SlideShare a Scribd company logo
1 of 25
Download to read offline
Vakgroep Strafrecht en criminologie
De uitbreiding van het takenpakket van de
private veiligheidssector: toekomstgezang of
open baan voor privatisering ?
Bachelorproef neergelegd tot het behalen van de graad van
Bachelor in de Criminologische Wetenschappen
door (01003211) Vosselman Jeffrey
Academiejaar 2013- 2014
Naam en voornaam promotor: Cools Marc
Naam en voornaam tweede lezer: Colman Charlotte
Aantal woorden (excl. bijlagen): 7470
Trefwoorden (3): private veiligheid ; kerntakendebat ; privatisering
STAGEPLAATS: Cel Public Affairs – Securitas Nv.
Pagina | I
Verklaring inzake toegankelijkheid van de bachelorproef
criminologische wetenschappen
Ondertekende,
Vosselman Jeffrey (01003211)
geeft hierbij aan derden,
zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van
de examencommissie van het derde bachelorjaar criminologische wetenschappen,
[de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past)
om deze bachelorproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een
elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar
verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden.
Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de
bachelorproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na
het titelblad.
Datum: 1 juni 2014
Handtekening: ……………………………
Pagina | II
Voorwoord
Voor u ligt de bachelorproef geschreven in het kader van het behalen van het bachelordiploma
Criminologische Wetenschappen aan de Universiteit Gent. Deze opleiding heeft mij de unieke kans
geboden om kennis en inzicht te verwerven over heel wat actuele thema’s. In navolging van mijn
stageperiode bij Securitas nv. en het keuzevak ‘Private Veiligheids- en Politiestudies’ gedoceerd door
Prof. Dr. Marc Cools heb ik besloten om deze bachelorproef te wijten aan een probleemvraagstuk uit
de private veiligheidssector.
De kennis en praktische ervaring die ik heb kunnen opdoen gedurende mijn stageperiode, zou er niet
zijn zonder de goede begeleiding van Dhr. Chris Bombeke. Vooreerst had ik graag hem, maar ook alle
andere leden van de Cel Public Affairs, willen bedanken voor de aangename samenwerking, de
informatie en talloze nuttige tips om deze bachelorproef tot een goed einde te kunnen brengen. Mijn
oprechte dank gaat ook uit naar de UGent-begeleider en promotor, Prof. Dr. Marc Cools, die mij met
het nodige geduld van informatie heeft voorzien bij het schrijven van dit werkstuk. Tot slot had ik ook
graag Mevr. Melanie Defruytier willen bedanken voor de goede begeleiding naar aanloop van de
stageperiode en de bachelorproef.
Op het thuisfront ben ik nog enkele dankbetuigingen schuldig. Vooreerst wil ik mij richten tot mijn
ouders. Mama, papa, bedankt om al die jaren in mij te geloven dat ik het in me had om mijn
bachelordiploma te behalen, voor de steun en toeverlaat gedurende de mindere perioden maar vooral
om mij de kans te geven om deze hogere studies aan te wenden. Tenslotte wil ik nog mijn beste
vriend, Dieter Grillet, bedanken voor de aanmoedigingen, de steun en de aangename afwisseling die ik
nodig had tijdens deze studies.
Pagina | III
Inhoudsopgave
Verklaring inzake toegankelijkheid van de bachelorproef criminologische wetenschappen..........I
Voorwoord .............................................................................................................................................II
Inhoudsopgave..................................................................................................................................... III
1. Inleiding.......................................................................................................................................... 1
2. Verkenning van het onderwerp ter discussie.............................................................................. 2
2.1. Inleiding................................................................................................................................... 2
2.2. Afbakening van het begrip ‘privatisering’............................................................................... 3
2.2.1. Privatisering in materiële en formele zin......................................................................... 3
2.2.2. Oorzaken van de private oriëntering ............................................................................... 4
2.3. Waar gaat het kerntakendebat over?........................................................................................ 5
2.3.1. Aanleiding tot het kerntakendebat................................................................................... 5
3. De wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van de private en bijzondere veiligheid.... 6
3.1. Historiek.................................................................................................................................. 6
3.2. Het wetgevend kader van de private veiligheidssector ........................................................... 6
3.2.1. Doelstelling ..................................................................................................................... 7
3.2.2. Organisatievormen .......................................................................................................... 7
3.2.3. Toepassingsgebied........................................................................................................... 7
4. Het kerntakendebat 2012-2013 .................................................................................................... 9
4.1. Inleiding................................................................................................................................... 9
4.2. De politie en haar opdracht...................................................................................................... 9
4.2.1. Een eerste kennismaking ................................................................................................. 9
4.2.2. Wat doet de politie?......................................................................................................... 9
4.3. De parlementaire hoorzitting over de overdracht van politiediensten................................... 10
4.3.1. Introductie ..................................................................................................................... 10
4.3.2. Inhoud van de parlementaire hoorzitting....................................................................... 11
4.3.3. Voor- en tegenargumenten voor de overdracht ............................................................. 11
4.3.4. Welke taken uitbesteden aan de private sector? ............................................................ 12
5. De wet van 13 januari 2014 betreffende de wijziging van de wet van 10 april 1990 tot
regeling van de private en bijzondere veiligheid .............................................................................. 14
6. Conclusie ...................................................................................................................................... 16
Bibliografie........................................................................................................................................... 18
Pagina | 1
1. Inleiding
Momenteel gaat de publieke veiligheidssector gebukt onder bepaalde niet-prioritaire taken. Wegens
een gebrek aan budgettaire middelen kan het aanwerven van extra politiemensen niet behouden
blijven. De overheid wordt met andere woorden geconfronteerd met de grenzen van diens financiële
mogelijkheden. Teneinde de politiediensten zich op hun kerntaken kunnen concentreren, moeten er
oplossingen worden aangeboord om hen van sommige taken te ontlasten. Tijdens de parlementaire
hoorzittingen werd reeds aangehaald dat de private veiligheidssector actief wil deelnemen aan het
kerntakendebat en een sterk vragende partij is voor de overheveling van sommige politietaken.
Deze overheveling kent zowel voor- als tegenstanders. In deze bijdrage zal de klemtoon gelegd
worden op één onderzoeksvraag:
“In welke mate kan de overheveling van politietaken naar de private veiligheidssector ervaren worden
als een privatisering van taken, die eerder publieke aangelegenheden waren, dan wel een ontlasting
van een overbelast politieapparaat uitmaken?”
Deze bijdrage beoogt het beantwoorden van de onderzoeksvraag bij wijze van een literatuurstudie.
Allereerst wordt een beeld geschetst van wat moet verstaan worden onder de begrippen privatisering
en het kerntakendebat. Eveneens worden de oorzaken van de private oriëntering van politietaken
aangewend en wordt besproken welke de factoren zijn die aanleiding hebben gegeven tot het
behandelen van het kerntakendebat. Vervolgens wordt ingegaan op het wetgevend kader van de
private veiligheidssector, met name de wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van de private en
bijzondere veiligheid. Het doel is meer inzicht te krijgen in het huidige takenpakket van de private
veiligheidssector. Verder wordt ingegaan op het kerntakendebat en de parlementaire hoorzittingen die
gehouden werden in 2012-2013 omtrent de (kern)opdrachten van de reguliere politie en de taken die in
aanmerking komen voor een overheveling naar de private veiligheidssector. Tot slot volgt een korte
bespreking van de wijziging van de wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van de private en
bijzondere veiligheid als gevolg van de invoering van de wet van 13 januari 2014.
Pagina | 2
2. Verkenning van het onderwerp ter discussie
Bij wijze van aanvang van dit werkstuk is een goed begrip van het onderwerp ter discussie
noodzakelijk. Allereerst volgt een bespreking van het begrip ‘privatisering’ en worden de oorzaken
van de private oriëntering aangehaald. Vervolgens wordt het kerntakendebat en diens achtergrond
behandeld.
2.1. Inleiding
Iedere gemeenschap kent een behoefte aan overheidszorg. We kunnen opmerken dat reeds bij de eerste
maatschappelijke vormen van samenleven aandacht wordt besteed aan het verzekeren van de
veiligheid (De Jong, 2000). Deze veiligheid wordt bewerkstelligd door het opstellen, het naleven en
het afdwingen van een aantal fundamentele regels. Sinds jaar en dag heeft de overheid de publieke
veiligheid beschouwd als haar exclusieve taak. De instantie bij uitstek voor het waarborgen van die
veiligheid is de politiedienst. Dit is echter niet verwonderlijk vermits de wijze waarop hieraan
invulling wordt gegeven gepaard kan gaan met het gebruik van geweld (Blonk, 2000). In die zin is het
handhaven van het ‘recht op veiligheid’ een essentiële basisopdracht, een kerntaak van de overheid.
Naarmate de samenleving complexer wordt ten gevolge van maatschappelijke ontwikkelingen en het
gevoel van onveiligheid bij de burgers toeneemt, zal het aantal taken die de overheid dient te
vervullen, worden verruimd. De toename van criminaliteit zorgt immers voor een stijging in de
behoefte aan meer veiligheid. Dit alles heeft ertoe geleid dat bij de overheid het besef gegroeid is dat
zij niet langer alleen kan instaan voor de uitvoering van haar takenpakket (Van der Burght, 2011).
Als gevolg van de onbegrensde maatschappelijke vraag naar veiligheid en de beperkte mogelijkheden
van de overheid op het vlak van capaciteit, organisatie en taakverdeling wordt een spanningsveld
waargenomen tussen het aanbod en de vraag naar politietaken (Ponsaers, Devroe, & Meert, 2006).
Deze maatschappelijke ontwikkelingen hebben geleid tot een debat, het zogenaamde kerntakendebat.
Het aantal taken dat de overheid moet vervullen, is groot, zelfs zo groot dat de vraag zich aandient of
de overheid deze nog efficiënt kan uitvoeren. Een tekortschietende overheid roept welhaast vanzelf
een privatiseringsproces op (Hoogenboom, 2000b). Als een overheidsorganisatie niet efficiënt genoeg
functioneert, acht men slechts één middel probaat: privatisering (Kiepe, 2000). Het fenomeen van
privatisering is zeker niet nieuw. Met de regelmaat van een klok laait het debat over de wenselijkheid
van privatisering van de zorg voor veiligheid op (Piret, 2005). Maar wat houden privatisering en het
kerntakendebat nu concreet in?
Pagina | 3
2.2. Afbakening van het begrip ‘privatisering’
Algemeen kunnen we stellen dat twee ontwikkelingen privatisering in de hand werken: enerzijds een
exponentiële groei van het aantal taken die de overheid dient te vervullen en de daarmee
samenhangende regelgeving, anderzijds het gegeven dat de overheid steeds meer toezichts- en controle
taken naar de private sector verschuift (Hoogenboom, 2000a). Volgens het Juridisch Woordenboek
houdt het begrip privatisering een overheveling van overheidstaken naar de particuliere sector in
(Lycaeus, 2001-2005). In het algemeen gaat het om de terugtrekking van de staat uit de productie van
goederen en diensten (Veljanovski, 1987). Dit kan verschillende vormen aannemen.
2.2.1. Privatisering in materiële en formele zin
We maken een onderscheid tussen twee vormen die in de privatiseringsdiscussie nog al eens door
elkaar gebruikt worden: privatisering in materiële zin en in formele zin. Privatisering kan duiden op
een vorm van het overlaten van de uitvoering van opdrachten aan het bedrijfsleven, maar ook op een
vorm van opdrachtverlening onder regie van de overheid (Monsma, 2005). In beide gevallen wordt het
fenomeen gekoppeld aan het begrip ‘overheidsverantwoordelijkheid’. Dit houdt in dat de overheid de
verantwoordelijkheid zal dragen voor de correcte uitvoering van een welbepaalde opdracht.
De meest verregaande vorm van privatisering is het afstoten van taken die door de overheid worden
uitgevoerd. Hierbij wordt de overheidsverantwoordelijkheid voor de uitvoering verlaten en wordt deze
overgedragen aan de uitvoerder in kwestie (de private markt). We spreken in dergelijke situaties van
‘privatisering in materiële zin’.
Een tweede privatiseringsvorm noemen we de ‘privatisering in formele zin’. Het gaat hierbij niet
