AVV werd daarom als een „oplossing op lange termijn‟
1
I. FAES, Geen weg terug voor Salduz-wet, 5 juli 2011,
www.n-va.be/nieuws/column/geen-weg-terug-voor-salduz-wet.; J. DE WIT, “Landuyt over Salduz: Zo weinig
mogelijk veranderen”, Gazet van Antwerpen, 18 maart 2011,
www.gva.be/nieuws/binnenland/aid1028858/landuyt-over-salduz-zo-weinig-mogelijk-veranderen.aspx.
2
X., “Van Thielen uit kritiek op salduz-wet”, Het Nieuwsblad, 30 maart 2011,
www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=DMF20110330_023.; X., “Nieuwe Salduz-wet zal 16 miljoen
kosten”, De Redactie, 18 juni 2011, http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/binnenland/1.1047249.;
Omzendbrief nr. COL 7/2010 van het college van procureurs-generaal bij de hoven van beroep Voorlopige
richtlijnen inzake de bijstand van een advocaat bij het eerste politionele verhoor van een verdachte gelet op de
recente rechtspraak van het EHRM, www.polinfo.be/secure/showfile.aspx?id=lx1338127.pdf, 2-4.
3
D. VAN DAELE, “Recente ontwikkelingen inzake de wettelijke regeling van het verhoor in strafzaken” in D.
VAN DAELE en I. VAN WELZENIS (eds.), Actuele thema‟s uit het strafrecht en de criminologie, Leuven,
Universitaire Pers, 2004, 140-141; M. McCONVILLE, “Videotaping interrogations: police behaviour on and
off camera”, Criminal Law Review, 1992, 532.
1
12. bestempeld.4 Met het oog op de toekomstige invoering van de Salduzregeling, is het
interessant om ook deze denkpiste nader te verkennen.
In deze meesterproef wordt daarom bovenstaande problematiek onderzocht en getracht een
antwoord te formuleren op twee onderzoeksvragen. Enerzijds zal de impact van de Salduz-
regeling op de lokale politie worden nagegaan. De eerste onderzoeksvraag luidt bijgevolg als
volgt: „Welke impact heeft de implementatie van Salduz-regeling volgens de lokale politie op
de eigen politiezone?‟ Deze onderzoeksvraag wordt opgedeeld in twee deelvragen : „Welke
problemen verwacht de lokale politie als gevolg van deze implementatie ?‟ en „Welke
verbeteringen verwacht de lokale politie als gevolg van deze implementatie ?‟
Daarnaast wordt aan de hand van een tweede onderzoeksvraag onderzocht in welke mate de
lokale politie het audiovisueel verhoor als een mogelijk alternatief op de Salduz-regeling
beschouwt : „Hoe beoordeelt de lokale politie het voorstel van een verplichte audiovisuele
opname van het eerste politioneel verhoor als een mogelijk alternatief voor de
Salduzregeling ?‟ Ook deze vraag bestaat uit twee deelvragen, namelijk : „Welke problemen
verwacht de lokale politie bij een verplichte audiovisuele registratie van het eerste politioneel
verdachtenverhoor?‟ en „Welke verbeteringen verwacht de lokale politie dankzij een
verplichte audiovisuele registratie van het eerste politioneel verdachtenverhoor?‟
Alvorens deze vragen te onderzoeken, werd de nodige gedragswetenschappelijke en
methodologische literatuur geraadpleegd. Deze meesterproef is bijgevolg opgedeeld in vier
delen. Het eerste deel omvat een literatuurstudie en bestaat uit zes hoofdstukken. In het eerste
hoofdstuk wordt het recht op een eerlijk proces beschreven aan de hand van de beschikbare
Europese en nationale bronnen. Daarnaast wordt gekeken welke toezichtinstanties dit recht
trachten te beschermen. Vervolgens focust het tweede hoofdstuk op één specifiek recht van de
verdachte, namelijk het recht op bijstand van een advocaat tijdens het vooronderzoek. Ook
hier worden de visies van de belangrijkste grondleggers zoals de Europese Commissie en de
Raad van Europa besproken. Het standpunt van het EHRM wordt behandeld in het derde
hoofdstuk. Aan de hand van twee cruciale arresten, het arrest Salduz en het arrest Panovits,
wordt de interpretatie van het Hof verduidelijkt. Het vierde hoofdstuk werpt een blik op de
4
Verslag 8 juni over het wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20
juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens vrijheid
wordt benomen rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden
bijgestaan, Parl. St. Kamer 2010-11, nr. 53K1279005,
http://www.dekamer.be/doc/flwb/pdf/53/1279/53k1279005.pdf, 8-9.
2
13. Belgische situatie omtrent het recht op een eerlijk proces. De wijze waarop België de
Straatsburgse rechtspraak interpreteert en de kritieken die hieruit voortvloeien vormen de kern
van dit hoofdstuk. Het voorlaatste hoofdstuk focust op het (audiovisueel) verhoor. Enerzijds
wordt de wetgeving met betrekking tot het verhoor tijdens het vooronderzoek besproken,
anderzijds wordt een overzicht gemaakt van de mogelijke voor- en nadelen van de
audiovisuele registratie. Vervolgens wordt gekeken in welke mate het AVV een waarborg kan
bieden voor het recht op een eerlijk proces, alsook in hoeverre dit verhoor een alternatief kan
vormen voor de Salduz-regeling. Tot slot wordt deel één afgerond met een samenvattend
besluit van de literatuurstudie.
Deel twee behandelt het empirisch onderzoek. In dit deel worden enerzijds de
probleemstelling en de onderzoeksvragen besproken, anderzijds wordt het kwalitatief
onderzoeksopzet nader toegelicht.
Het voorlaatste deel omvat de resultaten van het onderzoek. Dit gedeelte bevat de analyse van
de vragenlijst die werd bezorgd aan de verschillende lokale politiezones, alsook een discussie.
De meesterproef wordt afgesloten met een algemene conclusie waarin de belangrijkste
resultaten en de kwaliteit van het onderzoek besproken worden. Tot slot worden enkele
aanbevelingen voor verder onderzoek geformuleerd.
3
14. DEEL 1: FENOMEENANALYSE
1. Het recht op een eerlijk proces
Het recht op een behoorlijke rechtsbedeling wordt alom verkondigd als een fundamenteel
recht, hoewel het effectief uitoefenen ervan geen sinecure blijkt te zijn. In hun theorie over
„procedural justice‟ stellen Thibaut en Walker dat het oordeel van mensen over de
rechtvaardigheid van een uitspraak in hoge mate afhankelijk is van hun perceptie over de
gevolgde procedure.5 Juridische rechtsbedeling zal pas aanvaard en als legitiem bestempeld
worden als het van hoogstaande kwaliteit is.6 Statistische bronnen tonen aan dat in Europa het
eerlijk proces het vaakst geschonden recht is: In meer dan één op vijf zaken behandeld door
het EHRM is er sprake van een schending van dit recht, zelfs in ruim de helft van de arresten
komt het eerlijk proces als hoofdzaak of bijzaak aan bod.7
Het recht op een eerlijk proces is de kern van de rechten van de verdediging. Er moet
voldoende ruimte zijn voor tegenspraak en de verdachte moet als volwaardige partij aan de
bewijsvoering kunnen deelnemen.8 Hoewel het recht op een eerlijk proces in alle processtadia
geldt, zal deze uiteenzetting vooral toespitsen op het vooronderzoek. Ook beperkingen op de
rechten van de verdediging tijdens deze beginfase van het onderzoek tasten het eerlijk
karakter van het proces aan.9 Voor de uitoefening van deze rechten kan de verdachte steunen
op tal van wetgevende initiatieven. In onderstaande paragraaf zal ingegaan worden op deze
bronnen.
1.1. Bronnen
Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is de bekendste invalshoek
voor het beoordelen van een eerlijk proces. Artikel zes bevat enkele minimumvoorschriften,
in lid 2 en lid 3 legt het EVRM de fundamenten voor het eerlijk proces.10 Het Europees Hof
vermeldt daarnaast nog enkele andere waarborgen, die niet expliciet in artikel zes werden
opgenomen.11 Artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke
5
J. GREENBERG en J. COLQUITT, Handbook of organizational justice, New Jersey, Lawrence Erlbaum,
2005, 21-22.
6
I. AERTSEN, Slachtoffer-daderbemiddeling: een onderzoek naar de ontwikkeling van herstelgerichte
strafrechtsbedeling, Leuven, University Press, 2004, 326.
7
B. DE SMET en K. RIMANQUE, Het recht op behoorlijke rechtsbedeling, Antwerpen, Maklu, 2002, 9.; M.
BOND, The Council of Europe and human rights: an introduction to the European Convention on Human
Rights, Strasbourg, Council of Europe Publishing, 2010, 31.
8
B. DE SMET en K. RIMANQUE, Het recht op behoorlijke rechtsbedeling, Antwerpen, Maklu, 2002, 93.
9
EHRM, S. v. Zwitserland, ECHR 1991, A220.
10
EHRM, Artico v. Italië, ECHR 1980, A37, lid 32.
11
B. DE SMET en K. RIMANQUE, Het recht op behoorlijke rechtsbedeling, Antwerpen, Maklu, 2002, 95.
4
15. rechten (BUPO) vormt een tweede belangrijke informatiebron. Ten slotte voorziet de
Belgische wetgeving waarborgen in de grondwettelijke bepalingen.
1.1.1. Artikel 6 EVRM
Aangezien artikel 14 BUPO minder bekend is en de grondwettelijke bepalingen vaak parallel
lopen met dit artikel, wordt in België vaak rechtstreeks beroep gedaan op artikel 6 EVRM.12
Dit artikel bestempelt de eerlijke rechtsbedeling als een mensenrecht. Het artikel bestaat uit
drie paragrafen die men als één geheel moet beschouwen.13
Het eerste lid geeft duidelijk het idee van het eerlijk proces weer. Het stelt dat iedere persoon
tegen wie een vervolging werd ingesteld het recht heeft op een eerlijke en openbare
behandeling van zijn zaak. Bovendien moet de zaak door een onpartijdig en onafhankelijk
gerecht behandeld worden en dit binnen een redelijke termijn. Op de openbaarheid van de
uitspraak kan een uitzondering worden gemaakt. Indien in het belang van de goede zeden, van
de openbare orde of nationale veiligheid, of wanneer de belangen van minderjarigen of de
bescherming van het privéleven van procespartijen het eisen, kan de toegang aan de pers en
het publiek worden ontzegd. Ook als de rechter oordeelt dat de openbaarheid de belangen van
een behoorlijke rechtspleging zou schaden kan de toegang gedurende de gehele terechtzitting
of een deel daarvan ontzegd worden.14
Het tweede lid bevat de onschuldpresumptie: Eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld
wordt onschuldig bevonden tot diens schuld bij wet is bewezen.15 Dit vermoeden van
onschuld moet in ieder processtadium worden nageleefd.