langer om het afstoten van overheidstaken, maar om een wijziging in de uitvoering. In wezen zullen de
overheidstaken nog steeds binnen het overheidsbestel uitgevoerd worden. Dit kan ingevuld worden op
drie verschillende manieren: verzelfstandiging, uitbesteding en het overlaten van werkzaamheden aan
maatschappelijke instellingen. Allereerst is er verzelfstandiging. Hierbij worden publieke taken
ondergebracht in een zelfstandige organisatie (vb. een vennootschap) die deze taken tot uitvoering zal
brengen op een grotere afstand van de overheid (Stellinga, 2012). Uitbesteding of outsourcing, houdt
in dat de overheid de verantwoordelijkheid voor de publieke taak blijft dragen, maar dat ze zich zal
beroepen op een private organisatie voor de uitvoering. Tot slot verwijzen we naar privatisering onder
de vorm van het overlaten van werkzaamheden aan maatschappelijke instellingen. Hierbij zullen
publieke taken door de overheid erkend worden als belangrijk, maar zullen zij ervan af zien de taken
naar zich toe te trekken zolang maatschappelijk instellingen deze adequaat uitvoeren. Hierbij richten
we ons voornamelijk tot non-profitorganisaties (Pheijffer, 2000).
Pagina | 4
2.2.2. Oorzaken van de private oriëntering
Voor het beantwoorden van de vraag “Waardoor is de privatiseringstendens op gang gebracht?”
worden twee theoretische stromingen naar voor geschoven: de Junior Partner Theorie ontwikkeld
door J. Kakalik en S. Wildhorn en de Loss Prevention Theorie ontwikkeld door C. Shearing en P.
Stenning. Vanuit dit wetenschappelijk denken wordt een verklaring geboden voor de groei van de
private veiligheidsindustrie (Boon, 1993).
2.2.2.1. De Junior Partner Theorie
De Junior Partner Theorie – ook wel de vacuüm-theorie of de complementaire theorie genoemd -
beschouwt de particuliere veiligheidsindustrie als een natuurlijk verlengstuk van het reguliere
politiebestel. Zowel de publieke als de private politie beogen eenzelfde doel: het voorkomen en
bestrijden van criminaliteit. De theorie stelt dat de groei van de private veiligheidsindustrie inherent
veroorzaakt wordt door het (dis)functioneren van de politie of de notie ’de-politie-kan-het-niet-meer-
aan’ (Boon, 1993). Factoren die hebben geleid tot een onafwendbare overbelasting van het politionele
apparaat zijn ondermeer de toenemende angst- en onveiligheidsgevoelens, bezuinigingen en
reorganisaties. Het gevolg is dat de politie voor de uitoefening van haar opdrachten prioriteiten zal
stellen. Opdrachten die door de politie als niet-prioritair worden ingevuld, vormen een vacuüm of “gat
in de markt” die door de particuliere veiligheidssector kan worden ingevuld.
Deze theoretische stroming duldt het bestaan van een private politie naast de publieke politie. Waar de
activiteiten van de overheid stoppen, beginnen deze van de private veiligheidszorg en omgekeerd.
Beide actoren vullen elkaar als het ware aan en kunnen dan ook als complementair aan elkaar worden
beschouwd. Door deze complementariteit vormt de private sector geen dreiging voor het functioneren
van het reguliere politiebestel. Het is immers de taak van de overheid om uit te maken welke
veiligheidsopdrachten door wie moeten worden uitgevoerd. In hoofdzaak zal de publieke politie zich
richten tot het repressieve luik, terwijl de private veiligheidssector activiteiten gaat uitvoeren binnen
het preventieve luik. Aanhangers van deze theorie kunnen voornamelijk georiënteerd worden binnen
de private sector (Cools & Verbeiren, 2004).
2.2.2.2. De Loss Prevention Theorie
De Loss Prevention theorie – ook wel de economische theorie genoemd – stelt dat de groei van de
particuliere veiligheidsindustrie kan verklaard worden vanuit haar economische functie (Boon, 1993).
Ondanks het verschil in uitgangspunt is de Loss Prevention theorie het niet volledig oneens met de
‘Junior Partner’-redenering.
Pagina | 5
De economische theorie beschouwt de veiligheidszorg als een markt die onderhevig is aan vraag en
aanbod. De primaire doelstelling van deze markt is winstmaximalisatie en/of schadebeperking. De
preventiemarkt zal dan voornamelijk gericht zijn op het terugdringen van enig verlies (loss
prevention). De theorie stelt dat er geen merkbare verschillen zijn in het takenpakket van de private en
publieke politie, maar wel bij de opdrachtgever en diens doelstellingen. In die zin wordt de private
politiezorg niet langer als een natuurlijk verlengstuk van het reguliere politiebestel beschouwd, maar
als concurrentieel. De aanhangers van deze theorie zijn voornamelijk terug te vinden in de
politiesector (Cools, 2004).
2.3. Waar gaat het kerntakendebat over?
Zoals reeds vermeld onder 1.1. hebben maatschappelijke ontwikkelingen geleid tot een debat, het
zogenaamde kerntakendebat, omtrent de spanning tussen het aanbod en de vraag naar politietaken.
Vanuit het nieuwe bedrijfsmatige denken wordt geopteerd voor een concentratie op de ‘core business’
bij de politie. Volgens deze opvatting moet de politie die taken die beter door andere partijen kunnen
worden uitgevoerd, overdragen (Van Calster, 2010).
2.3.1. Aanleiding tot het kerntakendebat
De toename van criminaliteit, het verhoogd gevoel van onveiligheid bij de burgers maar zeker de
besparingen binnen de organisatie van de politie leiden ertoe dat de politie overvraagd is in haar
optreden. Het gevolg is dat de politie prioriteiten dient te stellen in het uitoefenen van haar opdrachten.
Hierdoor komt de politietaak ter discussie te staan. Dit brengt ons tot het uiteindelijke kerntakendebat:
welke taken moet de politie (niet) uitvoeren? De factoren die aanleiding hebben gegeven tot het
aanwenden van het kerntakendebat zijn van allerhande aard.
Een eerste factor is het gegeven dat het takenpakket van de politie na de installatie van de nieuwe
politiestructuur enorm verruimd is. De politie dient zich vaak bezig te houden met taken die niet bij de
politie thuishoren. Een mogelijke verklaring is de hoge verwachtingen van de burgers over de
beschikbaarheid van de politie. Steeds meer taken komen bij de politie terecht omdat deze de enige
dienst is die 24uur op 24uur bereikbaar is (Cools & Verbeiren, 2004). Menig zijn de mening toegedaan
dat de politie zich enkel moet inlaten met die taken die alleen door de politieambtenaren ingevuld
kunnen worden (Ponsaers et al., 2006). Een tweede factor die van invloed is geweest betreft de
kostprijs van de publieke politie. Na de politiehervorming is deze zowat onbetaalbaar geworden
(Ponsaers et al., 2006). Tenslotte heerst er de discussie over het geweldsmonopolie van de politie.
Deze monopoliepositie kan in gedrang komen als anderen taken in de bestrijding van onveiligheid
oppakken omwille van een ontoereikend optreden van de politie (Van der Vijver, Meershoek, &
Slobber, 2002).
Pagina | 6
3. De wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van
de private en bijzondere veiligheid
3.1. Historiek
Een kort overzicht van de ontstaansgeschiedenis van de private veiligheidszorg in België mag in deze
uiteenzetting niet ontbreken. Gedurende een lange periode heeft ons land geen enkele regeling
betreffende de private bewakingssector gekend (Cools, 2000). In het begin van de jaren ’30 komt
hieraan een einde wanneer de toenmalige burgerlijke partijen de Wetten van 29 juli 1934 en 4 mei
1936 stemmen. Deze heeft tot doel elke private militie of organisatie van private personen, waarvan
het oogmerk is geweld te gebruiken of het leger of de politie te vervangen te verbieden. Dit verbod
heeft echter tot een uitzonderingsregeling voor de niet-politieke commerciële
bewakingsondernemingen geleid. Zij mogen hun taken voortzetten mits ze op basis van een
voorafgaande aanvraag bij de Minister van Binnenlandse Zaken de toestemming krijgen voor het
uitoefenen van een private politiefunctie op de openbare weg. Aan deze afwijkingen worden
weliswaar strenge voorwaarden gesteld (Cools & Verbeiren, 2004).
Ondanks deze voorwaarden blijkt de wet op de private milities van 1934 onvoldoende te zijn om in te
spelen op alle evoluties in de private beveiligings- en bewakingssector (Securitas Training, 2009a).
Vanaf het begin van de jaren’80 merken we op dat de particuliere veiligheidssector, mede door haar
groei en het gebrek aan een wettelijke basis om te kunnen reageren op de technische evoluties, via
nieuwe wetgeving of een wijziging van bestaande wetgeving wordt geregeld (Boon, 1993). Dit alles
dient beschouwd te worden binnen de maatschappelijke context van destijds. België wordt gedurende
de jaren ’80 geterroriseerd door ondermeer de aanslagen van de Bende van Nijvel en de CCC. Dit
heeft voor een stijging van het onveiligheidsgevoel bij burgers en binnen het bedrijfsleven gezorgd.
Het gevolg van de daaropvolgende, moeizame regeringswerkzaamheden was de regularisatie van de
private veiligheidssector via de heel strenge wet van 10 april 1990 (ook wel de Wet Tobback of de
Bewakingswet genoemd).
3.2. Het wetgevend kader van de private veiligheidssector
Op 10 april 1990 komt dan de Wet op de bewakingsondernemingen, interne bewakingsdiensten en
beveiligingsondernemingen. Deze wet verschijnt op 29 mei 1990 in het Belgisch Staatsblad en werd
van kracht op 29 mei 1991. Ongeveer één jaar later, op 19 juli 1991, volgt de wet tot regeling van het
beroep van privé-detective, maar dit wordt in deze uiteenzetting buiten beschouwing gelaten (Securitas
Training, 2009b). Na de wetswijziging in 2004 noemen we de eerstgenoemde wet ‘de wet tot regeling
van de private en bijzondere veiligheid’.
Pagina | 7
Vandaag worden de ‘Bewakingswet’ en de ‘Detectivewet’ door een onoverzichtelijke verzameling aan
Koninklijke Besluiten, Ministeriële Besluiten en Ministeriële Omzendbrieven door de actoren op het
terrein beschouwd als een schoolvoorbeeld van ambtelijke regelneverij (Cools, 2000).
3.2.1. Doelstelling
Bij de invoering van de wet van 10 april 1990 heeft de wetgever bepaalde doelstellingen
vooropgesteld (Cools, 2004). Ten eerste wenst hij een verbetering van de kwaliteit van bewakings- en
beveiligingsondernemingen en daaraan verbonden het personeel tewerkgesteld in de sector. Dit wordt
vooral gerealiseerd door het verplicht stellen van een voorafgaande opleiding voor zowel het
uitvoerend als het leidinggevend personeel. Ten tweede wordt het voorkomen van elke vorm van
machtsoverschrijding of inmenging in de eigenlijke politietaken (cfr. Art. 227 Sw.) beoogd. Verder
wordt een beperking van de overstapmogelijkheden van een regulier politiekorps of van bepaalde
ambten naar een bewakings- of beveiligingsonderneming geopteerd. Daarnaast wil men een basis
leggen voor een zo effectief mogelijk controle- en sanctiesysteem. Tenslotte streeft men naar een
mogelijkheid om het inschakelen van bewakingsondernemingen door publiekrechtelijke
rechtspersonen te limiteren1
.
3.2.2. Organisatievormen
De wet van 10 april 1990 beslaat twee werkgebieden: enerzijds de private veiligheidssector en
anderzijds de bijzondere veiligheidssector. Het eerstgenoemde werkgebied bestaat uit verschillende
leveranciers van bewakings- of beveiligingsdiensten. De belangrijkste zijn de
bewakingsondernemingen, de interne bewakingsdiensten, vrijwilligers, de
beveiligingsondernemingen, de ondernemingen voor veiligheidsadvies en de opleidingsinstellingen.
Het laatstgenoemde werkgebied is een buitenbeentje. Het gaat hier om de veiligheidsdiensten van
openbare vervoersmaatschappijen. Zij behoren niet tot de private veiligheidssector, maar tot de
bijzondere veiligheidssector. Ondanks dit vallen beiden onder dezelfde wetgeving als de leveranciers
van de private veiligheid (Securitas Training, 2009a).
3.2.3. Toepassingsgebied
Artikel 1 van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid geeft het toepassingsgebied
weer van de wet. In dit artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen drie begrippen die vaak door
elkaar gebruikt worden: de bewakingsonderneming, beveiligingsondernemingen en de interne
bewakingsdienst. Deze driedeling geeft tevens het toepassingsgebied van de wet weer (Cools &
Verbeiren, 2004).
1
Wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne
bewakingsdiensten, B.S. 25 mei 1990.
Pagina | 8
Het eerste paragraaf van artikel 1 van de wet omvat een definitie van wat we moeten verstaan onder
een bewakingsonderneming, namelijk ‘elke rechtspersoon of natuurlijke persoon die een activiteit
uitoefent bestaande in de blijvende of tijdelijke levering aan derden van diensten van 1° toezicht op en
bescherming van roerende en onroerende goederen; 2° bescherming van personen; 3° toezicht op en
bescherming bij het vervoer van waarden; 4° beheer van alarmcentrales; 5° toezicht op en controle
van personen met het oog op het verzekeren van veiligheid op voor het publiek toegankelijke plaatsen;
6° verrichten van vaststellingen die uitsluitend betrekking hebben op de onmiddellijke waarneembare
toestand van goederen die zich bevinden op het openbaar domein, in opdracht van de bevoegde
overheid of van de houder van een overheidsconcessie; 7° begeleiding van groepen van personen met
het oog op de verkeersveiligheid en 8° begeleiding van uitzonderlijke voertuigen met het oog op de
verkeersveiligheid’ 2
. Deze definiëring omvat zowel een formeel als een materieel element. De
levering van diensten van bewaking aan derden maakt het formele element uit, terwijl de beschrijving
van de verschillende bewakingsactiviteiten het materieel element uitmaken.
Het tweede paragraaf van artikel 1 van de wet beschrijft de interne bewakingsdienst. In de zin van de
wet wordt “elke dienst die door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon ten eigen behoeve en op
voor het publiek toegankelijke plaatsen georganiseerd wordt in de vorm onder §1, eerste lid, 5° of 3°,
d) bedoelde activiteit, of, voor zover ze plaatsvindt op voor publiek toegankelijke plaatsen in de vorm