Het derde lid omvat verschillende rechten die aan de betrokkene ter verdediging worden
toebedeeld.16 Zo moet de verdachte duidelijk op de hoogte worden gesteld van de aard en
reden van de beschuldigingen en moet hij over voldoende tijd en faciliteiten beschikken voor
de voorbereiding van zijn verdediging. De verdachte heeft daarnaast inspraak in het
ondervragen of doen ondervragen van de getuigen en kan zich kosteloos laten bijstaan door
een tolk. Hij heeft ook het recht zichzelf te verdedigen of bijstand te krijgen. Indien hij dit niet
kan bekostigen maar het belang van de rechtspraak dit wel vereist, kan hij kosteloos door een
12
B. DE SMET en K. RIMANQUE, Het recht op behoorlijke rechtsbedeling, Antwerpen, Maklu, 2002, 9.
13
EHRM, Brozicek v. Italië, ECHR 1989, A167, §45.
14
Art. 6, eerste lid, Verdrag 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden.
15
Art. 6, tweede lid, Verdrag 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden.; C.P.M. CLEIREN en J.F. NIJBOER, Strafvordering, Deventer, Kluwer, 2007, 1938.
16
G. CORSTENS en J. PRADEL, Het Europese strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2003, 391-407.
5
16. advocaat worden bijgestaan.17 Vooral met betrekking tot dit laatste recht ontstond in België
een levendige discussie, waarop later wordt ingegaan.
Het idee van het recht op een eerlijk proces wordt dus in het tweede en derde lid van artikel 6
EVRM door middel van een opsomming verduidelijkt.18
1.1.2. Artikel 14 BUPO
Artikel 14 BUPO omvat in de eerste drie paragrafen grotendeels gelijkaardige rechten als
artikel 6 EVRM, hoewel de rechten in een andere bewoording worden omschreven. In lid vijf
tot en met zeven voegt het BUPO de mogelijkheid op een behandeling van de zaak in een
hoger rechtscollege, de schadeloosstelling en het „non bis in idem‟-beginsel toe.19 Deze
rechten werden bij het EVRM toegevoegd door het zevende protocol van 22 november 1984.
België heeft dit protocol echter nooit ondertekend.20
1.1.3. De grondwet
Het recht op een eerlijk proces wordt ook door de grondwet beschermd. Artikels 144 en 145
beschrijven welke geschillen onder de bevoegdheden van de rechtbank vallen. Het
legaliteitsbeginsel wordt omschreven in artikel 12, de motiveringsplicht in artikel 149. De
openbaarheid van de zitting en de onafhankelijkheid van de rechter en het OM worden
respectievelijk in artikel 148 en artikel 151 behandeld.21
De wet Franchimont voegde artikel 47 aan het wetboek van Strafvordering toe (Sv.).22 Het
artikel focust zich niet enkel op verdachten, maar op „personen ongeacht in welke
hoedanigheid ze worden verhoord‟, dit met het oog op een bescherming van ieders rechten
tijdens bijvoorbeeld het politieverhoor. De verhoorde heeft ondermeer recht op een letterlijke
notering, mag het proces-verbaal nalezen en eventueel verbeteren.23 Toch blijven de rechten
van de verdachte beperkt, hij heeft geen toegang tot de vele procedures die de wet
17
Artikel 6, derde lid, Verdrag 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden.
18
F. LOGGHE, “Over de eerlijke behandeling volgens artikel 6 van het EVRM”, Jura Falconis, 1996-97, afl.
33, 271-316.
19
Artikel 14, Internationaal Verdrag 19 december 1966 inzake burgerrechten en politieke rechten.
20
B. DE SMET en K. RIMANQUE, Het recht op behoorlijke rechtsbedeling, Antwerpen, Maklu, 2002, 13.
21
Gecoördineerde Grondwet 17 februari 1994, B.S. 17 februari 1994.
22
Wet 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en
het gerechtelijk onderzoek, BS 2 april 1998.
23
T. DECAIGNY, "De bijstand van een advocaat bij het verhoor", Tijdschrift voor strafrecht, 2010, 7.
6
17. Franchimont voorziet voor de inverdenkinggestelde.24 Ten slotte beschikt de verhoorde over
een zwijgrecht, waarover hij niet expliciet op de hoogte moet gesteld worden. Sinds de
Salduz-rechtspraak, die verder wordt besproken, wordt dit recht op zwijgen wel vaker
medegedeeld.25
1.1.4. Andere waarborgen
Het Europees Hof heeft naast bovenstaande minimumvereisten ook andere waarborgen
geformuleerd. De deelname van de verdachte aan het proces, het vermoeden van onschuld, de
aanvoering van bewijsmateriaal op de zitting, het recht op een eerlijke bewijsvoering, het
zwijgrecht en de gelijke behandeling van de partijen zijn volgens het Hof cruciale waarborgen
voor een eerlijke rechtsbedeling. Hoewel niet al deze waarborgen expliciet in artikel 6 EVRM
worden vermeld, kunnen delen van artikel 6 als „lex specialis‟ van deze waarborgen worden
beschouwd. Artikel 6, lid 3d vermeldt dat de verdachte onder dezelfde voorwaarden getuigen
moet kunnen aanbrengen.26
1.1.5. Werkingssfeer
Vrij snel wordt duidelijk dat veel van deze bepalingen in elkaars vaarwater komen. Zo wordt
bijvoorbeeld de onpartijdige rechter zowel in de grondwet als in de Europese verdragen
gewaarborgd. Het is daarom belangrijk om de verhouding tussen artikel 6 EVRM, art 14
BUPO en de grondwetbepalingen te kennen. Artikel 53 EVRM en artikel 5, lid twee BUPO
behandelen de maximalisatieclausule die de verhouding tussen deze verdragsbepalingen
regelt. Uit deze clausule volgt de verplichting om voorrang te geven aan de bepaling die de
ruimste bescherming biedt aan de verdachte. Intern recht kan hierdoor voorrang krijgen op
verdragsregels.27
24
C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu,
2006, 537.
25
K. VAN CAUWENBERGHE, "Bijstand advocaat vanaf eerste verhoor: één zwaluw maakt nog geen lente",
De Juristenkrant, afl. 201, 10 februari 2010, 11.
26
B. DE SMET en K. RIMANQUE, Het recht op behoorlijke rechtsbedeling, Antwerpen, Maklu, 2002, 95-96.
27
B. DE SMET en K. RIMANQUE, Het recht op behoorlijke rechtsbedeling, Antwerpen, Maklu, 2002, 13.
7
18. 1.2. Toezicht
Het enkel opstellen van wetgeving ter bescherming van het recht op een eerlijk proces biedt
geen voldoende waarborg. Er is een vorm van toezicht nodig zodat de uitvoering ook in de
praktijk mogelijk is. De naleving van het recht op behoorlijke rechtsbedeling wordt verzekerd
door toezicht op zowel nationaal als Europees niveau. In onderstaande alinea worden de
verschillende controlerende instanties kort besproken.
1.2.1. Nationaal toezicht
Op nationaal niveau wordt de toezichtsfunctie verzorgd door de hoogste Belgische
rechtscolleges: het Grondwettelijk Hof, het Hof van Cassatie en de Raad van State.
Het Grondwettelijk Hof behoort noch bij de wetgevende, noch de uitvoerende of gerechtelijke
macht. Het waakt als een los bijzonder orgaan over de opvolging van de grondwet door de
wetgevers.28 Het rechtscollege bestaat uit twaalf rechters en is exclusief bevoegd voor het
toetsen van zowel materiële als formele bepalingen. Ze kunnen enkel uitspraak doen over
wetten, decreten en ordonnanties, andere bepalingen, zoals Koninklijke besluiten, vallen
buiten hun bevoegdheid. Een zaak kan op twee manieren worden aangebracht, via een beroep
tot vernietiging of via een prejudiciële vraag. De uitspraak is niet vatbaar voor beroep en de
arresten zijn onmiddellijk uitvoerbaar.29
Het Hof van Cassatie oordeelt daarentegen niet over de bepalingen zelf, maar over de
wettelijkheid van rechterlijke beslissingen in een „in laatste aanleg gewezen‟ vonnis of arrest.
Dit Hof kan dus enkel uitspraak doen nadat de gewone rechtsmiddelen zijn benut. Het
Cassatiehof velt evenmin oordeel over feiten, ze gaat enkel na of er een wet of rechtsregel
geschonden werd. Het Hof kan in dergelijk geval de beslissing vernietigen en de zaak
doorverwijzen. Een ander rechtscollege moet de zaak na verwijzing na cassatie opnieuw
beoordelen.30
De Raad van State is de derde toezichthouder. Naast haar taak als adviesorgaan en
cassatierechter voor beroepen in lagere administratieve rechtscolleges, heeft ze als
belangrijkste bevoegdheid het nagaan van de wettigheid van administratieve
rechtshandelingen. Alle natuurlijk en rechtspersonen kunnen hier een beroep instellen
wanneer zij zich door dergelijke handelingen geschaad voelen. De Raad kan administratieve
28
X, Grondwettelijk Hof: voorstelling, www.const-court.be.
29
P. DE VROEDE en J. GORUS, Inleiding tot het recht, Mechelen, Kluwer, 2007, 238-240.
30
X, Hof van Cassatie: Organisatie, www.cassonline.be/easycms/home.
8
19. handelingen die strijdig zijn met de geldende rechtsregels vervolgens schorsen en
vernietigen.31
1.2.2. Europees toezicht
De naleving van het EVRM en BUPO wordt op Europees niveau verzorgd door het Europees
Hof voor de Rechten van de Mens en het Comité van ministers van de Raad van Europa. Deze
instellingen zetelen beiden in Straatsburg.32
Het EHRM werd op 3 september 1953 opgericht door het EVRM. Het Hof controleert of dat
de aangesloten staten de rechten en waarborgen, die in dit verdrag vervat liggen, respecteren.