van een in §1, eerste lid, 1°, 2°, 3°, a) of b), 4°, 6° tot 8° bedoelde activiteit” 3
als een interne
bewakingsdienst beschouwd.
Het derde paragraaf van artikel 1 van de wet beschrijft wat we onder beveiligingsondernemingen
moeten verstaan, namelijk “elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een activiteit uitoefent
bestaande in de blijvende of tijdelijke levering aan derden van diensten van conceptie, installatie,
onderhoud of herstelling van alarmsystemen en alarmcentrales” 4
.
2
Art. 1 §1 Wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S.
25 mei 1990.
3
Art. 1 §2 Wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S.
25 mei 1990.
4
Art. 1 §3 Wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S.
25 mei 1990.
Pagina | 9
4. Het kerntakendebat 2012-2013
4.1. Inleiding
Sinds jaar en dag heeft de overheid de publieke veiligheid beschouwd als haar exclusieve taak. Het
belangrijkste instituut voor het behoud van de veiligheid binnen de samenleving komt toe tot rekening
van de politie. Het monopolie op de veiligheidszorg komt exclusief toe aan deze instelling (Blonk,
2000). De afgelopen decennia is bij de overheid het besef gegroeid dat zij deze taak niet langer alleen
aankan (Van der Burght, 2011). Een toename in criminaliteitscijfers, een verhoogd gevoel van
onveiligheid bij de burgers maar zeker ook de besparingen binnen de organisatie van de politie leiden
ertoe dat de politie overvraagd is in haar optreden. Het rechtstreeks gevolg hiervan is dat de politie
prioriteiten dient te stellen in het uitoefenen van haar opdrachten waardoor de politietaak ter discussie
komt te staan. Dit brengt ons tot de uiteindelijke discussie: welke taken dient de politie uit te voeren?
4.2. De politie en haar opdracht
4.2.1. Een eerste kennismaking
Het antwoord op de simpele vraag ‘Wat doet de politie?’ is niet eenduidig (Van Ryckeghem &
Hendrickx, 2009/4). Door het uitgebreide karakter van de term veiligheidszorg zijn de grenzen van het
politieoptreden niet altijd even helder af te bakenen. Niemand twijfelt aan de rol van de overheid bij
het waarborgen van de veiligheid in de samenleving. Onduidelijk is echter, waar dit nu exact op
neerkomt (Cools & Verbeiren, 2004). Vanuit een enge visie kunnen we stellen dat de taak van de
politie nauwkeurig afgebakend wordt in diverse wetten en regels. Hiervoor dienen we in hoofdzaak te
verwijzen naar de Wet op het Politieambt en de Wet op de Geïntegreerde Politie (Mares, Maart 2007).
4.2.2. Wat doet de politie?
Artikel 1 van de WPA5
: “De politiediensten vervullen hun opdrachten onder het gezag en de
verantwoordelijkheid van de overheden die daartoe door of krachtens de wet worden aangewezen. Bij
het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie, waken de politiediensten
over de naleving en dragen zij bij tot de bescherming van de individuele rechten en vrijheden, evenals
tot de democratische ontwikkeling van de maatschappij. Om hun opdrachten te vervullen, gebruiken
zij slechts dwangmiddelen onder de voorwaarden die door de wet worden bepaald.”
De basistaak van de politie in onze samenleving wordt beschreven in het eerste artikel van de Wet op
het Politieambt. Voor een goede totstandbrenging van deze taak beschikt de politie als enige instelling
over het monopolie van geweld (Verhage, 2012). Men kan de Wet op het politieambt nooit bespreken
5
Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, B.S. 22 december 1992.
Pagina | 10
zonder melding te maken van de Wet op de Geïntegreerde Politie (Cools & Verbeiren, 2004). De wet
van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst heeft het politielandschap
grondig hertekend en gestructureerd op twee verschillende doch complementaire niveaus: een federaal
en een lokaal niveau (Mares, Maart 2007).
Op het federale niveau verzekert de federale politie de supralokale en gespecialiseerde politiezorg over
het gehele grondgebied van het Rijk. Deze rol is in de eerste plaats aanvullend vermits de principes
van specialisatie en subsidiariteit in acht dienen te worden genomen. Bovendien verzorgt ze de
ondersteuning van de lokale politiediensten (Van Ryckeghem & Hendrickx, 2009/4).
Op het lokale niveau wordt de basispolitiezorg verzekert door de lokale politie. Deze vervult alle
opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie die nodig zijn voor het beheren van lokale
gebeurtenissen en fenomenen. Bovendien worden ook sommige politieopdrachten van federale aard
vervuld. Eén van de doelstellingen die de wetgever voor ogen heeft gehad, is het verzekeren van een
gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking (Van Nuffel, 2009/4). Het K.B. van 17
september 20016
concretiseert de gemeenschapsgerichte politiezorg in 7 basisfunctionaliteiten:
wijkwerking, onthaal, interventie, politionele slachtofferbejegening, lokale opsporing en lokaal
onderzoek, handhaving van de openbare orde en verkeer (De Ruyver, 2009/4).
De opdracht van de politie is geen statisch gegeven. Ze zal in grote mate bepaald worden door de
noden en behoeften in veiligheid van de bevolking. Het zijn deze impulsen uit onze samenleving die
de politie ‘sturen’ (Van der Vijver et al., 2002).
4.3. De parlementaire hoorzittingen over de overdracht van
politiediensten
4.3.1. Introductie
Op 23 mei 2012 heeft de Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt beslist om een reeks hoorzittingen te organiseren omtrent de overdracht van bepaalde
politiediensten aan private bewakingsfirma’s. Het resultaat is het verslag van 16 oktober 2012
opgemaakt door de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers (Jadot, 2012). In navolging van
deze hoorzittingen wordt alsook een hoorzitting georganiseerd omtrent de evaluatie van de wet van 19
juli 1991 tot regeling van het beroep van privédetective, maar dit wordt in deze uiteenzetting buiten
beschouwing gehouden omdat hieraan nog geen gevolg gegeven is (Somers, 2013).
6
K.B. 17 september 2001 tot vaststelling van de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie
teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren, B.S, 12 oktober
2001.
Pagina | 11
Het bieden van bescherming en het verzekeren van de veiligheid is en blijft één van de belangrijkste
basistaken van de overheid. De overmatige bevraging en de accentuering van efficiëntie bij
politiediensten hebben ertoe geleid dat het argument opduikt dat de bescherming geen exclusief
monopolie meer is van de overheid alleen. Veiligheidszorg is immers een verantwoordelijkheid
geworden van iedereen (Cools & Verbeiren, 2004). Ten einde deze taak met succes te vervullen zijn
sommigen de mening toegedaan dat het uitbesteden van een aantal politietaken aan de
bewakingssector de politie de gelegenheid gegeven heeft om de ‘gevallen gaten’ te dichten en zich te
richten op haar kerntaken (Ponsaers et al., 2006).
4.3.2. Inhoud van de parlementaire hoorzitting
De opdrachten waar de politiediensten tot dusver niet in slagen ze uit te voeren, worden opgenomen
door de bewakingsondernemingen. Het is geenszins de bedoeling van de sector om de rol van de
politie over te nemen. Ze wil als een aanvulling op het beleid fungeren. Het dreigend tekort bij de
politie zorgt ervoor dat er dringend nood is aan een oplossing. De erkenning van de privébewaking als
volwaardige speler in het veiligheidsbeleid kan ervoor zorgen dat de overheid door de ogen van de
private firma’s naar een aantal problemen in de samenleving kan kijken.
In onze huidige samenleving worden reeds tal van publieke taken voor rekening genomen door de
private partners. Om uit te maken in welke mate een overheveling van publieke taken een voordeel
kan leveren, zal men moeten nagaan welke van de drie korpsen het meest geschikt is voor het
uitvoeren van een bepaalde taak: de reguliere politie (lokaal of federaal), de statuten (de
gemeenschapswachten) of de private bewakingssector.
De publieke taken kunnen op verschillende manieren naar de bewakingsondernemingen overgeheveld
worden: hetzij via een beter invulling van de reeds bestaande taken in de wet van 10 april 1990; hetzij
via een versoepeling van de restrictieve voorwaarden voor het vervullen van de reeds toegestane
taken; hetzij via een aanvulling van taken in de wet van 10 april 1990. De kerngedachte hierbij is dat
de private sector ter aanvulling dient van de publieke sector. Men mag echter niet uit het oog verliezen
dat de overheid haar regisseursrol dient te behouden (Jadot, 2012).
4.3.3. Voor- en tegenargumenten voor de overdracht
Welke argumenten kunnen aangehaald worden voor of tegen een eventuele overdracht van taken naar
de private sector? Vooreerst zijn er de fervente voorstanders. Zij argumenteren dat een overdracht van
taken ervoor kan zorgen dat de politie voor een stuk ontlast wordt in het uitvoeren van haar
opdrachten. Op deze wijze wordt meer capaciteitsruimte vrijgemaakt binnen het korps die men kan
Pagina | 12
aanwenden voor het uitvoeren van de kerntaken (De Kimpe, 2010). Een te groot takenpakket kan
immers leiden tot het uitvoeren van de politiefunctie in de kantoren in plaats van het brengen van meer
blauw op straat (Carlier, 2006). Een tweede voordeel kent een economische inslag. De voornaamste
reden is de kostprijs. Zoals reeds aangehaald is, is het inzetten van politieambtenaren na de
politiehervorming onbetaalbaar geworden. Bovendien gaat de private sector gepaard met een grote
flexibiliteit. Private bewakingsagenten kunnen ingezet worden op momenten wanneer dit echt nodig
is. Werken met statutair benoemde politiemedewerkers biedt daarentegen veel minder flexibiliteit
(Mares, Maart 2007). Tot slot kent de aanwezigheid van private organisaties een preventieve werking.
Zij fungeren immers als een tweede paar ogen en oren voor de politie (Van der Vijver et al., 2002).
Een tweede groep bestaat uit tegenstanders. Zij stellen dat het overhevelen van politietaken evengoed
nadelen kunnen inhouden. Volgens hen kan men zich vragen stellen bij de kwaliteit van het optreden
en de scholing van de werknemers van de verschillende bewakingsfirma’s (Van der Vijver et al.,
2002). Ook zou het afstaan van politietaken aan de private sector het toegeven van het faillissement en
de onmacht van de politie betekenen (De Kimpe, 2010). Eenmaal taken toegekend worden aan de
private bewakingssector kunnen deze niet meer teruggeëist worden vermits de overheid hierover niet
langer de bevoegdheid heeft. Een laatste tegenargument is dat de aanwezigheid van verschillende
veiligheidsactoren binnen het publieke domein ervoor kan zorgen dat een ‘grijze politie’ ontstaat
waarin het niet langer duidelijk is wie wat doet (Van der Burght, 2011).
4.3.4. Welke taken uitbesteden aan de private sector?
In het algemeen kan worden gesteld dat de politie vragende partij is om meer taken over te dragen aan
de private partners. De sector kijkt daarbij niet naar de reactieve opdrachten maar vooral naar
preventieve en administratief ondersteunende taken. Het komt er vooral op aan dat de
bewakingsondernemingen bij een overdracht van bevoegdheden een degelijke opleiding voorzien
zodat er geen ongewenst effect gecreëerd wordt. De private veiligheidssector kan op meerdere vlakken
aanvullende en nieuwe taken uitvoeren. Dit kan gebeuren bij wijze van het bieden van ondersteuning
aan de politiediensten bij het uitvoeren van taken, bij wijze van ontlasting van de politie via de
overheveling van taken of bij wijze van het ontlasten van andere overheidsspelers op het vlak van
veiligheid (Jadot, 2012).
Over welke (oneigenlijke) taken gaat het hier dan? Ten eerste zijn er de administratieve taken. Het
overmatig administratief werk wordt nog steeds aangeklaagd door de politieambtenaren. Ten tweede
betreft het taken van openbare orde. De politie is van mening dat deze beter door andere diensten
worden uitgevoerd. Enkele voorbeelden zijn bewakingsopdrachten van ambassades, toezicht bij grote
evenementen, het innen van administratieve geldboetes en dergelijke. Tenslotte betreft het taken van
Pagina | 13
de bijzondere inspectiediensten. Hierbij heeft de politie vaak de opdracht feiten op te nemen,
bijvoorbeeld het opstellen van een proces-verbaal bij milieuovertredingen (De Kimpe, 2010).
Pagina | 14
5. De wet van 13 januari 2014 betreffende de wijziging
van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de
private en bijzondere veiligheid
De wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van de private en bijzondere veiligheid wordt
gewijzigd door de wet van 13 januari 2014. Door deze bijsturing krijgen interne bewakingsdiensten
meer bewegingsvrijheid, krijgen private bewakingsondernemingen meer bevoegdheden en is er een
aanscherping van de vergunningsvoorwaarden. De wijziging is er gekomen zodat de politiediensten de
tijd krijgen om zich op de kerntaken te concentreren. Vanaf 2 februari 2014 treedt de nieuwe wet in
werking (Lemmens, 2014). Maar wat houdt deze nu concreet in?
In artikel 2 wordt het toepassingsgebied van de interne bewakingsdiensten uitgebreid. Vanaf nu mag
de interne bewakingsdienst de bewaking op sites in beheer van eenzelfde onderneming verzorgen. Het
is niet meer nodig om hiervoor een bewakingsonderneming in te schakelen. De wet voorziet in de
mogelijkheid voor de interne bewakingsdienst om zijn diensten aan derden aan te bieden. Ook het
vervoer van cash geld naar particulieren wordt aangepakt. Voortaan is een beveiligd waardentransport,
met bewakingsdienst, verplicht indien het bedrag boven 3.000 euro gaat. Het transport van cash geld
van en naar een klant, die en bedrijf of handelaar is, dient voortaan altijd te gebeuren door een
beveiligd waardentransport. Tenslotte heeft artikel 2 ook betrekking tot de bewaking in dancings. De
burgemeester kan in de toekomst het minimumaantal personen van een bewakingsdienst in een
dancing op het grondgebied van zijn gemeente bepalen. Tevens komt er een ontmoedigingsbeleid om
de dancings te doen investeren in illegale bewaking.
Krachtens artikel 3 wordt het verwerken van meldingen door alarmcentrales gewijzigd. Momenteel
wordt bevoegdheid van private bewakingsondernemingen met een vergunning voor het beheer van
alarmcentrales beperkt tot de opvolging van signalen. De wet van 13 januari 2014 voorziet echter in de
mogelijkheid dat alarmcentrales ook andere alarmen (zoals noodoproepen uit liften) kunnen beheren.
Verder verdwijnt het hybride stelsel van betalend parkeren op 1 januari 2015. Deze uitzonderingsregel,
in het leven geroepen in 2004, voorziet in de mogelijkheid dat parkeerbedrijven met eigen personeel
de activiteit ‘betalend parkeren’ kan uitoefenen. Deze uitzonderingsregel is echter overbodig
geworden vermits het parkeertoezicht vrijwel uitsluitend door gemeentepersoneel,
gemeenschapswachten of bewakingspersoneel uitgeoefend wordt.
We zien alsook een aanscherping van de vergunningsvoorwaarden. Private bewakingsondernemingen
die fiscale of sociale schulden hebben zullen voortaan geen nieuwe vergunning meer krijgen. De
wetgever beoogt met de invoering artikel 5 fraudeleuze ondernemingen uit de sector te weren.
Pagina | 15
Het is in hoofdzaak artikel 10 van de desbetreffende wet die verwijst naar het eerder aangehaalde
kerntakendebat. De wetswijziging heeft ervoor gezorgd dat de private bewakingsondernemingen
voortaan over bevoegdheden beschikken inzake de bewaking op industrieterreinen,
overheidsevenementen en in luchthavens en stations. Opdrachten die uitgevoerd worden door
bewakingsondernemingen in industriezones waren voorheen beperkt tot het bewaken van individuele
bedrijven in de industriezones. Voortaan kunnen deze opdrachten uitgevoerd worden binnen de
volledige industriezone indien hiervan een vermelding is gemaakt in het politiereglement. De strikte
voorwaarden die gepaard gaan met het optreden van bewakingsondernemingen in publiek
toegankelijke plaatsen verdwijnen. Op basis van de nieuw wet kunnen ze optreden in de infrastructuur
van openbare vervoersmaatschappijen of luchthavens. Voortaan zijn ook systematische controles
mogelijk in luchthavens, havens en stations. Er kan eveneens beroep gedaan worden op private
bewakingsondernemingen indien de overheid culturele, folkloristische of sportieve evenementen
organiseert. Hetzelfde geldt voor evenementen van commerciële aard, zoals kerstmarkten, braderieën
en rommelmarkten.
Tot slot wordt ook de onderaanneming met deze nieuwe wet gereglementeerd. Om
schijnzelfstandigheid te bestrijden, voert de wetgever strikte regels in. Slechts wanneer zowel de
hoofdaannemer als de onderaannemer vergund zijn voor het uitoefenen van de activiteiten of wanneer
een schriftelijke overeenkomst tussen hoofdaannemer en de opdrachtgever bereikt wordt met daarop
de naam, de contactgegevens, de periode, de tijdstippen en de plaatsen van de activiteiten kunnen
bewakingsopdrachten aan een andere onderneming worden uitbesteed (Cools, 2014).
Pagina | 16
6. Conclusie
Privatisering, hetzij in materiële zin (via het afstoten van taken) hetzij in formele zin (via het
uitbesteden van taken), zit duidelijk in de lift. We zien echter dat er een groot onderscheid bestaat
tussen beide vormen van privatisering. In het eerste geval zal de overheid afzien van haar
overheidsverantwoordelijkheid bij de uitvoering van politietaken door ze af te stoten naar de private
markt. In het tweede geval zal de overheid haar eindverantwoordelijkheid behouden maar wordt de
uitvoering van politietaken uitbesteed.
Bij wijze van conclusie kunnen we stellen dat het optreden van de overheid en meer bepaald het
optreden van de politiediensten overvraagd is. Maatschappelijke ontwikkelingen hebben ertoe geleid
dat het waarborgen van bescherming en veiligheid in de samenleving geen exclusieve taak meer is van
de overheid. Het aantal taken dat de overheid moet vervullen, is groot, zelfs zo groot dat de vraag zich
aandient of de overheid deze nog efficiënt kan uitvoeren. Ten einde deze taken met succes te vervullen
zijn sommigen de mening toegedaan dat de private bewakingssector kan fungeren als een aanvulling
op de reguliere politie. Vanuit de Junior Partner Theorie wordt de bewakingssector voorgesteld als een
mogelijkheid tot ontlasting van de overvraagde politiediensten. Bovendien vormt de private
veiligheidssector geen concurrentie voor de publieke politie aangezien beide partijen overtuigd zijn
van een geweldsmonopolie dat bij de overheid ligt. In hoofdzaak zal de publieke politie zich richten
tot het repressieve luik, terwijl de private veiligheidssector activiteiten gaat uitvoeren binnen het
preventieve luik.
Iedere medaille heeft echter een keerzijde. Tegenstanders van een uitbreiding van het takenpakket van
de private veiligheidssector wijzen erop dat het afstaan van politietaken aan de private sector het
toegeven van het disfunctioneren van het politiebestel betekent. Zij wijzen er alsook op dat
overgehevelde taken niet meer teruggeëist kunnen worden eenmaal ze toegewezen zijn. Bovendien
zou een uitbreiding aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van een grijze politie waarin het niet
langer duidelijk is wie wat doet.
Het primaire uitgangspunt van het kerntakendebat was het komen tot een lijst van taken die afgestoten
kunnen worden om zo het politiële takenpakket te ontlasten. De mythe van het kerntakendebat bestaat
erin dat deze ooit ten einde zal lopen. De werkelijkheid is slechts een illusie. Inhoudelijk levert het
debat geen duidelijk antwoord wat de ‘kern’ van het politiewerk is (Terpstra, Van Stokkom, & Moor,
2010). De opdracht van de politie is immers geen statisch gegeven. Ze zal in grote mate bepaald
worden door de noden en behoeften in veiligheid van de bevolking. We leven immers in een
dynamische samenleving waar opvattingen over wat kan en wat niet kan verschillen (Ponsaers et al.,
Pagina | 17
2006). Het kerntakendebat stelt zich met andere woorden op als een pokerspel met als spelers de
verschillende actoren van het veiligheidslandschap en het monopolie van geweld als inzet.
Het komt er vervolgens op neer dat men taak per taak nagaat welke de beste oplossing is, het afstoten
van taken of uitbesteding. Sommige politietaken kunnen immers even goed uitgevoerd worden door
bewakingsondernemingen als door politiediensten. Andere taken lenen moeilijker tot een volledige
overname waardoor geopteerd dient te worden voor privatisering in formele zin. Door middel van een
uitbreiding van het takenpakket van de private veiligheidssector zou de politie zich meer kunnen
concentreren op haar kerntaken. Dit zal niet alleen de efficiëntie en effectiviteit van de politie ten
goede komen, maar ook het professionalisme van het beroep en de private sector.
Pagina | 18
Bibliografie
Blonk, G. (2000). De link in veiligheidszorg: Beginselen van veiligheids- en recherchemanagement. 's
Gravenhage: Elsevier bedrijfsinformatie.
Boon, K. (1993). De gespecialiseerde private opsporing: een tip van de sluier opgelicht. Brussel:
Politeia.
Carlier, F. (2006). Het afstoten van politietaken: een middel om het hoofd boven water te houden of
een handige manier om de gemeenschapspolitiezorg in de kiem te smoren? Orde van de
dag(33), 39-43.
Cools, M. (2000). Privatisering van toezicht en opsporing beschouwd door een Belgische bril. In A. B.
Hoogenboom, R. N. J. Kamerling, J. G. Kuijl, M. Pheijffer & C. D. Schaap (Eds.),
Forensische studies Deel I. Privatisering van toezicht en opsporing (pp. 63-74). Lelystad:
Koninklijke Vermande.
Cools, M. (2004). De privatisering van de politiefunctie: complement of bedreiging? In T. Balthazar
(Ed.), Het strafrechtssysteem in de laatmoderniteit. Update in de criminologie 2 (pp. 71-100).
Mechelen: Kluwer.
Cools, M. (2014). Private veiligheid in België: een parlementair en regeringsinitiatief ter
voorbereiding van een nieuw wettelijk kader. In L. Pauwels & G. Vermeulen (Eds.), Actuele
ontwikkelingen inzake EU, justitiebeleid, cannabisbeleid, misdaad en straf, jongeren en
jeugdzorg, internationale vrede, veiligheid en gerechtigheid, gewelddadig extremisme &
private veiligheid en zelfregulering (pp. 394-415). Antwerpen: Maklu.
Cools, M., & Verbeiren, K. (2004). Politie en Privébewaking Samen sterk. Brussel: Uitgeverij Politeia
nv.
De Jong, A. N. J. (2000). Publiek-private relatie: wordt de klant ooit nog koning? In A. B.
Hoogenboom, R. N. J. Kamerling, J. G. Kuijl, M. Pheijffer & C. D. Schaap (Eds.),
Forensische studies Deel I. Privatisering van toezicht en opsporing (pp. 31-36). Lelystad:
Koninklijke Vermande.
De Kimpe, S. (2010). De Belgische politie: nood aan rolafbakening. In B. Van Stokkom, J. Terpstra &
L. G. Moor (Eds.), De politie en haar opdracht: de kerntakendiscussie voorbij (pp. 51-80).
Apeldoorn/Antwerpen: Maklu.
De Ruyver, B. (2009/4). De basisfunctionaliteiten van de lokale politie doorgelicht. In I. Verwee, E.
Hendrickx & F. Vlek (Eds.), Wat doet de politie? (Vol. 13, pp. 67-86).
Antwerpen/Apeldoorn/Portland: Maklu.
Pagina | 19
Hoogenboom, A. B. (2000a). Een gesloten, geblindeerd universum. Naar een herdefiniëring van
toezicht, controle en opsporing In A. B. Hoogenboom, R. N. J. Kamerling, J. G. Kuijl, M.
Pheijffer & C. D. Schaap (Eds.), Forensische studies Deel I. Privatisering van toezicht en
opsporing (pp. 11-30). Lelystad: Koninklijke Vermande.
Hoogenboom, A. B. (2000b). Privatisering van toezicht en opsporing. Lelystad: Koninklijke
Vermande.
Jadot, E. (2012). Hoorzittingen over de overdracht van bepaalde politiediensten aan private
bewakingsfirma's. Brussel, Kamer van Volksvertegenwoordigers, DOC 53 2446/001, 73p.
K.B. 17 september 2001 tot vaststelling van de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie
teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren, B.S., 12
oktober 2001.
Kiepe, E. F. (2000). Privatisering van toezicht, controle en opsporing. Een reflectie. In A. B.
Hoogenboom, R. N. J. Kamerling, J. G. Kuijl, M. Pheijffer & C. D. Schaap (Eds.),
Forensische studies Deel I. Privatisering van toezicht en opsporing (pp. 121-127). Lelystad:
Koninklijke Vermande.
Lemmens, L. (2014). Private bewakingssector: meer bevoegdheden, strengere
vergunningsvoorwarden, scherpere controle (pp. 4): Wolters Kluwer Belgium.
Lycaeus. (2001-2005). Juridisch Woordenboek. Retrieved 27 mei, 2014, from
http://www.juridischwoordenboek.be/
Mares, L. (Maart 2007). Het kerntakendebat. Private Veiligheid(32), 25-33.
Monsma, J. A. (2005). Privatisering van veiligheid: een begaanbare weg? In L. C. Winkel, J. J. M.
Jansen, H. O. Kerkmeester, R. J. P. Kottenhagen & V. Mul (Eds.), Privatisering van
veiligheid: privatisation of Security (pp. 129). Den Haag: Boom Juridische uitgevers.
Pheijffer, M. (2000). Rechtshandhaving: spel zonder grenzen? In A. B. Hoogenboom, R. N. J.
Kamerling, J. G. Kuijl, M. Pheijffer & C. D. Schaap (Eds.), Forensische studies Deel I.
Privatisering van toezicht en opsporing (pp. 83-100). Lelystad: Koninklijke Vermande.
Piret, J. M. (2005). Privatisering van veiligheid: ideologische en rechtsstatelijke aspecten. In L. C.
Winkel, J. J. M. Jansen, H. O. Kerkmeester, R. J. P. Kottenhagen & V. Mul (Eds.),
Privatisering van veiligheid : privatisation of Security (pp. 39-40). Den Haag: Boom
Juridische uitgevers.
Ponsaers, P., Devroe, E., & Meert, D. (2006). Kiezen voor een democratische politie. Wat is dat? Orde
van de dag(33), 7-15.
Securitas Training. (2009a). Algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent BLOK 1 (Ongepubliceerd
werk). Securitas nv. Brussel.
Pagina | 20
Securitas Training. (2009b). Algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent BLOK 2 (Ongepubliceerd
werk). Securitas nv. Brussel.
Somers, B. (2013). Hoorzitting over de evaluatie van de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het
beroep van privédetective. Brussel, Kamer van Volksvertegenwoordigers, DOC 53 2711/001,
44p.
Stellinga, B. (2012). Dertig jaar privatisering, verzelfstandiging en marktwerking. Amsterdam:
Amsterdam University Press.
Terpstra, J., Van Stokkom, B., & Moor, L. G. (2010). Inleiding: de opdracht van de politie. In B. Van
Stokkom, J. Terpstra & L. G. Moor (Eds.), De politie en haar opdracht: de kerntakendiscussie
voorbij (pp. 7-24). Apeldoorn/Antwerpen: Maklu.
Van Calster, P. (2010). Veiligheidszorg is geen koekjesfabriek: het prestatiemanagement voorbij. In B.
Van Stokkom, J. Terpstra & L. G. Moor (Eds.), De politie en haar opdracht: de
kerntakendiscussie voorbij (pp. 81-82). Apeldoorn/Antwerpen: Maklu.
Van der Burght, S. (2011). Publiek-private samenwerking in veiligheid: niet meer dan een
nuanceverschil Handboek Politiediensten (Vol. 99, pp. 233-266).
Van der Vijver, C. D., Meershoek, A. J., & Slobber, D. F. (2002). Kerntaken van de politie: een
inventaris van heersende opvattingen. Zeist: Kerckebosch.
Van Nuffel, D. (2009/4). De ondraaglijke lichtheid van basisfunctionaliteiten? Over begripsverwarring
en meetproblemen in Belgisch politieland. In I. Verwee, E. Hendrickx & F. Vlek (Eds.), Wat
doet de politie? (Vol. 13, pp. 104-130). Antwerpen/Apeldoorn/Portland: Maklu.
Van Ryckeghem, D., & Hendrickx, E. (2009/4). Wat doet de politie? In I. Verwee, E. Hendrickx & F.
Vlek (Eds.), Wat doet de politie? (Vol. 13, pp. 87-104). Antwerpen/Apeldoorn/Portland:
Maklu.
Veljanovski, C. G. (1987). Selling the state: privatisation in Britain. London: Weidenfeld and
Nicolson.
Verhage, A. (2012). Toezicht en controle op politie. In G. Vermeulen & L. Pauwels (Eds.), Update in
de criminologie VI: actuele ontwikkelingen inzake EU-strafrecht, veiligheid & preventie,
politie, strafprocedure, prostitutie en mensenhandel, drugsbeleid en penologie (Vol. 6, pp.
130-142). Antwerpen, België ; Apeldoorn, Nederland: Maklu.
Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, B.S., 22 december 1992.
Wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S., 25 mei
1990.
Pagina | 21
Wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne
bewakingsdiensten, B.S., 25 mei 1990.