Het Hof treedt op bij een klacht over de schending van een mensenrecht door een van de
lidstaten. Het Hof behandelt echter geen klachten over schendingen door natuurlijke personen.
Een klacht kan bovendien slechts door een individu of een staat bij het Hof worden ingediend
nadat alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput.33
De beoordeling van het Hof over het al dan niet eerlijk verloop van de rechtspleging is
gebaseerd op het volledige proces. Het Hof benadrukt in zijn rechtspraak deze globale
benadering.34 Hierdoor zal de schending van één aspect van artikel 6 EVRM niet noodzakelijk
leiden tot het bestempelen van de zaak als een oneerlijk proces. Als de gemaakte fout echter
een zeer grote invloed uitoefent op het verdere verloop van de zaak of als de fout niet meer te
herstellen is, bestaat er een uitzondering op deze in globo-appreciatie.35 Dergelijke
onvolkomenheid kan dan wel leiden tot de schending van het recht op een eerlijke
behandeling. Daarnaast past het Hof ook een in concreto-appreciatie toe. Bij een beoordeling
over de eerlijkheid wordt elke zaak apart bekeken, waarbij rekening gehouden wordt met de
specifieke omstandigheden. Het Hof formuleert om deze reden geen abstracte definitie van
het concept „een eerlijke behandeling‟. Deze globale en concrete beoordeling vereist dat een
oordeel door het Hof pas plaatsvindt nadat de procedure volledig is afgerond.36
31
X, Raad van State: Instelling, www.raadvst-consetat.be.
32
J. PETAUX, Democracy and human rights for Europe: the Council of Europe's contribution, Strasbourg,
Council of Europe Publishing, 2009, 57.; Art. 11, Statuut van de Raad van Europa van 5 mei 1949.
33
G. VERMEULEN, Europese en internationale instellingen en organisaties: relevant voor criminologie en
strafrechtsbedeling, Antwerpen, Maklu, 2006, 143-144.
34
V. TOCHILOVSKY, Jurisprudence of the international criminal courts and the European Court of Human
Rights: procedure and evidence, Leiden, Martinus Nijhoff Publishers, 2008, 274.
35
F. LOGGHE, “Over de eerlijke behandeling volgens artikel 6 van het EVRM”, Jura Falconis, 1996-97, afl.
33, 278.
36
F. LOGGHE, “Over de eerlijke behandeling volgens artikel 6 van het EVRM”, Jura Falconis, 1996-97, afl.
33, 271-316.
9
20. Het Hof behandelt de zaak in een publieke hoorzitting met meestal negen rechters. Eén van de
rechters moet uit het land in kwestie afkomstig zijn. Wanneer het Hof vindt dat een staat één
of meerdere rechten heeft geschonden, is deze uitspraak bindend voor de betrokken staat.
Uitzonderlijk zetelt het Hof in een Grote Kamer: Het Hof bestaat dan uit 21 rechters.
Uitspraken in deze kamer zijn definitief, tegen andere uitspraken kan binnen de drie maanden
een beroep ingesteld worden. Hoewel de uitspraak enkel de betrokken staat bindt, oefenen de
arresten een sterke morele invloed uit op de andere staten.37
Het Comité van Ministers van de Raad van Europa houdt toezicht op de opvolging van
arresten. Het Comité bestaat uit de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten. Ze
houden toezicht op de werking van het Europees Hof en komen hiervoor twee keer per jaar
samen. Daarnaast ziet het Comité van Ministers er ook op toe dat de vereiste aanpassingen in
opvolging van een uitspraak worden aangebracht en neemt ter afsluiting van de zaak hierover
een resolutie aan.38
1.3. Besluit
Uit bovenstaande tekst blijkt dat zowel Europa als België de nodige aandacht schenkt aan de
procedurele waarborgen van de verdachte. Het recht op een eerlijk proces wordt duidelijk
hoog in het vaandel gedragen en men tracht dit recht dan ook vanuit verschillende
invalshoeken veilig te stellen.
Enerzijds is het recht wettelijk verankerd. In België wordt een eerlijk proces voor de
verdachte gewaarborgd door de grondwet. Dankzij de wet Franchimont werden de rechten
voor de verdachten in het opsporingsonderzoek nog versterkt. Bovendien wordt het recht op
een eerlijk proces gewaarborgd door Europese wetgeving. Het Europees Hof bestempelt het
eerlijk proces als een mensenrecht en verduidelijkt het in artikel 6 EVRM. Daarnaast
formuleerde het Hof bijkomende waarborgen. De Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties sluit zich grotendeels aan bij de visie van het Hof en waarborgt met artikel 14 BUPO
eveneens dit recht.
Daarnaast blijkt het belang van dit mensenrecht uit de verschillende toezichtsinstanties die
worden voorzien. In België waken het Grondwettelijk Hof, het Hof van Cassatie en de Raad
37
G. VERMEULEN, Europese en internationale instellingen en organisaties relevant voor criminologie en
strafrechtsbedeling, Antwerpen, Maklu, 2006, 147-149.
38
G. VERMEULEN, Europese en internationale instellingen en organisaties relevant voor criminologie en
strafrechtsbedeling, Antwerpen, Maklu, 2006, 134-135.
10
21. van State over de opvolging van dit recht. Op Europees niveau fungeren eveneens twee
instanties als waakhond. In Straatsburg verzorgt het Europees Hof de toezichtsfunctie en
controleert het Comité van Ministers van de Raad van Europa de uitvoering van de arresten
van dit Hof.
Tot slot wordt de waarde van het recht op een eerlijk proces benadrukt door de
maximalisatieclausule die werd opgenomen in zowel het EVRM als het BUPO. Deze clausule
verplicht voorrang te geven aan de bepaling die de ruimste bescherming biedt aan de
verdachte. In het volgende hoofdstuk zal worden ingezoomd op één specifieke waarborg van
de eerlijke rechtsbedeling, namelijk de aanwezigheid van de advocaat tijdens het
vooronderzoek.
11
22. 2. Het recht op bijstand van een advocaat
Bijstand tijdens het verhoor wordt in Europa niet op uniforme wijze geregeld.39 Maar de
Europese Commissie strijdt al geruime tijd om dit recht in alle lidstaten te doen gelden. In
2005 was de aanwezigheid van een advocaat bij het politieverhoor reeds in 17 van de 27 EU-
landen geoorloofd.40 Recent klinken steeds meer stemmen voor de toelating van een raadsman
tijdens het verhoor in het strafrechtelijk vooronderzoek.41 Zowel de Europese Commissie als
organen van de Raad van Europa hebben getracht hun visie op dit recht te verduidelijken.
2.1. De Europese Commissie
De Commissie wilde met haar Groenboek een standaardset van procedurele
verdachtenwaarborgen vastleggen. Een Groenboek heeft geen expliciete wetgevende waarde
maar is wel een impuls voor potentiële latere wetgeving.42 De standaardset bevat rechten die
de Europese Commissie tijdens de strafprocedure als noodzakelijk voor de eerlijke
rechtsbedeling beschouwt. Het recht op juridische bijstand en advies maakt hier ondermeer
deel van uit. Dit recht op een advocaat geldt volgens het Groenboek vanaf het moment van
vrijheidsberoving, dus mits rekening gehouden met de redelijke termijn, ook in de fase van
het vooronderzoek. Indien de verdachte op de hoogte werd gesteld van dit recht maar bijstand
weigerde, wordt volgens het Groenboek toch voldaan aan de minimumvereiste.43
Na consultaties en vragen van verschillende actoren heeft de Commissie het Groenboek
verder aangepast en omgevormd tot een voorstel voor het kaderbesluit van 28 april 2004. Het
kaderbesluit omvat procedurele rechten die binnen de hele Europese Unie gelden. 44 Het stelt
dat rechtsbijstand bij iedere procedurele stap verleend moet worden, dus ook tijdens het eerste
verhoor. Daarnaast verplicht de Commissie de lidstaten ook tot een schriftelijke documentatie
van de genomen maatregelen en voorziet ze een evaluatiemechanisme. In tegenstelling tot het
Groenboek wordt er in het kaderbesluit niet expliciet verwezen naar de „aanwezigheid‟ van
39
M. S. GROENHUIJSEN en G. KNIGGE (red.), het vooronderzoek in strafzaken: tweede interimrapport
onderzoeksproject strafvordering, Deventer, Gouda Quint, 2001, 687-688.
40
T.N.B.M. SPRONKEN & M. ATTINGER, Freedom, security and justice. Procedural Rights in Criminal
Proceedings: Existing Level of Safeguards in the European Union, Maastricht, University of Maastricht,
2005, 80.
41
F. GOOSENS, Politiebevoegdheden en mensenrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 484.
42
J. MOERS, De aanwezigheid van de advocaat bij het verhoor van de verdachte, onuitg., masterscriptie
Rechten, K.U. Leuven, 2008-09, 3.
43
COM(2003)75, Groenboek van de Commissie inzake procedurele waarborgen voor verdachten in strafzaken in
de gehele Europese Unie, 19 februari 2003,
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2003/com2003_0075nl01.pdf.
44
B. CLAES, (Audio)visuele opname van het verhoor, onuitg., masterscriptie Rechten, K.U.Leuven, 2008-09,
17-18.
12
23. een advocaat tijdens elk verhoor: Nergens wordt geëist dat de advocaat tijdens het verhoor
fysiek aanwezig moet zijn, maar evenmin wordt vermeld dat dit niet zo moet zijn.45 Het
kaderbesluit vermeldt daarnaast de audiovisuele opname van het verhoor als mogelijke
passende bescherming voor kwetsbare verdachten.46 Op dit alternatief wordt later ingegaan.