More Related Content

Similar to BACproef_VosselmanJeffrey_CelPublicAffairsSecuritas_Met_Toegankelijkheidsformulier

HuisvoorKlokkenluiders_Leroy_Pinas_DEF
HuisvoorKlokkenluiders_Leroy_Pinas_DEFHuisvoorKlokkenluiders_Leroy_Pinas_DEF
HuisvoorKlokkenluiders_Leroy_Pinas_DEFLeroy Pinas
 
Final scriptie tamarah collij publiek management
Final scriptie tamarah collij publiek managementFinal scriptie tamarah collij publiek management
Final scriptie tamarah collij publiek managementTwittercrisis
 
De multiculturele veiligheid van elk bedrijf en waar begin je met ‘veranderen’
De multiculturele veiligheid van elk bedrijf en waar begin je met ‘veranderen’De multiculturele veiligheid van elk bedrijf en waar begin je met ‘veranderen’
De multiculturele veiligheid van elk bedrijf en waar begin je met ‘veranderen’svennaessens1
 
Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers
Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemersVeilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers
Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemersOnno de Vries
 

Similar to BACproef_VosselmanJeffrey_CelPublicAffairsSecuritas_Met_Toegankelijkheidsformulier (7)

HuisvoorKlokkenluiders_Leroy_Pinas_DEF
HuisvoorKlokkenluiders_Leroy_Pinas_DEFHuisvoorKlokkenluiders_Leroy_Pinas_DEF
HuisvoorKlokkenluiders_Leroy_Pinas_DEF
 
Masterthesis
MasterthesisMasterthesis
Masterthesis
 
Final scriptie tamarah collij publiek management
Final scriptie tamarah collij publiek managementFinal scriptie tamarah collij publiek management
Final scriptie tamarah collij publiek management
 
De multiculturele veiligheid van elk bedrijf en waar begin je met ‘veranderen’
De multiculturele veiligheid van elk bedrijf en waar begin je met ‘veranderen’De multiculturele veiligheid van elk bedrijf en waar begin je met ‘veranderen’
De multiculturele veiligheid van elk bedrijf en waar begin je met ‘veranderen’
 
thesis
thesisthesis
thesis
 
Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers
Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemersVeilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers
Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers
 
Scriptie MCD
Scriptie MCDScriptie MCD
Scriptie MCD
 

BACproef_VosselmanJeffrey_CelPublicAffairsSecuritas_Met_Toegankelijkheidsformulier

  • 1. Vakgroep Strafrecht en criminologie De uitbreiding van het takenpakket van de private veiligheidssector: toekomstgezang of open baan voor privatisering ? Bachelorproef neergelegd tot het behalen van de graad van Bachelor in de Criminologische Wetenschappen door (01003211) Vosselman Jeffrey Academiejaar 2013- 2014 Naam en voornaam promotor: Cools Marc Naam en voornaam tweede lezer: Colman Charlotte Aantal woorden (excl. bijlagen): 7470 Trefwoorden (3): private veiligheid ; kerntakendebat ; privatisering STAGEPLAATS: Cel Public Affairs – Securitas Nv.
  • 2. Pagina | I Verklaring inzake toegankelijkheid van de bachelorproef criminologische wetenschappen Ondertekende, Vosselman Jeffrey (01003211) geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van het derde bachelorjaar criminologische wetenschappen, [de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past) om deze bachelorproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de bachelorproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: 1 juni 2014 Handtekening: ……………………………
  • 3. Pagina | II Voorwoord Voor u ligt de bachelorproef geschreven in het kader van het behalen van het bachelordiploma Criminologische Wetenschappen aan de Universiteit Gent. Deze opleiding heeft mij de unieke kans geboden om kennis en inzicht te verwerven over heel wat actuele thema’s. In navolging van mijn stageperiode bij Securitas nv. en het keuzevak ‘Private Veiligheids- en Politiestudies’ gedoceerd door Prof. Dr. Marc Cools heb ik besloten om deze bachelorproef te wijten aan een probleemvraagstuk uit de private veiligheidssector. De kennis en praktische ervaring die ik heb kunnen opdoen gedurende mijn stageperiode, zou er niet zijn zonder de goede begeleiding van Dhr. Chris Bombeke. Vooreerst had ik graag hem, maar ook alle andere leden van de Cel Public Affairs, willen bedanken voor de aangename samenwerking, de informatie en talloze nuttige tips om deze bachelorproef tot een goed einde te kunnen brengen. Mijn oprechte dank gaat ook uit naar de UGent-begeleider en promotor, Prof. Dr. Marc Cools, die mij met het nodige geduld van informatie heeft voorzien bij het schrijven van dit werkstuk. Tot slot had ik ook graag Mevr. Melanie Defruytier willen bedanken voor de goede begeleiding naar aanloop van de stageperiode en de bachelorproef. Op het thuisfront ben ik nog enkele dankbetuigingen schuldig. Vooreerst wil ik mij richten tot mijn ouders. Mama, papa, bedankt om al die jaren in mij te geloven dat ik het in me had om mijn bachelordiploma te behalen, voor de steun en toeverlaat gedurende de mindere perioden maar vooral om mij de kans te geven om deze hogere studies aan te wenden. Tenslotte wil ik nog mijn beste vriend, Dieter Grillet, bedanken voor de aanmoedigingen, de steun en de aangename afwisseling die ik nodig had tijdens deze studies.
  • 4. Pagina | III Inhoudsopgave Verklaring inzake toegankelijkheid van de bachelorproef criminologische wetenschappen..........I Voorwoord .............................................................................................................................................II Inhoudsopgave..................................................................................................................................... III 1. Inleiding.......................................................................................................................................... 1 2. Verkenning van het onderwerp ter discussie.............................................................................. 2 2.1. Inleiding................................................................................................................................... 2 2.2. Afbakening van het begrip ‘privatisering’............................................................................... 3 2.2.1. Privatisering in materiële en formele zin......................................................................... 3 2.2.2. Oorzaken van de private oriëntering ............................................................................... 4 2.3. Waar gaat het kerntakendebat over?........................................................................................ 5 2.3.1. Aanleiding tot het kerntakendebat................................................................................... 5 3. De wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van de private en bijzondere veiligheid.... 6 3.1. Historiek.................................................................................................................................. 6 3.2. Het wetgevend kader van de private veiligheidssector ........................................................... 6 3.2.1. Doelstelling ..................................................................................................................... 7 3.2.2. Organisatievormen .......................................................................................................... 7 3.2.3. Toepassingsgebied........................................................................................................... 7 4. Het kerntakendebat 2012-2013 .................................................................................................... 9 4.1. Inleiding................................................................................................................................... 9 4.2. De politie en haar opdracht...................................................................................................... 9 4.2.1. Een eerste kennismaking ................................................................................................. 9 4.2.2. Wat doet de politie?......................................................................................................... 9 4.3. De parlementaire hoorzitting over de overdracht van politiediensten................................... 10 4.3.1. Introductie ..................................................................................................................... 10 4.3.2. Inhoud van de parlementaire hoorzitting....................................................................... 11 4.3.3. Voor- en tegenargumenten voor de overdracht ............................................................. 11 4.3.4. Welke taken uitbesteden aan de private sector? ............................................................ 12 5. De wet van 13 januari 2014 betreffende de wijziging van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid .............................................................................. 14 6. Conclusie ...................................................................................................................................... 16 Bibliografie........................................................................................................................................... 18
  • 5. Pagina | 1 1. Inleiding Momenteel gaat de publieke veiligheidssector gebukt onder bepaalde niet-prioritaire taken. Wegens een gebrek aan budgettaire middelen kan het aanwerven van extra politiemensen niet behouden blijven. De overheid wordt met andere woorden geconfronteerd met de grenzen van diens financiële mogelijkheden. Teneinde de politiediensten zich op hun kerntaken kunnen concentreren, moeten er oplossingen worden aangeboord om hen van sommige taken te ontlasten. Tijdens de parlementaire hoorzittingen werd reeds aangehaald dat de private veiligheidssector actief wil deelnemen aan het kerntakendebat en een sterk vragende partij is voor de overheveling van sommige politietaken. Deze overheveling kent zowel voor- als tegenstanders. In deze bijdrage zal de klemtoon gelegd worden op één onderzoeksvraag: “In welke mate kan de overheveling van politietaken naar de private veiligheidssector ervaren worden als een privatisering van taken, die eerder publieke aangelegenheden waren, dan wel een ontlasting van een overbelast politieapparaat uitmaken?” Deze bijdrage beoogt het beantwoorden van de onderzoeksvraag bij wijze van een literatuurstudie. Allereerst wordt een beeld geschetst van wat moet verstaan worden onder de begrippen privatisering en het kerntakendebat. Eveneens worden de oorzaken van de private oriëntering van politietaken aangewend en wordt besproken welke de factoren zijn die aanleiding hebben gegeven tot het behandelen van het kerntakendebat. Vervolgens wordt ingegaan op het wetgevend kader van de private veiligheidssector, met name de wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van de private en bijzondere veiligheid. Het doel is meer inzicht te krijgen in het huidige takenpakket van de private veiligheidssector. Verder wordt ingegaan op het kerntakendebat en de parlementaire hoorzittingen die gehouden werden in 2012-2013 omtrent de (kern)opdrachten van de reguliere politie en de taken die in aanmerking komen voor een overheveling naar de private veiligheidssector. Tot slot volgt een korte bespreking van de wijziging van de wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van de private en bijzondere veiligheid als gevolg van de invoering van de wet van 13 januari 2014.
  • 6. Pagina | 2 2. Verkenning van het onderwerp ter discussie Bij wijze van aanvang van dit werkstuk is een goed begrip van het onderwerp ter discussie noodzakelijk. Allereerst volgt een bespreking van het begrip ‘privatisering’ en worden de oorzaken van de private oriëntering aangehaald. Vervolgens wordt het kerntakendebat en diens achtergrond behandeld. 2.1. Inleiding Iedere gemeenschap kent een behoefte aan overheidszorg. We kunnen opmerken dat reeds bij de eerste maatschappelijke vormen van samenleven aandacht wordt besteed aan het verzekeren van de veiligheid (De Jong, 2000). Deze veiligheid wordt bewerkstelligd door het opstellen, het naleven en het afdwingen van een aantal fundamentele regels. Sinds jaar en dag heeft de overheid de publieke veiligheid beschouwd als haar exclusieve taak. De instantie bij uitstek voor het waarborgen van die veiligheid is de politiedienst. Dit is echter niet verwonderlijk vermits de wijze waarop hieraan invulling wordt gegeven gepaard kan gaan met het gebruik van geweld (Blonk, 2000). In die zin is het handhaven van het ‘recht op veiligheid’ een essentiële basisopdracht, een kerntaak van de overheid. Naarmate de samenleving complexer wordt ten gevolge van maatschappelijke ontwikkelingen en het gevoel van onveiligheid bij de burgers toeneemt, zal het aantal taken die de overheid dient te vervullen, worden verruimd. De toename van criminaliteit zorgt immers voor een stijging in de behoefte aan meer veiligheid. Dit alles heeft ertoe geleid dat bij de overheid het besef gegroeid is dat zij niet langer alleen kan instaan voor de uitvoering van haar takenpakket (Van der Burght, 2011). Als gevolg van de onbegrensde maatschappelijke vraag naar veiligheid en de beperkte mogelijkheden van de overheid op het vlak van capaciteit, organisatie en taakverdeling wordt een spanningsveld waargenomen tussen het aanbod en de vraag naar politietaken (Ponsaers, Devroe, & Meert, 2006). Deze maatschappelijke ontwikkelingen hebben geleid tot een debat, het zogenaamde kerntakendebat. Het aantal taken dat de overheid moet vervullen, is groot, zelfs zo groot dat de vraag zich aandient of de overheid deze nog efficiënt kan uitvoeren. Een tekortschietende overheid roept welhaast vanzelf een privatiseringsproces op (Hoogenboom, 2000b). Als een overheidsorganisatie niet efficiënt genoeg functioneert, acht men slechts één middel probaat: privatisering (Kiepe, 2000). Het fenomeen van privatisering is zeker niet nieuw. Met de regelmaat van een klok laait het debat over de wenselijkheid van privatisering van de zorg voor veiligheid op (Piret, 2005). Maar wat houden privatisering en het kerntakendebat nu concreet in?
  • 7. Pagina | 3 2.2. Afbakening van het begrip ‘privatisering’ Algemeen kunnen we stellen dat twee ontwikkelingen privatisering in de hand werken: enerzijds een exponentiële groei van het aantal taken die de overheid dient te vervullen en de daarmee samenhangende regelgeving, anderzijds het gegeven dat de overheid steeds meer toezichts- en controle taken naar de private sector verschuift (Hoogenboom, 2000a). Volgens het Juridisch Woordenboek houdt het begrip privatisering een overheveling van overheidstaken naar de particuliere sector in (Lycaeus, 2001-2005). In het algemeen gaat het om de terugtrekking van de staat uit de productie van goederen en diensten (Veljanovski, 1987). Dit kan verschillende vormen aannemen. 2.2.1. Privatisering in materiële en formele zin We maken een onderscheid tussen twee vormen die in de privatiseringsdiscussie nog al eens door elkaar gebruikt worden: privatisering in materiële zin en in formele zin. Privatisering kan duiden op een vorm van het overlaten van de uitvoering van opdrachten aan het bedrijfsleven, maar ook op een vorm van opdrachtverlening onder regie van de overheid (Monsma, 2005). In beide gevallen wordt het fenomeen gekoppeld aan het begrip ‘overheidsverantwoordelijkheid’. Dit houdt in dat de overheid de verantwoordelijkheid zal dragen voor de correcte uitvoering van een welbepaalde opdracht. De meest verregaande vorm van privatisering is het afstoten van taken die door de overheid worden uitgevoerd. Hierbij wordt de overheidsverantwoordelijkheid voor de uitvoering verlaten en wordt deze overgedragen aan de uitvoerder in kwestie (de private markt). We spreken in dergelijke situaties van ‘privatisering in materiële zin’. Een tweede privatiseringsvorm noemen we de ‘privatisering in formele zin’. Het gaat hierbij niet langer om het afstoten van overheidstaken, maar om een wijziging in de uitvoering. In wezen zullen de overheidstaken nog steeds binnen het overheidsbestel uitgevoerd worden. Dit kan ingevuld worden op drie verschillende manieren: verzelfstandiging, uitbesteding en het overlaten van werkzaamheden aan maatschappelijke instellingen. Allereerst is er verzelfstandiging. Hierbij worden publieke taken ondergebracht in een zelfstandige organisatie (vb. een vennootschap) die deze taken tot uitvoering zal brengen op een grotere afstand van de overheid (Stellinga, 2012). Uitbesteding of outsourcing, houdt in dat de overheid de verantwoordelijkheid voor de publieke taak blijft dragen, maar dat ze zich zal beroepen op een private organisatie voor de uitvoering. Tot slot verwijzen we naar privatisering onder de vorm van het overlaten van werkzaamheden aan maatschappelijke instellingen. Hierbij zullen publieke taken door de overheid erkend worden als belangrijk, maar zullen zij ervan af zien de taken naar zich toe te trekken zolang maatschappelijk instellingen deze adequaat uitvoeren. Hierbij richten we ons voornamelijk tot non-profitorganisaties (Pheijffer, 2000).
  • 8. Pagina | 4 2.2.2. Oorzaken van de private oriëntering Voor het beantwoorden van de vraag “Waardoor is de privatiseringstendens op gang gebracht?” worden twee theoretische stromingen naar voor geschoven: de Junior Partner Theorie ontwikkeld door J. Kakalik en S. Wildhorn en de Loss Prevention Theorie ontwikkeld door C. Shearing en P. Stenning. Vanuit dit wetenschappelijk denken wordt een verklaring geboden voor de groei van de private veiligheidsindustrie (Boon, 1993). 2.2.2.1. De Junior Partner Theorie De Junior Partner Theorie – ook wel de vacuüm-theorie of de complementaire theorie genoemd - beschouwt de particuliere veiligheidsindustrie als een natuurlijk verlengstuk van het reguliere politiebestel. Zowel de publieke als de private politie beogen eenzelfde doel: het voorkomen en bestrijden van criminaliteit. De theorie stelt dat de groei van de private veiligheidsindustrie inherent veroorzaakt wordt door het (dis)functioneren van de politie of de notie ’de-politie-kan-het-niet-meer- aan’ (Boon, 1993). Factoren die hebben geleid tot een onafwendbare overbelasting van het politionele apparaat zijn ondermeer de toenemende angst- en onveiligheidsgevoelens, bezuinigingen en reorganisaties. Het gevolg is dat de politie voor de uitoefening van haar opdrachten prioriteiten zal stellen. Opdrachten die door de politie als niet-prioritair worden ingevuld, vormen een vacuüm of “gat in de markt” die door de particuliere veiligheidssector kan worden ingevuld. Deze theoretische stroming duldt het bestaan van een private politie naast de publieke politie. Waar de activiteiten van de overheid stoppen, beginnen deze van de private veiligheidszorg en omgekeerd. Beide actoren vullen elkaar als het ware aan en kunnen dan ook als complementair aan elkaar worden beschouwd. Door deze complementariteit vormt de private sector geen dreiging voor het functioneren van het reguliere politiebestel. Het is immers de taak van de overheid om uit te maken welke veiligheidsopdrachten door wie moeten worden uitgevoerd. In hoofdzaak zal de publieke politie zich richten tot het repressieve luik, terwijl de private veiligheidssector activiteiten gaat uitvoeren binnen het preventieve luik. Aanhangers van deze theorie kunnen voornamelijk georiënteerd worden binnen de private sector (Cools & Verbeiren, 2004). 2.2.2.2. De Loss Prevention Theorie De Loss Prevention theorie – ook wel de economische theorie genoemd – stelt dat de groei van de particuliere veiligheidsindustrie kan verklaard worden vanuit haar economische functie (Boon, 1993). Ondanks het verschil in uitgangspunt is de Loss Prevention theorie het niet volledig oneens met de ‘Junior Partner’-redenering.