2.2. De Raad van Europa
Ook het Comité ter preventie van foltering van de Raad van Europa (CPT) wijst op het belang
van bijstand tijdens de strafprocedure. Het CPT benadrukt dat tijdens de eerste periode na de
vrijheidsbeneming het risico op intimidatie en slechte fysieke behandeling het grootst is.47 Het
CPT beschrijft het bijstandsrecht tweevoudig: Het omvat zowel het recht op contactopname
als het recht op aanwezigheid van de raadsman tijdens het verhoor. Dit recht kan een
waarborg zijn tegen een slechte behandeling, de verdachte moet hierover geïnformeerd
worden. Beperkt uitstel van het recht in het belang van Justitie en het onthouden van het recht
op een bepaalde raadsman duldt het CPT indien deze redenen duidelijk geformuleerd en
wettelijk verankerd zijn.48 Het recht op een eigen keuze is dus niet absoluut. Een raadsman die
gezien de complexiteit of aard van de zaak te tekortschiet in zijn kennis of een raadsman die
het politioneel onderzoek dwarsboomt kan volgens het CPT vervangen worden. De Europese
rechtspraak sluit zich aan bij deze visie.49
Het Joegoslavië Tribunaal beschouwt eveneens de aanwezigheid van de advocaat tijdens het
verdachtenverhoor in de fase van het vooronderzoek als een mensenrecht. Bij een schending
van dit recht kan de afgelegde verklaring niet als bewijsmateriaal dienen.50
Het EHRM werkt complementair met het CPT: Het preventieve werk van het CPT wordt
aangevuld door het EHRM, dat vooral reactief en repressief optreedt.51 Het EVRM vereist in
tegenstelling tot het CPT niet dat de verdachte het recht heeft op bijstand van een raadsman
tijdens het verhoor. Indien het nationale recht echter gevolgen verbindt aan zijn houding
45
Voorstel van Kaderbesluit Raad COM 2004/0113, 28 april 2004, houdende bepaalde procedurele rechten in
strafprocedures binnen de gehele Europese Unie,
http://europapoort.eerstekamer.nl/9345000/1f/j9vvgy6i0ydh7th/vgqwmcl5szu3, 10.
46
Art. 11, Voorstel van Kaderbesluit Raad COM 2004/0113, 28 april 2004, houdende bepaalde procedurele
rechten in strafprocedures binnen de gehele Europese Unie,
http://europapoort.eerstekamer.nl/9345000/1f/j9vvgy6i0ydh7th/vgqwmcl5szu3, 30.
47
D. VAN DAELE, Actuele thema‟s uit het strafrecht en de criminologie, Leuven, University Press, 171.
48
F. GOOSENS, Politiebevoegdheden en mensenrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 284-285.
49
F. GOOSENS, Politiebevoegdheden en mensenrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 486-487.
50
M. HELMANTEL, Salduz en Panovits: nieuwe Europese toetsstenen voor het Nederlandse politieverhoor,
onuitg., masterscriptie Rechten, Open Universiteit, 2009-10, http://hdl.handle.net/1820/2540, 14-15.
51
R. MORGAN en M. EVANS, Combating torture in Europe: the work and standards of the European
Committee for the Prevention of Torture (CPT), Strasbourg, Council of Europe Publishing, 2001, 59.
13
24. tijdens het verhoor, moet de verdachte ook tijdens de fase van het onderzoek recht hebben op
bijstand van een advocaat. Deze bijstand moet niet plaatsvinden tijdens de ondervraging maar
kan hieraan voorafgaan.52 Uit de Straatsburgse rechtspraak blijkt wel dat de aanwezigheid van
de advocaat de beoordeling van het Hof kan beïnvloeden. Het hof stelt eveneens dat deze
bijstand als een bescherming tegen politionele wanpraktijken kan fungeren.53 Gezien de
impact van de rechtspraak van het EHRM op de regeling in eigen land wordt er in volgend
hoofdstuk dieper ingegaan op deze rechtspraak.
52
F. GOOSENS, Politiebevoegdheden en mensenrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 484.
53
F. GOOSENS, Politiebevoegdheden en mensenrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 487.
14
25. 3. Het recht op bijstand in het EVRM
België ondertekende als lidstaat van de Raad van Europa op 4 november 1950 het EVRM.54
De Belgische regeling moet bijgevolg voldoen aan de eisen die het EVRM voor het
politioneel verhoor stelt. Daarnaast moet ook de rechtspraak van het Hof in acht genomen
worden. Hoewel het belang van het verhoor voor het verdere verloop van het onderzoek niet
onderschat wordt, blijkt dat België deze normen in het verleden soms te soepel hanteerde of
uit het zicht verloor. Schendingen van dit verdrag kunnen echter belangrijke rechtgevolgen
met zich meedragen. Vooral betreffende het recht op bijstand van een raadsman tijdens het
politieverhoor durft het Hof streng op te treden.55
Artikel 6 lid 3c EVRM behandelt, zoals eerder aangehaald, de rechten van degene tegen wie
een strafvervolging is ingesteld. Het bevat enkele minimumgaranties in het kader van het
recht op een eerlijk proces.56 Lid 3b en lid 3c focussen op het recht op verdediging en
bijstand.
Het Europees Hof benadrukt dat ze geen uitspraak doet over de nationale procedure op zich.
Ze velt haar vonnis op basis van de concrete omstandigheden en het volledige verloop van de
procedure: “The Court sees it as its task to ascertain whether the proceedings considered as a
whole were fair.”57
3.1. Standpunt van het Hof
De rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens verduidelijkt hoe het
EVRM uitgelegd moet worden en heeft dan ook een aanzienlijke invloed op de regeling van
de rechtsbedeling in de lidstaten.58 Zo zorgden in 2008 twee arresten voor een nieuwe
dimensie in de discussie over de aanwezigheid van de raadsman bij het politieverhoor. Zowel
het arrest Salduz tegen Turkije als het arrest Panovits tegen Cyprus behandelen de
problematiek van een bekentenis waarbij geen toegang tot een raadsman werd verleend
54
J. VANDE LANOTTE en Y. HAECK, Handboek EVRM, Antwerpen, Intersentia, 2005, 81.
55
F. GOOSENS, Politiebevoegdheden en mensenrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 478.
56
P. VAN DIJK en G.J.H. VAN HOOF, Theory and practice of the European convention on Human Rights, Den
Haag, Kluwer Law International, 1998, 429-430.
57
T.N.B.M. SPRONKEN, Verdediging: een onderzoek naar de normering van het optreden van advocaten in
strafzaken, Gouda Quint, Deventer, 2001, 439.
58
M. J. KRONENBERG en B. DE WILDE, Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht, Deventer, Kluwer,
2007, 345.; K. KORKELIA, “The status of international treaties on Human rights and their influence on
national legislation and practice in Georgia”, in G. BUQUICCHIO (ed.), The status of international treaties on
human rights, Strasbourg, Council of Europe Publishing, 2006, 144-15.
15
26. voorafgaand of gedurende het verhoor.59 Hoewel het in beide arresten om een minderjarige
verdachte gaat, zijn de standpunten van het Hof ook van toepassing op het eerste
politieverhoor van meerderjarige verdachten. Het Hof heeft reeds voor het beruchte Salduz-
arrest in een aantal arresten uitspraak gedaan over het bijstandsrecht tijdens het verhoor in het
vooronderzoek, maar dit standpunt is geëvolueerd. Sinds het arrest Salduz lijkt de mening van
het Hof hieromtrent zeer uitgesproken. Over de interpretatie van deze uitspraken bestaat
daarentegen wel nog discussie. De rechtspraak van het EHRM heeft deze problematiek dan
ook hoog op de agenda geplaatst.60
3.2. Pre-Salduz Standpunt
Het is in deze korte uiteenzetting niet mogelijk om een volledig overzicht van alle relevante
arresten met betrekking tot het bijstandsrecht te geven. Hoe dan ook blijkt uit tal van deze
arresten dat het Hof dit recht op bijstand ook tijdens het vooronderzoek als belangrijk
beschouwt.61 De toepassing van art. 6 EVRM voor de beoordeling van het eerlijke karakter
van het rechtsgeding geldt dus reeds in deze fase. De eenvoudige afwezigheid van een
raadsman heeft echter in geen enkel arrest tot een schending van art. 6 EVRM geleid. Een
verhoor in afwezigheid van advocaat is volgens het Hof toelaatbaar wanneer er in de latere
processtadia voldoende garanties op een eerlijk procedure voorzien worden.62 Hieruit blijkt
nogmaals dat de beoordeling van een eerlijk proces gebaseerd wordt op het gehele verloop
van de strafrechtsbedeling.63 Wel lijkt het Hof een minimale vorm van bijstand te vereisen, zo
moet iedere verdachte hoe dan ook de mogelijkheid hebben om een raadsman te
consulteren.64 Hoe deze bijstand in praktijk moet worden ingevuld is nog onduidelijk. Het Hof
hanteert immers verschillende begrippen in haar rechtspraak wanneer ze spreekt over de
bijstand.
59
P.P.J. VAN DER MEIJ, Het EHRM en het recht op toegang tot een raadsman vanaf het eerste politieverhoor:
Over de hooggespannen verwachtingen omtrent het aanwezigheidsrecht van de raadsman in het strafrechtelijk
vooronderzoek, 2009, https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/1887/13620/2, 3-4.
60
E. MEERSMAN, De aanwezigheid van een raadsman bij het politieverhoor, onuitg., masterproef
Criminologische wetenschappen, U. Gent, 2009-10,
http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/159/RUG01-001458159_2011_0001_AC.pdf, 19.
61
EHRM Imbrioscia v. Zwitserland, ECHR 1993, A275.
62
B. DE SMET en G. STESSENS, "Art. 6 §3 E.V.R.M." in Y. HAECK en J. VANDE LANOTTE (eds.),
Handboek E.V.R.M. II, Antwerpen, Intersentia, 2005, 602.
63
B. DE SMET en K. RIMANQUE, Het recht op behoorlijke rechtsbedeling: een overzicht op basis van artikel 6
EVRM, Antwerpen, Maklu, 2002, 128.
64
K. VAN CAUWENBERGHE, "Bijstand advocaat vanaf eerste verhoor: één zwaluw maakt nog geen lente",
De Juristenkrant, afl. 201, 10 februari 2010, 11.
16
27. 3.3. Het arrest Salduz en het arrest Panovits
Sinds het arrest Salduz in 2008 en het kort daaropvolgende arrest Panovits, blijven de arresten
en veroordelingen met betrekking tot het recht op bijstand tijdens het verhoor toestromen. Het
Hof lijkt hiermee haar standpunt te willen bevestigen, hoewel haar visie heel wat stof deed
opwaaien in de lidstaten.65 Zowel magistraten, advocaten als politieambtenaren lijken bewust
van de mogelijk grote impact van beiden arresten op het nationale rechtssysteem. Gezien het
belang van deze arresten zal uitgebreid worden ingegaan op de feiten, de beoordeling door de
nationale rechter, de uitspraak van het EHRM in de gewone Kamer en de Grote Kamer.