  • 9. Pagina | 5 De economische theorie beschouwt de veiligheidszorg als een markt die onderhevig is aan vraag en aanbod. De primaire doelstelling van deze markt is winstmaximalisatie en/of schadebeperking. De preventiemarkt zal dan voornamelijk gericht zijn op het terugdringen van enig verlies (loss prevention). De theorie stelt dat er geen merkbare verschillen zijn in het takenpakket van de private en publieke politie, maar wel bij de opdrachtgever en diens doelstellingen. In die zin wordt de private politiezorg niet langer als een natuurlijk verlengstuk van het reguliere politiebestel beschouwd, maar als concurrentieel. De aanhangers van deze theorie zijn voornamelijk terug te vinden in de politiesector (Cools, 2004). 2.3. Waar gaat het kerntakendebat over? Zoals reeds vermeld onder 1.1. hebben maatschappelijke ontwikkelingen geleid tot een debat, het zogenaamde kerntakendebat, omtrent de spanning tussen het aanbod en de vraag naar politietaken. Vanuit het nieuwe bedrijfsmatige denken wordt geopteerd voor een concentratie op de ‘core business’ bij de politie. Volgens deze opvatting moet de politie die taken die beter door andere partijen kunnen worden uitgevoerd, overdragen (Van Calster, 2010). 2.3.1. Aanleiding tot het kerntakendebat De toename van criminaliteit, het verhoogd gevoel van onveiligheid bij de burgers maar zeker de besparingen binnen de organisatie van de politie leiden ertoe dat de politie overvraagd is in haar optreden. Het gevolg is dat de politie prioriteiten dient te stellen in het uitoefenen van haar opdrachten. Hierdoor komt de politietaak ter discussie te staan. Dit brengt ons tot het uiteindelijke kerntakendebat: welke taken moet de politie (niet) uitvoeren? De factoren die aanleiding hebben gegeven tot het aanwenden van het kerntakendebat zijn van allerhande aard. Een eerste factor is het gegeven dat het takenpakket van de politie na de installatie van de nieuwe politiestructuur enorm verruimd is. De politie dient zich vaak bezig te houden met taken die niet bij de politie thuishoren. Een mogelijke verklaring is de hoge verwachtingen van de burgers over de beschikbaarheid van de politie. Steeds meer taken komen bij de politie terecht omdat deze de enige dienst is die 24uur op 24uur bereikbaar is (Cools & Verbeiren, 2004). Menig zijn de mening toegedaan dat de politie zich enkel moet inlaten met die taken die alleen door de politieambtenaren ingevuld kunnen worden (Ponsaers et al., 2006). Een tweede factor die van invloed is geweest betreft de kostprijs van de publieke politie. Na de politiehervorming is deze zowat onbetaalbaar geworden (Ponsaers et al., 2006). Tenslotte heerst er de discussie over het geweldsmonopolie van de politie. Deze monopoliepositie kan in gedrang komen als anderen taken in de bestrijding van onveiligheid oppakken omwille van een ontoereikend optreden van de politie (Van der Vijver, Meershoek, & Slobber, 2002).
  • 10. Pagina | 6 3. De wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van de private en bijzondere veiligheid 3.1. Historiek Een kort overzicht van de ontstaansgeschiedenis van de private veiligheidszorg in België mag in deze uiteenzetting niet ontbreken. Gedurende een lange periode heeft ons land geen enkele regeling betreffende de private bewakingssector gekend (Cools, 2000). In het begin van de jaren ’30 komt hieraan een einde wanneer de toenmalige burgerlijke partijen de Wetten van 29 juli 1934 en 4 mei 1936 stemmen. Deze heeft tot doel elke private militie of organisatie van private personen, waarvan het oogmerk is geweld te gebruiken of het leger of de politie te vervangen te verbieden. Dit verbod heeft echter tot een uitzonderingsregeling voor de niet-politieke commerciële bewakingsondernemingen geleid. Zij mogen hun taken voortzetten mits ze op basis van een voorafgaande aanvraag bij de Minister van Binnenlandse Zaken de toestemming krijgen voor het uitoefenen van een private politiefunctie op de openbare weg. Aan deze afwijkingen worden weliswaar strenge voorwaarden gesteld (Cools & Verbeiren, 2004). Ondanks deze voorwaarden blijkt de wet op de private milities van 1934 onvoldoende te zijn om in te spelen op alle evoluties in de private beveiligings- en bewakingssector (Securitas Training, 2009a). Vanaf het begin van de jaren’80 merken we op dat de particuliere veiligheidssector, mede door haar groei en het gebrek aan een wettelijke basis om te kunnen reageren op de technische evoluties, via nieuwe wetgeving of een wijziging van bestaande wetgeving wordt geregeld (Boon, 1993). Dit alles dient beschouwd te worden binnen de maatschappelijke context van destijds. België wordt gedurende de jaren ’80 geterroriseerd door ondermeer de aanslagen van de Bende van Nijvel en de CCC. Dit heeft voor een stijging van het onveiligheidsgevoel bij burgers en binnen het bedrijfsleven gezorgd. Het gevolg van de daaropvolgende, moeizame regeringswerkzaamheden was de regularisatie van de private veiligheidssector via de heel strenge wet van 10 april 1990 (ook wel de Wet Tobback of de Bewakingswet genoemd). 3.2. Het wetgevend kader van de private veiligheidssector Op 10 april 1990 komt dan de Wet op de bewakingsondernemingen, interne bewakingsdiensten en beveiligingsondernemingen. Deze wet verschijnt op 29 mei 1990 in het Belgisch Staatsblad en werd van kracht op 29 mei 1991. Ongeveer één jaar later, op 19 juli 1991, volgt de wet tot regeling van het beroep van privé-detective, maar dit wordt in deze uiteenzetting buiten beschouwing gelaten (Securitas Training, 2009b). Na de wetswijziging in 2004 noemen we de eerstgenoemde wet ‘de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid’.
  • 11. Pagina | 7 Vandaag worden de ‘Bewakingswet’ en de ‘Detectivewet’ door een onoverzichtelijke verzameling aan Koninklijke Besluiten, Ministeriële Besluiten en Ministeriële Omzendbrieven door de actoren op het terrein beschouwd als een schoolvoorbeeld van ambtelijke regelneverij (Cools, 2000). 3.2.1. Doelstelling Bij de invoering van de wet van 10 april 1990 heeft de wetgever bepaalde doelstellingen vooropgesteld (Cools, 2004). Ten eerste wenst hij een verbetering van de kwaliteit van bewakings- en beveiligingsondernemingen en daaraan verbonden het personeel tewerkgesteld in de sector. Dit wordt vooral gerealiseerd door het verplicht stellen van een voorafgaande opleiding voor zowel het uitvoerend als het leidinggevend personeel. Ten tweede wordt het voorkomen van elke vorm van machtsoverschrijding of inmenging in de eigenlijke politietaken (cfr. Art. 227 Sw.) beoogd. Verder wordt een beperking van de overstapmogelijkheden van een regulier politiekorps of van bepaalde ambten naar een bewakings- of beveiligingsonderneming geopteerd. Daarnaast wil men een basis leggen voor een zo effectief mogelijk controle- en sanctiesysteem. Tenslotte streeft men naar een mogelijkheid om het inschakelen van bewakingsondernemingen door publiekrechtelijke rechtspersonen te limiteren1 . 3.2.2. Organisatievormen De wet van 10 april 1990 beslaat twee werkgebieden: enerzijds de private veiligheidssector en anderzijds de bijzondere veiligheidssector. Het eerstgenoemde werkgebied bestaat uit verschillende leveranciers van bewakings- of beveiligingsdiensten. De belangrijkste zijn de bewakingsondernemingen, de interne bewakingsdiensten, vrijwilligers, de beveiligingsondernemingen, de ondernemingen voor veiligheidsadvies en de opleidingsinstellingen. Het laatstgenoemde werkgebied is een buitenbeentje. Het gaat hier om de veiligheidsdiensten van openbare vervoersmaatschappijen. Zij behoren niet tot de private veiligheidssector, maar tot de bijzondere veiligheidssector. Ondanks dit vallen beiden onder dezelfde wetgeving als de leveranciers van de private veiligheid (Securitas Training, 2009a). 3.2.3. Toepassingsgebied Artikel 1 van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid geeft het toepassingsgebied weer van de wet. In dit artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen drie begrippen die vaak door elkaar gebruikt worden: de bewakingsonderneming, beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdienst. Deze driedeling geeft tevens het toepassingsgebied van de wet weer (Cools & Verbeiren, 2004). 1 Wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, B.S. 25 mei 1990.
  • 12. Pagina | 8 Het eerste paragraaf van artikel 1 van de wet omvat een definitie van wat we moeten verstaan onder een bewakingsonderneming, namelijk ‘elke rechtspersoon of natuurlijke persoon die een activiteit uitoefent bestaande in de blijvende of tijdelijke levering aan derden van diensten van 1° toezicht op en bescherming van roerende en onroerende goederen; 2° bescherming van personen; 3° toezicht op en bescherming bij het vervoer van waarden; 4° beheer van alarmcentrales; 5° toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van veiligheid op voor het publiek toegankelijke plaatsen; 6° verrichten van vaststellingen die uitsluitend betrekking hebben op de onmiddellijke waarneembare toestand van goederen die zich bevinden op het openbaar domein, in opdracht van de bevoegde overheid of van de houder van een overheidsconcessie; 7° begeleiding van groepen van personen met het oog op de verkeersveiligheid en 8° begeleiding van uitzonderlijke voertuigen met het oog op de verkeersveiligheid’ 2 . Deze definiëring omvat zowel een formeel als een materieel element. De levering van diensten van bewaking aan derden maakt het formele element uit, terwijl de beschrijving van de verschillende bewakingsactiviteiten het materieel element uitmaken. Het tweede paragraaf van artikel 1 van de wet beschrijft de interne bewakingsdienst. In de zin van de wet wordt “elke dienst die door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon ten eigen behoeve en op voor het publiek toegankelijke plaatsen georganiseerd wordt in de vorm onder §1, eerste lid, 5° of 3°, d) bedoelde activiteit, of, voor zover ze plaatsvindt op voor publiek toegankelijke plaatsen in de vorm van een in §1, eerste lid, 1°, 2°, 3°, a) of b), 4°, 6° tot 8° bedoelde activiteit” 3 als een interne bewakingsdienst beschouwd. Het derde paragraaf van artikel 1 van de wet beschrijft wat we onder beveiligingsondernemingen moeten verstaan, namelijk “elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een activiteit uitoefent bestaande in de blijvende of tijdelijke levering aan derden van diensten van conceptie, installatie, onderhoud of herstelling van alarmsystemen en alarmcentrales” 4 . 2 Art. 1 §1 Wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S. 25 mei 1990. 3 Art. 1 §2 Wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S. 25 mei 1990. 4 Art. 1 §3 Wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S. 25 mei 1990.
  • 13. Pagina | 9 4. Het kerntakendebat 2012-2013 4.1. Inleiding Sinds jaar en dag heeft de overheid de publieke veiligheid beschouwd als haar exclusieve taak. Het belangrijkste instituut voor het behoud van de veiligheid binnen de samenleving komt toe tot rekening van de politie. Het monopolie op de veiligheidszorg komt exclusief toe aan deze instelling (Blonk, 2000). De afgelopen decennia is bij de overheid het besef gegroeid dat zij deze taak niet langer alleen aankan (Van der Burght, 2011). Een toename in criminaliteitscijfers, een verhoogd gevoel van onveiligheid bij de burgers maar zeker ook de besparingen binnen de organisatie van de politie leiden ertoe dat de politie overvraagd is in haar optreden. Het rechtstreeks gevolg hiervan is dat de politie prioriteiten dient te stellen in het uitoefenen van haar opdrachten waardoor de politietaak ter discussie komt te staan. Dit brengt ons tot de uiteindelijke discussie: welke taken dient de politie uit te voeren? 4.2. De politie en haar opdracht 4.2.1. Een eerste kennismaking Het antwoord op de simpele vraag ‘Wat doet de politie?’ is niet eenduidig (Van Ryckeghem & Hendrickx, 2009/4). Door het uitgebreide karakter van de term veiligheidszorg zijn de grenzen van het politieoptreden niet altijd even helder af te bakenen. Niemand twijfelt aan de rol van de overheid bij het waarborgen van de veiligheid in de samenleving. Onduidelijk is echter, waar dit nu exact op neerkomt (Cools & Verbeiren, 2004). Vanuit een enge visie kunnen we stellen dat de taak van de politie nauwkeurig afgebakend wordt in diverse wetten en regels. Hiervoor dienen we in hoofdzaak te verwijzen naar de Wet op het Politieambt en de Wet op de Geïntegreerde Politie (Mares, Maart 2007). 4.2.2. Wat doet de politie? Artikel 1 van de WPA5 : “De politiediensten vervullen hun opdrachten onder het gezag en de verantwoordelijkheid van de overheden die daartoe door of krachtens de wet worden aangewezen. Bij het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie, waken de politiediensten over de naleving en dragen zij bij tot de bescherming van de individuele rechten en vrijheden, evenals tot de democratische ontwikkeling van de maatschappij. Om hun opdrachten te vervullen, gebruiken zij slechts dwangmiddelen onder de voorwaarden die door de wet worden bepaald.” De basistaak van de politie in onze samenleving wordt beschreven in het eerste artikel van de Wet op het Politieambt. Voor een goede totstandbrenging van deze taak beschikt de politie als enige instelling over het monopolie van geweld (Verhage, 2012). Men kan de Wet op het politieambt nooit bespreken 5 Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, B.S. 22 december 1992.
  • 14. Pagina | 10 zonder melding te maken van de Wet op de Geïntegreerde Politie (Cools & Verbeiren, 2004). De wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst heeft het politielandschap grondig hertekend en gestructureerd op twee verschillende doch complementaire niveaus: een federaal en een lokaal niveau (Mares, Maart 2007). Op het federale niveau verzekert de federale politie de supralokale en gespecialiseerde politiezorg over het gehele grondgebied van het Rijk. Deze rol is in de eerste plaats aanvullend vermits de principes van specialisatie en subsidiariteit in acht dienen te worden genomen. Bovendien verzorgt ze de ondersteuning van de lokale politiediensten (Van Ryckeghem & Hendrickx, 2009/4). Op het lokale niveau wordt de basispolitiezorg verzekert door de lokale politie. Deze vervult alle opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie die nodig zijn voor het beheren van lokale gebeurtenissen en fenomenen. Bovendien worden ook sommige politieopdrachten van federale aard vervuld. Eén van de doelstellingen die de wetgever voor ogen heeft gehad, is het verzekeren van een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking (Van Nuffel, 2009/4). Het K.B. van 17 september 20016 concretiseert de gemeenschapsgerichte politiezorg in 7 basisfunctionaliteiten: wijkwerking, onthaal, interventie, politionele slachtofferbejegening, lokale opsporing en lokaal onderzoek, handhaving van de openbare orde en verkeer (De Ruyver, 2009/4). De opdracht van de politie is geen statisch gegeven. Ze zal in grote mate bepaald worden door de noden en behoeften in veiligheid van de bevolking. Het zijn deze impulsen uit onze samenleving die de politie ‘sturen’ (Van der Vijver et al., 2002). 4.3. De parlementaire hoorzittingen over de overdracht van politiediensten 4.3.1. Introductie Op 23 mei 2012 heeft de Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt beslist om een reeks hoorzittingen te organiseren omtrent de overdracht van bepaalde politiediensten aan private bewakingsfirma’s. Het resultaat is het verslag van 16 oktober 2012 opgemaakt door de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers (Jadot, 2012). In navolging van deze hoorzittingen wordt alsook een hoorzitting georganiseerd omtrent de evaluatie van de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privédetective, maar dit wordt in deze uiteenzetting buiten beschouwing gehouden omdat hieraan nog geen gevolg gegeven is (Somers, 2013). 6 K.B. 17 september 2001 tot vaststelling van de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren, B.S, 12 oktober 2001.
  • 15. Pagina | 11 Het bieden van bescherming en het verzekeren van de veiligheid is en blijft één van de belangrijkste basistaken van de overheid. De overmatige bevraging en de accentuering van efficiëntie bij politiediensten hebben ertoe geleid dat het argument opduikt dat de bescherming geen exclusief monopolie meer is van de overheid alleen. Veiligheidszorg is immers een verantwoordelijkheid geworden van iedereen (Cools & Verbeiren, 2004). Ten einde deze taak met succes te vervullen zijn sommigen de mening toegedaan dat het uitbesteden van een aantal politietaken aan de bewakingssector de politie de gelegenheid gegeven heeft om de ‘gevallen gaten’ te dichten en zich te richten op haar kerntaken (Ponsaers et al., 2006). 4.3.2. Inhoud van de parlementaire hoorzitting De opdrachten waar de politiediensten tot dusver niet in slagen ze uit te voeren, worden opgenomen door de bewakingsondernemingen. Het is geenszins de bedoeling van de sector om de rol van de politie over te nemen. Ze wil als een aanvulling op het beleid fungeren. Het dreigend tekort bij de politie zorgt ervoor dat er dringend nood is aan een oplossing. De erkenning van de privébewaking als volwaardige speler in het veiligheidsbeleid kan ervoor zorgen dat de overheid door de ogen van de private firma’s naar een aantal problemen in de samenleving kan kijken. In onze huidige samenleving worden reeds tal van publieke taken voor rekening genomen door de private partners. Om uit te maken in welke mate een overheveling van publieke taken een voordeel kan leveren, zal men moeten nagaan welke van de drie korpsen het meest geschikt is voor het uitvoeren van een bepaalde taak: de reguliere politie (lokaal of federaal), de statuten (de gemeenschapswachten) of de private bewakingssector. De publieke taken kunnen op verschillende manieren naar de bewakingsondernemingen overgeheveld worden: hetzij via een beter invulling van de reeds bestaande taken in de wet van 10 april 1990; hetzij via een versoepeling van de restrictieve voorwaarden voor het vervullen van de reeds toegestane taken; hetzij via een aanvulling van taken in de wet van 10 april 1990. De kerngedachte hierbij is dat de private sector ter aanvulling dient van de publieke sector. Men mag echter niet uit het oog verliezen dat de overheid haar regisseursrol dient te behouden (Jadot, 2012). 4.3.3. Voor- en tegenargumenten voor de overdracht Welke argumenten kunnen aangehaald worden voor of tegen een eventuele overdracht van taken naar de private sector? Vooreerst zijn er de fervente voorstanders. Zij argumenteren dat een overdracht van taken ervoor kan zorgen dat de politie voor een stuk ontlast wordt in het uitvoeren van haar opdrachten. Op deze wijze wordt meer capaciteitsruimte vrijgemaakt binnen het korps die men kan