3.3.1. Salduz: Feiten en nationaal proces 66
Op 29 mei 2001 wordt de zeventienjarige Yusuf Salduz tijdens een protest tegen de
gevangenschap van de PKK-leider Öcalan aangehouden. Meewerken met deze beweging
wordt in Turkije opgevat als een terroristisch misdrijf. Salduz wordt bijgevolg opgepakt door
de staatsveiligheidspolitie. Iedereen die onder het gezag van deze politiedienst valt, heeft
gedurende de eerste twee dagen geen recht op bijstand van een raadsheer.67 Hoewel Salduz
geen contact had met een advocaat en een attest ondertekende dat wijst op zijn zwijgrecht,
bekent hij te hebben deelgenomen aan de demonstratie en een spandoek te hebben
opgehangen. De politie neemt een schrijfproef af en controleert Salduz gedurende het
onderzoek twee maal op sporen van mishandelingen.68
Tijdens het verhoor door de onderzoeksrechter en bij zijn verschijning voor de openbare
aanklager ontkent Salduz zijn eerdere bekentenissen. Hij beweert psychisch en fysiek
mishandeld te zijn en de verklaring onder druk te hebben afgelegd. Uit de medische rapporten
blijken geen sporen van mishandeling. Na het verhoren, beveelt de onderzoeksrechter Salduz‟
hechtenis, pas vanaf dit moment heeft hij toegang tot een raadsheer.69
65
P. DE HERT en K. WEIS, “Post-Salduzrechtspraak blijft komen”, De Juristenkrant, afl. 185, 11 maart 2009,
11.
66
EHRM, Salduz v. Turkije, ECHR 2008, no. 36391/02,, §12-26.
67
M. HELMANTEL, Salduz en Panovits: nieuwe Europese toetsstenen voor het Nederlandse politieverhoor,
onuitg., masterscriptie Rechten, Open Universiteit, 2009-10, http://hdl.handle.net/1820/2540, 30.
68
P.P.J. VAN DER MEIJ, Het EHRM en het recht op toegang tot een raadsman vanaf het eerste politieverhoor:
Over de hooggespannen verwachtingen omtrent het aanwezigheidsrecht van de raadsman in het strafrechtelijk
vooronderzoek, 2009, https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/1887/13620/2, 3-4.
69
P.P.J. VAN DER MEIJ, Het EHRM en het recht op toegang tot een raadsman vanaf het eerste politieverhoor:
Over de hooggespannen verwachtingen omtrent het aanwezigheidsrecht van de raadsman in het strafrechtelijk
vooronderzoek, 2009, https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/1887/13620/2, 3-4.
17
28. In de veroordeling werd vooral waarde gehecht aan de verklaringen tijdens het politieverhoor,
zijn latere ontkenning werd geweerd. De rechtbank veroordeelde Salduz tot een
gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden. Later werd deze, omwille van zijn leeftijd, tot
twee jaar en zes maanden ingekort.70 Ter ondersteuning van de uitspraak werd gebruik
gemaakt van het proces-verbaal van zijn aanhouding, dit als bewijs van zijn aanwezigheid
tijdens de demonstratie. Ook worden zijn bekentenissen als bewijs tegen hem gebruikt.
Daarnaast werd er rekening gehouden met de verklaringen van zijn medeverdachten, ook al
werden deze ter zitting ingetrokken. Tenslotte wordt ook de schrijfproef als bewijsstuk
opgevat, hoewel het handschrift niet met zekerheid het zijne is.71
3.3.2. Panovits: Feiten en nationaal proces 72
De zaak Panovits vertoont gelijkenissen met de zaak Salduz. Ook hier gaat het om een
zeventienjarige jongen die, vergezeld door zijn vader, op het politiebureau belandt. Hij wordt
verdacht van beroving en gewelddadigheden met een dodelijk slachtoffer als gevolg. Panovits
ontkent enige betrokkenheid en wordt verhoord. Zijn vader is bezorgd over de ernst van de
tenlastelegging en eventueel politiegeweld tegen zijn zoon. De politiechef raadt hem aan een
advocaat in te schakelen en zijn zoon te vergezellen tijdens het verhoor. De vader weigert dit
aanbod. Het relaas van de daaropvolgende feiten verschilt naar gelang deze gegeven zijn door
de verdediging of de politie.73
De verdediging beweert dat misleiding, psychologische druk en intimidatie tijdens Panovits‟
eerste politieverhoor tot diens bekentenis hebben geleid. Zo zou Panovits tijdens het verhoor
nog steeds onder de invloed van alcohol zijn geweest. De verhoorders zouden vervolgens
aandrongen hebben om te helpen bij het herinneren van de feiten en een geschreven
bekentenis op te stellen. Volgens Panovits werd hij hierbij geïntimideerd door het ostentatief
gebruik van dienstwapens. Ook beweert de verdediging er geen bijstand werd verleend, noch
direct na de aanhouding, noch voorafgaand aan het verhoor en de schriftelijke verklaring.74
70
EHRM, Salduz v. Turkije, ECHR 2008, no. 36391/02, §18-23.
71
M. HELMANTEL, Salduz en Panovits: nieuwe Europese toetsstenen voor het Nederlandse politieverhoor,
onuitg., masterscriptie Rechten, Open Universiteit, 2009-10, http://hdl.handle.net/1820/2540, 30.
72
EHRM, Panovits v. Cyprus, ECHR 2008, no. 4268/04.
73
M. HELMANTEL, Salduz en Panovits: nieuwe Europese toetsstenen voor het Nederlandse politieverhoor,
onuitg., masterscriptie Rechten, Open Universiteit, 2009-10, http://hdl.handle.net/1820/2540, 30.
74
P.P.J. VAN DER MEIJ, Het EHRM en het recht op toegang tot een raadsman vanaf het eerste politieverhoor:
Over de hooggespannen verwachtingen omtrent het aanwezigheidsrecht van de raadsman in het strafrechtelijk
vooronderzoek, 2009, https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/1887/13620/2, 4-5.
18
29. De politie gaf een andere lezing van de feiten. Zij beweerden dat Panovits duidelijk op de
hoogte gebracht werd van de bewijzen en de in verdenkingstelling. Ook zouden zij
herhaaldelijk gewezen hebben op zijn zwijgrecht. Panovits zou vrijwillig de feiten bekend
hebben. Volgens hen is er geen sprake van ongeoorloofde verhoormethodes en werd de
mogelijkheid tot het inroepen van een raadsman herhaaldelijk aangehaald maar steeds
geweigerd.75
Het Assisenhof oordeelde dat de voorafgaande rechtsbijstand geen voorwaarde is voor het
afnemen van een schriftelijke verklaring van de verdachte. Daarenboven werden Panovits en
zijn vader voldoende ingelicht over dit recht. Op grond van Panovits‟ eerste bekentenis,
getuigenverklaringen en een medisch rapport werd Panovits schuldig bevonden.76
3.4. Beoordeling EHRM
De behandeling van beide zaken voor het Europees Hof van de Rechten van de Mens verliep
enigszins gelijklopend. Beide klachten handelden overwegend over een mogelijke schending
van artikel 6 lid 3 c EVRM. De verdediging hekelde dat zij tijdens het vooronderzoek geen
toegang tot een raadsman hadden verkregen. Het Hof benadrukt in beide zaken dat de
rechtswaarborgen van art. 6 EVRM ook gelden in deze preprocessuele fase maar dat in de
beoordeling ervan rekening wordt gehouden met het gehele traject van de strafprocedure.77
3.4.1. Salduz en EHRM
De zaak Salduz werd in eerste instantie door de gewone Kamer behandeld. Deze
concludeerde dat er voldoende safeguards aanwezig waren en het schuldbewijs niet enkel
steunde op de politieverhoren. De deskundigenverslagen, verklaringen van medeverdachten
en de bijstand in latere fases overtuigden het Hof dat het recht op een eerlijk proces toch
gewaarborgd werd. Twee rechters van het EHRM sloten zich echter niet aan bij deze
beslissing, waarna de zaak doorverwezen werd naar de Grote Kamer.78
75
EHRM, Panovits v. Cyprus, ECHR 2008, no. 4268/04, §8-9.
76
X, Action report: Panovits v. Cyprus ,
www.coe.int/t/dghl/monitoring/execution/Source/Documents/Info_cases/Chypre/Panovits29042011.pdf, 1.
77
T.N.B.M. SPRONKEN, “Rechtshulp en advocatuur: een blik van buitenaf” in W. BRUGGEMAN, E. DE
WREE, J. GOETHALS, P. PONSAERS, P. VAN CALSTER, T. VANDER BEKEN en G. VERMEULEN,
Van pionier naar onmisbaar: over 30 jaar Panopticon, Antwerpen, Maklu, 2009, 269.
78
M. HELMANTEL, Salduz en Panovits: nieuwe Europese toetsstenen voor het Nederlandse politieverhoor,
onuitg., masterscriptie Rechten, Open Universiteit, 2009-10, http://hdl.handle.net/1820/2540, 31.
19
30. Deze Kamer kan beschouwd worden als een beroepsinstantie binnen het EHRM. Enkel zaken
die volgens een college van vijf rechters een kwestie van algemeen belang of een ernstige
interpretatie- of toepassingskwestie inhouden worden hier behandeld.79 De Grote kamer
volgde het eerdere oordeel niet. De rechters wezen, gelijklopend met oudere arresten, op het
belang van het recht op verdediging. In tegenstellingen tot eerdere rechtspraak verabsoluteert
het Hof dit recht binnen het idee van een fair trial. Het Hof benadrukt de kwetsbare positie
van de verdachte in het vooronderzoek en wijst daarom op de noodzaak en wenselijkheid van
vroegtijdige bijstand, als compensatie voor deze kwetsbaarheid. Ook het begrip „toegang tot
de advocaat‟ krijgt een praktische invulling. De verdachte heeft volgens het EHRM, tenzij
gerechtvaardigde dwingende beperkingen, recht op toegang tot een advocaat vanaf het eerste
politieverhoor. Verklaringen die als cruciaal bewijs tegen een verdachte worden gebruikt
maar afgelegd zijn zonder bijstand, leiden in principe tot een schending van het eerlijk proces.