  • 16. Pagina | 12 aanwenden voor het uitvoeren van de kerntaken (De Kimpe, 2010). Een te groot takenpakket kan immers leiden tot het uitvoeren van de politiefunctie in de kantoren in plaats van het brengen van meer blauw op straat (Carlier, 2006). Een tweede voordeel kent een economische inslag. De voornaamste reden is de kostprijs. Zoals reeds aangehaald is, is het inzetten van politieambtenaren na de politiehervorming onbetaalbaar geworden. Bovendien gaat de private sector gepaard met een grote flexibiliteit. Private bewakingsagenten kunnen ingezet worden op momenten wanneer dit echt nodig is. Werken met statutair benoemde politiemedewerkers biedt daarentegen veel minder flexibiliteit (Mares, Maart 2007). Tot slot kent de aanwezigheid van private organisaties een preventieve werking. Zij fungeren immers als een tweede paar ogen en oren voor de politie (Van der Vijver et al., 2002). Een tweede groep bestaat uit tegenstanders. Zij stellen dat het overhevelen van politietaken evengoed nadelen kunnen inhouden. Volgens hen kan men zich vragen stellen bij de kwaliteit van het optreden en de scholing van de werknemers van de verschillende bewakingsfirma’s (Van der Vijver et al., 2002). Ook zou het afstaan van politietaken aan de private sector het toegeven van het faillissement en de onmacht van de politie betekenen (De Kimpe, 2010). Eenmaal taken toegekend worden aan de private bewakingssector kunnen deze niet meer teruggeëist worden vermits de overheid hierover niet langer de bevoegdheid heeft. Een laatste tegenargument is dat de aanwezigheid van verschillende veiligheidsactoren binnen het publieke domein ervoor kan zorgen dat een ‘grijze politie’ ontstaat waarin het niet langer duidelijk is wie wat doet (Van der Burght, 2011). 4.3.4. Welke taken uitbesteden aan de private sector? In het algemeen kan worden gesteld dat de politie vragende partij is om meer taken over te dragen aan de private partners. De sector kijkt daarbij niet naar de reactieve opdrachten maar vooral naar preventieve en administratief ondersteunende taken. Het komt er vooral op aan dat de bewakingsondernemingen bij een overdracht van bevoegdheden een degelijke opleiding voorzien zodat er geen ongewenst effect gecreëerd wordt. De private veiligheidssector kan op meerdere vlakken aanvullende en nieuwe taken uitvoeren. Dit kan gebeuren bij wijze van het bieden van ondersteuning aan de politiediensten bij het uitvoeren van taken, bij wijze van ontlasting van de politie via de overheveling van taken of bij wijze van het ontlasten van andere overheidsspelers op het vlak van veiligheid (Jadot, 2012). Over welke (oneigenlijke) taken gaat het hier dan? Ten eerste zijn er de administratieve taken. Het overmatig administratief werk wordt nog steeds aangeklaagd door de politieambtenaren. Ten tweede betreft het taken van openbare orde. De politie is van mening dat deze beter door andere diensten worden uitgevoerd. Enkele voorbeelden zijn bewakingsopdrachten van ambassades, toezicht bij grote evenementen, het innen van administratieve geldboetes en dergelijke. Tenslotte betreft het taken van
  • 17. Pagina | 13 de bijzondere inspectiediensten. Hierbij heeft de politie vaak de opdracht feiten op te nemen, bijvoorbeeld het opstellen van een proces-verbaal bij milieuovertredingen (De Kimpe, 2010).
  • 18. Pagina | 14 5. De wet van 13 januari 2014 betreffende de wijziging van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid De wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van de private en bijzondere veiligheid wordt gewijzigd door de wet van 13 januari 2014. Door deze bijsturing krijgen interne bewakingsdiensten meer bewegingsvrijheid, krijgen private bewakingsondernemingen meer bevoegdheden en is er een aanscherping van de vergunningsvoorwaarden. De wijziging is er gekomen zodat de politiediensten de tijd krijgen om zich op de kerntaken te concentreren. Vanaf 2 februari 2014 treedt de nieuwe wet in werking (Lemmens, 2014). Maar wat houdt deze nu concreet in? In artikel 2 wordt het toepassingsgebied van de interne bewakingsdiensten uitgebreid. Vanaf nu mag de interne bewakingsdienst de bewaking op sites in beheer van eenzelfde onderneming verzorgen. Het is niet meer nodig om hiervoor een bewakingsonderneming in te schakelen. De wet voorziet in de mogelijkheid voor de interne bewakingsdienst om zijn diensten aan derden aan te bieden. Ook het vervoer van cash geld naar particulieren wordt aangepakt. Voortaan is een beveiligd waardentransport, met bewakingsdienst, verplicht indien het bedrag boven 3.000 euro gaat. Het transport van cash geld van en naar een klant, die en bedrijf of handelaar is, dient voortaan altijd te gebeuren door een beveiligd waardentransport. Tenslotte heeft artikel 2 ook betrekking tot de bewaking in dancings. De burgemeester kan in de toekomst het minimumaantal personen van een bewakingsdienst in een dancing op het grondgebied van zijn gemeente bepalen. Tevens komt er een ontmoedigingsbeleid om de dancings te doen investeren in illegale bewaking. Krachtens artikel 3 wordt het verwerken van meldingen door alarmcentrales gewijzigd. Momenteel wordt bevoegdheid van private bewakingsondernemingen met een vergunning voor het beheer van alarmcentrales beperkt tot de opvolging van signalen. De wet van 13 januari 2014 voorziet echter in de mogelijkheid dat alarmcentrales ook andere alarmen (zoals noodoproepen uit liften) kunnen beheren. Verder verdwijnt het hybride stelsel van betalend parkeren op 1 januari 2015. Deze uitzonderingsregel, in het leven geroepen in 2004, voorziet in de mogelijkheid dat parkeerbedrijven met eigen personeel de activiteit ‘betalend parkeren’ kan uitoefenen. Deze uitzonderingsregel is echter overbodig geworden vermits het parkeertoezicht vrijwel uitsluitend door gemeentepersoneel, gemeenschapswachten of bewakingspersoneel uitgeoefend wordt. We zien alsook een aanscherping van de vergunningsvoorwaarden. Private bewakingsondernemingen die fiscale of sociale schulden hebben zullen voortaan geen nieuwe vergunning meer krijgen. De wetgever beoogt met de invoering artikel 5 fraudeleuze ondernemingen uit de sector te weren.
  • 19. Pagina | 15 Het is in hoofdzaak artikel 10 van de desbetreffende wet die verwijst naar het eerder aangehaalde kerntakendebat. De wetswijziging heeft ervoor gezorgd dat de private bewakingsondernemingen voortaan over bevoegdheden beschikken inzake de bewaking op industrieterreinen, overheidsevenementen en in luchthavens en stations. Opdrachten die uitgevoerd worden door bewakingsondernemingen in industriezones waren voorheen beperkt tot het bewaken van individuele bedrijven in de industriezones. Voortaan kunnen deze opdrachten uitgevoerd worden binnen de volledige industriezone indien hiervan een vermelding is gemaakt in het politiereglement. De strikte voorwaarden die gepaard gaan met het optreden van bewakingsondernemingen in publiek toegankelijke plaatsen verdwijnen. Op basis van de nieuw wet kunnen ze optreden in de infrastructuur van openbare vervoersmaatschappijen of luchthavens. Voortaan zijn ook systematische controles mogelijk in luchthavens, havens en stations. Er kan eveneens beroep gedaan worden op private bewakingsondernemingen indien de overheid culturele, folkloristische of sportieve evenementen organiseert. Hetzelfde geldt voor evenementen van commerciële aard, zoals kerstmarkten, braderieën en rommelmarkten. Tot slot wordt ook de onderaanneming met deze nieuwe wet gereglementeerd. Om schijnzelfstandigheid te bestrijden, voert de wetgever strikte regels in. Slechts wanneer zowel de hoofdaannemer als de onderaannemer vergund zijn voor het uitoefenen van de activiteiten of wanneer een schriftelijke overeenkomst tussen hoofdaannemer en de opdrachtgever bereikt wordt met daarop de naam, de contactgegevens, de periode, de tijdstippen en de plaatsen van de activiteiten kunnen bewakingsopdrachten aan een andere onderneming worden uitbesteed (Cools, 2014).
  • 20. Pagina | 16 6. Conclusie Privatisering, hetzij in materiële zin (via het afstoten van taken) hetzij in formele zin (via het uitbesteden van taken), zit duidelijk in de lift. We zien echter dat er een groot onderscheid bestaat tussen beide vormen van privatisering. In het eerste geval zal de overheid afzien van haar overheidsverantwoordelijkheid bij de uitvoering van politietaken door ze af te stoten naar de private markt. In het tweede geval zal de overheid haar eindverantwoordelijkheid behouden maar wordt de uitvoering van politietaken uitbesteed. Bij wijze van conclusie kunnen we stellen dat het optreden van de overheid en meer bepaald het optreden van de politiediensten overvraagd is. Maatschappelijke ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat het waarborgen van bescherming en veiligheid in de samenleving geen exclusieve taak meer is van de overheid. Het aantal taken dat de overheid moet vervullen, is groot, zelfs zo groot dat de vraag zich aandient of de overheid deze nog efficiënt kan uitvoeren. Ten einde deze taken met succes te vervullen zijn sommigen de mening toegedaan dat de private bewakingssector kan fungeren als een aanvulling op de reguliere politie. Vanuit de Junior Partner Theorie wordt de bewakingssector voorgesteld als een mogelijkheid tot ontlasting van de overvraagde politiediensten. Bovendien vormt de private veiligheidssector geen concurrentie voor de publieke politie aangezien beide partijen overtuigd zijn van een geweldsmonopolie dat bij de overheid ligt. In hoofdzaak zal de publieke politie zich richten tot het repressieve luik, terwijl de private veiligheidssector activiteiten gaat uitvoeren binnen het preventieve luik. Iedere medaille heeft echter een keerzijde. Tegenstanders van een uitbreiding van het takenpakket van de private veiligheidssector wijzen erop dat het afstaan van politietaken aan de private sector het toegeven van het disfunctioneren van het politiebestel betekent. Zij wijzen er alsook op dat overgehevelde taken niet meer teruggeëist kunnen worden eenmaal ze toegewezen zijn. Bovendien zou een uitbreiding aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van een grijze politie waarin het niet langer duidelijk is wie wat doet. Het primaire uitgangspunt van het kerntakendebat was het komen tot een lijst van taken die afgestoten kunnen worden om zo het politiële takenpakket te ontlasten. De mythe van het kerntakendebat bestaat erin dat deze ooit ten einde zal lopen. De werkelijkheid is slechts een illusie. Inhoudelijk levert het debat geen duidelijk antwoord wat de ‘kern’ van het politiewerk is (Terpstra, Van Stokkom, & Moor, 2010). De opdracht van de politie is immers geen statisch gegeven. Ze zal in grote mate bepaald worden door de noden en behoeften in veiligheid van de bevolking. We leven immers in een dynamische samenleving waar opvattingen over wat kan en wat niet kan verschillen (Ponsaers et al.,
  • 21. Pagina | 17 2006). Het kerntakendebat stelt zich met andere woorden op als een pokerspel met als spelers de verschillende actoren van het veiligheidslandschap en het monopolie van geweld als inzet. Het komt er vervolgens op neer dat men taak per taak nagaat welke de beste oplossing is, het afstoten van taken of uitbesteding. Sommige politietaken kunnen immers even goed uitgevoerd worden door bewakingsondernemingen als door politiediensten. Andere taken lenen moeilijker tot een volledige overname waardoor geopteerd dient te worden voor privatisering in formele zin. Door middel van een uitbreiding van het takenpakket van de private veiligheidssector zou de politie zich meer kunnen concentreren op haar kerntaken. Dit zal niet alleen de efficiëntie en effectiviteit van de politie ten goede komen, maar ook het professionalisme van het beroep en de private sector.
  • 22. Pagina | 18 Bibliografie Blonk, G. (2000). De link in veiligheidszorg: Beginselen van veiligheids- en recherchemanagement. 's Gravenhage: Elsevier bedrijfsinformatie. Boon, K. (1993). De gespecialiseerde private opsporing: een tip van de sluier opgelicht. Brussel: Politeia. Carlier, F. (2006). Het afstoten van politietaken: een middel om het hoofd boven water te houden of een handige manier om de gemeenschapspolitiezorg in de kiem te smoren? Orde van de dag(33), 39-43. Cools, M. (2000). Privatisering van toezicht en opsporing beschouwd door een Belgische bril. In A. B. Hoogenboom, R. N. J. Kamerling, J. G. Kuijl, M. Pheijffer & C. D. Schaap (Eds.), Forensische studies Deel I. Privatisering van toezicht en opsporing (pp. 63-74). Lelystad: Koninklijke Vermande. Cools, M. (2004). De privatisering van de politiefunctie: complement of bedreiging? In T. Balthazar (Ed.), Het strafrechtssysteem in de laatmoderniteit. Update in de criminologie 2 (pp. 71-100). Mechelen: Kluwer. Cools, M. (2014). Private veiligheid in België: een parlementair en regeringsinitiatief ter voorbereiding van een nieuw wettelijk kader. In L. Pauwels & G. Vermeulen (Eds.), Actuele ontwikkelingen inzake EU, justitiebeleid, cannabisbeleid, misdaad en straf, jongeren en jeugdzorg, internationale vrede, veiligheid en gerechtigheid, gewelddadig extremisme & private veiligheid en zelfregulering (pp. 394-415). Antwerpen: Maklu. Cools, M., & Verbeiren, K. (2004). Politie en Privébewaking Samen sterk. Brussel: Uitgeverij Politeia nv. De Jong, A. N. J. (2000). Publiek-private relatie: wordt de klant ooit nog koning? In A. B. Hoogenboom, R. N. J. Kamerling, J. G. Kuijl, M. Pheijffer & C. D. Schaap (Eds.), Forensische studies Deel I. Privatisering van toezicht en opsporing (pp. 31-36). Lelystad: Koninklijke Vermande. De Kimpe, S. (2010). De Belgische politie: nood aan rolafbakening. In B. Van Stokkom, J. Terpstra & L. G. Moor (Eds.), De politie en haar opdracht: de kerntakendiscussie voorbij (pp. 51-80). Apeldoorn/Antwerpen: Maklu. De Ruyver, B. (2009/4). De basisfunctionaliteiten van de lokale politie doorgelicht. In I. Verwee, E. Hendrickx & F. Vlek (Eds.), Wat doet de politie? (Vol. 13, pp. 67-86). Antwerpen/Apeldoorn/Portland: Maklu.
  • 23. Pagina | 19 Hoogenboom, A. B. (2000a). Een gesloten, geblindeerd universum. Naar een herdefiniëring van toezicht, controle en opsporing In A. B. Hoogenboom, R. N. J. Kamerling, J. G. Kuijl, M. Pheijffer & C. D. Schaap (Eds.), Forensische studies Deel I. Privatisering van toezicht en opsporing (pp. 11-30). Lelystad: Koninklijke Vermande. Hoogenboom, A. B. (2000b). Privatisering van toezicht en opsporing. Lelystad: Koninklijke Vermande. Jadot, E. (2012). Hoorzittingen over de overdracht van bepaalde politiediensten aan private bewakingsfirma's. Brussel, Kamer van Volksvertegenwoordigers, DOC 53 2446/001, 73p. K.B. 17 september 2001 tot vaststelling van de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren, B.S., 12 oktober 2001. Kiepe, E. F. (2000). Privatisering van toezicht, controle en opsporing. Een reflectie. In A. B. Hoogenboom, R. N. J. Kamerling, J. G. Kuijl, M. Pheijffer & C. D. Schaap (Eds.), Forensische studies Deel I. Privatisering van toezicht en opsporing (pp. 121-127). Lelystad: Koninklijke Vermande. Lemmens, L. (2014). Private bewakingssector: meer bevoegdheden, strengere vergunningsvoorwarden, scherpere controle (pp. 4): Wolters Kluwer Belgium. Lycaeus. (2001-2005). Juridisch Woordenboek. Retrieved 27 mei, 2014, from http://www.juridischwoordenboek.be/ Mares, L. (Maart 2007). Het kerntakendebat. Private Veiligheid(32), 25-33. Monsma, J. A. (2005). Privatisering van veiligheid: een begaanbare weg? In L. C. Winkel, J. J. M. Jansen, H. O. Kerkmeester, R. J. P. Kottenhagen & V. Mul (Eds.), Privatisering van veiligheid: privatisation of Security (pp. 129). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Pheijffer, M. (2000). Rechtshandhaving: spel zonder grenzen? In A. B. Hoogenboom, R. N. J. Kamerling, J. G. Kuijl, M. Pheijffer & C. D. Schaap (Eds.), Forensische studies Deel I. Privatisering van toezicht en opsporing (pp. 83-100). Lelystad: Koninklijke Vermande. Piret, J. M. (2005). Privatisering van veiligheid: ideologische en rechtsstatelijke aspecten. In L. C. Winkel, J. J. M. Jansen, H. O. Kerkmeester, R. J. P. Kottenhagen & V. Mul (Eds.), Privatisering van veiligheid : privatisation of Security (pp. 39-40). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Ponsaers, P., Devroe, E., & Meert, D. (2006). Kiezen voor een democratische politie. Wat is dat? Orde van de dag(33), 7-15. Securitas Training. (2009a). Algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent BLOK 1 (Ongepubliceerd werk). Securitas nv. Brussel.
  • 24. Pagina | 20 Securitas Training. (2009b). Algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent BLOK 2 (Ongepubliceerd werk). Securitas nv. Brussel. Somers, B. (2013). Hoorzitting over de evaluatie van de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privédetective. Brussel, Kamer van Volksvertegenwoordigers, DOC 53 2711/001, 44p. Stellinga, B. (2012). Dertig jaar privatisering, verzelfstandiging en marktwerking. Amsterdam: Amsterdam University Press. Terpstra, J., Van Stokkom, B., & Moor, L. G. (2010). Inleiding: de opdracht van de politie. In B. Van Stokkom, J. Terpstra & L. G. Moor (Eds.), De politie en haar opdracht: de kerntakendiscussie voorbij (pp. 7-24). Apeldoorn/Antwerpen: Maklu. Van Calster, P. (2010). Veiligheidszorg is geen koekjesfabriek: het prestatiemanagement voorbij. In B. Van Stokkom, J. Terpstra & L. G. Moor (Eds.), De politie en haar opdracht: de kerntakendiscussie voorbij (pp. 81-82). Apeldoorn/Antwerpen: Maklu. Van der Burght, S. (2011). Publiek-private samenwerking in veiligheid: niet meer dan een nuanceverschil Handboek Politiediensten (Vol. 99, pp. 233-266). Van der Vijver, C. D., Meershoek, A. J., & Slobber, D. F. (2002). Kerntaken van de politie: een inventaris van heersende opvattingen. Zeist: Kerckebosch. Van Nuffel, D. (2009/4). De ondraaglijke lichtheid van basisfunctionaliteiten? Over begripsverwarring en meetproblemen in Belgisch politieland. In I. Verwee, E. Hendrickx & F. Vlek (Eds.), Wat doet de politie? (Vol. 13, pp. 104-130). Antwerpen/Apeldoorn/Portland: Maklu. Van Ryckeghem, D., & Hendrickx, E. (2009/4). Wat doet de politie? In I. Verwee, E. Hendrickx & F. Vlek (Eds.), Wat doet de politie? (Vol. 13, pp. 87-104). Antwerpen/Apeldoorn/Portland: Maklu. Veljanovski, C. G. (1987). Selling the state: privatisation in Britain. London: Weidenfeld and Nicolson. Verhage, A. (2012). Toezicht en controle op politie. In G. Vermeulen & L. Pauwels (Eds.), Update in de criminologie VI: actuele ontwikkelingen inzake EU-strafrecht, veiligheid & preventie, politie, strafprocedure, prostitutie en mensenhandel, drugsbeleid en penologie (Vol. 6, pp. 130-142). Antwerpen, België ; Apeldoorn, Nederland: Maklu. Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, B.S., 22 december 1992. Wet van 10 april 1990 betreffende de regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S., 25 mei 1990.
  • 25. Pagina | 21 Wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, B.S., 25 mei 1990.