Het Hof concludeerde dat de afwezigheid van een advocaat onherroepelijk Salduz‟
verdediging had aangetast.80
3.4.2. Panovits en EHRM
Panovits hekelde bij het Hof dat hij niet persoonlijk geïnformeerd werd over zijn recht op
bijstand en dit recht ook niet kon uitoefenen. Het Hof trekt gelijkaardige conclusies als in het
Salduz-arrest. Volgens het Hof rust op de overheid een positieve verplichting om elke
verdachte te informeren over diens rechten en hem toegang te verschaffen tot rechtsbijstand.
Er kan enkel sprake zijn van een eerlijk proces indien de verdachte de zaak begrijpt en kan
deelnemen. Zelfs tijdens het politieverhoor moet de verdachte beseffen wat er op het spel staat
en wat de gevolgen van een verklaring kunnen zijn. De bijstand van een advocaat is vanuit
deze opvatting dan ook cruciaal. De Grote kamer achtte bijgevolg dat zijn recht op een eerlijk
proces geschonden werd. Het arrest Panovits plaatsvond na het Arrest Salduz en er niet
verwezen werd naar het eerdere arrest, wordt de uitspraak gezien als een bevestiging van het
arrest Salduz.81
Opvallend is wel dat het Hof tijdens zijn uiteenzetting uiteenlopende termen voor het
beschrijven van de rechtsbijstand hanteerde. Dit heeft tot enige onduidelijkheid en discussies
heeft geleid. Op deze problematiek wordt in volgende paragraaf ingegaan.
79
C.A.J.M. KORTMANN, Constitutioneel recht, Deventer, Kluwer, 2008, 134-135.
80
H.J.B. SACKERS en Y. BURUMA, De kroniek van het strafrecht, Deventer, Kluwer, 2009, 66.
81
X, Action report: Panovits v. Cyprus ,
www.coe.int/t/dghl/monitoring/execution/Source/Documents/Info_cases/Chypre/Panovits29042011.pdf, 1-3.
20
31. 3.5. Bijstand volgens het Hof: Aanwezigheid of consultatie?
Het Hof maakt gebruik van de termen „assistance of‟ en „access to‟ in beiden arresten.82 Het
behandelt de termen door elkaar hoewel ze toch een verschillende inhoud hebben. Dit leidt tot
discussie tussen enerzijds aanhangers van een restrictieve interpretatie en anderzijds
aanhangers van een ruime interpretatie van de Straatsburgse rechtspraak. Bijstand voor de
verdachte zou dan kunnen variëren van een persoonlijke of zelfs slechts telefonische
consultatie voorafgaand aan het verhoor, tot het effectief overleggen met de advocaat tijdens
het verhoor.
Daarnaast kan hierdoor de advocaat een uiteenlopende houding aannemen in het
verhoorlokaal. Het kan gaan om een louter passieve aanwezigheid tot een actieve
tussenkomende rol. Sinds het Salduz-arrest bestaat er binnen deze tweedeling geen
eensgezindheid.83 In beide zaken is het onduidelijk hoe het Hof de termen „access‟ en
„assistance‟ wilt invullen. Het Hof stelt wel dat de organisatie van de effectieve verdediging in
handen van de Staat zelf ligt. Het Hof beoordeelt enkel of de gebruikte methode voldoet aan
haar vereisten voor een eerlijk proces.84 Artikel 6 lid 3c EVRM bevestigt dit.
82
ECHR, Factsheet-Police arrest: Assistance of a lawyer, februari 2011,
http://www.echr.coe.int/NR/rdonlyres/1DA09157-E81D-4DAF-A378-
956F2A3BBB79/0/FICHES_Garde_%C3%A0_vue_EN.pdf, 1-3.
83
V.S. HUYGEN VAN DYCK-JAGERSMA, “Het arrest Salduz en het recht op bijstand bij politieverhoor”,
Nederlands Juristenblad, afl. 12, 27 maart 2009, 603-604.; P.P.J. VAN DER MEIJ, Het EHRM en het recht op
toegang tot een raadsman vanaf het eerste politieverhoor: Over de hooggespannen verwachtingen omtrent het
aanwezigheidsrecht van de raadsman in het strafrechtelijk vooronderzoek, 2009,
https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/1887/13620/2, 10.
84
Art. 6, derde lid, c, Verdrag 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden.; P.P.J. VAN DER MEIJ, Het EHRM en het recht op toegang tot een raadsman vanaf het eerste
politieverhoor: Over de hooggespannen verwachtingen omtrent het aanwezigheidsrecht van de raadsman in
het strafrechtelijk vooronderzoek, 2009, https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/1887/13620/2, 10.
21
32. 4. België volgt de Salduz-rechtspraak
De lidstaten van de Raad van Europa staan onder het toezicht van het EHRM en moeten dus
hun eigen rechtssysteem conform haar rechtspraak aanpassen.85 Ook de druk op België nam
dankzij de arresten geleidelijk toe. België wist in 2010 in de zaak Bouglame tegen België de
dans te ontspringen en werd nog nooit veroordeeld door het Hof voor een inbreuk op artikel 6
EVRM.86 De bijstandsregeling die België voorziet werd door het Hof als voldoende
bestempeld in deze zaak. Wel had het Hof bedenkingen bij de Belgische rechtspraak, namelijk
met betrekking tot het nadien herstellen van schade aan de rechten van de verdediging.
Ondanks de vrijspraak hield dit arrest een belangrijke waarschuwing in, een gelijkaardige
regeling van de Franse wetgever werd datzelfde jaar wel veroordeeld. 87 Naast deze
waarschuwing, toonde de meer dan 70 arresten die het EHRM sinds het Salduz-arrest geveld
heeft dat het Hof het recht op een eerlijk proces een belangrijke waarde toekent en hier streng
op toeziet. De arresten bevestigden, verklaarden en breidden stuk voor stuk de Salduz-
rechtspraak uit.88 Tijd dus voor België om de nodige stappen te ondernemen.
Op 16 juni 2011 werd uiteindelijk, na veel amendementen en ondanks enkele tegenstemmen
en onthoudingen, ook in België het Salduz-wetsontwerp door een meerderheid in de Kamer
aangenomen. De wet moet nog een laatste keer teruggestuurd worden naar de Senaat, maar
zal uiterlijk op 1 januari 2012 van kracht gaan.89 De Salduz-wet zal voor verdachten een
aantal garanties inhouden.
4.1. De Salduz-wet
Het wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli
1990, kortweg de Salduz-wet, vervangt paragraaf zes van art. 47bis Sv. De nieuwe paragraaf
stelt dat er geen veroordeling kan worden uitgesproken die enkel gebaseerd is op
verklaringen, die werden afgelegd in strijd met de paragrafen twee, drie en vijf van dit artikel.
Dankzij deze wijziging komt volgens minister van Justitie, Stefaan De Clerck, het artikel
85
P.A.M. MEVIS, Capita Strafrecht: een thematische inleiding, Nijmegen, Ars aequi libri, 2009, 860.
86
EHRM, Bouglame v. Belgium, ECHR 2010, 16147/08.
87
J. STEVENS, Orde van de vlaamse Balie: Standpunt, 26 januari 2011,
www.advocaat.be/UserFiles/file/salduz/standpunt%20Salduz.pdf, 4-5.
88
J. STEVENS, Orde van de vlaamse Balie: Standpunt, 26 januari 2011,
www.advocaat.be/UserFiles/file/salduz/standpunt%20Salduz.pdf, 1.
89
S. DEGREEF, “Inwerkingtreding Salduz-wet uitgesteld om callcenter voor politie op te zetten”, Nieuws
Polinfo, 13 juli 2011, www.polinfo.be/secure/DocumentView.aspx?id=VS201322912.; Verslag 15 juli over het
wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de
voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens vrijheid wordt benomen rechten
te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan, Parl. St.
Kamer, 2010-11, nr. 53K1279012, http://www.dekamer.be/FLWB/pdf/53/1279/53K1279012.pdf.
22
33. tegemoet aan de kern van het Salduz-arrest: Een veroordeling kan niet worden uitgesproken
op basis van een verklaring die werd afgelegd zonder dat de mogelijkheid werd gegeven tot
voorafgaandelijk vertrouwelijk overleg en bijstand van een advocaat. Bij dergelijke strijdige
verklaringen kan een veroordeling wel mits er andere bewijselementen zijn. Wanneer de
meerderjarige persoon in een schriftelijk gedateerd en ondertekend document heeft
aangegeven van dit recht afstand te doen, is zijn verklaring wel rechtsgeldig.90
Het gewijzigde artikel 47bis Sv. omschrijft het recht op bijstand door een advocaat voor de
verdachte enerzijds uitvoerig, maar beperkt dit recht tot het eerste verhoor omwille van de
kwetsbare en eventueel emotioneel onstabiele positie. In onderstaande alinea worden enkele
bepalingen die relevant zijn voor het vooronderzoek besproken.
Paragraaf één omschrijft de regels die gerespecteerd moeten worden genomen bij het
verhoren. Bij aanvang van ieder verhoor wordt een beknopte mededeling van de feiten,
waarover de persoon zal worden verhoord, gegeven. Daarnaast moet aan de verdachte
medegedeeld worden dat hij mag vragen de gestelde vragen en antwoorden in de gebruikte
bewoording te noteren en bepaalde opsporingshandelingen of verhoren te doen uitvoeren.
Ook moet hij verwittigd worden dat zijn verklaring als bewijs in rechte kan worden gebruikt
en dat hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen.91
Paragraaf twee voorziet bovendien de verplichting mee te delen dat men de keuze heeft om
een verklaring af te leggen, vragen te beantwoorden of te zwijgen. Ook moet hij op de hoogte
worden gebracht van zijn recht om vóór het eerste verhoor een vertrouwelijk overleg te
plegen met een advocaat naar keuze of een toegewezen advocaat. Indien de financiële
draagkracht van de ondervraagde het vereist, kan er (gedeeltelijke) kosteloze juridische
tweedelijnsbijstand worden voorzien. De elementen uit beide paragrafen dienen in het proces-
verbaal te worden opgenomen.92
90
Verslag 15 juli over het wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20
juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens vrijheid
wordt benomen rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden
bijgestaan, Parl. St. Kamer, 2010-11, nr. 53K1279012,
http://www.dekamer.be/FLWB/pdf/53/1279/53K1279012.pdf, 3.
91
Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de
voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens vrijheid wordt benomen rechten
te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan, Parl. St.
Kamer, 2010-11, nr. 53K1279013, http://www.dekamer.be/FLWB/pdf/53/1279/53K1279013.pdf, 3.
92
Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de
voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens vrijheid wordt benomen rechten
te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan, Parl. St.
Kamer, 2010-11, nr. 53K1279013, http://www.dekamer.be/FLWB/pdf/53/1279/53K1279013.pdf, 3-4.
23
34. Paragraaf vier stelt dat deze rechten voor het verhoor in een schriftelijke moeten worden
overhandigd.93 Tot slot bepaalt paragraaf zeven dat de advocaat verplicht is tot
geheimhouding van de informatie waarvan hij kennis krijgt door het verlenen van bijstand.
Indien hij de geheimhoudingsplicht schendt, wordt hij gestraft met de door artikel 458 van het
Strafwetboek bepaalde straffen.94 Gezien de bijstandsregeling moet worden ingepast in de
termijn van 24 uur, is deze gedetailleerd georganiseerd: De advocaat krijgt twee uur om op
het politiebureau te verschijnen, vervolgens kan hij gedurende een half uur vertrouwelijk
overleg plegen met zijn cliënt. Tijdens het verhoor zelf mag de advocaat in de verhoorruimte
aanwezig zijn maar moet hij een passieve houding aannemen. Hij mag er enkel op toezien dat
de verdachte zichzelf niet moet beschuldigen, er geen dwang plaatsvindt en dat het verhoor
wettig verloopt. De algemene regel is dat de advocaat zwijgt gedurende het verhoor: Enkel bij
schendingen mag hij dit melden en indien er een nieuw feit aan het licht komt mag het
verhoor een kwartier onderbroken worden voor overleg. Slecht in uitzonderlijke gevallen kan
de procureur beslissen om de regels tijdelijk niet toe te passen of de aanhoudingstermijn tot 48
uur te verlengen. 95
4.2. Kritieken vanuit het politiewezen
De goedkeuring van bovenstaande Salduzwet wordt in de media als een van de belangrijkste
strafrechtelijke hervormingen in vijftig jaar beschreven. Men verwacht dat deze hervorming
dan ook voelbare gevolgen zal hebben voor het politiewezen. Momenteel is er echter weinig
onderzoek naar deze impact beschikbaar. De advocatuur ijvert al jaren voor een invoering,
maar vanuit het politiewezen regent het waarschuwingen sinds de goedkeuring van het
voorstel.
Commissaris-generaal van de federale politie, Paul Van Thielen, stelt dat de Salduz-wet
handenvol geld zal kosten. De nieuwe wet vereist immers extra personeel en kamers waar de
93
Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de
voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens vrijheid wordt benomen rechten
te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan, Parl. St.
Kamer, 2010-11, nr. 53K1279013, http://www.dekamer.be/FLWB/pdf/53/1279/53K1279013.pdf, 5.
94
Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de
voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens vrijheid wordt benomen rechten
te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan, Parl. St.
Kamer, 2010-11, nr. 53K1279013, http://www.dekamer.be/FLWB/pdf/53/1279/53K1279013.pdf, 5.
95
Verslag 8 juni over het wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20
juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens vrijheid
wordt benomen rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden
bijgestaan, Parl. St. Kamer, 2010-11, nr. 53K1279005,
http://www.dekamer.be/doc/flwb/pdf/53/1279/53k1279005.pdf, 8-9.
24
35. advocaat en zijn cliënt discreet kunnen overleggen, waardoor infrastructuurwerken zich
opdringen in verscheidene zones. Daarnaast waarschuwt hij voor tijdsverlies en langere
minder spontane verhoren aangezien men moet wachten op de advocaat, diens voorafgaand
overleg en eventuele time-outs tijdens het verhoor. De politie vreest niet enkel voor het hoog
kostenplaatje maar ook voor minder blauw op straat in de kleinere politiezones. Eén team
blijft immers belast voor de tijd dat de advocaat ter plaatse komt.96 Ook de lokale politie
kampt met vragen en vreest praktische moeilijkheden zoals het waarborgen van de veiligheid,
de organisatie van een verhoor met tolken, de kostprijs, enzovoort. Daarom is er volgens Leo
Mares, korpschef van de politiezone Beveren, en Eric Wauters, adjunct-secretaris van de
Vaste Commissie van de lokale politie, een absolute nood aan een duidelijk wetgevend kader
met voldoende aandacht voor heldere en praktische procedureregels.97
4.3. Voorgestelde alternatieven
Het traject dat de Salduz-wet heeft afgelegd, bewijst eveneens dat de aanname ervan geen
sinecure was. Reeds in het voorjaar van 2009 vond een schriftelijke consultatieronde plaats
met de betrokken actoren en werden wetsvoorstellen ingediend. In januari en april 2010
volgden twee rapporten van een studie die de precieze draagwijdte van het Salduz-arrest en
gelijkaardige arresten trachtte in te schatten. Deze informatie werd ter bespreking aan de
Senaat voorgelegd. Eind augustus van datzelfde jaar vond, omwille van de vele bedenkingen,
een overleg plaats tussen de actoren. De standpunten bleken erg uiteenlopend, de nood naar
wetgeving drong zich op maar de val van de regering dreigde roet in het eten te gooien.98
Het College van procureurs-generaal nam daarom het initiatief en trachtte met twee
circulaires het rechtslandsschap te redden. Het audiovisueel verhoor (AVV) wordt hier een
eerste maal als mogelijke waarborg voor een eerlijk proces aangehaald.99 De COL 7/2010 van
96
X., “Van Thielen uit kritiek op salduz-wet”, Het Nieuwsblad, 30 maart 2011,
http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=DMF20110330_023; X., “Nieuwe Salduz-wet zal 16
miljoen kosten”, De Redactie, 18 juni 20011, http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/binnenland/1.1047249
97
Verslag 8 juni 2011 over het wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van
20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens
vrijheid wordt benomen rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem
te worden bijgestaan, Parl. St. Kamer, 2010-11, nr. 53K1279005,
http://www.dekamer.be/doc/flwb/pdf/53/1279/53k1279005.pdf, 96-100.
98
Verslag 8 juni 2011 over het wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van
20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens
vrijheid wordt benomen rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem
te worden bijgestaan, Parl. St. Kamer, 2010-11, nr. 53K1279005,
http://www.dekamer.be/doc/flwb/pdf/53/1279/53k1279005.pdf, 4-5.
99
K. VAN CAUWENBERGHE, “Bijstand van een advocaat bij het eerste verhoor: Kan een COL het
rechtslandschap redden?”, Vigiles, 2010, afl. 4, 157-160.
25
36. 4 mei 2010 spreekt echter over een nijpend tekort aan infrastructuur voor video-opnames. Het
geeft in afwachting van een beslissing van de wetgever daarom de volgende richtlijn: Er
wordt een video-opname met geluidsopname van het eerste verhoor gemaakt indien het gaat
om ernstige misdrijven, met voorrang voor de levensbeëindigende en de niet-
correctionaliseerbare misdaden. De verdachte wordt vooraf geïnformeerd dat ter controle van
het verloop van het verhoor is.100 Op 14 juli 2010 volgde COL 15/2010, die de eerste
omzendbrief verduidelijkt en wijzigt. Deze circulaire beklemtoont dat de richtlijn tot opname
bedoeld was om het eerlijk proces te waarborgen binnen de bestaande wetgeving en met de
middelen die voorhanden zijn. Hoewel het problematisch lijkt, stelt deze circulaire dat het
verhoor volledig geregistreerd moet worden.101 Het initiatief van het College van procureurs-
generaal lijkt tevergeefse moeite en zorgde voor bijkomende vragen vanuit het werkveld. Het
is uiteindelijk wachten tot midden juni 2011 op verduidelijking van de wetgever. Na tal van
hoorzittingen en amendementen in de Senaat en de Kamer werd de Salduz-wet alsnog
aangenomen.102
Uit de voorbereidende werken blijkt dat het AVV ook door verschillende partijen in hun
amendementen als aanvulling of alternatief voor de Salduzvoorschriften vooropgesteld werd.
Zo vond Bert Schoofs (Vlaams Belang) de audiovisuele opname een voldoende alternatief
voor de aanwezigheid van de advocaat tijdens het verhoor. Volgens hem heeft het Europees
Parlement die alternatieve oplossing immers al in 2003 voorgesteld en is in onze Westerse,
democratische samenleving verplichte bijstand volgens hem overbodig. De N-VA toont zich
ook voorstander van een veralgemening van het videoverhoor maar eerder als een
aanvullende maatregel.103 Ecolo en Groen! vonden het audiovisueel verhoor vooral een nuttig
alternatief bij afwezigheid van de advocaat maar achtten een volledige transcriptie
100
Omzendbrief nr. COL 7/2010 van het college van procureurs-generaal bij de hoven van beroep betreffende
de bijstand van een advocaat bij het eerste politionele verhoor van een verdachte gelet op de recente
rechtspraak van het EHRM, 14 mei 2010.
101
Omzendbrief nr. COL 15/2010 Addendum bij de COL 7/2010 betreffende de bijstand van een advocaat bij
het eerste politionele verhoor van een verdachte gelet op de recente rechtspraak van het EHRM, 14 juli
2010.; K. VAN CAUWENBERGHE, “Bijstand van een advocaat bij het eerste verhoor: Kan een COL het
rechtslandschap redden?”, Vigiles, 2010, afl. 4, 157-160.
102
Verslag 15 juli over het wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20
juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens
vrijheid wordt benomen rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem
te worden bijgestaan, Parl. St. Kamer, 2010-11, nr. 53K1279012,
http://www.dekamer.be/FLWB/pdf/53/1279/53K1279012.pdf, 3.
103
Amendementen bij het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige
hechtenis en van het Wetboek van strafvordering, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen die van
zijn vrijheid wordt beroofd rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door
hem te worden bijgestaan, Parl. St. Kamer, 2010-11, nr. 53K1279003
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/53/1279/53K1279003.pdf, 32-33.
26
37. noodzakelijk.104 Men baseerde zich hiervoor op het advies van de Hoge Raad: Die stelt dat dit
de meest geschikte manier is om betwistingen over het verloop van het verhoor en de invloed
van de advocaat tijdens dit verhoor uit te klaren.105
Ondanks de verscheidene argumenten werden deze amendementen niet aangenomen. De
minister van Justitie verklaarde dat de opname van het verhoor momenteel irrealistisch is,
vanwege budgettaire en praktische hindernissen. Wel benadrukte hij dat de audiovisuele
registratie als mogelijke oplossing voor in de toekomst kan worden overwogen. 106 In volgend
hoofdstuk wordt op dit alternatief ingegaan.
104
Amendementen bij het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige
hechtenis en van het Wetboek van strafvordering, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen die van
zijn vrijheid wordt beroofd rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door
hem te worden bijgestaan, Parl. St. Kamer, 2010-11, nr. 53K1279003,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/53/1279/53K1279003.pdf, 33-34.
105
Hoge Raad voor de Justitie, Advies over het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 1 van de wet van 20 juli
1990 betreffende de voorlopige hechtenis, teneinde op het moment van de aanhouding nieuwe rechten toe te
kennen aan de persoon die van zijn vrijheid is benomen, 24 juni 2009,
http://www.csj.be/FR/acti/..%5C..%5Cdoc%5Cadvice%5CAvis240609.pdf, 11.
106
Verslag 8 juni over het wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20
juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens
vrijheid wordt benomen rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem
te worden bijgestaan, Parl. St. Kamer, 2010-11, nr. 53K1279005,
http://www.dekamer.be/doc/flwb/pdf/53/1279/53k1279005.pdf, 36-37.
27
38. 5. Het verhoor
In dit hoofdstuk zal in de eerste plaats het standaardverhoor beschreven worden. Vervolgens
zal kort worden ingezoomd op verschillende variaties van het klassieke verhoor, zoals de
audiovisuele en auditieve opname en het audiovisueel verhoor. Op deze laatste vom zal tot
slot dieper worden ingegaan
5.1. Het klassieke verdachtenverhoor
Sinds de wet Franchimont is het begrip „verhoor‟ juridisch onduidelijk. Hoewel het verhoor
bij uitstek de meeste gebruikte techniek bij het politioneel onderzoek en vaak de rode draad
van de waarheidsvinding vormt, is het verhoor tot op heden niet eenduidig gedefinieerd.107 In
de rechtsleer bestaan momenteel tal van omschrijvingen: Of een situatie al dan niet als een
verhoor mag beschouwd worden is dan ook afhankelijk van de gehanteerde definitie.108 In
volgende alinea worden enkele beschrijvingen aangehaald.
Het verhoor kan enerzijds ruim omschreven worden. Hutsebaut benadrukt de dwangmatige
context. Hij beschrijft het verhoor als een vorm van dwangcommunicatie waarbij de regie in
handen ligt van de politieambtenaar en er een duidelijk machtsonderscheid geldt.109 Zowel
Hutsebaut als Traets definiëren het verhoor als een vraaggesprek, maar Traets eist bijkomend
dat het een vraaggesprek betreft waarvan het doel is de waarheid te achterhalen door het
verzamelen van relevante informatie.110 Zowel Bockstaele als Verstraeten sluiten zich hierbij
aan. Ook zij spreken over een doelgericht vraaggesprek waarbij het initiatief ligt bij de
verbalisant die informatie tracht te verzamelen over het misdrijf. Verstraeten beklemtoont
daarnaast dat de verhoorde persoon wel persoonlijk instaat voor zijn verklaringen. 111
Een ander uitgangspunt is de hoedanigheid van de verbalisant. Huybrechts volgt
bovenstaande definities maar stelt dat er slechts sprake is van een verhoor indien de
verhoorder bevoegd is om een proces-verbaal op te stellen binnen het kader van een
strafonderzoek.112
107
M. BOCKSTAELE, Handboek verhoren 1, Antwerpen, Maklu, 2008, 17.
108
F. GOOSENS, Politiebevoegdheden en mensenrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 411.
109
F. HUTSEBAUT, “Het wettelijk en jurisprudentieel kader inzake het politieverhoor” ” in S. VAN
ELCHINGEN (ed.), Het politieverhoor, Kessel-Lo, Centrum voor politiestudies, 1999, 43.
110
F. GOOSENS, Politiebevoegdheden en mensenrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 411.
111
F. GOOSENS, Politiebevoegdheden en mensenrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 412.
112
F. GOOSENS, Politiebevoegdheden en mensenrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 412-413.
28
39. Andere definities benadrukken dan weer het eindproduct: Decoux stelt dat men pas kan
spreken over een verhoor indien een proces-verbaal geacteerde verklaring wordt opgesteld die
meestal het resultaat is van een vraaggesprek en als bewijs gebruikt kan worden.113
De definities uit de rechtsleer leggen verschillende klemtonen maar vertonen duidelijk
gelijkenissen. De rechtsleer is echter niet de enige bron, daarnaast kan ook de rechtspraak het
begrip „verhoor‟ verduidelijken. Zo kan de visie van het EHRM afgeleid worden uit diens
rechtspraak. Het EHRM blijft vrij beknopt in haar definiëring van het begrip verhoor:
“Het verhoor bestaat uit nuttige vragen, toegespitst op de verdenkingen: een
screening proforma maakt deel uit van het verhoor. Vragen naar privé-
aangelegenheden lijken alleen te kunnen, mits er hiervoor een wettelijke basis
voorhanden is en mits voldaan is aan de overige voorwaarden van artikel 8, lid 2
EVRM.”114
Het is opvallend dat het EVRM geen verhoorverplichting oplegt. De Europese Code inzake
ethiek van de politie stelt dat deze verplichting enkel geldt wanneer er een redelijk en wettig
vermoeden bestaat dat er een misdrijf is gepleegd of zal gepleegd worden.115
Er bestaat bijgevolg geen uniforme definitie van het verhoor, maar uit alle bestaande
definities, zowel deze uit de rechtsleer als de rechtspraak, kunnen een aantal karakteristieken
afgeleid worden: Het verhoor moet in de eerste plaats gebeuren door middel van een gesprek
waarvan de leiding in handen is van een bevoegde ondervrager, de locatie is niet van belang.
Er is ook sprake van een vorm van dwangcommunicatie. Bijkomend moet een verhoor
zaakgericht zijn en de bewijsverzameling in het kader van het strafonderzoek als doel hebben.
Ten slotte moet het verhoor leiden tot een proces-verbaal.116
5.2. Relevante artikels voor het vooronderzoek
Ondanks de afwezigheid van een uniforme definitie, is het verhoor toch een belangrijke
politionele bevoegdheid en dient dus wettelijk geregeld te zijn. Er bestaat in de wet, met
uitzondering van art 16 van de Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis,
113
F. GOOSENS, Politiebevoegdheden en mensenrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 412-413.
114
F. GOOSENS, Politiebevoegdheden en mensenrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 478.
115
Raad van Europa, The European Code of Police ethics, Com.Min., REC(2001)10, 19 september 2001,
http://polis.osce.org/library/f/2687/500/CoE-FRA-RPT-2687-EN-
European%20Code%20of%20Police%20Ethics.pdf.
116
F. GOOSENS, Politiebevoegdheden en mensenrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 416.
29
40. geen verplichting om over te gaan tot het verhoor van een verdachte. 117 Het verhoor tijdens
het opsporingsonderzoek wordt geregeld in de artikels 28quinquies en 47bis Sv.118
Uit beide artikels kunnen enkele criteria afgeleid worden om te bepalen of een situatie onder
de toepassing van deze artikels vallen. Ten eerste moet het gesprekken met een bepaalde duur
binnen een opsporingsonderzoek betreffen. Daarnaast dienen zowel de verhoorde als
verhoorder gelijktijdig op dezelfde locatie aanwezig te zijn. Een proces-verbaal moet
opgesteld worden en de verdachte moet zich door middel van een handtekening binden aan
zijn verhoor. Ten slotte kan dit verhoor gebruikt worden als een bewijs in rechte en dient dit
meegedeeld worden aan de verdachte.119 Indien de situatie voldoet aan bovenstaande criteria,
wordt het geregeld door artikels 28quinquies en artikel 47bis Sv.
Artikel 28quinquies beschrijft in haar tweede paragraaf de verplichting tot het vermelden van
het recht op een kopie van het verhoor. De ondervraagde heeft hier kosteloos recht op indien
hij dit zelf vraagt. De overhandiging moet binnen één maand plaats vinden, bij uitzondering
kan deze termijn uitgesteld worden met een eenmalig hernieuwbare termijn van hoogstens
drie maanden.120 De eerste paragraaf beklemtoont het gesloten karakter van het
opsporingsonderzoek. Het onderzoek verloopt geheim, tenzij bij wettelijke uitzondering.121
Artikel 47bis bevat vijf minimumregels waaraan het verhoor, ongeacht de hoedanigheid van
de te verhoren persoon, moet voldoen.122 Zo moet bij de aanvang van het verhoor de
mededelingen omschreven in lid één, a tot c, worden gedaan. Men moet meedelen dat de
verklaringen als bewijs in rechte kunnen gebruikt worden en dat de ondervraagde kan vragen
om het gezegde te noteren in de gebruikelijke bewoordingen of bepaalde
opsporingshandelingen of verhoren te doen verrichten.123
Daarnaast mag de ondervraagde volgens het tweede lid gebruik maken van alle documenten
in zijn bezit, op voorwaarde dat het verhoor hierdoor niet uitgesteld wordt. Lid drie bepaalt
dat het proces-verbaal het tijdsverloop van het verhoor nauwkeurig moet weergeven, alsook
de identiteit van aanwezige personen en andere omstandigheden die een bijzonder licht
117
M. BOCKSTAELE, Handboek verhoren, Antwerpen, Maklu, 2008, 17.; R. VERSTRAETEN, Handboek
Strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2007, 269.
118
Art. 28quinquies Sv.; Art. 47bis Sv.
119
M. BOCKSTAELE, Handboek verhoren, Antwerpen, Maklu, 2008, 47-52.
120
M. BOCKSTAELE, Handboek verhoren, Antwerpen, Maklu, 2008, 60.
121
M. BOCKSTAELE, Handboek verhoren, Antwerpen, Maklu, 2008, 61.
122
D. VAN DAELE, E. SCHROYEN, J. STEYVERS, F. GOOSENS en F. HUTSEBAUT, Het Belgische
politiewezen: wetgeving, beleid en literatuur, Mechelen, Kluwer, 2011, 59.
123
Art. 47bis Sv.
30